Ontvangen 8 februari 2016
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel VI wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Aan het eerste lid (nieuw) wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
k. vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van de jaarlijkse begroting, waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan de beoogde verdeling van de middelen over de beleidsterreinen onderwijs, huisvesting en beheer, investeringen en personeel.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid, onderdeel k, is niet van toepassing op de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels of nadere regels worden vastgesteld over:
a. wat wordt verstaan onder hoofdlijnen van de jaarlijkse begroting;
b. situaties waarin het instemmingsrecht, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, niet wordt uitgeoefend;
c. de termijn waarbinnen tot instemming of onthouding van de instemming moet worden besloten.
II
In artikel VI, onderdeel G, wordt aan artikel 32 een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor zover de geschillencommissie de behandeling van een geschil dat het onderwerp van artikel 10, onderdeel k, betreft, niet heeft afgerond voor 1 januari van het jaar waarop de begroting betrekking heeft, kan het bevoegd gezag totdat de geschillencommissie uitspraak in het geschil heeft gedaan, voor het doen van uitgaven in dat jaar beschikken over ten hoogste vier twaalfde gedeelten van de bedragen die in de overeenkomstige begrotingsonderdelen van het voorafgaande jaar waren opgenomen.
III
In artikel VI, onderdeel K, wordt aan artikel 36 een lid toegevoegd, luidende:
6. Indien beroep is ingesteld tegen een uitspraak van de geschillencommissie die het onderwerp van artikel 10, onderdeel k, betreft, en de ondernemingskamer op 1 januari van het jaar waarop de begroting betrekking heeft, nog geen uitspraak heeft gedaan, kan het bevoegd gezag, totdat de ondernemingskamer uitspraak heeft gedaan of indien de uitspraak van de ondernemingskamer leidt tot het opstellen van een nieuwe begroting, totdat een nieuwe begroting is vastgesteld, voor het doen van uitgaven in dat jaar beschikken over de bedragen die daarvoor zijn geraamd in de begroting waarover de ondernemingskamer oordeelt of heeft geoordeeld.
Dit amendement regelt het instemmingsrecht van de medezeggenschap in het primair en voortgezet onderwijs op de hoofdlijnen van de begroting. De formulering van het amendement is overeenkomstig de formulering van het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting in het hoger onderwijs.
De onderdelen II en III van het amendement regelt een vangnet voor de «going concerns» zoals de salarisbetalingen, wanneer instemming van de medezeggenschap ontbreekt.
De indieners zijn van oordeel dat bestuurders in alle onderwijssectoren zich meer moeten verantwoorden naar de interne stakeholders. Het gaat immers om hún onderwijs. De besteding van middelen zijn een belangrijke randvoorwaarde om goed onderwijs mogelijk te maken. Betrokkenheid van de interne stakeholders, leerlingen, ouders en personeelsleden, vertegenwoordigt in de medezeggenschap, is daarom essentieel. Middels het schoolplan heeft de medezeggenschapsraad reeds instemmingsrecht op het strategisch onderwijskundig plan van de school. De indieners beogen met het amendement de medezeggenschap ook een sterke positie te geven op het financieel beleid.
Van Meenen Jasper van Dijk