Ontvangen 6 juli 2016
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien een vergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, is verleend is afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op nadere besluiten die genomen worden met betrekking tot het opsporen van koolwaterstoffen met dien verstande dat:
a. het coördinerende bestuursorgaan, bedoeld in artikel 3:22 van de Algemene wet bestuursrecht is: de Minister van Economische Zaken;
b. de besluiten, bedoeld in artikel 3:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zijn:
1°. de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
2°. een besluit als bedoeld in de artikelen 6.2, eerste lid, onder a, 6.3, eerste lid, 6.5, 6.10, eerste lid, van de Waterwet te nemen door Onze Minister, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet,
3°. artikel 40, tweede lid, van deze wet,
4°. andere daarvoor in aanmerking komende besluiten die door Onze Minister of Onze Minister die het aangaat worden genomen, waaronder besluiten met betrekking tot de Wet natuurbescherming.
Met dit amendement willen de indieners regelen dat de MER breder kijkt dan enkel naar de effecten van de opsporingsboring, maar ook naar de bredere effecten op water, natuur en milieu. Voor de uitvoering van een eventuele Boring is een omgevingsvergunning nodig en soms een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming. Ook kan er een Waterwetvergunning nodig zijn. Door afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren op deze nadere besluiten die genomen moeten worden met betrekking tot het opsporen van delfstoffen, worden alle mogelijke belangen die kunnen spelen bij de opsporing van delfstoffen gelijktijdig beoordeeld. De m.e.r. procedure wordt hierbij gekoppeld aan de omgevingsvergunning, waardoor een voor integrale afweging ten aanzien van natuur, milieu en veiligheid in de fase van de opsporing mogelijk is. Tevens wordt het voor omwonenden, overheden en andere belanghebbenden overzichtelijker en duidelijker wanneer ze advies dan wel inspraak kunnen leveren op de plannen.
Van Tongeren Dik-Faber Van Veldhoven Agnes Mulder