Voorgesteld 22 januari 2020
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de onderwijsinspectie toeziet op de onderwijskwaliteit;
constaterende dat wethouders uit de vier grote steden grote zorgen hebben over de effecten die de door het lerarentekort geboren noodplannen op hun leerlingen hebben, en in het bijzonder op de kansen van de meest kwetsbare leerlingen;
constaterende dat deze wethouders aangeven dat wettelijke kaders tijdelijk dienen te worden verzet om de acute nood door het lerarentekort het hoofd te bieden alsook dat de structurele problemen niet kunnen worden opgelost met incidenteel geld;
constaterende dat deze wethouders aangeven dat zolang een structurele investering uitblijft, scholen aangewezen zijn op crisismaatregelen;
van mening, dat uit nood geboren crisismaatregelen, zoals voort zullen komen uit noodplannen, nooit de norm mogen worden in het onderwijs;
verzoekt de regering, bij de beoordeling van noodplannen, en alvorens over te gaan op het eventueel oprekken van wettelijke kaders, gehoor te geven aan de oproep voor structurele investeringen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van den Hul
Westerveld