Ontvangen 26 januari 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt een aanhef ingevoegd, luidende: Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:.
2. Na de aanhef (nieuw) wordt de aanduiding «A» ingevoegd.
3. In onderdeel A (nieuw) vervalt in de aanhef «van het Wetboek van Strafrecht».
4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Na artikel 304 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De in de artikelen 300–303 bepaalde gevangenisstraffen bedragen ten minste vijf jaren indien het misdrijf is begaan tegen een ambtenaar van politie, een medewerker van brandweer of ambulance of een buitengewoon opsporingsambtenaar in de uitoefening van zijn publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid of tegen een andere persoon die in dat kader een publieke taak uitoefent.
Met dit amendement wil indiener voorkomen dat het taakstrafverbod, zoals onderhavig wetsvoorstel regelt, in de praktijk zal worden omzeild door een gevangenisstraf op te leggen die niet hoger zal zijn dan de duur van een eventueel voorarrest van de betreffende verdachte, met als resultaat dat er van de opgelegde gevangenisstraf na aftrek van de in voorarrest gebrachte tijd, per saldo geen gevangenisstraf meer resteert.
Dat zou betekenen dat de minimumstraf ten minste 112 dagen zou moeten bedragen, aangezien de totale duur van het voorarrest maximaal 111 dagen bedraagt.
Indiener is echter van mening dat de in het wetsvoorstel genoemde misdrijven een gevangenisstraf van minimaal vijf jaar rechtvaardigen. Deze vijf jaar dienen dan ook bij de hierboven genoemde 112 dagen te worden opgeteld.
Helder