Ontvangen 6 september 2016
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:
H
Artikel 8.1.7a, eerste tot en met derde lid, komen te luiden:
1. Het bevoegd gezag brengt aan iedere deelnemer die zich inschrijft, advies uit over de voortzetting van zijn opleiding. Aan degenen die zijn ingeschreven voor een opleiding waarvan studieduur als bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid, één volledig studiejaar bedraagt wordt dit advies uiterlijk binnen vier kalendermaanden na aanvang van de opleiding gegeven, doch niet eerder dan drie maanden na aanvang. Aan degenen die zijn ingeschreven voor een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid, die meer dan één volledig studiejaar bedraagt wordt dit advies na ten minste negen kalendermaanden en uiterlijk aan het eind van het eerste studiejaar van de opleiding gegeven.
2. Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het bevoegd gezag een besluit tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.1.3, verbinden. Tot ontbinding wordt slechts overgaan indien:
a. de deelnemer naar het oordeel van het bevoegd gezag, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering heeft gemaakt in de opleiding;
b. het bevoegd gezag heeft gezorgd voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de opleiding zijn gewaarborgd, en
c. het bevoegd gezag de desbetreffende deelnemer een schriftelijke waarschuwing heeft gegeven onder bepaling van een redelijke termijn waarbinnen de studieresultaten ten genoegen van het bevoegd gezag dienen te zijn verbeterd.
3. Van de deelnemer waarvan de onderwijsovereenkomst op grond van het tweede lid is ontbonden, wordt de inschrijving voor de desbetreffende opleiding aan de betrokken instelling beëindigd. De deelnemer kan niet opnieuw aan die instelling voor die opleiding worden ingeschreven. Het bevoegd gezag spant zich in de deelnemer te ondersteunen en begeleiden naar een andere opleiding al dan niet aan die instelling, rekening houdend met diens voorkeuren. Artikel 8.1.3, vijfde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing op een deelnemer op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is. Het bevoegd gezag biedt de deelnemer in elk geval de mogelijkheid zich te laten inschrijven aan een andere opleiding aan die instelling waarvoor de inschrijving wel mogelijk is. De vorige volzin geldt niet voor vakinstellingen als bedoeld in artikel 1.3.2a en agrarische opleidingscentra als bedoeld in artikel 1.3.3 of als het een deelnemer betreft op wie artikel 8.1.1c, derde lid, onderdeel a of b, van toepassing is.
II
Artikel IV, onderdeel E, komt te luiden:
E
Artikel 8.1.7a, eerste tot en met derde lid, komen te luiden:
1. Het bevoegd gezag brengt aan iedere deelnemer die zich inschrijft, advies uit over de voortzetting van zijn opleiding. Aan degenen die zijn ingeschreven voor een opleiding waarvan studieduur als bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid, één volledig studiejaar bedraagt wordt dit advies uiterlijk binnen vier kalendermaanden na aanvang van de opleiding gegeven, doch niet eerder dan drie maanden na aanvang. Aan degenen die zijn ingeschreven voor een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid, die meer dan één volledig studiejaar bedraagt wordt dit advies na ten minste negen kalendermaanden en uiterlijk aan het eind van het eerste studiejaar van de opleiding gegeven.
2. Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het bevoegd gezag een besluit tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.1.5, verbinden. Tot ontbinding wordt slechts overgaan indien:
a. de deelnemer naar het oordeel van het bevoegd gezag, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering heeft gemaakt in de opleiding;
b. het bevoegd gezag heeft gezorgd voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de opleiding zijn gewaarborgd, en
c. het bevoegd gezag de desbetreffende deelnemer een schriftelijke waarschuwing heeft gegeven onder bepaling van een redelijke termijn waarbinnen de studieresultaten ten genoegen van het bevoegd gezag dienen te zijn verbeterd.
3. Van de deelnemer waarvan de onderwijsovereenkomst op grond van het tweede lid is ontbonden, wordt de inschrijving voor de desbetreffende opleiding aan de betrokken instelling beëindigd. De deelnemer kan niet opnieuw aan die instelling voor die opleiding worden ingeschreven. Het bevoegd gezag spant zich in de deelnemer te ondersteunen en begeleiden naar een andere opleiding al dan niet aan die instelling, rekening houdend met diens voorkeuren. Artikel 8.1.5, vijfde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing op een deelnemer op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is. Het bevoegd gezag biedt de deelnemer in elk geval de mogelijkheid zich te laten inschrijven aan een andere opleiding aan die instelling waarvoor de inschrijving wel mogelijk is. De vorige volzin geldt niet als het een deelnemer betreft op wie artikel 8.1.1b, derde lid, onderdeel a of b, van toepassing is.
De indieners zijn van mening dat er grote zorgvuldigheid moet worden betracht bij het geven van een negatief bindend studieadvies. Dit amendement regelt meer waarborgen voor de deelnemer én meer voorwaarden voor de onderwijsinstelling voordat over kan worden gegaan tot een negatief bindend studieadvies. Ook stelt dit amendement nadere verplichtingen aan begeleiding indien een deelnemer een negatief bindend studieadvies heeft gekregen.
De indieners zijn van mening dat het onwenselijk is als een bindend studieadvies te snel kan worden gegeven. Dit amendement stelt daarom voor dat bij opleidingen die langer dan één jaar duren pas na negen maanden over kan worden gegaan tot het geven van een negatief bindend studieadvies. Bij éénjarige opleidingen wordt dat na drie maanden mogelijk. Daarnaast willen de indieners dat er eerst een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven, alvorens de instelling een negatief bindend studieadvies kan geven. Dit is al gebruikelijk in het hoger onderwijs en zorgt voor meer duidelijkheid voor de deelnemer van de opleiding.
De indieners zijn tevens van mening dat de deelnemer na het krijgen van een negatief bindend recht heeft op warme overdracht en begeleid dient te worden. De indieners willen dat de deelnemer niet uitvalt en in het onderwijs blijft. Daarom willen de indieners dat onderwijsinstellingen deelnemers een andere opleiding aanbieden, waarbij rekening moet worden gehouden met de voorkeuren van de deelnemer. Agrarische opleidingen en vakinstellingen hebben deze verplichting niet, maar zijn – net als alle instellingen – wel gehouden aan de inspanningsverplichting in het ondersteunen en begeleiden van de deelnemer naar een andere opleiding, al dan niet binnen de huidige onderwijsinstelling.
Grashoff Mohandis