Ontvangen 6 februari 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:
Fa
Aan artikel 13, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. die geen Nederlander is en de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om in de Nederlandse samenleving te kunnen participeren. Degene die een krachtens artikel 60, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs aangewezen staatsexamen voor Nederlands als tweede taal (NT2), of een daaraan ten minste gelijkwaardig examen ten aanzien van de beheersing van de Nederlandse taal, met gunstig gevolg heeft afgelegd, wordt in ieder geval geacht de Nederlandse taal voldoende te beheersen.
Het machtig zijn van de Nederlandse taal is een essentiële voorwaarde om mee te doen in de Nederlandse samenleving. Door het gebruik van de Nederlandse taal wordt de mogelijkheid tot participatie aanzienlijk bevorderd. Het leren van de Nederlandse taal is voor nieuwkomers primair hun eigen verantwoordelijkheid. Als zij daar niet toe bereid zijn, is dat hun te respecteren keuze, maar die keuze dient wel gevolgen te hebben. Die keuze om niet de Nederlandse taal te leren heeft ook gevolgen voor de kans op werk. Daarom wordt het niet in een dusdanige mate machtig van de Nederlandse taal zijn gezien als een uitsluitingsgrond voor de verlening van bijstand. Door het door een niet-Nederlander behalen van het NT2-staatsexamen, of een gelijkwaardig of hoger examen, wordt de kans vergroot dat hij/zij in de Nederlandse samenleving kan participeren.
De Graaf