Ontvangen 20 april 2015
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef wordt vervangen door:
Artikel 13a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan, indien die maatregel niet uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend besluit van de Europese Unie, slechts worden gedaan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
II
In artikel I, onderdeel T, wordt artikel 32b als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan, indien die maatregel niet uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend besluit van de Europese Unie, slechts worden gedaan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Dit amendement introduceert een zware voorhang voor onderdeel E en T. De Kamer wordt hiermee betrokken bij het vaststellen van de amvb die de hoogte van de boetes regelt (onderdeel T) en bij de amvb die de instanties aanwijst die belast zijn met het beoordelen van waren of daarmee samenhangende werkzaamheden.
Aan de voorgestelde artikelen 13a en 32b van de Warenwet wordt een artikellid toegevoegd, op basis waarvan een amvb als bedoeld in dat artikel niet kan worden vastgesteld dan nadat het ontwerp van de amvb aan de beide Kamers der Staten-Generaal is toegestuurd. De beide kamers, alsmede eenvijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers, hebben hierbij de mogelijkheid om regeling bij wet van het onderwerp van de amvb te eisen.
In het artikellid is een uitzondering opgenomen voor amvb’s die uitsluitend strekken tot het uitvoeren van bindende EU-besluiten; deze hoeven niet krachtens het artikellid te worden voorgehangen.
Leijten Van Gerven