Ontvangen 3 maart 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt na onderdeel H een onderdeel ingevoegd, luidende:
H0a
Artikel 7.2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt de laatste zin.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met negende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. Het bestuur weigert de erkenning of trekt de erkenning in, indien:
a. de in het tweede lid bedoelde beoordeling ongunstig is; of
b. aan studenten geen passende stagevergoeding wordt of zal worden gegeven.
4. Het bedrijf dan wel de organisatie legt de werkwijze met betrekking tot de passende stagevergoeding schriftelijk vast. De passende stagevergoeding omvat ten minste een financiële vergoeding voor de onkosten die de student maakt om de stage te lopen.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door «tweede en derde lid».
4. In het achtste en negende lid (nieuw) vervalt «, eerste volzin».
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Het leerbedrijf geeft desgevraagd inzage in de persoonsgegevens, benodigd voor het toezicht op de naleving van de verplichting, genoemd in het derde lid, onder b, aan de door de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven aangewezen medewerkers.
II
In artikel II wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:
G0a
Aan artikel 7.2.9 worden drie leden toegevoegd, luidende:
5. Een gunstige beoordeling blijft in ieder geval achterwege indien aan studenten geen passende stagevergoeding wordt of zal worden gegeven.
6. Het bedrijf dan wel de organisatie legt de werkwijze met betrekking tot de passende stagevergoeding schriftelijk vast. De passende stagevergoeding omvat ten minste een financiële vergoeding voor de onkosten die de student maakt om de stage te lopen.
7. Het bedrijf of de organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt geeft desgevraagd inzage in de persoonsgegevens, benodigd voor het toezicht op de naleving van de verplichting, genoemd in het vijfde lid, aan de door de raad aangewezen medewerkers.
Op dit moment kunnen in de cao’s afspraken gemaakt worden over minimale stagevergoedingen. De praktijk laat zien dat er een grote variatie is in stagevergoedingen. Dit varieert van leer-werkbedrijven die letterlijk niets betalen tot leer-werkbedrijven die een eerlijke vergoeding betalen.
Dit amendement regelt dat leerbedrijven hun werkwijze met betrekking tot de passende stagevergoeding schriftelijk dienen vast te leggen en dat deze vergoeding in ieder geval de onkosten die de student in verband met zijn stage maakt, moet dekken. Desgevraagd moet inzage gegeven worden in de gegevens die nodig zijn voor toezicht op deze verplichting, zodat SBB de afspraken kan handhaven. Het amendement maakt maatwerk door leerbedrijven mogelijk.
Dit amendement versterkt de positie van mbo-studenten en zorgt ervoor dat zij de (financiële) waardering krijgen, die ze verdienen.
Van den Berge