Voorgesteld 14 april 2010
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat in het voorstel van Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint-Maarten is bepaald dat de wet op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip vervalt;
van oordeel, dat het van belang is dat de Staten-Generaal en de Staten van Curaçao en Sint-Maarten zich kunnen uitspreken over een dergelijk voornemen van de regering van het Koninkrijk;
verzoekt de regering de voordracht voor het Koninklijk Besluit, bedoeld in artikel 35 van de wet, niet eerder te doen dan vier weken nadat het ontwerp is overgelegd aan de Staten-Generaal, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint-Maarten, opdat de volksvertegenwoordiging op afdoende wijze in staat wordt gesteld, haar oordeel te geven over het voornemen van de regering van het Koninkrijk om de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint-Maarten te doen vervallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Bochove
Leerdam