Ontvangen 22 november 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel XVI komt het eerste onderdeel te luiden:
1. Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «artikel 18, eerste en vierde lid, van de Participatiewet» vervangen door «artikel 18, eerste en twaalfde lid, van de Participatiewet».
b. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
8. Een ouder als bedoeld in het eerste lid, met een partner, heeft voor een berekeningsjaar aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de partner in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en een verzekerde is die recht op zorg heeft op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg of op grond van artikel 11.1.1, van de Wet langdurige zorg is gelijkgesteld met een verzekerde ten aanzien van wie het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1 van de Wet langdurige zorg, heeft vastgesteld dat hij voldoet aan artikel 3.2.1, eerste of derde lid, van de Wet langdurige zorg.
9. Een ouder die een verzekerde is die recht op zorg heeft op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg of op grond van artikel 11.1.1 van de Wet langdurige zorg is gelijkgesteld met een verzekerde ten aanzien van wie het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1 van de Wet langdurige zorg, heeft vastgesteld dat hij voldoet aan artikel 3.2.1, eerste of derde lid, van de Wet langdurige zorg, heeft voor een berekeningsjaar aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de ouder een partner heeft die in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont, en
a. in Nederland of op het continentaal plat, in een andere lidstaat of in Zwitserland, tegenwoordige arbeid verricht waaruit inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten;
b. een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid, onder c, e, h of i, en gebruik maakt van een in één van die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling;
c. een persoon is als bedoeld in het eerste lid, onder b, f, g, j, k of l.»
Indieners zijn van mening dat werkende partners van ouders met een langdurige of chronische aandoening die vanwege deze aandoening in de dagbesteding zitten, moeten kunnen blijven werken. De huidige situatie is dat zij geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag en daarom voor de keuze staan zelf voor de kinderen te zorgen of zelf kinderopvang te betalen, iets dat in de praktijk onbetaalbaar is. De regering heeft reeds aangekondigd met een wetsvoorstel te komen waarmee dit op zijn vroegst per 2021 kan worden geregeld, maar wat indieners betreft is dit een dermate acuut probleem dat het al per ingang van 2020 moet worden aangepakt. Dit amendement regelt daarom dat ouders die een Wlz-indicatie die het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) heeft afgegeven hebben en de andere ouder werkzaam is of een uitkering ontvangt en daarbij in een traject gericht op arbeidsinschakeling zit aanspraak kunnen maken op de kinderopvangtoeslag, zodat de werkzame ouder kan blijven werken.
Dekking voor dit amendement zal worden gevonden in de Voorjaarsnota van het jaar 2020.
Kwint Leijten