Ontvangen 27 mei 2015
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel A, onder 2, wordt aan het tweede lid een volzin toegevoegd, luidende: De verklaring heeft geen betrekking op de aan de verdachte op te leggen straf of maatregel als bedoeld in artikel 351.
Door de uitbreiding van het spreekrecht krijgen slachtoffers en nabestaanden de mogelijkheid om ter zitting niet alleen over de persoonlijke gevolgen van het strafbare feit te verklaren, maar ook over de bewijsvoering en de strafmaat die zij wenselijk achten. Een verklaring over de strafmaat zal tot stand komen op basis van persoonlijke opvattingen, niet op basis van de wettelijke en juridische criteria die daarvoor zijn aangewezen. De kans dat de rechter zal afwijken van de strafwens die een slachtoffer of nabestaande naar voren heeft gebracht is groot doordat de rechter binnen het wettelijk en juridisch kader rekening zal moeten houden met alle feiten en omstandigheden van het geval. Dat maakt de kans groot dat slachtoffers en nabestaanden teleurgesteld raken over wat er met hun verklaring over de strafmaat gebeurt. Bovendien kan een verklaring over de strafmaat worden beschouwd als belastende verklaring en leiden tot verhoor door de verdediging. Dat kan secundaire victimisatie van het slachtoffer of de nabestaande tot gevolg kan hebben. Een verklaring over de strafmaat heeft ook geen toegevoegde waarde voor het strafproces aangezien het openbaar ministerie is aangewezen voor de bewijsvoering en het formuleren van een strafeis.
Dit amendement regelt dat het spreekrecht niet onbegrensd wordt uitgebreid. Het slachtoffer of de nabestaande kan ter zitting een verklaring afleggen, met uitzondering van een verklaring over de strafmaat.
Wetstechnisch is dit amendement vormgegeven door aanpassing van het tweede lid van artikel 51e van het Wetboek van Strafvordering.
Berndsen-Jansen Segers