Ontvangen 30 mei 2012
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I worden na onderdeel B twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ba
1. Onze minister stelt van elke deeltijdopleiding de studeerbaarheid vast. Deze studeerbaarheid wordt uitgedrukt het minimum aantal studiejaren waarin een student de deeltijdopleiding gelet op het aantal studiepunten van die opleiding en de wijze waarop de instelling deze feitelijk verzorgt, kan voltooien. Voor de berekening van de studeerbaarheid wordt het aantal studiepunten van de opleiding zo nodig naar boven afgerond.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7.45b, eerste lid, is het wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, verschuldigd door een student die blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52, sedert 1991
a. langer voor een deeltijdse opleiding ingeschreven is geweest dan het minimum aanstal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, vermeerderd met een jaar, of
b. langer ingeschreven is geweest voor een deeltijdse opleiding als bedoeld in artikel 18.15 dan het aantal jaren dat de som is van het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in artikel 7.4, zoals dat luidde op 31 augustus 2002, gedeeld door 84 en vermeerderd met een jaar.
3. Het derde tot en met zevende lid van artikel 7.45b zijn van overeenkomstige toepassing.
Bb
In artikel 7.48, zevende lid, wordt na «7.45a, 7.45b» ingevoegd: , 7.45ba.
II
In artikel II, tweede lid, wordt «onderdelen A en C» vervangen door: onderdelen A, Ba, Bb en C.
Dit amendement regelt dat op deeltijders dezelfde regelingen van toepassing zijn als op voltijders met betrekking tot de studieuitloop. Er wordt dus naar de werkelijke studieduur van de deeltijdopleiding gekeken, in plaats van deeltijdstudies per definitie als voltijdstudies te beschouwen. Hiermee wordt voorkomen dat deeltijdstudenten onterecht geconfronteerd worden met de langstudeerboete.
Jasper van Dijk