Ontvangen 8 oktober 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel VIIA wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na de artikelaanduiding ingevoegd «boetes en».
2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Geldboetes, opgelegd voor overtreding van artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het een overtreding betreft in verband met maatregelen genomen ter bestrijding van de epidemie van covid-19, of een directe dreiging daarvan, worden, voor zover zij een bedrag van vijfennegentig euro overstijgen, geacht voor het meerdere daarvan onverschuldigd betaald te zijn.
Dit amendement regelt dat coronaboetes die een bedrag van € 95 overstijgen, voor het deel waarmee zij dat bedrag overstijgen, als onverschuldigd betaald beschouwd worden. De betaler heeft dus recht heeft op teruggave van het teveel betaalde. Net als bij de aantekeningen in de justitiële documentatie wenst de indiener dat hierbij terugwerkende kracht wordt toegepast. Anders zou ook een ongelijke straf ontstaan voor precies dezelfde strafbare feiten voor en na de inwerkingtreding van deze wet. De indiener wijst er hierbij ook op dat het schrappen van de aantekeningen in de justitiële documentatie volgens de regering absoluut onmogelijk zou zijn, maar uiteindelijk wel degelijk mogelijk bleek. Door middel van wetgeving kunnen de rechtsgevolgen van een bepaald feit worden aangepast in het voordeel van de burger. De indiener wenst dat dit ook gebeurt met de hoogte van de coronaboetes.
Azarkan