Ontvangen 10 februari 2022
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt in het voorgestelde artikel 557, eerste lid, na «de officier van justitie, » ingevoegd «na een daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris, ».
Dit amendement regelt dat bij de inzet van de bevoegdheid uit artikel 557 ook voor de periode van drie dagen een machtiging van de rechter-commissaris nodig is.
De bevoegdheid die artikel 557 in het leven roept, maakt forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. De overheid krijgt toegang tot vele persoonlijke gegevens. Die zullen niet alleen betrekking hebben op het leven van verdachte, maar ook de levens van derden waarmee de verdachte communiceert. Dergelijke inbreuken op de privacy rechtvaardigen een stevige toets bij de inzet van deze bevoegdheden. Naar de mening van indiener wordt daar in dit geval het beste in voorzien door altijd toestemming van de rechter-commissaris te vereisen. Verschillende organisaties, zoals de Nederlandse Orde van Advocaten en Bits of Freedom, hebben zich in de consultatiefase ook op dit standpunt gesteld.
Dit amendement strekt er tevens toe buiten twijfel te stellen dat de bevoegdheid die met artikel 557 in het leven wordt geroepen niet in strijd is met de voorgestelde wijziging van artikel 13 van de Grondwet die een stevigere bescherming van het communicatiegeheim biedt en naar verwachting gedurende de looptijd van onderhavig wetsvoorstel in werking zal treden.1
Sneller