Voorgesteld 26 januari 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de geheimhoudingsplicht van de notaris slechts om dringende redenen kan worden doorbroken;
overwegende, dat de geheimhoudingsplicht van de notaris met de wijziging van de Wet op het notarisambt (32250) wordt ingeperkt zodat een notaris zich tegenover de toezichthouders niet op het beroepsgeheim kan beroepen;
constaterende, dat dit wetsvoorstel geen voorstel bevat om de geheimhoudingsplicht van de notaris verder in te perken ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten;
van mening, dat het verder inperken van de geheimhoudingsplicht van de notaris van belang is voor een effectievere aanpak van bijvoorbeeld vastgoedfraude;
verzoekt de regering met voorstellen te komen om de geheimhoudingsplicht van notarissen verder in te perken ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten, gepleegd door de notaris zelf en/of de cliënten, en deze voorstellen niet te beperken tot de inzage in geldstromen op derdengeldenrekening,
en gaat over tot de orde van de dag.
Rik Jansen