Voorgesteld 19 februari 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de verschuiving van het moment van schadevergoeding als gevolg van ruimtelijke ontwikkeling naar het moment van vergunningverlening of feitelijke uitvoering van maatregelen, en het hanteren van een forfait van 5% in plaats van 2% voor normaal maatschappelijk risico, in de praktijk ten koste zullen gaan van de positie van getroffen bedrijven en eigenaren van onroerend goed;
overwegende dat de Raad van State in zijn advies bij de Invoeringswet Omgevingswet kritisch is over de gekozen lijn;
overwegende dat de wens voor een meer globale invulling van omgevingsplannen nog steeds kan betekenen dat onderdelen van omgevingsplannen meer of minder gedetailleerd ingevuld worden, met bijbehorende indirecte planschade;
van mening dat een zorgvuldige benadering van schaduwschade en indirecte planschade en eventuele vergoeding daarvan gewenst is;
verzoekt de regering, een werkgroep van onafhankelijke experts in te stellen om de voorgestelde regelingen ten aanzien van genoemde schadevergoedingen tegen het licht te houden, en deze regelingen zo nodig te heroverwegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Bisschop