Ontvangen 23 juni 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel Fa, komt te luiden:
Fa
Artikel U 6 vervalt.
II
In artikel I worden na onderdeel Fa twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Fa1
Artikel U 9 komt te luiden:
De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten die na toewijzing van de zetels de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.
Fa2
Artikel U 11 vervalt.
III
Artikel I, onderdeel Fb, komt te luiden:
Fb
Artikel U 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen de zinsdelen «artikel U 11 of» en «van de combinatie, onderscheidenlijk».
2. In het tweede lid wordt «gemiddelden» vervangen door: overschotten.
Bij de behandeling van de Kieswet heeft de regering destijds gesteld:
«In het voorontwerp tot algehele herziening van de Kieswet erkent de Kiesraad, dat de hantering van het stelsel van de grootste gemiddelden bij de verkiezingen van de Eerste Kamer een «dubbele benadeling» van de kleine partijen kan meebrengen. De Kiesraad wijst er echter op, dat deze partijen dit effect kunnen verminderen door een lijstverbinding aan te gaan. (...) De conclusie van het vorenstaande is, dat de kleine partijen de (dubbele) benadeling die zij ondervinden van het stelsel van de grootste gemiddelden in voldoende mate kunnen neutraliseren door lijstverbindingen aan te gaan.» (20 264, nr. 3, blz. 85 en 86.)
Indien de mogelijkheid voor het aangaan van lijstverbindingen komt te vervallen, is het gewenst te komen tot een eerlijker systeem van verdeling van restzetels voor de verkiezing van leden van de Eerste Kamer. Als gevolg van dit amendement moet bij deze verkiezing uitgegaan worden van het systeem van grootste overschotten. Hiermee wordt de destijds beoogde samenhang tussen lijstverbinding en restzetelverdeling gehandhaafd.
Van der Staaij