Ontvangen 16 september 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel N een onderdeel toegevoegd, luidende:
Na artikel 188 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Onze minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de artikelen 10a en 164b, en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 10a en 164b in de praktijk.
In artikel III wordt na onderdeel M een onderdeel toegevoegd, luidende:
Na artikel 123 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Onze minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de artikelen 23a1 en 109a, en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 23a1 en 109a in de praktijk.
Dit amendement wordt vervangen om de beoogde evaluatieperiodes aan te passen van drie naar vijf jaar. Het amendement regelt dat er een periodieke monitor komt om de effecten van het wetsvoorstel te meten. Het kabinet gaat er van uit dat de extra bevoegdheid die de minister krijgt om de bekostiging van scholen stop te zetten preventief zal werken. De indiener vreest dat deze preventieve werking twee kanten kent. Scholen zullen harder werken aan het verbeteren van kwaliteit. Maar de kans bestaat ook dat scholen meer gaan selecteren aan de poort, meer leerlingen zullen doorverwijzen naar het speciaal onderwijs of meer leerlingen zullen uitsluiten van bijvoorbeeld de citotoets. Deze laatste ’preventieve’ werking is natuurlijk zeer ongewenst. Daarom dient de overheid de vinger aan de pols houden.
Dibi