‘Gerommel’ met versterkingsrapporten van onveilige huizen in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Kent u het bericht «Groninger Mark krijgt versterkingsrapport voor niet-bestaande schoorsteen: «Is mijn huis wel veilig?»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Mark een conceptrapport heeft van zijn huis waarin staat dat de binnenwanden moeten worden versterkt, maar dit in het definitieve rapport ontbreekt? Hoe kan het dat in het definitieve rapport ineens de versterking van een schoorsteen wordt aanbevolen, terwijl het huis geen schoorsteen heeft?
Ik vind het enorm vervelend voor de bewoner dat het definitieve rapport een dergelijke fout bevat. In dit uitzonderlijke geval wil ik toelichting geven op de individuele situatie.
Tussen een conceptrapport en het definitieve rapport kunnen verschillen zitten. Het conceptrapport wordt namelijk gecontroleerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) op fouten of omissies. Als deze worden geconstateerd, dan wordt het rapport teruggestuurd naar het ingenieursbureau. Het ingenieursbureau is verantwoordelijk voor de kwaliteit en inhoud van het rapport, daarmee ook voor eventuele aanpassingen.
Een onafhankelijk en gespecialiseerd ingenieursbureau stelt, op basis van een opname van de woning, een beoordelingsrapport op. In dit specifieke geval viel tijdens de controle door de NCG op dat het ingenieursbureau een versterkingsmaatregel voorstelde voor de binnenwand van de woning. In de beoordelingsrapporten van soortgelijke woningen in de omgeving stond deze maatregel niet. Daarom heeft NCG het ingenieursbureau gevraagd om te verklaren hoe ze tot deze versterkingsmaatregel kwamen en het conceptrapport teruggestuurd. Het ingenieursbureau heeft toen opnieuw berekeningen uitgevoerd en geconcludeerd dat de versterkingsmaatregel niet van toepassing is. Daarom staat deze versterkingsmaatregel niet in het definitieve rapport.
Een andere storende fout is helaas niet opgemerkt: het versterken van een niet-bestaande schoorsteen. Ik vind het uitermate vervelend dat deze fout niet is opgemerkt door het ingenieursbureau en NCG, ondanks de controlemechanismen. De fout heeft geen effect op de veiligheid van de woning. Ik begrijp ook heel goed dat een dergelijke fout tot wantrouwen leidt bij bewoners, en bij de betreffende bewoner in het bijzonder. NCG heeft hierover contact opgenomen met de betreffende bewoner en dit toegelicht tijdens een bewonersavond.
Begrijpt u dat de betrokken gedupeerde zegt: «Ze doen er alles aan om ons met een fooi af te schepen»? Wilt u voordat u deze vraag afdoet als «ik kan niet ingaan op individuele casuïstiek» overwegen dat dit een breder gedragen gevoel is onder gedupeerden? Begrijpt u voorts dat bewoners zich zorgen maken over de veiligheid van hun woning?
In het algemeen begrijp ik dat fouten in versterkingsadviezen leiden tot onzekerheid over de betrouwbaarheid van het advies en daarmee de veiligheid van de woning. Om dit gevoel weg te nemen en meer recht te doen aan de terechte behoeften van bewoners ga ik de processen meer richten op het centraal stellen van bewoners. Daarom breidt NCG bijvoorbeeld haar bewonersreis op projectbasis uit tot een bewonerscontactreis. De contactmomenten, het proces en de communicatie zelf worden daardoor aangepast op de behoefte van de bewoner.
Ik wil benadrukken dat geld geen rol speelt en dat we onveilige huizen koste wat het kost versterken.
Wie heeft de aanpassingen in het rapport gedaan?
Het ingenieursbureau, zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Mag de NCG rapporten van deskundigen aanpassen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 2.
Wie mogen er aanpassingen doen in deskundigenrapporten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe vaak worden versterkingsrapporten aangepast?
Die beslissing wordt genomen door het betreffende ingenieursbureau en er is vanuit NCG geen regelmaat voor aanpassingen te noemen. Een rapport kan om verschillende redenen terug worden gestuurd naar het ingenieursbureau. Bijvoorbeeld omdat er nog vragen zijn, er een bijlage mist of er nog onduidelijkheden zijn over de uitgangspunten van het rapport. Dit hoeft niet altijd te zien op de conclusie van het rapport. Ik kan niet aangeven in hoeveel gevallen het tot een aanpassing leidt, omdat dit niet wordt geregistreerd. Wel toetst NCG altijd of de opmerkingen of vragen afdoende zijn beantwoord.
Kunnen alle gedupeerden in de versterkingsoperatie hun conceptrapport ontvangen?
Nee, want dat zou onnodig tot onduidelijkheid en onzekerheid kunnen leiden bij bewoners als er nog fouten of omissies in het rapport zitten die aangepast moeten worden. De bewoner ontvangt daarom alleen een definitief beoordelingsrapport dat is gecontroleerd door NCG.
Wie bewaakt de kwaliteit van versterkingsrapporten? Is er externe controle op de NCG? Is er interne controle op de kwaliteit van de versterkingsrapporten binnen de NCG?
De kwaliteit van versterkingsadviezen wordt op verschillende manieren bewaakt: er zijn wettelijke eisen2 en er is interne controle van NCG en ingenieursbureaus.
NCG houdt zich aan de wettelijke veiligheidsnorm en aan de rekenmethoden waarover het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) adviseert. Beoordelingen worden voor NCG uitgevoerd door gespecialiseerde en onafhankelijke ingenieursbureaus. Zij onderzoeken of woningen veilig zijn met een rekenmethode uit de NPR 9998 of de Typologieaanpak. Ingenieursbureaus zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging op hun geleverde beoordelingen.
Naast de wettelijke eisen voert NCG kwaliteitscontroles uit op de opgeleverde rapporten. De kwaliteitscontroles zijn risicogestuurd en worden uitgevoerd door specialisten van NCG. Zij werken in de meeste situaties van grof naar fijn. Eerst wordt gecontroleerd op de belangrijkste hoofdaspecten. Bij constatering van afwijkingen wordt in meer detail gecontroleerd. Als eerdere controles daar aanleiding toe geven kan een gedetailleerde controle ook direct worden uitgevoerd. Het proces wordt onder andere op basis van het vier-ogenprincipe uitgevoerd, zodat tunnelvisie wordt voorkomen.
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft recent een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteitsborging binnen de gehele versterkingsoperatie. De verwachting is dat dit onderzoek in februari wordt gepubliceerd. Ik zal dit onderzoek naar uw Kamer sturen. Ook is het mogelijk dat ACVG inhoudelijk onderzoekt of steekproeven doet en adviseert. Zo heeft NCG, met betrokkenheid van ACVG, een kwaliteitstoets op typologische beoordelingen gedaan, toen er signalen waren dat hier fouten waren gemaakt.3
Herkent u dat er al langere tijd grote zorgen zijn over de kwaliteit van de versterkingsrapporten die gedupeerden ontvangen? Herkent u dat dat ook zichtbaar is in het aantal bezwaren dat wordt ingediend? Deelt u de kritiek op de kwaliteit van rapporten en besluiten? Welke stappen heeft u gezet sinds deze zorgen aan u kenbaar zijn gemaakt? Welke stappen wilt u nog zetten?
Ik wil hierbij benadrukken dat begrijpelijke en empathische communicatie, die past bij het individu, belangrijk is. Om dit te realiseren blijft de NCG inzetten op het verbeteren van de communicatie met bewoners.
De afgelopen maanden zijn er meerdere berichten in de media verschenen over de kwaliteit van beoordelingsrapporten. Ik vind het ontzettend vervelend als bewoners een rapport ontvangen dat fouten bevat. Bewoners moeten kunnen vertrouwen op de juistheid en volledigheid van hun rapport. Tegelijkertijd zijn fouten nooit helemaal te voorkomen. In gevallen waar er fouten in het rapport staan, gaat de NCG gezamenlijk met de bewoner op zoek naar een oplossing. Elke fout moet onderzocht en opgelost worden en leiden tot het verbeteren van het proces. De veiligheid van de bewoner staat altijd voorop.
Ik heb onlangs met een vertegenwoordiging van mijnbouwadvocaten gesproken over dit onderwerp en heb aangeboden om de deskundigen van het bureau en de deskundigen van de bewoners aan tafel te zetten om elkaars visie over het rapport te bespreken. Indien daar geen eenduidige conclusie uit komt, laat ik een derde onafhankelijke deskundige partij naar de zaak kijken. Gezien de aanhoudende berichten wil ik een onderzoek laten doen naar de kwaliteit van de beoordelingsrapporten. Ik zal met ACVG en NCG in overleg gaan hoe we de kwaliteit van de beoordelingsrapporten kunnen gaan controleren en welke partij dit kan gaan uitvoeren. Ik informeer uw Kamer hier voor het einde van het eerste kwartaal van dit jaar over.
Er zijn inderdaad bij NCG in 2024 meer bezwaren ingediend naar aanleiding van de beoordelingsrapporten. Tegelijkertijd heeft NCG de afgelopen jaren ook veel grotere aantallen beoordelingen laten uitvoeren. Het is voor bewoners belangrijk om te weten of hun woning veilig is. Daarom doet NCG er alles aan om bewoners zo snel mogelijk hun beoordelingsrapport te geven. Dat beoordelingsrapport moet duidelijk zijn en kloppen. Bewoners die vragen hebben over hun beoordelingsrapport kunnen terecht bij hun bewonersbegeleider. Ook kunnen ze het uitgebreide inspectierapport en de bijbehorende berekeningen van hun woning bij de NCG opvragen. Op verzoek kan het ingenieursbureau ook een toelichting geven aan de bewoner over de beoordeling. Indien een bewoner dan alsnog bedenkingen heeft over de beoordeling, kan hij eventueel in bezwaar en beroep tegen het besluit.
Door de grote hoeveelheid beoordelingen dat NCG afgelopen jaar heeft uitgevoerd, kon het in gevallen langer duren voordat er antwoord was op de vragen van bewoners. In veel gevallen gaan bewoners daarom pro-forma in bezwaar, om de bezwaartermijn niet te laten verlopen. Indien de bewoner aangeeft meer tijd nodig te hebben, gaat NCG echter ook coulant om met eventuele termijnen. Op deze manier krijgen bewoners alsnog de door hen gevraagde informatie of uitleg of kunnen ze een gesteld gebrek mee laten wegen in de besluitvorming. NCG neemt in deze fase alle tijd om samen met de bewoner naar een oplossing te zoeken.
Naar aanleiding van de ervaringen die NCG heeft opgedaan in de communicatie van de beoordelingsrapporten in 2024, gaat NCG onder andere meer persoonlijke contactmomenten creëren met bewoners tijdens het gehele versterkingsproces. Bijvoorbeeld door aan de keukentafel uitleg te geven over beoordelingen of besluiten van NCG. Of door na de versterking in gesprek te gaan over hoe het gaat in de versterkte woning en om eventuele vragen of zorgpunten te bespreken en op te lossen. Hiermee geef ik invulling aan de motie van de leden Bushoff en Beckerman.4
Welke stappen wilt u zetten om te zorgen dat gedupeerden altijd een goed rapport krijgen over hun woning?
Zie het antwoord op vraag 10. Aanvullend zal ik NCG wijzen op het belang van een goed functionerende kwaliteitsborging, intern en bij de externe ingenieursbureaus.
Zorgen kwalitatieve tekortkomingen in de versterkingsrapporten voor vertraging in de versterkingsoperatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In september 2024 heb ik met uw Kamer de diepteanalyse naar de haalbaarheid van 2028 gedeeld.5 In de analyse besteedt NCG aandacht aan het risico dat de operatie vertraagt doordat versterkingsadviezen of beoordelingsrapporten niet tijdig beschikbaar zijn of van onvoldoende kwaliteit zijn en welke maatregelen genomen kunnen worden om deze vertraging te beperken. NCG beperkt de vertraging door bij de start van ieder project direct een ingenieursbureau te betrekken bij de uitwerking van het versterkingsrapport. Hierdoor worden eventuele kwalitatieve tekortkomingen in de meeste gevallen direct herkend en tegelijk opgelost. Dit kwartaal zal ik opnieuw kijken naar de risico’s uit de diepteanalyse en uw Kamer daarover – en de genomen maatregelen – informeren.
Naar aanleiding van het amendement Beckerman is er een regeling gekomen die gedupeerden in de versterkingsoperatie het recht geeft op een eigen deskundige, werkt deze regeling nu optimaal? Is er voldoende capaciteit? Volstaat het bedrag wat gedupeerden hiervoor kunnen krijgen?
De eigenaar van een woning kan ervoor kiezen om een bouwkundig en/of financieel adviseur in te schakelen. Een eigenaar heeft recht op 20 uur voor bouwkundig advies en 20 uur voor financieel advies. Mocht een bewoner meer uren nodig hebben, dan is dat – indien voldoende onderbouwd – mogelijk. Tot op heden zijn er ongeveer 800 aanvragen voor een onafhankelijk bouwadviseur ingediend en ongeveer 130 voor een financieel adviseur. NCG heeft geen signalen dat de capaciteit ontoereikend zou zijn of dat de beschikbare uren niet afdoende zijn. In het kader van de regeling Rechtsbijstand heeft een bewoner recht op kosteloze rechtsbijstand of mediation en in dat kader ook recht op bouwkundig en/of financieel advies.
Wanneer en hoe geeft u uitvoering aan de uitspraak van de Raad van State van oktober 2024 dat de NCG niet voldoet aan haar vergewisplicht?
Dit betreft tussenuitspraken in individuele zaken. NCG heeft in die zaken de gelegenheid gekregen om een aanvullende motivering te geven. Omdat dit nog onder de rechter ligt, doe ik hierover op dit moment geen inhoudelijke uitspraken.
Zie ook het eerdere antwoord op uw vraag, TK 2024–2025, 33 529, nr. 564 (vraag 8).
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Ja.
De uitvoering van de aangenomen motie Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) die tot doel had om alle gedupeerden die eigen geld hadden moeten investeren in de versterking, schadeloos te stellen?
Bewoners die kosten gemaakt hebben voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen, of kosten die daar direct uit voortkomen, moeten die kosten vergoed krijgen. NCG heeft een meldpunt ingericht waar bewoners zich kunnen melden en analyseert deze meldingen, waar nodig met gemeenten. Bij het meldpunt van de NCG hebben zich in totaal 214 bewoners gemeld. Hiervan vallen 127 adressen onder regie NCG en 87 adressen onder regie van de gemeenten (Batch 1588).
Hoeveel meldingen zijn er binnengekomen bij het meldpunt van de Nationaal Coordinator Groningen (NCG)? Hoeveel zijn er toegekend? Hoeveel zijn er afgewezen?
Er zijn 214 meldingen binnengekomen.
Voor de 127 meldingen waarvan de versterking valt onder regie van de NCG, geldt dat er inmiddels 92 zijn afgehandeld. Bij 11 meldingen heeft een vergoeding plaatsgevonden, 5 bewoners hebben hun melding ingetrokken, 1 melding is vergoed door IMG en 75 meldingen zijn afgewezen. Daarnaast is in 10 meldingen een voorgenomen besluit verstuurd en zijn nog 25 meldingen in behandeling.
Ten aanzien van de 87 meldingen gedaan door bewoners uit de Batch 15881 geldt dat er 6 meldingen af zijn gehandeld, dat er in 24 meldingen een voorgenomen besluit is verzonden, er in 51 meldingen een informatiebrief is verstuurd en in 4 meldingen is er separaat contact met de desbetreffende gemeente. Deze informatiebrieven zijn verstuurd omdat een aantal meldingen verder wordt geanalyseerd. Dit doet de NCG samen met de gemeente door te toetsen of het gekregen budget voldoende was voor een functioneel vergelijkbare woning. Het streven is om bewoners in de komende maanden uitsluitsel te geven over hun melding.
Tot nu toe is in totaal € 143.873 vergoed voor Batch 1588-meldingen en € 118.028 voor regie-NCG-meldingen. Kosten die zijn gemaakt voor de noodzakelijke versterking moeten worden vergoed, hier is dus vooraf geen vast bedrag voor geraamd. Ik heb met de gemeenten contact om te borgen dat zij voldoende middelen hebben om bewoners te kunnen compenseren in het geval blijkt dat bewoners zelf kosten hebben moeten maken voor de noodzakelijke versterking van hun woning.
Hoeveel geld is er in totaal uitgegeven aan de uitvoering van deze motie? Was er vooraf een bedrag geraamd?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u per batch of regeling aangeven hoeveel mensen zich hebben gemeld en hoeveel meldingen zijn afgewezen en toegekend?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe worden gemeenten gecompenseerd die mensen uit Batch 1588 moeten compenseren die kosten hebben gemaakt voor de versterking? Gaat dit op declaratiebasis met het rijk of is hier een vast bedrag voor afgesproken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Krijgt u net als wij signalen dat juist bewoners die niet onder de NCG vielen, maar wel kosten hebben gemaakt voor de versterking, nu afgewezen worden bij het Meldpunt kosten versterking?
Er hebben zich bewoners gemeld in verband met de kosten die ze hebben gemaakt voor versterking. Al deze bewoners hebben een afwijzing gekregen, omdat er nooit een beoordeling heeft plaatsgevonden of versterking noodzakelijk was. Ook is er in de overeenkomsten met de NAM vaak afgesproken dat bewoners akkoord gaan met het afgesproken bedrag en in de toekomst geen aanspraak meer maken voor nieuwe vergoedingen (finale kwijting).
Ik heb recentelijk met twee bewoners gesproken van wie de afhandeling onder de NAM valt. Deze bewoners hebben hun zorgen geuit en aangegeven dat de afwijzing in hun ogen onredelijk is omdat deze overeenkomsten vaak onder druk van verdere procedures werden afgesloten. Op basis van dit gesprek onderzoek ik of en zo ja hoe alsnog een vergoeding van kosten zou kunnen worden gegeven in het geval de afspraken met de NAM als onredelijk kunnen worden gezien. Ik informeer uw Kamer voor de zomer over de uitkomsten van deze verkenning.
Herkent u dat bewoners die in de versterking zaten voor de trajecten dievia de NCG liepen en die een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten met de NAM of Centraal Veilig Wonen (CVW), vaker een afwijzing ontvangen? Is een strikt juridische benadering van artikel 13j, zevende lid hier debet aan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Herkent u dat veel mensen in Batch 1588 eigen kosten hebben moeten maken voor de versterking? Herkent u zich in de woorden van uw voorganger dat hij «geschrokken was van de verhalen» van deze mensen?
Tot nu toe hebben 87 bewoners aangegeven dat zij eigen kosten hebben moeten maken voor de versterking van hun woning. De NCG toetst samen met gemeenten of deze bewoners een functioneel vergelijkbare woning hebben kunnen kopen en/of realiseren van het door hen eerder ontvangen budget. Ik wil bewoners zo snel als mogelijk duidelijkheid geven over de vraag of zij voor aanvullende vergoeding in aanmerking komen. Tegelijkertijd wil ik ook een goed en ordentelijk besluit nemen: zorgvuldig, eenduidig en met aandacht voor de specifieke situatie van de bewoner. Bij een voorgenomen besluit krijgt een bewoner altijd een termijn om met een zienswijze te reageren hierop. Als een bewoner meer tijd nodig heeft voor deze zienswijze, dan wordt daar ruimhartig mee omgegaan. Streven is om bewoners in de komende maanden definitief uitsluitsel te geven over het (gedeeltelijk) toekennen of afwijzen van hun melding.
Als blijkt dat er kosten zijn gemaakt voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen, vind ik het belangrijk dat deze alsnog worden vergoed. Echter, niet in alle gevallen vindt er een vergoeding plaats. Dit komt omdat is vastgesteld dat bewoners volgens de bestaande kaders hebben gekregen waar ze recht op hadden. Ik snap dat dit misschien niet voor alle bewoners de uitkomst is waar ze op hadden gehoopt. Daar heb ik ook oog voor. Voordat bewoners een definitief besluit ontvangen, kunnen zij hun zienswijze delen. Als zij dat willen, kunnen zij ook persoonlijk toelichting krijgen op het voorgenomen besluit. Ook kunnen bewoners tegen het definitieve besluit in bezwaar en beroep.
Herkent u voorts dat een deel van deze mensen uit Batch 1588 in de week voor kerst een afwijzing heeft gekregen voor de aanvraag voor compensatie voor de kosten gemaakt voor de versterking? Waarom zijn deze mensen afgewezen? Waarom krijgen zij, na lang gewacht te hebben, maar tot 14 januari 2025 de tijd om te reageren op deze afwijzing? Is dat niet veel te kort? In deze vakantieperiode is het toch bijna onmogelijk om hiervoor ondersteuning te vinden?
Zie antwoord vraag 8.
Herkent u tevens dat een groot deel van de aanvragers uit Batch 1588 nog moet wachten en er nog nader onderzoek wordt gedaan? Hoe lang gaat dat duren? Wie doet dit onderzoek en waarom?
Ja. Het klopt dat een deel van de aanvragers uit Batch 1588 nog moet wachten en dat er nader onderzoek wordt gedaan. Bijvoorbeeld om goed te kunnen beoordelen of vergoeding op zijn plaats is. Dit nader onderzoek doe ik samen met NCG en gemeenten en zal ik zo snel mogelijk afronden.
Waarom wordt het geld dat mensen uit Batch 1588 krijgen en nu dus wel gecompenseerd worden, op een SNN- rekening gestort? Deze rekeningen worden toch bijna gesloten nu de vijfjaarstermijn bijna verstrijkt? Waarom krijgen mensen het bedrag niet op hun eigen rekening uitbetaald?
De gemeente is betrokken bij de toekenningen vanuit het meldpunt. Bij een klein aantal meldingen is geconstateerd dat de memo ondergrens niet (goed) is toegepast. Voor deze bewoners heeft een budgetverhoging plaatsgevonden, binnen de werkwijze van batch 1588. Dit gebeurt via het bouwdepot bij SNN. Het bedrag dat is toegewezen is bedoeld om de kosten te dekken die horen bij de sloop/nieuwbouw of versterking van de woning. In deze gevallen was het depot nog niet afgesloten. Dit depot is tot vijf jaar nadat de beschikking is verleend beschikbaar. Deze termijn kan op verzoek van de eigenaar worden verlengd. Mocht het meldpunt bijdragen doen aan adressen waarvan de subsidie reeds is vastgesteld en het depot gesloten, kan het zijn dat de betaling rechtstreeks via NCG plaatsvindt. Deze situatie heeft zich tot nu toe nog niet voorgedaan.
Heeft u zich reeds verdiept in de situatie van huurders en eigenaren in Batch 1588 die nog bezig zijn met de versterking en daarbij problemen ervaren, zoals het niet hebben van een passende wisselwoning of het niet krijgen van een vergelijkbare nieuwe woning? Zo nee, wilt u dit gaan doen? Is de € 50.000 die via bewonersbegeleiders beschikbaar is gesteld om knelpunten in de versterking op te lossen er ook voor de bewoners in Batch 1588?
De toekenning van wisselwoningen gaat via de gemaakte afspraken, waarbij in specifieke gevallen maatwerk is toegepast. De memo ondergrens wordt toegepast om te toetsen of het toegekende budget voldoende is voor een functioneel vergelijkbare woning. De € 50.000 die via bewonersbegeleiders beschikbaar is gesteld om knelpunten in de versterking op te lossen is niet van toepassing voor de bewoners in Batch 1588. Voor knelpunten in batch 1588 is een risicofonds opgenomen in het totaal budget voor batch 1588.
Wat wilt u doen voor de bewoners uit Batch 1588 en andere batches die te maken hebben met (soms ernstige) bouwfouten?
Op 20 januari jl. heb ik hierover een brief naar uw Kamer gestuurd.2 Zoals ik het lid Beckerman heb toegezegd3 zal ik ook met de gemeenten in gesprek gaan over het toezicht op bouwfouten om het aantal bouwfouten waar bewoners mee geconfronteerd worden tot een minimum te beperken, ook voor bewoners uit Batch 1588. Ik zal de Kamer zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor de zomer informeren over de uitkomsten van de doorlichting van de NCG en het gesprek met de gemeenten.
In 2019 heeft de Hoge Raad bevestigd dat gederfd woongenot materiele schade is; klopt het dat hier tot op heden nog geen compensatieregeling voor is? Wanneer komt deze regeling?
Het klopt dat er nog geen regeling is voor gederfd woongenot. Het IMG heeft een pilotstudie gedaan om inzicht te krijgen hoe compensatie voor verschillende situaties uitpakt. Op basis van deze studie gaat het IMG dit jaar een besluit nemen over de ontwikkeling van de regeling.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Herstel Groningen van 30 januari 2025?
Ja.
De aangespannen arbitragezaak tegen de Staat van ExxonMobil |
|
Sandra Beckerman , Julian Bushoff (PvdA) |
|
van Marum , Sophie Hermans (VVD) |
|
Kent u het bericht «ExxonMobil kondigt nieuwe arbitragezaak aan tegen Nederlandse staat om sluiting Groningenveld»?1
Ja.
Kunt u garanderen, dat u net als het vorige kabinet, geen integrale gesprekken gaat voeren met bedrijven als Shell en ExxonMobil waarvan elk verantwoordelijkheidsgevoel voor de aangerichte schade ontbreekt? Deelt u de mening dat er met zulke immorele bedrijven geen gesprekken gevoerd moeten worden en dat ze bestreden dienen te worden in een rechtszaak?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de stand van zaken van de procedures met NAM en haar aandeelhouders (Kamerstuk 33 529, nr. 1260) zijn begin dit jaar de op dat moment nog lopende gesprekken met Shell en ExxonMobil opgeschort in afwachting van besluitvorming door het kabinet. Shell en ExxonMobil hebben per brief laten weten graag opnieuw met de Staat in gesprek te gaan. Dit kabinet beziet op dit moment of het in het belang van de Staat is om, en zo ja, hoe gesprekken te hervatten. Omdat juridische procedures met Shell en ExxonMobil ook nadelen en risico’s kennen, wordt ook de optie van gesprekken door dit kabinet afgewogen. De gesprekken zullen niet hervat worden zonder de Kamer hierover vooraf te informeren.
Kunt u garanderen dat deze arbitragezaak niet tot een versobering of vertraging van de toch al moeizame schadeafhandeling voor getroffen Groningers zal leiden?
Het kabinet kan u verzekeren dat de discussies tussen ExxonMobil en de Staat over de kosten geen enkel effect hebben op de uitvoering van de schadeafhandeling en versterkingsoperatie. Na de afspraken die in 2018 zijn gemaakt, is de NAM volledig uit de schadeafhandeling en versterkingsoperatie gehaald.
Deelt u de mening dat het schaamteloos is van ExxonMobil, die miljarden heeft verdiend aan de gaswinning in Groningen terwijl er als gevolg meer dan 85.000 huizen schade hebben opgelopen en 20.000 mensen gezondheidsproblemen, nu niet hun verantwoordelijkheid nemen in recht doen aan Groningen: schadeafhandeling, versterking en de ereschuld inlossen?
Het kabinet vindt het belangrijk dat ExxonMobil, maar ook Shell, zich houdt aan de gemaakte afspraken en hun verantwoordelijkheid nemen. Shell en ExxonMobil hebben immers een belangrijke rol gespeeld bij de gaswinning in Groningen en de afspraken die de Staat met deze bedrijven heeft gemaakt vanaf 2018 weerspiegelen deze rol.
Hoe groot is volgens u het bedrag dat Shell en ExxonMobil, gezien de schade die ze hebben aangericht, moreel verplicht zijn aan de Groningers?
Gelet op zowel de procespositie van de Staat als de eventuele onderhandelpositie van de Staat, indien zoals hierboven aangegeven bij het antwoord op vraag 2 gesprekken hervat worden, is het niet wenselijk om eventuele bedragen te noemen.
Wat is uw mening betreft het feit dat aandeelhouders van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) meermaals verzoeken voor vrijwillige bijdrages aan de ereschuld hebben geweigerd? Deelt u de mening dat ongeacht de afloop van de arbitragezaak ExxonMobil recht moet doen aan Groningen door fatsoenlijk bij te dragen schadeafhandeling, versterking en de ereschuld inlossen?
De verantwoordelijkheid van de Staat en de NAM en haar aandeelhouders voor de negatieve gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld gaat wat het kabinet betreft verder dan alleen schadeafhandeling en de versterkingsopgave. Nij Begun bevat aanvullende maatregelen voor de aanpak van de maatschappelijke en economische problemen in Groningen, waarmee gedurende 30 jaar een generatielange bijdrage van 7,5 miljard euro gemoeid is. Het kabinet ziet graag dat NAM ook bijdraagt aan deze kosten om problemen in Groningen die worden veroorzaakt door de gaswinning structureel aan te pakken. De Staat heeft reeds meermaals de aandeelhouders van de NAM verzocht een vrijwillige bijdrage aan de ereschuld te leveren, tot op heden zonder resultaat. Dat betreurt het kabinet.
Bent u bereid om over te gaan op verplichte bijdrages van Shell en ExxonMobil, gezien het feit dat de aandeelhouders niet bereid zijn om vrijwillig hun ereschuld in te lossen? Zo nee, waarom niet?
Kenmerk van een ereschuld is dat deze niet juridisch afdwingbaar is. Zoals beschreven in de brief over een verkenning van een belastingheffing op Shell en ExxonMobil van 21 mei jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1237) heeft de voormalige Staatssecretaris Mijnbouw de opties onderzocht voor een extra heffing, naast de bestaande heffingen voor de kosten van de schadeafhandeling en de versterkingsopgave. Die opties zijn beperkt en worden begrensd door artikel 104 van de Grondwet en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP EVRM). Een individuele heffing op de NAM is alleen mogelijk voor kosten ter bestrijding van de nadelige gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld, die in voldoende nauw verband staan met de verantwoordelijkheid of het handelen van NAM en niet aan een ander kunnen worden toegerekend.
Bent u bereid artikel 15 van de Tijdelijke Wet Groningen in te zetten om kosten in rekening te brengen bij de NAM voor de schadeafhandeling en de versterkingsopgave van de Groningers en zodoende hun ereschuld in te lossen? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord op vraag 7 is het kabinet ingegaan op de juridische afdwingbaarheid van een ereschuld. Artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen (TwG) wordt gebruikt om kosten in rekening te brengen bij de NAM voor de schadeafhandeling en de versterkingsopgave. Vanaf inwerkingtreding van de TwG op 1 juli 2020 wordt de schadeafhandeling uitgevoerd door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). De kosten daarvan worden door middel van heffingen doorbelast aan de NAM. Sinds de inwerkingtreding van de wetswijziging van de TwG voor versterken op 1 juli 2023 worden ook de kosten voor de versterking vanaf het derde kwartaal 2023 op de NAM verhaald door middel van een heffing op grond van artikel 15.2 Het kabinet is voornemens om alle kosten waarvoor NAM wettelijk aansprakelijk is via deze heffingen op de NAM te verhalen.
Bent u bereid de Tijdelijke Wet Groningen te verruimen zodat ook kosten voor overige maatregelen van overheden ter bestrijding van de nadelige gevolgen, zoals sociale en economische problemen alsook de verduurzamingsopgave, van de gaswinning in rekening kunnen worden gebracht bij de NAM? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel in behandeling waarin een wijziging van de heffingsgrondslag wordt voorgesteld.3 De bestaande bepalingen in combinatie met voorliggende aanpassingen maken het mogelijk om alle kosten ter bestrijding van de nadelige gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld, die vallen onder de aansprakelijkheid van de NAM, op de NAM te kunnen verhalen. De mogelijkheden tot het verhalen van kosten zijn daarmee niet onbegrensd: er zal altijd een relatie met de gaswinning moeten zijn. In de periodieke heffingsbesluiten zal worden onderbouwd welke kosten binnen de aansprakelijkheid van de NAM vallen.
Hoe groot deel van 1,1 miljard euro die in rekening is gebracht aan de NAM voor de versterkingsoperatie is reeds voldaan?
Voor wat betreft de stand van zaken rond doorbelasting van kosten aan de NAM verwijzen wij naar pagina’s 84 en 85 van de memorie van toelichting bij de ontwerpbegroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 36 000-VII, nr. 2). In tabel 24 is opgenomen dat van de 1,306 miljard euro aan de NAM in rekening gebrachte kosten 756 miljoen euro is voldaan. Derhalve is 550 miljoen euro nog niet voldaan.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid van arbitragegesprekken achter gesloten deuren voor dit soort amorele bedrijven als Shell en ExxonMobil onwenselijk zijn?
In het Akkoord op Hoofdlijnen (AoH) is afgesproken dat geschillen tussen partijen beslecht worden door arbitrage bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI). Hier is voor gekozen omdat dit in het verleden ook zo afgesproken was binnen het gasgebouw. Arbitrageprocedures zijn in beginsel vertrouwelijk. Daarbij zijn partijen bij de arbitrage over het Akkoord op Hoofdlijnen overeengekomen dat het vonnis openbaar kan worden gemaakt (behoudens bedrijfsgevoelige informatie).
Kunt u deze vragen voor 5 november beantwoorden?
Vanwege de overlap in de vragen van de leden Bushoff (GL/PvdA) en Beckerman (SP) (ingezonden op 11 oktober 2024, met het kenmerk 2024Z15684) en de 28 vragen van het lid Teunissen (PvdD) (ingezonden op 18 oktober 2024, met het kenmerk 2024Z16315) en de benodigde afstemming tussen departementen is het helaas niet gelukt deze vragen binnen de gebruikelijke termijn te beantwoorden.
De investeringsclaim die ExxonMobil indient vanwege het dichtdraaien van de Groningse gaskraan |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Reinette Klever (PVV), van Marum , Sophie Hermans (VVD) |
|
Hoe hoog is de schadevergoeding die ExxonMobil eist met hun investeringsclaim via het Energy Charter Treaty? Welke andere eisen stelt ExxonMobil?
Op dit moment kan het kabinet nog geen uitlatingen doen over de hoogte van de vorderingen van ExxonMobil. Partijen moeten eerst afspraken maken over transparantie en vertrouwelijkheid van de arbitrageprocedure.
Deelt u de mening dat ExxonMobil meer dan genoeg heeft overgehouden aan de gaswinning in Groningen, namelijk samen met Shell 66 miljard euro winst? Waarom wel of niet?
Het is niet aan het kabinet om daarover te oordelen. Wat belangrijk is dat ExxonMobil, maar ook Shell, zich houdt aan de gemaakte afspraken en hun verantwoordelijkheid nemen.
Wanneer heeft ExxonMobil kenbaar gemaakt dat het bedrijf deze investeringsclaim zou indienen tegen Nederland vanwege het dichtdraaien van de Groningse gaskraan?
Op 27 juni 2024 heeft ExxonMobil de Staat een kennisgeving gestuurd over het geschil en verzocht om consultaties over een schikking op grond van het Verdrag inzake het Energiehandvest. De Staat heeft deze op 1 juli 2024 ontvangen.
Heeft ExxonMobil eerder gedreigd of de mogelijkheid genoemd om zo’n claim in te dienen? Zo ja, hoe en wanneer?
Nee, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1261) kwam de procedure als een verrassing.
Zijn er pogingen gedaan om ExxonMobil tegemoet te komen om een claim te voorkomen? Zo ja, welke pogingen? Zo nee, waarom niet?
Met de Belgische ExxonMobil-entiteit is één gesprek gevoerd naar aanleiding van de kennisgeving. In dit gesprek gaf ExxonMobil aan de gesprekken met de Staat over een (volledige) schikking te willen hervatten. De Staat heeft duidelijkheid gevraagd over met wie deze gesprekken zouden moeten plaatsvinden (ExxonMobil België of Nederland) en wanneer een logisch moment hiervoor zou zijn aangebroken. ExxonMobil zou hierop terugkomen. In plaats daarvan heeft zij een verzoek om arbitrage bij het International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) ingediend. Dit heeft ons verrast.
Welke mate van transparantie kunt u toezeggen over deze claimzaak? Kunt u toezeggen dat de aanklacht, het claimbedrag, het vonnis en alle documenten en de zittingen in de zaak openbaar worden?
De Staat zal zich inzetten voor maximale transparantie. Het kabinet kan evenwel op dit moment geen toezegging doen, aangezien partijen hierover nog afspraken moeten maken. Indien de Staat en ExxonMobil het niet eens kunnen worden over de mate van transparantie, dan zal het scheidsgerecht beslissen.
Onder voorbehoud van toestemming van de partijen in het geschil, mag het ICSID arbitrale uitspraken publiceren, evenals andere documenten van de procedures, waaronder (geredigeerde) processtukken van de partijen. Ook zonder toestemming van partijen kan ICSID informatie publiceren over lopende zaken. Dit kan de namen van de betrokken partijen, advocaten en leden van het tribunaal omvatten, de economische sector en het algemene onderwerp van het geschil op zeer beknopte wijze, het instrument (veelal een verdrag) waarop door de eisende partij een beroep wordt gedaan, het toepasselijke arbitragereglement, en de stand van zaken in de procedure.
Kunt u toezeggen dat derde partijen zoals belangenbehartigers van Groningse burgers zich kunnen voegen bij de claimzaak, bijvoorbeeld via een Amicus Curiae?
De ICSID Arbitration Rules 2022 bieden niet-betrokken partijen de mogelijkheid om te verzoeken een schriftelijke bijdrage te leveren in de procedure, mits voldaan is aan een aantal in het arbitragereglement vervatte vereisten. Het scheidsgerecht beoordeelt het verzoek en zorgt ervoor dat deelname het proces niet verstoort. Betrokken partijen mogen hun mening geven over de toelating.
In welke mate is ExxonMobil bereid om mee te werken aan volledige transparantie?
Dat is op dit moment nog niet duidelijk. Het verzoek om arbitrage is pas net geregistreerd. Eerst zal een scheidsgerecht moeten worden samengesteld en daarna zullen partijen procesafspraken moeten maken, waaronder over transparantie van de arbitrageprocedure.
Kunt u de Tweede Kamer blijvend informeren over de voortgang van de claimzaak, inclusief afspraken over transparantie en de positie van derden?
Ja, het kabinet zal de Kamer op belangrijke procesmomenten informeren, zoals ook in eerdere investeringsarbitrageprocedures tegen de Staat is gebeurd.
Bent u bekend met het LinkedIn-bericht van ExxonMobil Benelux van 10 oktober jongstleden waarin het bedrijf de claimzaak aankondigt en motiveert? 1
Ja.
Wat vindt u van de bewering van ExxonMobil dat de Nederlandse staat op haar contractuele verplichtingen is teruggekomen?
De Staat heeft in 2018 met de directe aandeelhouders van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) het Akkoord op Hoofdlijnen (AoH) gesloten. De Staat is van mening dat hij de afspraken uit het AoH is nagekomen.
Wat vindt u van de bewering van ExxonMobil dat de gevoerde schikkingsgesprekken niet zinvol waren?
In het LinkedIn-bericht van ExxonMobil wordt gedoeld op de verkennende gesprekken die in 2022 en 2023 gevoerd zijn met Shell en ExxonMobil door het vorige kabinet over een vervangende totaalovereenkomst.
Het kabinet vindt het bericht van ExxonMobil op LinkedIn eenzijdig en niet constructief. Het bevat meerdere onjuiste stellingen. Zo stelt het bericht dat de Staat niet de intentie had om tot een minnelijke schikking te komen. Dit is onjuist. De Staat heeft zich constructief opgesteld in de gesprekken met Shell en ExxonMobil en meermaals opties aangedragen om voortgang in de gesprekken te boeken. Voorts zou de Staat volgens het bericht geen zinvolle schikkingsgesprekken hebben gevoerd en het overleg hebben beëindigd. Ook dit vereist context: zinvol overleg vereist dat beide partijen flexibel zijn. En de gesprekken zijn opgeschort door het vorige kabinet, nadat Shell en ExxonMobil, terwijl de gesprekken nog liepen, een arbitrage bij het Nederlands Arbitrage Instituut over dezelfde onderwerpen hebben ingesteld (debat 6 maart 2024). Daarbij is aangegeven dat een nieuw kabinet een andere afweging zou kunnen maken.
Zowel Shell als ExxonMobil hebben per brief aangegeven bereid te zijn opnieuw met de Staat in gesprek te gaan. De Staat beziet of het in het belang van de Staat is of, en zo ja, hoe gesprekken te herstarten. De gesprekken zullen niet hervat worden zonder de Kamer hierover vooraf te informeren.
Tot slot, het staat buiten kijf dat mochten de gesprekken hervat worden, een flexibele opstelling van alle partijen noodzakelijk is om voortgang te kunnen boeken. Ook van ExxonMobil.
Wat vindt u van de bewering van ExxonMobil dat de (vorige) regering maatregelen heeft genomen die het bedrijf willekeurig en onevenredig zouden benadeelden?
De Staat houdt zich aan de afspraken die hij met de directe aandeelhouders van NAM heeft gemaakt. Er is geen sprake van willekeurige of onevenredige maatregelen die de Staat heeft getroffen en waarmee NAM zou worden benadeeld.
In hoeverre heeft ExxonMobil zich constructief en minnelijk opgesteld in de gesprekken over de beëindiging van de gaswinning?
Er hebben sinds het besluit van het kabinet om de gaswinning uit het Groningenveld te beëindigen en het sluiten van het Akkoord op Hoofdlijnen met Shell en ExxonMobil Nederland in 2018 regelmatig gesprekken plaatsgevonden tussen de Staat en NAM en tussen de Staat en de aandeelhouders van NAM met het oog op het nog sneller beëindigen van de gaswinning. Deze gesprekken waren constructief en hebben geleid tot beëindiging van de gaswinning in april 2024.
Is de regering van plan om aan de eisen van ExxonMobil tegemoet te komen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
ExxonMobil is een investeringsarbitrageprocedure gestart onder het Energiehandvestverdrag. De Staat is van oordeel dat deze procedure overbodig is, want over hetzelfde onderwerp lopen al procedures bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI). Bovendien is deze arbitrageprocedure, tussen een investeerder van een EU-lidstaat en een EU-lidstaat onder het Energiehandvestverdrag, in strijd met Europees recht. De Staat ziet daarom geen mogelijkheid om ExxonMobil op welke manier dan ook tegemoet te komen in deze procedure.
Hoe is het mogelijk dat het Amerikaanse ExxonMobil Nederland aanklaagt via het Energy Charter Treaty, terwijl Nederland daaruit is gestapt en terwijl de Verenigde Staten geen lid is van dit verdrag? Wat vindt u daarvan?
Het is niet een Amerikaanse vennootschap van ExxonMobil die de procedure heeft gestart tegen de Staat via het Energiehandvestverdrag, maar een Belgische vennootschap van ExxonMobil. België is partij bij het Energiehandvestverdrag.
De Staat heeft het Energiehandvestverdrag opgezegd en het verdrag zal op 28 juni 2025 voor Nederland buiten werking treden. Op dit moment is Nederland dus nog verdragspartij bij het Energiehandvestverdrag. Onder de «sunset»-clausule zullen investeringen die reeds bestonden voor 28 juni 2025 nog 20 jaar beschermd blijven. Zie de Kamerbrief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1261).
Hoe is het mogelijk dat ExxonMobil nu twee arbitragezaken over hetzelfde voert, een bij het Nederlands Arbitrage Instituut en een onder het Energy Charter Treaty? Wat vindt u daarvan?
Het is in beginsel mogelijk om twee arbitragezaken over hetzelfde onderwerp te voeren, omdat er sprake is van twee verschillende rechtsgrondslagen. De rechtsgrondslag onder een verdrag dat strekt tot het beschermen van investeringen is een andere dan de rechtsgrondslag op grond waarvan een arbitrage onder een contract wordt gevoerd. In theorie kan een beroep op de respectievelijke arbitrageclausules in een investeringsbeschermingsverdrag en in een contract parallel aan elkaar worden gedaan.
Dit neemt niet weg dat de Staat zich in dit geval op het standpunt stelt dat deze procedure bij ICSID overbodig (en bovendien onrechtmatig) is. Zie volledigheidshalve het antwoord op vraag 15. Desalniettemin bereidt de Staat zich voor op het voeren van deze internationale arbitrageprocedure parallel aan de al lopende NAI-arbitrageprocedures.
Waarom dient ExxonMobil deze zaak niet gewoon bij de nationale rechter in? Zijn er redenen om aan te nemen dat ExxonMobil meer kans maakt of een hogere schadevergoeding kan krijgen via het Energy Charter Treaty?
Het stond ExxonMobil vrij om deze zaak bij de nationale rechter in te dienen. Het is echter niet aan het kabinet om te speculeren waarom ExxonMobil dat niet heeft gedaan.
Waarom bent u van mening, zoals gesteld in de brief van 9 oktober jongstleden, dat de uitkomst van de arbitragezaken geen effect heeft op de inwoners van Groningen? Zal een negatieve uitkomst ook geen gevolgen hebben voor hoe de Staat in de toekomst omgaat met maatschappelijke zorgen rondom gaswinning, bijvoorbeeld in de kleine gasvelden, wetende dat afbouw van de gaswinning tot grote schadevergoedingen kan leiden?
Het kabinet kan u verzekeren dat de discussies tussen de NAM of Shell en ExxonMobil over de kosten geen enkel effect hebben op de uitvoering van de schadeafhandeling en versterkingsoperatie. Na de afspraken die in 2018 zijn gemaakt, is de NAM volledig uit de schadeafhandeling en versterkingsoperatie gehaald. Dit is afgesproken om te voorkomen dat bewoners in lange discussies met de NAM terecht komen. Bewoners kloppen aan bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor de schadeafhandeling en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) voor de versterkingsopgave. De Staat schiet de kosten voor en verhaalt het aandeel van NAM via jaarlijkse heffingen. Deze afspraken zijn ook wettelijk vastgelegd in de Tijdelijke wet Groningen.
Hoewel de omvang en mogelijke gevolgen van gaswinning uit kleine velden op land veel kleiner zijn dan bij het Groningenveld, trekt het kabinet zich de zorgen over de impact van deze gaswinning op de omgeving en omwonenden zeer aan. Bij de beoordeling van aanvragen voor winningsplannen voor gaswinning uit kleine velden op land staat veiligheid voorop. De uitkomst van de arbitragezaken zal daar geen effect op hebben. Zoals aangekondigd in het Commissiedebat Mijnbouw van 2 oktober 2024 zal het kabinet de Kamer dit najaar verder informeren over het beleid over gaswinning uit kleine velden op land.
Erkent u dat claims als deze, zeker als ExxonMobil inderdaad een schadevergoeding zou krijgen, negatieve invloed kan hebben op hoe de Staat in de toekomst afwegingen maakt tussen de belangen van fossiele bedrijven en de positie van omwonenden en de leefomgeving?
Nee, zie antwoord op vraag 19.
Kunt u een overzicht geven van actuele samenwerkingen in welke vorm dan ook, tussen de Nederlandse staat (inclusief staatsdeelnemingen) en ExxonMobil?
Shell, ExxonMobil en de Staat hebben samenwerkingsafspraken over aardgaswinning vastgelegd in de Overeenkomst van Samenwerking (1963). Op basis van deze afspraken werken de partijen samen onder de noemer «het Gasgebouw».
Onderdeel van het gasgebouw is GasTerra B.V., een besloten vennootschap met als aandeelhouders ExxonMobil Nederland en Shell Nederland (elk 25%), EBN (40%) en de Nederlandse Staat (10%).
De samenwerking binnen het Gasgebouw wordt afgebouwd, en de onderneming GasTerra wordt beëindigd.
Op welke manier kunt u deze opstelling van ExxonMobil meewegen bij het al dan niet aangaan of voortzetten van samenwerkingen met dit bedrijf of bij het al dan niet verstrekken van vergunningen aan dit bedrijf of bij het stellen van voorwaarden bij samenwerkingen?
Ten aanzien van verstrekken van vergunningen en het beoordelen van aanvragen voor instemmen met winningsplannen voor de diepe ondergrond verwijzen wij naar het antwoord op vraag 19.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 21 worden de bestaande samenwerkingen met ExxonMobil in het Gasgebouw afgebouwd.
Waarom hebben kabinetten zo lang waarschuwingen van experts en ngo’s voor dit soort claims genegeerd?
Het kabinet is zich bewust van de risico’s op claims van bedrijven die hier actief zijn en beschermd worden onder een investeringsbeschermingsverdrag. Dat is inherent aan het hebben van dergelijke verdragen. Dat neemt niet weg dat het kabinet belang hecht aan investeringsbeschermingsverdragen. Deze verdragen bieden investeerders rechtszekerheid en dragen bij aan een goed investeringsklimaat in de verdragspartijen. De bescherming onder investeringsbeschermingsverdragen betreft de beginselen van goed bestuur waar Nederland sowieso aan gehouden is. Het is daarbij belangrijk voor ogen te houden dat het indienen van een claim niet betekent dat die claim ook zal worden toegekend.
Overigens is de set afspraken binnen het zogenoemde Gasgebouw een unieke vorm van samenwerking die nergens anders bestaat en al stamt uit de jaren ’60 toen het Groningenveld net ontdekt werd. Zoals ook aangegeven in Nij Begun heeft de Staat veel geleerd van het verleden en er zal niet snel opnieuw een vergelijkbare vorm van samenwerking worden aangegaan.
Welke risico’s loopt Nederland op meer investeringsclaims als de investeringsbescherming van het CETA-verdrag in werking treedt en als nieuwe verdragen met Singapore en Vietnam worden goedgekeurd?
Voor elk verdrag dat voorziet in afspraken over investeringsbescherming en een investeerder-staat geschillenbeslechtingsmechanisme, geldt dat een kwalificerende investeerder van de ene verdragspartij de mogelijkheid heeft om een claim in te dienen tegen de andere verdragspartij indien zij van mening is dat het gastland zich niet houdt aan de basisbeginselen van bescherming waarin het verdrag voorziet. Het gaat hierbij om rechtsstatelijke basisbeginselen zoals die ook zijn vastgelegd in het Nederlands recht. Het indienen van een dergelijke claim is uiteraard enkel mogelijk wanneer aan de voorwaarden, zoals vastgelegd in het desbetreffende verdrag, is voldaan.
De mogelijkheid om zich te beroepen op investeringsbescherming zal ook toekomen aan kwalificerende investeerders onder CETA en onder de investeringsbeschermingsverdragen tussen de EU en Singapore respectievelijk Vietnam. Nederlandse bedrijven kunnen zich, op basis van deze verdragen, beroepen op hun investeringsbeschermingsrechten bij de andere verdragspartij, en bedrijven van die verdragspartijen kunnen zich omgekeerd beroepen op hun investeringsbeschermingsrechten jegens Nederland. Ten aanzien van de in de vraag genoemde verdragen geldt dat dit verdragen zijn op basis van de gemoderniseerde EU benadering van investeringsbescherming. In deze verdragen zijn duidelijk afgebakende standaarden opgenomen en is het recht van staten om regelgeving vast te stellen in het publieke belang herbevestigd. Overigens is het onder de huidige, bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst tussen Nederland en Vietnam ook al mogelijk voor investeerders om een claim in te dienen tegen het gastland. Zoals ook aangegeven in het antwoord op de vorige vraag staat het indienen van een claim niet gelijk aan het toekennen van een claim: de Staat is nog nooit gedwongen compensatie te betalen aan een bedrijf op basis van een investeringsbeschermingsverdrag.
Hoe verhoudt zich de keuze van Nederland om uit het Energy Charter Treaty te stappen, omdat het in strijd is met de bescherming van klimaat en milieu, met het streven om nieuwe bilaterale verdragen af te sluiten welke ook fossiele investeringen zouden beschermen?
De uiteindelijke beslissing om uit het Energiehandvestverdrag te stappen was gebaseerd op een optelsom van verschillende overwegingen. Zo speelde mee dat de gemoderniseerde tekst geen nieuwe duurzaamheidsverplichtingen creëerde terwijl dit wel de EU inzet was. Het gemoderniseerde Energiehandvestverdrag herbevestigde enkel bestaande duurzaamheidsverplichtingen, en bleef daarmee achter bij bepalingen in andere verdragen, zoals de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie (CETA). Daarnaast was het onderhandelingsresultaat op het punt van de modernisering van het geschillenbeslechtingssysteem volgens het kabinet ontoereikend (Kamerstuk 21 501, nr. 977). Bovendien was er bij het Energiehandvestverdrag sprake van een sectorspecifiek verdrag, hetgeen niet het geval is bij de reguliere bilaterale investeringsbeschermingsakkoorden.
Welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat bedrijven nog 20 jaar lang claims kunnen starten onder het Energy Charter Treaty vanwege de zogenaamde sunset clause, bijvoorbeeld via een zogenaamde Inter Se-aanpassing van het verdrag zoals voorgesteld door IISD2?
Het is gebruikelijk dat verdragen voorzien in overgangsbepalingen, zoals een «sunset»-clausule. Ook bij investeringsbeschermingsverdragen is het gebruikelijk dat een «sunset»-clausule is opgenomen. Het Energiehandvestverdrag is wat dat betreft geen uitzondering. Een dergelijke clausule is van belang voor de rechtszekerheid, omdat het regelt dat investeringen die reeds zijn gedaan vóór beëindiging van het verdrag, bescherming blijven genieten voor een bepaalde periode ná beëindiging. De «sunset»-clausule geldt uitdrukkelijk niet voor investeringen die worden gedaan nadat het verdrag buiten werking is getreden.
De rechtsbescherming die de «sunset»-clausule biedt komt ook ten goede aan het Nederlands bedrijfsleven dat actief is op het grondgebied van een verdragspartij. Het vroegtijdig beëindigen van de «sunset»-clausule in het Energiehandvestverdrag zou voor het Nederlands bedrijfsleven nadelig kunnen uitpakken.
In theorie is het mogelijk om met de verdragspartijen van het Energiehandvestverdrag nieuwe afspraken te maken, bijvoorbeeld over de «sunset»-clausule. Het kabinet acht de haalbaarheid van een dergelijke «inter se»-overeenkomst zeer gering. Zowel de EU als Nederland hebben inmiddels het Energiehandvestverdrag opgezegd en zijn slechts voor een korte periode nog partij bij het verdrag. Door het lange uitblijven van een gezamenlijke EU positie ten aanzien van de modernisering van het Energiehandvestverdrag heeft de Conferentie van het Energiehandvest de moderniseringsvoorstellen tot op heden niet kunnen aannemen. Daarmee hebben de EU noch Nederland een goede uitgangspositie om met de andere verdragspartijen te onderhandelen over het vroegtijdig beëindigen van de «sunset»-clausule in het Energiehandvestverdrag. Bovendien zullen de EU en Nederland binnenkort geen verdragspartij meer zijn en komt daarmee ook de mogelijkheid te vervallen om mee te doen met een «inter se»-overeenkomst van verdragspartijen.
Deelt u de mening dat Nederland geen nieuwe verdragen meer zou moeten afsluiten of ratificeren die buitenlandse investeerders de mogelijkheid geven om miljoenen- of miljardenclaims in te dienen tegen Nederland via buitenlandse arbiters en buiten de Nederlandse rechter om? Waarom wel of niet?
Het kabinet deelt deze mening niet. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 23 is het kabinet bekend met het risico dat buitenlandse investeerders op basis van investeringsbeschermingsverdragen de mogelijkheid hebben claims in te dienen tegen Nederland bij een internationaal arbitragetribunaal. Het is daarbij belangrijk voor ogen te houden dat het indienen van een claim niet betekent dat die claim ook zal worden toegekend: de Staat is nog nooit gedwongen compensatie te betalen aan een bedrijf op basis van een investeringsbeschermingsverdrag.
Het kabinet hecht belang aan investeringsbeschermingsverdragen en beschouwt dergelijke verdragen als één van de instrumenten voor een actief en ambitieus internationaal handels- en investeringsbeleid. Deze verdragen bieden investeerders rechtszekerheid en dragen bij aan een goed investeringsklimaat in de verdragspartijen. De bescherming onder investeringsbeschermingsverdragen betreft bovendien de beginselen van goed bestuur waar Nederland sowieso aan gehouden is. Voor het Nederlandse bedrijfsleven dat over de Europese grens opereert biedt de aanwezigheid van een investeringsbeschermingsverdrag bescherming en rechtszekerheid, en draagt het bij aan een verbeterd gelijk speelveld voor het Nederlandse bedrijfsleven in derde landen.
Tot slot bieden investeringsbeschermingsverdragen een platform voor het versterken van de dialoog en de band met landen buiten de EU.
Deelt u de mening dat we het risico op claims via investeringsbeschermingsovereenkomsten buiten de Nederlandse rechter om zouden moeten voorkomen? Wat gaat de Minister daarvoor doen?
Nee. Zie het antwoord op de vragen 23, 24 en 27 hierboven.
Het uitsluiten triple glas en kozijnen bij isolatiesubsidie 'maatregel 29’ van Nij Begun |
|
Sandra Beckerman , Julian Bushoff (PvdA) |
|
van Marum , Mona Keijzer (BBB) |
|
Kent u het bericht «Inwoners van Groningen en Noord-Drenthe boos over uitsluiten triple glas en kozijnen bij isolatiesubsidie «maatregel 29». «Mensen blijven nu met een restschuld» uit het Dagblad van het Noorden en wat is daarop uw reactie?1
Hoe rijmt u de uitspraak in de Kamerbrief van 6 maart 2024 (Kamerstuk 33 529, nr. 1227) «deze woningeigenaren krijgen voor de noodzakelijke maatregelen tot de standaard voor woningisolatie honderd procent subsidie» voor woningeigenaren uit het aardbevingsgebied met het feit dat triple glas en kunststofkozijnen zijn uitgesloten voor deze subsidie?
Welke maatregelen vallen volgens u precies onder de «noodzakelijke maatregelen tot de standaard»? Kunt u alle afzonderlijke «noodzakelijke maatregelen tot de standaard» uitsplitsen?
Kunt u toelichten waarom triple glas en kunststofkozijnen zijn uitgesloten voor deze subsidie, terwijl ze op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) onder de standaard voor woningisolatie vallen?2 Is de uitsluiting van deze maatregelen dan niet in tegenspraak met de genoemde Kamerbrief van 6 maart 2024?
Waarom vallen deze maatregelen wel onder de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE), maar niet onder maatregel 29 van Nij Begun?
Waarom krijgt de rest van Nederland het advies en tevens de subsidie voor triple glas en nieuwe kozijnen en krijgen Groningers dit middels maatregel 29 van Nij Begun niet?3 4 Op basis waarvan wordt het onderscheid tussen Groningen en de rest van Nederland gemaakt?
Is het een puur financiële overweging om triple glas en nieuwe kozijnen uit te sluiten van maatregel 29 van Nij Begun?
Hoe rijmt u het doel uit de Kamerbrief over Nij Begun dat «huizen zoveel als mogelijk worden geïsoleerd naar de standaard voor woningisolatie. Daardoor zijn deze huizen qua isolatie straks klaar voor de overstap van aardgas naar een vorm van duurzame warmte.» en het uitsluiten triple glas en nieuwe kozijnen?5
Zijn er woningen die niet aan de standaard kunnen voldoen als er geen nieuwe kozijnen en triple glas worden geplaatst? Zo nee, betekent dit dat deze woningen dus niet goed genoeg geïsoleerd zijn om van het aardgas af te stappen?
Kan het zo zijn dat een woning die nu wordt geïsoleerd middels maatregel 29 van Nij Begun over aantal jaar weer nieuwe verduurzamingsmaatregelen nodig heeft om «toekomstbestendig» te worden doordat triple glas en nieuwe kozijnen worden uitgesloten? Zo ja, is het niet veel (kosten)efficiënter om deze maatregelen wel toe te voegen aan maatregel 29 van Nij Begun?
Vindt u dat het kabinet met het uitsluiten van kozijnen en triple glas recht doet aan de disproportionele last die bewoners hebben gedragen door de winning van aardgas, zoals u stelt in de Kamerbrief over Nij Begun?
Wanneer is precies besloten dat triple glas en kozijnen zijn uitgesloten van subsidiëring en wanneer is dat precies gecommuniceerd? Is deze beslissing genomen nadat het duidelijk werd dat de 1,65 miljard euro niet toereikend was om dit onderdeel te maken van de subsidie?
Is het lokale bestuur voor blok gezet door het beperkte budget, waardoor het lokale bestuur in samenspraak met het Rijk vanuit het lokale bestuur bezien begrijpelijk tot deze regeling is gekomen, maar nooit voldoende middelen had om tot een uitgebreidere regeling te komen?
Wat zegt u tegen de woningeigenaren uit het aardbevingsgebied die triple glas en kunststof kozijnen hebben geplaatst en er logischerwijs vanuit gingen dat ze hier «met terugwerkende kracht vanaf 25 april 2023» (Kamerstuk 33 529, nr. 1227) subsidie voor zouden krijgen? Snapt u dat dat zij zich op zijn minst benadeeld voelen?
Hoe heeft deze verwarring voor woningeigenaren uit het aardbevingsgebied kunnen ontstaan?
Snapt u dat deze gang van zaken het broze vertrouwen van de Groningers wederom schaadt?
Werd in eerste instantie gedacht dat het bedrag van 1,65 miljard euro voldoende zou zijn om alle maatregelen die onder de ISDE-subsidie vallen hiervoor vergoed konden worden? Zo nee, hoe bent u dan op het bedrag van 1,65 miljard euro gekomen?
Hoeveel extra geld is er precies nodig om triple glas en kunststofkozijnen toch onderdeel te maken van de subsidie? Bent u bereid om alles op alles te zetten om hier toch financiering voor te vinden? Zo ja, waar denkt u die te vinden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat dit sterke paralellen oproept met de subsidiepot van 220 miljoen euro van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), die binnen een dag leeg was omdat ook toen de subsidiepot ruim tekortschoot?6 Zo ja, waarom is hier niet van geleerd om voldoende budget beschikbaar te stellen voor het beoogde doel in plaats van de lokale bestuurders te laten roeien met beperkte riemen? Zo nee, waarom niet?
Waarom is ervoor gekozen om de subsidie voor het hele risico- of aardbevingsgebied, bestaande uit alle gemeenten rondom het Groningenveld waar meer dan vijf procent van de woningen schade heeft opgelopen door de aardbevingen, niet open te stellen? Is dit omdat er niet genoeg subsidie beschikbaar is gesteld?
Kunt u een verklaring geven waarom de wijk De Hunze geen volledige subsidie krijgt en de wijk Van Starkenborgh wel?
Vreest u dat dit soort ogenschijnlijk arbitraire grenzen tussen wel of geen volledige subsidie de ongelijke schadeafhandeling verder in de hand werkt? En dat dit als onrechtvaardig wordt ervaren en dat dit zodoende ook tot grotere spanningen in gemeenschappen kan leiden?
Waarom moeten woningeigenaren een woonplan laten maken en wordt er niet gewerkt op basis van vertrouwen?
Hoeveel adviseurs zijn er beschikbaar voor het opstellen van een woonplan?
Hoe zorgt u ervoor dat er voldoende goed opgeleide energieadviseurs in Groningen beschikbaar zijn? Kunt u garanderen dat het opstellen van een woonplan niet tot vertraging leidt?
Is met het feit dat er in veel situaties een woningplan moet worden opgesteld, vaak door gecertificeerde experts en gebruikmakend van ingewikkelde normen, niet wederom het risico dat veel geld dat voor Groningen bedoeld is niet bij hen terechtkomt, maar bij adviesbureaus en overhead?
Hoe rijmt u de kritiek op de huidige regeling met de adviezen van de commissie-Van Geel?
Is het zo dat door de versterkingsopgave in Groningen, en de daardoor toegenomen vraag, de prijzen voor de isolatie- en ventilatiemaatregelen in Groningen significant hoger zijn dan de marktconforme prijzen in Nederland? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid hiervoor te compenseren door een bepaalde opslag op de marktconforme prijs mogelijk te maken?
Bent u bereid, gezien het feit dat de regeling nog in internetconsultatie is en er grote zorgen heersen onder bewoners, de regeling zo snel mogelijk aan te passen en triple glas en kozijnen toch te vergoeden, zonder dat dit vertraging oploopt voor het openstellen van de regeling?
Kunt u deze vragen binnen de gebruikelijke termijn van 3 weken beantwoorden?
‘Gerommel’ met versterkingsrapporten van onveilige huizen in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Kent u het bericht «Groninger Mark krijgt versterkingsrapport voor niet-bestaande schoorsteen: «Is mijn huis wel veilig?»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Mark een conceptrapport heeft van zijn huis waarin staat dat de binnenwanden moeten worden versterkt, maar dit in het definitieve rapport ontbreekt? Hoe kan het dat in het definitieve rapport ineens de versterking van een schoorsteen wordt aanbevolen, terwijl het huis geen schoorsteen heeft?
Ik vind het enorm vervelend voor de bewoner dat het definitieve rapport een dergelijke fout bevat. In dit uitzonderlijke geval wil ik toelichting geven op de individuele situatie.
Tussen een conceptrapport en het definitieve rapport kunnen verschillen zitten. Het conceptrapport wordt namelijk gecontroleerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) op fouten of omissies. Als deze worden geconstateerd, dan wordt het rapport teruggestuurd naar het ingenieursbureau. Het ingenieursbureau is verantwoordelijk voor de kwaliteit en inhoud van het rapport, daarmee ook voor eventuele aanpassingen.
Een onafhankelijk en gespecialiseerd ingenieursbureau stelt, op basis van een opname van de woning, een beoordelingsrapport op. In dit specifieke geval viel tijdens de controle door de NCG op dat het ingenieursbureau een versterkingsmaatregel voorstelde voor de binnenwand van de woning. In de beoordelingsrapporten van soortgelijke woningen in de omgeving stond deze maatregel niet. Daarom heeft NCG het ingenieursbureau gevraagd om te verklaren hoe ze tot deze versterkingsmaatregel kwamen en het conceptrapport teruggestuurd. Het ingenieursbureau heeft toen opnieuw berekeningen uitgevoerd en geconcludeerd dat de versterkingsmaatregel niet van toepassing is. Daarom staat deze versterkingsmaatregel niet in het definitieve rapport.
Een andere storende fout is helaas niet opgemerkt: het versterken van een niet-bestaande schoorsteen. Ik vind het uitermate vervelend dat deze fout niet is opgemerkt door het ingenieursbureau en NCG, ondanks de controlemechanismen. De fout heeft geen effect op de veiligheid van de woning. Ik begrijp ook heel goed dat een dergelijke fout tot wantrouwen leidt bij bewoners, en bij de betreffende bewoner in het bijzonder. NCG heeft hierover contact opgenomen met de betreffende bewoner en dit toegelicht tijdens een bewonersavond.
Begrijpt u dat de betrokken gedupeerde zegt: «Ze doen er alles aan om ons met een fooi af te schepen»? Wilt u voordat u deze vraag afdoet als «ik kan niet ingaan op individuele casuïstiek» overwegen dat dit een breder gedragen gevoel is onder gedupeerden? Begrijpt u voorts dat bewoners zich zorgen maken over de veiligheid van hun woning?
In het algemeen begrijp ik dat fouten in versterkingsadviezen leiden tot onzekerheid over de betrouwbaarheid van het advies en daarmee de veiligheid van de woning. Om dit gevoel weg te nemen en meer recht te doen aan de terechte behoeften van bewoners ga ik de processen meer richten op het centraal stellen van bewoners. Daarom breidt NCG bijvoorbeeld haar bewonersreis op projectbasis uit tot een bewonerscontactreis. De contactmomenten, het proces en de communicatie zelf worden daardoor aangepast op de behoefte van de bewoner.
Ik wil benadrukken dat geld geen rol speelt en dat we onveilige huizen koste wat het kost versterken.
Wie heeft de aanpassingen in het rapport gedaan?
Het ingenieursbureau, zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Mag de NCG rapporten van deskundigen aanpassen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 2.
Wie mogen er aanpassingen doen in deskundigenrapporten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe vaak worden versterkingsrapporten aangepast?
Die beslissing wordt genomen door het betreffende ingenieursbureau en er is vanuit NCG geen regelmaat voor aanpassingen te noemen. Een rapport kan om verschillende redenen terug worden gestuurd naar het ingenieursbureau. Bijvoorbeeld omdat er nog vragen zijn, er een bijlage mist of er nog onduidelijkheden zijn over de uitgangspunten van het rapport. Dit hoeft niet altijd te zien op de conclusie van het rapport. Ik kan niet aangeven in hoeveel gevallen het tot een aanpassing leidt, omdat dit niet wordt geregistreerd. Wel toetst NCG altijd of de opmerkingen of vragen afdoende zijn beantwoord.
Kunnen alle gedupeerden in de versterkingsoperatie hun conceptrapport ontvangen?
Nee, want dat zou onnodig tot onduidelijkheid en onzekerheid kunnen leiden bij bewoners als er nog fouten of omissies in het rapport zitten die aangepast moeten worden. De bewoner ontvangt daarom alleen een definitief beoordelingsrapport dat is gecontroleerd door NCG.
Wie bewaakt de kwaliteit van versterkingsrapporten? Is er externe controle op de NCG? Is er interne controle op de kwaliteit van de versterkingsrapporten binnen de NCG?
De kwaliteit van versterkingsadviezen wordt op verschillende manieren bewaakt: er zijn wettelijke eisen2 en er is interne controle van NCG en ingenieursbureaus.
NCG houdt zich aan de wettelijke veiligheidsnorm en aan de rekenmethoden waarover het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) adviseert. Beoordelingen worden voor NCG uitgevoerd door gespecialiseerde en onafhankelijke ingenieursbureaus. Zij onderzoeken of woningen veilig zijn met een rekenmethode uit de NPR 9998 of de Typologieaanpak. Ingenieursbureaus zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging op hun geleverde beoordelingen.
Naast de wettelijke eisen voert NCG kwaliteitscontroles uit op de opgeleverde rapporten. De kwaliteitscontroles zijn risicogestuurd en worden uitgevoerd door specialisten van NCG. Zij werken in de meeste situaties van grof naar fijn. Eerst wordt gecontroleerd op de belangrijkste hoofdaspecten. Bij constatering van afwijkingen wordt in meer detail gecontroleerd. Als eerdere controles daar aanleiding toe geven kan een gedetailleerde controle ook direct worden uitgevoerd. Het proces wordt onder andere op basis van het vier-ogenprincipe uitgevoerd, zodat tunnelvisie wordt voorkomen.
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft recent een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteitsborging binnen de gehele versterkingsoperatie. De verwachting is dat dit onderzoek in februari wordt gepubliceerd. Ik zal dit onderzoek naar uw Kamer sturen. Ook is het mogelijk dat ACVG inhoudelijk onderzoekt of steekproeven doet en adviseert. Zo heeft NCG, met betrokkenheid van ACVG, een kwaliteitstoets op typologische beoordelingen gedaan, toen er signalen waren dat hier fouten waren gemaakt.3
Herkent u dat er al langere tijd grote zorgen zijn over de kwaliteit van de versterkingsrapporten die gedupeerden ontvangen? Herkent u dat dat ook zichtbaar is in het aantal bezwaren dat wordt ingediend? Deelt u de kritiek op de kwaliteit van rapporten en besluiten? Welke stappen heeft u gezet sinds deze zorgen aan u kenbaar zijn gemaakt? Welke stappen wilt u nog zetten?
Ik wil hierbij benadrukken dat begrijpelijke en empathische communicatie, die past bij het individu, belangrijk is. Om dit te realiseren blijft de NCG inzetten op het verbeteren van de communicatie met bewoners.
De afgelopen maanden zijn er meerdere berichten in de media verschenen over de kwaliteit van beoordelingsrapporten. Ik vind het ontzettend vervelend als bewoners een rapport ontvangen dat fouten bevat. Bewoners moeten kunnen vertrouwen op de juistheid en volledigheid van hun rapport. Tegelijkertijd zijn fouten nooit helemaal te voorkomen. In gevallen waar er fouten in het rapport staan, gaat de NCG gezamenlijk met de bewoner op zoek naar een oplossing. Elke fout moet onderzocht en opgelost worden en leiden tot het verbeteren van het proces. De veiligheid van de bewoner staat altijd voorop.
Ik heb onlangs met een vertegenwoordiging van mijnbouwadvocaten gesproken over dit onderwerp en heb aangeboden om de deskundigen van het bureau en de deskundigen van de bewoners aan tafel te zetten om elkaars visie over het rapport te bespreken. Indien daar geen eenduidige conclusie uit komt, laat ik een derde onafhankelijke deskundige partij naar de zaak kijken. Gezien de aanhoudende berichten wil ik een onderzoek laten doen naar de kwaliteit van de beoordelingsrapporten. Ik zal met ACVG en NCG in overleg gaan hoe we de kwaliteit van de beoordelingsrapporten kunnen gaan controleren en welke partij dit kan gaan uitvoeren. Ik informeer uw Kamer hier voor het einde van het eerste kwartaal van dit jaar over.
Er zijn inderdaad bij NCG in 2024 meer bezwaren ingediend naar aanleiding van de beoordelingsrapporten. Tegelijkertijd heeft NCG de afgelopen jaren ook veel grotere aantallen beoordelingen laten uitvoeren. Het is voor bewoners belangrijk om te weten of hun woning veilig is. Daarom doet NCG er alles aan om bewoners zo snel mogelijk hun beoordelingsrapport te geven. Dat beoordelingsrapport moet duidelijk zijn en kloppen. Bewoners die vragen hebben over hun beoordelingsrapport kunnen terecht bij hun bewonersbegeleider. Ook kunnen ze het uitgebreide inspectierapport en de bijbehorende berekeningen van hun woning bij de NCG opvragen. Op verzoek kan het ingenieursbureau ook een toelichting geven aan de bewoner over de beoordeling. Indien een bewoner dan alsnog bedenkingen heeft over de beoordeling, kan hij eventueel in bezwaar en beroep tegen het besluit.
Door de grote hoeveelheid beoordelingen dat NCG afgelopen jaar heeft uitgevoerd, kon het in gevallen langer duren voordat er antwoord was op de vragen van bewoners. In veel gevallen gaan bewoners daarom pro-forma in bezwaar, om de bezwaartermijn niet te laten verlopen. Indien de bewoner aangeeft meer tijd nodig te hebben, gaat NCG echter ook coulant om met eventuele termijnen. Op deze manier krijgen bewoners alsnog de door hen gevraagde informatie of uitleg of kunnen ze een gesteld gebrek mee laten wegen in de besluitvorming. NCG neemt in deze fase alle tijd om samen met de bewoner naar een oplossing te zoeken.
Naar aanleiding van de ervaringen die NCG heeft opgedaan in de communicatie van de beoordelingsrapporten in 2024, gaat NCG onder andere meer persoonlijke contactmomenten creëren met bewoners tijdens het gehele versterkingsproces. Bijvoorbeeld door aan de keukentafel uitleg te geven over beoordelingen of besluiten van NCG. Of door na de versterking in gesprek te gaan over hoe het gaat in de versterkte woning en om eventuele vragen of zorgpunten te bespreken en op te lossen. Hiermee geef ik invulling aan de motie van de leden Bushoff en Beckerman.4
Welke stappen wilt u zetten om te zorgen dat gedupeerden altijd een goed rapport krijgen over hun woning?
Zie het antwoord op vraag 10. Aanvullend zal ik NCG wijzen op het belang van een goed functionerende kwaliteitsborging, intern en bij de externe ingenieursbureaus.
Zorgen kwalitatieve tekortkomingen in de versterkingsrapporten voor vertraging in de versterkingsoperatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In september 2024 heb ik met uw Kamer de diepteanalyse naar de haalbaarheid van 2028 gedeeld.5 In de analyse besteedt NCG aandacht aan het risico dat de operatie vertraagt doordat versterkingsadviezen of beoordelingsrapporten niet tijdig beschikbaar zijn of van onvoldoende kwaliteit zijn en welke maatregelen genomen kunnen worden om deze vertraging te beperken. NCG beperkt de vertraging door bij de start van ieder project direct een ingenieursbureau te betrekken bij de uitwerking van het versterkingsrapport. Hierdoor worden eventuele kwalitatieve tekortkomingen in de meeste gevallen direct herkend en tegelijk opgelost. Dit kwartaal zal ik opnieuw kijken naar de risico’s uit de diepteanalyse en uw Kamer daarover – en de genomen maatregelen – informeren.
Naar aanleiding van het amendement Beckerman is er een regeling gekomen die gedupeerden in de versterkingsoperatie het recht geeft op een eigen deskundige, werkt deze regeling nu optimaal? Is er voldoende capaciteit? Volstaat het bedrag wat gedupeerden hiervoor kunnen krijgen?
De eigenaar van een woning kan ervoor kiezen om een bouwkundig en/of financieel adviseur in te schakelen. Een eigenaar heeft recht op 20 uur voor bouwkundig advies en 20 uur voor financieel advies. Mocht een bewoner meer uren nodig hebben, dan is dat – indien voldoende onderbouwd – mogelijk. Tot op heden zijn er ongeveer 800 aanvragen voor een onafhankelijk bouwadviseur ingediend en ongeveer 130 voor een financieel adviseur. NCG heeft geen signalen dat de capaciteit ontoereikend zou zijn of dat de beschikbare uren niet afdoende zijn. In het kader van de regeling Rechtsbijstand heeft een bewoner recht op kosteloze rechtsbijstand of mediation en in dat kader ook recht op bouwkundig en/of financieel advies.
Wanneer en hoe geeft u uitvoering aan de uitspraak van de Raad van State van oktober 2024 dat de NCG niet voldoet aan haar vergewisplicht?
Dit betreft tussenuitspraken in individuele zaken. NCG heeft in die zaken de gelegenheid gekregen om een aanvullende motivering te geven. Omdat dit nog onder de rechter ligt, doe ik hierover op dit moment geen inhoudelijke uitspraken.
Zie ook het eerdere antwoord op uw vraag, TK 2024–2025, 33 529, nr. 564 (vraag 8).
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Ja.
De uitvoering van de aangenomen motie Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) die tot doel had om alle gedupeerden die eigen geld hadden moeten investeren in de versterking, schadeloos te stellen?
Bewoners die kosten gemaakt hebben voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen, of kosten die daar direct uit voortkomen, moeten die kosten vergoed krijgen. NCG heeft een meldpunt ingericht waar bewoners zich kunnen melden en analyseert deze meldingen, waar nodig met gemeenten. Bij het meldpunt van de NCG hebben zich in totaal 214 bewoners gemeld. Hiervan vallen 127 adressen onder regie NCG en 87 adressen onder regie van de gemeenten (Batch 1588).
Hoeveel meldingen zijn er binnengekomen bij het meldpunt van de Nationaal Coordinator Groningen (NCG)? Hoeveel zijn er toegekend? Hoeveel zijn er afgewezen?
Er zijn 214 meldingen binnengekomen.
Voor de 127 meldingen waarvan de versterking valt onder regie van de NCG, geldt dat er inmiddels 92 zijn afgehandeld. Bij 11 meldingen heeft een vergoeding plaatsgevonden, 5 bewoners hebben hun melding ingetrokken, 1 melding is vergoed door IMG en 75 meldingen zijn afgewezen. Daarnaast is in 10 meldingen een voorgenomen besluit verstuurd en zijn nog 25 meldingen in behandeling.
Ten aanzien van de 87 meldingen gedaan door bewoners uit de Batch 15881 geldt dat er 6 meldingen af zijn gehandeld, dat er in 24 meldingen een voorgenomen besluit is verzonden, er in 51 meldingen een informatiebrief is verstuurd en in 4 meldingen is er separaat contact met de desbetreffende gemeente. Deze informatiebrieven zijn verstuurd omdat een aantal meldingen verder wordt geanalyseerd. Dit doet de NCG samen met de gemeente door te toetsen of het gekregen budget voldoende was voor een functioneel vergelijkbare woning. Het streven is om bewoners in de komende maanden uitsluitsel te geven over hun melding.
Tot nu toe is in totaal € 143.873 vergoed voor Batch 1588-meldingen en € 118.028 voor regie-NCG-meldingen. Kosten die zijn gemaakt voor de noodzakelijke versterking moeten worden vergoed, hier is dus vooraf geen vast bedrag voor geraamd. Ik heb met de gemeenten contact om te borgen dat zij voldoende middelen hebben om bewoners te kunnen compenseren in het geval blijkt dat bewoners zelf kosten hebben moeten maken voor de noodzakelijke versterking van hun woning.
Hoeveel geld is er in totaal uitgegeven aan de uitvoering van deze motie? Was er vooraf een bedrag geraamd?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u per batch of regeling aangeven hoeveel mensen zich hebben gemeld en hoeveel meldingen zijn afgewezen en toegekend?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe worden gemeenten gecompenseerd die mensen uit Batch 1588 moeten compenseren die kosten hebben gemaakt voor de versterking? Gaat dit op declaratiebasis met het rijk of is hier een vast bedrag voor afgesproken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Krijgt u net als wij signalen dat juist bewoners die niet onder de NCG vielen, maar wel kosten hebben gemaakt voor de versterking, nu afgewezen worden bij het Meldpunt kosten versterking?
Er hebben zich bewoners gemeld in verband met de kosten die ze hebben gemaakt voor versterking. Al deze bewoners hebben een afwijzing gekregen, omdat er nooit een beoordeling heeft plaatsgevonden of versterking noodzakelijk was. Ook is er in de overeenkomsten met de NAM vaak afgesproken dat bewoners akkoord gaan met het afgesproken bedrag en in de toekomst geen aanspraak meer maken voor nieuwe vergoedingen (finale kwijting).
Ik heb recentelijk met twee bewoners gesproken van wie de afhandeling onder de NAM valt. Deze bewoners hebben hun zorgen geuit en aangegeven dat de afwijzing in hun ogen onredelijk is omdat deze overeenkomsten vaak onder druk van verdere procedures werden afgesloten. Op basis van dit gesprek onderzoek ik of en zo ja hoe alsnog een vergoeding van kosten zou kunnen worden gegeven in het geval de afspraken met de NAM als onredelijk kunnen worden gezien. Ik informeer uw Kamer voor de zomer over de uitkomsten van deze verkenning.
Herkent u dat bewoners die in de versterking zaten voor de trajecten dievia de NCG liepen en die een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten met de NAM of Centraal Veilig Wonen (CVW), vaker een afwijzing ontvangen? Is een strikt juridische benadering van artikel 13j, zevende lid hier debet aan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Herkent u dat veel mensen in Batch 1588 eigen kosten hebben moeten maken voor de versterking? Herkent u zich in de woorden van uw voorganger dat hij «geschrokken was van de verhalen» van deze mensen?
Tot nu toe hebben 87 bewoners aangegeven dat zij eigen kosten hebben moeten maken voor de versterking van hun woning. De NCG toetst samen met gemeenten of deze bewoners een functioneel vergelijkbare woning hebben kunnen kopen en/of realiseren van het door hen eerder ontvangen budget. Ik wil bewoners zo snel als mogelijk duidelijkheid geven over de vraag of zij voor aanvullende vergoeding in aanmerking komen. Tegelijkertijd wil ik ook een goed en ordentelijk besluit nemen: zorgvuldig, eenduidig en met aandacht voor de specifieke situatie van de bewoner. Bij een voorgenomen besluit krijgt een bewoner altijd een termijn om met een zienswijze te reageren hierop. Als een bewoner meer tijd nodig heeft voor deze zienswijze, dan wordt daar ruimhartig mee omgegaan. Streven is om bewoners in de komende maanden definitief uitsluitsel te geven over het (gedeeltelijk) toekennen of afwijzen van hun melding.
Als blijkt dat er kosten zijn gemaakt voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen, vind ik het belangrijk dat deze alsnog worden vergoed. Echter, niet in alle gevallen vindt er een vergoeding plaats. Dit komt omdat is vastgesteld dat bewoners volgens de bestaande kaders hebben gekregen waar ze recht op hadden. Ik snap dat dit misschien niet voor alle bewoners de uitkomst is waar ze op hadden gehoopt. Daar heb ik ook oog voor. Voordat bewoners een definitief besluit ontvangen, kunnen zij hun zienswijze delen. Als zij dat willen, kunnen zij ook persoonlijk toelichting krijgen op het voorgenomen besluit. Ook kunnen bewoners tegen het definitieve besluit in bezwaar en beroep.
Herkent u voorts dat een deel van deze mensen uit Batch 1588 in de week voor kerst een afwijzing heeft gekregen voor de aanvraag voor compensatie voor de kosten gemaakt voor de versterking? Waarom zijn deze mensen afgewezen? Waarom krijgen zij, na lang gewacht te hebben, maar tot 14 januari 2025 de tijd om te reageren op deze afwijzing? Is dat niet veel te kort? In deze vakantieperiode is het toch bijna onmogelijk om hiervoor ondersteuning te vinden?
Zie antwoord vraag 8.
Herkent u tevens dat een groot deel van de aanvragers uit Batch 1588 nog moet wachten en er nog nader onderzoek wordt gedaan? Hoe lang gaat dat duren? Wie doet dit onderzoek en waarom?
Ja. Het klopt dat een deel van de aanvragers uit Batch 1588 nog moet wachten en dat er nader onderzoek wordt gedaan. Bijvoorbeeld om goed te kunnen beoordelen of vergoeding op zijn plaats is. Dit nader onderzoek doe ik samen met NCG en gemeenten en zal ik zo snel mogelijk afronden.
Waarom wordt het geld dat mensen uit Batch 1588 krijgen en nu dus wel gecompenseerd worden, op een SNN- rekening gestort? Deze rekeningen worden toch bijna gesloten nu de vijfjaarstermijn bijna verstrijkt? Waarom krijgen mensen het bedrag niet op hun eigen rekening uitbetaald?
De gemeente is betrokken bij de toekenningen vanuit het meldpunt. Bij een klein aantal meldingen is geconstateerd dat de memo ondergrens niet (goed) is toegepast. Voor deze bewoners heeft een budgetverhoging plaatsgevonden, binnen de werkwijze van batch 1588. Dit gebeurt via het bouwdepot bij SNN. Het bedrag dat is toegewezen is bedoeld om de kosten te dekken die horen bij de sloop/nieuwbouw of versterking van de woning. In deze gevallen was het depot nog niet afgesloten. Dit depot is tot vijf jaar nadat de beschikking is verleend beschikbaar. Deze termijn kan op verzoek van de eigenaar worden verlengd. Mocht het meldpunt bijdragen doen aan adressen waarvan de subsidie reeds is vastgesteld en het depot gesloten, kan het zijn dat de betaling rechtstreeks via NCG plaatsvindt. Deze situatie heeft zich tot nu toe nog niet voorgedaan.
Heeft u zich reeds verdiept in de situatie van huurders en eigenaren in Batch 1588 die nog bezig zijn met de versterking en daarbij problemen ervaren, zoals het niet hebben van een passende wisselwoning of het niet krijgen van een vergelijkbare nieuwe woning? Zo nee, wilt u dit gaan doen? Is de € 50.000 die via bewonersbegeleiders beschikbaar is gesteld om knelpunten in de versterking op te lossen er ook voor de bewoners in Batch 1588?
De toekenning van wisselwoningen gaat via de gemaakte afspraken, waarbij in specifieke gevallen maatwerk is toegepast. De memo ondergrens wordt toegepast om te toetsen of het toegekende budget voldoende is voor een functioneel vergelijkbare woning. De € 50.000 die via bewonersbegeleiders beschikbaar is gesteld om knelpunten in de versterking op te lossen is niet van toepassing voor de bewoners in Batch 1588. Voor knelpunten in batch 1588 is een risicofonds opgenomen in het totaal budget voor batch 1588.
Wat wilt u doen voor de bewoners uit Batch 1588 en andere batches die te maken hebben met (soms ernstige) bouwfouten?
Op 20 januari jl. heb ik hierover een brief naar uw Kamer gestuurd.2 Zoals ik het lid Beckerman heb toegezegd3 zal ik ook met de gemeenten in gesprek gaan over het toezicht op bouwfouten om het aantal bouwfouten waar bewoners mee geconfronteerd worden tot een minimum te beperken, ook voor bewoners uit Batch 1588. Ik zal de Kamer zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor de zomer informeren over de uitkomsten van de doorlichting van de NCG en het gesprek met de gemeenten.
In 2019 heeft de Hoge Raad bevestigd dat gederfd woongenot materiele schade is; klopt het dat hier tot op heden nog geen compensatieregeling voor is? Wanneer komt deze regeling?
Het klopt dat er nog geen regeling is voor gederfd woongenot. Het IMG heeft een pilotstudie gedaan om inzicht te krijgen hoe compensatie voor verschillende situaties uitpakt. Op basis van deze studie gaat het IMG dit jaar een besluit nemen over de ontwikkeling van de regeling.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Herstel Groningen van 30 januari 2025?
Ja.
De problemen van huurders in het mijnbouwschadegebied |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Kent u het bericht «Alja (56) zit doodziek in een schimmelhuis in Appingedam. Nog steeds is niet duidelijk of het gesloopt wordt. «Mijn longarts is hier niet blij mee»»1
Ja, ik ken dit artikel.
Herkent u dat huurders in slechte soms zelfs ziekmakende woningen nog altijd wachten op de versterkingsoperatie?
Ik ben bekend met het feit dat er woningen zijn, zoals de woning van Alja, waarbij het onderhoud is uitgesteld in afwachting van een beoordeling, herbeoordeling of de versterking en er schimmelproblemen zijn ontstaan. Ik vind niet dat huurders op deze wijze de gevolgen van de versterkingsoperatie mogen ervaren. Huurders van deze woningen kunnen met hun klachten in eerste instantie terecht bij de verantwoordelijke woningcorporatie, die verantwoordelijk is om gemelde problemen op te pakken.
Herkent u voorts dat dit niet alleen in Appingedam speelt maar op meer plekken in het bevingsgebied waar huurders al lange tijd moeten wachten in schimmelwoningen?
Als er meerdere gevallen zijn die ik niet in het zicht heb, dan verneem ik graag waar deze problematiek zich nog meer bevindt.
Hoe gaat u zorgen dat er snel duidelijkheid komt en er overgegaan wordt tot sloop-nieuwbouw van deze woningen?
Het oplossen van verschillen tussen bouwkundig-versterken en sloop-nieuwbouw ligt bij woningcorporaties gecompliceerder dan bij particulier woningbezit. Vanwege de staatssteunregels kan ik aan woningcorporaties de kosten voortkomend uit het versterkingsadvies vergoeden. De keuze om sloop-nieuwbouw toe te passen ligt bij de woningcorporatie zelf, evenals het vergoeden van de meerkosten die hiermee gepaard gaan. Gegeven de schrijnende situatie onderzoek ik nu of ik een grotere bijdrage kan leveren. Dit wordt in gezamenlijkheid met de NCG en woningcorporaties uitgezocht.
Wat kunt u doen voor bewoners die in ziekmakende omstandigheden wonen?
Zie antwoord op vraag 2.
Kent u voorts het bericht «Huur verdubbeld na herbouw woningen in Appingedam: «Schofterig»»?2
Ja, ik ken dit artikel.
Deelt u de mening dat het niet is uit te leggen dat huurders van woningen die door gaswinning zijn beschadigd en/of onveilig zijn veel meer huur moeten gaan betalen?
Ik vind dat huurders geen nadeel mogen ondervinden van de versterking, zoals het niet kunnen dragen van de woonlasten. De huren van huurders mogen niet zomaar worden verhoogd. Het verhogen van huren door de woningcorporaties moet goed zijn onderbouwd. Hierbij zijn twee zaken te onderscheiden: 1) Woningcorporaties zijn net als alle verhuurders gerechtigd om de huur van een woning te verhogen binnen de wettelijke kaders die daarvoor jaarlijks door de Rijksoverheid worden vastgesteld. Dit percentage waarmee de huur mag worden verhoogd geldt landelijk. Naar aanleiding van de versterking maken huurders soms de keuze om groter of kleiner te gaan wonen. Als huurders terugkeren naar een vergelijkbare woning, dan betalen zij dezelfde woonlasten. Mocht het zijn dat uw Kamer berichten hoort die hiermee tegenstrijdig zijn, dan verzoek ik u mij die aan te reiken. Als een huurder niet terugkeert naar een vergelijkbare woning, maar naar een grotere of kleinere woning verhuist, dan gaat de huurder wel een andere huurprijs betalen.
In geval van sloop-nieuwbouw (regulier/buiten de versterkingsoperatie en naar aanleiding van de versterking) wordt de huur in sommige gevallen verhoogd, omdat ook de exploitatielast van de woningcorporaties wordt verhoogd.
Hierbij wordt door de woningcorporatie altijd gekeken naar de netto-woonlasten. Een huurder mag er niet op achteruit gaan. Hiervoor wordt er gekeken naar de huurkosten en de energielasten. Dit beleid is afgestemd met de huurdersorganisaties. In deze gevallen is het reguliere sociaal plan van de woningcorporatie van toepassing. Dit sociaal plan is in samenspraak met de huurdersorganisaties tot stand gekomen en vergelijkbaar met sloop-nieuwbouw elders in den lande.
Daar waar huurders recht hebben op aardbeving gerelateerde vergoedingen, omdat er wel een versterkingsadvies ligt (niet zijnde sloop-nieuwbouw) krijgen huurders deze vergoedingen uitbetaalt bovenop de vergoedingen van het reguliere sociaal plan.
Kunt u in overleg met de corporatie en de NCG zorgen dat deze huurders alsnog een woonlastengarantie krijgen en de teveel betaalde huur wordt vergoed?
Ik ga hierover met de woningbouwcorporaties in gesprek. Zie verder mijn antwoord op vraag 7.
Hoe is uitvoering gegeven aan de in 2022 aangenomen motie Beckerman c.s. (Kamerstuk 36 200-XIII, nr. 96) om de problemen die huurders van Marenland ervoeren, zoals het niet terugkrijgen wat ze hadden bij versterking en sloop-nieuwbouw, versterkte en herbouwde woningen soms grote gebreken kennen en mensen gedwongen vastzitten aan duurdere energiecontracten? In een Kamerbrief van mei 2024 (Kamerstuk 33 529, nr. 1240) wordt hier kort over gesproken, is hier een update van te geven?
In lijn met de Kamerbrief van mei 2024 (Kamerstuk 33 529, nr. 1240) hebben de woningcorporaties de herleidbare klachten (veelal anonieme klachten) uit het Zwartboek zoveel mogelijk opgelost. Daar waar klachten niet herleidbaar waren en ook niet door de huurder gemeld zijn, kan de corporatie deze garantie niet geven.
Hoort u de verhalen van huurders dat de verhuiskostenvergoeding voor hen niet hoog genoeg is? Herkent u dat zeker bewoners die op leeftijd zijn of fysieke gebreken hebben in de knel komen? Wat wilt u voor deze bewoners doen?
Vanuit een landelijke regeling zijn er middelen beschikbaar voor de compensatie van de kosten voor het verhuizen en herinrichten van huurwoningen van woningcorporaties.3 Daar bovenop wordt voor huurders in het aardbevingsgebied de verhuizing zelf geregeld door de corporatie en verzorgd door een verhuisbedrijf. Dit hoeft niet uit de verhuiskostenvergoeding bekostigd te worden. Daar waar het gaat om verhuizingen van huurders met een zorgbehoefte voorziet de NCG in samenwerking met de woningcorporatie in de zorgbehoefte van de huurder.
Herkent u dat nog steeds veel huurders in het mijnbouwschadegebied in diepe problemen zitten en zich niet gehoord voelen? Wat gaat u specifiek voor huurders doen?
Dit is mij bekend. Woningcorporaties hebben geen zorgplicht voor deze diepe problemen, maar hebben een signaleringsfunctie naar de gemeenten, maatschappelijke organisaties en andere zorgverleners om de zorgen dat deze huurders de zorg ontvangen die nodig is. Deze signaleringsfunctie nemen de woningcorporaties serieus en er is hiervoor een samenwerkingsverband tussen woningcorporaties, gemeenten en zorgverleners.
Uw voorganger nam een zwartboek van huurders uit het mijn bouwschadegebied aan en zei toe het idee voor onafhankelijk loket waar huurders terecht kunnen met vragen en klachten nader uit te werken, is dit inmiddels uitgewerkt?3 Zo nee, wilt u dit oppakken?
Veel van de informatie die via dit loket beschikbaar zou komen, is op dit moment al beschikbaar bij de huurdersverenigingen, huurcommissie, NCG en IMG. Daarom wordt op dit moment met deze partijen bezien of een aanvullend loket de hulp biedt, die deze mensen nodig hebben en wie dit loket zou moeten exploiteren.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Herstel Groningen op 18 november?
Ja.
De investeringsclaim die ExxonMobil indient vanwege het dichtdraaien van de Groningse gaskraan |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Reinette Klever (PVV), van Marum , Sophie Hermans (VVD) |
|
Hoe hoog is de schadevergoeding die ExxonMobil eist met hun investeringsclaim via het Energy Charter Treaty? Welke andere eisen stelt ExxonMobil?
Op dit moment kan het kabinet nog geen uitlatingen doen over de hoogte van de vorderingen van ExxonMobil. Partijen moeten eerst afspraken maken over transparantie en vertrouwelijkheid van de arbitrageprocedure.
Deelt u de mening dat ExxonMobil meer dan genoeg heeft overgehouden aan de gaswinning in Groningen, namelijk samen met Shell 66 miljard euro winst? Waarom wel of niet?
Het is niet aan het kabinet om daarover te oordelen. Wat belangrijk is dat ExxonMobil, maar ook Shell, zich houdt aan de gemaakte afspraken en hun verantwoordelijkheid nemen.
Wanneer heeft ExxonMobil kenbaar gemaakt dat het bedrijf deze investeringsclaim zou indienen tegen Nederland vanwege het dichtdraaien van de Groningse gaskraan?
Op 27 juni 2024 heeft ExxonMobil de Staat een kennisgeving gestuurd over het geschil en verzocht om consultaties over een schikking op grond van het Verdrag inzake het Energiehandvest. De Staat heeft deze op 1 juli 2024 ontvangen.
Heeft ExxonMobil eerder gedreigd of de mogelijkheid genoemd om zo’n claim in te dienen? Zo ja, hoe en wanneer?
Nee, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1261) kwam de procedure als een verrassing.
Zijn er pogingen gedaan om ExxonMobil tegemoet te komen om een claim te voorkomen? Zo ja, welke pogingen? Zo nee, waarom niet?
Met de Belgische ExxonMobil-entiteit is één gesprek gevoerd naar aanleiding van de kennisgeving. In dit gesprek gaf ExxonMobil aan de gesprekken met de Staat over een (volledige) schikking te willen hervatten. De Staat heeft duidelijkheid gevraagd over met wie deze gesprekken zouden moeten plaatsvinden (ExxonMobil België of Nederland) en wanneer een logisch moment hiervoor zou zijn aangebroken. ExxonMobil zou hierop terugkomen. In plaats daarvan heeft zij een verzoek om arbitrage bij het International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) ingediend. Dit heeft ons verrast.
Welke mate van transparantie kunt u toezeggen over deze claimzaak? Kunt u toezeggen dat de aanklacht, het claimbedrag, het vonnis en alle documenten en de zittingen in de zaak openbaar worden?
De Staat zal zich inzetten voor maximale transparantie. Het kabinet kan evenwel op dit moment geen toezegging doen, aangezien partijen hierover nog afspraken moeten maken. Indien de Staat en ExxonMobil het niet eens kunnen worden over de mate van transparantie, dan zal het scheidsgerecht beslissen.
Onder voorbehoud van toestemming van de partijen in het geschil, mag het ICSID arbitrale uitspraken publiceren, evenals andere documenten van de procedures, waaronder (geredigeerde) processtukken van de partijen. Ook zonder toestemming van partijen kan ICSID informatie publiceren over lopende zaken. Dit kan de namen van de betrokken partijen, advocaten en leden van het tribunaal omvatten, de economische sector en het algemene onderwerp van het geschil op zeer beknopte wijze, het instrument (veelal een verdrag) waarop door de eisende partij een beroep wordt gedaan, het toepasselijke arbitragereglement, en de stand van zaken in de procedure.
Kunt u toezeggen dat derde partijen zoals belangenbehartigers van Groningse burgers zich kunnen voegen bij de claimzaak, bijvoorbeeld via een Amicus Curiae?
De ICSID Arbitration Rules 2022 bieden niet-betrokken partijen de mogelijkheid om te verzoeken een schriftelijke bijdrage te leveren in de procedure, mits voldaan is aan een aantal in het arbitragereglement vervatte vereisten. Het scheidsgerecht beoordeelt het verzoek en zorgt ervoor dat deelname het proces niet verstoort. Betrokken partijen mogen hun mening geven over de toelating.
In welke mate is ExxonMobil bereid om mee te werken aan volledige transparantie?
Dat is op dit moment nog niet duidelijk. Het verzoek om arbitrage is pas net geregistreerd. Eerst zal een scheidsgerecht moeten worden samengesteld en daarna zullen partijen procesafspraken moeten maken, waaronder over transparantie van de arbitrageprocedure.
Kunt u de Tweede Kamer blijvend informeren over de voortgang van de claimzaak, inclusief afspraken over transparantie en de positie van derden?
Ja, het kabinet zal de Kamer op belangrijke procesmomenten informeren, zoals ook in eerdere investeringsarbitrageprocedures tegen de Staat is gebeurd.
Bent u bekend met het LinkedIn-bericht van ExxonMobil Benelux van 10 oktober jongstleden waarin het bedrijf de claimzaak aankondigt en motiveert? 1
Ja.
Wat vindt u van de bewering van ExxonMobil dat de Nederlandse staat op haar contractuele verplichtingen is teruggekomen?
De Staat heeft in 2018 met de directe aandeelhouders van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) het Akkoord op Hoofdlijnen (AoH) gesloten. De Staat is van mening dat hij de afspraken uit het AoH is nagekomen.
Wat vindt u van de bewering van ExxonMobil dat de gevoerde schikkingsgesprekken niet zinvol waren?
In het LinkedIn-bericht van ExxonMobil wordt gedoeld op de verkennende gesprekken die in 2022 en 2023 gevoerd zijn met Shell en ExxonMobil door het vorige kabinet over een vervangende totaalovereenkomst.
Het kabinet vindt het bericht van ExxonMobil op LinkedIn eenzijdig en niet constructief. Het bevat meerdere onjuiste stellingen. Zo stelt het bericht dat de Staat niet de intentie had om tot een minnelijke schikking te komen. Dit is onjuist. De Staat heeft zich constructief opgesteld in de gesprekken met Shell en ExxonMobil en meermaals opties aangedragen om voortgang in de gesprekken te boeken. Voorts zou de Staat volgens het bericht geen zinvolle schikkingsgesprekken hebben gevoerd en het overleg hebben beëindigd. Ook dit vereist context: zinvol overleg vereist dat beide partijen flexibel zijn. En de gesprekken zijn opgeschort door het vorige kabinet, nadat Shell en ExxonMobil, terwijl de gesprekken nog liepen, een arbitrage bij het Nederlands Arbitrage Instituut over dezelfde onderwerpen hebben ingesteld (debat 6 maart 2024). Daarbij is aangegeven dat een nieuw kabinet een andere afweging zou kunnen maken.
Zowel Shell als ExxonMobil hebben per brief aangegeven bereid te zijn opnieuw met de Staat in gesprek te gaan. De Staat beziet of het in het belang van de Staat is of, en zo ja, hoe gesprekken te herstarten. De gesprekken zullen niet hervat worden zonder de Kamer hierover vooraf te informeren.
Tot slot, het staat buiten kijf dat mochten de gesprekken hervat worden, een flexibele opstelling van alle partijen noodzakelijk is om voortgang te kunnen boeken. Ook van ExxonMobil.
Wat vindt u van de bewering van ExxonMobil dat de (vorige) regering maatregelen heeft genomen die het bedrijf willekeurig en onevenredig zouden benadeelden?
De Staat houdt zich aan de afspraken die hij met de directe aandeelhouders van NAM heeft gemaakt. Er is geen sprake van willekeurige of onevenredige maatregelen die de Staat heeft getroffen en waarmee NAM zou worden benadeeld.
In hoeverre heeft ExxonMobil zich constructief en minnelijk opgesteld in de gesprekken over de beëindiging van de gaswinning?
Er hebben sinds het besluit van het kabinet om de gaswinning uit het Groningenveld te beëindigen en het sluiten van het Akkoord op Hoofdlijnen met Shell en ExxonMobil Nederland in 2018 regelmatig gesprekken plaatsgevonden tussen de Staat en NAM en tussen de Staat en de aandeelhouders van NAM met het oog op het nog sneller beëindigen van de gaswinning. Deze gesprekken waren constructief en hebben geleid tot beëindiging van de gaswinning in april 2024.
Is de regering van plan om aan de eisen van ExxonMobil tegemoet te komen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
ExxonMobil is een investeringsarbitrageprocedure gestart onder het Energiehandvestverdrag. De Staat is van oordeel dat deze procedure overbodig is, want over hetzelfde onderwerp lopen al procedures bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI). Bovendien is deze arbitrageprocedure, tussen een investeerder van een EU-lidstaat en een EU-lidstaat onder het Energiehandvestverdrag, in strijd met Europees recht. De Staat ziet daarom geen mogelijkheid om ExxonMobil op welke manier dan ook tegemoet te komen in deze procedure.
Hoe is het mogelijk dat het Amerikaanse ExxonMobil Nederland aanklaagt via het Energy Charter Treaty, terwijl Nederland daaruit is gestapt en terwijl de Verenigde Staten geen lid is van dit verdrag? Wat vindt u daarvan?
Het is niet een Amerikaanse vennootschap van ExxonMobil die de procedure heeft gestart tegen de Staat via het Energiehandvestverdrag, maar een Belgische vennootschap van ExxonMobil. België is partij bij het Energiehandvestverdrag.
De Staat heeft het Energiehandvestverdrag opgezegd en het verdrag zal op 28 juni 2025 voor Nederland buiten werking treden. Op dit moment is Nederland dus nog verdragspartij bij het Energiehandvestverdrag. Onder de «sunset»-clausule zullen investeringen die reeds bestonden voor 28 juni 2025 nog 20 jaar beschermd blijven. Zie de Kamerbrief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1261).
Hoe is het mogelijk dat ExxonMobil nu twee arbitragezaken over hetzelfde voert, een bij het Nederlands Arbitrage Instituut en een onder het Energy Charter Treaty? Wat vindt u daarvan?
Het is in beginsel mogelijk om twee arbitragezaken over hetzelfde onderwerp te voeren, omdat er sprake is van twee verschillende rechtsgrondslagen. De rechtsgrondslag onder een verdrag dat strekt tot het beschermen van investeringen is een andere dan de rechtsgrondslag op grond waarvan een arbitrage onder een contract wordt gevoerd. In theorie kan een beroep op de respectievelijke arbitrageclausules in een investeringsbeschermingsverdrag en in een contract parallel aan elkaar worden gedaan.
Dit neemt niet weg dat de Staat zich in dit geval op het standpunt stelt dat deze procedure bij ICSID overbodig (en bovendien onrechtmatig) is. Zie volledigheidshalve het antwoord op vraag 15. Desalniettemin bereidt de Staat zich voor op het voeren van deze internationale arbitrageprocedure parallel aan de al lopende NAI-arbitrageprocedures.
Waarom dient ExxonMobil deze zaak niet gewoon bij de nationale rechter in? Zijn er redenen om aan te nemen dat ExxonMobil meer kans maakt of een hogere schadevergoeding kan krijgen via het Energy Charter Treaty?
Het stond ExxonMobil vrij om deze zaak bij de nationale rechter in te dienen. Het is echter niet aan het kabinet om te speculeren waarom ExxonMobil dat niet heeft gedaan.
Waarom bent u van mening, zoals gesteld in de brief van 9 oktober jongstleden, dat de uitkomst van de arbitragezaken geen effect heeft op de inwoners van Groningen? Zal een negatieve uitkomst ook geen gevolgen hebben voor hoe de Staat in de toekomst omgaat met maatschappelijke zorgen rondom gaswinning, bijvoorbeeld in de kleine gasvelden, wetende dat afbouw van de gaswinning tot grote schadevergoedingen kan leiden?
Het kabinet kan u verzekeren dat de discussies tussen de NAM of Shell en ExxonMobil over de kosten geen enkel effect hebben op de uitvoering van de schadeafhandeling en versterkingsoperatie. Na de afspraken die in 2018 zijn gemaakt, is de NAM volledig uit de schadeafhandeling en versterkingsoperatie gehaald. Dit is afgesproken om te voorkomen dat bewoners in lange discussies met de NAM terecht komen. Bewoners kloppen aan bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor de schadeafhandeling en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) voor de versterkingsopgave. De Staat schiet de kosten voor en verhaalt het aandeel van NAM via jaarlijkse heffingen. Deze afspraken zijn ook wettelijk vastgelegd in de Tijdelijke wet Groningen.
Hoewel de omvang en mogelijke gevolgen van gaswinning uit kleine velden op land veel kleiner zijn dan bij het Groningenveld, trekt het kabinet zich de zorgen over de impact van deze gaswinning op de omgeving en omwonenden zeer aan. Bij de beoordeling van aanvragen voor winningsplannen voor gaswinning uit kleine velden op land staat veiligheid voorop. De uitkomst van de arbitragezaken zal daar geen effect op hebben. Zoals aangekondigd in het Commissiedebat Mijnbouw van 2 oktober 2024 zal het kabinet de Kamer dit najaar verder informeren over het beleid over gaswinning uit kleine velden op land.
Erkent u dat claims als deze, zeker als ExxonMobil inderdaad een schadevergoeding zou krijgen, negatieve invloed kan hebben op hoe de Staat in de toekomst afwegingen maakt tussen de belangen van fossiele bedrijven en de positie van omwonenden en de leefomgeving?
Nee, zie antwoord op vraag 19.
Kunt u een overzicht geven van actuele samenwerkingen in welke vorm dan ook, tussen de Nederlandse staat (inclusief staatsdeelnemingen) en ExxonMobil?
Shell, ExxonMobil en de Staat hebben samenwerkingsafspraken over aardgaswinning vastgelegd in de Overeenkomst van Samenwerking (1963). Op basis van deze afspraken werken de partijen samen onder de noemer «het Gasgebouw».
Onderdeel van het gasgebouw is GasTerra B.V., een besloten vennootschap met als aandeelhouders ExxonMobil Nederland en Shell Nederland (elk 25%), EBN (40%) en de Nederlandse Staat (10%).
De samenwerking binnen het Gasgebouw wordt afgebouwd, en de onderneming GasTerra wordt beëindigd.
Op welke manier kunt u deze opstelling van ExxonMobil meewegen bij het al dan niet aangaan of voortzetten van samenwerkingen met dit bedrijf of bij het al dan niet verstrekken van vergunningen aan dit bedrijf of bij het stellen van voorwaarden bij samenwerkingen?
Ten aanzien van verstrekken van vergunningen en het beoordelen van aanvragen voor instemmen met winningsplannen voor de diepe ondergrond verwijzen wij naar het antwoord op vraag 19.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 21 worden de bestaande samenwerkingen met ExxonMobil in het Gasgebouw afgebouwd.
Waarom hebben kabinetten zo lang waarschuwingen van experts en ngo’s voor dit soort claims genegeerd?
Het kabinet is zich bewust van de risico’s op claims van bedrijven die hier actief zijn en beschermd worden onder een investeringsbeschermingsverdrag. Dat is inherent aan het hebben van dergelijke verdragen. Dat neemt niet weg dat het kabinet belang hecht aan investeringsbeschermingsverdragen. Deze verdragen bieden investeerders rechtszekerheid en dragen bij aan een goed investeringsklimaat in de verdragspartijen. De bescherming onder investeringsbeschermingsverdragen betreft de beginselen van goed bestuur waar Nederland sowieso aan gehouden is. Het is daarbij belangrijk voor ogen te houden dat het indienen van een claim niet betekent dat die claim ook zal worden toegekend.
Overigens is de set afspraken binnen het zogenoemde Gasgebouw een unieke vorm van samenwerking die nergens anders bestaat en al stamt uit de jaren ’60 toen het Groningenveld net ontdekt werd. Zoals ook aangegeven in Nij Begun heeft de Staat veel geleerd van het verleden en er zal niet snel opnieuw een vergelijkbare vorm van samenwerking worden aangegaan.
Welke risico’s loopt Nederland op meer investeringsclaims als de investeringsbescherming van het CETA-verdrag in werking treedt en als nieuwe verdragen met Singapore en Vietnam worden goedgekeurd?
Voor elk verdrag dat voorziet in afspraken over investeringsbescherming en een investeerder-staat geschillenbeslechtingsmechanisme, geldt dat een kwalificerende investeerder van de ene verdragspartij de mogelijkheid heeft om een claim in te dienen tegen de andere verdragspartij indien zij van mening is dat het gastland zich niet houdt aan de basisbeginselen van bescherming waarin het verdrag voorziet. Het gaat hierbij om rechtsstatelijke basisbeginselen zoals die ook zijn vastgelegd in het Nederlands recht. Het indienen van een dergelijke claim is uiteraard enkel mogelijk wanneer aan de voorwaarden, zoals vastgelegd in het desbetreffende verdrag, is voldaan.
De mogelijkheid om zich te beroepen op investeringsbescherming zal ook toekomen aan kwalificerende investeerders onder CETA en onder de investeringsbeschermingsverdragen tussen de EU en Singapore respectievelijk Vietnam. Nederlandse bedrijven kunnen zich, op basis van deze verdragen, beroepen op hun investeringsbeschermingsrechten bij de andere verdragspartij, en bedrijven van die verdragspartijen kunnen zich omgekeerd beroepen op hun investeringsbeschermingsrechten jegens Nederland. Ten aanzien van de in de vraag genoemde verdragen geldt dat dit verdragen zijn op basis van de gemoderniseerde EU benadering van investeringsbescherming. In deze verdragen zijn duidelijk afgebakende standaarden opgenomen en is het recht van staten om regelgeving vast te stellen in het publieke belang herbevestigd. Overigens is het onder de huidige, bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst tussen Nederland en Vietnam ook al mogelijk voor investeerders om een claim in te dienen tegen het gastland. Zoals ook aangegeven in het antwoord op de vorige vraag staat het indienen van een claim niet gelijk aan het toekennen van een claim: de Staat is nog nooit gedwongen compensatie te betalen aan een bedrijf op basis van een investeringsbeschermingsverdrag.
Hoe verhoudt zich de keuze van Nederland om uit het Energy Charter Treaty te stappen, omdat het in strijd is met de bescherming van klimaat en milieu, met het streven om nieuwe bilaterale verdragen af te sluiten welke ook fossiele investeringen zouden beschermen?
De uiteindelijke beslissing om uit het Energiehandvestverdrag te stappen was gebaseerd op een optelsom van verschillende overwegingen. Zo speelde mee dat de gemoderniseerde tekst geen nieuwe duurzaamheidsverplichtingen creëerde terwijl dit wel de EU inzet was. Het gemoderniseerde Energiehandvestverdrag herbevestigde enkel bestaande duurzaamheidsverplichtingen, en bleef daarmee achter bij bepalingen in andere verdragen, zoals de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie (CETA). Daarnaast was het onderhandelingsresultaat op het punt van de modernisering van het geschillenbeslechtingssysteem volgens het kabinet ontoereikend (Kamerstuk 21 501, nr. 977). Bovendien was er bij het Energiehandvestverdrag sprake van een sectorspecifiek verdrag, hetgeen niet het geval is bij de reguliere bilaterale investeringsbeschermingsakkoorden.
Welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat bedrijven nog 20 jaar lang claims kunnen starten onder het Energy Charter Treaty vanwege de zogenaamde sunset clause, bijvoorbeeld via een zogenaamde Inter Se-aanpassing van het verdrag zoals voorgesteld door IISD2?
Het is gebruikelijk dat verdragen voorzien in overgangsbepalingen, zoals een «sunset»-clausule. Ook bij investeringsbeschermingsverdragen is het gebruikelijk dat een «sunset»-clausule is opgenomen. Het Energiehandvestverdrag is wat dat betreft geen uitzondering. Een dergelijke clausule is van belang voor de rechtszekerheid, omdat het regelt dat investeringen die reeds zijn gedaan vóór beëindiging van het verdrag, bescherming blijven genieten voor een bepaalde periode ná beëindiging. De «sunset»-clausule geldt uitdrukkelijk niet voor investeringen die worden gedaan nadat het verdrag buiten werking is getreden.
De rechtsbescherming die de «sunset»-clausule biedt komt ook ten goede aan het Nederlands bedrijfsleven dat actief is op het grondgebied van een verdragspartij. Het vroegtijdig beëindigen van de «sunset»-clausule in het Energiehandvestverdrag zou voor het Nederlands bedrijfsleven nadelig kunnen uitpakken.
In theorie is het mogelijk om met de verdragspartijen van het Energiehandvestverdrag nieuwe afspraken te maken, bijvoorbeeld over de «sunset»-clausule. Het kabinet acht de haalbaarheid van een dergelijke «inter se»-overeenkomst zeer gering. Zowel de EU als Nederland hebben inmiddels het Energiehandvestverdrag opgezegd en zijn slechts voor een korte periode nog partij bij het verdrag. Door het lange uitblijven van een gezamenlijke EU positie ten aanzien van de modernisering van het Energiehandvestverdrag heeft de Conferentie van het Energiehandvest de moderniseringsvoorstellen tot op heden niet kunnen aannemen. Daarmee hebben de EU noch Nederland een goede uitgangspositie om met de andere verdragspartijen te onderhandelen over het vroegtijdig beëindigen van de «sunset»-clausule in het Energiehandvestverdrag. Bovendien zullen de EU en Nederland binnenkort geen verdragspartij meer zijn en komt daarmee ook de mogelijkheid te vervallen om mee te doen met een «inter se»-overeenkomst van verdragspartijen.
Deelt u de mening dat Nederland geen nieuwe verdragen meer zou moeten afsluiten of ratificeren die buitenlandse investeerders de mogelijkheid geven om miljoenen- of miljardenclaims in te dienen tegen Nederland via buitenlandse arbiters en buiten de Nederlandse rechter om? Waarom wel of niet?
Het kabinet deelt deze mening niet. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 23 is het kabinet bekend met het risico dat buitenlandse investeerders op basis van investeringsbeschermingsverdragen de mogelijkheid hebben claims in te dienen tegen Nederland bij een internationaal arbitragetribunaal. Het is daarbij belangrijk voor ogen te houden dat het indienen van een claim niet betekent dat die claim ook zal worden toegekend: de Staat is nog nooit gedwongen compensatie te betalen aan een bedrijf op basis van een investeringsbeschermingsverdrag.
Het kabinet hecht belang aan investeringsbeschermingsverdragen en beschouwt dergelijke verdragen als één van de instrumenten voor een actief en ambitieus internationaal handels- en investeringsbeleid. Deze verdragen bieden investeerders rechtszekerheid en dragen bij aan een goed investeringsklimaat in de verdragspartijen. De bescherming onder investeringsbeschermingsverdragen betreft bovendien de beginselen van goed bestuur waar Nederland sowieso aan gehouden is. Voor het Nederlandse bedrijfsleven dat over de Europese grens opereert biedt de aanwezigheid van een investeringsbeschermingsverdrag bescherming en rechtszekerheid, en draagt het bij aan een verbeterd gelijk speelveld voor het Nederlandse bedrijfsleven in derde landen.
Tot slot bieden investeringsbeschermingsverdragen een platform voor het versterken van de dialoog en de band met landen buiten de EU.
Deelt u de mening dat we het risico op claims via investeringsbeschermingsovereenkomsten buiten de Nederlandse rechter om zouden moeten voorkomen? Wat gaat de Minister daarvoor doen?
Nee. Zie het antwoord op de vragen 23, 24 en 27 hierboven.
Een werkbezoek van Tweede Kamerleden aan Drenthe |
|
Sandra Beckerman , Mpanzu Bamenga (D66), Suzanne Kröger (GL), Julian Bushoff (PvdA), Christine Teunissen (PvdD) |
|
van Marum , Sophie Hermans (VVD) |
|
Herkent u dat gedupeerden met schade rondom de gasopslag Norg (Langelo) nog steeds problemen ervaren met de schadeafhandeling?
Ja. Met Nij Begun zijn er belangrijke stappen gezet in het verbeteren van de schadeafhandeling, waaronder rondom de gasopslag Norg. Zo is het effectgebied voor de toepassing van het bewijsvermoeden hersteld en wettelijk vastgelegd, waarmee de omgeving van de gasopslag Norg weer volledig binnen het werkgebied van het IMG valt en onderdeel is van alle maatregelen ter verbetering van de schadeafhandeling. Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) werkt hard aan de implementatie van deze maatregelen en ik (Staatssecretaris) krijg dan ook steeds meer signalen dat mensen verbetering ervaren. Dat geldt echter nog niet voor iedereen. Dit heeft mijn aandacht, los van waar men ook woont in het effectgebied van het Groningenveld, of in de omgeving van de gasopslag Norg.
Deelt u de conclusie dat de trillingstool niet moet worden gebruikt om schade af te wijzen omdat schade ook kan ontstaan of verergeren zonder (zware) trillingen op een locatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals in de beantwoording (Kamerstuk 2024D28457) van vragen vanuit uw Kamer in juli jl. is aangegeven wordt de trillingstool bij de beoordeling van schades alleen nog gebruikt wanneer de bewoner kiest voor een maatwerkprocedure. De trillingstool wordt ingezet om te beoordelen of schade, met een andere oorzaak, toch door aardbevingen kan zijn ontstaan of verergerd. Dit leidt tot hogere vergoedingen en minder afwijzingen in de gebieden waar de meeste aardbevingen zijn voorgekomen. Het kabinet is in lijn met de motie Beckerman (Kamerstuk 36 441, nr. 24)) wel in gesprek met het IMG om te kijken naar de prominente plek van de trillingstool.
Het klopt dat er meer mechanismen zijn die tot (verergering van) schade als gevolg van de gaswinning kunnen leiden zoals de indirecte effecten van diepe bodemdaling. Het IMG heeft hier onderzoek naar laten doen en betrekt dit bij de beoordeling van schade. Het IMG laat momenteel nog een breder vervolgonderzoek doen naar deze complexe schadeoorzaak. Daarnaast laat het IMG samen met de Commissie Mijnbouwschade onderzoek doen naar de effecten van gestapelde mijnbouw. Als de resultaten hier aanleiding toe geven worden ook deze resultaten betrokken in de beoordeling van schade.
Tot slot vindt het kabinet het belangrijk om te benoemen dat naast de bekende maatwerkprocedure bewoners ook kunnen kiezen voor de vaste vergoeding en daadwerkelijk herstel tot 60.000 euro. Daarbij wordt er helemaal geen onderzoek meer gedaan naar de oorzaak van alle schade die naar zijn aard mijnbouwschade kan zijn.
Herkent u dat het IMG de trillingstool juist weer een prominentere plek geeft in de schadeafhandeling met de invoering van de zogenaamde «vaste vergoeding» en «daadwerkelijk herstel»? Deelt u de analyse dat dit onwenselijk is omdat (herhaal)schade op sommige plekken hierdoor weer moeilijker vergoed gaat worden?
Nee. Juist bij de vaste vergoeding en daadwerkelijk herstel wordt er bij schade die kan zijn veroorzaakt door mijnbouw geen verder onderzoek gedaan naar de oorzaak. Hier wordt ook de trillingstool niet gebruikt om individuele schades te beoordelen.
Alle bewoners in het effectgebied krijgen de mogelijkheid hun schade op deze mildere, menselijke en makkelijkere manier te laten afhandelen. Als er daarna nieuwe of verergerde (herhaal)schade ontstaat kan de bewoner opnieuw bij het IMG terecht. In dat geval wordt bekeken of de schade kan zijn veroorzaakt door de trillingen van een nieuwe beving of indirecte effecten van diepe bodemdaling als gevolg van de gaswinning. Als dit het geval is, kan de bewoner opnieuw kiezen voor daadwerkelijk herstel, de vaste vergoeding bij herhaalschade of een maatwerkprocedure.
Kamerleden spraken met bewoners die hekelen dat er nog steeds stapels aan dure rapporten worden gemaakt door IMG, terwijl gedupeerden met schade uiteindelijk niet worden geholpen. Herkent u dit probleem? Onderkent u dat juist de zwaarst gedupeerden met de grootste schades hierdoor vaker vastlopen?
Ik (Staatssecretaris) snap de frustratie bij bewoners over de rapporten die soms lastig te begrijpen en omvangrijk zijn. In 2024 is de nieuwe schadeafhandeling gestart. Daarbij hanteert het IMG nu nog het oude rapportformat. Het IMG werkt op dit moment aan verbeteringen in het aanvraagproces waarbij de bewoner op basis van een opnamerapport een keuze kan maken tussen drie opties voor de afhandeling van hun schade, afhankelijk van wat past bij zijn of haar situatie. Dit opnamerapport, dat dient om de bewoner te ondersteunen bij zijn of haar keuze, krijgt daarmee ook een andere vorm dan het huidige rapport. Alleen wanneer de bewoner voor een maatwerkprocedure kiest zal er in de rapporten nog per schade een beoordeling van de oorzaak plaatsvinden.
Los daarvan heb ik onder meer in mijn hoofdlijnenbrief aangegeven dat de meest complexe situaties en zwaar gedupeerden mijn bijzondere aandacht hebben. Daarvoor zijn de taskforces en vangnetten zeer belangrijk.
Herkent u dat de uitvoeringskosten bij het IMG nog steeds zeer hoog zijn? Deelt u de analyse dat de uitvoeringskosten omlaag kunnen een moeten door gedupeerden meer te vertrouwen?
Het kabinet herkent dat de uitvoeringskosten van het IMG hoog zijn. Daarvoor zijn verschillende oorzaken. Het IMG investeert veel in het stap voor stap implementeren van de nieuwe mogelijkheden in de schadeafhandeling en het informeren en begeleiden van bewoners bij het maken van een keuze. Deze zaken, waaronder ook het verbeteren van het persoonlijk contact in de dienstverlening ten behoeve van een mildere, menselijkere en makkelijkere schadeafhandeling, dragen eveneens bij aan de hoogte van de uitvoeringskosten. Voor mij is daarom niet alleen de hoogte van de uitvoeringskosten van belang, maar vooral dat deze kosten in het belang van de bewoner gemaakt worden.
De uitvoeringskosten van het IMG zijn daarnaast mede afhankelijk van de keuzes die bewoners maken. Zo zijn de uitvoeringskosten van een vaste vergoeding vele malen lager dan de uitvoeringskosten bij een maatwerktraject. Wanneer meer mensen kiezen voor daadwerkelijk herstel of de vaste vergoeding, heeft dit naar verwachting een positieve invloed op de ontwikkeling van de uitvoeringskosten. Het kabinet wil verder benadrukken dat de uitvoeringskosten niet ten koste gaan van de schadevergoeding die bewoners ontvangen.
Samen met het IMG monitort het kabinet in het kader van de motie Van Wijngaarden en Stoffer de uitvoeringskosten en rapporteer hier jaarlijks over in de Staat van Groningen.
Herkent u dat het IMG soms gebruik maakt van deskundigen die onvoldoende deskundig zijn?
Ik (Staatssecretaris) zie dat bewoners hier soms zorgen over hebben. Het beoordelen van schade is complex en kent veel verschillende technische aspecten. Daarnaast handelt het IMG duizenden schademeldingen per jaar af.
Om een aanvraag tot schadevergoeding te kunnen behandelen, is een specialistische beoordeling nodig van de schade. Dit is de reden waarom het IMG een deskundige inschakelt. Hiervoor zijn uitsluitend deskundigenbureaus betrokken die voldoen aan de kwaliteitseisen en daarmee beschikken over de nodige technische bekwaamheid. Dit is een eis bij de aanbesteding.
Het IMG toetst de kwaliteit van de schaderapporten voordat deze aan bewoners worden verzonden op juistheid en volledigheid. Op het moment dat de bewoner met een zienswijze aangeeft het niet eens te zijn met het schaderapport kan het IMG om een nader advies vragen.
Naast de vereiste deskundigheid moet de deskundige onafhankelijk tot zijn oordeel kunnen komen. De deskundige werkt onafhankelijk van het IMG en heeft geen belang bij de uitkomst van de beoordeling. Bij de toewijzing van een deskundige, is van tevoren getoetst of de deskundige voldoet aan de eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. In deze eisen, die het IMG vermeldt op zijn website1, is onder meer opgenomen dat de deskundige in het verleden niet als medewerker ten behoeve van de NAM/Centrum voor Veilig Wonen (CVW) bij het betreffende gebouw van de schadeopname betrokken is geweest. Daarnaast kan hij in de afgelopen 5 jaar geen arbeidsrelatie met NAM/CVW hebben gehad. De deskundigen die schades opnemen namens het IMG voldoen in ieder geval aan deze eisen. Bij het overdragen van de schadeopname aan de deskundige wordt de aanvrager geïnformeerd over de naam van de deskundige. De aanvrager kan op dat moment ook meer informatie opvragen over de deskundige (disclosure statement) en een zienswijze indienen.
Alle deskundigen vormen hun oordeel op basis van een uniform beoordelingskader. Dit zorgt voor een eenduidige schadebeoordeling en minder verschillen. Het IMG werkt daarvoor doorlopend aan bredere kennisontwikkeling over schademechanismes samenhangend met mijnbouw, vanuit verschillende disciplines, zoals geologie en hydrologie, onder andere met het Kennisplatform Effecten Mijnbouw. Ook vanuit mijn ervaring als contra-expert weet ik dat dit belangrijk is, daarom ben ik hierover in nauw contact met het IMG.
Het IMG heeft een wettelijk vastgelegde plicht om zeker te stellen dat een deskundige ook daadwerkelijk deskundig is (vergewisplicht). Klopt het dat het IMG niet zelf aan deze plicht voldoet maar de verantwoordelijkheid belegd bij de bureaus die zij inhuurt?
Zie antwoord vraag 6.
De Raad van State heeft vorige week uitgesproken dat de NCG niet voldoet aan haar vergewisplicht. Hoe gaat u uitvoering geven aan deze uitspraak en zorgen dat deskundigen onafhankelijk zijn?
De NCG let op onafhankelijkheid van deskundigen. Op 2 oktober 2024 heeft de Raad van State vier verschillende (tussen)uitspraken (ABRS 2 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3946) gedaan.2 Voor drie tussenuitspraken geldt dat de zaak nog onder de rechter is, daarom doet het kabinet op dit moment geen inhoudelijke uitspraken over de manier waarop de NCG dat doet. In twee van de drie tussenuitspraken moet de NCG de naam van de opsteller van de beoordeling bekend maken en vermelden hoe de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van deze opsteller gewaarborgd wordt. Bij de derde moet de NCG een contraexpertise laten doen op een rapport.
Het kabinet constateert dat de Raad van State in één van de tussenuitspraken expliciet overweegt dat niet het hele versterkingsproces ter discussie staat, maar dat het individuele besluit wordt beoordeeld.
Wilt u niet alleen bij de NCG, maar ook bij het IMG zorgen dat deskundigen daadwerkelijk deskundig en onafhankelijk zijn? Zo ja, hoe wil hij hier vorm aan geven?
Zie het antwoord op de vragen 6 en 7.
De Tweede Kamer heeft gezorgd dat de u het IMG een aanwijzing kan geven (amendement Beckerman, Kamerstuk 36 095, nr. 5) middels beleidsregels. Hoe wilt u daar gebruik van maken om te zorgen dat gedupeerden beter geholpen worden en de uitvoeringskosten dalen?
De nieuwe schadeafhandeling is erop gericht bewoners beter te helpen door schade met minder gedoe af te kunnen handelen en herstellen. Hiertoe heeft mijn ambtsvoorganger middels een beleidsregel aanwijzingen gegeven. Ik (Staatssecretaris) zie de uitvoeringskosten ook graag omlaag gaan, maar een beleidsregel acht ik niet het juiste instrument om te sturen op de uitvoeringskosten. Het sturen op de uitvoeringskosten is in de eerste plaats aan het IMG. Wel zal ik in het kader van de motie Van Wijngaarden en Stoffer de uitvoeringskosten monitoren en hier jaarlijks over rapporteren in de Staat van Groningen. Zie verder het antwoord op vraag 5.
In Drenthe valt een deel van de gedupeerden met schade onder het zogenaamde bewijsvermoeden en een ander deel niet, hoe rechtvaardig vindt u dit? Waarom wordt het voor sommige gedupeerden moeilijker gemaakt om schade vergoed te krijgen?
Bewoners in Drenthe hebben te maken met twee systemen van schadeafhandeling. Dit komt doordat een deel van de bewoners in het effectgebied van het Groningenveld, Norg en Grijpskerk woont en een deel niet. Het wettelijk bewijsvermoeden, zoals dit door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wordt toegepast, is een uitzondering op de standaardregel in het Nederlands burgerlijk recht dat «wie stelt, bewijst». Voor een dergelijke uitzondering moet er voldoende rechtvaardiging zijn. In het geval van schade door bodembeweging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld is sprake van een uitzondering omdat dit in relatief korte tijd heeft geleid tot circa tienduizenden schademeldingen, waarvan het grootste deel te herleiden was tot bodembeweging door gaswinning. Bij het bepalen van het effectgebied maakt het IMG gebruik van verschillende onzekerheidsmarges om ervoor te zorgen dat alle schade die veroorzaakt kan zijn door bodembeweging als gevolg van gaswinning in het Groningenveld of de gasopslag bij Norg en Grijpskerk onder de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden vallen.
Dit betekent ook dat er gebieden zijn in Nederland, waaronder een deel van Drenthe, die niet onder het toepassingsbereik van het wettelijk bewijsvermoeden vallen. In de rest van Nederland verschilt het schadebeeld van dat bij het Groningenveld en de gasopslagen Norg en Grijpskerk. Het gaat hier – in plaats van om tienduizenden schademeldingen met zeer waarschijnlijk dezelfde oorzaak – om enkele tientallen schadegevallen per jaar waarvan in vrijwel geen enkel geval is vastgesteld dat dit herleidbaar is tot bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Dit betekent echter niet dat bewoners bij de afhandeling van schade niet worden ontzorgd.
In 2020 is de Commissie Mijnbouwschade (CM) ingesteld. Eigenaren van gebouwen (particuliere woningeigenaren of micro-ondernemingen) met mogelijke schade door gaswinning of opslag in olie- en gasvelden en zoutwinning die niet in het effectgebied van het IMG wonen kunnen zich melden bij de CM. Om het makkelijker te maken voor de schademelder, neemt de CM in de praktijk de bewijslast van de melder over. Er is dus in het geheel geen sprake van een bewijslast voor de gedupeerde. Het advies dat de CM uitbrengt over de oorzaak, het causaal verband, de hoogte en de verdeling van de schade is bindend voor de mijnbouwonderneming. Als de CM adviseert dat de schade inderdaad door mijnbouw komt, dan is de mijnbouwonderneming verplicht om deze schade te vergoeden. Wanneer die duidelijkheid over de rol van andere relevante oorzaken op de fysieke schade, ondanks gedegen onderzoek, niet kan worden verkregen, oordeelt de CM dat daarmee voldoende aannemelijk is gemaakt dat de bodembeweging als gevolg van mijnbouw een rol heeft gespeeld bij de fysieke schade.
Begrijpt u dat er grote zorgen zijn bij bewoners, zoals rondom Schoonebeek, over het ontbreken van het bewijsvermoeden? Wilt u daarom alsnog uitvoering geven aan de aangenomen motie Beckerman/Bushoff (Kamerstuk 33 529, nr. 1219) over het bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten in Nederland laten gelden?
Het kabinet begrijpt de zorgen die er bij bewoners, zoals rond Schoonebeek, zijn over mogelijke schades door mijnbouw en de afhandeling daarvan. Echter, de risico’s en het schadebeeld bij andere mijnbouwactiviteiten in Nederland is niet vergelijkbaar met de risico’s en het schadebeeld door gaswinning in het Groningenveld. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft ten aanzien van de introductie van het wettelijk vermoeden voor schade door het Groningenveld aangegeven dat voor het toepassen van het wettelijk bewijsvermoeden een dragende motivering nodig is. Vanwege de hierboven beschreven verschillen en het feit dat bij schadeafhandeling de bewijslast van bewoners reeds wordt overgenomen door de Commissie Mijnbouwschade, is er mogelijk sprake van onvoldoende motivering voor het uitbreiden van de reikwijdte van het wettelijk bewijsvermoeden. Om die reden is voorlichting gevraagd aan de Afdeling advisering van de Raad van State over de motie Beckerman/Bushoff (Kamerstuk 33 529, nr. 1219). Hiermee hoopt het kabinet meer duidelijkheid te krijgen over de mate waarin de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten in Nederland juridisch houdbaar is. Wanneer het kabinet de voorlichting ontvangen heeft, zal deze met een appreciatie aan de Tweede Kamer gestuurd worden.
Herkent u de grote zorgen van bewoners rondom de gasopslag Norg (Langelo) over het voornemen van de NAM om er weer (kussen) gas te gaan winnen?
Ja, de zorgen van de bewoners die in de buurt van de gasopslag wonen zijn ons bekend. Sinds 2022 loopt een gebiedsproces met omwonenden, de NAM, gemeente Noordenveld en het Rijk. Het gebiedsproces bestaat uit een vergunningenspoor, investeringsspoor en ontzorgingsspoor.
Binnen het vergunningenspoor worden omwonenden geïnformeerd over het verloop van de beoordeling van het winningsplan. Daarnaast zal binnen het investeringsspoor gesproken worden over de mogelijke vormgeving van een investeringsagenda. Gesprekken over een mogelijke investeringsagenda zullen niet vooruitlopen op het wel of niet goedkeuren van het winningsplan. De nog te voeren gesprekken dienen om met omwonenden van gedachten te kunnen wisselen over de vorm van de lustenverdeling als het inderdaad tot winning komt.
Als onderdeel van het ontzorgingsspoor wordt aan de hand van zorgen die bewoners benoemen gewerkt aan een plan voor aanvullende monitoring, bovenop de wettelijk verplichte monitoring.
Deelt u de opvatting van uw voorganger dat deze vergunningaanvraag «ongepast» is? Deelt u voorts de opvatting dat het «van maatschappelijke verantwoordelijkheid getuigen om het niet te doen»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom?
Er is sprake van een beoordeling van het ingediende winningsplan van de NAM. Mijn (Minister) ambtsvoorganger heeft aangegeven het «niet gepast» te vinden dat de NAM het winningsplan indiende, maar gaf ook aan dat de NAM daartoe het recht heeft en dat hij bij beoordeling van het plan heel goed naar de veiligheid zal kijken.
Voor uw vraag over het tegenhouden van de kussengaswinning herhaal ik (Minister) de reactie van mijn ambtsvoorganger op eenzelfde vraag, namelijk dat het kabinet dit winningsplan moet beoordelen volgens de procedure uit de Mijnbouwwet.
In deze procedure zal ik het voorstel kritisch toetsen aan de eisen uit de Mijnbouwwet. Daarbij win ik advies in van onder andere Staatstoezicht op de Mijnen, TNO, de Mijnraad en regionale overheden. Voor alles geldt dat ik alleen zal toestaan om op termijn het kussengas te winnen als dit veilig kan. Daarnaast geldt dat de Autoriteit Consument en Markt in een afzonderlijke procedure moet beoordelen of de stopzetting van de gasopslag de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert.
Welke stappen kunt en wilt u zetten om de winning van kussengas in Norg tegen te houden? Welke stappen zijn reeds gezet?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat de gasopslag Norg qua grootte de vierde ter wereld is, en uniek is in hoeveel mensen eromheen wonen en hoeveel gaswinning in de omgeving heeft plaatsgevonden? Is het door deze unieke situatie een complexe en moeilijk te modelleren situatie waarbij het ingewikkeld is te bepalen wat de huidige situatie is in de (diepe) ondergrond na jaren gaswinning, en het in- en uitpompen van gas met grote drukverschillen tot gevolg?
Gasopslag Norg is inderdaad de vierde grootste gasopslag ter wereld. De huidige situatie in de ondergrond is relatief goed bekend, juist ook door de jarenlange functie van het gasveld Norg als gasopslag. Er is gedurende deze tijd veel gemonitord (seismiciteit, druk, bodemdaling) waardoor veel kennis van dit veld is opgedaan. Extra complexiteit vanwege andere gaswinning in de omgeving zit met name in overlappende bodemdalingskommen. Dit moet worden meegenomen in het winningsplan. Tijdens de procedure voor het winningsplan zullen alle wettelijke adviseurs (SodM, TNO, Mijnraad) advies uitbrengen over seismiciteit en bodemdaling. Deze adviezen neemt het kabinet mee in de beoordeling van de aanvraag.
Is het, ook gezien het nergens ter wereld ooit is gedaan, niet goed te schatten welke consequenties hergebruik van de locatie Norg (Langelo) heeft voor de seismiciteit en de bodemdaling?
Voordat het gasveld bij Norg in de jaren 1997–1998 als gasopslag in gebruik werd genomen, heeft het in de periode 1983 tot en met 1995 gefunctioneerd als een klein gasveld, net als alle andere kleine velden in Nederland. In die periode is het veld voor ongeveer de helft leeg geproduceerd door er 10,4 miljard m3 aan aardgas uit te winnen. Nadat in de jaren negentig van de vorige eeuw het besluit werd genomen om het gasveld bij Norg dienst te laten doen als gasopslag is er gas in het veld geïnjecteerd om de hoeveelheid gas op het vereiste niveau te brengen. Gezien het feit dat het gasveld van Norg dus gedurende zo’n twaalf jaar dienst heeft gedaan als productielocatie is in te schatten welke consequenties hergebruik van de locatie Norg heeft voor de seismiciteit en de bodemdaling. Gegevens daarover zijn immers bekend. Ook door de metingen van druk, bodemdaling en bodemstijging tijdens de gasopslagcyclus en de seismiciteit is juist relatief veel bekend van dit veld.
Qua grootte is het gasveld Norg vergelijkbaar met andere gasvelden waaruit gas gewonnen is. De ervaring met de andere gasvelden in Nederland, die zeer vergelijkbaar zijn qua geologie, is groot. Voor de kleine gasvelden wordt de seismische risicoanalyse (SRA) voor de kleine gasvelden gebruikt. Ook Norg valt hieronder. NAM zal in het winningsplan Norg moeten indelen in de risicoklassen van de SRA en de bijgaande monitoringsverplichtingen moeten nemen. Tijdens de procedure voor het winningsplan zullen alle wettelijke adviseurs (SodM, TNO, Mijnraad) advies uitbrengen over de te verwachten seismiciteit en bodemdaling.
Herkent u dat uw voorganger beloofde dat alleen bij «draagvlak» onder de bevolking er een vergunning zou worden gegeven voor afvalwaterinjectie en gaswinning in Schoonebeek? Erkent u voorts dat vorig jaar uit een dorpsenquête bleek dat een meerderheid van de inwoners sceptisch is over de nu door u vergunde afvalwaterinjectie?
Het kabinet vindt het belangrijk dat de omgeving goed is geïnformeerd, weet welke inspraakmogelijkheden er zijn en betrokken wordt. Dat geldt voor huidige en nieuwe projecten. We vragen inwoners niet om mee te denken en praten om zoveel mogelijk draagvlak te krijgen. Als inwoners meedenken en meepraten worden plannen gewoon beter. Voor betere plannen is meestal meer draagvlak. De afgelopen jaren heeft mijn ministerie veel gesprekken gevoerd met omwonenden en bestuurders. Daarbij zijn duidelijke afspraken gemaakt. Dit heeft onder meer geleid tot aanpassing van het project door de initiatiefnemer en de afspraak dat de regio meedeelt in de lusten. Dit is belangrijk geweest voor zowel bestuurders als omwonenden. Ik besef heel goed dat dit niet betekent dat iedereen het ermee eens is. En dat begrijp ik. Maar ik zie ook dat er begrip is dat deze activiteiten nut hebben voor onze samenleving.
Snapt u dat bewoners nu zeggen dat dit een grote «blunder» was? Wat vindt u van de uitspraak «Je kunt nog beter vooraf horen dat je mening er niet toe doet, dan achteraf de deksel zo op de neus krijgen»?1
In 2022 is in Schoonebeek een gebiedsproces gestart met als doel bewoners, regionale overheden en andere belanghebbenden vroegtijdig te betrekken. Binnen het gebiedsproces zijn o.a. omwonenden en regionale overheden geïnformeerd (via bijvoorbeeld informatieavonden) over het vergunningtraject en de mogelijkheid om daarop te reageren. Er is geluisterd naar de zorgen die in de omgeving leven en er zijn toezeggingen gedaan. Dit heeft geleid tot aanpassing van het project door de initiatiefnemer. Zo waren het risico van lekkage vanuit de injectieputten en gebruik van mijnbouwhulpstoffen voor de bewoners belangrijke aandachtspunten. Deze gesprekken hebben ertoe geleid dat de NAM heeft gekozen om nieuwe injectieputten aan te leggen met nieuwe materialen, waardoor het gebruik van mijnbouwhulpstoffen kan worden beperkt. Daarnaast hebben de gesprekken opgeleverd dat de monitoring en informatievoorziening aan burgers wordt versterkt. Ook is er gesproken over hoe de regio kan meeprofiteren. In het voorjaar 2024 is bekend gemaakt dat er een bijdrage komt van 1 euro per vat gewonnen olie. Dit komt neer op 30–45 mln. euro bij de verwachte productie en levensduur van 15 jaar. Aanvullend keert de NAM 1,5 euro per vat uit op het moment dat de olieprijs boven de 80 euro per vat komt. Dat kan leiden tot een extra bijdrage van 15 miljoen euro. Er zijn dus flinke stappen gezet. Daarbij is duidelijk geworden hoe belangrijk het is om aan de voorkant voldoende aandacht te besteden aan de verwachtingen van het proces. In lijn met mijn voorganger ben ik voornemens dit proces nader te evalueren en op basis van die evaluatie lessen te trekken voor de toekomst.
Erkent u dat deze gang van zaken slecht is voor het vertrouwen van de bewoners?
Zie antwoord vraag 19.
Wat leert u hiervan? Wat gaat u extra doen voor Schoonebeek?
Zie antwoord vraag 19.
Wat leert u hiervan voor de toekomst? Herkent u dat ook omwonenden van de gasopslag Norg (Langeloo) nu uitspreken «We voelen ons niet serieus genomen»?2
Net als in Schoonebeek loopt rondom de mogelijke winning van kussengas in Norg (en Grijpskerk) sinds 2022 een gebiedsproces waarbinnen omwonenden, de betrokken gemeenten, de NAM en het Rijk in gesprek zijn (zie ook het antwoord op vraag5.
In het artikel dat u aanhaalt spreekt een omwonende haar onvrede uit over de weigering om inzage te geven in de winningsaanvraag. Op dit moment is die aanvraag inderdaad nog niet openbaar, maar later in het vergunningsproces is uiteraard ruimte voor inspraak. Nadat de wettelijk adviseurs hun advies over het winningsplan hebben uitgebracht en het winningsplan eventueel is aangepast, zal de aanvraag met de adviezen en het ontwerpbesluit van de Minister openbaar gemaakt worden, zodat omwonenden en andere belanghebbenden de stukken kunnen inzien en hun mening kunnen geven middels een zienswijze. Dit is de gebruikelijke werkwijze.
Vindt u het draagvlak van omwonenden van (nieuwe) gaswinningslocaties van belang? Zo ja, hoe wilt u dit meten en wegen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt het belangrijk om te benadrukken dat het Kabinet alleen instemt als de gaswinning veilig kan plaatsvinden. Hierover vraagt het kabinet altijd advies van de wettelijk adivseurs. Op basis van deze adviezen maakt het kabinet een afweging of een (nieuwe) gaswinning kan plaatsvinden. Hierbij toetst het kabinet aan de Mijnbouwwet, waarin de gronden zijn opgenomen op basis waarvan het kabinet instemming met het winnen van gas (gedeeltelijk) kan weigeren. Draagvlak van omwonenden is niet een van de toetsingsgronden. Dit neemt niet weg dat het kabinet het belangrijk vind dat de omgeving goed is geïnformeerd, weet welke inspraak mogelijkheden er zijn en betrokken wordt. Het kabinet zie hier een belangrijke rol weggelegd voor de mijnbouwbedrijven maar ook voor zichzelf. Zo organiseert het kabinet informatiebijeenkomsten en heeft het kabinet bijvoorbeeld bij Schoonebeek gekozen voor een gebiedsgericht proces.
Wat wilt u doen voor Drenthe, de provincie die nu het meest gas produceert, om herhaling van de grote fouten die gemaakt zijn in Groningen te voorkomen?
De ervaringen met het Groningenveld hebben tot belangrijke verbeteringen geleid voor het gebruik van de diepe ondergrond. Zo is onder andere het veiligheidsbelang voor bewoners beter verankerd in wet- en regelgeving. Daarnaast zijn methodieken ontwikkeld om risico's van activiteiten in de diepe ondergrond beter te kunnen beoordelen en heeft de toezichthouder meer capaciteit gekregen. Momenteel worden er aanvullende verbeteringen doorgevoerd naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen, in lijn met de maatregelen uit Nij Begun. Zo wordt er onder andere gewerkt aan een kennisprogramma voor onderzoek naar sociale effecten van het gebruik van de diepe ondergrond, wordt data over de ondergrond beter toegankelijk gemaakt en wordt het netwerk van KNMI om aardbevingen te meten verder uitgebreid. In het najaar van 2024 zal het kabinet uw Kamer nader informeren over hoe het kabinet wil omgaan met gaswinning uit kleine velden op land.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over het begrotingsonderdeel Herstel Groningen?
Ja.
De aangespannen arbitragezaak tegen de Staat van ExxonMobil |
|
Sandra Beckerman , Julian Bushoff (PvdA) |
|
van Marum , Sophie Hermans (VVD) |
|
Kent u het bericht «ExxonMobil kondigt nieuwe arbitragezaak aan tegen Nederlandse staat om sluiting Groningenveld»?1
Ja.
Kunt u garanderen, dat u net als het vorige kabinet, geen integrale gesprekken gaat voeren met bedrijven als Shell en ExxonMobil waarvan elk verantwoordelijkheidsgevoel voor de aangerichte schade ontbreekt? Deelt u de mening dat er met zulke immorele bedrijven geen gesprekken gevoerd moeten worden en dat ze bestreden dienen te worden in een rechtszaak?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de stand van zaken van de procedures met NAM en haar aandeelhouders (Kamerstuk 33 529, nr. 1260) zijn begin dit jaar de op dat moment nog lopende gesprekken met Shell en ExxonMobil opgeschort in afwachting van besluitvorming door het kabinet. Shell en ExxonMobil hebben per brief laten weten graag opnieuw met de Staat in gesprek te gaan. Dit kabinet beziet op dit moment of het in het belang van de Staat is om, en zo ja, hoe gesprekken te hervatten. Omdat juridische procedures met Shell en ExxonMobil ook nadelen en risico’s kennen, wordt ook de optie van gesprekken door dit kabinet afgewogen. De gesprekken zullen niet hervat worden zonder de Kamer hierover vooraf te informeren.
Kunt u garanderen dat deze arbitragezaak niet tot een versobering of vertraging van de toch al moeizame schadeafhandeling voor getroffen Groningers zal leiden?
Het kabinet kan u verzekeren dat de discussies tussen ExxonMobil en de Staat over de kosten geen enkel effect hebben op de uitvoering van de schadeafhandeling en versterkingsoperatie. Na de afspraken die in 2018 zijn gemaakt, is de NAM volledig uit de schadeafhandeling en versterkingsoperatie gehaald.
Deelt u de mening dat het schaamteloos is van ExxonMobil, die miljarden heeft verdiend aan de gaswinning in Groningen terwijl er als gevolg meer dan 85.000 huizen schade hebben opgelopen en 20.000 mensen gezondheidsproblemen, nu niet hun verantwoordelijkheid nemen in recht doen aan Groningen: schadeafhandeling, versterking en de ereschuld inlossen?
Het kabinet vindt het belangrijk dat ExxonMobil, maar ook Shell, zich houdt aan de gemaakte afspraken en hun verantwoordelijkheid nemen. Shell en ExxonMobil hebben immers een belangrijke rol gespeeld bij de gaswinning in Groningen en de afspraken die de Staat met deze bedrijven heeft gemaakt vanaf 2018 weerspiegelen deze rol.
Hoe groot is volgens u het bedrag dat Shell en ExxonMobil, gezien de schade die ze hebben aangericht, moreel verplicht zijn aan de Groningers?
Gelet op zowel de procespositie van de Staat als de eventuele onderhandelpositie van de Staat, indien zoals hierboven aangegeven bij het antwoord op vraag 2 gesprekken hervat worden, is het niet wenselijk om eventuele bedragen te noemen.
Wat is uw mening betreft het feit dat aandeelhouders van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) meermaals verzoeken voor vrijwillige bijdrages aan de ereschuld hebben geweigerd? Deelt u de mening dat ongeacht de afloop van de arbitragezaak ExxonMobil recht moet doen aan Groningen door fatsoenlijk bij te dragen schadeafhandeling, versterking en de ereschuld inlossen?
De verantwoordelijkheid van de Staat en de NAM en haar aandeelhouders voor de negatieve gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld gaat wat het kabinet betreft verder dan alleen schadeafhandeling en de versterkingsopgave. Nij Begun bevat aanvullende maatregelen voor de aanpak van de maatschappelijke en economische problemen in Groningen, waarmee gedurende 30 jaar een generatielange bijdrage van 7,5 miljard euro gemoeid is. Het kabinet ziet graag dat NAM ook bijdraagt aan deze kosten om problemen in Groningen die worden veroorzaakt door de gaswinning structureel aan te pakken. De Staat heeft reeds meermaals de aandeelhouders van de NAM verzocht een vrijwillige bijdrage aan de ereschuld te leveren, tot op heden zonder resultaat. Dat betreurt het kabinet.
Bent u bereid om over te gaan op verplichte bijdrages van Shell en ExxonMobil, gezien het feit dat de aandeelhouders niet bereid zijn om vrijwillig hun ereschuld in te lossen? Zo nee, waarom niet?
Kenmerk van een ereschuld is dat deze niet juridisch afdwingbaar is. Zoals beschreven in de brief over een verkenning van een belastingheffing op Shell en ExxonMobil van 21 mei jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1237) heeft de voormalige Staatssecretaris Mijnbouw de opties onderzocht voor een extra heffing, naast de bestaande heffingen voor de kosten van de schadeafhandeling en de versterkingsopgave. Die opties zijn beperkt en worden begrensd door artikel 104 van de Grondwet en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP EVRM). Een individuele heffing op de NAM is alleen mogelijk voor kosten ter bestrijding van de nadelige gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld, die in voldoende nauw verband staan met de verantwoordelijkheid of het handelen van NAM en niet aan een ander kunnen worden toegerekend.
Bent u bereid artikel 15 van de Tijdelijke Wet Groningen in te zetten om kosten in rekening te brengen bij de NAM voor de schadeafhandeling en de versterkingsopgave van de Groningers en zodoende hun ereschuld in te lossen? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord op vraag 7 is het kabinet ingegaan op de juridische afdwingbaarheid van een ereschuld. Artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen (TwG) wordt gebruikt om kosten in rekening te brengen bij de NAM voor de schadeafhandeling en de versterkingsopgave. Vanaf inwerkingtreding van de TwG op 1 juli 2020 wordt de schadeafhandeling uitgevoerd door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). De kosten daarvan worden door middel van heffingen doorbelast aan de NAM. Sinds de inwerkingtreding van de wetswijziging van de TwG voor versterken op 1 juli 2023 worden ook de kosten voor de versterking vanaf het derde kwartaal 2023 op de NAM verhaald door middel van een heffing op grond van artikel 15.2 Het kabinet is voornemens om alle kosten waarvoor NAM wettelijk aansprakelijk is via deze heffingen op de NAM te verhalen.
Bent u bereid de Tijdelijke Wet Groningen te verruimen zodat ook kosten voor overige maatregelen van overheden ter bestrijding van de nadelige gevolgen, zoals sociale en economische problemen alsook de verduurzamingsopgave, van de gaswinning in rekening kunnen worden gebracht bij de NAM? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel in behandeling waarin een wijziging van de heffingsgrondslag wordt voorgesteld.3 De bestaande bepalingen in combinatie met voorliggende aanpassingen maken het mogelijk om alle kosten ter bestrijding van de nadelige gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld, die vallen onder de aansprakelijkheid van de NAM, op de NAM te kunnen verhalen. De mogelijkheden tot het verhalen van kosten zijn daarmee niet onbegrensd: er zal altijd een relatie met de gaswinning moeten zijn. In de periodieke heffingsbesluiten zal worden onderbouwd welke kosten binnen de aansprakelijkheid van de NAM vallen.
Hoe groot deel van 1,1 miljard euro die in rekening is gebracht aan de NAM voor de versterkingsoperatie is reeds voldaan?
Voor wat betreft de stand van zaken rond doorbelasting van kosten aan de NAM verwijzen wij naar pagina’s 84 en 85 van de memorie van toelichting bij de ontwerpbegroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 36 000-VII, nr. 2). In tabel 24 is opgenomen dat van de 1,306 miljard euro aan de NAM in rekening gebrachte kosten 756 miljoen euro is voldaan. Derhalve is 550 miljoen euro nog niet voldaan.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid van arbitragegesprekken achter gesloten deuren voor dit soort amorele bedrijven als Shell en ExxonMobil onwenselijk zijn?
In het Akkoord op Hoofdlijnen (AoH) is afgesproken dat geschillen tussen partijen beslecht worden door arbitrage bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI). Hier is voor gekozen omdat dit in het verleden ook zo afgesproken was binnen het gasgebouw. Arbitrageprocedures zijn in beginsel vertrouwelijk. Daarbij zijn partijen bij de arbitrage over het Akkoord op Hoofdlijnen overeengekomen dat het vonnis openbaar kan worden gemaakt (behoudens bedrijfsgevoelige informatie).
Kunt u deze vragen voor 5 november beantwoorden?
Vanwege de overlap in de vragen van de leden Bushoff (GL/PvdA) en Beckerman (SP) (ingezonden op 11 oktober 2024, met het kenmerk 2024Z15684) en de 28 vragen van het lid Teunissen (PvdD) (ingezonden op 18 oktober 2024, met het kenmerk 2024Z16315) en de benodigde afstemming tussen departementen is het helaas niet gelukt deze vragen binnen de gebruikelijke termijn te beantwoorden.
Bent u op de hoogte van de zorgen van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) over de veiligheid van de afsluiting van de zoutputten van Nobian, zoals beschreven in de Expertmeeting zoutwinning Groningen bij de provinciale staten op 4 september 2024?1 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat volgens het SodM het door voortschrijdend inzicht niet langer vanzelfsprekend is dat de zeer grote cavernes, zoals die in Zuidwending en Heiligerlee/Westerlee, veilig kunnen worden afgesloten? Zo ja, welke implicaties heeft dit voor het vergunningenbeleid met betrekking tot toekomstige zoutwinning?
Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op 19 september een brief gestuurd aan de provinciale staten Groningen, naar aanleiding van de expertmeeting zoutwinning van 4 september. In deze brief geeft SodM aan dat het door nieuwe kennis en voortschrijdend inzicht niet meer zo vanzelfsprekend is als eerder gedacht dat de zeer grote cavernes veilig afgesloten kunnen worden. Dit inzicht komt voort uit het onderzoeksproject KEM-17; een onderzoek binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw dat door SodM is begeleid en in 2018 werd opgeleverd. Daarop is aan de vergunninghouders gevraagd om in nieuwe winningsplannen specifieke aandacht te besteden aan het afsluiten van de cavernes. Nobian heeft recent hiervoor een zeer groot onderzoek laten uitvoeren door internationale wetenschappers, het Cavern Closure Consortium. Dit onderzoek is ingediend, tezamen met een nieuw winningsplan, dat op dit moment bij SodM ligt ter advisering. Dit advies is er nog niet. Ik kan dan ook niet op de resultaten vooruitlopen.
Hoe beoordeelt u de risico’s die door het SodM worden geschetst, zoals de kans op instabiliteit, scheurvorming, of zelfs het ontstaan van sinkholes, na de afsluiting van de zoutputten?
Ik stem alleen in met zoutwinning als de activiteit veilig en verantwoord kan. Het veilig kunnen afsluiten van cavernes maakt hier onderdeel van uit. Onderdeel van de veiligheid is de kans op scheurvorming na het afsluiten van de cavernes. Deze scheurvorming kan in een zeer extreem geval leiden tot instabiliteit van de caverne en instabiliteit kan in het uiterste geval leiden tot een sinkhole. De kans hierop is echter zeer klein en wordt ondervangen door maatregelen. Nobian heeft een microseismisch netwerk in en rondom het caverneveld staan zodat opvallend gedrag, en een mogelijke trend daarin, opgepikt kunnen worden. Dit helpt met het vroegtijdig signaleren van een instabiliteit. De metingen worden gedeeld met SodM, die toezicht houdt op de veiligheid van de cavernes. In dat kader heeft SodM Nobian gevraagd om onderzoek uit te voeren naar het afsluiten van cavernes. Dit internationale onderzoek, door het Cavern Closure Consortium, is recent opgeleverd en wordt door SodM bestudeerd. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 is het advies van SodM hierop er nu nog niet. Mijn uitgangspunt is en blijft dat zoutcavernes veilig en verantwoord moeten worden afgesloten zodat scheurvorming wordt voorkomen.
Acht u het wenselijk dat een onafhankelijke partij nader onderzoek doet op het onderzoek van Nobian naar de veiligheid van de afsluiting van deze cavernes? Bent u bereid hier opdracht toe te geven?
Binnen het onafhankelijke kennisprogramma effecten mijnbouw is onderzoek uitgevoerd in 2018 naar het afsluiten van cavernes. Bij het nieuwe winningsplan van Nobian zit een internationaal onderzoek, uitgevoerd door het Cavern Closure Consortium, dat Nobian heeft laten uitvoeren naar het afsluiten van cavernes. Dit onderzoek wordt momenteel bestudeerd door SodM. Als hieruit blijkt dat nieuw onderzoek nodig is, dan kan dit uitgezet worden binnen het onafhankelijke kennisprogramma effecten mijnbouw.
In hoeverre acht u de vergelijking van het SodM-dossier met het aardbevingsdossier terecht, waarin jarenlang tegenstrijdige informatie werd verstrekt aan de bewoners en de overheid? Wat doet u om te voorkomen dat een vergelijkbare situatie ontstaat bij de zoutwinning?
Het kabinet heeft lessen geleerd van de ervaringen met het Groningenveld, onder meer wat betreft het verstrekken van informatie aan bewoners. Ik betrek bewoners ook bij besluitvorming en neem zorgen serieus. Zo zijn er zorgen over bodemdaling en de vergoeding van eventuele schade. De Commissie Mijnbouwschade neemt hiervoor sinds 1 november 2021 ook schademeldingen mee in het zoutwinningsgebied. Indien het een schade binnen het effectgebied van het Groningenveld betreft, zal allereerst de IMG de schade beoordelen tenzij de melder gebruikt maakt van een regeling.
Als het gaat om het afsluiten van cavernes zal duidelijk moeten zijn dat dit op een veilige en verantwoorde manier kan. Onderzoeken naar het verlaten van cavernes worden openbaar gemaakt, zoals het rapport (KEM-17) en brieven tussen SodM en Nobian. Vergunningen voor nieuwe cavernes worden alleen verleend als het duidelijk is dat de cavernes ook veilig kunnen worden verlaten.
Welke maatregelen zijn er op dit moment beschikbaar om het risico van lekkend pekelwater als gevolg van opwarming van het water in de cavernes na afsluiting te minimaliseren, en is dit reeds onderdeel van het onderzoek dat Nobian verplicht is te doen?
Voordat cavernes mogen worden afgesloten zal de druk in de caverne na de productiefase over langere tijd worden gemonitord. Tijdens deze fase kan de druk in de caverne oplopen. Als de druk te hoog oploopt dan zal deze worden verminderd door pekel uit de caverne te laten stromen. Dit heeft bodemdaling aan het oppervlak als gevolg. Tijdens deze periode na de productiefase zal Nobian het gedrag van de cavernes, de pekel en haar drukopbouw monitoren. Naast het modelleren van verwacht gedrag in onderzoeken is het belangrijk dat er beter inzicht komt op het drukverloop in een caverne na de productiefase. Pas als een caverne voldoende veilig wordt geacht zal deze daadwerkelijk worden afgesloten.
Kunt u toelichten hoe de veiligheid van de inwoners van Groningen gewaarborgd wordt bij de voortzetting van de zoutwinning en wat de criteria zijn op basis waarvan de overheid besluit in te grijpen, zoals door het stilleggen van de zoutwinning?
De winning van zout mag alleen plaatsvinden als dit veilig en verantwoord is. Het veilig kunnen afsluiten van cavernes maakt hier onderdeel van uit. De winningsplannen over voortzetting van de winning uit de grote cavernes van Nobian in Groningen worden op dit moment beoordeeld door SodM. Veiligheid is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Nobian moet aantonen hoe de veiligheid tijdens en na winning geborgd is en dat de nadelige effecten van verdere bodemdaling voldoende gemitigeerd kunnen worden. Als blijkt dat de cavernes bij voortdurende winning niet meer veilig genoeg zijn, dan is stoppen met winning een mogelijkheid. Daarnaast kan een caverne (deels) opgevuld worden om instabiliteit te voorkomen. Signalen hiervoor kunnen tijdig waargenomen worden door het microseismisch netwerk.
Bent u bereid om in samenwerking met de provincie Groningen aanvullende maatregelen te overwegen om zowel de veiligheid als de economische belangen in de regio te waarborgen, zolang er geen volledige zekerheid is over de gevolgen van de zoutwinning op lange termijn?
De provincie Groningen en de gemeenten worden om advies gevraagd in de besluitvorming over de winningsplannen. Ik neem deze adviezen, tezamen met de adviezen van mijn wettelijk adviseurs (TNO, SodM als toezichthouder op de veiligheid), mee in mijn brede overweging voor de besluitvorming. Hierbij is het uitgangspunt dat de winning van zout, inclusief het verlaten van de cavernes, alleen kan plaatsvinden als deze veilig en verantwoord is. Als uit onderzoek volgt dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn voor de veiligheid dan zal ik deze overnemen.
Welke stappen onderneemt de rijksoverheid op dit moment om de inwoners van Groningen, die mogelijk schade ondervinden van de zoutwinning, tijdig en volledig te compenseren? Bent u bereid om de compensatie van deze inwoners verder te vereenvoudigen en versnellen?
De Commissie Mijnbouwschade (CM) behandelt sinds 2021 ook schade die door zoutwinning kan zijn ontstaan. Eigenaren van gebouwen met mogelijke schade door bodembeweging als gevolg van zoutwinning kunnen zich melden bij de Commissie Mijnbouwschade. Om het makkelijker te maken voor de schademelder, neemt de commissie in de praktijk de bewijslast van de melder over. Het advies dat de commissie uitbrengt is bindend voor de mijnbouwonderneming. Als de Commissie Mijnbouwschade beoordeelt dat de schade door mijnbouw komt, dan is de mijnbouwonderneming verplicht om deze schade te vergoeden. Als het, ondanks gedegen onderzoek, onduidelijk is wat de oorzaak van de schade is, dan oordeelt de Commissie Mijnbouwschade dat daarmee voldoende aannemelijk is gemaakt dat de bodembeweging als gevolg van mijnbouw een rol heeft gespeeld bij de schade.
De betreffende zoutwinningslocatie ligt echter in het gebied waar het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) schade afhandelt als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslagen bij Norg en Grijpskerk. Over de afhandeling van schade die kan zijn ontstaan door (een combinatie van) mijnbouwactiviteiten binnen het effectgebied van het IMG hebben het IMG en de CM afspraken gemaakt, om de schadeafhandeling voor bewoners te vereenvoudigen. Dat houdt in dat bewoners binnen het effectgebied van de gaswinning zich kunnen melden bij het IMG. De bewoner kan bij het IMG nu kiezen voor daadwerkelijk herstel of de verhoogde vaste vergoeding, waarbij er niet meer naar de oorzaak van de schade wordt gekeken bij schade die naar zijn aard mijnbouwschade kan zijn. Alleen als door het IMG in het kader van een maatwerkbeoordeling geconstateerd wordt dat de schade niet is veroorzaakt door het Groningenveld of de gasopslagen Norg of Grijpskerk, maar mogelijk wel door andere mijnbouwactiviteiten, dan wordt de schademelding in de huidige situatie indien gewenst door het IMG overgedragen aan de Commissie Mijnbouwschade. Dit komt in de praktijk tot op heden echter weinig voor.
Daarnaast werken de Commissie Mijnbouwschade en het IMG, mede naar aanleiding van de motie van het lid Segers c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 1018), aan een verdere intensivering van deze samenwerking. Zo laten zij gezamenlijk onderzoek uitvoeren naar gestapelde effecten van mijnbouw en werken zij aan de implementatie van een één loket-werkwijze, zodat bewoners bij wie er sprake kan zijn van samenloop zoveel als mogelijk via één loket geholpen worden. De beide organisaties behouden daarbij hun bestaande bevoegdheden maar werken samen door een integrale beoordeling van de schade te doen. Naar verwachting is deze verbetering in het proces in het eerste kwartaal 2025 geïmplementeerd.
Bent u bereid, mocht de veiligheid van de cavernes niet gegarandeerd kunnen worden, een heroverweging te maken van het beleid omtrent verdere zoutwinning door Nobian in Groningen?
Mijn uitgangspunt voor besluitvorming over mijnbouw is de Mijnbouwwet. In het kader van de Mijnbouwwet maak ik een brede afweging over de voorgenomen zoutwinning als een winningsplan is ingediend. Als de veiligheid van een caverne niet aannemelijk kan worden gemaakt, neem ik maatregelen voor deze caverne. Daarnaast neem ik nieuwe inzichten mee om mijn beleid aan te passen mocht dit nodig zijn. Het kabinet stemt alleen in met zoutwinning als de activiteit veilig en verantwoord kan.
Het bericht 'Een munitiedepot middenin bevingsgebied, dat is onmenselijk' |
|
Sandra Beckerman |
|
Ruben Brekelmans (VVD), van Marum |
|
Is het u bekend dat er in de provincie Groningen al sinds 2012 sprake is van aardbevingsproblematiek, die duizenden bewoners treft en die door inadequaat dan wel falend overheidsbeleid nog steeds voortduurt, zoals ook is vastgesteld en vorig jaar gerapporteerd door de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen?
Het kabinet is zich terdege bewust van de problematiek in het aardbevingsgebied en werkt daarom hard aan het herstel van Groningen. De noodzaak hiervan wordt onderstreept door het onderzoek van Gronings Perspectief, dat al enkele jaren aantoont dat bewoners en hun kinderen in het gaswinningsgebied tot de dag van vandaag last hebben van stress en gezondheidsklachten. De bevindingen uit dit onderzoek acht het kabinet zorgelijk. Ook zijn de conclusies uit het rapport Groningers boven gas van de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen glashelder. Mensen in het gaswinningsgebied hebben onnodig geleden onder aardbevingen, de trage afhandeling van schades en onzekerheid over hun veiligheid door falend overheidsbeleid. Dit heeft geleid tot een «Ereschuld» die het kabinet heeft om de gemaakte fouten door zestig jaar gaswinning richting de regio en haar bewoners recht te zetten. Het kabinet geeft daarom onverkort uitvoering aan de 50 maatregelen uit kabinetsreactie Nij Begun, waarbij de generatielange inzet van het Rijk voor het inlossen van deze ereschuld wordt vastgelegd in de Groningenwet.
Het kabinet begrijpt dat bewoners in het aardbevingsgebied – net als andere mensen in dezelfde situatie – bezorgd zijn over het onderzoek naar een mogelijke locatie voor een munitiedepot in hun buurt. Gelet op de stapeling van problematiek is het meer dan duidelijk dat dit bij de bewoners in het aardbevingsgebied extra hard aankomt. Mensen in het gaswinningsgebied hebben jarenlang moeten strijden om hun gelijk en hun recht te halen. Het herstel van vertrouwen van bewoners in de overheid is nodig en er moet uitermate zorgvuldig om worden gegaan met deze specifieke situatie. Bij het kiezen van een voorkeurslocatie voor opslag van snel inzetbare munitie zal daarom nadrukkelijk rekening gehouden worden met het feit dat deze zoektocht zich afspeelt binnen de context van de aardbevingsproblematiek. Deze maatschappelijke context is onderdeel van de afweging. Daarbij ziet het kabinet de aangenomen motie als een politieke bevestiging van een gebrek dat we zien aan bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak in het mijnbouwschadegebied voor de behoefte die Defensie heeft aan ruimte in Groningen.
De zoektocht van het kabinet naar uitbreidingsruimte voor Defensie moet transparant en zorgvuldig worden uitgevoerd. Dit betekent dat vroegtijdig in het proces van zoeken naar geschikte locaties dit al aan de bewoners kenbaar gemaakt wordt en hen de gelegenheid geboden wordt om daarop te reageren. Dit is in lijn met PEGA-maatregel 42, om in gesprek te gaan met burgers. Juist hun ervaringsverhalen en signalen over knelpunten in beleid en uitvoering zijn essentieel voor het maken van de juiste afwegingen. De keerzijde van vroegtijdige transparantie is dat ook al vroegtijdig onzekerheid en onrust ontstaat over de uitkomst van het programma bij bewoners die mogelijk door deze plannen geraakt worden, bij mensen die daar werken en recreëren, en bij maatschappelijke organisaties.
Het Ministerie van Defensie is in gesprek met de bewoners, gemeente Midden-Groningen en de provincie Groningen over de zoektocht naar potentiële locaties voor een munitiedepot. Daarbij worden bewoners worden geïnformeerd over het proces hoe tot een definitieve keuze voor een locatie van een munitiedepot gekomen wordt, en welke informatie zij op welk moment mogen verwachten. Bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat dit tot grootschalige ernstige gezondheids- en sociale problemen leidde en nog onverminderd leidt bij de gedupeerden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Is het u bekend dat sommige zoeklocaties voor munitiedepots in het Groningse aardbevingsgebied liggen, – en sommige ervan, zoals Luddeweer en Slochteren, zelfs in het centrum daarvan – waar hele gebieden en dorpen op de schop gaan of zijn gegaan, en waar praktisch alle betrokken bewoners met de genoemde problematiek kampen?
Ja, dit is mij bekend en de veiligheid, het beschermen van bezit, de gezondheid en het welzijn van Groningen zullen in belangrijke mate onderdeel zijn van de afwegingen door het kabinet naar de voorkeurslocatie
Kunt u duidelijk maken wat de veiligheidsrisico’s zijn die gepaard gaan met de aanleg van een munitieopslagplaats in Luddeweer of Slochteren, hoe deze worden beoordeeld en wat de gevolgen zijn voor bewoners van de zogenoemde C-C1-C2-D-zones?
De mogelijke alternatieve locaties voor de opslag van munitie (met snel inzetbare capaciteit) worden onderzocht in een planMER-onderzoek. De locaties worden daarbij met elkaar vergeleken op basis van onder meer de veiligheidscontouren. De uiteindelijke contouren kunnen anders en kleiner van vorm worden door optimalisatie. De gevolgen voor bewoners in de zogenoemde C-C1 C2 en D zones zijn vastgelegd en terug te vinden op de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).2 Als een locatie in een aardbevingsgevoelig gebied (Luddeweer en Slochteren) ligt, dan wordt dit meegenomen in het planMER-onderzoek.
Heeft het kabinet zich georiënteerd op de bestaande sociale en menselijke situatie en verhoudingen in de Groningse zoekregio's?
De context van de aardbevingsproblematiek maakt geen deel uit van het planMER-onderzoek dat zich richt op de effecten op de leefomgeving. Maar bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat in de omgeving van sommige zoeklocaties tot medio juli van dit jaar vrijwel niemand op de hoogte was, laat staan op de hoogte is gesteld, van de zoektocht naar locaties voor munitiedepots in die regio's?
Bij de publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) in december 2023 is in alle huis-aan-huis bladen van de betrokken gemeenten de aankondiging gedaan van het onderzoek. Begin februari heeft de regio aangegeven dat ze de genoemde locaties niet geschikt vindt en mee wil zoeken naar een alternatieve locatie omdat ze de behoefte naar opslag nabij de Eemshaven begrijpt.
Kunt u zich voorstellen dat, doordat in de aanvankelijke schaarse berichtgeving hierover werd gesproken met de aanduiding «kleinere opslagplaatsen voor munitie» in de provincie Groningen, zelfs toen nog niet duidelijk werd dat het gaat om grote gebieden met een grote impact op veel bewoners?
Op 18 december 2023 is de NRD gepubliceerd voor het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. Daarin staat genoemd dat het fysieke gebied een omvang heeft van 0,22 vierkante kilometer, en worden de externe veiligheidszones daaromheen geduid. Daarmee is aangegeven wat de omvang is van deze ruimtelijke behoefte. In het NRD spreekt het Ministerie van Defensie niet over een kleinschalig munitiedepot, maar over een nieuwe opslaglocatie Snel Inzetbare Capaciteit (SIC). De invulling van deze behoefte kan bestaan uit een enkele centrale locatie, of uit meerdere kleine locaties. De provincie Groningen waarin de onderzochte locaties liggen, is geïnformeerd voorafgaand aan de publicatie van de NRD en heeft in haar zienswijze ook gereageerd op de twee locaties in de gemeente Midden-Groningen. Voorafgaand aan de publicatie van de nota van antwoord die is opgesteld in reactie op de ingediende zienswijzen, is de provincie opnieuw geïnformeerd. De gemeente is vervolgens rechtsreeks geïnformeerd over de twee te onderzoeken kavels inclusief de door de regio voorgestelde derde locatie.
Deelt u de mening dat inclusief de A t/m C-zones rond een munitiedepot op geen enkele wijze sprake is van «kleinschaligheid»?
Ja, de invulling van deze behoefte heeft impact op een groot gebied.
Is het u bekend dat er, door gemankeerde communicatie, in enkele Groningse regio's praktisch niemand op de hoogte was van een ver van deze regio verwijderd plaatsvindende informatiebijeenkomst op 1 juli jongstleden?
Ik deel uw mening niet dat er sprake is van gemankeerde communicatie. Wel heb ik in mijn reactienota aangegeven te onderkennen dat er door omwonenden rondom de onderzoekslocaties een grotere behoefte bestaat aan duidelijkheid en rechtsreeks contact. In het vervolgproces komt Defensie aan deze behoefte tegemoet door middel van huis-aan-huis bladen en bewonersbrieven voor de mensen op en rondom de onderzoekslocaties. De locatie van de informatiebijeenkomst is in samenspraak met de regio tot stand gekomen en lag in het midden van de gebieden die onderdeel van het onderzoek zijn.
Is het u bekend dat bekendheid in de betrokken regio van het zoeken naar locaties überhaupt pas is ontstaan door een terloopse passage in een bericht van de NOS van 15 juli 2024, dus twee weken ná die bijeenkomst?2
Nee, dit was ons niet bekend. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven deze locaties ongeschikt te vinden. Hier is in de regionale media (Dagblad van het Noorden en RTV Noord) aandacht aan besteed. Daarnaast zijn in de communicatie met de regio deze signalen niet afgegeven. Op de informatiebijeenkomst op 1 juli jl. is wel geconstateerd dat er nog veel vragen waren over de onderzoekslocaties in de gemeente Midden-Groningen. Op deze bijeenkomst werd het Ministerie van Defensie nogmaals gewezen op de effecten die het onderzoek heeft op de omwonenden die ook zijn getroffen door de aardbevingen. Hierdoor heeft Defensie besloten om, zoals verwoord in de reactienota op de informatie bijeenkomsten, een extra informatiebijeenkomst te organiseren voor de omwonenden van de onderzoekslocaties en inwoners van Midden-Groningen. Deze heeft plaatsgevonden op 19 september jl. in Zuidbroek.
Is het u bekend dat mede als gevolg daarvan (vrijwel) geen enkele feedback vanuit deze bewoners is geleverd, terwijl u met die non-existente feedback wel verder ging met de uitwerking van de plannen voor munitiedepots?
De onderzoeken die na het verschijnen van het NRD zijn uitgevoerd door het onderzoeksbureau gaan over de impact van de komst van een munitieopslag op een groot aantal aspecten in de fysieke leefomgeving zoals bodem, natuur en landbouw. Op de informatieavond van 1 juli jl. heeft Defensie geconstateerd dat er veel zorgen waren over de behoefte naar een munitieopslag voor de snel inzetbare capaciteit onder inwoners waardoor er een extra bijeenkomst is georganiseerd en gesproken is met de bestuurders in Groningen. Defensie is zich ervan bewust dat de maatschappelijke effecten en gevoelens die bewoners in en nabij het voormalig aardgaswinningsgebied tot op de dag van vandaag ervaren een effect hebben op deze zoektocht. Deze maatschappelijke effecten in de regio worden meegenomen in de afweging voordat het kabinet een keuze maakt voor de voorkeurslocaties. In deze fase van het proces in het NPRD, het planMER onderzoek, gaat het om een onderzoek tussen verschillende alternatieven. In de aanvullende sessies met de gemeenten en de provincie maar ook op de inwonersavond in Zuidbroek van 19 september jl. is expliciet het belang van het gebied en de impact die het onderzoek heeft op de inwoners naar voren gekomen en dit zal nadrukkelijk worden meegenomen in de afwegingen van het kabinet.
Kunt u alsnog uitleggen waarom u potentiële gedupeerden van uw mogelijke keuzes niet rechtsreeks heeft geïnformeerd, waar u bijvoorbeeld wel in staat was in de informatie van 1 juli jl. exacte aantallen van de betrokken huizen te noemen?
Het Ministerie van Defensie heeft alle informatie bijeenkomsten door heel Nederland via verschillende media aangekondigd. Er zijn geen persoonlijke uitnodigingen verstuurd. Op de informatiebijeenkomst in Meerhuizen op 1 juli jl. heeft het advies- en ingenieursbureau Antea een eerste inzicht gegeven in de onderzoeksresultaten op de externe veiligheid en de aantallen woningen voor de verschillende locaties. Voor de bijeenkomst van 19 september heeft Defensie de bewoners van de A/B zonering wel geattendeerd op de avond in Zuidbroek zodat zij rechtstreeks door Defensie zich konden laten voorlichten.
Realiseert u zich dat in het door u aangelegde, in het presentatie-document van 1 juli genoemde omvangrijke beoordelingskader, desondanks op geen enkele wijze de consequenties voor de eerdergenoemde reeds jaren onder het falend overheidsbeleid lijdende bewoners zijn terug te vinden?
Ja. Het toetsen van bestaand overheidsbeleid maakt geen deel uit van het beoordelingskader van het planMER in het NPRD, aangezien dit zich richt op de effecten van de voorgenomen uitbreiding van Defensie-activiteiten op de fysieke leefomgeving. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Realiseert u zich dat bij uw keuze van hun woongebied als locatie voor een munitiedepot, de aardbevingsgedupeerden die recent of over enige tijd eindelijk weer rustig dachten te kunnen gaan wonen, alsnog uit hun huis zullen worden gezet en opnieuw ontheemd zullen raken?
Ja. Aardbevingsgedupeerden hebben niet alleen recht op concrete resultaten op het gebied van veiligheid en herstel van schade, maar ook op brede bewustwording van het verdriet dat deze mensen is aangedaan. Daarom zijn het maatschappelijk draagvlak en de impact van de aardbevingen op de inwoners van het aardbevingsgebied nadrukkelijk een onderdeel van de afweging.
Is het kabinet in staat zich een beeld te vormen van wat deze stapeling van ellende psychosociaal doet met die bewoners, met nadruk ook met hun kinderen?
Heeft u kennisgenomen van de jaarlijkse rapportages van Gronings Perspectief (Rijksuniversiteit Groningen/GGD Groningen/Sociaal Planbureau Groningen) over de emotionele gesteldheid van de aardbevingsgedupeerden?3
Bent u bekend met het feit dat op basis van deze onderzoeken aanvankelijk werd geschat dat er door die gezondheidseffecten vijf doden per jaar vallen (vermeld in rapportage 2018), een getal dat later is bijgesteld naar zestien?
Realiseert u dat hier een stapeling plaatsvindt van voor de potentiële gedupeerden keiharde, schadelijke maatregelen en dat er alsdan sprake is van disproportionele en onmenselijke benadeling, belasting en bejegening van deze bewoners?
Realiseert u zich dat u met het onderhavige voornemen zowel fysiek als moreel en mentaal dreigt te vernietigen wat – na ruim een decennium van trage procedures, ontheemding en bouwkundige projecten – uw collega's van de Ministeries van Economische Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in de gedaante van respectievelijk de Staatssecretaris Herstel Groningen en de Nationaal Coördinator Groningen, eindelijk zijn begonnen weer op te bouwen?
Kent u, in verband met de Parlementaire Enquête, het begrip «Ereschuld»? Kunt u zich herinneren wat die Ereschuld aan de bewoners inhoudt, en hoe ziet u het tegen de achtergrond van die Ereschuld uw zoeken naar locaties voor munitiedepots en de consequenties daarvan voor de bewoners/gedupeerden aan wie die Ereschuld uitstaat?
Realiseert u zich dat er naast de menselijke ellende voor de desbetreffende grote aantallen bewoners, sprake zal zijn van omvangrijke kapitaalvernietiging als gevolg van slopen van zojuist herstelde, versterkte en zelfs nieuwgebouwde huizen?
Kunt u zich een voorstelling maken van wat alleen al de nu bestaande káns op een munitiedepot in hun directe omgeving en de daaruit voortvloeiende rampzalige perspectieven doet met deze bewoners?
Bent u bereid vanwege het voorgaande het aanwijzen van zoeklocaties in het aardbevingsgebied en de zoeklocaties die in het centrum daarvan liggen uit uw plannen te schrappen?
Behoeftes waarvoor nieuwe locaties worden onderzocht hebben grote effecten op de leefomgeving en dit kan tot onrust en onzekerheid leiden bij mensen die daar wonen, werken en recreëren, zeker bij inwoners in het aardbevingsgebied. Juist om die reden is een planMER, die de effecten op de leefomgeving in kaart brengt, onderdeel van het proces. Ik besef dat de keuze voor een proces waarbij in een vroeg stadium alle alternatieve locaties bekend worden gemaakt voor onzekerheid zorgt, maar ik meen dat we hiermee voor een transparant en navolgbaar proces zorgen. De locaties Slochteren en Luddeweer voldoen aan de feitelijke selectiecriteria voor een locatie voor opslag van munitie voor de snel inzetbare capaciteit van de krijgsmacht. In de bestuurlijke overleggen met de regio in oktober wil ik toetsen op basis van de eerste onderzoeksresultaten van Antea welke alternatieve locaties in de regio het meest kansrijk zijn voor de verschillende behoeften. In deze overleggen luister ik vanzelfsprekend ook naar de standpunten van de regio. Zowel de ideeën van de regio over alternatieve locaties als het maatschappelijk draagvlak neem ik mee in de vervolgstappen van het proces. De uitkomsten van het onderzoek zullen met uw Kamer en inwoners worden gedeeld. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven dat beide locaties niet geschikt zijn voor een munitieopslag vanwege de dichte nabijheid van de bebouwde kern en mogelijk toekomstige woningbouwlocaties en/of bedrijventerreinen. Daarnaast gaf men aan dat door het te verwachten hoge waterpeil op deze locaties deze ook niet geschikt zijn. De regio kwam zelf met het alternatief Tjuchem die we nu ook onderzoeken in het planMER. Na de bestuurlijke ronde van gesprekken in oktober communiceert Defensie zo snel als mogelijk over welke locaties als kansrijk verder worden onderzocht en welke locaties als niet-kansrijk kunnen worden beoordeeld.
Is dit kabinet zich er bewust van dat mensen die door opeenvolgende kabinetten jarenlang in een kapot en onveilig huis hebben gewoond en hebben moeten strijden voor schadeherstel en versterking van hun huis nu daaruit dreigen te worden gezet vanwege plannen om in de omgeving een munitiedepot te plaatsen? Is dit kabinet van mening dat dit op geen enkele manier helpt het vertrouwen van betrokkenen in de overheid te herstellen? Deelt u de mening dat dit ten enenmale onacceptabel is en dit voornemen direct van tafel moet?
Ja, het kabinet is zich bewust van de ereschuld die het heeft naar de Groningers in het aardbevingsgebied. Daarom is in het regeerprogramma ook opgenomen dat Groningen en het herstel van vertrouwen een belangrijke prioriteit is voor dit kabinet. Het kabinet zal al het mogelijke doen om het vertrouwen in de overheid weer te herstellen, ook binnen het proces van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. De zorgen en onrust in het mijnbouwschadegebied zijn volstrekt helder en ook zeer begrijpelijk. Zoals eerder aangegeven weegt dat ook nadrukkelijk mee bij de afweging die wordt gemaakt op basis van niet alleen planMER en het militair belang, maar juist ook maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak.
De vertraging in de versterking, problemen bij de schadeafhandeling en de ongelijkheid in Groningen en Noord-Drenthe |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Kent u het bericht «NCG haalt doel niet: duizenden Groningers weten pas volgend jaar of huis veilig is»?1
Ja, ik ken dit bericht. In de brief van 27 juni jl.2 heeft mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer gemeld dat circa 1.280 beoordelingen na 1 juli 2024 zullen worden afgerond. Ik ontvang deze maand de rapportage van NCG over de beoordelingen, daaruit zal blijken wat het tempo is van de resterende beoordelingen.
Herkent u dat het, een jaar na de grote beloftes over het inlossen van een ereschuld, niet te verkroppen is dat de versterkingsoperatie nog steeds zo slecht verloopt?
Afgelopen jaren zie ik een dat er goede stappen zijn gezet in de wijze waarop de versterking wordt uitgevoerd. Tegelijkertijd zie ik ruimte voor verbetering. Er zijn belangrijke stappen gezet in het milder, makkelijker en menselijker maken van de versterking. Daarmee sluit de versterking beter aan bij de behoefte van de bewoners. Dat is ook nodig om te zorgen dat de ereschuld wordt ingelost. Ik ga daarom door op de ingeslagen weg, en werk aan een betere samenwerking tussen de verschillende overheden én een nauwere samenwerking tussen en met de uitvoeringsorganisaties.
Deelt u de mening dat de aanpak van de nog steeds groeiende ongelijkheid in dorpen en wijken prioriteit moet zijn?
Ja, de ongelijkheid die in dorpen en wijken is ontstaan, is een van de meest complexe problemen in het aardbevingsgebied. Dit is ook door mijn ambtsvoorganger onderkend.3, 4 Ik zal het werk van mijn ambtsvoorganger voortzetten om verschillen zoveel mogelijk te verkleinen.
Hoe moeten we de tekst die u op 2 juli op X plaatste «Iedereen in de regio moet in een veilig, schadevrij en geïsoleerd huis kunnen wonen met een goed perspectief op de toekomst» duiden?
Hieruit kunt u opmaken dat ik mij committeer aan het doel dat uiteindelijk iedereen in de regio een veilig, schadevrij en geïsoleerd huis heeft. Ik zal mij inzetten voor het verder uitwerken en tot uitvoering brengen van de maatregelen zoals die zijn geformuleerd in Nij Begun.
Dit doel – elke woning veilig schadevrij en duurzaam – komt rechtstreeks uit het rapport van Geel, het vorige kabinet heeft echter niet het geld vrijgemaakt om dit gehele doel te behalen, ook in het hoofdlijnenakkoord is dit niet gedaan, betekent uw tweet dat dit geld alsnog wordt vrijgemaakt? Zo nee, waarom niet?
Mijn bericht op X betekent dat ik mij – in overleg en samen met de regio – zal inzetten voor het verder uitwerken en tot uitvoering brengen van de maatregelen zoals die zijn geformuleerd in «Nij Begun». Dit zal ik in ieder geval doen binnen de bestaande kaders en met de door het vorige kabinet beschikbaar gestelde financiële middelen. De mogelijkheid voor extra beschikbaarheid van middelen voor volledige uitvoering van het advies van Geel onderzoek ik, rekening houdend met haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Een besluit hierover is uiteindelijk aan het kabinet en wordt meegewogen ten opzichte van overige keuzes in het kader van het hoofdlijnenakkoord.
Is het u bekend dat bewoners die soms al jaren in onzekerheid zitten over de veiligheid van hun woning de afgelopen maanden «flutrapportjes» hebben ontvangen over hun woning? Wat gaat u voor bewoners die zo’n slecht rapport hebben gekregen doen? Wat is uw advies aan hen?2
Ik herken niet dat er rapporten van slechte kwaliteit met bewoners zijn gedeeld. De kwaliteit en betrouwbaarheid van rapporten staat voorop. Daarom heeft NCG verleden jaar verbeteracties uitgevoerd. Bewoners die twijfelen over de onderbouwing van hun beoordeling kunnen dit aangeven bij hun bewonersbegeleider. De bewonersbegeleider belt bij een besluit op norm doorgaans binnen twee weken met de bewoner. Tijdens dit gesprek kan met de bewoners worden besproken hoe eventuele zorgen weggenomen kunnen worden. Aanvullend kan de eigenaar bijvoorbeeld een toelichting van het ingenieursbureau krijgen. Mochten de antwoorden voor de bewoners niet bevredigend zijn, dan kunnen zij in bezwaar en eventueel in beroep gaan tegen het besluit. Hiervoor kunnen bewoners financiële, juridische en bouwkundige bijstand krijgen.
Herkent u dat wanneer bewoners op basis van een slecht rapport uit de versterkingsoperatie worden gezet zij van voren af aan moeten beginnen en zelf schade moeten gaan melden en de verduurzaming van hun woning zelf moeten gaan regelen? Herkent u voorts dat deze flutrapportjes zorgen voor meer ongelijkheid omdat bewoners zien dat in hun straat, wijk of dorp andere, niet zelden zeer vergelijkbare woningen, wel versterkt worden of sloop-nieuwbouw krijgen?
Ik herken dit niet. Uit een opname en de daaropvolgende beoordeling kan blijken dat versterking niet noodzakelijk is, omdat het gebouw voldoet aan de veiligheidsnorm. In dat geval is er geen versterking nodig en kan er dus geen sprake meer zijn van samenloop met het schadeherstel en verduurzaming. Voor de isolatie komen deze adressen in het versterkingsgebied, net als adressen met een lichte versterking in het gebied, in aanmerking voor 100% subsidie.
Voor wat betreft uw vraag over verschillen herken ik dat er onder andere verschillen zijn ontstaan door actualisering van de beoordelingsmethode voor veiligheid. Om deze verschillen weg te nemen hebben mijn ambtsvoorgangers in november 2020 bestuurlijke afspraken gemaakt, is op 6 maart een verduurzamingspakket gepresenteerd en is in Nij Begun meer maatwerk mogelijk gemaakt om verschillen tegen te gaan (maatregel 12). Ik zal mij de komende periode inzetten om verschillen zoveel mogelijk te voorkomen en te verkleinen.
Heeft u gezien dat de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) aangeeft dat de vertraging én het versturen van kwalitatief ondermaatse rapporten komt door een tekort aan ingenieurs en «verschil van inzicht» met een ingenieursbureau?3
Ja, ik herken dat de vertraging onder meer is ontstaan door het tekort aan ingenieurs en een verschil van inzicht over de op te leveren beoordelingen. Dit heeft mijn ambtsvoorganger ook gemeld in de Kamerbrief van 12 december 20237 en in de Kamerbrief van 27 juni jl.8 NCG stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de beoordelingsrapporten. Als uit de controle van NCG blijkt dat een rapport niet aan de eisen voldoet, dan wordt het ingenieursbureau gevraagd het rapport te verbeteren. De NCG werkt niet meer samen met de ingenieursbureaus die niet in staat waren te voldoen aan deze eisen. Daarmee wordt bewoners meer zekerheid geboden over de uitkomst van de beoordeling.
Herkent u dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) eerder aangaf dat het doel van de NCG om de versterkingsoperatie af te ronden in 2028 berust op aannames en er potentiële kritieke knelpunten zijn die roet in het eten kunnen gooien, «er is eigenlijk geen ruimte meer voor tegenslagen»? Herkent u voorts dat er nu alweer sprake is van een tegenslag en we als Kamer onvoldoende inzicht hebben hoe het staat met andere kritieke knelpunten? Kunt u per knelpunt (KCG), waaronder het aantal tijdelijke woningen en personele uitvoeringscapaciteit, aangeven of er voldoende en kwalitatief goede capaciteit is?4, 5
Ja, ik herken het signaal van het SodM. Dat is ook één van de redenen dat mijn ambtsvoorganger aan NCG de opdracht heeft gegeven om een diepteanalyse te doen naar de haalbaarheid van de afronding van de versterking in 2028. Uit die diepteanalyse komt ook naar voren welke kritieke knelpunten gesignaleerd worden met de daarbij behorende mogelijke mitigerende maatregelen. Deze analyse zal ik na de zomer met uw Kamer delen. In de Kamerbrief van 26 juni jl.11 is mijn ambtsvoorganger ingegaan op de voortgang van de versterking en heeft hij aangegeven hoe de randvoorwaarden die van belang zijn voor deze voortgang onderdeel kunnen zijn van de jaarlijkse Staat van Groningen. Ik zal onderzoeken of en hoe deze randvoorwaarden daarin zo goed mogelijk (kwalitatief) inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Door opname in de jaarlijks terugkerende Staat van Groningen komen deze inzichten ook structureel beschikbaar.
Is de deadline van 2028 nog haalbaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn ambtsvoorganger heeft onderzoek laten doen naar de haalbaarheid van de afronding van de versterking in 2028. Ik zal de uitkomsten van dat onderzoek na de zomer aan uw Kamer sturen.
Ziet het kabinet een rol voor zichzelf in het organiseren van voldoende capaciteit op alle kritieke punten om te zorgen dat de zorg voor veilige, herstelde en verduurzaamde woningen voor Groningers en Noord-Drenthe prioriteit krijgt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, het kabinet heeft een rol in het goed functioneren van de uitvoering en het beschikbaar stellen van voldoende middelen daarvoor. Daarnaast hebben andere partijen ook een belangrijke rol. De gemeenten hebben bijvoorbeeld een grote rol op het gebied van vergunningen voor tijdelijke huisvesting, de ingenieursbureaus hebben een verantwoordelijkheid voor de capaciteit en kwaliteit die zij leveren. Ook zijn nutsbedrijven bijvoorbeeld bepalend voor de noodzakelijke netverzwaring. De versterkingsoperatie en het schadeherstel legt daarnaast een beslag op de bouwcapaciteit in Nederland, maar zeker in Groningen. Om deze bouwcapaciteit voor Groningen zo goed mogelijk te benutten wordt regelmatig met bouwbedrijven overlegd en worden afspraken gemaakt om zo de beschikbare capaciteit maximaal te benutten. Een goede samenwerking tussen al deze betrokken organisaties en bedrijven is van belang voor een goede voortgang van de versterkingsoperatie.
Deelt u de oproep van de Groninger Bodem Beweging om de nadruk van de maatregelen op de kern van het gebied en de meest gedupeerden te leggen? Kunt u uw antwoord toelichten? Herkent u dat dit nu niet altijd het geval is?
De focus van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie moet liggen bij de mensen die de hulp het hardst nodig hebben. Dit concentreert zich over het algemeen in de kern van het effectgebied, en daarom wordt bij nieuwe schademaatregelen gestart in deze kern. Maar ik herken dat ook buiten de kern bewoners hulp van de overheid hard nodig hebben. Ook voor deze bewoners zet ik mij in.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie van de leden Beckerman en Nijboer waarmee de regering onder andere is verzocht om onterecht afgewezen schades, zoals B- en C-schades van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), alsnog te vergoeden?6
Zoals door mijn ambtsvoorganger in de Kamerbrief van 22 januari jl. (Kamerstuk 33529–1209) is toegelicht, is het niet mogelijk alle door NAM/CVW genomen besluiten te laten herzien. Dat zou een enorme belasting betekenen voor de uitvoering. Maatregelen die bedoeld zijn ter vereenvoudiging van de schadeafhandeling zouden dan zorgen voor lange procedures voor bewoners. De Tijdelijke wet Groningen staat het op dit moment ook niet toe dat het IMG schades die de NAM heeft afgehandeld generiek gaat herbeoordelen.
Tegelijkertijd ben ik zeer gemotiveerd om te kijken naar wat wel kan. Er zijn reeds grote en betekenisvolle stappen gezet om bewoners met afgewezen schades alsnog te compenseren. Voor bewoners die in het verleden geen of een geringe schadevergoeding ontvingen en nooit de mogelijkheid hebben gehad om te kiezen voor de eenmalige vaste vergoeding, heeft het IMG de aanvullende vaste vergoeding (AVV) ontwikkeld. Deze wordt verhoogd naar € 10.000. Ook bewoners van wie schades zijn afgewezen door de NAM komen hiervoor in aanmerking.
De AVV zal niet voor iedereen uitkomst bieden. Bewoners met omvangrijkere schades die eerder door de NAM of het CVW zijn behandeld en (gedeeltelijk) afgewezen, zullen hier mogelijk onvoldoende oplossing in zien. Momenteel wordt verkend of hier aanvullend perspectief gecreëerd kan worden. Dit is echter complex, zowel met het oog op uitvoerbaarheid als met het oog op de wens om geen nieuwe, moeilijk uitlegbare verschillen te creëren. Hierbij betrek ik naast het IMG ook de regio en maatschappelijke organisaties. Ik verwacht uw Kamer dit najaar over de uitkomst van deze verkenning te kunnen informeren.
Herkent u dat een deel van de gedupeerden nog steeds een ongelijke strijd moeten voeren?
Ik ben me ervan bewust dat dit door een deel van de gedupeerden nog zo wordt ervaren. Het IMG en NCG werken hard om de afhandeling van schade en de uitvoering van de versterking milder, makkelijker en menselijker te maken en daarmee juridische procedures te voorkomen. Er zijn al flinke stappen gezet. Zo kunnen bewoners sinds Nij Begun kiezen om schades tot € 60.000 te laten herstellen zonder onderzoek naar de oorzaak of voor een vaste vergoeding van € 10.000. Tevens zijn de immateriële schadevergoedingen binnen huishoudens gelijkgetrokken en wordt de Landsadvocaat niet meer ingezet tegen bewoners. Bij NCG hebben bewonersbegeleiders een ruim mandaat gekregen om direct in te kunnen spelen op problemen die bij bewoners spelen en die de voortgang van de versterking belemmeren.
Mochten bewoners er toch niet uitkomen, dan kunnen eigenaren juridische, financiële en bouwkundige bijstand krijgen in hun versterkings- en/of schadevergoedingstraject.
Waarom krijgen bewoners die een rapport hebben waarin hun huis op norm wordt verklaard geen ondersteuning, een onafhankelijk bouwadviseur, kunnen krijgen terwijl bewoners van wie het huis niet op norm is dit wel kunnen aanvragen? Zeker gezien de NCG zelf aangeeft dat niet alle rapporten van voldoende kwaliteit zijn is het toch logisch alle bewoners ondersteuning te bieden?
Eigenaren die van NCG een besluit krijgen dat hun gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet, kunnen net als eigenaren wier gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet, kosteloos juridische bijstand inschakelen via de Raad voor Rechtsbijstand. De advocaat, die de eigenaar bijstaat, kan daarbij kosteloos een onafhankelijke bouwadviseur inschakelen.
Hekelt u dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor elke euro die ze uitgeeft aan schadeafhandeling 0,78 euro aan extra kosten maakt? Herkent u dat deze kosten deels voortkomen uit gestold wantrouwen richting gedupeerden? Herkent u voorts dat het IMG elk jaar opnieuw belooft dat het volgende jaar beter zal worden, maar dat het jaar op jaar vooral erger wordt? Welke stappen wilt u zetten om deze uitvoeringskosten echt te laten dalen en te zorgen dat de schadeafhandeling voor gedupeerden?
Bewoners moeten milder, makkelijker en menselijker worden geholpen met de schade aan hun huis. Daarbij is het ook van belang dat de uitvoeringskosten naar beneden gaan, tegelijk wil ik benadrukken dat lagere uitvoeringskosten geen doel op zich zijn. Verder is mijn ambtsvoorganger in de Kamerbrief van 12 april 2024 (Kamerstuk 33529–1231) ingegaan op de uitvoeringskosten van het IMG. Hier is aangegeven dat de verwachting is dat de uitvoeringskosten op termijn zullen dalen omdat bij de nieuwe schademaatregelen de kosten lager zullen liggen dan de kosten voor maatwerk. De exacte uitvoeringskosten zullen duidelijk worden wanneer de nieuwe schadeafhandeling is geïmplementeerd en ervaringscijfers bekend zijn.
De toename van de uitvoeringskosten voor fysieke schade in 2023 wordt voor een belangrijk deel verklaard door de mogelijkheid die bewoners is geboden om de afhandeling van hun schademelding aan te houden in afwachting van gunstiger beleid. De voorbereidende werkzaamheden om te komen tot een besluit, zoals uitvoeren van schadeopnames, gingen wel door. Met als logisch gevolg dat in 2023 minder besluiten zijn genomen, minder schadevergoeding is uitgekeerd maar wel de reguliere kosten zijn gemaakt.
De ontwikkeling van de uitvoeringskosten zal ik monitoren onder andere door hierover jaarlijks te rapporteren in de Staat van Groningen.
Herkent u dat het goed is dat het vorige kabinet, na Kamervragen, heeft toegezegd dat er in principe geen hoger beroepszaken meer aangespannen worden door het IMG, maar bewoners nadat ze gelijk hebben gekregen van de rechter soms alsnog strijd moeten voeren met IMG? Wat kunt u voor deze bewoners die hierdoor weer moeten wachten doen?
Niemand zit te wachten op een rechtszaak, dit zorgt vaak voor extra spanning bij bewoners. Het is goed dat het IMG sinds maart 2023 geen hoger beroep meer instelt als de rechtbank de bewoner gelijk heeft gegeven, want de overheid hoort naast en niet tegenover de bewoner te staan. De bewoner kan wel in beroep bij de rechtbank tegen een besluit van het IMG en eventueel in hoger beroep. Het spreekt voor zich dat het IMG uitspraken van de rechter respecteert en uitvoert. De rechter geeft soms de bewoner gelijk maar geeft daarbij dan ook aanwijzingen aan het IMG, bijvoorbeeld dat het IMG aanvullend onderzoek moet uitvoeren om de schadevergoeding vast te stellen. In dergelijke situaties zal het IMG deze werkzaamheden met prioriteit oppakken.
Daarnaast streeft het IMG ernaar om bezwaar- en beroepszaken zoveel als mogelijk te voorkomen. Door bijvoorbeeld eerder al met aanvragers om tafel te gaan om tot een passende oplossing te komen of het besluit nader toe te lichten.
Bent u bereid om het gebruik van de trillingstool helemaal te stoppen?
Op dit moment lijkt dat geen verstandige keuze. Ik vind het belangrijk dat alle bewoners met schade aan hun woning, door te kiezen voor de vaste eenmalige schadevergoeding of daadwerkelijk herstel, hun schade kunnen laten afhandelen zonder onderzoek naar de oorzaak van de schade en aldus gebruik van de trillingstool. Zoals ook mijn voorganger heeft aangegeven tijdens het debat van 6 maart jl. over de beëindiging van de gaswinning, wordt de trillingstool bij de beoordeling van schades alleen nog gebruikt wanneer de bewoner kiest voor een maatwerkprocedure. Voor het meten van de impact van aardbevingen bij maatwerkbeoordelingen is er nog geen goed alternatief.
De trillingstool wordt bij maatwerkbeoordelingen ingezet om te beoordelen of schade, met een andere oorzaak, toch door aardbevingen kan zijn ontstaan over verergerd. Dit leidt tot hogere vergoedingen en minder afwijzingen in de gebieden waar de meeste aardbevingen zijn voorgekomen. Verkende technische alternatieven, zoals KNMI Shakemaps, zouden nadeliger uitvallen voor bewoners. Nu stoppen met het gebruik van de trillingstool zou daarmee leiden tot minder toekenningen en willekeur in de beoordelingen. Ik ga in lijn met de motie Beckerman (Kamerstuk 36 441, nr. 24) wel in gesprek met het IMG om te kijken naar de prominente plek van de trillingstool.
Deelt u de zorgen over de inzet van AI bij de beoordeling van aardbevingsscheuren en problemen met de constructieve veiligheid? Zeker na alle problemen met algoritmen door de overheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel deze zorgen niet. Voor het uitvoeren van de opnames en het opstellen van opnamerapporten en beoordelingsrapporten (versterkingsadviezen) wordt door de NCG geen gebruik gemaakt van AI. Ook het reviewen van deze stukken wordt door medewerkers van NCG gedaan. Het IMG maakt op dit moment gebruik van één AI-toepassing, met als doel om schade-experts te ondersteunen. Foto’s van eerdere schades op hetzelfde adres kunnen zo snel worden gevonden. Hierbij wordt AI dus enkel ondersteunend gebruikt; de uiteindelijke beoordeling wordt door de deskundige gedaan.
Net als bij andere organisaties wordt er door het IMG en NCG wel naar de mogelijkheden van de inzet van AI gekeken om processen te verbeteren en hebben zij tevens oog voor de noodzakelijke waarborgen die daarbij horen.
Herkent u, ook vanuit uw werk als contra-expert, het belang van het bewijsvermoeden (in de volksmond omgekeerde bewijslast)? Deelt u de mening dat het bewijsvermoeden voor alle mijnbouw moet gelden? Gaat u alsnog de aangenomen motie van de leden Beckerman en Bushoff geheel uitvoeren?7
Zoals mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven, wordt er over de uitvoering van deze motie voorlichting gevraagd aan de afdeling advisering van de Raad van State (TK 33 529, nr. 1233). Zo wordt meer duidelijkheid verkregen over de mate waarin de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten in Nederland gerechtvaardigd en proportioneel is en daarmee juridisch houdbaar is.
Als Staatssecretaris Herstel Groningen ben ik verantwoordelijk voor de schadeafhandeling van schade veroorzaakt door het Groningenveld en de gasopslagen Grijpskerk en Norg. De Minister van Klimaat en Groene Groei is dit voor de schadeafhandeling van andere mijnbouw in Nederland en daarmee ook voor de uitvoering van deze motie. Natuurlijk werken we nauw samen daar waar beide elkaar raken.
In Groningen zijn nog zeventien kleine gasvelden open, is er gasopslag, afvalwaterinjectie en zoutwinning die voor problemen zorgen, vallen deze nu wel of niet onder de portefeuille «Herstel Groningen»? Wat is de visie van het kabinet op deze mijnbouwactiviteiten die direct van invloed zijn op het herstel van vertrouwen in Groningen?
Het kabinet staat achter de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld, zoals ook in het Hoofdlijnenakkoord staat beschreven. In het Hoofdlijnenakkoord staat dat de gaswinning op de Noordzee wordt opgeschaald. Over overige mijnbouwactiviteiten zijn in het Hoofdlijnenakkoord geen specifieke afspraken gemaakt. Het is belangrijk om daarbij aan te geven dat de veiligheid van bewoners in Groningen en in de rest van Nederland natuurlijk voorop staat.
Zoals aangeven in mijn antwoord op vraag 20 ben ik verantwoordelijk voor de schadeafhandeling van schade veroorzaakt door het Groningenveld, Norg en Grijpskerk. De Minister van Klimaat en Groene Groei is verantwoordelijk voor de mijnbouw in Nederland waaronder de inzet van de gasopslagen in Groningen en de kleine gasvelden.
Erkent u dat de samenwerking tussen IMG en NCG nog niet altijd goed genoeg gaat en dit voor problemen zorgt? Wat wilt u hieraan doen?
De afgelopen periode zijn er belangrijke stappen gezet in de samenwerking tussen het IMG en NCG bij samenloop tussen schadeafhandeling en versterking. Zo is per 1 juli 2023 wettelijk geborgd dat bewoners die met zowel schade als versterking te maken hebben, kunnen kiezen voor een gecoördineerde afhandeling onder begeleiding van één aanspreekpunt namens beide organisaties. Een bewoner kan kiezen of het IMG of NCG de vergoeding van schade en de versterking van zijn gebouw coördineert. Het uitgangspunt daarbij is één huis, één loket, één plan, in lijn met de wens van uw Kamer.14
Ook in de dagelijkse praktijk zoeken het IMG en NCG doorlopend naar verbeteringen in de samenwerking. Het IMG en NCG werken bijvoorbeeld nauw samen bij woningen die zowel in aanmerking komen voor versterking, als voor duurzaam herstel. Bewoners krijgen waar mogelijk de keuze om beide opgaves in één verbouwing op te laten lossen, onder coördinatie van de NCG. Ook in de dorpenaanpak worden schade en versterken zo veel mogelijk in samenhang opgepakt.
Daarmee zijn praktische belemmeringen echter niet uitgesloten. Bewoners mogen hier niet de dupe van worden. Het is daarom noodzakelijk om te blijven zoeken naar ruimte voor verbetering. De komende tijd ga ik in gesprek met het IMG en NCG om te bepalen wat er op dit gebied mogelijk en wenselijk is, teneinde de samenwerking bij samenloop van schadeherstel en versterken verder te verbeteren.
Wat vindt u van de uitspraak van uw voorganger hij bepaalde zaken niet kon veranderen, want «ik ben ook geen baas van de NCG»? Deelt u de mening dat het problematisch is wanneer de overheid beloftes doet aan bewoners maar deze vervolgens niet kan waarmaken vanwege het gebrek aan mogelijkheden om sturing te geven aan de NCG?8
NCG is een uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid. Als Staatssecretaris Herstel Groningen ben ik politiek verantwoordelijk voor het goed functioneren van deze organisatie. Tegelijkertijd is het voor een uitvoeringsorganisatie van belang dat er voldoende ruimte is. Om die reden is een zekere balans van belang tussen directe sturing en ruimte voor een organisatie om haar werk zo goed mogelijk en naar eigen vermogen uit te voeren. Waar nodig kan ik de NCG een opdracht geven.
Eerder heeft de Kamer middels een amendement van het lid Beckerman gezorgd dat het kabinet de mogelijkheid heeft het IMG een aanwijzing te geven, is het wenselijk om ook bij de NCG een vorm te vinden om aanwijzingen te kunnen geven zodat politieke beloften kunnen worden waargemaakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u hier vorm aan geven?9
Het IMG is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Bij de oprichting van het IMG is er bewust voor gekozen om het instituut uit te zonderen van de wettelijke aanwijzingsbevoegdheid op grond van de Kaderwet ZBO’s, om zeker te stellen dat het IMG volledig onafhankelijk kon opereren. Naar aanleiding van het amendement Beckerman is deze bevoegdheid per 1 juli 2023 wel van toepassing. Voor NCG is een dergelijke bepaling niet aan de orde omdat NCG onder directe verantwoordelijkheid van de Minister valt. Dit betekent dat ik al opdrachten aan NCG kan geven. Hier ga ik zoals benoemd in het antwoord op vraag 23 terughoudend mee om.
Op dit moment is zowel de functie van directeur van het IMG als van de NCG vacant, ziet u er meerwaarde in als één persoon directeur wordt van beide instituten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het betreft twee functies die niet goed vergelijkbaar zijn en beide een fulltime invulling vereisen. De veeleisendheid en het inhoudelijke verschil tussen de twee functies maakt het niet wenselijk en ook niet mogelijk om één persoon te benoemen voor beide functies.
Daarnaast zijn het IMG en NCG anders gestructureerd en is ook de positie van een directeur verschillend. Het IMG is een ZBO waarbij de directeur wordt aangestuurd door het bestuur van het IMG. Bij de NCG legt de directeur geen verantwoording af aan een bestuur, maar valt onder directe verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris.
Een van de vacatures is inmiddels ingevuld: per 1 oktober a.s. start de heer Ronald Koch als algemeen directeur van het IMG.
Kunt u deze vragen binnen de in het Reglement van Orde vastgelegde termijn van drie weken beantwoorden?
In verband met de gewenste zorgvuldigheid en kwaliteit van de beantwoording en de recesperiode heeft dit meer tijd gekost.