Bent u bekend met het artikel «5G knokt om bandbreedte met levensreddend satellietstation voor schepen» en «Reders bezorgd over ontmantelen Burum»? Wat vindt u van de berichten?1 2
Ja, ik heb kennis genomen van deze berichten. Door vertraging in beantwoording van deze vragen zijn deze vragen door de tijd ingehaald. In oktober 2023 is er namelijk tussen de Minister van Economische Zaken en Klimaat en Inmarsat overeenstemming bereikt over het vrijwillig migreren van de communicatiediensten ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer naar Griekenland uiterlijk 1 februari 20244.
Welk overleg heeft u, als bewindspersonen van Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat, over deze problematiek? Wat is daaruit gekomen?
Tussen de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft regelmatig afstemming plaatsgevonden over de genoemde problematiek.
Klopt het dat de International Maritime Satellite Organisation (IMSO) zijn zorgen heeft geuit over het Nederlandse voornemen in het National Frequentie Plan bij de International Maritime Organisation? Hebben deze zorgen u ook bereikt en wat heeft u daarmee gedaan?
Het klopt inderdaad dat IMSO zorgen heeft geuit die mij en mijn ambtsvoorganger hebben bereikt. Ambtenaren van mijn ministerie en van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hebben meerdere malen contact gehad met IMSO over deze kwestie. IMSO is verheugd dat er inmiddels een oplossing is gevonden voor de afwikkeling van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer. De zorgen die IMSO schriftelijk heeft geuit zijn ook beantwoord.
U heeft in het schriftelijk overleg d.d. 1 maart 2021 aangegeven dat nog niet duidelijk is of Nederland de verplichtingen voor de veiligheid op zee onder de internationale verdragen nog voldoende kan uitvoeren, indien Inmarsat haar activiteiten dient te beëindigen, en dat dit complex is en nadere bestudering vraagt. Wanneer is dit gereed en kan de Kamer daarover geïnformeerd worden?2
Door de overeenstemming met Inmarsat is het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer geborgd en zijn er geen twijfels meer over de vraag of Nederland de verplichtingen voor de veiligheid op zee onder de internationale verdragen voldoende kan uitvoeren.
Deelt u de mening dat Inmarsat in Burum een sleutelrol vervult voor de (veiligheid van de) scheepvaart en andere sectoren zoals de luchtvaart? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de gevolgen voor de veiligheid voor onder meer de scheepvaart en luchtvaart op het moment dat er niet tijdig een goede oplossing voor Inmarsat beschikbaar is?
Ik deel deze mening.
Welk overleg heeft u tot nu toe gehad met het Britse telecombedrijf Inmarsat over Burum en wat is daar tot nu toe uit gekomen? Welk overleg heeft er tot nu toe plaatsgevonden met de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KNVR) over dit dossier en wat is daar tot nu toe uit gekomen?
Door de jaren heen hebben mijn ambtsvoorganger en ik – evenals mijn ambtenaren – veelvuldig contact gehad met Inmarsat. Dat heeft geresulteerd in de hiervoor genoemde overeenstemming over migratie van de afwikkeling van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer naar Griekenland. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat had en heeft sowieso veelvuldig contact met de KNVR, ook over dit onderwerp.
In hoeverre kan noodcommunicatie voor schepen en vliegtuigen technisch gezien over de huidige 3,5 GHz-frequentie plaats vinden? Welke andere oplossingen zijn er mogelijk om te zorgen dat Inmarsat gewoon haar taak kan blijven uitvoeren? Welke andere oplossingen zijn er onderzocht en waarom zouden die wel of niet kunnen?
Met de overeenstemming over migratie naar Griekenland hebben Inmarsat en ik een oplossing gevonden voor de communicatiediensten die Inmarsat afwikkelt ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer.
Heeft er overleg plaatsgevonden met de provincie Fryslân en de gemeente Noard-East Fryslân, het gaat bij Inmarsat in Burum om directe werkgelegenheid van 45 personen? Zo ja, wat is daaruit gekomen? Zo nee, waarom heeft er geen overleg plaatsgevonden?
Er heeft geen overleg plaatsgevonden met de provincie Fryslân of met de gemeente Noord-East Fryslân. Deze organisaties hebben mij noch mijn voorgangers om overleg gevraagd. Overigens heeft Inmarsat aangegeven dat de migratie van de afwikkeling van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer naar Griekenland weinig tot geen gevolgen heeft voor het personeelsbestand van Inmarsat in Burum. Dit omdat de operationele aansturing van het satellietgrondstation in Griekenland vanuit Burum plaatsvindt.
In hoeverre is er eventueel een nieuwe locatie voor Inmarsat beschikbaar, zodat onder meer de veiligheid op zee in ieder geval gewaarborgd kan blijven? Welk overleg vindt hierover plaats of heeft hierover plaatsgevonden? Bent u bereid om daarbij een meer actieve rol te vervullen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Waarom is Inmarsat nog niet ingegaan op uw aanbod voor ondersteuning bij het zoeken van een alternatieve locatie?
Er is met Inmarsat overeenstemming bereikt over vrijwillige migratie naar Griekenland zoals ik met mijn brief van 28 november 2023 aan de Tweede Kamer heb laten weten6. Inmarsat heeft inmiddels haar dienstverlening in de 3,5 GHz-band ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer verhuisd naar Thermopylae in Griekenland.
U heeft aangegeven dat het belang van maritieme nood-, spoed- en veiligheidsverkeer niet ter discussie staat, en dat van Inmarsat vraagt om bereidheid om constructief mee te werken aan een oplossing, geldt dat aan de andere kant ook niet voor de rijksoverheid?
Uiteraard vraagt een oplossing ook aan de kant van de rijksoverheid bereidheid om constructief mee te werken. Bij brief van 16 augustus 20237 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de veelvuldige gesprekken die hebben plaatsgevonden door mijn ministerie met de Griekse autoriteiten afgelopen jaar over dit onderwerp. In vervolg hierop heeft de Griekse Minister van Digitale Zaken mij in oktober 2023 een brief gestuurd over de positie van Inmarsat in Griekenland. Deze brief was aanleiding voor Inmarsat en mij om de onderhandelingen over de migratie te hervatten met overeenstemming over migratie van de dienstverlening ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer naar Griekenland als gevolg.
Wat is de tijdplanning rondom Burum en Inmarsat?
Inmarsat heeft inmiddels haar dienstverlening ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer in de 3,5 GHz-band verhuisd naar Griekenland.
Kunt u de voorgaande vragen één voor één en dus afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat het metropakket MRA een serieuze optie is voor financiering uit Nationaal Groeifonds. |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Dennis Wiersma (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Metropakket MRA serieuze optie voor financiering uit Nationaal Groeifonds»?1
Ja, dit is ons bekend. Het metropakket is ingediend voor de eerste ronde van het Nationaal Groeifonds. Vrijdag 9 april 2021 zijn de eerste toekenningen door de commissie gedeeld2.
Wat is de totaal door Amsterdam en Haarlemmermeer gevraagde bijdrage van het Rijk voor het sluiten van de metroring door Amsterdam Haven-Stad en het doortrekken van de Noord-/ Zuidlijn naar Haarlemmermeer?
Uw Kamer is op 14 januari 2021 door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat geïnformeerd over de voorstellen die ingediend zijn voor het Nationaal Groeifonds3. Begin december heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, als coördinerend bewindspersoon voor de groeifondspijler Infrastructuur in samenspraak met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het voorstel ingediend voor de Metropoolregio Amsterdam. Deze propositie bestaat uit twee onderdelen: (1) het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp en (2) het sluiten van de Ringlijn tussen Isolatorweg en Amsterdam Centraal. Voor het totale aanlegproject is een raming gemaakt van € 4,7 miljard (inclusief btw). De regio heeft een co-financieringsbod van € 1 miljard gedaan, waarvan ongeveer € 700 miljoen beschikbaar is voor de aanleg en het overige deel voor de exploitatie.
Voor de volledige uitvoering is dan nog € 4 miljard nodig, waarvoor een aanvraag is ingediend voor het Nationaal Groeifonds. Zie ook verder mijn antwoord op vraag 5.
Hoeveel woningen kunnen er in totaal gerealiseerd worden met het bod van Amsterdam en Haarlemmermeer?
Er kunnen in totaal ongeveer 92.000 woningen worden gerealiseerd in het invloedsgebied van de twee metrolijnen. Dit betreft de optelling van de nieuw te bouwen woningen in de gebiedsontwikkelingen van Havenstad Zuid (ten zuiden van Noordzeekanaal), de Ringzone Amsterdam West, het Schinkelkwartier, de Zuidas en Hoofddorp.
Het is belangrijk te constateren dat met het bod geen woningen kunnen worden gerealiseerd, maar dat met de infrastructuur een belangrijke bijdrage kan worden geleverd aan de bereikbaarheid van het gebied. De bouw van de woningen is van veel factoren afhankelijk, waarbij de ontsluiting van het gebied een belangrijke voorwaarde is.
Hoeveel woningen kunnen er op de locatie Amsterdam Haven-Stad gerealiseerd worden?
In totaal kunnen er 73.000 woningen worden gebouwd in heel Haven Stad, waarvan ruim 53.000 ten zuiden van het Noordzeekanaal en 20.000 langs de Noordelijke IJ-oevers (Haven Stad Noord).
Kan de totale bijdrage van het Rijk uitgesplitst worden tussen het sluiten van de metroring en het doortrekken van de Noord-/ Zuidlijn?
Het kabinet heeft op advies van de Commissie voor het Nationaal Groeifonds onder voorwaarden € 1,5 miljard gereserveerd voor het doortrekken van de Noord/Zuidlijn. Deze reservering blijft negen maanden beschikbaar. Tijdens deze periode wordt gewerkt aan een aangepast voorstel voor het onderdeel «Doortrekken Noord/Zuidlijn». Voor het sluiten van de ringlijn heeft de commissie geen bijdrage beschikbaar gesteld.
Deelt u de mening dat de Amsterdamse haven van nationaal belang is en dat de havenbedrijven die nu gevestigd zijn in Haven-Stad in de Amsterdamse haven moeten kunnen blijven?
Ja, zoals uiteengezet in de Havennota 2020–20304 is het Amsterdamse havengebied/Noordzeekanaalgebied een haven van nationaal belang. Voor het behouden en zo mogelijk versterken van de positie van de haven en de daarmee samenhangende toegevoegde waarde en werkgelegenheid is het van belang dat bedrijven in de haven perspectief en zekerheid hebben over de toekomstige ontwikkeling van de zeehaven (de vierde haven van Europa), zodat bedrijven daar met hun bedrijfsvoering en investeringen op in kunnen spelen.
De bedrijven in de haven die op dit moment gevestigd zijn in het gebied binnen de ring west, dat in beheer is bij het havenbedrijf en tevens geldt als mogelijk Haven-Stad planvormingsgebied, hebben de toezegging van de gemeente dat ze tot 2040 kunnen blijven op hun huidige locatie.
Om recht te doen aan de forse investering in de nieuwe zeesluis IJmuiden (die in 2022 beschikbaar zal zijn) is het Rijk van mening dat de haveneconomie achter het sluizencomplex tot volle wasdom moet komen op de daarvoor afgesproken locaties. Stedelijke ontwikkeling en bedrijvigheid in het havengebied binnen de Ring West zijn nauw met elkaar verbonden en zullen integraal bekeken moeten worden binnen de NOVI-gebiedsaanpak, waarbij de nationale publieke belangen van haveneconomie, toegevoegde waarde, werkgelegenheid en stedelijke ontwikkeling beschouwd zullen worden. Uitgangspunt is behoud en zo mogelijk versterking van havenbedrijvigheid passend bij een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving.
Is het waar dat voor het behoud van al de huidige havenbedrijven in de haven van Amsterdam, een extra havenbekken uitgegraven dient te worden?
Het is aan het havenbedrijf Amsterdam als ontwikkelaar van het zeehavengebied om strategisch in te spelen op de ruimtelijke opgaven in de haven. In de visie Noordzeekanaalgebied 2040 is de Houtrakpolder genoemd als reserveringslocatie voor een nieuw uit te graven havenbekken in geval de goederenoverslag volgens verwachting doorgroeit en een verdere intensivering van het bestaande havenareaal plaatsvindt.
Waarom is het uitgraven van een extra havenbekken in de Houtrakpolder geen onderdeel van het bod in de eerste tranche van het Groeifonds van Amsterdam en Haarlemmermeer?
Het Groeifonds stelt voorwaarden wat betreft de concreetheid van projecten. De projecten die zijn voorgedragen voor financiering uit het Groeifonds zijn al verder uitgewerkt en voldoen aan de voorwaarden die het Groeifonds stelt. Ontwikkeling van de Houtrakpolder kent vooralsnog geen projectmatige voorbereiding gezien er vanuit het havenbedrijf Amsterdam en regionale partijen zoals Provincie Noord-Holland en gemeente Amsterdam (100% aandeelhouder in havenbedrijf Amsterdam) nog geen signalen zijn dat de optie op deze gereserveerde locatie gelicht zou moeten gaan worden. Een aanvraag voor de ontwikkeling van een Houtrakhaven is daarom nog niet bij het Groeifonds ingediend.
Kan het totale aantal geplande woningen uitgesplitst worden tussen gemeente Haarlemmermeer en gemeente Amsterdam?
Ja, de gemeente Haarlemmermeer heeft de ambitie om rond het station Hoofddorp tenminste 10.000 woningen te bouwen. De gemeente Amsterdam heeft de ambitie om 81.500 woningen te realiseren (in Havenstad ten zuiden van het Noordzeekanaal 53.000 woningen, Amsterdam West 10.200 woningen, Schinkelkwartier 11.600 woningen en Zuidas 6.700 woningen).
Welk percentage sociale huur wordt er standaard binnen het Amsterdamse woonbeleid gevraagd?
In het door de Amsterdamse gemeenteraad vastgesteld woonbeleid is in de woningbouwprogrammering uitgangspunt dat 40% van de te realiseren woningen ligt binnen de sociale huursector.
Wat is het gemiddelde verschil in grondopbrengst binnen het Amsterdamse woonbeleid tussen een sociale huurwoning en een koopwoning van eenzelfde gemiddelde oppervlakte?
De grondprijzen van sociale huurwoningen zijn gedifferentieerd naar oppervlak en voor kleine sociale huurwoningen ook naar huurprijs. De locatie in de stad of mate van stapeling is geen factor voor de grondprijzen van sociale huurwoningen.
De prijzen van marktwoningen worden per m2 bepaald, waarbij een minimale grondprijs wordt gehanteerd die per gebied verschilt. Dit maakt het bepalen in het algemeen van een gemiddeld niet mogelijk.
Hoeveel meer grondopbrengsten zouden er zijn voor het Amsterdamse deel van de geplande te realiseren woningen als het percentage sociale woningbouw 10% lager zou zijn, en het percentage koop 10% hoger?
Om de reden die hiervoor werd gegeven is deze berekening niet te maken. Wel mag worden aangenomen dat een groter aandeel koop tot significant hogere opbrengsten leidt.
Zouden deze extra grondopbrengsten gebruikt kunnen worden om de totaal door Amsterdam en Haarlemmermeer gevraagde bijdrage van het Rijk te verlagen? Zo ja, wat zou dan de gevraagde bijdrage van het Rijk worden?
Het kabinet heeft op advies van de Commissie voor het Nationaal Groeifonds onder voorwaarden € 1,5 miljard gereserveerd voor het doortrekken van de Noord/Zuidlijn, dit is de helft van het benodigd bedrag voor deze lijn. De regio is uiteraard vrij om te kijken hoe zij hun bod kunnen verhogen, zodat het totaal aan nog benodigde middelen kleiner wordt.
Het realiseren van extra grondopbrengsten door het verlagen van het percentage sociale woningbouw zou aanpassing van het door de gemeenteraad vastgestelde woonbeleid vergen. Dit woonbeleid sluit tevens aan bij de woondeal die het Rijk met de Metropoolregio Amsterdam heeft gemaakt, waarbij is afgesproken dat er in het bijzonder voldoende betaalbare woningen voor lagere en middeninkomens moeten worden gerealiseerd. Mocht hiervan worden afgeweken, vindt de aanwending van mogelijke extra grondopbrengsten plaats op basis van een integrale afweging door de gemeenteraad. Uitkomst van die integrale afweging kan een besluit van de gemeenteraad zijn om de extra opbrengsten ter beschikking te stellen van de infrastructurele ingrepen. De exacte hoogte is op grond van het voorgaande nog niet te bepalen.
Het bericht ‘Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren» op de website van RVO.nl?1
Ik ben bekend met de link die u meestuurt van de algemene website van RVO over de subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren. Ik weet niet op welk bericht u precies doelt. RVO werkt de teksten op deze website regelmatig bij.
Klopt het dat het jaarbudget voor het jaar 2021 1.108.000 euro is voor nieuwe elektrische personenauto’s?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 5 en 7.
Klopt het dat met dit bedrag 277 nieuwe elektrische personenauto’s fiscaal gestimuleerd worden? Zo nee, hoeveel auto’s wel?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 5 en 7.
Hoeveel aanvragen voor nieuwe elektrische personenauto’s heeft RVO op 4 januari 2021 ontvangen?
RVO heeft op 4 januari 2021 in totaal 312 aanvragen voor nieuwe elektrische personenauto’s ontvangen.
Klopt het dat deze regeling bij opening op 4 januari 2021 ruimschoots overtekend is? Wat vindt u hiervan?
Het totale jaarbudget voor nieuwe elektrische personenauto’s bedraagt € 14.400.000,– in 2021 (3.600 auto’s) en € 10.000.000,– in 2020 (2.500 auto’s). Nadat het budgetplafond van 2020 voor nieuwe EV’s op 8 juli 2020 was bereikt (zie ook antwoorden op eerdere Kamervragen2 hierover), konden op grond van de oude regeling aanvragen ten laste van het verplichtingenbudget van 2021 al worden ingediend. Deze aanvragen kwamen op de zogenaamde «doorschuifstapel» ter uitbetaling in 2021. Het kabinet heeft op 16 oktober 2020 de regeling op dit punt gewijzigd en als gevolg daarvan is het doorschuiven van nieuwe aanvragen naar een volgend kalenderjaar per 29 oktober 2020 voortaan niet meer mogelijk zodra het jaarplafond in het betreffende kalenderjaar is bereikt3. Dit om elk jaar particulieren de mogelijkheid te bieden om in aanmerking te komen voor subsidie voor een nieuwe elektrische personenauto. Van de in totaal € 14.400.000,– budget resteerde eind oktober 2020 aanvankelijk nog € 1.108.000,–. De beoordeling van de op 4 januari 2021 ingediende aanvragen is inmiddels afgerond. Op 13 november 2020 is uw Kamer middels de beantwoording van de vragen van het schriftelijk overleg Duurzaam Vervoer4 geïnformeerd over het feit dat als gevolg hiervan het subsidiebudget voor 2021 voor particuliere nieuwe EV’s snel bereikt zou worden.
Klopt het dat het subsidiebedrag wordt toegekend op basis van loting? Zo ja, klopt het dat RVO 13 weken nodig heeft om deze loting en toewijzing van de subsidie uit te voeren? Kunt u toelichten waarom dit ruim drie maanden moet duren?
Nee. Bij deze subsidieregeling geldt dat wie het eerst komt, het eerst maalt. Het klopt wel dat indien er op de dag dat het subsidieplafond is bereikt er meer dan één volledige aanvraag is ontvangen, de onderlinge rangschikking wordt vastgesteld door middel van loting (dit is vastgelegd middels artikel 1.6 lid 3 van de subsidieregeling5). Dit is dus alleen het geval op de dag dat het plafond wordt bereikt. Dit leek aanvankelijk voor 4 januari 2021 het geval. Uit de beoordeling van de in begin januari ingediende aanvragen is inmiddels gebleken dat er nog beperkte vrijval van middelen is waardoor nieuwe aanvragen nog worden opgepakt. De maximale termijn die voor het beoordelen staat, bedraagt 13 weken, weken, dit is een standaardtermijn volgens de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. RVO streeft ernaar dit -zo mogelijk- sneller te doen, om aanvragers daarmee zo snel mogelijk zekerheid te kunnen bieden. RVO is bij de beoordeling echter ook afhankelijk van de snelheid waarmee aanvragers op eventuele informatieverzoeken van RVO reageren.
Kunt u aangeven welk bedrag vorig jaar beschikbaar was voor het stimuleren van nieuwe elektrische personenauto’s? Klopt het dat een groot deel van het budget van het jaar 2021 is gebruikt voor toekenning van de subsidie in 2020? Zo ja, hoe groot was dit bedrag? Hoeveel nieuwe auto’s zijn er in 2020 fiscaal gestimuleerd?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u een overzicht geven van de beschikbare middelen per jaar per categorie (nieuw en gebruikt)?
Hieronder heb ik de in het verslag van een schriftelijk overleg over duurzaam vervoer6 opgenomen verplichtingenreeks op nieuwe en gebruikte elektrische personenauto’s nogmaals weergegeven voor de Subsidie Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP).
Kunt u bevestigen dat de beschikbare middelen aan subsidiebedrag voor zowel de nieuwe als tweedehands elektrische auto’s als jaarbudget beschikbaar blijven en dat de schotten tussen de jaarbudgetten niet worden weggehaald? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja, zie mijn antwoord bij vraag 10.
Kunt u bevestigen dat het niet opgebruikte deel van het budget voor tweedehands elektrische auto’s niet wordt overgeheveld naar het budget voor nieuwe elektrische auto’s? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja. Ik kan bevestigen dat ik conform de op 13 november 2020 verzonden beantwoording van de vragen van het schriftelijk overleg Duurzaam Vervoer7 en de motie van het lid Postma over niet schuiven met budget van gebruikte naar nieuwe elektrische personenauto's8 niet voornemens ben om te schuiven met de totaalbudgetten tussen de subsidie voor gebruikte emissievrije voertuigen (100 mln) en de subsidie voor nieuwe emissievrije auto’s (152 mln). Ook worden de schotten tussen de jaarbudgetten van de nieuwe en gebruikte elektrische personenauto’s niet weggehaald.
Het tot ontwikkeling brengen van een tweedehandsmarkt van elektrische personenauto’s is voor mij een belangrijke bouwsteen van het Klimaatakkoord. Daarom vind ik het wenselijk de schotten tussen de totale budgetten te handhaven. Op het ogenblik wordt conform mijn eerdere toezegging9 de regeling geëvalueerd. Deze tussenevaluatie wordt aan de Tweede Kamer aangeboden.
Deelt u de mening dat met het overtekenen van het beschikbare budget het bedrag per nieuw aangeschafte auto te ruim is? Zo nee, waarom niet?
Nee die mening deel ik niet. Bij de totstandkoming van de subsidieregeling en het bepalen van de hoogte van de subsidiebedragen is uitvoerig overleg gevoerd met de sector en betrokken partijen uit het Klimaatakkoord. Ook is de vraag over de hoogte van het subsidiebedrag expliciet voorgelegd in de internetconsultatie van de subsidieregeling10. Daarbij is aandacht geschonken aan de verschillende kosten zoals de aanschaf, afschrijving, belastingen, elektriciteit, onderhoud en verzekering. Naar verwachting is hiermee een goed evenwicht gevonden tussen het bedrag dat in 2020 en 2021 nodig is om particulieren over de streep te trekken om de aanschaf of lease van een elektrische auto in het A, B en C-segment te overwegen aan de ene kant, en de noodzaak om spaarzaam om te gaan met de beperkte beschikbare middelen aan de andere kant. Daarnaast hebben meerdere automerken (o.a. MG, Nissan en Renault) bovenop het subsidiebedrag een aanvullende korting gegeven bij aanvang van de regeling (een financiële en dus geen fiscale maatregel) om consumenten over de streep te trekken.
Het subsidiebedrag per nieuwe auto ligt in Nederland met max € 4.000,– overigens aan de lage kant vergeleken met landen als Frankrijk (max € 7.000,–) en Duitsland (max € 9.000,–).
Deelt u de mening dat de subsidieregeling bedoeld is om de aanschaf van nieuwe elektrische personenauto’s te stimuleren? Zo nee, wat is in uw beleving dan wel het doel van de subsidieregeling?
Ja, ik deel die mening. De Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) heeft conform de afspraken in het Klimaatakkoord tot doel het stimuleren van de aanschaf en lease van volledig elektrische personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren, teneinde de emissie van CO2 te verminderen. Het gaat hierbij dus niet alleen om de nieuwe elektrische personenauto’s maar ook om de gebruikte.
Deelt u de mening dat uitbreiding van het elektrische wagenpark door nieuwverkoop te stimuleren nodig is om het aanbod gebruikte elektrische auto’s uit te breiden zodat deze beschikbaar komen voor mensen met een minder grote beurs? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die mening. Om de huidige markt van betaalbare gebruikte elektrische auto’s te laten groeien is nodig dat het aanbod nieuwe elektrische voertuigen toeneemt.
Kunt u toelichten waarom u nieuwe elektrische personenauto’s blijft overstimuleren met een subsidiebedrag van 4.000 euro waardoor er maar 277 auto’s in aanmerking komen voor een subsidie en deze pot ook binnen een dag is opgesoupeerd?
Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat hier sprake van is, zie mijn eerdere antwoord op vraag 5 en 7.
Kent u het begrip «hand aan de kraan», dat bedoeld is om niet te veel of te weinig uit te geven om een bepaald doel tijdig te realiseren?
Ja, ik ben bekend met de «hand aan de kraan» systematiek11.
Kunt u toelichten waarom het principe van «hand aan de kraan» niet toegepast wordt op de subsidieregeling voor de aanschaf van nieuwe elektrische auto’s?
Eén van de uitgangspunten van «hand aan de kraan» bij het uitvoeren van het in het Klimaatakkoord afgesproken ingroeipad is financiële beheersing. De budgetten van de particuliere subsidieregeling (nieuw en gebruikt) zijn jaarlijks begrensd («op is op»).
Deelt u de mening dat met «de hand aan de kraan» en een halvering van het subsidiebudget (van 4000 naar 2.000 euro) meer nieuwe elektrische auto’s fiscaal gestimuleerd hadden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet, want een halvering van het subsidiebedrag in 2020 en 2021 voor nieuwe EV’s van € 4.000,– naar € 2.000,– wil niet zeggen dat de vraag naar subsidie evenredig zou zijn gebleven met hetgeen we nu bij € 4.000,– hebben gezien. Daarnaast hebben meerdere automerken (o.a. MG, Nissan en Renault) bovenop het subsidiebedrag een aanvullende korting gegeven bij aanvang van de regeling (een financiële en dus geen fiscale maatregel) om consumenten over de streep te trekken. Als het subsidiebedrag vanuit de overheid te hoog was geweest, had dit geen toegevoegde waarde gehad. Ook is het de vraag of de regeling dan nog effectief is of dat vooral free riders (particulieren die toch al een elektrische auto wilden kopen) nog van de regeling gebruik gaan maken.
Verder is het zo dat in de huidige regeling reeds is voorzien in de verwachte kostendaling van nieuwe elektrische personenauto’s. Het subsidiebedrag voor nieuwe elektrische personenauto’s neemt in verband met de voorspelde kostendaling van batterijen gedurende de looptijd van de regeling af (zie tabel hieronder). RVO monitort de verkooprijzen van nieuwe en gebruikte elektrische personenauto’s. Als deze kostendaling harder of minder hard gaat kunnen de subsidiebedragen met een wijziging van de regeling worden bijgesteld.
Op het ogenblik wordt, zoals in het antwoord op vraag 10 aangegeven, de regeling tussentijds geëvalueerd. Dit gebeurt in samenwerking met het Formule E-team. Daarbij zal ook naar het subsidiebedrag per auto worden gekeken. De evaluatie zal vóór de zomer aan de Kamer worden aangeboden.
Bent u bereid om de subsidieregeling voor de aankoop van nieuwe elektrische personenauto’s vanaf 1 januari 2022 te wijzigen en het subsidiebedrag minimaal te halveren of substantieel te verlagen, zodat er meer mensen gebruik kunnen maken van deze regeling waardoor er meer nieuwe auto’s op de markt komen en daarmee het aanbod van het gebruikte wagenpark op termijn vergroot wordt?
Ik zie vooralsnog geen aanleiding voor het verlagen van het subsidiebedrag per auto omdat dit naar verwachting ten koste zal gaan van de effectiviteit van de regeling. Zie hiervoor mijn eerdere antwoord op vraag 17. Ik zal uw Kamer informeren over de resultaten van de geplande tussentijdse evaluatie.
Het artikel 'Nederland tegen Brussel: schiet op met ban op verbrandingsmotor' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met artikel «Nederland tegen Brussel: schiet op met ban op verbrandingsmotor»?1
Ja.
Wat vindt u van de inleiding van het artikel waarin staat dat Nederland de Europese Commissie oproept om de verkoop van nieuwe auto’s en bestelbusjes met een verbrandingsmotor vanaf 2030 te verbieden?
In het genoemde non-paper roep ik de Europese Commissie op om met een datum te komen vanaf wanneer de nieuwverkoop van auto’s en bestelbusjes met een fossiele verbrandingsmotor wordt uitgefaseerd. Dit kan inderdaad bewerkstelligd worden met een verbod. Mijn voorkeur gaat echter uit naar het aanscherpen van de huidige EU-wetgeving voor CO2-normering tot een uitstoot van 0 g/km. Zo sturen we op het doel (emissieloos), zonder autofabrikanten te beperken in de manier waarop dit moet worden bereikt.
In hoeverre komt dit artikel overeen met de inhoud van de non-paper «Transition to zero-emission light-duty vehicles»? Indien het artikel onjuistheden bevat, welke zijn dat dan?2
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het vigerende regeerakkoord spreekt van het streven naar 100% zero-emissie nieuwverkoop per 2030, maar dat er nooit afgesproken is dat dit zou moeten leiden tot een (wettelijk) verbod op de nieuwverkoop van benzine- of dieselauto’s?
Ja, dat klopt. Ook in het Klimaatakkoord is het streven naar 100% zero-emissie nieuwverkoop in 2030 afgesproken. Dit om de afspraken van Parijs en de in de Klimaatwet vastgelegde CO2-doelstellingen te kunnen realiseren.
Is een wettelijk verbod het doel dat het kabinet nastreeft? Is het de intentie van het kabinet het «streven» genoemd in het regeerakkoord om te zetten in een verbod? Is het de bedoeling dat een dergelijk verbod in 2030 ingaat?
Het kabinet streeft naar 100% zero-emissie nieuwverkoop in 2030. Het heeft de voorkeur om dit via EU-wetgeving te bereiken. Een verbod is één van de mogelijkheden.
Klopt hetgeen in het artikel genoemd dat een nationaal verkoopverbod niet strookt met de wijze waarop toelating van voertuigen in Europa geregeld is? Wordt er daarom ingezet op een Europees verbod?
Ja het klopt dat een nationaal verkoopverbod niet strookt met de wijze waarop toelating van voertuigen in Europa geregeld is. Daarom gaat mijn voorkeur uit naar het aanscherpen van de huidige EU-wetgeving voor CO2-normering.
Deelt u de mening dat Europees bronbeleid de voorkeur geniet om doelen te realiseren en dit voorrang verdient boven nationale richtcijfers? Deelt u de mening dat nationale maatregelen marktverstorend kunnen werken en kostbaar zijn, nu het netto-rendement kan tegenvallen gelet op bijvoorbeeld parallelle stromen van im- en export en weglekeffecten?
Europees bronbeleid heeft mijn voorkeur voor het realiseren van 100% zero-emissie nieuwverkoop. Aanvullende nationale (fiscale en financiële) maatregelen zijn evenwel nodig, nuttig en effectief om de afgesproken en wettelijk vastgelegde CO2-doelen te kunnen realiseren, en om voor de automobilist de overstap naar emissievrij rijden mogelijk te maken. Elk Europees land stimuleert ook op een eigen manier emissievrij rijden. Ik ben het met u eens dat zorgvuldig moet worden gekeken naar de (kosten)effectiviteit van maatregelen. Daarvoor heb ik u ook recentelijk het rapport «Kosteneffectiviteit stimuleringsbeleid EV» gestuurd.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat grote autolanden als Duitsland, Frankrijk en Italië niet achter de oproep gedaan door Nederland en andere lidstaten staan? Deelt u de mening dat het aan boord hebben van deze landen de voorkeur geniet?
Het heeft uiteraard mijn voorkeur dat deze landen achter onze oproep staan; in de transitie naar een klimaatneutraal Europa in 2050 is het meekrijgen van alle EU-lidstaten van groot belang. Ik zal mij ervoor blijven inspannen om een brede coalitie van welwillende landen in de EU te creëren.
Deelt u de mening dat het logischer is de internationale automarkt haar werk te laten doen in plaats van een verbod op de verkoop van auto’s met een verbrandingsmotor op te leggen, ons realiserende dat de meeste fabrikanten talloze modellen met minder uitstoot, of zelfs zero-emissie op de markt (gaan) brengen en inmiddels circa een kwart van de nieuwverkoop van auto’s zero-emissie betreft?
Nee, die mening deel ik niet. De aanscherping van de Europese CO2-doelstellingen is nodig om de markt aan te zetten tot ontwikkeling van emissievrije auto’s en de transitie te versnellen.
Bent u bekend met het artikel «5G knokt om bandbreedte met levensreddend satellietstation voor schepen» en «Reders bezorgd over ontmantelen Burum»? Wat vindt u van de berichten?1 2
Ja, ik heb kennis genomen van deze berichten. Door vertraging in beantwoording van deze vragen zijn deze vragen door de tijd ingehaald. In oktober 2023 is er namelijk tussen de Minister van Economische Zaken en Klimaat en Inmarsat overeenstemming bereikt over het vrijwillig migreren van de communicatiediensten ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer naar Griekenland uiterlijk 1 februari 20244.
Welk overleg heeft u, als bewindspersonen van Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat, over deze problematiek? Wat is daaruit gekomen?
Tussen de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft regelmatig afstemming plaatsgevonden over de genoemde problematiek.
Klopt het dat de International Maritime Satellite Organisation (IMSO) zijn zorgen heeft geuit over het Nederlandse voornemen in het National Frequentie Plan bij de International Maritime Organisation? Hebben deze zorgen u ook bereikt en wat heeft u daarmee gedaan?
Het klopt inderdaad dat IMSO zorgen heeft geuit die mij en mijn ambtsvoorganger hebben bereikt. Ambtenaren van mijn ministerie en van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hebben meerdere malen contact gehad met IMSO over deze kwestie. IMSO is verheugd dat er inmiddels een oplossing is gevonden voor de afwikkeling van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer. De zorgen die IMSO schriftelijk heeft geuit zijn ook beantwoord.
U heeft in het schriftelijk overleg d.d. 1 maart 2021 aangegeven dat nog niet duidelijk is of Nederland de verplichtingen voor de veiligheid op zee onder de internationale verdragen nog voldoende kan uitvoeren, indien Inmarsat haar activiteiten dient te beëindigen, en dat dit complex is en nadere bestudering vraagt. Wanneer is dit gereed en kan de Kamer daarover geïnformeerd worden?2
Door de overeenstemming met Inmarsat is het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer geborgd en zijn er geen twijfels meer over de vraag of Nederland de verplichtingen voor de veiligheid op zee onder de internationale verdragen voldoende kan uitvoeren.
Deelt u de mening dat Inmarsat in Burum een sleutelrol vervult voor de (veiligheid van de) scheepvaart en andere sectoren zoals de luchtvaart? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de gevolgen voor de veiligheid voor onder meer de scheepvaart en luchtvaart op het moment dat er niet tijdig een goede oplossing voor Inmarsat beschikbaar is?
Ik deel deze mening.
Welk overleg heeft u tot nu toe gehad met het Britse telecombedrijf Inmarsat over Burum en wat is daar tot nu toe uit gekomen? Welk overleg heeft er tot nu toe plaatsgevonden met de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KNVR) over dit dossier en wat is daar tot nu toe uit gekomen?
Door de jaren heen hebben mijn ambtsvoorganger en ik – evenals mijn ambtenaren – veelvuldig contact gehad met Inmarsat. Dat heeft geresulteerd in de hiervoor genoemde overeenstemming over migratie van de afwikkeling van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer naar Griekenland. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat had en heeft sowieso veelvuldig contact met de KNVR, ook over dit onderwerp.
In hoeverre kan noodcommunicatie voor schepen en vliegtuigen technisch gezien over de huidige 3,5 GHz-frequentie plaats vinden? Welke andere oplossingen zijn er mogelijk om te zorgen dat Inmarsat gewoon haar taak kan blijven uitvoeren? Welke andere oplossingen zijn er onderzocht en waarom zouden die wel of niet kunnen?
Met de overeenstemming over migratie naar Griekenland hebben Inmarsat en ik een oplossing gevonden voor de communicatiediensten die Inmarsat afwikkelt ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer.
Heeft er overleg plaatsgevonden met de provincie Fryslân en de gemeente Noard-East Fryslân, het gaat bij Inmarsat in Burum om directe werkgelegenheid van 45 personen? Zo ja, wat is daaruit gekomen? Zo nee, waarom heeft er geen overleg plaatsgevonden?
Er heeft geen overleg plaatsgevonden met de provincie Fryslân of met de gemeente Noord-East Fryslân. Deze organisaties hebben mij noch mijn voorgangers om overleg gevraagd. Overigens heeft Inmarsat aangegeven dat de migratie van de afwikkeling van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer naar Griekenland weinig tot geen gevolgen heeft voor het personeelsbestand van Inmarsat in Burum. Dit omdat de operationele aansturing van het satellietgrondstation in Griekenland vanuit Burum plaatsvindt.
In hoeverre is er eventueel een nieuwe locatie voor Inmarsat beschikbaar, zodat onder meer de veiligheid op zee in ieder geval gewaarborgd kan blijven? Welk overleg vindt hierover plaats of heeft hierover plaatsgevonden? Bent u bereid om daarbij een meer actieve rol te vervullen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Waarom is Inmarsat nog niet ingegaan op uw aanbod voor ondersteuning bij het zoeken van een alternatieve locatie?
Er is met Inmarsat overeenstemming bereikt over vrijwillige migratie naar Griekenland zoals ik met mijn brief van 28 november 2023 aan de Tweede Kamer heb laten weten6. Inmarsat heeft inmiddels haar dienstverlening in de 3,5 GHz-band ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer verhuisd naar Thermopylae in Griekenland.
U heeft aangegeven dat het belang van maritieme nood-, spoed- en veiligheidsverkeer niet ter discussie staat, en dat van Inmarsat vraagt om bereidheid om constructief mee te werken aan een oplossing, geldt dat aan de andere kant ook niet voor de rijksoverheid?
Uiteraard vraagt een oplossing ook aan de kant van de rijksoverheid bereidheid om constructief mee te werken. Bij brief van 16 augustus 20237 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de veelvuldige gesprekken die hebben plaatsgevonden door mijn ministerie met de Griekse autoriteiten afgelopen jaar over dit onderwerp. In vervolg hierop heeft de Griekse Minister van Digitale Zaken mij in oktober 2023 een brief gestuurd over de positie van Inmarsat in Griekenland. Deze brief was aanleiding voor Inmarsat en mij om de onderhandelingen over de migratie te hervatten met overeenstemming over migratie van de dienstverlening ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer naar Griekenland als gevolg.
Wat is de tijdplanning rondom Burum en Inmarsat?
Inmarsat heeft inmiddels haar dienstverlening ten behoeve van het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer in de 3,5 GHz-band verhuisd naar Griekenland.
Kunt u de voorgaande vragen één voor één en dus afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het artikel 'Nederland tegen Brussel: schiet op met ban op verbrandingsmotor' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met artikel «Nederland tegen Brussel: schiet op met ban op verbrandingsmotor»?1
Ja.
Wat vindt u van de inleiding van het artikel waarin staat dat Nederland de Europese Commissie oproept om de verkoop van nieuwe auto’s en bestelbusjes met een verbrandingsmotor vanaf 2030 te verbieden?
In het genoemde non-paper roep ik de Europese Commissie op om met een datum te komen vanaf wanneer de nieuwverkoop van auto’s en bestelbusjes met een fossiele verbrandingsmotor wordt uitgefaseerd. Dit kan inderdaad bewerkstelligd worden met een verbod. Mijn voorkeur gaat echter uit naar het aanscherpen van de huidige EU-wetgeving voor CO2-normering tot een uitstoot van 0 g/km. Zo sturen we op het doel (emissieloos), zonder autofabrikanten te beperken in de manier waarop dit moet worden bereikt.
In hoeverre komt dit artikel overeen met de inhoud van de non-paper «Transition to zero-emission light-duty vehicles»? Indien het artikel onjuistheden bevat, welke zijn dat dan?2
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het vigerende regeerakkoord spreekt van het streven naar 100% zero-emissie nieuwverkoop per 2030, maar dat er nooit afgesproken is dat dit zou moeten leiden tot een (wettelijk) verbod op de nieuwverkoop van benzine- of dieselauto’s?
Ja, dat klopt. Ook in het Klimaatakkoord is het streven naar 100% zero-emissie nieuwverkoop in 2030 afgesproken. Dit om de afspraken van Parijs en de in de Klimaatwet vastgelegde CO2-doelstellingen te kunnen realiseren.
Is een wettelijk verbod het doel dat het kabinet nastreeft? Is het de intentie van het kabinet het «streven» genoemd in het regeerakkoord om te zetten in een verbod? Is het de bedoeling dat een dergelijk verbod in 2030 ingaat?
Het kabinet streeft naar 100% zero-emissie nieuwverkoop in 2030. Het heeft de voorkeur om dit via EU-wetgeving te bereiken. Een verbod is één van de mogelijkheden.
Klopt hetgeen in het artikel genoemd dat een nationaal verkoopverbod niet strookt met de wijze waarop toelating van voertuigen in Europa geregeld is? Wordt er daarom ingezet op een Europees verbod?
Ja het klopt dat een nationaal verkoopverbod niet strookt met de wijze waarop toelating van voertuigen in Europa geregeld is. Daarom gaat mijn voorkeur uit naar het aanscherpen van de huidige EU-wetgeving voor CO2-normering.
Deelt u de mening dat Europees bronbeleid de voorkeur geniet om doelen te realiseren en dit voorrang verdient boven nationale richtcijfers? Deelt u de mening dat nationale maatregelen marktverstorend kunnen werken en kostbaar zijn, nu het netto-rendement kan tegenvallen gelet op bijvoorbeeld parallelle stromen van im- en export en weglekeffecten?
Europees bronbeleid heeft mijn voorkeur voor het realiseren van 100% zero-emissie nieuwverkoop. Aanvullende nationale (fiscale en financiële) maatregelen zijn evenwel nodig, nuttig en effectief om de afgesproken en wettelijk vastgelegde CO2-doelen te kunnen realiseren, en om voor de automobilist de overstap naar emissievrij rijden mogelijk te maken. Elk Europees land stimuleert ook op een eigen manier emissievrij rijden. Ik ben het met u eens dat zorgvuldig moet worden gekeken naar de (kosten)effectiviteit van maatregelen. Daarvoor heb ik u ook recentelijk het rapport «Kosteneffectiviteit stimuleringsbeleid EV» gestuurd.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat grote autolanden als Duitsland, Frankrijk en Italië niet achter de oproep gedaan door Nederland en andere lidstaten staan? Deelt u de mening dat het aan boord hebben van deze landen de voorkeur geniet?
Het heeft uiteraard mijn voorkeur dat deze landen achter onze oproep staan; in de transitie naar een klimaatneutraal Europa in 2050 is het meekrijgen van alle EU-lidstaten van groot belang. Ik zal mij ervoor blijven inspannen om een brede coalitie van welwillende landen in de EU te creëren.
Deelt u de mening dat het logischer is de internationale automarkt haar werk te laten doen in plaats van een verbod op de verkoop van auto’s met een verbrandingsmotor op te leggen, ons realiserende dat de meeste fabrikanten talloze modellen met minder uitstoot, of zelfs zero-emissie op de markt (gaan) brengen en inmiddels circa een kwart van de nieuwverkoop van auto’s zero-emissie betreft?
Nee, die mening deel ik niet. De aanscherping van de Europese CO2-doelstellingen is nodig om de markt aan te zetten tot ontwikkeling van emissievrije auto’s en de transitie te versnellen.
De problematiek rondom bemanningswisselingen en vaccinatie van zeevarenden |
|
Remco Dijkstra (VVD), Aukje de Vries (VVD), Hayke Veldman (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «In gesprek met «Havenvrouw van het Jaar» Annet Koster» in Maritiem Nederland van februari 2021?
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat niet op alle buitenlandse luchthavens of in de buurt daarvan (snel)testmogelijkheden beschikbaar zijn?
Ja. Hoewel inmiddels op veel buitenlandse luchthavens of in de nabijheid daarvan antigeensneltesten beschikbaar zijn, is dit zeker niet in alle landen het geval.
Begrijpt u dat dit voor onmogelijke uitdagingen zorgt voor zeevarenden, nu zij in bepaalde gevallen drie uur van tevoren op de luchthaven aanwezig moeten zijn en daarmee de tijdsduur van het bewijs van de negatieve coronatest al verlopen is op het moment dat men aan boord van het vliegtuig stapt?
Ik begrijp dat de huidige testvereisten op sommige luchthavens in de wereld tot problemen kunnen leiden. Het OMT heeft in haar 100e advies (12 februari jl.) aangegeven dat een negatieve antigeensneltest een geldigheid heeft van 24 uur. Gelet op dat advies en de problematiek in de uitvoering, heeft het kabinet besloten dat de sneltesttermijn van vier uur verlengd kan worden naar 24 uur.
Hoe kijkt u aan tegen de mogelijkheid om bij aankomst in Nederland een sneltest af te nemen indien geen (snel)testcapaciteit in de buurt van de luchthaven van vertrek is?
Het kabinet is van mening dat het een betere keuze is om reizigers voorafgaand aan hun vliegreis te laten testen in plaats van achteraf. De antigeentest is ingevoerd om – in aanvulling op de verplichte NAAT/PCR-test -de risico’s op de import van het COVID-virus vanuit hoogrisicogebieden verder in te perken. Met een verplichte antigeentest voor vertrek wordt ook de kans op besmetting aan boord van het vliegtuig verder gemitigeerd. Er zijn weinig handhavingsmogelijkheden indien een reiziger een verplichte test bij aankomst weigert. Een Nederlands ingezetene of EU/Schengenburger kan vervolgens niet de toegang tot Nederland worden ontzegd. Met de huidige verplichte antigeentest moet iedere reiziger uit een hoogrisicogebied een negatieve antigeensneltestuitslag laten zien om toegang tot het vliegtuig of passagiersschip te krijgen. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Welke andere mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat bemanningswisselingen vlot doorgang kunnen (blijven) vinden?
Het kabinet blijft zich maximaal inzetten om bemanningswisselingen in Nederland doorgang te kunnen laten blijven vinden. Ik heb uw Kamer per brief van 9 november 2020 (Kamerstukken 31 409, nr. 304)) geïnformeerd over de toenmalige situatie met betrekking tot bemanningswisselingen en wat Nederland er aan doet om die mogelijk te blijven maken. De inhoud van deze brief is nog steeds actueel, evenals de Nederlandse situatie voor bemanningswisselingen.
Zoals ik daarnaast aangaf in het antwoord op vraag 3, heeft het kabinet besloten om de termijn voor de antigeensneltest te verruimen naar 24 uur. Hiermee wordt de vlotte doorgang van bemanningswisselingen geborgd.
Herkent u de problematiek rondom vaccineren waar zeevarenden mee te maken hebben?
Ja, ik herken dat het vaccineren van zeevarenden, vanwege o.a. hun internationale samenstelling en wereldwijde reisbewegingen, bijzondere uitdagingen oplevert. Hierover zijn we met de sector in gesprek.
Bent u op de hoogte van het feit dat er bijvoorbeeld op de Filipijnen op zijn vroegst waarschijnlijk pas in 2023 gestart zal worden met vaccineren?
Op basis van informatie van de Nederlandse ambassade ter plaatse is mijn beeld dat in de Filipijnen naar verwachting op korte termijn zal worden gestart met vaccineren (o.a. via COVAX), maar dat volledige vaccinatie mogelijk pas in 2023 het geval zal zijn.
Hoe gaan andere landen om met dit vraagstuk? In hoeverre vindt in internationaal verband overleg hierover plaats?
De vaccinatiestrategie is een nationale aangelegenheid. In EU verband is het vaccineren van zeevarenden onderwerp van gesprek met het oog op het uitwisselen van goede praktijken. Gelet op de bijzondere karakteristieken van deze beroepsgroep (langdurige periode -maximaal 11 maanden- werkzaam op het schip; geen adequate medische voorzieningen op het schip of in de nabijheid bij een eventuele uitbraak; niet op afroep beschikbaar bij een oproep voor een eerste en herhalingsvaccinatie) wordt verkend op welke wijze zeevarenden in de nationale vaccinatiestrategieën passen. Verder heeft de Europese Commissie recent aangekondigd later deze maand met een wetgevend voorstel te komen dat als juridische basis moet dienen voor het gebruik van vaccinatiebewijzen voor internationale reizen. Hierbij wordt ook gekeken naar een bewijs voor de groep personen die nog niet gevaccineerd is of reeds COVID-19 heeft gehad.
Hoe kijkt u aan tegen de eventuele mogelijkheid voor de zeevaart om vaccinatie privaat te regelen?
Voor de uitvoering van de COVID-19 vaccinatiecampagne heeft het kabinet afspraken gemaakt met de GGD’en, huisartsen, ziekenhuizen en instellingsartsen. In de basis zijn deze partijen verantwoordelijk voor de uitvoering van de vaccinatiecampagne. Daarnaast hebben ook andere (private) partijen zich aangeboden om ondersteuning te bieden bij de vaccinaties en bij andere werkzaamheden die nodig zijn om de vaccinaties goed te laten verlopen. De uitvoerende partijen maken zelf de afweging of en hoe zij gebruikmaken van de vele aanbiedingen voor extra personeel.
Ook voor de groepen Nederlanders die moeilijker te bereiken zijn, zoals bijvoorbeeld de zeevarenden, geldt het uitgangspunt dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande vaccinatiestrategie en de bestaande routes. Het RIVM onderzoekt op dit moment met relevante partijen in hoeverre bepaalde groepen, zo ook zeevarenden, in staat zijn om van deze routes gebruik te maken. Hier zijn ook de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Rederijen (KNVR) en Nautilus International, de vakbond voor zeevarenden, en de ministeries van VWS en IenW bij betrokken. Indien hieruit blijkt dat de bestaande uitvoeringspartijen deze groep niet kunnen vaccineren, kan het RIVM de afweging maken of een andere (private) partij wordt betrokken om deze groep te vaccineren.
In hoeverre bent u in gesprek met de sector om bovengenoemde problemen op te lossen? Kunt u de Kamer over de vorderingen van deze gesprekken informeren?
Ik spreek samen met VWS regelmatig met de sector over de knelpunten gerelateerd aan COVID-19. Ik zal uw Kamer informeren op het moment dat er met betrekking tot bovenstaande punten nieuwe ontwikkelingen zijn.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk van elkaar en voor het eerstvolgende coronadebat (10 maart a.s.), beantwoorden?
Ja.
Het artikel 'Het zoet en zuur van 'verkenner' Van Geel bij Maastricht Airport' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u dit artikel in het Nieuwsblad Transport gelezen?1
Ja.
Waarom zou alleen intercontinentaal vrachtvervoer geschikt zijn voor vertrek vanaf Maastricht Aachen Airport (MAA) en zouden passagiersvluchten niet meer kunnen? En waarom zouden vrachtvluchten binnen Europa niet kunnen?
Wanneer ik naar de feitelijke situatie op MAA kijk (in de pre-coronaperiode) constateer ik dat er sprake is van zowel intercontinentaal als continentaal vrachtvervoer en passagiersvluchten. Bij het vrachtvervoer zijn de belangrijkste herkomst/bestemmingsregio’s Afrika en het Midden-Oosten.2 Zoals ik u in de Kamerbrief van 9 december 20203 heb aangegeven wil de provincie Limburg als eigenaar van MAA de komende periode een ambitie en ontwikkelrichting voor MAA bepalen. Eén van de vragen die daarin beantwoord zal moeten worden is of MAA de huidige focus op zowel vracht- als passagiersvervoer zou moeten handhaven of zich volledig zou moeten richten op vracht. Het advies van de heer Van Geel, dat in opdracht van de provincie Limburg is opgesteld, is input daarvoor. De heer Van Geel adviseert de provincie op dit punt een expliciete keuze te maken en indien voor een gemengd profiel wordt gekozen heldere kaders te stellen.
Hoelang duurt het voordat definitief de volledige baanlengte in gebruik kan worden genomen? Welke stappen zijn nodig na het terugdraaien van een eerdere gedoogconstructie, die gedaan is op verzoek van de provincie Limburg? Welke extra mogelijkheden krijgt MAA als vrachtverkeer de volledige baan kan gebruiken?
Uw Kamer is eerder geïnformeerd over de aanleiding om de procedure van het Luchthavenbesluit Maastricht, waarmee het gebruik van de volledige beschikbare baanlengte van 2.750 meter mogelijk werd gemaakt, niet voort te zetten4. Dit is op verzoek van de provincie Limburg, eigenaar van MAA, gebeurd. De provincie gaf daarbij als belangrijkste reden aan dat de ontwikkeling van de luchthaven in de afgelopen jaren heel anders was dan voorzien bij de aanvraag van het luchthavenbesluit en zij daardoor de bij het aangevraagde luchthavenbesluit behorende businesscase niet meer haalbaar achtte.
Zoals ik u in de Kamerbrief van 9 december 20205 heb aangegeven wil de provincie Limburg als eigenaar van MAA de komende periode een ambitie en ontwikkelrichting voor MAA bepalen. In dat kader heeft de provincie begin 2020 de heer Pieter van Geel als onafhankelijk verkenner aangesteld en hem de opdracht gegeven om in een regionale verkenning tot het best haalbare advies te komen over de ontwikkeling van MAA tot een toekomstbestendige en duurzame luchthaven. De heer Van Geel heeft recent zijn advies over MAA uitgebracht. Mede op basis van het advies van de heer Van Geel en onder andere een nog uit te voeren MKBA zal binnen de provincie nadere besluitvorming plaatsvinden over de toekomst van MAA en het aan te vragen luchthavenbesluit. Daarin zal de provincie een afweging moeten maken met betrekking tot de gewenste baanlengte.
Op basis van de te verwachten nieuwe aanvraag voor een luchthavenbesluit en in te winnen adviezen (bijvoorbeeld over de economische onderbouwing en uit te voeren milieuonderzoeken) en in gesprek met de provincie zal er besloten worden over de verdere ontwikkeling van MAA.
Klopt het dat het aantal gehinderden niet toeneemt bij gebruikmaking van de verlengde baan?
Van een verlengde baan is op dit moment geen sprake, zie het antwoord op vraag 3. Indien sprake zou zijn van besluitvorming over een verlengde baan, dan moet op dat moment worden bezien wat de consequenties daarvan zijn op het aantal ernstig gehinderden. Dit wordt niet alleen bepaald door de eventuele baanlengte, maar ook bijvoorbeeld door de omvang van het vliegverkeer (aantal vliegtuigbewegingen), de tijdstippen waarop wordt gevlogen, de bestemmingen die worden bevlogen, de vlootsamenstelling (bijvoorbeeld verhouding zwaar – licht verkeer) en het routegebruik.
Is er wel animo voor 300.000 ton vracht of meer? Klopt het dat er aan het advies over hoeveelheden geen marktonderzoek ten grondslag ligt? Is het scenario voor vracht realistisch? Is 315 kiloton voor MAA haalbaar als de International Air Transport Association (IATA) en Schiphol calculeren dat er in 2030 maar vraag is voor respectievelijk 175 kiloton en 130 kiloton?
Dit is één van de punten die in het kader van de positiebepaling van de provincie Limburg over MAA moet worden bezien. De heer Van Geel heeft in zijn advies aan de provincie aangegeven – op basis van de voor het advies uitgevoerde onderzoeken – uit te gaan van een bandbreedte van 200.000 tot 290.000 ton in 2030 (111.000 ton in 2019).
Ik kan aangeven dat de definitieve plannen ten behoeve van de aanvraag voor een luchthavenbesluit ook moeten worden voorzien van een deugdelijke economische onderbouwing, waarin aandacht wordt geschonken aan de marktpotentie van de luchthaven en de mogelijke omvang voor vrachtverkeer. Deze onderbouwing zal ik te zijner tijd ook laten toetsen.
Welke overlast levert passagiersvervoer eigenlijk op? Deelt u de mening dat vakantievliegen vanaf regionale luchthavens juist de voorkeur geniet voor zowel de reizigers als Nederland, om daarmee intercontinentaal verkeer te focussen op luchthaven Schiphol?
Regionale luchthavens dragen bij aan de internationale verbondenheid van Nederland. Vanaf regionale luchthavens worden vooral Europese bestemmingen aangedaan. Reizigers, zo blijkt uit onderzoek6, vertrekken graag vanaf een luchthaven die dichtbij ligt. Regionale luchthavens zijn daarmee van belang voor de bereikbaarheid van regio’s. Tegelijkertijd leggen de luchthavens druk op de kwaliteit van de leefomgeving rond die luchthavens. Het Rijk vindt het daarom van belang dat regionale luchthavens (waarvoor IenW bevoegd gezag is) zich ontwikkelen voor de regio’s waarin ze liggen. Het Rijk verwacht daarom dat regionale partijen gezamenlijk de gewenste ontwikkeling van de luchthaven verkennen, waarbij ook bijvoorbeeld aandacht kan zijn voor de mogelijkheden voor het accommoderen van vakantieverkeer. Dit moet een basis vormen voor het aan te vragen luchthavenbesluit.
Voor MAA en GAE ziet het Rijk primair een rol bij het versterken van de regionale economie. Ook kunnen de luchthavens experimenteerruimte bieden voor innovatie, bijvoorbeeld op het gebied van hinderbeperking, duurzaamheid, veiligheid of drones. In (Europese) wet- en regelgeving is voor lidstaten de mogelijkheid opgenomen om een verkeersverdelingsregel te implementeren voor (het faciliteren van) de verdeling van verkeer tussen luchthavens die dezelfde agglomeratie bedienen. De luchthavens functioneren in dat geval als een luchthavensysteem. In Nederland geldt dit voor Schiphol en Lelystad. Vanwege de eis ten aanzien van het bedienen van eenzelfde agglomeratie is een dergelijk systeem voor Nederland als geheel niet aan de orde. Deze regelgeving biedt dus geen ruimte voor een eventuele sturing door het Rijk op vakantieverkeer richting MAA en GAE. Wel kan het Rijk luchthavens faciliteren met gebruiksbepalingen in luchthavenbesluiten, bijvoorbeeld met betrekking tot openingstijden en/of baanlengte, indien de noodzaak hiervan naar voren wordt gebracht in de eerder genoemde regionale verkenning.
Welke rol spelen MAA en Groningen Airport Eelde (GAE) in het vakantie/toeristenverkeer en welke mogelijkheden zijn er deze vakantiezonbestemmingen verder te ontwikkelen? Wat is daarvoor nodig en wat is wiens rol?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe verstandig is het om wettelijk verankerde latente milieuruimte nu te schrappen als de markt zich later misschien toch naar een andere kant beweegt? Hoe worden verkeerde beslissingen inzake MAA voorkomen als positieve groeimogelijkheden niet uitkomen en beperkingen wel plaatsvinden, zoals een aanpassing van de nachtsluiting, het verder terugdringen van het aantal gehinderden en het schrappen van de latente milieuruimte? Is dat wel met elkaar in verhouding?
Uw vragen zijn een reactie op onderdelen van het advies dat de heer Van Geel aan de provincie Limburg heeft gegeven over de ontwikkeling van MAA en waarover binnen de provincie nog nader overleg en besluitvorming moet plaatsvinden. Aangezien ik geen opdrachtgever ben van dit advies en onderliggend onderzoek en er nog geen formele aanvraag voor een luchthavenbesluit ligt waarover ik mij moet buigen acht ik het niet opportuun om hierover op dit moment uitspraken te doen. Ik zal hierover in gesprek blijven met de provincie en de luchthaven.
Zie verder het antwoord op vraag 6 en 7.
Hoe past een nachtsluiting of verandering van openingstijden in het streven naar een gelijk speelveld en concurrentie met bijvoorbeeld de nabijgelegen vrachtluchthaven van Luik? Welke (milieu)regels en tijden gelden daar en hoe kan MAA of uw ministerie voorkomen dat het verder op achterstand wordt gezet?
Op grond van de huidige gebruiksvergunning is MAA in de nachtperiode gesloten, in tegenstelling tot de luchthaven Luik die een 24 uurs-openstelling kent. Voor MAA is hier in het verleden bewust toe besloten om daarmee hinder en slaapverstoring voor omwonenden te beperken.
In dit licht en gelet op de inzet van het Rijk om het aantal nachtvluchten op Nederlandse luchthavens te verminderen is het niet wenselijk om de nachtsluiting op MAA op te heffen.
Zie verder het antwoord op vraag 6 en 7.
Deelt u bovenstaande zorgen en wilt u MAA ook graag levensvatbaar zien en als integraal onderdeel van de Nederlandse luchtvaartinfrastructuur zien, die behouden dient te blijven?
Het Rijk ziet luchthavens ziet als zelfstandige ondernemingen die zelf verantwoordelijk zijn voor de bekostiging van hun activiteiten. Zoals volgt uit het antwoord op vraag 6 en 7 zijn belangrijke uitgangspunten voor het Rijk dat een regionale luchthaven regionaal is ingebed en een meerwaarde vormt voor de regio. Maar ook dat samen met diezelfde regio wordt gekomen tot een duurzame exploitatie. Uiteindelijk zal het aan de aandeelhouders van MAA en GAE zijn om een besluit te nemen over de toekomst. Vervolgens kan worden bezien of en zo ja in hoeverre het Rijk de gewenste ontwikkelrichting kan faciliteren en ondersteunen. Luchthavens kunnen daarbij onderling komen tot een versterking van de samenwerking en gezamenlijk keuzes maken over rollen en specialisaties. Over die samenwerking blijf ik graag in gesprek met de luchthavens.
Hoe blijft MAA (en GEA) levensvatbaar en toekomstbestendig en hoe wordt voorkomen dat beide luchthavens nog lang in onzekerheid verkeren over hun vooruitzichten?
Zie antwoord vraag 10.
De artikelen 'CBR neemt weer motorexamens af' en 'CBR moet 600.000 examens inhalen' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de artikelen «CBR neemt weer motorexamens af»1 en «CBR moet 600.000 examens inhalen»?2
Ja.
Klopt het dat er circa 610.000 examens ingehaald moeten worden?
Ja. Dat is het totaal aantal examens dat het CBR verwacht te zijn «misgelopen» door de twee lockdowns en die zij op enig moment verwachten in te moeten halen. Dat spreidt zich uit door de tijd omdat mensen ook geen rijlessen hebben kunnen volgen. Overigens is dit de inschatting tot en met 2 maart. Inmiddels is duidelijk dat praktijkexamens wel weer kunnen. Theorie-examens kunnen echter nog niet plaatsvinden. Dat betekent dat dit aantal verder zal stijgen.
Hoe verhoudt de 20 weken wachttijd als gevolg van corona zich tot een reguliere termijn? Wat was de normale termijn voordat de problemen bij het CBR ontstonden?
De KPI voor de reserveringstermijn voor een praktijkexamen B is < 7 weken, voor een herexamen B < 5 weken en voor een theorie-examen B < 4 weken. Voorafgaand aan de eerste lockdown voldeed het CBR al meerdere jaren aan deze kpi’s en waren er geen overschrijdingen. Kortom, deze overschrijdingen zijn volledig toe te schrijven aan het noodgedwongen stilleggen van de dienstverlening.
Welk aandeel hebben praktijkexamens voor de motor en brommer in het totaal aan praktijkexamens?
In totaal moeten circa 610.000 examens ingehaald worden. Bijna de helft daarvan (293.000) betreft praktijkexamens. Daarbinnen gaat het om circa 43.000 examens voor brommer en motor (AM, AVB en AVD).
Wat is de reden om deze praktijkexamens spoedig te hervatten? Klopt het dat bij deze examens de coronaregels beter in acht kunnen worden genomen dan bij rijexamens in een auto het geval is?
Elke dag dat het CBR niet kan examineren lopen de achterstanden verder op. Bij de rijexamens voor brommer en motor betreft het geen contactberoep, zoals dat bij het praktijkexamen in een voertuig wel het geval is. Het examineren met brommer en motor kan eenvoudiger op een verantwoorde en veilige wijze plaatsvinden omdat dit in de buitenlucht plaatsvindt en er ruim voldoende afstand gehouden kan worden. Er is een uitvoerig hygiëneprotocol dat het CBR hanteert bij de examenafname.
Krijgt de Kamer uw opinie over de door de directeur van het CBR in het artikel van het NRC geopperde maatregelen te horen in de Kamerbrief die u in maart naar de Kamer stuurt? Kunnen deze maatregelen dan direct van kracht worden? Welke maatregelen zijn verder nog denkbaar om de achterstand sneller in te lopen? Deelt u de zorg dat achterstanden nooit goed zijn en mensen hierdoor minder, of later dan gepland, mobiel kunnen zijn en dat hierdoor de kansen voor mensen om bepaalde bestemmingen of werkplekken te bereiken beperkt worden?
In zijn algemeenheid is het inderdaad zo dat oplopende reserveringstermijnen niet goed zijn. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is duidelijk dat deze oplopende termijnen het gevolg zijn van het noodgedwongen stopzetten van de dienstverlening. Het is daarom goed dat het CBR deze problemen signaleert, deelt en maatregelen voorstelt deze op te lossen. Zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 16 februari heb geschreven, ben ik op dit moment in overleg met het CBR over hun voorstellen.
Wanneer een plan is vastgesteld, zal ik de Kamer hierover informeren. Het lijkt me goed dat dan over de definitieve maatregelen met uw Kamer te spreken in plaats van nu in te gaan op de voor- en nadelen van (concept)maatregelen waarvan nu nog niet duidelijk is of ze in het definitieve plan staan en waarvan de details nu niet duidelijk zijn.
De termijn waarop maatregelen van kracht worden is gekoppeld aan het moment waarop de dienstverlening van het CBR weer deels of volledig kan worden opgestart. Inmiddels is duidelijk dat praktijkexamens weer kunnen plaatsvinden vanaf 3 maart. Het is hierbij goed te beseffen dat de eerste periode (inmiddels circa 3 maanden) wordt gebruikt om de uitgestelde examens die sinds 15 december geen doorgang hebben kunnen vinden in te halen. Pas daarna zullen «nieuwe» kandidaten examen kunnen doen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat het metropakket MRA een serieuze optie is voor financiering uit Nationaal Groeifonds. |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Dennis Wiersma (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Metropakket MRA serieuze optie voor financiering uit Nationaal Groeifonds»?1
Ja, dit is ons bekend. Het metropakket is ingediend voor de eerste ronde van het Nationaal Groeifonds. Vrijdag 9 april 2021 zijn de eerste toekenningen door de commissie gedeeld2.
Wat is de totaal door Amsterdam en Haarlemmermeer gevraagde bijdrage van het Rijk voor het sluiten van de metroring door Amsterdam Haven-Stad en het doortrekken van de Noord-/ Zuidlijn naar Haarlemmermeer?
Uw Kamer is op 14 januari 2021 door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat geïnformeerd over de voorstellen die ingediend zijn voor het Nationaal Groeifonds3. Begin december heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, als coördinerend bewindspersoon voor de groeifondspijler Infrastructuur in samenspraak met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het voorstel ingediend voor de Metropoolregio Amsterdam. Deze propositie bestaat uit twee onderdelen: (1) het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp en (2) het sluiten van de Ringlijn tussen Isolatorweg en Amsterdam Centraal. Voor het totale aanlegproject is een raming gemaakt van € 4,7 miljard (inclusief btw). De regio heeft een co-financieringsbod van € 1 miljard gedaan, waarvan ongeveer € 700 miljoen beschikbaar is voor de aanleg en het overige deel voor de exploitatie.
Voor de volledige uitvoering is dan nog € 4 miljard nodig, waarvoor een aanvraag is ingediend voor het Nationaal Groeifonds. Zie ook verder mijn antwoord op vraag 5.
Hoeveel woningen kunnen er in totaal gerealiseerd worden met het bod van Amsterdam en Haarlemmermeer?
Er kunnen in totaal ongeveer 92.000 woningen worden gerealiseerd in het invloedsgebied van de twee metrolijnen. Dit betreft de optelling van de nieuw te bouwen woningen in de gebiedsontwikkelingen van Havenstad Zuid (ten zuiden van Noordzeekanaal), de Ringzone Amsterdam West, het Schinkelkwartier, de Zuidas en Hoofddorp.
Het is belangrijk te constateren dat met het bod geen woningen kunnen worden gerealiseerd, maar dat met de infrastructuur een belangrijke bijdrage kan worden geleverd aan de bereikbaarheid van het gebied. De bouw van de woningen is van veel factoren afhankelijk, waarbij de ontsluiting van het gebied een belangrijke voorwaarde is.
Hoeveel woningen kunnen er op de locatie Amsterdam Haven-Stad gerealiseerd worden?
In totaal kunnen er 73.000 woningen worden gebouwd in heel Haven Stad, waarvan ruim 53.000 ten zuiden van het Noordzeekanaal en 20.000 langs de Noordelijke IJ-oevers (Haven Stad Noord).
Kan de totale bijdrage van het Rijk uitgesplitst worden tussen het sluiten van de metroring en het doortrekken van de Noord-/ Zuidlijn?
Het kabinet heeft op advies van de Commissie voor het Nationaal Groeifonds onder voorwaarden € 1,5 miljard gereserveerd voor het doortrekken van de Noord/Zuidlijn. Deze reservering blijft negen maanden beschikbaar. Tijdens deze periode wordt gewerkt aan een aangepast voorstel voor het onderdeel «Doortrekken Noord/Zuidlijn». Voor het sluiten van de ringlijn heeft de commissie geen bijdrage beschikbaar gesteld.
Deelt u de mening dat de Amsterdamse haven van nationaal belang is en dat de havenbedrijven die nu gevestigd zijn in Haven-Stad in de Amsterdamse haven moeten kunnen blijven?
Ja, zoals uiteengezet in de Havennota 2020–20304 is het Amsterdamse havengebied/Noordzeekanaalgebied een haven van nationaal belang. Voor het behouden en zo mogelijk versterken van de positie van de haven en de daarmee samenhangende toegevoegde waarde en werkgelegenheid is het van belang dat bedrijven in de haven perspectief en zekerheid hebben over de toekomstige ontwikkeling van de zeehaven (de vierde haven van Europa), zodat bedrijven daar met hun bedrijfsvoering en investeringen op in kunnen spelen.
De bedrijven in de haven die op dit moment gevestigd zijn in het gebied binnen de ring west, dat in beheer is bij het havenbedrijf en tevens geldt als mogelijk Haven-Stad planvormingsgebied, hebben de toezegging van de gemeente dat ze tot 2040 kunnen blijven op hun huidige locatie.
Om recht te doen aan de forse investering in de nieuwe zeesluis IJmuiden (die in 2022 beschikbaar zal zijn) is het Rijk van mening dat de haveneconomie achter het sluizencomplex tot volle wasdom moet komen op de daarvoor afgesproken locaties. Stedelijke ontwikkeling en bedrijvigheid in het havengebied binnen de Ring West zijn nauw met elkaar verbonden en zullen integraal bekeken moeten worden binnen de NOVI-gebiedsaanpak, waarbij de nationale publieke belangen van haveneconomie, toegevoegde waarde, werkgelegenheid en stedelijke ontwikkeling beschouwd zullen worden. Uitgangspunt is behoud en zo mogelijk versterking van havenbedrijvigheid passend bij een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving.
Is het waar dat voor het behoud van al de huidige havenbedrijven in de haven van Amsterdam, een extra havenbekken uitgegraven dient te worden?
Het is aan het havenbedrijf Amsterdam als ontwikkelaar van het zeehavengebied om strategisch in te spelen op de ruimtelijke opgaven in de haven. In de visie Noordzeekanaalgebied 2040 is de Houtrakpolder genoemd als reserveringslocatie voor een nieuw uit te graven havenbekken in geval de goederenoverslag volgens verwachting doorgroeit en een verdere intensivering van het bestaande havenareaal plaatsvindt.
Waarom is het uitgraven van een extra havenbekken in de Houtrakpolder geen onderdeel van het bod in de eerste tranche van het Groeifonds van Amsterdam en Haarlemmermeer?
Het Groeifonds stelt voorwaarden wat betreft de concreetheid van projecten. De projecten die zijn voorgedragen voor financiering uit het Groeifonds zijn al verder uitgewerkt en voldoen aan de voorwaarden die het Groeifonds stelt. Ontwikkeling van de Houtrakpolder kent vooralsnog geen projectmatige voorbereiding gezien er vanuit het havenbedrijf Amsterdam en regionale partijen zoals Provincie Noord-Holland en gemeente Amsterdam (100% aandeelhouder in havenbedrijf Amsterdam) nog geen signalen zijn dat de optie op deze gereserveerde locatie gelicht zou moeten gaan worden. Een aanvraag voor de ontwikkeling van een Houtrakhaven is daarom nog niet bij het Groeifonds ingediend.
Kan het totale aantal geplande woningen uitgesplitst worden tussen gemeente Haarlemmermeer en gemeente Amsterdam?
Ja, de gemeente Haarlemmermeer heeft de ambitie om rond het station Hoofddorp tenminste 10.000 woningen te bouwen. De gemeente Amsterdam heeft de ambitie om 81.500 woningen te realiseren (in Havenstad ten zuiden van het Noordzeekanaal 53.000 woningen, Amsterdam West 10.200 woningen, Schinkelkwartier 11.600 woningen en Zuidas 6.700 woningen).
Welk percentage sociale huur wordt er standaard binnen het Amsterdamse woonbeleid gevraagd?
In het door de Amsterdamse gemeenteraad vastgesteld woonbeleid is in de woningbouwprogrammering uitgangspunt dat 40% van de te realiseren woningen ligt binnen de sociale huursector.
Wat is het gemiddelde verschil in grondopbrengst binnen het Amsterdamse woonbeleid tussen een sociale huurwoning en een koopwoning van eenzelfde gemiddelde oppervlakte?
De grondprijzen van sociale huurwoningen zijn gedifferentieerd naar oppervlak en voor kleine sociale huurwoningen ook naar huurprijs. De locatie in de stad of mate van stapeling is geen factor voor de grondprijzen van sociale huurwoningen.
De prijzen van marktwoningen worden per m2 bepaald, waarbij een minimale grondprijs wordt gehanteerd die per gebied verschilt. Dit maakt het bepalen in het algemeen van een gemiddeld niet mogelijk.
Hoeveel meer grondopbrengsten zouden er zijn voor het Amsterdamse deel van de geplande te realiseren woningen als het percentage sociale woningbouw 10% lager zou zijn, en het percentage koop 10% hoger?
Om de reden die hiervoor werd gegeven is deze berekening niet te maken. Wel mag worden aangenomen dat een groter aandeel koop tot significant hogere opbrengsten leidt.
Zouden deze extra grondopbrengsten gebruikt kunnen worden om de totaal door Amsterdam en Haarlemmermeer gevraagde bijdrage van het Rijk te verlagen? Zo ja, wat zou dan de gevraagde bijdrage van het Rijk worden?
Het kabinet heeft op advies van de Commissie voor het Nationaal Groeifonds onder voorwaarden € 1,5 miljard gereserveerd voor het doortrekken van de Noord/Zuidlijn, dit is de helft van het benodigd bedrag voor deze lijn. De regio is uiteraard vrij om te kijken hoe zij hun bod kunnen verhogen, zodat het totaal aan nog benodigde middelen kleiner wordt.
Het realiseren van extra grondopbrengsten door het verlagen van het percentage sociale woningbouw zou aanpassing van het door de gemeenteraad vastgestelde woonbeleid vergen. Dit woonbeleid sluit tevens aan bij de woondeal die het Rijk met de Metropoolregio Amsterdam heeft gemaakt, waarbij is afgesproken dat er in het bijzonder voldoende betaalbare woningen voor lagere en middeninkomens moeten worden gerealiseerd. Mocht hiervan worden afgeweken, vindt de aanwending van mogelijke extra grondopbrengsten plaats op basis van een integrale afweging door de gemeenteraad. Uitkomst van die integrale afweging kan een besluit van de gemeenteraad zijn om de extra opbrengsten ter beschikking te stellen van de infrastructurele ingrepen. De exacte hoogte is op grond van het voorgaande nog niet te bepalen.
Het artikel ‘Waterbedrijven willen tarieven kunnen verhogen’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Waterbedrijven willen tarieven kunnen verhogen»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat drinkwaterbedrijven tarieven willen verhogen om te kunnen investeren en het feit dat ze de wettelijke rem op winstvorming als een belemmering zien om dit te doen?
De tarieven van drinkwater dienen kostendekkend te zijn (artikel 11 van de Drinkwaterwet). Als de kosten toenemen mogen de drinkwaterbedrijven hun tarieven verhogen. Onderdeel van deze kostendekkendheid is ook winst. Een wettelijke rem op de winstvorming is gebruikelijk voor sectoren die een monopolie hebben; voor de drinkwaterbedrijven geldt de WACC (weighted average cost of capital; in het Nederlands de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet). De ILT doet op dit moment onderzoek naar de financiële situatie bij de drinkwaterbedrijven. Zodra dit onderzoek is afgerond zal ik uw Kamer hierover informeren.
Klopt het dat er bijna een miljard euro per jaar nodig zou zijn voor investeringen bij drinkwaterbedrijven? Waarom zouden de tarieven de komende jaren met minstens 20% omhoog moeten? Zijn andere keuzes denkbaar? Zo ja, welke? Kunnen drinkwaterbedrijven blijven investeren, zonder dat de lasten voor burgers en bedrijven onwenselijk stijgen?
Ik heb de ILT gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de toekomstige investeringen en de relatie met de WACC. De ILT heeft in dit onderzoek de tien drinkwaterbedrijven gevraagd hoeveel zij de komende tien jaar verwachten te investeren. Op basis hiervan zal ik u informeren en met de sector mogelijke oplossingen verkennen.
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat drinkwater veel duurder wordt?
Drinkwater moet niet onnodig duurder worden. Betaalbaarheid van drinkwater is erg belangrijk omdat voldoende en veilig drinkwater in belangrijke mate bijdraagt aan de volksgezondheid.
Wat is de rol van de gemiddelde vermogenskostenvoet (weighted average cost of capital, WACC) in deze? Beschermt de WACC-methode de inwoners en bedrijven tegen hogere tarieven, of wordt juist het risico van lastenstijgingen vergroot?
Zie ook het antwoord op vraag 2, het doel van de WACC is afnemers te beschermen tegen overwinsten van drinkwaterbedrijven en te hoge tarieven en drinkwaterbedrijven een redelijke winst te bieden.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de WACC en recente moties hierover? Welke overleggen hebben er inmiddels plaatsgevonden met drinkwaterbedrijven om een oplossing te vinden voor de financieringsproblemen? Wat is de uitkomst van deze overleggen geweest?
Zoals aangegeven bij vraag 2 en 3 doet de ILT nu onderzoek. Verder heb ik mede naar aanleiding van de motie Dik-Faber (35 570 XII, nr. 94) overleg gevoerd met de drinkwaterbedrijven. De drinkwaterbedrijven hebben gevraagd de huidige WACC te verlengen. De WACC wordt namelijk elke twee jaar herzien, en door de lage rente is de verwachting dat deze verder zal dalen. De wet vraagt om vaststelling van een nieuwe WACC voor 1 november dit jaar.
Naar aanleiding van dit verzoek heb ik besloten een verlengingsbevoegdheid in de Drinkwaterwet op te nemen om – als het nodig is – de huidige WACC te kunnen verlengen. Hiermee wordt voor de korte termijn een vangnet gecreëerd. Voor de lange termijn ga ik samen met de drinkwatersector oplossingen uitwerken.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het artikel 'Helpende hand voor rood-wit-blauw' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel 'Helpende hand voor rood-wit-blauw»?1
Ja.
Waarom staat de populariteit van Nederland als vlaggenstaat onder druk? Kan dat komen omdat sommige niet-gouvermentele organisaties (NGO’s), zoals Seawatch, onder Nederlandse vlag varen en gebruik maken van het scheepsregister als zijnde pleziervaartuigen, terwijl ze niet handelen als pleziervaartuig? Of komt dit bijvoorbeeld door acties van Greenpeace die schade aanrichten? Of zijn er andere reden, zoals fiscale of juridische? Kunt u dit toelichten?
De Nederlandse vlag staat bekend als een kwaliteitsvlag. Er zijn ons geen signalen bekend dat de populariteit van de Nederlandse vlag onder druk staat door het gebruik ervan door niet-gouvernementele organisaties zoals Sea Shepherd of Greenpeace. Meerdere factoren zijn van invloed op de populariteit van een vlag, waaronder fiscale en juridische zaken en de kwaliteit van dienstverlening van een register. Momenteel vindt een evaluatie plaats van de fiscale regelingen voor de zeevaart. Hierin komt ook het gelijke speelveld aan de orde. Deze zal, zoals aangegeven in antwoord op Kamervragen van de leden Agnes Mulder, Postma en Omtzigt2 naar verwachting voor de zomer worden afgerond en naar Uw Kamer worden gezonden.
Waarom groeide het aantal schepen onder Nederlandse vlag tussen 2006 en 2014 en daalt dat aantal nu licht? Wat vindt u van de positie van Nederland als 22e land met handelsschepen? Heeft u de ambitie die positie te verbeteren? Zo ja, hoe en welke plek wordt beoogd? Zo nee, waarom niet? Zou een top 10 positie in het verschiet liggen?
In de jaren 2006–2008 zijn door Nederlandse reders veel schepen besteld. Ook in de jaren na 2008 zijn deze nog aan de vloot toegevoegd als gevolg van langere levertijden en het zo lang mogelijk uitstellen van oplevering in verband met de financiële crisis in die periode. Een dergelijke toename van nieuwbouwschepen heeft zich daarna niet meer voorgedaan, hetgeen de primaire verklaring is voor de genoemde trendbreuk in de ontwikkeling van het aantal schepen onder Nederlandse vlag. De Nederlandse vloot bestaat vooral uit kleinere droge ladingschepen en een relatief groot aandeel gespecialiseerde schepen. De schaalvergroting in het segment containerschepen en olietankers, is in Nederland niet opgetreden, omdat relatief weinig van dit soort schepen onder Nederlandse vlag vaart. Het is zeker mijn ambitie om te blijven werken aan een substantiële Nederlandse vloot gelet ook op onze belangen als kust- en havenstaat, de bijdrage aan het maritieme cluster en de Nederlandse economie. De precieze positie op de ranglijst is minder relevant. Temeer daar de invloed op de ranglijst beïnvloed wordt door vele factoren die buiten de invloedsfeer van de Nederlandse overheid liggen, zoals het fiscale beleid, de arbeidsvoorwaarden en de kwaliteit van dienstverlening van het register in andere vlaggenstaten.
Op welke wijze is het voor de overheid lucratief om schepen onder Nederlandse vlag te laten varen? Hoe geldt dit voor de reders?
Schepen onder Nederlandse vlag betekent invloed op thema’s als veiligheid en verduurzaming van de zeevaart door beleidsontwikkeling en regelgeving in internationaal en nationaal verband en het levert een bijdrage aan de Nederlandse economie, werkgelegenheid en het maritieme cluster. Reders kiezen voor de Nederlandse vlag om diverse redenen. Een belangrijke reden is de historische band en het feit dat zij daarmee met een kwaliteitsvlag kunnen varen.
Waarom vlagt een gerenommeerde reder als MAERSK zijn schepen om van Nederlandse- naar de Liberiaanse vlag? Welke voordelen kennen zij die Nederland niet kent? Wat betekent dit voor de werkgelegenheid in de maritieme sector voor Nederland?
Maersk heeft de Nederlandse overheid daarover niet geïnformeerd. Uit het artikel spreekt dat het om bedrijfsbeleid gaat dat gericht is op het terugbrengen van het aantal vlaggen uit efficiency oogpunt. Maersk heeft daarbij gekozen voor één Europese vlag (de Deense «moeder» vlag, aangezien Maersk een Deens bedrijf is) en twee niet Europese vlaggen. Het is niet bekend waarom juist voor deze vlaggen is gekozen, maar veelal gaat het hier om economische of andersoortige bedrijfsoverwegingen. Het feit dat Maersk een aantal schepen omvlagt heeft niet direct grote negatieve gevolgen voor de bredere maritieme sector in Nederland.
Welke voordelen heeft Nederland te bieden als het gaat om speciale schepen of handelsschepen? Hoe kunnen we de toppositie terugpakken en zeeschepen en hun Nederlandse bemanning als kraamkamer zien voor onze maritieme natie?
De Nederlandse vlag is een kwaliteitsvlag die wereldwijd goed bekend staat. Het biedt de reder flexibiliteit bij het bemannen van zijn schip binnen de regelgevende kaders en bij problemen in buitenlandse havens kan een beroep gedaan worden op de Nederlandse vlaggenstaat. Nederland kent kwalitatief hoogwaardige trainingen en opleidingen voor zeevarenden. Daarnaast zijn er voor Europese begrippen fiscaal gunstige regelingen voor de zeevaart van kracht. Zoals ook bij vraag 2 aangegeven, worden deze nu geëvalueerd. Daarnaast heb ik, zoals vermeld in mijn brief d.d. 26 november 2020, het principebesluit genomen over de meest passende organisatievorm voor het Nederlands scheepsregister met een focus op hoogwaardige kwaliteit van de dienstverlening3.
Welke stappen dienen gezet te worden om de publieke maritieme autoriteit (PMA) een feit te maken en welke speerpunten en bevoegdheden krijgt zij mee? Kunt u een overzicht van deze stappen inclusief bijbehorende termijnen geven? Komt met de vorming van een PMA een einde aan versnippering tussen instellingen en welke doelstellingen worden nagestreefd? Wat betekent dit voor reders en hun huidige vloot?
Zoals ik in mijn brief d.d. 26 november 20204 heb aangegeven zal de eerste helft van 2021 worden benut om het transitietraject richting de vorming van een maritieme autoriteit binnen het ministerie nader in beeld te brengen, inclusief de condities waaraan voldaan moet worden om deze autoriteit succesvol te kunnen laten functioneren. Op basis hiervan zal ik na de zomer een definitief besluit nemen. De speerpunten en bevoegdheden die deze maritieme autoriteit krijgt, worden met name gebaseerd op het Price Waterhouse Coopers rapport dat ik u bij deze brief meestuurde en zullen in het transitietraject nader bepaald worden. De bredere doelstelling is een scheepsregister dat onderscheidend is op het gebied van kwaliteit, klantbeleving en innovatie. Voor de reders en hun vloot betekent dit een scheepsregister met focus op kwalitatief hoogwaardige dienstverlening.
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De funderingsproblematiek . |
|
Helma Lodders (VVD), Aukje de Vries (VVD), Remco Dijkstra (VVD), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u een overzicht geven van de bij u bekende en geïnventariseerde funderingsproblematiek (in steden en het landelijk gebied)? Zo nee, waarom niet?
Er zijn verschillende onderzoeken naar de problematiek rond funderingen1. Deze onderzoeken zijn alle gebaseerd op schattingen, omdat de problematiek complex en divers is. In de praktijk is vaak onbekend op welk type fundering een pand staat. Daar komt bij dat de problematiek zich goeddeels ondergronds afspeelt en de situatie zelfs binnen een straat kan verschillen, waardoor bodemonderzoek per fundering het enige middel is op een volledig beeld te krijgen. De schattingen kennen daarom flinke reikwijdtes.
Funderingsproblemen doen zich vooral voor in gebieden met een veenbodem, grofweg het westen en het noorden van Nederland. Het gaat hier vaak om op houten palen gefundeerde woningen, waarvan de palen als gevolg van schimmels of bacteriën worden aangetast. Daarnaast kunnen er ook problemen ontstaan, doordat de dalende bodem de houten palen ongelijkmatig mee trekt. In het rivierenland ontstaan vooral problemen bij woningen die ondiep zijn gefundeerd («op staal»), wanneer door droogte de grond inklinkt. Een aantal gemeenten, waar sprake is van een grote problematiek, heeft een redelijk adequaat beeld van de staat van de fundering(en), zoals bijvoorbeeld Rotterdam, Zaanstad en Schiedam. Ook de gemeenten Gouda en Haarlem hebben in de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan.
Hoe staat het met de gesprekken met de bij het funderingslabel betrokken partijen?
Het funderingslabel is ontwikkeld door de private Stichting KCAF. Hierbij is mijn ministerie niet betrokken geweest. Na de lancering van het funderingslabel is vanuit mijn ministerie contact gezocht het KCAF. Het verzoek was om gezamenlijk met het ministerie en een aantal onderzoeksbureaus te werken aan het vergroten van het inzicht in de kwaliteit van funderingen. KCAF heeft hierop afwijzend gereageerd.
Wat zijn de verwachte kosten voor huiseigenaren als gevolg van funderingsschade?
In een recent rapport van Deltares is de verwachting opgenomen dat de schade tot 2050 door paalrot en verschilzetting van panden gefundeerd op staal bij een onveranderd klimaat tussen 5 en 39 miljard € ligt. Door toename van droogte bij klimaatverandering (KNMI scenario WH+) kan dit met 3 tot 15 miljard euro toenemen2. In dit rapport wordt ook aangegeven dat de onzekerheid van deze schatting erg groot is door ontoereikende data. De verdeling van deze schade over huiseigenaren vindt plaats op basis van 5 schadeklassen. De schadeklassen 1 tot en met 3 betreft herstelkosten tussen de € 500,– en € 10.000,–. De schadeklassen 4 en 5 betreft herstelkosten tussen de € 10.000,– en € 120.000,–. De schadeklassen 4 en 5 betreffen naar schatting maximaal 80.000 woningen. Deze schatting is inclusief funderingen die mogelijk al hersteld zijn in het verleden.
Hoe werkt het Fonds Duurzaam Funderingsherstel, waar huiseigenaren die de fundering van hun woning moeten repareren, een lening kunnen krijgen? In hoeverre sluit dit voldoende aan bij de praktijk en problemen van huiseigenaren? Hoeveel gebruik wordt hiervan gemaakt?
Huiseigenaren, die op de reguliere hypotheekmarkt geen lening kunnen krijgen om de fundering van hun woning te herstellen, kunnen in aanmerking komen voor een lening bij het Fonds Duurzaam Funderingsherstel (FDF). De woning moet zijn gelegen in een gemeente die een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met het FDF. Gemeenten (voor het LTI-tekort) en banken/NHG (voor het LTV-tekort) dragen in voorkomende gevallen bij aan het fonds. De hypothecaire lening heeft een vaste looptijd van 30 jaar en een rentepercentage van nu 2,3%.
Sinds de oprichting van het fonds zijn 34 leningen verstrekt. Dit aantal leningen blijft ver achter bij de verwachtingen ten tijde van de oprichting van het fonds. Ik heb u hierover eind 2019 geïnformeerd3. Het fonds heeft maatregelen genomen om eventuele belemmeringen voor deelname aan het fonds weg te nemen. De effecten van deze maatregelen moeten nog zichtbaar worden. Andere factoren die mogelijk een rol spelen zijn de Corona-pandemie, waardoor de procesbegeleiding bij bouwblokgewijs funderingsherstel wordt bemoeilijkt. Daarnaast zijn sinds de start van het fonds de woningprijzen verder gestegen en is de rente aanhoudend laag gebleven, waardoor meer mensen bij de bank een lening kunnen krijgen en dus minder mensen een beroep hoeven doen op het fonds. Teneinde de werkingssfeer van het fonds te vergroten onderzoek ik de mogelijkheden om het fonds onder voornoemde voorwaarde toegankelijk te maken voor inwoners van alle gemeenten.
Kunt u aangeven wat het pallet van oorzaken van funderingsschade is (in steden en op het platteland? Kan bij elke oorzaak ook worden aangegeven welke oplossing(en) daarvoor zijn, welke pilots er op dit moment in de praktijk uitgevoerd worden en wat de voorlopige resultaten daarvan zijn? Zo nee, waarom niet?
Bij funderingsproblematiek gaat het met name om funderingen met houten funderingspalen en funderingen op staal (dat wil zeggen: ondiep gefundeerd). Houten paalfunderingen werden vooral voor 1970 toegepast. Beide funderingstypen kunnen kwetsbaar zijn, waarbij onder meer bodemgesteldheid (slappe of stevige bodem op verschillende niveaus in de bodem), bodembeweging, droogte en grondwaterstanden een rol spelen.
Voor houten funderingspalen zijn er oorzaken als aantasting door schimmels bij droogstand, aantasting door bacteriën (ook onder water) en negatieve kleef, waarbij funderingspalen naar beneden worden getrokken bij inklinking of bodemdaling. Daarbij speelt ook de soort funderingshout een rol.
Soms zijn er andere oorzaken die bij beide soorten fundering een rol spelen; de fundering is niet (meer) berekend op het huidig gewicht (door verbouwing) of er is beschadiging door planten en boomwortels. Tenslotte komt het ook voor dat de oorspronkelijke fundering kwalitatief onvoldoende was.
Veelal is er sprake van een combinatie van oorzaken. Inzicht in de achtergrond van de problematiek en de mogelijke oplossingen vergen dus ook goed onderzoek en maatwerk en dienen van keer tot keer bepaald te worden.
In het verleden heeft RVO gezamenlijk met KCAF een aantal handreikingen ontwikkeld, zoals voor eigenaren en voor gemeenten. Voorts heb ik bijgedragen aan een aantal pilots in dit kader.
Het gaat hierbij bij voorbeeld om een onderzoek om te komen tot preventieve maatregelen tegen bacteriële aantasting van houten funderingspalen en een onderzoek naar digitale monitoring van de staat en achteruitgang van funderingen (project Code Oranje).
Daarnaast zijn er onder meer nog pilots naar actief grondwaterpeilbeheer in bebouwd gebied (Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie), naar de ontwikkeling van een handelingsperspectief voor bewoners/eigenaars in veenweidegebied (Regiodeal bodemdaling Groene Hart) en een pilot sloop-nieuwbouw als optie voor particuliere eigenaars bij de combinatie funderingsherstel en verduurzaming.
Tenslotte is er de uit het Deltafonds gefinancierde Impulsregeling klimaatadaptatie, die onder voorwaarden voorziet in (co-)financiering aan overheden bij de aanpak van klimaat gerelateerde knelpunten zoals watertekorten of -overlast.
Deelt u de mening dat zeker niet in alle gevallen het verhogen van het waterpeil de oplossing is voor funderingsschade? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hiervan de wetenschappelijke onderbouwing delen?
Ik deel de mening dat zeker niet in alle gevallen het verhogen van het waterpeil de oplossing is voor funderingsschade. Zo staat de aantasting van met name grenen palen door een bepaalde soort bacteriën los van het waterpeil. De Stichting Houtresearch doet hiernaar sinds 1997 onderzoek en krijgt een steeds preciezere inzage in het probleem. Daarnaast kunnen er bijvoorbeeld ook funderingsproblemen ontstaan als gevolg van diepe bodemdaling door mijnactiviteiten.
Een wetenschappelijke onderbouwing treft u bijvoorbeeld aan in de risicoanalyse zoals Deltares die heeft opgesteld, waarbij ook ingegaan wordt op zettingsschade naast grondwaterstanden.
Daarnaast dient te worden opgemerkt dat er buurten en gebieden in Nederland zijn, bijvoorbeeld in Schiedam, waarbij grondwaterverhoging weliswaar een oplossing is voor woningen met houten funderingspalen, maar tegelijk schade oplevert voor op staal gefundeerde woningen in datzelfde gebied. Deze laatste woningen zijn juist gebaat bij een lagere grondwaterstand.
Kunt u aangeven welke partijen (inclusief overheden) allemaal betrokken zijn bij het dossier funderingsschade en de oplossing daarvan, inclusief rollen, taken en verantwoordelijkheden? Wat is de rol en toekomst van het Kenniscentrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF), inclusief financiering, en ook voor de landelijke loketfunctie voor woningeigenaren?
De belangrijkste partijen betrokken bij het dossier funderingsschade zijn:
De rol en toekomst van het KCAF is de verantwoordelijkheid van de Stichting KCAF. Mijn ministerie heeft in het verleden tijdelijke bijdragen verleend aan KCAF. Hierbij is altijd het oogmerk geweest dat KCAF zich op zo’n manier zou ontwikkelen, dat eigen inkomsten gegenereerd worden opdat de stichting onafhankelijk van de steun van het Rijk zou kunnen voortbestaan. BZK heeft aangegeven onder voorwaarden van een goede taakverdeling en samenwerking met RVO via het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) bereid te zijn bepaalde taken van KCAF nog te willen blijven ondersteunen. KCAF heeft hiervan afgezien.
Is het waar dat een aantal activiteiten van het KCAF ondergebracht zijn bij RVO? Kunt u toelichten welke taken/activiteiten overgeheveld zijn naar RVO en wat de gevolgen van dit besluit zijn geweest in het kader van kennisontwikkeling, kennisvergaring, meldpunt van funderingsproblematiek, (aanjagen van) innovaties?
Het KCAF is een onafhankelijke stichting die haar eigen activiteiten bepaalt. Echter, met het oog op de gebleken kwetsbaarheid van KCAF als kleine organisatie, afhankelijk van een personeelslid en een vrijwillig bestuur en gelet op de opgave die op ons afkomt, is BZK in samenspraak met de gemeenten Rotterdam en Zaanstad en KCAF eind 2017 tot de conclusie gekomen dat het de voorkeur verdient dat KCAF zich bij een andere professionele organisatie aansluit. KCAF heeft hiertoe de keuze gemaakt voor RVO, waarmee al enkele jaren werd samengewerkt. In samenspraak met KCAF is een Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek opgezet, waarbij verschil van inzicht over de gewenste wijze van samenwerking is ontstaan. KCAF heeft zich vervolgens uit deze samenwerkingsrelatie teruggetrokken. Mede daardoor is het Rijksprogramma nog niet goed van de grond gekomen. Onlangs heeft RVO een uitvraag onder de stakeholders laten houden over de invulling van het Rijksprogramma. Dit wordt nu verder vormgegeven in 2021. KCAF is hiervoor ook benaderd, maar wilde geen medewerking verlenen.
Kunt u een overzicht geven van het aantal meldingen en vragen die het KCAF jaarlijks heeft ontvangen (een overzicht van de afgelopen 5 jaar per jaar)? Hoeveel vragen of meldingen ontvangt RVO per jaar over de funderingsproblematiek?
Tot maart 2020 heeft KCAF het Funderingsloket uitgevoerd in opdracht van en gefinancierd door aanvankelijk BZK, later RVO. Vanuit BZK/RVO is daarom steeds naar het Funderingsloket verwezen. RVO ontvangt per jaar enkele tientallen vragen over funderingsproblematiek. Deze komen veelal uit het bestaande netwerk, meestal in relatie tot concrete activiteiten of kennisproducten. Vorig jaar was er een piek aan meldingen door de communicatie van KCAF over het funderingslabel. Daarnaast is er contact met woningmarktpartijen, als makelaars en taxateurs over de funderingsviewer indicatieve aandachtsgebieden, die wordt gehost door RVO. Hierover gaan ook de meeste vragen die RVO ontvangt. De website van funderingsviewer krijgt dagelijks 1500–2000 hits.
Ik ben niet op de hoogte van het aantal meldingen dat KCAF in de afgelopen 5 jaar heeft ontvangen. Dit omdat er lange tijd geen heldere administratie bleek van het aantal meldingen en de afkomst daarvan. Ook heb ik vanaf 2018 geen jaarverslagen van KCAF meer ontvangen en deze ook niet kunnen traceren.
Kunt u aangeven welke best practices er in het land zijn voor het oplossen van funderingsschade?
De verschillende aanpakken van funderingsproblematiek zoals in Zaanstad, Schiedam, Rotterdam, Haarlem en Gouda, zijn goede voorbeelden voor andere gemeenten. Deze gemeenten werken aan de ontwikkeling van kennis over de lokale problematiek, zijn daar transparant over naar burgers, faciliteren inwoners bij herstel door middel van bijvoorbeeld een loket, voorlichting, procesbegeleiding, funderingsonderzoek en/of een leenfaciliteit.
Ook de provincie Friesland en een aantal Friese gemeenten is actief op dit front. Eerder heeft ook Dordrecht haar lessen over de aanpak gedeeld in een uitgebreide publicatie.
Daarnaast zien we dat een aantal corporaties, waaronder enkele Rotterdamse en Noord-Hollandse woningbouwverenigingen, veel nuttige ervaring heeft opgedaan met de aanpak van funderingsschade. Het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) verwerkt deze kennis momenteel in een handreiking.
Ten aanzien van burgerinitiatieven hebben we veel waardering voor de initiatieven die zijn of worden ondernomen om funderingsschade juist te voorkomen, veelal gericht op actief grondwaterpeilbeheer (Goed gefundeerd, Land van Valk).
De afgelopen jaren participeerden deze partijen ook steeds met groot enthousiasme en actief om hun ervaringen en lessen te delen met anderen op kennisdelingsbijeenkomsten georganiseerd door KCAF en gefaciliteerd door BZK en RVO.
Welke budgetten zijn er beschikbaar op rijksniveau? Wat doet het Rijk?
BZK stelt budget beschikbaar voor de uitvoering van het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF), zowel voor menskracht als middelen. Daarnaast is in het verleden herhaaldelijk (financieel) bijgedragen aan pilots en kennisdeling en is daar ook dit jaar weer budget voor beschikbaar. Een voorbeeld is de huidige RPAF-bijdrage voor de update van de bestaande maar verouderde richtlijnen voor funderingsonderzoek. Voor het overige verwijs ik naar de beantwoording van eerdere Kamervragen van de leden Nijboer en Gijs van Dijk5.
Hoe wordt innovatie gestimuleerd voor het oplossen van funderingsschade? Wilt u dit voor alle oorzaken aangeven?
BZK en RVO hebben in het verleden diverse pilots en innovaties ondersteund. Het onderzoek naar bacteriële aantasting door SHR, digitale monitoring van verzakkingen (Code Oranje) en het burgerinitiatief Goed Gefundeerd. Veelal gebeurde dit door KCAF te betrekken of KCAF als trekker de mogelijkheid te bieden te werken aan innovaties. RVO heeft ook actief geparticipeerd in het Kennisprogramma Bodemdaling, vanuit de insteek dat innovatieve projecten en ontwikkelingen daar het funderingsdossier konden ondersteunen. Ik verwijs hierbij tevens naar mijn antwoord op vraag 8.
In hoeverre zijn er bijvoorbeeld voor de bacterie-aantasting van funderingen ook innovatieve oplossingen beschikbaar of in ontwikkeling? Zo ja, welke?
Zie antwoord op vraag 5
Is het waar dat een verzoek voor een proef voor een oplossing van de bacterie-aantasting (één van de oorzaken van funderingsschade) van het KCAF niet is gehonoreerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Zo ja, waarom niet? Wie staat wel aan de lat om dit soort innovaties te stimuleren?
Nee. In het kader van de bij vraag 5 genoemde EFRO-aanvraag voor subsidie voor een praktijkproef met betrekking tot bacteriële aantasting van houten palen is een consortium samengesteld van partijen die een noodzakelijke rol hebben in een praktijktest. De rol van het KCAF is hierin ook benoemd, zijnde het organiseren van informatie-avonden voor de bewoners van het woonblok waar de praktijktest plaats zou vinden en het plaatsen van een deel van de sensoren om het effect van de behandeling van de funderingspalen te monitoren. De inzet van het KCAF is meegenomen in de begroting van de EFRO-aanvraag. Deze is zoals bij vraag 5 aangegeven helaas niet gehonoreerd door Op Oost.
Zoals eerder aangegeven heeft RVO via het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) eind november 2020 de Stichting Houtresearch uitgenodigd in gesprek te gaan om te bekijken of een vervolg mogelijk is.
Welke rol heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dan wel andere relevante ministeries zoals Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat, bij (het stimuleren van) innovatie voor het oplossen van de funderingsproblematiek?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van eerdere Kamervragen van de leden Nijboer en Gijs van Dijk (zie ook het antwoord op vraag 11).
Wat zou de rol van de innovatiegezant, die vanuit Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het werk gaat, kunnen zijn bij het oplossen van de funderingsschade?
De innovatiegezant heeft de focus op mest- en stalinnovaties, dit onderwerp wordt geen onderdeel van zijn/haar verantwoordelijkheid.
Het bericht ‘Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren» op de website van RVO.nl?1
Ik ben bekend met de link die u meestuurt van de algemene website van RVO over de subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren. Ik weet niet op welk bericht u precies doelt. RVO werkt de teksten op deze website regelmatig bij.
Klopt het dat het jaarbudget voor het jaar 2021 1.108.000 euro is voor nieuwe elektrische personenauto’s?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 5 en 7.
Klopt het dat met dit bedrag 277 nieuwe elektrische personenauto’s fiscaal gestimuleerd worden? Zo nee, hoeveel auto’s wel?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 5 en 7.
Hoeveel aanvragen voor nieuwe elektrische personenauto’s heeft RVO op 4 januari 2021 ontvangen?
RVO heeft op 4 januari 2021 in totaal 312 aanvragen voor nieuwe elektrische personenauto’s ontvangen.
Klopt het dat deze regeling bij opening op 4 januari 2021 ruimschoots overtekend is? Wat vindt u hiervan?
Het totale jaarbudget voor nieuwe elektrische personenauto’s bedraagt € 14.400.000,– in 2021 (3.600 auto’s) en € 10.000.000,– in 2020 (2.500 auto’s). Nadat het budgetplafond van 2020 voor nieuwe EV’s op 8 juli 2020 was bereikt (zie ook antwoorden op eerdere Kamervragen2 hierover), konden op grond van de oude regeling aanvragen ten laste van het verplichtingenbudget van 2021 al worden ingediend. Deze aanvragen kwamen op de zogenaamde «doorschuifstapel» ter uitbetaling in 2021. Het kabinet heeft op 16 oktober 2020 de regeling op dit punt gewijzigd en als gevolg daarvan is het doorschuiven van nieuwe aanvragen naar een volgend kalenderjaar per 29 oktober 2020 voortaan niet meer mogelijk zodra het jaarplafond in het betreffende kalenderjaar is bereikt3. Dit om elk jaar particulieren de mogelijkheid te bieden om in aanmerking te komen voor subsidie voor een nieuwe elektrische personenauto. Van de in totaal € 14.400.000,– budget resteerde eind oktober 2020 aanvankelijk nog € 1.108.000,–. De beoordeling van de op 4 januari 2021 ingediende aanvragen is inmiddels afgerond. Op 13 november 2020 is uw Kamer middels de beantwoording van de vragen van het schriftelijk overleg Duurzaam Vervoer4 geïnformeerd over het feit dat als gevolg hiervan het subsidiebudget voor 2021 voor particuliere nieuwe EV’s snel bereikt zou worden.
Klopt het dat het subsidiebedrag wordt toegekend op basis van loting? Zo ja, klopt het dat RVO 13 weken nodig heeft om deze loting en toewijzing van de subsidie uit te voeren? Kunt u toelichten waarom dit ruim drie maanden moet duren?
Nee. Bij deze subsidieregeling geldt dat wie het eerst komt, het eerst maalt. Het klopt wel dat indien er op de dag dat het subsidieplafond is bereikt er meer dan één volledige aanvraag is ontvangen, de onderlinge rangschikking wordt vastgesteld door middel van loting (dit is vastgelegd middels artikel 1.6 lid 3 van de subsidieregeling5). Dit is dus alleen het geval op de dag dat het plafond wordt bereikt. Dit leek aanvankelijk voor 4 januari 2021 het geval. Uit de beoordeling van de in begin januari ingediende aanvragen is inmiddels gebleken dat er nog beperkte vrijval van middelen is waardoor nieuwe aanvragen nog worden opgepakt. De maximale termijn die voor het beoordelen staat, bedraagt 13 weken, weken, dit is een standaardtermijn volgens de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. RVO streeft ernaar dit -zo mogelijk- sneller te doen, om aanvragers daarmee zo snel mogelijk zekerheid te kunnen bieden. RVO is bij de beoordeling echter ook afhankelijk van de snelheid waarmee aanvragers op eventuele informatieverzoeken van RVO reageren.
Kunt u aangeven welk bedrag vorig jaar beschikbaar was voor het stimuleren van nieuwe elektrische personenauto’s? Klopt het dat een groot deel van het budget van het jaar 2021 is gebruikt voor toekenning van de subsidie in 2020? Zo ja, hoe groot was dit bedrag? Hoeveel nieuwe auto’s zijn er in 2020 fiscaal gestimuleerd?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u een overzicht geven van de beschikbare middelen per jaar per categorie (nieuw en gebruikt)?
Hieronder heb ik de in het verslag van een schriftelijk overleg over duurzaam vervoer6 opgenomen verplichtingenreeks op nieuwe en gebruikte elektrische personenauto’s nogmaals weergegeven voor de Subsidie Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP).
Kunt u bevestigen dat de beschikbare middelen aan subsidiebedrag voor zowel de nieuwe als tweedehands elektrische auto’s als jaarbudget beschikbaar blijven en dat de schotten tussen de jaarbudgetten niet worden weggehaald? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja, zie mijn antwoord bij vraag 10.
Kunt u bevestigen dat het niet opgebruikte deel van het budget voor tweedehands elektrische auto’s niet wordt overgeheveld naar het budget voor nieuwe elektrische auto’s? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja. Ik kan bevestigen dat ik conform de op 13 november 2020 verzonden beantwoording van de vragen van het schriftelijk overleg Duurzaam Vervoer7 en de motie van het lid Postma over niet schuiven met budget van gebruikte naar nieuwe elektrische personenauto's8 niet voornemens ben om te schuiven met de totaalbudgetten tussen de subsidie voor gebruikte emissievrije voertuigen (100 mln) en de subsidie voor nieuwe emissievrije auto’s (152 mln). Ook worden de schotten tussen de jaarbudgetten van de nieuwe en gebruikte elektrische personenauto’s niet weggehaald.
Het tot ontwikkeling brengen van een tweedehandsmarkt van elektrische personenauto’s is voor mij een belangrijke bouwsteen van het Klimaatakkoord. Daarom vind ik het wenselijk de schotten tussen de totale budgetten te handhaven. Op het ogenblik wordt conform mijn eerdere toezegging9 de regeling geëvalueerd. Deze tussenevaluatie wordt aan de Tweede Kamer aangeboden.
Deelt u de mening dat met het overtekenen van het beschikbare budget het bedrag per nieuw aangeschafte auto te ruim is? Zo nee, waarom niet?
Nee die mening deel ik niet. Bij de totstandkoming van de subsidieregeling en het bepalen van de hoogte van de subsidiebedragen is uitvoerig overleg gevoerd met de sector en betrokken partijen uit het Klimaatakkoord. Ook is de vraag over de hoogte van het subsidiebedrag expliciet voorgelegd in de internetconsultatie van de subsidieregeling10. Daarbij is aandacht geschonken aan de verschillende kosten zoals de aanschaf, afschrijving, belastingen, elektriciteit, onderhoud en verzekering. Naar verwachting is hiermee een goed evenwicht gevonden tussen het bedrag dat in 2020 en 2021 nodig is om particulieren over de streep te trekken om de aanschaf of lease van een elektrische auto in het A, B en C-segment te overwegen aan de ene kant, en de noodzaak om spaarzaam om te gaan met de beperkte beschikbare middelen aan de andere kant. Daarnaast hebben meerdere automerken (o.a. MG, Nissan en Renault) bovenop het subsidiebedrag een aanvullende korting gegeven bij aanvang van de regeling (een financiële en dus geen fiscale maatregel) om consumenten over de streep te trekken.
Het subsidiebedrag per nieuwe auto ligt in Nederland met max € 4.000,– overigens aan de lage kant vergeleken met landen als Frankrijk (max € 7.000,–) en Duitsland (max € 9.000,–).
Deelt u de mening dat de subsidieregeling bedoeld is om de aanschaf van nieuwe elektrische personenauto’s te stimuleren? Zo nee, wat is in uw beleving dan wel het doel van de subsidieregeling?
Ja, ik deel die mening. De Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) heeft conform de afspraken in het Klimaatakkoord tot doel het stimuleren van de aanschaf en lease van volledig elektrische personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren, teneinde de emissie van CO2 te verminderen. Het gaat hierbij dus niet alleen om de nieuwe elektrische personenauto’s maar ook om de gebruikte.
Deelt u de mening dat uitbreiding van het elektrische wagenpark door nieuwverkoop te stimuleren nodig is om het aanbod gebruikte elektrische auto’s uit te breiden zodat deze beschikbaar komen voor mensen met een minder grote beurs? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel die mening. Om de huidige markt van betaalbare gebruikte elektrische auto’s te laten groeien is nodig dat het aanbod nieuwe elektrische voertuigen toeneemt.
Kunt u toelichten waarom u nieuwe elektrische personenauto’s blijft overstimuleren met een subsidiebedrag van 4.000 euro waardoor er maar 277 auto’s in aanmerking komen voor een subsidie en deze pot ook binnen een dag is opgesoupeerd?
Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat hier sprake van is, zie mijn eerdere antwoord op vraag 5 en 7.
Kent u het begrip «hand aan de kraan», dat bedoeld is om niet te veel of te weinig uit te geven om een bepaald doel tijdig te realiseren?
Ja, ik ben bekend met de «hand aan de kraan» systematiek11.
Kunt u toelichten waarom het principe van «hand aan de kraan» niet toegepast wordt op de subsidieregeling voor de aanschaf van nieuwe elektrische auto’s?
Eén van de uitgangspunten van «hand aan de kraan» bij het uitvoeren van het in het Klimaatakkoord afgesproken ingroeipad is financiële beheersing. De budgetten van de particuliere subsidieregeling (nieuw en gebruikt) zijn jaarlijks begrensd («op is op»).
Deelt u de mening dat met «de hand aan de kraan» en een halvering van het subsidiebudget (van 4000 naar 2.000 euro) meer nieuwe elektrische auto’s fiscaal gestimuleerd hadden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet, want een halvering van het subsidiebedrag in 2020 en 2021 voor nieuwe EV’s van € 4.000,– naar € 2.000,– wil niet zeggen dat de vraag naar subsidie evenredig zou zijn gebleven met hetgeen we nu bij € 4.000,– hebben gezien. Daarnaast hebben meerdere automerken (o.a. MG, Nissan en Renault) bovenop het subsidiebedrag een aanvullende korting gegeven bij aanvang van de regeling (een financiële en dus geen fiscale maatregel) om consumenten over de streep te trekken. Als het subsidiebedrag vanuit de overheid te hoog was geweest, had dit geen toegevoegde waarde gehad. Ook is het de vraag of de regeling dan nog effectief is of dat vooral free riders (particulieren die toch al een elektrische auto wilden kopen) nog van de regeling gebruik gaan maken.
Verder is het zo dat in de huidige regeling reeds is voorzien in de verwachte kostendaling van nieuwe elektrische personenauto’s. Het subsidiebedrag voor nieuwe elektrische personenauto’s neemt in verband met de voorspelde kostendaling van batterijen gedurende de looptijd van de regeling af (zie tabel hieronder). RVO monitort de verkooprijzen van nieuwe en gebruikte elektrische personenauto’s. Als deze kostendaling harder of minder hard gaat kunnen de subsidiebedragen met een wijziging van de regeling worden bijgesteld.
Op het ogenblik wordt, zoals in het antwoord op vraag 10 aangegeven, de regeling tussentijds geëvalueerd. Dit gebeurt in samenwerking met het Formule E-team. Daarbij zal ook naar het subsidiebedrag per auto worden gekeken. De evaluatie zal vóór de zomer aan de Kamer worden aangeboden.
Bent u bereid om de subsidieregeling voor de aankoop van nieuwe elektrische personenauto’s vanaf 1 januari 2022 te wijzigen en het subsidiebedrag minimaal te halveren of substantieel te verlagen, zodat er meer mensen gebruik kunnen maken van deze regeling waardoor er meer nieuwe auto’s op de markt komen en daarmee het aanbod van het gebruikte wagenpark op termijn vergroot wordt?
Ik zie vooralsnog geen aanleiding voor het verlagen van het subsidiebedrag per auto omdat dit naar verwachting ten koste zal gaan van de effectiviteit van de regeling. Zie hiervoor mijn eerdere antwoord op vraag 17. Ik zal uw Kamer informeren over de resultaten van de geplande tussentijdse evaluatie.
Het bericht in Nieuwsblad Transport over mautclaim |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat rond de 600 Nederlandse bedrijven een claim hebben ingediend om de te veel betaalde Duitse trucktol over 2017 terug te vragen?1
Ja.
Steunt u de Nederlandse bedrijven in hun poging het te veel betaalde bedrag aan tol terug te krijgen? Zo ja, in welke vorm? Zo nee, waarom niet?
Het is goed dat bedrijven opkomen voor hun rechten en eventueel teveel betaalde tolgelden terugvorderen. De Duitse rechter moet echter nog een uitspraak doen over de oorspronkelijke zaak (een Poolse vordering). Een vordering van bedrijven is primair een aangelegenheid tussen die bedrijven en de Duitse overheid. Ik kan me niet mengen in eventuele gerechtelijke procedures.
Loopt Nederland de kans soortgelijke verwijzingen te krijgen vanuit het Europese Gerechtshof als wij dadelijk een eigen maut krijgen, tegen de achtergrond van het totaal door partijen geclaimde bedrag van 212 miljoen euro in vergelijkbare procedures?
Nee, dit heeft voor Nederland geen gevolgen. In deze zaak heeft het Hof van Justitie in reactie op een zogenaamd prejudiciële vraag over de uitleg van de Eurovignetrichtlijn van de Duitse rechter bepaald, dat de kosten van de verkeerspolitie niet in aanmerking mogen worden genomen bij de vaststelling van de tarieven van de tol (de Duitse «LKW-maut») voor zware vrachtvoertuigen. Handhavingskosten zijn niet meegenomen in het onderzoek naar de maximaal toegestane tarieven voor de vrachtwagenheffing. Daarbij liggen de voorgestelde tarieven voor de vrachtwagenheffing ruimschoots onder de berekende maximumtarieven.
Hoe kansrijk acht u terugbetaling van de Duitsers aan Nederlandse transporteurs en welke middelen hebben wij als rijksoverheid of heeft de sector zelf om ervoor te zorgen dat de uitspraak van het Europese Gerechtshof gestand wordt gedaan?
Elke rechter aan wie een zaak voorligt, mag een zogenaamd prejudiciële vraag stellen bij het Europese Hof van Justitie over de uitleg van het Europees recht.
Dat is hier gebeurd. De nationale rechter is daarna als eerste weer aan zet om een uitspraak te doen met inachtneming van het antwoord van het Europese Hof. In dit geval is dit een taak van de Duitse rechter. Ik kan niet vooruitlopen op die uitspraak en de gevolgen daarvan voor andere zaken.
Hoe denkt u over het feit dat TLN een no-cure-no-payconstructie is aangegaan met een claimbureau om tot terugbetaling te laten komen?
In het verlengde van diverse Duitse transportbonden heeft TLN met de Belgische zusterorganisatie Febetra een site ondersteund van «Eclaim» samen met het Duitse advocatenkantoor Hausveld (https://www.mautzurueck.de/nl/home-nl). Dit teneinde de Nederlandse bedrijven te faciliteren. Zo zijn er voor de bedrijven geen kosten aan verbonden, indien de vordering niks oplevert. Het is aan de individuele bedrijven of ze hiervan gebruik wensen te maken.
Kunt u deze vragen per stuk beantwoorden en voordat de Kamer spreekt over de invoering van een vrachtwagenheffing?
Ja.
Een overvol Schiphol |
|
Henk Krol , Cem Laçin , Corrie van Brenk (PvdA), Jan Paternotte (D66), Gijs van Dijk (PvdA), Eppo Bruins (CU), Lammert van Raan (PvdD), Remco Dijkstra (VVD), Femke Merel Arissen (Splinter), Suzanne Kröger (GL), Chris Stoffer (SGP), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Overvol Schiphol geen uitzondering: «Komende tijd wordt alleen maar drukker»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat regelmatig lange rijen voorkomen bij de paspoortcontrole waarbij geen of nauwelijks afstand tussen de reizigers bewaakt wordt?
De Minister-President heeft in het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op dinsdag 15 december jl. uitgesproken de beelden heel zorgelijk te vinden. Tevens gaf hij aan dat het kabinet verder in gesprek is met Schiphol om dit soort situaties te voorkomen. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft laten weten dat zij uit haar vel sprong toen ze de beelden van de drukte op Schiphol zag. Daarom heeft zij dit weekend meteen contact opgenomen met Schiphol en KLM dat deze problemen niet meer mogen voorkomen. De maatregel om 1,5 meter afstand te houden en de verplichting om in de publieke binnenruimtes een niet-medisch mondkapje te dragen gelden voor iedereen en ook op Schiphol. De situaties op Schiphol waarbij reizigers onvoldoende afstand bewaren zijn onacceptabel. Schiphol is en blijft open voor reizigers die een noodzakelijke reis moeten maken. Voor het overige is het dringende advies om thuis te blijven. Dat geldt dus ook voor familie en vrienden die reizigers wensen uit te zwaaien. Reizigers op Schiphol dienen de regels in acht te nemen. Wij hebben Schiphol om opheldering gevraagd en gezegd dat zij actie moeten ondernemen om te zorgen dat de maatregelen worden nageleefd. In de Kamerbrief luchtvaart en COVID-19 van vandaag geeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat nadere toelichting over de genomen stappen.
Bent u het ermee eens dat de situatie op Schiphol zoals deze op 13 december is vastgelegd, zeer onwenselijk is gezien de opgave waar Nederland voor staat in het bedwingen van het coronavirus?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat u – al dan niet in overleg met de veiligheidsregio – heeft gedaan om te voorkomen dat op onze nationale luchthaven maatregelen worden geschonden?
Zie antwoord vraag 2.
Zet Schiphol op dit moment de maximale logistieke capaciteit in om rijen te voorkomen?
Ja, Schiphol zet de maximale logistieke capaciteit in om rijen te voorkomen. In de brief die de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vandaag naar uw Kamer heeft verzonden over luchtvaart en COVID-19 is een aantal maatregelen opgesomd die direct na de piekdrukte van het afgelopen weekend zijn getroffen. De KMar blijft ondanks de teruggenomen passagiersaantallen passende inzet verlenen op Schiphol zodat alle beschikbare balies voor paspoortcontroles bemenst zijn.
Klopt het dat de drukte op Schiphol mogelijk alleen nog maar verder zal oplopen door de Brexit en het moeten overhandigen van een negatief testresultaat bij aankomst in Nederland?
Burgers uit het Verenigd Koninkrijk worden na de Brexit mogelijk derdelanders en moeten daardoor een grondige controle ondergaan bij de grensovergang volgens de Schengengrenscode. Ook dienen zij vanaf 1 januari 2021 een negatieve testuitslag en -verklaring te laten zien voorafgaand aan het boarden en bij de grens met Nederland. Ook in deze wachtrijen gelden de Nederlandse maatregelen. Hierover worden aankomende passagiers actief geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoeveel passagiers sinds de oproep van de premier begin november om tot half januari geen reizen naar het buitenland te ondernemen, per vliegtuig, vanaf- en naar Schiphol hebben gereisd? Welk percentage hiervan valt volgens u onder de categorie «essentiële reizen»?
Vanaf 1 november tot en met 7 december zijn 211.300 passagiers op Schiphol aangekomen en zijn 215.400 passagiers vanaf Schiphol vertrokken. Het gaat hierbij om passagiers (exclusief transferpassagiers) met Schiphol als start- of eindpunt. Het totale aantal reizigers in november is circa 85% minder geweest dan in dezelfde periode vorig jaar. Ter vergelijking: in november 2019 waren er ongeveer 3 miljoen in- en uitgaande passagiers. Het is onbekend hoeveel van deze passagiers een ‘essentiële reis’ heeft gemaakt.
Kunt u toelichten waarom ondanks de oproep van de premier om tot half maart geen reizen naar het buitenland te ondernemen, het besluit pas op 15-12-2020 werd genomen om de reisadviezen voor de Canarische eilanden te wijzigen naar oranje?2
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaan over de veiligheids- en gezondheidssituatie in het betreffende land of gebied. Vanwege de lokale gezondheidssituatie of inreisbeperkingen voor Nederlandse reizigers zijn de afgelopen maanden niet-noodzakelijke reizen naar vrijwel alle landen en gebieden in de wereld ontraden middels een oranje reisadvies. Slechts enkele gebieden, waaronder de Canarische eilanden, werden tot nu toe als veilig beoordeeld, op basis van een RIVM-advies. Daarnaast bevatten alle reisadviezen de eerdere oproep van het kabinet om niet naar het buitenland te reizen tenzij strikt noodzakelijk. Vanwege de door de Minister-President aangekondigde maatregelen en dringende adviezen in zijn toespraak van 14 december, is de dag erna besloten een generiek oranje reisadvies af te kondigen naast de oproep om tot medio maart niet te reizen. Het doorvoeren hiervan in alle systemen en de informatievoorziening aan diverse sectoren maakt dat dit dringende advies op 15 december jl. is gepubliceerd.
Bent u het ermee eens dat dit verwarring op kan hebben geleverd voor reizigers en de onwenselijke situatie dat tegen het advies in vluchten naar de Canarische eilanden werden gepromoot en geboekt, zoals dit ook het geval was voor reizen naar Curaçao?3
Het dringende advies niet naar het buitenland te reizen geldt ongeacht de kleur van de reisadviezen. Een geel reisadvies betekent: let op, veiligheidsrisico’s. Dit is geen aanmoediging voor het ondernemen van een vakantie.
Kunt u garanderen dat de reisadviezen van Buitenlandse Zaken nu altijd in lijn zullen zijn met de oproepen over reizen zoals gecommuniceerd tijdens persconferenties?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 8 gaan de reisadviezen primair over de veiligheids- en gezondheidsrisico’s in een land of gebied. Een dringend advies om niet te reizen tenzij strikt noodzakelijk wordt altijd opgenomen in de reisadviezen. Hierover is deze week contact geweest met de sector.
Bent u bereid om net als in het voorjaar het instrument van vliegverboden in te zetten indien dit noodzakelijk blijkt om de volksgezondheid te beschermen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u schetsen wanneer u dit instrument eventueel weer in zou zetten?
Een vliegverbod is op dit moment een onwenselijk instrument. Vluchten vinden plaats om het vitale transport van goederen en noodzakelijke reizen van passagiers te faciliteren. Ook mensen met cruciale beroepen moeten naar het buitenland kunnen reizen als dat noodzakelijk is. Dat geldt ook voor mensen die bijvoorbeeld naar een uitvaart van een familielid moeten.
Bent u bereid de huidige inzet ten aanzien van het ontmoedigen van niet-essentiële reizen verder te intensiveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Ja, daarom heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de kamer hierover vanavond geïnformeerd in de Kamerbrief luchtvaart en COVID-19.
Deelt u de mening dat met de recente besmettingscijfers en de beelden op Schiphol een extra urgentie is ontstaan om de teststraat op Schiphol zo snel mogelijk open te stellen voor reizigers en personeel op Schiphol? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u de teststraat zowel voor Schipholpersoneel als reizigers open te stellen?
Voor alle vliegreizigers wordt een negatieve testverklaring verplicht voor vertrek uit een risicogebied. Uw Kamer wordt hierover door de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat, van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het kerstreces geïnformeerd. Daarnaast verwacht de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat deze reizigers uit hoogrisicogebieden per half januari getest kunnen worden op dag 5 waardoor ze bij een negatief testresultaat hun quarantaine kunnen beëindigen na dag 5. Voor deze aanpak is nu geen teststraat op Schiphol vereist.
Verwacht u, naar aanleiding van de proef tussen Amsterdam en Atlanta, ook voor andere routes een air corridor op te kunnen zetten? Zo ja, welke routes staan dan het eerst op de planning en waarom zijn deze geprioriteerd?
De proef met de corridor tussen Amsterdam en Atlanta is gestart op 15 december jl. Op basis van de ervaringen tussen 15 december jl. en 5 januari a.s. zal een onderzoeksbureau een onafhankelijke evaluatie uitvoeren, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de veiligheid en gezondheid, de uitvoerbaarheid en de ervaringen van de reiziger. Als uit de evaluatie blijkt dat de proef succesvol is, zullen wij bezien of en hoe deze proef kan worden uitgebreid.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Zonder afbreuk te willen doen aan de vragen van de leden van de fracties zijn vragen daar waar mogelijk gecombineerd.
Het artikel 'Snelle douane helpt luchtvaart uit Corona' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Snelle douane helpt luchtvaart uit Corona»?1
Ja, met dien verstande dat de officiële titel van het geciteerde krantenartikel is «Amerikaanse grenscontroles op Schiphol om luchtvaart te redden».
Deelt u de mening dat preclearance, een sneller douaneproces voor passagiers die naar Amerika reizen door douanecontroles alvast op Schiphol uit te voeren, goed is voor de Nederlandse economie?
Preclearance heeft als doel het reisgemak van passagiers naar de Verenigde Staten te vergroten en ze de mogelijkheid te geven binnen de Verenigde Staten sneller te transfereren door op Schiphol de Amerikaanse grens- en douanecontroles te laten plaatsvinden. Dit is goed voor de concurrentiepositie van de luchtvaartsector en daarmee voor het Nederlands economisch belang (zie ook Kamerstukken 31 936, nr. 369 en nr. 489).
Klopt het dat de premier het onderwerp preclearance in juli 2018 met de Amerikaanse president heeft besproken? Zo ja, welke resultaten zijn er na deze gesprekken geboekt om preclearance te implementeren?
Ja. Uw Kamer is geïnformeerd over het werkbezoek van de premier aan de Amerikaanse president (zie verslag werkbezoek d.d. 2 juli 2018, kenmerk 2018D39088).
In reactie op uw vraag inzake de resultaten, kan ik u in algemene zin informeren over de bilaterale verdragsonderhandelingen met de Verenigde Staten. De eerder aan uw Kamer gemelde voorwaarden die Nederland heeft gesteld bij de start van de onderhandelingen worden in de gesprekken met de Amerikanen nog altijd gehandhaafd (Kamerstuk 31 936, nr. 369 en nr. 489).
Inmiddels is er overeenstemming met de luchthavensector en de Amerikanen over de inrichting en het operationeel concept. Het operationeel concept betreft afspraken over de inrichting van preclearance in het luchthavenproces. Voor het kabinet is verder van belang dat de private sector haar vertrouwen heeft uitgesproken dat met de Verenigde Staten tot overeenstemming kan worden gekomen inzake de financiering van preclearance. Voor wat betreft de overige in het bilaterale verdrag te borgen onderwerpen geldt dat ook hierop vooruitgang is geboekt.
Conform uw Kamer is toegezegd, zal het kabinet geen concessies doen aan de Nederlandse soevereiniteit. Elementen van de Nederlandse soevereiniteit betreffen de (inspectie) bevoegdheden van de Amerikaanse ambtenaren en de verenigbaarheid van preclearance met Nederlandse, Europese en internationale wet- en regelgeving, inclusief de mensenrechten.
Klopt het dat de preclearance gesprekken tussen Nederland en de Verenigde Staten al vier jaar lopen en inmiddels Ierland, België, Canada en Aruba reeds preclearance met de Verenigde Staten hebben ingevoerd?
De bilaterale onderhandelingen tussen Nederland en de Verenigde Staten zijn gestart in 2016 (zie TK 31 936, nr.369). In Canada is preclearance ingevoerd sinds 1952 (in 2016 vastgelegd in een overkoepelend New Preclearance Act), in Aruba vindt sinds 1994 op Koningin Beatrix Airport preclearance plaats en in Ierland is preclearance ingevoerd sinds 2009 (eerst Dublin Airport en daarna Shannon airport). In België is in 2020 een verdragsakkoord tot stand gekomen dat nog bekrachtigd dient te worden door het Belgische parlement. Er moet ook nog een technische overeenkomst worden afgesloten tussen de Verenigde Staten en de Brussels Airport Company.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is om passagiers in lange rijen te laten wachten in de Verenigde Staten tijdens de grenscontroles gelet op Covid-19 en mensenmassa’s voorkomen een criterium wordt waar passagiers hun luchthaven op selecteren?
Het is een feit dat in algemene zin vanuit het perspectief van COVID-19 mensenmassa’s vermeden moeten worden. Het doel van preclearance is dat de passagiersmobiliteit wordt bevorderd, zowel op Schiphol als bij aankomst in de Verenigde Staten.
Welke positieve economische impact verwacht u voor Schiphol door de invoering van preclearance op Schiphol?
Zie antwoord vraag 2.
Welke weglekrisico’s van passagiers zijn er bij het later invoeren van preclearance op Schiphol gelet op andere concurrerende luchthavens die dit voordeel wel aan hun reizigers kunnen aanbieden?
Over weglekrisico’s zijn geen uitspraken te doen. In algemene zin kan gesteld worden dat dit risico voor Nederlandse reizigers gemitigeerd is doordat o.a. het reizen naar bijvoorbeeld de luchthaven in België ook tijd kost.
Wanneer denkt u voor Schiphol en de reiziger het preclearance proces te kunnen inrichten in samenwerking met de Verenigde Staten?
Pas nadat de bilaterale verdragsonderhandelingen volledig zijn afgerond, kan het verdrag ondertekend worden. Daarna zal het verdrag ter goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd. De inwerkingtreding van het verdrag is afhankelijk van de onderhandelingen en het parlementaire wetgevingstraject.
Het bericht 'Elektrische auto duurder in onderhoud dan brandstofauto's' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichten «Elektrische auto’s duurder in onderhoud dan brandstofauto’s» en «Elektische auto duurder in onderhoud dan brandstofauto»?1
Ja.
Bent u bekend met de data van WESP waarbij precies te zien is wat de kosten zijn van een onderhoudsbeurt van een auto? Bent u bekend met het feit dat deze data meer dan 1,3 miljoen auto’s omvatten, inclusief hybride en volledig elektrische voertuigen?
WESP B.V.2 is een Besloten Vennootschap (B.V.) en heeft ons geen inzicht gegeven in deze data.
Deelt u de mening dat elektrische auto’s duurder zijn in onderhoud dan brandstofauto’s, terwijl de techniek eenvoudiger is? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet en ik heb geen indicaties dat deze opvatting kan rekenen op brede consensus. Veel markt- en consumentenorganisaties zijn van mening dat het onderhoud van elektrische auto’s voordeliger3 is of kan zijn, met name omdat elektrische auto’s («EV’s») minder bewegende onderdelen hebben die kunnen slijten. Ik verwijs u ook graag naar recent wetenschappelijk onderzoek van de TU Eindhoven4, waaruit blijkt dat EV’s nog langer meegaan dan aanvankelijk gedacht. Dat laatstgenoemde is een belangrijke reden voor lagere afschrijvingskosten.
Op de website van Nederland Elektrisch5 zijn enkele Q&A’s opgesteld over dit thema, mede door de BOVAG, de RAI vereniging, de ANWB en de Vereniging Nederlandse Autoleasebedrijven. Hierin staat vermeld dat bij een elektrische auto de aankoop nog duurder is, maar het gebruik en het onderhoud goedkoper. Deze partijen geven aan dat de kosten voor het gebruik van een elektrische auto veel lager zijn dan die van een diesel- of benzineauto. Zo gebruiken elektromotoren minder energie dan benzine- en dieselmotoren. Ook zijn de kosten voor elektriciteit per kilometer goedkoper dan die van benzine en diesel. Een elektrische auto kost minder aan reparaties, onderhoud en banden. Overigens is het voor een goede vergelijking bovendien belangrijk om auto’s uit vergelijkbare segmenten en leeftijden te vergelijken.
WESP B.V. geeft overigens op haar website aan dat er op basis van hun data geen uitspraken gedaan kunnen worden over de lange termijn kosten en het onderhoud van accu’s van elektrische auto’s.
Herinnert u zich de antwoorden op Kamervragen van 26 november 2015 over de milieuvervuiling van bandengruis?2 Is recenter nog (internationaal) onderzoek gedaan hiernaar? Wat waren de uitkomsten daarvan?
De vragen7 en antwoorden uit 2015 zijn mij bekend. Hierin is «autobandengruis» gedefinieerd als bron van microplastics.
Meer recent, in 2018, zijn door mij maatregelen en onderzoeken gepubliceerd in het kader van kabinetsmaatregelen gericht op het voorkomen van microplastics8. Dat was inclusief een brief van de Gezondheidsraad. Het RIVM geeft in een speciale «Nieuwsbrief microplastics» de laatste ontwikkelingen in kennis en beleid, inclusief wetenschappelijk onderzoek9.
Fijnstof bestaat uit kleine deeltjes van verschillende soorten stoffen. Fijnstof komt vrij bij de verbranding in de motor van auto’s die op benzine en diesel rijden. Dat gebeurt in de vorm van roet. Daarnaast komt er ook fijnstof in de lucht door de slijtage van banden en remmen. Die fijnstof is minder schadelijk dan het fijnstof dat ontstaat tijdens het verbranden van de brandstof. Dat komt omdat het grote deeltjes zijn en die komen minder diep in de longen.
Elektrische auto’s hebben een elektromotor. Bij het gebruik van een elektromotor komt geen fijnstof vrij. Bij elektrische auto’s komt alleen fijnstof vrij door het slijten van banden en remmen. Een elektrische auto remt bovendien op zijn motor. Zo maakt hij extra energie en slijten de banden en remmen minder snel. Daarom komt er minder fijnstof vrij door slijtage dan bij een auto die op benzine of diesel rijdt. TNO heeft becijferd dat alles bij elkaar tijdens het rijden van een elektrische auto het minste fijnstof vrijkomt. 28 procent minder dan bij een benzineauto en 41 procent minder dan bij een dieselauto1.De details van deze conclusies zijn uitgewerkt in de studies van CE Delft, CBS, RIVM en TNO10.
Als de slijtage aan autobanden bij elektrische auto's hoger is, wat doet deze verhoogde slijtage voor de uitstoot van fijnstof? Kunt u aangeven tot hoeveel extra kilo’s fijnstof dit leidt?
Zie antwoord vraag 4.
Herkent u het beeld dat bij elektrische auto’s gemiddeld 162 euro per beurt wordt betaald voor banden en bij een normale auto 49 euro? Als het zou gaan om vergelijkbare auto’s, klopt het dat elektrische auto’s vanwege een snellere accelaratie en meer gewicht zorgen voor een hogere slijtage aan banden?
Nee, dat beeld herken ik niet. Waar het gaat om de vergelijking van fijnstof-uitstoot tussen fossiele en elektrische auto’s verwijs ik graag naar de antwoorden op vragen 4 en 5.
Wat vindt u van de cijfers waaruit blijkt dat 48% van het wagenpark geen onderhoud heeft gehad de afgelopen twee jaar? Wat zouden de oorzaken kunnen zijn vanuit afstel- of uitstelgedrag als het gaat om onderhoud aan een auto?
Als iemand een voertuig op zijn naam heeft staan, dan horen daar een aantal verplichtingen bij zoals het hebben van een verzekering en het laten verrichten van een algemene periodieke keuring (APK). In algemene zin moeten alle voertuigen die gebruikmaken van de openbare weg aan de zogeheten permanente eisen voldoen. Dit zijn de minimale veiligheids- en milieueisen die te allen tijde gelden voor een voertuig en waarop een voertuig kan worden gecontroleerd langs de weg (door de politie) of bij de APK. Hierop wordt ook streng toegezien. Voor verdergaand onderhoud is elke voertuigeigenaar zelf verantwoordelijk.
Hoe zit het met de cybersecurity van elektrische oplaadpunten voor elektrische auto's? Hoe wordt deze gewaarborgd?
Inmiddels zijn er al belangrijke stappen gezet in dit kader. Het European Network for Cyber Security (ENCS) heeft in samenwerking met ElaadNL in december 2019 drie documenten gepubliceerd die richting geven aan laadinfrastructuur en cyber security. In deze documenten wordt op een rij gezet aan welke eisen laadinfrastructuur moet voldoen om veiligheid qua cyber security te waarborgen.
Marktpartijen zijn vervolgens binnen eViolin (de vereniging van laadpaaloperators en serviceproviders) een cybersecurity werkgroep gestart, die zich richt op de veiligheid tussen de e-rijder en het laadpunt. Ook voor andere schakels in de keten is in kaart gebracht hoe cybersecurity gerealiseerd kan worden. Onder de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) is dit jaar een taakgroep Cyber Security gestart die zich richt op kennisontwikkeling en -verspreiding. Deze taakgroep onderzoekt in meer detail welke risico’s voor cybersecurity aanwezig zijn in de keten van laden. Daarnaast wordt onderzocht in welke mate de bestaande laadinfrastructuur uitgerust kan worden met cybersecurity modules. Om te zorgen dat cybersecurity eisen voor nieuwe laadinfrastructuur zoveel mogelijk wordt toegepast wordt aandacht besteed aan cybersecurity in de actualisatie van de Basisset Laadpalen van het Nationaal Kennisplatform Laadinfrastructuur (NKL). Dit document helpt overheden om de juiste eisen op te nemen bij aanbestedingen voor de aanleg van laadpunten.
Wie is er binnen het kabinet verantwoordelijk voor de cybersecurity van deze elektrische infrastructuur? Welk wettelijk kader geldt er als het gaat om beveiliging van laadpaleninfra?
Ik ben verantwoordelijk voor (de uitrol van) laadinfrastructuur, inclusief de (veiligheids)eisen daaraan, evenals een eventuele beoordeling of laadpalen vitaal zijn. De Minister van Economische Zaken en Klimaat is verantwoordelijk voor (de stabiliteit van) het elektriciteitsnet. De vakministers zijn daarnaast verantwoordelijk voor de cybersecurity van vitale sectoren binnen hun domein. De Minister van Justitie en Veiligheid is coördinerend bewindspersoon cybersecurity en vitale infrastructuur. Op dit moment valt de laadinfrastructuursector niet onder de Wet Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen (Wbni). De taakgroep cybersecurity van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) verwacht in 2021 met een advies te komen op welke manier wettelijke borging van cybersecurity bij laadinfrastructuur het best geregeld kan worden.
Heeft de Wet Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen (Wbni) zowel werking op private als publieke laadpunten? Indien dit niet het geval is, hoe wordt dit opgelost?
De Wet Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen biedt de mogelijkheid om sectoren aan te wijzen die vitaal zijn voor Nederland. Vitale processen zijn processen die bij uitval of verstoring tot ernstige maatschappelijke ontwrichting kunnen leiden.
Laadpunten maken op dit moment geen onderdeel uit van de vitale infrastructuur en vallen daarmee ook niet onder de Wbni. De NAL-taakgroep cybersecurity verwacht in 2021 met een advies te komen op welke manier wettelijke borging van cybersecurity bij laadinfrastructuur het best geregeld kan worden. Daarbij richt het advies zich op zowel publieke als private laadinfrastructuur.
Kan, gezien het feit dat zowel het Ministerie van Justitie en Veiligheid als het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een verantwoordelijkheid dragen voor het in banen leiden van de snelle groei van laadinfrastructuur en de beveiliging daarvan, in onderling overleg een nadere invulling gegeven worden aan de Wbni?
Zoals bij vraag 10 aangegeven is er overleg tussen de Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat over cybersecurity en laadinfrastructuur en we verwachten dit onderwerp ook de komende tijd in overleg verder te continueren. In het advies in 2021 van deze werkgroep zal daarbij ook worden aangegeven hoe de wettelijke borging van de veiligheid van de laadinfrastructuur geregeld zou kunnen worden. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt betrokken in dit overleg.
Het bericht 'Renovatie Afsluitdijk duurt door fout zeker 3 jaar langer, valt duurder uit' |
|
Aukje de Vries (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Renovatie Afsluitdijk duurt door fout zeker 3 jaar langer, valt duurder uit»?1
Ja.
Kunt u al iets meer zeggen, dan in de brief van 4 november 2020 aan de Tweede Kamer staat, over de oorzaak van deze fout bij het project Afsluitdijk?2
In de reeksen van combinaties van waterstanden en golfhoogten die kunnen optreden waren bepaalde reeksen niet meegenomen. Het ging om relatief lage waterstanden waarbij toch vrij hoge golven kunnen optreden vanuit de IJsselmeerzijde. Hoewel voor het opstellen van de hydraulische randvoorwaarden een zorgvuldig proces is gevolgd waarbij ook diverse externe deskundigen zijn betrokken, ontbrak deze combinatie die voor het ontwerp onmisbaar bleek te zijn.
Wat zijn de gevolgen van het langer duren van de renovatie van de Afsluitdijk voor het autoverkeer, vrachtverkeer en fietsverkeer?
Het autoverkeer zal langer enige hinder ondervinden. Op de sluizen zal veelal één rijstrook per richting beschikbaar zijn. Dat leidt alleen op drukke momenten tot extra reistijd. De versterking van het dijklichaam zelf en de vernieuwing van de A7 worden naar verwachting uiterlijk 2023 afgerond. De lange wegversmallingen die op dit moment nodig zijn voor de vernieuwing van de A7 zullen daarna verleden tijd zijn. Voor vrachtverkeer blijft de breedte beperkt tot 3 m, waardoor exceptionele transporten over de Afsluitdijk voor langere tijd niet mogelijk zijn.
Het fietspad zal als gevolg van de vertraging langer dicht moeten blijven. Fietsers en wandelaars kunnen gebruik blijven maken van de fietsbus.
Deelt u de mening dat de hinder door eventuele uitloop van de werkzaamheden zo beperkt mogelijk moet blijven en zoveel mogelijk moet worden beperkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat realiseren?
Bij de uitloop van werkzaamheden streef ik, net als bij de werkzaamheden die nu worden uitgevoerd, naar zo min mogelijk hinder voor gebruikers van de weg, de vaarweg en voor de omgeving. Rijkswaterstaat en de opdrachtnemer overleggen met tal van belanghebbenden hoe de hinder voor hen zo goed mogelijk kan worden beperkt, bijvoorbeeld door noodzakelijke volledige wegafsluitingen zoveel mogelijk op rustige momenten of in de nacht te plannen.
Kan al een indicatie gegeven worden van de extra kosten? Ten koste van welke andere projecten gaat dit, aangezien de kosten ten laste van het Deltafonds gebracht worden?
Zoals ik u in mijn brief van 4 november jl. voor het Wetgevingsoverleg Water meldde, had ik gehoopt uw Kamer al meer te kunnen laten weten over de benodigde budgetaanvulling voor dit project. Helaas is dat op dit moment nog niet mogelijk, omdat we hier nog over in gesprek zijn met de aannemer. Naar verwachting kan ik u hierover komend voorjaar meer duidelijkheid geven. Vooralsnog is er geen sprake van dat dit ten koste gaat van andere projecten die worden bekostigd uit het Deltafonds.
Kunt u deze vragen schriftelijk beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Water van 11 november 2020 dan wel deze vragen mondeling beantwoorden in het wetgevingsoverleg Water?
Ja.
Het bericht 'Inspectie zet luchthaven mes op de keel' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Inspectie zet luchthaven mes op de keel»?1
Ik ben bekend met de inhoud van het artikel.
Welke rol heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in dit conflict gespeeld? Wat zijn de oorzaken voor dit conflict geweest? Zijn er meer incidenten bekend waar de ILT bij betrokken is geweest?
De aanleiding was het verzoek van Twente Airport om de zes widebody luchtvaartuigen2 van Lufthansa, die in juni en juli jl. op Twente Airport zijn geland, weer te laten vertrekken.
In 2019 en 2020 heeft Twente Airport aanvragen gedaan voor een permanente wijziging van het veiligheidscertificaat om onbeperkt vluchten mogelijk te maken voor widebody luchtvaartuigen (Boeing 777, Boeing 747, Airbus A340, e.d.). De ILT, vergunningverlener, kan hier niet mee instemmen, omdat Twente Airport op enkele onderdelen niet voldoet aan internationale wet- en regelgeving (ICAO annex 14) waarin regels zijn gesteld over de aanleg, inrichting, uitrusting. Deze wet- en regelgeving beoogt het veilig gebruik van luchthavens met betrekking tot de orde en de veiligheid. Volgens Twente Airport zouden de zes vliegtuigen van Lufthansa langdurig worden gestald met uiteindelijk zicht op demontage van de vliegtuigen. ILT heeft zodoende ingestemd met de landing van deze vliegtuigen. ILT heeft hierbij vanaf het begin duidelijk aan de exploitant aangegeven dat, vanwege het ontbreken van de infrastructuur, er geen sprake kan zijn van vertrek.
Klopt het dat de ILT risicogestuurd handhaaft? Hoe heeft deze situatie dan kunnen ontstaan?
Het klopt dat de ILT haar toezicht risicogestuurd inricht. Binnen deze kwestie gaat het met name om vergunningverlening en deze is niet onderhevig aan een risico-afweging. Deze situatie is ontstaan, omdat ILT niet met verschillende aanvragen tot een permanente wijziging van het veiligheidscertificaat van Twente Airport kan instemmen. Twente Airport voldoet namelijk op enkele onderdelen niet aan de internationale wet- en regelgeving. Op Twente Airport ontbreken onder andere Runway turn pads, Runway shoulders en Taxiway shoulders.
Welke veiligheidsrisico’s zijn in het geding geweest bij dit incident? Welke regels gelden er in deze situatie? Waar zijn deze regels op gebaseerd? Klopt het dat er andere regels gelden voor het opstijgen van een vliegtuig dan voor het landen van een vliegtuig? Kunt u dit nader verklaren?
Het gebruik van de luchthaven hangt af van het veiligheidscertificaat dat een luchthaven heeft. Dit veiligheidscertificaat wordt, indien voldaan is aan de ICAO-regelgeving zoals vastgelegd in artikel 8a.1 Wet Luchtvaart, verleend op basis van artikel 8a.2 Wet Luchtvaart.
Met het veiligheidscertificaat van Twente Airport was in deze situatie uitsluitend de landing van widebody luchtvaartuigen toegestaan die voor demontage (end-of-life) of stalling werden aangeboden. Zonder aangepast veiligheidscertificaat mochten luchtvaartuigen van bijvoorbeeld het type Boeing 747 niet vertrekken.
Klopt het dat het incident inmiddels opgelost is zonder tussenkomst van de rechter? Wat kunt u doen om te voorkomen dat soortgelijke incidenten in de toekomst ontstaan?
Deze kwestie met de zes vliegtuigen van Lufthansa betreft een unieke situatie en is inmiddels opgelost zonder tussenkomst van de rechter. Dit is een unieke situatie, omdat deze vliegtuigen normaalgesproken niet meer hoeven te vertrekken. De ILT heeft eenmalig een aanvullend pakket van veiligheidseisen aangeboden om ervoor te zorgen dat alleen deze zes vliegtuigen kunnen vertrekken. Twente Airport heeft aangegeven te voldoen aan dit pakket van eisen en te zorgen voor mitigerende maatregelen om de risico’s voor de veiligheid zo laag mogelijk te houden.
Het bericht 'Thuiswerken doen we blijkbaar nog steeds niet: het is onverminderd druk op de weg' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel van het Algemeen Dagblad van 29 oktober getiteld: «Thuiswerken doen we blijkbaar nog steeds niet: het is onverminderd druk op de weg»?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Herkent u het probleem dat het artikel schetst dat het nog steeds onverminderd druk op de weg is? Klopt het dat het, ondanks de stijgende aantallen coronabesmettingen, druk blijft op de weg?
Het Ministerie van IenW monitort de ontwikkeling van mobiliteit nauwgezet. Tijdens de intelligente lockdown dit voorjaar was het wegverkeer gedaald tot een bijzonder laag niveau, circa 35 tot 50% ten opzichte van 2019. In de zomer is de verkeersintensiteit weer sterk hersteld tot dichtbij het niveau van 2019. Met de ingang van de aangescherpte maatregelen dit najaar is de verkeersintensiteit weer enigszins gedaald. Gedurende de maanden oktober, november en de eerste helft van december was de verkeersintensiteit circa 70–80% van het oude niveau. Bovengenoemde cijfers laten zien dat de drukte op het wegennet in de eerste maanden na de lockdown weliswaar sterk is hersteld, maar nog steeds lager ligt dan het niveau van voor de crisis. Vooralsnog heeft het gedeeltelijke herstel van het wegverkeer niet geleid tot een sterk herstel van de congestie (filedruk); de piekdrukte tijdens de ochtend- en avondspits ligt nog onder het niveau van 2019.
Wat is volgens u de reden dat het onverminderd druk is op de weg, ondanks de oproep van het kabinet om zo veel mogelijk thuis te werken?
Thuiswerken is zonder meer een belangrijke factor in de drukte op het wegennet en heeft bijgedragen aan de sterke afname van de filedruk sinds het begin van de coronacrisis. Een belangrijke kanttekening hierbij is echter dat de oproep zoveel mogelijk thuis te werken niet van toepassing is op alle werkenden. Het deel van de beroepsbevolking met een beroep dat niet vanuit huis kan worden beoefend, of waarbij reizen onderdeel van het werk is, zal gebruik blijven maken van het wegennet. Daarbij wordt de verkeersintensiteit beïnvloed door meer factoren dan thuiswerken alleen. De verkeersdrukte kan bijvoorbeeld ook toenemen wanneer er vaker met de auto wordt gereisd voor andere doeleinden, zoals een familiebezoek of recreatie. Ook kan substitutie tussen modaliteiten leiden tot extra drukte, bijvoorbeeld wanneer reizigers voor bepaalde verplaatsingen het OV verruilen voor de auto. Verder is de hoeveelheid vrachtverkeer op de weg na de eerste lockdown dit voorjaar snel hersteld richting het oude niveau en sindsdien betrekkelijk stabiel gebleven.
Hoe beoordeelt u de uitspraak uit het artikel dat we met het grootste verkeersexperiment ooit bezig zijn? Maakt vaker thuiswerken of betere spreiding het mogelijk dat de fileproblematiek verminderd wordt of misschien wel opgelost wordt?
De coronacrisis heeft zonder meer geleid tot een ongekende situatie, waarin een groot deel van de werknemers in Nederland in korte tijd en op grote schaal is gaan thuiswerken. Het effect hiervan op mobiliteit en congestie is groot, zoals de cijfers laten zien (zie de beantwoording van vraag 2). Thuiswerken en spreiding worden door IenW al langer ingezet als instrument om congestie te beperken. Met de coronacrisis zijn de ontwikkelingen op dit gebied echter in een stroomversnelling geraakt.
Welke voortgang wordt er geboekt met werkgevers die meer ruimte bieden aan hun medewerkers om flexibeler te werken?
IenW zet samen met provincies en gemeenten in op een regionale werkgeversaanpak als onderdeel van de MIRT-afspraken. Doel van deze aanpak is, onder meer, om werkgevers te stimuleren en te helpen het nieuwe reisgedrag tijdens de coronacrisis waar mogelijk te bestendigen. Denk hierbij aan meer thuiswerken en een betere spreiding over dag en week. Aanvullend op de regionale werkgeversaanpak zijn met VNO-NCW en MKB-Nederland afspraken gemaakt over communicatie richting werkgevers. Deze communicatie omvat onder meer het delen van best practices en het stimuleren van het bedrijfsleven om deel te nemen aan de regionale gesprekken om zo te komen tot een gebiedsgerichte aanpak. Hiervoor wordt onder andere gebruik gemaakt van «zowerkthet.nl», een platform met tools, tips & tricks over thuiswerken en slim reizen. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de Kamerbrief over de invulling van motie-Postma c.s. (Kamerstuk 35 570 XII nr.27) inz. werkgeversafspraken over thuiswerken en flexibel werken, die gelijktijdig met deze brief is verstuurd.
Als het druk op de weg blijft en COVID-19 de wens van individueel vervoer alleen maar laat stijgen, wat betekent dit dan voor de noodzaak om te blijven investeren in asfalt en het slimmer gebruik daarvan?
Op dit moment bevinden we ons nog midden in de coronacrisis, hiermee is het nog te vroeg om de balans op te maken en voorspellingen te doen over reisgedrag en de drukte op het wegennet op de lange termijn.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg MIRT dat 7 december gepland staat?
Dit is helaas niet gelukt.
Het bericht 'ASV: Kade Kanaleneiland Utrecht geteisterd door inbrekers' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Algemene Schippers Vereeniging (ASV): Kade Kanaleneiland Utrecht geteisterd door inbrekers»?1
Ja.
Hoeveel inbraken zijn er de afgelopen jaren geweest aan de kade bij Kanaleneiland in Utrecht?
Rijkswaterstaat heeft zelf geen gegevens over het aantal inbraken en heeft de gegevens opgevraagd bij de gemeente. Dat leidt tot het hieronder staande beeld van registraties over inbraak/diefstal of pogingen daartoe.
jaar
2016
2017
2018
2019
2020 (jan tot nov)
registraties
2
5
2
0
2
Wat is er de afgelopen jaren aan preventie gedaan? Klopt het dat er meer cameratoezicht is geplaatst bij de kade? Waarom is er nog steeds sprake van zoveel inbraken?
Er is de afgelopen jaren het nodige gedaan aan preventie. Het voortouw lag daarbij bij de gemeente en de politie; bij hen ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de sociale veiligheid rond deze ligplaatsen. Rijkswaterstaat draagt waar mogelijk bij aan het vergroten van de veiligheid.
In 2014 is het wandelpad op de kade door de gemeente Utrecht getransformeerd naar een wandelboulevard, waarbij ook fietsen is toegestaan. De gehele boulevard is gelijktijdig voorzien van straatverlichting.
Daarnaast werkt Rijkswaterstaat op verzoek van de gemeente Utrecht een voorstel uit om de veiligheid voor de voertuigen van de passagiers die opstappen op de cruiseschepen te verhogen. De cruiseschepen meren nu aan op de gereserveerde ligplaatsen op het meest noordelijke deel van de kade van Kanaleneiland. Door het verplaatsen van deze ligplaats van de noordelijke naar de meest zuidelijke ligplaats van Kanaleneiland, kunnen de voertuigen van de passagiers bijvoorbeeld gemakkelijker en veilig in P&R Westraven geparkeerd worden.
Er staan geen camera’s in de openbare ruimte rond de ligplaatsen. Dit is een taak van de gemeente Utrecht, aangezien het hun beheersgebied is.
Rijkswaterstaat heeft wel drie camera’s staan aan de westzijde van het kanaal (de overzijde) om ligplaatsbeheer te monitoren. Deze camera’s zijn echter niet bedoeld ter preventie van inbraken, maar om scheepvaart te informeren over de beschikbare ligplaatsen.
Het aantal inbraken hangt van meer elementen af dan de ligging en de inrichting van de ligplaatsen alleen. Die elementen vallen onder de bevoegdheid van de gemeente en politie; zoals ook bij antwoord 2 aangegeven heeft Rijkswaterstaat daar zelf geen gegevens over.
Klopt het dat de kade eigendom is van Rijkswaterstaat? Zo ja, bent u bereid om in samenwerking met Rijkswaterstaat en de politie naar oplossingen te zoeken?
De damwandconstructie met de ankers en de ondergrond van de kade is van Rijkswaterstaat. De boulevard op de kade is in eigendom, beheer en onderhoud bij de gemeente Utrecht. De ligplaatsen liggen daarmee aan een openbaar toegankelijke, doorgaande stadsboulevard voor wandelaars en fietsers.
Rijkswaterstaat is zeker bereid om mee te denken over mogelijke oplossingen en heeft dit ook laten weten aan de politie, de gemeente, ASV en Koninklijke BLN Schuttevaer.
Zijn er nog meer ligplaatsen bekend waarbij er sprake is van aanhoudende inbraken? Zo ja, waar bevinden deze plaatsen zich? Wat kan hier aan gedaan worden?
Er zijn ons geen ligplaatsen in Rijkswateren bekend waar sprake is van aanhoudende inbraken.
Kunt u de vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Maritiem van 3 december aanstaande?
Ja.
Het bericht 'Uitbaggeren van het Westgat is weer nodig' |
|
Aukje de Vries (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Uitbaggeren van het Westgat is weer nodig»?1 Wat vindt u van het bericht?
Ja, ik ben ermee bekend. Bij de beantwoording van de vragen 2 en 3 ga ik op het bericht in.
Wanneer is het Westgat voor het laatst uitgebaggerd door Rijkswaterstaat? Klopt het dat dit voor het laatst twee jaar geleden (2018) is gebeurd?
Het Westgat is in 2018 op verzoek van de regio als pilot eenmalig uitgebaggerd in opdracht van het Havenbedrijf Lauwersoog en niet in opdracht van Rijkswaterstaat. De baggerwerkzaamheden zijn gefinancierd door de betrokken regionale partijen: provincies Fryslân en Groningen, de gemeenten Het Hogeland en Noardeast-Fryslân, het Havenbedrijf Lauwersoog en de Visafslag Lauwersoog.
Hoe heeft het regulier baggeren van het Westgat de afgelopen twee jaar plaatsgevonden? Hoe wordt het regulier baggeren bij het Westgat uitgevoerd en hoe vaak? Wat is de planning voor het baggeren en het op diepte houden van het Westgat?
Er is geen sprake van regulier baggeren van het Westgat. In 2018 is eenmalig als pilot, in opdracht van het Havenbedrijf Lauwersoog, een drempel in de buitendelta weggehaald, nadat die door aanzanding te ondiep voor de gebruikers was geworden.
Wat vindt u van de oproep om «werk met werk» te maken? Welke mogelijkheden ziet u daartoe? In hoeverre zou dit goedkoper kunnen zijn?
Ik ondersteun de oproep om zaken zo (kosten)efficiënt mogelijk aan te pakken. Er is bij de pilot van het Westgat in 2018 verkend in hoeverre het mogelijk zou zijn om het zand dat vrijkomt door het baggeren van het Westgat te gebruiken voor kustonderhoud (in het kader van veiligheid) door middel van zandsuppleties bij bijvoorbeeld Ameland of Schiermonnikoog. Kustonderhoud wordt uitgevoerd met twee doelstellingen: het onderhoud van de basiskustlijn (de kustlijn op dezelfde plek houden) en het meegroeien van het kustfundament met de zeespiegel (aanvullen van de zandvoorraad). De doelstellingen voor het kustfundament worden alleen gehaald als er zand van buiten het kustfundament (de NAP -20 meter lijn) wordt gebruikt. Het gebruiken van zand van binnen het kustfundament (dus van een lagere diepte, zoals uit Westgat) draagt niet bij aan dit doel en kan dus niet worden gebruikt.
Hoe moet dit bericht worden gezien in relatie tot de aangenomen motie Aukje de Vries c.s. d.d. 11 december 2019 waarin «de regering wordt verzocht de bereikbaarheid van de Waddeneilanden en Waddenhavens in beleidsstukken aan te merken als van maatschappelijk en economisch belang» (Kamerstuk 29 684, nr. 198)? Bent u het eens dat het dan ook van maatschappelijk en economisch belang is om in de uitvoering ook de bereikbaarheid van de Waddeneilanden en Waddenhavens te waarborgen en te regelen? Zo nee, waarom niet?
Met de ontwerpAgenda voor het Waddengebied 20502 (Agenda) is invulling gegeven aan de motie van het lid De Vries c.s.3 waarin de regering wordt verzocht de bereikbaarheid van de Waddeneilanden en Waddenhavens in beleidsstukken aan te merken als van maatschappelijk en economisch belang. In de Agenda wordt onderkend dat bereikbaarheid van groot belang is voor de economie en de leefbaarheid. Het uitgangspunt voor de bereikbaarheid in het Waddengebied is dat er zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke geulen. De vaargeulen in de buitendelta’s (waaronder het Westgat) worden gemarkeerd door boeien die af en toe, vanwege de dynamiek in het gebied, verlegd moeten worden. In de eerder aan u meegezonden kopie van de brief aan het college van gedeputeerde staten van Groningen van 10 juli 20174 is aangegeven dat Rijkswaterstaat geen baggerwerkzaamheden verricht in de dynamische buitendelta’s. Conform de uitgangspunten uit de Nationale Omgevingsvisie en de Agenda wordt de Rijksinzet omtrent duurzame bereikbaarheid van de Waddeneilanden en de Waddenhavens vastgelegd in het Nationaal Waterprogramma 2022–2027 (NWP). Toekomstige opgaves, morfologische ontwikkelingen en ontwikkelingen in de scheepvaart en mobiliteit kunnen worden verkend als onderdeel van het Uitvoeringsprogramma van de Agenda, daarbij rekening houdend met onder meer de impact op de natuur.
Bent u het eens dat het op diepte houden van het Westgat van belang is voor de bereikbaarheid van Lauwersoog en dus ook van belang is voor de economie in het gebied?
De bereikbaarheid van de haven van Lauwersoog is belangrijk voor de regionale economie. De eindevaluatie van de pilot in 2021 zal de betrokken regionale partijen inzicht geven in de kosten en baten van de eenmalige verdieping van het Westgat.
Door de provincie Groningen is in september 2020 – namens de betrokken partijen – een tussenevaluatie van de pilot het Westgat uitgebracht. In die tussenevaluatie staat dat de baggeringreep bij het Westgat een versterkend effect heeft (gehad) op de economische betekenis van de haven. Totdat de eindevaluatie van de pilot heeft plaatsgevonden, kunnen echter nog geen definitieve conclusies worden getrokken.
Kunt u aangeven wat de (economische) effecten zijn geweest van het baggeren van het Westgat? Bent u het met de havendirecteur van Lauwersoog eens dat het baggeren een succes was en de bedrijven en regio daarvan geprofiteerd hebben?
Zie de beantwoording onder vraag 6.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden en in ieder geval ruim voor het algemeen overleg Wadden?
Ja, bij deze.
Het bericht 'Spanje wil tweede instorting toerisme voorkomen' |
|
Thierry Aartsen (VVD), Remco Dijkstra (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Spanje wil tweede instorting toerisme voorkomen»1 en de operatie Semana Santa waarbij verkend wordt of veilige corridors en speciale (snel)testen het toerisme kunnen redden?
Ja.
Hoe staat u tegenover veilige corridors en (snel)testen? Is dit in het licht van ontwikkelingen in de veiligheidskaders, in de nabije toekomst denkbaar als oplossing om toerisme weer op gang te helpen? Kan met voldoende waarborgen en duidelijke afspraken omgeven, toerisme op enig moment weer opstarten naar specifieke beschermde bestemmingen?
Op dit moment nemen de aantallen besmettingen in heel Europa toe. De situatie is ook in Nederland zeer ernstig. Daarom zit Nederland sinds 13 oktober jl. in een gedeeltelijke lockdown, waarbij de oproep is om niet-noodzakelijke reizen naar het buitenland tot medio januari te vermijden. Alles is nu gericht op het weer onder controle krijgen van het virus. Daarom is op dit moment geen sprake van het weer op gang helpen van toerisme. Voor de verdere toekomst sta ik positief tegenover initiatieven.
Verder wil ik stappen zetten om noodzakelijke reizen vanuit COVID-19-risicogebieden veiliger te maken, onder andere door het vragen van een negatieve testverklaring. Daarnaast heeft het OMT in hun 85e advies aangegeven dat ze het mede gezien de huidige testcapaciteit verantwoord vinden om een PCR-test aan te bieden op de vijfde dag na het laatst mogelijke blootstellingsmoment. Een reiziger kan dan na een negatieve testuitslag na vijf dagen uit quarantaine, in plaats van na tien dagen. Daarmee kan mogelijk de veiligheid van de reis worden bevorderd en de import en export van het virus verder worden beperkt. Voor meer informatie hierover verwijs ik u graag naar paragraaf 15 van mijn Kamerbrief van 18 november jl2.
Deelt u de mening dat het toerisme in Europa een gigantische klap heeft gekregen en dat de economieën in bepaalde regio’s zeer zwaar getroffen zijn door de uitbraak van COVID-19 en de opgelegde reisbeperkingen? Snapt u dat landen op een gegeven moment oplossingen proberen te bedenken om reizigers weer veilig te mogen ontvangen?
Ja. De toerismesector is een van de sectoren die zeer hard geraakt is door de pandemie. Van het een op het andere moment zijn vergaande (grens)maatregelen getroffen en zijn reizen geannuleerd. Dit raakt niet alleen de bedrijven die in deze sector werken, maar ook veel landen die in meer of mindere mate afhankelijk zijn van de inkomsten uit toerisme. Ik snap dus heel goed dat door deze landen naar oplossingen gezocht wordt om toerisme weer veilig op te starten en sta hier welwillend tegenover, als dat op een verantwoorde manier kan.
Welke voortgang valt er te verwachten naar aanleiding van de motie-Remco Dijkstra c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 572) om te komen tot een betere afstemming van reisadviezen en ruimte voor maatwerk? Is een speciale reiscorridor tussen soortgelijke en/of veilige gebieden denkbaar?
De Europese Commissie heeft op 4 september 2020 een Raadsaanbeveling gepresenteerd over een meer gecoördineerde aanpak van de respons op de COVID-19 pandemie, die op 13 oktober jl. is aangenomen in de Raad Algemene Zaken. Uw Kamer is op 9 oktober jl. geïnformeerd over de kabinetsappreciatie aangaande deze Raadsaanbeveling. Waar de volksgezondheidssituatie dit toestaat acht het kabinet een meer gecoördineerde aanpak van belang. De Raadsaanbeveling helpt Lidstaten hun reisadviezen beter en te coördineren door aan de hand van vastgestelde criteria en daarbij behorende drempelwaarden gebieden in te schalen als groen (laag), oranje (midden) en rood (hoog). Daarnaast kunnen gebieden als grijs gekwalificeerd worden wanneer er onvoldoende data beschikbaar is. Nederland zal deze informatie gebruiken bij het opstellen van de nationale reisadviezen, waardoor deze naar verwachting beter aan zullen sluiten bij de reisadviezen van andere lidstaten. Het blijft echter zo dat het lidstaten vrij staat om uiteindelijk hun eigen reisadvies op te stellen. Dit is belangrijk omdat een reisadvies van veel variabelen afhangt. Hoewel een speciale reiscorridor tussen soortgelijke en/of veilige landen geen deel uitmaakt van de Raadsaanbeveling, wordt in samenwerking met de sector wel verkend of ook van en naar Schiphol veilige corridors een mogelijkheid zouden kunnen zijn, zie ook vraag 6. Het is nog onzeker of dit op korte termijn voor toerisme een oplossing biedt.
Welke rol zou de EU op zich kunnen nemen om de criteria te bepalen waaraan testen en corridors moeten voldoen?
In navolging van de Raadsaanbeveling over een meer gecoördineerde aanpak van de respons op de pandemie zal worden gekeken op welke terreinen er meer coördinatie mogelijk is. Testen is hier een onderdeel van. Zo wordt onder andere gesproken over het wederzijds erkennen van elkaars testen, gebruik van sneltesten en adviezen ten aanzien van testbeleid. Ook is de ECDC-lijst met betrekking tot reisadviezen belangrijk voor Europese afstemming over reisadviezen.
Bent u bekend met een soort luchtbrug tussen bepaalde eilanden en het Verenigd Koninkrijk? Zou zoiets ook tussen Nederland en bepaalde bestemmingen kunnen? Zijn soortgelijke initiatieven u bekend, bijvoorbeeld tussen Duitsland en bepaalde Spaanse regio’s, of richting Turkije en Griekenland?
Ja, hier ben ik mee bekend. Op dit moment kent Nederland geen luchtbrug met andere landen. Wanneer de gezondheidssituatie vakantiereizen toelaat wil ik onderzoeken of dergelijke internationale afspraken te maken zijn.
Duitsland heeft tegen het einde van de Spaanse «lockdown» deze zomer een «luchtbrug» opgezet naar de Balearen, waarbij gedetailleerde afspraken tussen overheden en touroperators golden over waarborgen tijdens reis en verblijf.
Vrij snel daarna gingen de grenzen weer voor iedereen open. Inmiddels is het Duitse reisadvies alweer enige tijd negatief.
De Balearen en de Canarische eilanden hebben recent een akkoord gesloten over een veiligheidsprotocol met de centrale Spaanse regering, dat toerisme vanuit een aantal Europese landen mogelijk moet maken. Het protocol voorziet onder andere in de verplichting voor inreizende toeristen om een recente negatieve testuitslag te overhandigen. Ook bij vertrek vanaf de eilanden is een test verplicht. De kosten voor die laatste test en voor een eventuele (gedwongen) quarantaine op de eilanden, worden gedragen door de regionale overheid zelf.
Voor de opening van het toeristenseizoen, overwoog Griekenland samen met een aantal andere relatief veilige landen om toeristen corridors in te stellen maar aan het begin van de zomer ging Griekenland voor steeds meer landen open, inclusief voor Nederlanders. Duitsland heeft een korte tijd een regeling met Turkije gehad, maar deze is inmiddels opgeheven omdat die niet succesvol was.
Inmiddels zijn er veilige corridors gestart voor een verbinding tussen Rome en Milaan. Ook tussen Parijs en La Réunion, en tussen Singapore en omringende landen zijn er veilige corridors. Ook zijn er plannen om een veilige corridor te starten tussen New York en London, naar verwachting voor de kerstperiode.
Deze corridors verschillen overigens wel van elkaar als het gaat om het soort test dat wordt gebruikt (PCR/Antigeen), de frequentie en moment van het testen. De oprichting van een veilige corridor en de randvoorwaarden waaraan voldaan wordt (bijvoorbeeld de wederzijdse erkenning van testen), gebeurt in nauwe samenspraak tussen landen.
De Verenigde Staten heeft interesse getoond in de oprichting van een veilige corridor tussen Schiphol en Atlanta voor noodzakelijke reizen. Momenteel vindt overleg plaats met betrokken partijen onder welke voorwaarden een dergelijke corridor eventueel mogelijk kan worden gemaakt.
Als erover nagedacht wordt, wie zijn dan naast de touroperators die het veilig moeten kunnen aanbieden en de regionale gezondheidsinstanties, verder de relevante partijen die de doorzettingsmacht hebben om een dergelijke oplossing goed te keuren?
Een veilige corridor waarbinnen vakantiereizen mogelijk zijn, kan op verschillende manieren worden ingevuld. Hier wordt naar gekeken, maar het is nu nog niet aan de orde. In ieder geval zijn internationale of bilaterale afspraken vereist, bijvoorbeeld over erkenning van testen (inclusief negatieve testverklaring), vertrouwen in de algemene corona-aanpak in een ander land of maatregelen tijdens de reis.
Als op dit moment in verband met COVID-19 het hiervoor nog te vroeg is, is het denkbaar dat eind dit jaar, of volgend jaar dergelijke oplossingen wel acceptabel worden? Zo nee, waarom niet? Indien een touroperator of luchthaven binnenkort een oplossing biedt voor zowel testen, als veilig reizen en accommodatie, wat belet de uitvoering?
Graag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 2.