Voorgesteld 16 april 2015
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er afspraken zijn gemaakt tussen overheidswerkgevers en centrales van overheidspersoneel over het ABP-pensioen 2015 en de daaruit voortvloeiende premieverlaging;
constaterende dat de rechter heeft geoordeeld, dat de stelling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst dat eerst een sectorale cao dient te worden afgesloten alvorens tot besteding van de pensioenpremievrijval kan worden gekomen, geen steun vindt in het op 13 november 2014 gesloten Pensioenakkoord;
overwegende dat het vrijvallen van het werkgeversdeel van de pensioenpremie van groot belang is voor de koopkracht en dat de rijksoverheid als werkgever daarbij een voorbeeldfunctie heeft;
spreekt uit dat de vrijgevallen werkgeverspremie zo spoedig mogelijk moet worden teruggegeven aan de werknemers bij de rijksoverheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Weyenberg