Ontvangen 8 maart 2022
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt na onderdeel L een onderdeel ingevoegd, luidende:
La
Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien een politieke partij van een gever, zijnde een stichting of vereniging die niet is aangewezen als neveninstelling, in een kalenderjaar een geldelijke bijdrage van in totaal meer dan € 1.000 of een bijdrage in natura met een waarde van in totaal meer dan € 1.000 ontvangt, verlangt zij van de stichting of vereniging ten aanzien van de door die stichting of vereniging in dat kalenderjaar van een gever ontvangen bijdragen van in totaal meer dan € 1.000 tevens een overzicht van de gegevens, genoemd in artikel 21, eerste lid, onder a tot en met c.
2. Bij gebreke van een overzicht als bedoeld in het eerste lid maakt de politieke partij het gedeelte van de geldelijke bijdrage of de bijdrage van natura dat het bedrag van € 1.000 te boven gaat, over op de daartoe aangewezen rekening van Onze Minister, dan wel vernietigt zij de bijdrage in natura.
3. Een op grond van het tweede lid overgemaakte bijdrage komt toe aan de Staat.
II
Artikel I, onderdeel O, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel 1 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. Onder vervanging van «, en» aan het slot van onderdeel d (nieuw) door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e (nieuw) door «, en», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. voor zover van toepassing, een overzicht van de in artikel 21a, eerste lid, bedoelde bijdragen die de partij in dat kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij het overzicht dat op grond van dat lid van de gever is ontvangen.
2. In het met onderdeel 3 voorgestelde vierde lid wordt «tot en met d» vervangen door «tot en met e».
3. In het met onderdeel 3 voorgestelde vijfde lid wordt «onder b en c» vervangen door «onder b, c en f».
III
In artikel I, onderdeel aOa, wordt in het voorgestelde artikel 25a, tweede lid, na «geregistreerd,» ingevoegd «alsmede, voor zover van toepassing, die op grond van artikel 21a, eerste lid, zijn verkregen,».
IV
Artikel I, onderdeel P, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel 1 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c (nieuw) door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. voor zover van toepassing, de in artikel 21a, eerste lid, bedoelde bijdragen die de partij in een kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij het overzicht dat op grond van dat lid van de gever is ontvangen.
2. In het met onderdeel 2 voorgestelde derde lid wordt «onder a en b» vervangen door «onder a, b en d».
V
In artikel I, onderdeel Pa, wordt het voorgestelde artikel 28a als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. voor zover van toepassing, de in artikel 21a, eerste lid, bedoelde bijdragen die de partij in een kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij het overzicht dat op grond van dat lid van de gever is ontvangen.
2. In het derde lid wordt «onder a en b» vervangen door «onder a, b en d».
VI
In artikel I, onderdeel Q, onderdeel 1, wordt «de artikelen 23 en 23a» vervangen door «de artikelen 21a, 23 en 23a».
VII
In artikel I, onderdeel Qa, wordt in het voorgestelde artikel 29a na «de artikelen 21,» ingevoegd «21a,».
VIII
In artikel I, onderdeel R, wordt in het voorgestelde artikel 30, eerste lid, na «de artikelen 21,» ingevoegd «21a,».
IX
In artikel I, onderdeel S, wordt na «eerste lid,» ingevoegd «wordt na «de artikelen 21,» ingevoegd «21a,» en».
X
In artikel I, onderdeel T, onderdeel 1, wordt na «de artikelen» ingevoegd «21a,».
XI
In artikel I, onderdeel V, wordt in de vervangende tekst na «21,» ingevoegd «21a,».
XII
In artikel I, onderdeel W, wordt in de vervangende tekst wordt na «21, eerste en derde lid,» ingevoegd «21a,».
Er zijn stichtingen en verenigingen die geldelijke bijdragen en bijdragen in natura doen aan politieke partijen, neveninstellingen en kandidaten. Het wetsvoorstel regelt al dat van gevers die geen natuurlijke persoon zijn, waaronder dus ook stichtingen en verenigingen, bekend moet zijn wie daarvan de uiteindelijke belanghebbenden zijn. In het kader van de transparantie is dat echter onvoldoende. Onduidelijk blijft dan immers hoe de stichting of vereniging het geld heeft verworven. Daarom regelt dit amendement daar bovenop dat ook transparant moet zijn hoe die stichtingen en verenigingen zelf aan hun geld komen. Politieke partijen, neveninstellingen en kandidaten die geld van stichtingen of verenigingen ontvangen, moeten die stichtingen of verenigingen, als het ontvangen bedrag in totaal meer dan 1.000 euro bedraagt, vragen om de naam en het adres van de gever, de hoogte van het bedrag of de waarde van de bijdrage, en de datum van de bijdrage. Het gaat daarbij om een totaal bedrag per jaar. Aangesloten wordt bij de met het andere amendement van indiener voorgestelde drempel van openbaarmaking, om giften van boven de 1.000 euro per jaar openbaar te maken. Op deze wijze wordt voorkomen dat door middel van bijvoorbeeld stichtingen of verenigingen die voorgestelde regel van transparantie wordt omzeild.
Ellian