Ontvangen 8 februari 2017
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: of ongeëvalueerde.
2. Het derde lid vervalt.
II
Artikel 166 vervalt.
De afgelopen jaren is er vanwege de schandalen rondom buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten veel aandacht geweest voor de mate waarin en wijze waarop de Nederlandse diensten met hen samenwerken. Twee aangenomen moties-Schouw (D66) hebben geleid tot toezichtsrapporten van de CTIVD (nrs. 48 en 49) over de criteria voor samenwerking met buitenlandse diensten en de uitwisseling van niet-geëvalueerde gegevens door de AIVD en de MIVD (Kamerstukken II 2015/16, 29 924, nr. 142). Daaruit blijkt dat er nog veel verbetering mogelijk, en noodzakelijk, is. Een eerdere versie van dit amendement legde in lijn daarmee in artikel 88 enkele extra criteria vast waaraan in de wegingsnotitie getoetst moet worden, namelijk de wettelijke bevoegdheden en technische mogelijkheden van de dienst en het door de dienst geboden niveau van gegevensbescherming. Dat voorstel is reeds bij nota van wijziging door de regering overgenomen.
Wegingsnotities worden nu reeds opgesteld en gebruikt, maar zijn nog niet altijd op orde. Om die reden heeft de regering in het overgangsrecht voorgesteld de bepaling over de wegingsnotities de komende twee jaar nog niet in werking te laten treden. Hoewel het opstellen hiervan uiteraard zorgvuldig moet gebeuren, achten de indieners van dit amendement dit, net als de CTIVD, onverantwoord. Veel van die notities zitten blijkens CTIVD-rapportages al in de pijplijn en zouden dan in de transitie naar de nieuwe wet gewoon afgerond moeten kunnen worden. Daarom laat het amendement artikel 166 vervallen.
Ook regelt dit amendement dat de regeling in artikel 64 voor het verstrekken van ongeëvalueerde gegevens vervalt. Het verstrekken dit type gegevens aan een inlichtingen- en veiligheidsdienst van een ander land waarmee geen samenwerkingsrelatie bestaat, en waarvoor dus geen wegingsnotie bestaat, levert wat betreft de indieners onverantwoorde risico’s op. Het gaat immers om het versturen van een «black box» aan informatie die naar een buitenlandse dienst gestuurd wordt zonder dat daar een risico-afweging aan vooraf kan gaan. Zowel naar inhoud als naar risico kan de Minister voor het verlenen van toestemming daardoor per definitie niet zorgvuldig en gemotiveerd de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen.
Verhoeven Van Raak Voortman