Ontvangen 13 december 2016
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De bevoegdheid van de officier van justitie om te bevelen dat een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel II, onderdelen G, L en Q, vervalt vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet.
2. Onze Minister bevordert dat uiterlijk een jaar voorafgaand aan het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, een voorstel van wet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend, waarbij de wijzigingen die in deze wet zijn aangebracht door artikel II, onderdelen G, L en Q, van deze wet, ongedaan worden gemaakt.
De voorgestelde bevoegdheden in het wetsvoorstel computercriminaliteit III waarmee op afstand in een geautomatiseerd werk kan worden binnengedrongen, brengt grote risico’s met zich mee.
Indiener constateert dat met name het gebruik van kwetsbaarheden in software nadelige gevolgen kan hebben voor alle gebruikers van die software. Dit amendement regelt zodoende dat een horizonbepaling wordt opgenomen ten aanzien van de voorgestelde bevoegdheden waarmee zij na vijf jaar komen te vervallen. Indien uit de wetsevaluatie blijkt dat een voortzetting van deze bevoegdheden verantwoord en wenselijk is, dan heeft de Minister voldoende tijd om een voortzettingsvoorstel aan de Kamer voor te leggen en daarmee continuïteit van de bevoegdheid te garanderen.
Verhoeven