Voorgesteld 14 februari 2012
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de tijdelijke regeling uitkering aan voormalig WWik-gerechtigden voorziet in een overgangstermijn van zes maanden;
van mening, dat het overgangsrecht van zes maanden voor een aantal kunstenaars niet adequaat is, omdat zij langlopende verplichtingen zijn aangegaan;
verzoekt de regering de tijdelijke regeling uitkering aan voormalig WWik-gerechtigden te voorzien van een overgangstermijn van één jaar, zodat kunstenaars met langlopende verplichtingen zich tijdig kunnen voorbereiden op inkomensverlies,
en gaat over tot de orde van de dag.
Jasper van Dijk
Peters
Vermeij