Voorgesteld 13 oktober 2020
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veruit de meeste mensen die in verzet zijn gegaan tegen de aan hen opgelegde «coronaboete» zonder advocaat voor de kantonrechter staan, waardoor juridische verweren onbesproken blijven,
overwegende dat iedereen binnen onze democratische rechtsstaat, ook als financiële middelen tekortschieten, recht heeft op toegang tot de rechter en daarbij adequate rechtsbijstand onmisbaar is,
constaterende dat mensen, die zelf geen advocaat kunnen betalen, in kantonstrafzaken in eerste aanleg geen tegemoetkoming ontvangen voor juridische bijstand, behalve als de Raad voor Rechtsbijstand daarin onder voorwaarden een uitzondering maakt,
verzoekt de regering, om met de Raad voor Rechtsbijstand in gesprek te gaan en te bewerkstelligen dat mensen die in verzet gaan tegen de coronaboete, actief op de mogelijkheid worden gewezen dat zij onder voorwaarden tóch in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming in de kosten voor juridische bijstand in kantonstrafzaken in eerste aanleg indien zij dit niet zelf kunnen betalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Kooten-Arissen