Voorgesteld 29 juni 2022
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het wetsvoorstel inzake bestuurlijk handhavingsinstrumentarium onderwijs de bevoegdheid geeft om een aanwijzing te geven indien er sprake is van wanbeheer door het in strijd handelen met de burgerschapsopdracht, wat leidt of dreigt te leiden tot aantasting van een of meer basiswaarden van de democratische rechtsstaat;
constaterende dat op deze grond ook een spoedaanwijzing gegeven kan worden indien er sprake is van een wezenlijk vermoeden van wanbeheer;
overwegende dat de burgerschapsopdracht en de invloed daarvan op het overbrengen van democratische basiswaarden begrippen van zeer groot belang zijn, maar dat deze in de praktijk ook omgeven kunnen zijn met onduidelijkheid of een verschil van interpretatie;
van mening dat het van belang is dat de onderwijsinspectie onafhankelijk toetst, maar dat hierin wel richting nodig is met betrekking tot de vraag waarop moet worden getoetst;
verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is om het begrip basiswaarden van de democratische rechtsstaat in relatie tot de burgerschapsopdracht van een meer praktisch kader te voorzien in relatie tot de bevoegdheden in deze wet, teneinde meer duidelijkheid te verschaffen voor onderwijsinstellingen en de onderwijsinspectie, en dit te laten neerslaan in de onderzoekskaders van de onderwijsinspectie;
verzoekt de regering tevens te bezien of de onderzoekskaders van de onderwijsinspectie in bredere zin specificatie behoeven naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Baarle