Ontvangen 23 januari 2017
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Aan artikel III wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In beroepen tegen beschikkingen genomen krachtens artikel 27h, eerste lid, of artikel 27i, derde lid, van de Wet op de kansspelen zoals deze ingevolge artikel I komen te luiden, waaronder begrepen verzoeken om een voorlopige voorziening, is uitsluitend de rechtbank Den Haag bevoegd.
Om de bestuursrechtelijke rechtsbescherming zo doelmatig mogelijk in te richten, wordt met het nieuwe zesde lid in artikel III een bepaling voorgesteld die – in de eenmalige overgangssituatie – voorziet in concentratie van voorlopige voorzieningsprocedures (en beroepen) bij de Rechtbank Den Haag. Deze bepaling sluit aan bij de rechtsbeschermingsvoorziening die in artikel 27i, vierde lid, van het wetsvoorstel is opgenomen en die ertoe strekt dat een verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewacht, alvorens de door de Kansspelautoriteit uit te voeren veiling van de vergunningen kan aanvangen.
In de eenmalige overgangssituatie zal dit ook gelden voor het aanvangen van het verkoopproces met betrekking tot Holland Casino door de Minister van Financiën. Het komt om die reden doelmatig voor om de voorlopige voorzieningsprocedures (en beroepen) eenmalig te concentreren bij de Rechtbank Den Haag, zodat de zaken, al dan niet gevoegd, in samenhang kunnen worden behandeld en het risico op uiteenlopende uitspraken zich niet voordoet. Daarmee zou het verkoopproces met betrekking tot Holland Casino worden belast, hetgeen ook nadelig zou zijn voor het personeel van Holland Casino.
De keuze voor de Rechtbank Den Haag is ingegeven door artikel 8:7, tweede lid, Awb op grond waarvan de Rechtbank Den Haag de bevoegde rechter is als een buitenlandse partij opkomt tegen een beschikking van de kansspelautoriteit.
Van Wijngaarden Mei Li Vos