Voorgesteld 27 september 2016
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat wanneer veroordeelden de aan hen in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling opgelegde voorwaarden overtreden, zij niet altijd automatisch de resterende opgelegde gevangenisstraf in het geheel dienen uit te zitten, maar in de regel slechts een deel daarvan of helemaal niets;
overwegende dat veroordeelden de aan hen opgelegde voorwaarden zullen blijven overtreden zolang daar geen of onvoldoende consequenties aan verbonden zijn;
van mening dat bij het enkele overtreden van de voorwaarden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling altijd consequenties dienen te volgen ongeacht de eventuele gevolgen van een overtreding, omdat de voorwaardelijke invrijheidstelling anders wordt uitgehold;
verzoekt de regering om, wettelijk te regelen dat het Openbaar Ministerie altijd overgaat tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling indien een veroordeelde de aan hem opgelegde voorwaarden overtreedt;
verzoekt de regering voorts, ook wettelijk te regelen dat wanneer een rechter heeft geoordeeld dat er voorwaarden zijn overtreden, de betreffende persoon het gehele strafrestant van de eerder opgelegde gevangenisstraf dient uit te zitten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Helder