Voorgesteld 28 september 2016
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van groot belang is dat onderwijsinstellingen in Nederland aandacht besteden aan de bevordering van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van studenten;
constaterende dat de Minister de bevoegdheid krijgt om te besluiten of een bepaalde uitspraak van een vertegenwoordiger van een instelling van discriminatoire aard is, nog voordat een rechter hierover een uitspraak heeft gedaan, en dat de Minister vervolgens kan besluiten een instelling het recht te ontnemen om graden op grond van de WHW te verlenen;
verzoekt de regering, het traject van ontneming van rechten pas te starten nadat de vermeende discriminatoire uitspraak door een rechter is beoordeeld als discriminatoir,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Meenen