Ontvangen 25 januari 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt een aanhef ingevoegd, luidende: Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:.
2. Na de aanhef (nieuw) wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
A
Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» ingevoegd.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid kan ingeval van toepassing van artikel 22b, eerste lid, onder c, de rechter in het vonnis niet bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
3. Na onderdeel A (nieuw) wordt de aanduiding «B» ingevoegd.
4. In onderdeel B (nieuw) vervalt in de aanhef «van het Wetboek van Strafrecht».
Het wetsvoorstel strekt ertoe het huidige taakstrafverbod voor geweld- en zedenmisdrijven uit te breiden naar elke vorm van geweld tegen personen in de uitoefening van een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid. Het betreft dus politiemensen, de brandweer, ambulancepersoneel, buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) en andere personen met een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid.
De grondslag van het wetsvoorstel is gelegen in het oordeel dat elke vorm van fysiek geweld tegen personen met een publieke taak dusdanig ernstig en laakbaar is, dat een afdoening met een taakstraf niet passend is. Dit geldt ook in situaties waarin het geweld niet tot (ernstig) letsel heeft geleid en er geen sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de functionaris.
In dat licht is het ook niet passend dat bij een veroordeling voor de in het wetsvoorstel genoemde misdrijven artikel 9a Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, ofwel een veroordeling zonder strafoplegging. Met dit amendement wordt deze mogelijkheid uitgesloten.
Helder