Het bericht ‘Opnieuw fors financieel tekort Gelre Ziekenhuizen’ |
|
Jimmy Dijk |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Heeft u het artikel «Opnieuw fors financieel tekort Gelre Ziekenhuizen» gelezen en wat is uw reactie hierop?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Wat vindt u van de uitspraak van ziekenhuisbaas Pier Eringa: «Dat als je 20 mensen op een ochtend op het spreekuur zou kunnen hebben, en je weet dat bijna iedere dag wel een paar patiënten op het laatste moment afhaken, om dan te plannen voor 23 mensen in plaats van 20. Dat zijn kleine dingen, maar als je dat op iedere poli elke dag doet, levert dat het ziekenhuis veel op.»? Vindt u dit een gepaste uitspraak van een ziekenhuisbestuurder? Zo ja, waarom? Zo nee, gaat u Pier Eringa hiervoor als Minister op het matje roepen? Welke consequenties kan dit voor hem hebben?
Als Minister ga ik niet over de uitspraken van individuele ziekenhuisbestuurders. Het is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders om te beslissen over de inrichting van de eigen zorgorganisatie, mits dit binnen de geldende normen is, én op voorwaarde dat de kwaliteit en continuïteit van zorg geborgd zijn.
Bent u het eens met Pier Eringa dat er in ziekenhuizen zoveel mogelijk «productie» moet worden gedraaid? Zo nee, waarom staat u toe dat ziekenhuisbestuurders op deze manier over onze ziekenhuizen spreken alsof het bedrijven zijn?
Zie mijn antwoord bij vraag 2.
Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met het Gelre Ziekenhuis? Kunt u alle onderliggende stukken van dit contact naar de Kamer sturen?
Mijn ambtsvoorganger, de toenmalige Minister voor Medische Zorg, heeft op woensdag 6 maart 2024 gesproken met de bestuursvoorzitter van Gelre Ziekenhuizen. Tijdens dit overleg is onder andere gesproken over het
langetermijnperspectief van de (ziekenhuis)zorg in de regio, en de betrokkenheid van het lokaal openbaar. Er was enkel een interne nota ter voorbereiding voor de toenmalige Minister. Deze is bijgevoegd.
Daarnaast is er voor de beantwoording van deze Kamervragen feitelijke informatie ontvangen vanuit Gelre Ziekenhuizen over de stand van zaken en de context waarin de uitspraken zijn gedaan.
Wanneer heeft u voor het laatst met bezorgde patiënten uit Zutphen en omstreken gesproken over het verschralen van de ziekenhuiszorg in hun regio? Indien u dit niet heeft gedaan, waarom niet?
Ik heb (nog) geen gesprek gevoerd met patiënten uit de regio Zutphen.
Bent u bereid om een onderzoek te starten naar de gevolgen van het sluiten van de verloskamers en de beperkte openingstijden van de Spoedeisende Hulp (SEH) in Zutphen? Zo nee, waarom niet?
Voorafgaand aan de invoering van de maatregelen zijn alle benodigde stappen uit de AMvB en ministeriële regeling acute zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz, hoofdstuk 8a en Uitvoeringsregeling Wkkgz, hoofdstuk 3a) gevolgd door Gelre Ziekenhuizen. De AMvB en de regeling borgen de betrokkenheid van onder meer burgers en gemeenten tijdens het besluitvormingsproces. Gelre Ziekenhuizen heeft onder andere de cliëntenraad van het Gelre, diverse regionale (zorg)partners en belanghebbende gemeenten geconsulteerd en betrokken bij de besluitvorming. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft hierop meegekeken.
Daarnaast heeft een uitgebreide toetsing plaatsgevonden binnen het netwerk acute zorg. Ook zijn er twee continuïteitsplannen gemaakt en vastgesteld in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ). Via diverse regionale overleggen worden de effecten gemonitord. Naast de IGJ kijkt ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) mee in dit reorganisatieproces vanuit hun toezichthoudende rol.
Wat zou het gevolg kunnen zijn voor het Gelre ziekenhuis als het ziekenhuis in de loop van 2025 het maximale bedrag dat het «rood» mag staan bereikt heeft? Kunt u aangeven of dit mogelijk kan leiden tot het volledig sluiten van het Gelre Ziekenhuis? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Het is allereerst aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om met elkaar goede financiële afspraken te maken. Wanneer ziekenhuizen in financiële problemen (dreigen) te komen, en de continuïteit van de zorg in het geding dreigt te komen, gelden de Early Warning System (EWS)-afspraken. Hierdoor kan er op tijd ingegrepen worden. Ik heb geen EWS-melding ontvangen over Gelre Ziekenhuizen. Dit betekent dat de financiële problemen niet hebben geleid tot een onbeheersbare situatie met risico’s voor de patiëntveiligheid en de continuïteit van de zorg.
Ik heb geen gedetailleerd inzicht in de financiële situatie van Gelre Ziekenhuizen. Daarnaast valt de financiële huishouding van een individuele ziekenhuisorganisatie niet onder mijn verantwoordelijkheid. Ik kan daarover dan ook geen uitspraken doen.
Wat is uw reactie op de argumenten die het ziekenhuis aandraagt waarom dit financieel tekort ontstaat, zoals de inhuur van ZZP’ers en het tekort aan verpleeghuisbedden? Erkent u dat dit een gevolg is van uw eigen gefaalde beleid?
Als Minister ga ik niet over de individuele bedrijfsvoering van een ziekenhuisorganisatie. Deze Minister zit net 8 weken op deze post.
Ten aanzien van inhuur van ZZP’ers geldt in algemene zin dat zorginstellingen een behoefte hebben aan een flexibele schil, bijvoorbeeld voor «piek, ziek en uniek». Echter in de praktijk is te zien dat zorginstellingen ook noodgedwongen flexwerkers inzetten om de reguliere roosters gevuld te krijgen. In 2023 zijn er in de sector zorg en welzijn smal (exclusief kinderopvang) 130.000 zzp’ers en 25.000 uitzendkrachten als flexwerkers ingezet. In deze sector betreft dat 10,2% van de totale werkzame bevolking.
Het aanpakken van personeelskrapte in de zorg heeft zeer grote prioriteit. Zorg is mensenwerk. Voor alle zorginstellingen geldt dat zij, al dan niet in samenwerking in een regio, de uitdaging hebben om met het beschikbare personeel zo optimaal mogelijk zorg te verlenen. In het Hoofdlijnenakkoord staat beschreven dat ik het daarom aantrekkelijker ga maken om in de zorg te werken. Daarnaast staat in het Hoofdlijnenakkoord dat er geïnvesteerd wordt in betere ouderenzorg door bijvoorbeeld zorg-/verpleegplekken voor ouderen. Deze punten zal ik de komende tijd uitwerken. Het is geen gemakkelijke opgave.
Hoe gaat u voorkomen dat er net zoals in Zutphen andere ziekenhuizen – zoals bijvoorbeeld in Heerlen – ontmanteld gaan worden waardoor de toegankelijkheid voor patiënten verslechtert en de gezondheidsrisico’s toenemen?
De toegankelijkheid van de (ziekenhuis)zorg voor alle patiënten in alle regio’s in Nederland is voor mij heel belangrijk. Dit is een speerpunt in het hoofdlijnen akkoord. De komende periode wordt dit verder uitgewerkt in het Regeerprogramma.
Gelre Ziekenhuizen heeft mij laten weten dat zij na het doorvoeren nieuwe locatieprofielen en het sluiten van de Acute Verloskunde afdeling in Zutphen nog steeds veel zorg leveren op locatie Zutphen. Zo worden er veel planbare operaties uitgevoerd in Zutphen en wordt zorg geleverd op de poliklinieken (alle poliklinieken blijven in Zutphen), de verpleegafdelingen, de Intensive Care en de Eerste Hart Hulp. De Spoedeisende Hulp is open tussen 8.00 en 21.00 uur en er is een spoedplein waar huisartsen, specialisten en verpleegkundigen nauw met elkaar samenwerken om spoedzorg te leveren in de avond en nacht.
Welke verantwoordelijkheid hebben de zorgverzekeraars volgens u betreft het openhouden van ziekenhuizen? Deelt u de mening dat hun belang, de kosten zo laag mogelijk houden door ziekenhuizen te sluiten, haaks staat op het belang van patiënten om goede zorg dichtbij te hebben?
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de insteek wordt dat streekziekenhuizen behouden blijven. Dit zullen we de komende periode uitwerken. De zorgverzekeraars hebben in het geval van een naturapolis de zorgplicht om ervoor te zorgen dat hun verzekerden tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg krijgen.
De NZa houdt toezicht op deze zorgplicht en heeft hiervoor handvatten2 opgesteld. In deze handvatten staat hierover: «Je bent verantwoordelijk voor het tijdig leveren van passende zorg aan de individuele verzekerde. Is er sprake van een (dreigende) sluiting van een zorgaanbieder, bijvoorbeeld door faillissement? Dan zorg je ervoor dat de verzekerde tijdige en passende zorg kan blijven ontvangen. Blijft de verzekerde zorg ontvangen van de onder druk staande zorgaanbieder? Dan moet de verzekerde ervanuit kunnen gaan dat er maatregelen worden getroffen waardoor de zorg doorgang blijft vinden. Sluit de zorgaanbieder, bijvoorbeeld door faillissement? Dan moet de verzekerde terecht kunnen bij een andere aanbieder. Verzekerden behouden altijd tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg.»
Daarnaast zetten zorgpartijen waaronder Zorgverzekeraars Nederland zich binnen het Integraal Zorg Akkoord – Onderdeel D. Regionale samenwerking, in voor een toekomstbestendig zorglandschap met het uitgangspunt «Nabij als het kan, veraf als het moet». Zorg die vaak voorkomt en laagcomplex is, moet voor iedereen dicht(er)bij beschikbaar zijn.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen moties van de Tweede Kamer, zoals de motie-Dijk over het geven van instemmingsrecht aan gemeenten, personeel en patiënten bij fusies en sluitingen van ziekenhuizen en de motie-Van Nispen/Dijk over een stop instellen op het sluiten van essentiële onderdelen van ziekenhuizen tot een nieuw kabinet hierover heeft beslist? Hoe gaat u zich hier de komende tijd voor inzetten?2 3
De Kamer is op 22 april 20245 geïnformeerd over de opvolging van de motie Nispen/Dijk. Daarnaast heeft de Kamer op 18 juni 20242 een brief ontvangen met betrekking tot de opvolging van de motie Dijk over het creëren van instemmingsrecht aan gemeenten, personeel en patiënten bij fusies en sluitingen van ziekenhuizen. Voor de vraag over mijn inzet de komende tijd verwijs ik naar het antwoord bij vraag 9.
Het bericht ‘Onderzoek naar klachten over evangelist Tom de Wal, hij geeft intussen Mercedes CLA en Audi A6 weg’ |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Judith Tielen (VVD) |
|
Pia Dijkstra (D66), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Onderzoek naar klachten over evangelist Tom de Wal, hij geeft intussen Mercedes CLA en Audi A6 weg»?1
Ja.
Kunt u – naar aanleiding van de beantwoording van de mondelinge vraag over deze gebedsgenezer2 – aangeven welke stappen worden ondernomen om artikel 2, lid 3 van de Wet, kwaliteit, klachten en geschillen zorg door te lichten en om informatie en inspectierapporten over deze zelfbenoemde genezers bij elkaar te brengen én beter vindbaar te maken voor patiënten?
Gebedsgenezers vallen onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) wanneer zij handelingen verrichten die ertoe strekken een persoon van een ziekte te genezen. Het is aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: de IGJ) om in individuele gevallen te beoordelen of daarvan sprake is. Als een gebedsgenezer onder de Wkkgz valt, is sprake van een alternatieve zorgaanbieder. Deze alternatieve zorgaanbieder moet zich houden aan de norm dat geen zorg wordt verleend die buiten noodzaak kan leiden tot (een aanmerkelijke kans op) schade voor een cliënt.
Bij overtreding van deze norm, bijvoorbeeld als blijkt dat cliënten worden weggehouden bij reguliere zorg, of als er sprake blijkt te zijn van andere praktijken die schadelijk zijn voor de gezondheid van cliënten, kan de IGJ maatregelen nemen6. De IGJ heeft op dit moment geen signalen dat sprake is van structurele praktijken door gebedsgenezers die schadelijk zijn voor de gezondheid van cliënten.
Sinds de inwerkingtreding van de Wkkgz in 2016 vallen de alternatieve zorgaanbieders daaronder. ZonMw heeft de Wkkgz in 2021 geëvalueerd7. De regels over alternatieve zorgaanbieders maakten deel uit van deze evaluatie. Het evaluatierapport bevat geen aanbevelingen tot aanpassing van deze regels voor alternatieve zorgverleners en geeft daartoe ook geen aanleiding. Vanwege het gebrek van signalen bij de IGJ zie ik nu geen aanleiding om artikel 2, derde lid, van de Wkkgz opnieuw te evalueren.
Ook wordt het verzoek gedaan om informatie en inspectierapporten over deze zelfbenoemde genezers bij elkaar te brengen én beter vindbaar te maken voor patiënten. Op de website van de inspectie staat vermeld welke informatie zij conform de wet openbaar maakt. Zie https://www.igj.nl/onderwerpen/openbaarmaking. Deze informatie is dan vindbaar op de website van de IGJ.
Deelt u de mening dat de titel «gebedsgenezer» een valse belofte tot genezing impliceert en daarmee patiënten met een ongeneeslijke of dodelijke ziekte op het verkeerde been kan zetten? Zo ja, wat is er nodig aan wet- en regelgeving om te kunnen voorkomen dat deze titel misbruikt wordt?
Ik vind het van groot belang dat cliënten niet worden weggehouden bij reguliere zorgverlening. Als zou blijken dat dat gebeurt, dan is dat zeer onwenselijk en acht ik dat in strijd met de verplichtingen op grond van de Wkkgz. Ik heb echter geen concrete signalen dat hiervan sprake is in de praktijk.
Tegelijk heeft iedereen het recht om te geloven in alternatieve geneeswijzen en om hoop of troost te zoeken in gebedsgenezing. Dit is onderdeel van de vrijheid van godsdienst en ook als onderdeel van het recht op zelfbeschikking. Behandelingen die niet-wetenschappelijk zijn bewezen, zijn in beginsel toegestaan.
Bent u bekend met verslagen van bijeenkomsten geleid door Tom de Wal?3, 4 Zo ja, deelt u de mening dat het op zijn zachtst gezegd onwenselijk is dat er druk ontstaat op bezoekers om (het liefst) hoge bedragen te doneren?
Ik ben ermee bekend dat Tom de Wal de inhoud van zijn bijeenkomsten deelt via onder meer You Tube filmpjes. Ik vind het niet wenselijk dat bezoekers bedragen doneren omdat ze zich onder druk gezet voelen. Of dat het geval is, kan ik niet beoordelen.
Bent u van mening dat de werkzaamheden van Stichting Frontrunners voldoet aan de «kernvoorwaarde» voor de ANBI-status?
Om als ANBI te kunnen worden aangemerkt moet een instelling (onder meer) uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemeen nut beogen. Het begrip algemeen nut is in de wet neutraal vormgegeven en wordt, zoals ook uit de jurisprudentie blijkt, neutraal getoetst. Dit is een belangrijke eigenschap van de ANBI-regelgeving, maar kan soms ongemakkelijk voelen als sprake is van gedrag van ANBI’s dat conflicteert met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Dit is echter inherent aan het neutrale karakter van de ANBI-regelgeving.
Omdat de Belastingdienst gehouden is aan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan geen nadere informatie worden verstrekt over individuele instellingen.
In hoeverre vindt u dat het weggeven van auto’s het «algemeen belang dient» zoals aangegeven in de belastingvoordelen van een ANBI?5 Bent u bereid maatregelen te treffen om te voorkomen dat de ANBI-status misbruikt wordt voor dit soort praktijken? Zo ja, welke zijn dat en op welke termijn kan de Kamer daarover nadere informatie verwachten?
De grens van de vrijheid van ANBI’s om hun doelen na te streven ligt bij overtreding van de wet (of daar waar toepassing van de integriteitstoets binnen de ANBI-regeling in beeld komt) of daar waar een instelling door de rechter verboden wordt. Verdenkingen, niet-vervolgbare activiteiten of handelingen die simpelweg niet aansluiten bij eenieders overtuiging van wat behoort tot het «algemeen nut» zijn geen redenen een instelling de ANBI-status te ontnemen.
Naar aanleiding van zorgen van Tweede Kamerleden de afgelopen jaren over zulk gedrag van ANBI’s, is in 2021 door de toenmalige Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst een raadgevende commissie van deskundigen ingesteld om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn, al dan niet door aanpassing van ANBI-regelgeving, om het algemeen nut karakter beter tot uitdrukking te laten komen. Het rapport «Toezicht op algemeen nut» van deze raadgevende commissie biedt een waardevol inzicht in de maatschappelijke waarde van ANBI’s en de wijze waarop toezicht kan worden gehouden op ANBI’s zodat zij het algemeen nut (blijven) uitdragen. Het rapport bevat een lijst met 25 sets Kamervragen over gedrag van ANBI’s dat conflicteert met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Wat de zaken uit de Kamervragen gemeen hebben, is dat het doorgaans gaat om zaken waar de Belastingdienst niet op kan ingrijpen. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport «Toezicht op Algemeen Nut» vindt het kabinet het belangrijk dat burgers die zich voor maatschappelijke doelen willen inzetten, voldoende keuze hebben en ook kunnen bepalen welke activiteiten van ANBI's zij wenselijk vinden. Tegelijkertijd vindt het kabinet het belangrijk om zich uit te spreken over wat het kabinet als wenselijk maatschappelijk gedrag ziet en dit uit te dragen. Daarom wordt langs verschillende lijnen gewerkt aan het bestrijden van ongewenst gedrag door maatschappelijke organisaties, zoals middels het wetsvoorstel Wet transparantie maatschappelijke organisaties.
De berichten 'Problemen Ommelander Ziekenhuis waren te voorspellen en 'Miljoenenverlies voor ziekenhuis Viecurie financiële hulp nodig' |
|
Jimmy Dijk |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Wat zijn de onderliggende oorzaken dat de afgelopen maanden meerdere (streek)ziekenhuizen in de problemen zijn gekomen?1, 2 Wat kan het kabinet hieraan doen, zonder dat nog meer (streek)ziekenhuizen gesloten worden?
De oorzaken waardoor ziekenhuizen problemen ervaren zijn divers. Ommelander ziekenhuis geeft aan te maken hebben gekregen met forse prijsstijgingen en loonontwikkelingen, stijging van het ziekteverzuim en krapte op de arbeidsmarkt. In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het uitgangspunt het openhouden van streekziekenhuizen wordt. De komende periode gebruik ik om met alle betrokkenen te spreken en tot een gezamenlijk gedragen oplossing te komen.
Heeft u het artikel «Problemen Ommelander Ziekenhuis waren te voorspellen» gelezen en wat is uw reactie hierop? Bent u op de hoogte van de problemen bij het Ommelander Ziekenhuis? Waar ligt wat u betreft de oorzaak?
Ik heb kennisgenomen van het artikel en er is contact geweest met het Ommelander Ziekenhuis. Als oorzaken van het financiële verlies noemt Ommelander forse prijsstijgingen en loonontwikkeling, stijging van het ziekteverzuim en krapte op de arbeidsmarkt. Dit zorgde voor zowel hogere kosten als minder omzet. Het ziekenhuis geeft aan tijdig herstelmaatregelen in gang te hebben gezet om de toegankelijkheid van zorg te kunnen garanderen. De herstelmaatregelen, die worden gesteund door de banken en verzekeraars, hebben als doel om het ziekenhuis financieel gezond te maken. Hoewel dit tijd vergt, zijn er inmiddels3 in 2024 7% meer verwijzingen naar het ziekenhuis ten opzichte van 2023.
De door het ziekenhuis genoemde oorzaken zijn herkenbaar, meerdere ziekenhuizen en zorgaanbieders hebben hiermee te maken. Wanneer ziekenhuizen in financiële problemen (dreigen) te komen, en de continuïteit van de zorg in het geding dreigt te komen, gelden de Early Warning System (EWS)-afspraken waardoor er tijdig gehandeld kan worden. Ik heb over Ommelander Ziekenhuis geen EWS-melding gehad en ook geen informele signalen ontvangen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Dit betekent dat naar oordeel van de NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd financiële problemen niet leiden tot een onbeheersbare situatie met risico’s voor de patiëntveiligheid en continuïteit tot gevolg.
Wat vindt u van de uitspraak van de accountant van het Ommelander ziekenhuis: «Eén procent rendement is wel een ondergrens. Je zag over 2022 dat kleine ziekenhuizen daar maar net boven zaten. Dat maakt ze kwetsbaar, want tegenvallers kunnen dan snel tot verliessituaties leiden en dat blijkt bij het Ommelander Ziekenhuis nu ook»? Herkent u deze situatie? Vindt u het gepast dat vitale publieke voorzieningen, zoals ziekenhuizen, in deze situatie verkeren? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Het is evident dat een (langdurig) beperkt financieel rendement een zorginstelling kwetsbaar kan maken. Cijfers uit jaarrekeningen van afgelopen jaren4 hebben laten zien dat ziekenhuizen er (gemiddeld gezien) financieel goed voor staan. Wel zijn er verschillen: een aantal ziekenhuizen staan er niet goed voor.
Alle patiënten in Nederland hebben recht op kwalitatief goede zorg. Daarbij moet het niet uitmaken waar je woont. Het is aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om hier goede afspraken over te maken.
Wat vindt u van het feit dat het bestuur van het Scheemder ziekenhuis de financiële problemen wijt aan personeelstekort, waardoor ze minder patiënten kunnen behandelen en dus minder verdienen dan gepland? Denkt u dat met de huidige beloning voor verpleegkundig personeel en de werkdruk het personeelstekort zal afnemen? Zo ja, kunt u dit onderbouwen? Zo nee, waarom niet?
Als Minister ga ik niet over de uitspraken van het bestuur.
Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft zeer grote prioriteit. Zorg is mensenwerk. Voor alle zorginstellingen geldt dat zij, al dan niet in samenwerking in een regio, de uitdaging hebben om met het beschikbare personeel zo optimaal mogelijk zorg te verlenen. In het Hoofdlijnenakkoord staat beschreven dat ik het daarom aantrekkelijker ga maken om in de zorg te werken. Dit zal ik de komende tijd uitwerken. Ik ga de werkdruk verlagen door minder registratietijd en door slim gebruik te maken van innovaties. Ik geef medewerkers de regie terug over hun roosters, over hun loopbaan en over hoe en waar ze hun werk het beste kunnen doen.
Onderdeel van de herstelmaatregelen van het Ommelander Ziekenhuis is het aantrekkelijker maken van het werk in het ziekenhuis. Hiervoor is een samenwerking met het UMCG opgezet waarbij SEH-artsen een gecombineerde functie hebben waarbij ze zowel in het universitair centrum (UMCG) als in het regionale ziekenhuis (Ommelander Ziekenhuis) werken. Er blijkt veel interesse in deze gecombineerde functie. Ik zie deze samenwerking als een mooi voorbeeld om – ondanks de personeelskrapte – hoogwaardige en toegankelijke zorg te kunnen blijven bieden.
Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met het Ommelander Ziekenhuis? Kunt u alle onderliggende stukken van dit contact naar de Kamer sturen?
Naar aanleiding van deze Kamervragen is er telefonisch contact geweest met het Ommelander ziekenhuis, er zijn daarbij geen onderliggende stukken uitgewisseld.
Wanneer heeft u voor het laatst met bezorgde patiënten uit Scheemda, Oldambt en omstreken gesproken over het verschralen van de ziekenhuiszorg in hun regio? Indien u dit niet heeft gedaan, waarom niet? Bent u bereid dit te gaan doen?
Er is (nog) geen gesprek gevoerd met de patiënten uit de regio Scheemda en Oldambt, ik ben daar zeker toe bereid en zal een bezoek inplannen.
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «Miljoenenverlies voor het ziekenhuis Viecurie financiële hulp nodig»? Wat is uw reactie hierop? Hoe is dit miljoenenverlies wat u betreft ontstaan?
Ik heb kennisgenomen van het bericht en er is contact geweest met het VieCuri Medisch Centrum. Als oorzaken van het verlies noemt VieCuri de fors gestegen kosten van energie, inflatie (waardoor inkoop duurder werd) en hogere loonkosten als gevolg van de vernieuwde CAO ziekenhuizen. Deze hogere kosten konden niet volledig gedekt worden met hogere inkomsten. Zoals aangegeven bij vraag 2 hebben meerdere ziekenhuizen en zorgaanbieders hiermee te maken.
Wat vindt u van de oorzaken van het verlies die door de directie worden genoemd zoals de forse inflatie waardoor inkoop duurder werd, de stijging van energiekosten en hogere loonkosten als gevolg van de vernieuwde CAO ziekenhuizen?
De hoge inflatie van de voorbije jaren is niet veroorzaakt door de zorg, maar de zorg voelt de gevolgen daarvan wel. De voorbije jaren is er sprake van een hoge prijsstijging die is ontstaan door de hogere gasprijzen. Deze hogere prijsstijging leidt ook voor veel ziekenhuizen en andere zorgaanbieders tot fors hogere uitgaven. Zorginstellingen hebben naast de inflatie ook rekening moeten houden met hogere lonen (die mede omhoog zijn gegaan ter compensatie van de hogere inflatie). Van de uitgavenstijging in de Zvw tussen 2020 en 2024 van bijna 25% hangt ruim 90% samen met loon- en prijsstijging. In de cao ziekenhuizen is voor de jaren 2023 en 2024 een salarisverhoging van totaal 15% afgesproken. Door het beschikbaar stellen van de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA) draag ik bij aan deze salarisontwikkeling. Ik ben zelf echter geen partij in de cao-onderhandelingen. De gemiddelde loon- en prijsstijging in de economie is de afgelopen jaren verwerkt door de NZa in haar vastgestelde tarieven en zit in de vergoeding die VWS aan verzekeraars beschikbaar stelt om contractafspraken te maken met zorginstellingen. Het is mogelijk dat (individuele) zorginstellingen zwaarder dan gemiddeld zijn/worden getroffen door inflatie/loonstijging. Het is allereerst aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om met elkaar goede financiële afspraken te maken waarbij tevens aan de zorgplicht wordt voldaan.
Wanneer ziekenhuizen in financiële problemen (dreigen) te komen, en de continuïteit van de zorg in het geding dreigt te komen, gelden de Early Warning System (EWS)-afspraken waardoor er tijdig gehandeld kan worden. Op 1 mei 2024 hebben we een melding ontvangen over VieCuri, die op 27 juni 2024 weer is beëindigd omdat er voldoende financiële steun is toegezegd door betrokken zorgverzekeraars en banken.
In algemene zin kan worden opgemerkt dat de geldende macrokaders en de door de NZa vastgestelde tarieven rekening houden met de stijging van prijzen en lonen. Specifiek ten aanzien van de stijgende energiekosten is relevant dat het Ministerie van VWS en de NZa in najaar 2022 hebben besloten de gereguleerde tarieven 2023 vroegtijdig op te hogen in verband met de sterk stijgende inflatie.
Erkent u dat dit een gevolg is van uw eigen beleid? Zo nee, waarom denkt u dat deze uitkomst niet het gevolg is van beleid?
Antwoord vraag 9.
Als Minister ga ik niet over de individuele bedrijfsvoering van een ziekenhuisorganisatie.
Hoe gaat u voorkomen dat er net zoals in Venlo andere ziekenhuizen – zie bijvoorbeeld in Heerlen – ontmanteld gaan worden waardoor de toegankelijkheid voor patiënten verslechtert en de gezondheidsrisico’s toenemen?
De toegankelijkheid van de (ziekenhuis)zorg voor alle patiënten in alle regio’s in Nederland is voor mij heel belangrijk en een speerpunt in het hoofdlijnenakkoord. De komende periode wordt dit verder uitgewerkt in het Regeerprogramma.
Welke verantwoordelijkheid hebben de zorgverzekeraars volgens u wat betreft het openhouden van ziekenhuizen? Deelt u de mening dat hun belang: de kosten zo laag mogelijk houden door ziekenhuizen te sluiten, haaks staat op het belang van patiënten om goede zorg dichtbij te hebben?
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de insteek wordt dat streekziekenhuizen behouden blijven. Dit zullen we de komende periode uitwerken. De zorgverzekeraars hebben in het geval van een naturapolis de zorgplicht om ervoor te zorgen dat hun verzekerden tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg krijgen.
De NZa houdt toezicht op deze zorgplicht en heeft hiervoor handvatten opgesteld. In deze handvatten staat hierover: «Je bent verantwoordelijk voor het tijdig leveren van passende zorg aan de individuele verzekerde. Is er sprake van een (dreigende) sluiting van een zorgaanbieder, bijvoorbeeld door faillissement? Dan zorg je ervoor dat de verzekerde tijdige en passende zorg kan blijven ontvangen. Blijft de verzekerde zorg ontvangen van de onder druk staande zorgaanbieder? Dan moet de verzekerde ervanuit kunnen gaan dat er maatregelen worden getroffen waardoor de zorg doorgang blijft vinden. Sluit de zorgaanbieder, bijvoorbeeld door faillissement? Dan moet de verzekerde terecht kunnen bij een andere aanbieder. Verzekerden behouden altijd tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg.»
Daarnaast zetten zorgpartijen waaronder Zorgverzekeraars Nederland (ZN) zich binnen het Integraal Zorg Akkoord – Onderdeel D. Regionale samenwerking, in voor een toekomstbestendig zorglandschap met het uitgangspunt «nabij als het kan, veraf als het moet». Zorg die vaak voorkomt en laagcomplex is, moet voor iedereen dicht(er)bij beschikbaar zijn.
Het bericht 'Artsentekort Zeeland groeit, ook huisartsenspoedpost Oostburg dicht' |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Artsen tekort Zeeland groeit, ook huisartsenspoedpost Oostburg dicht» en bent u op de hoogte van deze situatie? Zo ja, wat is uw reactie hierop?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft grote prioriteit. Voor alle zorginstellingen geldt dat zij, al dan niet in samenwerking in een regio, de uitdaging hebben om met het beschikbare personeel zo optimaal mogelijk zorg te verlenen. In het Hoofdlijnenakkoord staat beschreven dat ik het daarom aantrekkelijker ga maken om in de zorg te werken, door middel van meer autonomie, loopbaanperspectief en goede arbeidsvoorwaarden. Ik ga de werkdruk verlagen door minder registratietijd en door slim gebruik te maken van innovaties. Ik geef medewerkers de regie terug over hun roosters, over hun loopbaan en over hoe en waar ze hun werk het beste kunnen doen. Hoe dit concreet vorm gaat krijgen, wordt nader uitgewerkt in het Regeerprogramma.
Welke maatregelen worden er genomen om de onderliggende problematiek van het groeiende artsentekort, met name in de provincie Zeeland, aan te pakken?
Iedere regio, waaronder ook Zeeland, heeft een gezamenlijk regiobeeld opgesteld. Op basis van de opgaven die uit dit beeld naar voren komen is een regioplan opgesteld. In Zeeland heeft de Zeeuwse Zorg Coalitie (ZZC) een plan voor de toekomst van de zorg in Zeeland ontwikkeld: «De Zeeuw Zorgt 2030. Samen houden we Zeeland én de Zeeuwse Zorg en Welzijn gezond». Een van de thema’s hierbinnen is toekomstbestendige huisartsenzorg. Dit thema is uitgewerkt in een integraal transformatieplan en positief beoordeeld door de betrokken verzekeraars, waardoor dit plan nu uitgevoerd kan worden.
Voor het toegankelijk houden van de huisartsenzorg wordt onder meer gewerkt aan digitalisering, het verminderen van registratielast en de versterking van de samenwerking met het sociaal domein (uit de regiovisie).
Daarnaast wordt in Zeeland vanuit het Deltaplan gewerkt aan het terugdringen van de personeelstekorten. Het Deltaplan is een meerjarige samenwerking van 27 zorginstellingen en 3 onderwijsinstellingen waarbij als gezamenlijke organisaties gewerkt wordt aan een evenwicht tussen zorgvraag en arbeidsmarkt, zodat betrouwbare en kwalitatief goede zorg geboden kan blijven worden aan de inwoners van Zeeland en de maatschappelijke functies vervuld kunnen blijven worden. Het Deltaplan heeft activiteiten op het gebied van2 leren en ontwikkelen,3 netwerkzorg en innovatie en4 HR-samenwerking.
Deze activiteiten worden deels gefinancierd via de werkgeversorganisatie vanuit het programma Samen Regionaal Sterk en door de betrokken zorgorganisaties zelf. Drie interventies, te weten digitaal leerplatform, leerweg medewerker in transitie en regionaal werkgeverschap zijn interventies die behoren bij het integrale transformatieplan van de ZZC en zijn vooralsnog afgewezen voor financiering via de IZA-transformatiemiddelen, omdat de substantiële impact (nog) niet voldoende duidelijk is volgens de beoordelende verzekeraar conform het beoordelingskader impactvolle transformaties. Gesprekken over het beter inzichtelijk maken van de impact tussen zorgaanbieders, werkgeversorganisatie, data coalitie in Zeeland en verzekeraar zijn opnieuw opgestart.
Kunt u toelichten hoe de continuïteit van zorg voor de patiënten in Oostburg, Terneuzen en omliggende gebieden gewaarborgd blijft, aangezien de spoedpost in Oostburg en afdeling Neurologie in Terneuzen sluit?
Allereerst dient bij wijzigingen in het acute zorgaanbod de procedure uit het Uitvoeringsbesluit Wkkgz (AMvB acute zorg) en Uitvoeringsregeling Wkkgz gevolgd te worden. Daarin is onder andere de verplichting opgenomen om een continuïteitsplan op te stellen en te bespreken in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ). Nucleuszorg, de zorgaanbieder van de huisartsenpost, heeft mij laten weten dat aan de sluiting van de huisartsenspoedzorg in Oostburg een uitgebreid plan van aanpak en een continuïteitsplan ten grondslag ligt. Uit de bij het RIVM gevraagde bereikbaarheidsanalyse komt naar voren dat 92% van de totale bevolking in Zeeuws Vlaanderen binnen een half uur huisartsenspoedzorg kan ontvangen (op de post zelf of middels een visite) waarmee aan de norm van 90% voldaan blijft. Door te concentreren in Terneuzen kan de beschikbare capaciteit efficiënter worden ingezet, juist zodat de toegankelijkheid en goede kwaliteit van de acute zorg in deze regio geboden kan blijven worden. Ik heb van Nucleuszorg begrepen dat er voor patiënten niets in de telefonische bereikbaarheid, ontvangen van consulten, een visite van de huisarts of de beschikbaarheid van een ambulance verandert.
Over de beschikbaarheid van neurologie heeft ZorgSaam mij het volgende laten weten. De poliklinische zorg blijft in Terneuzen doorgang vinden. Voor de acute neurologie (zie hiervoor ook het antwoord op vraag5 heeft ZorgSaam gezocht naar een tijdelijke oplossing omdat zij de beschikbaarheid niet kan borgen. Hiervoor is samenwerking gezocht met Universitair Ziekenhuis (UZ) Gent. Concreet betekent dit dat vanaf 1 september geen neurologische patiënten opgenomen kunnen worden, maar dat zij bij UZ Gent of andere ziekenhuizen in de regio terecht kunnen. Hiervoor is een continuïteitsplan in voorbereiding.
Bent u bereid om te investeren in specifieke stimuleringsmaatregelen om artsen naar krimpgebieden zoals Zeeland te trekken?
Het aantal opleidingsplaatsen voor huisartsen wordt de komende jaren verhoogd op advies van het Capaciteitsorgaan. Via de landelijke verdeling van opleidingsplaatsen is er al stimulering om ook in krimpgebieden voldoende artsen op te leiden. Binnen de plaatsingsprocedure van huisartsen in opleiding wordt (zo veel als mogelijk) rekening gehouden met de plaatsingsvoorkeur van de kandidaten en regionale spreiding van de kandidaten over het land. De Huisartsenopleiding Nederland (HON) spant zich met haar samenwerkingspartners in voor voldoende toekomstbestendige huisartsen voor iedereen en alle regio’s in Nederland. De landelijk wervings- en selectieprocedure is hierop ingericht. Voor specifieke stimuleringsmaatregelen voor Zeeland verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Welke invloed heeft de sluiting van de huisartsenspoedpost in Oostburg en afdeling Neurologie in Terneuzen op de werkdruk, wachtlijsten en bereikbaarheid van omliggende huisartsenspoedposten en ziekenhuizen? Welke omliggende huisartsenspoedposten en ziekenhuizen blijven nog over?
Het ziekenhuis heeft laten weten dat ZorgSaam een al langer bestaand samenwerkingsverband met UZ Gent in België heeft. Op basis van deze samenwerking worden alle acute neurologische patiënten, gedurende de tijdelijke opschorting van de acute neurologische zorg in ZorgSaam, in principe door de ambulance naar het UZ Gent gebracht. Verder heeft ZorgSaam afspraken met UZ Gent gemaakt over de (tijdelijke) inzet van neurologen van UZ Gent in ZorgSaam. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat een groter deel van de patiënten uit het verzorgingsgebied van ZorgSaam dan al gebruikelijk, tijdelijk gebruik kan maken van de neurologische zorgvoorzieningen in andere Belgische ziekenhuizen die grenzen aan het verzorgingsgebied van ZorgSaam. ZorgSaam en deze Belgische ziekenhuizen hebben hierover overleg.
Een tijdelijke sluiting van de verpleegafdeling neurologie en tijdelijke opschorting van de acute zorg voor neurologische patiënten per 1 september a.s., heeft naar verwachting verder tot gevolg dat in het ADRZ-ziekenhuis in Goes een lichte toename te verwachten is van de poliklinische neurologische zorgvraag en mogelijk ook een lichte toename van de acute zorg voor neurologische patiënten afkomstig uit het verzorgingsgebied van ZorgSaam. ZorgSaam en ADRZ hebben hierover overleg en onderzoeken verder de mogelijkheden om de zorg voor neurologische patiënten Zeelandbreed op lange termijn toekomstbestendig te maken.
De invloed van de sluiting van de huisartsenpost in Oostburg op de overige huisartsenspoedposten is naar verwachting beperkt. Meer dan 75% van de consulten huisartsenspoedzorg vindt reeds plaats op de post in Terneuzen. De daaropvolgende dichtstbijzijnde huisartsenspoedpost bevindt zich in Goes. Maar vanwege de natuurlijke barrière (Westerschelde) is dit voor inwoners van Zeeuws-Vlaanderen geen veelgebruikt alternatief. Met name in het westen van Zeeuws-Vlaanderen wordt gebruik gemaakt van de (dag)zorg in het nabijgelegen ziekenhuis in Knokke (België).
Is alleen het personeelstekort de reden dat deze spoedpost in Oostburg en de afdeling Neurologie in Terneuzen sluit, of zijn er nog andere redenen? Welke maatregelen hebben de besturen getroffen om personeel te behouden of nieuw personeel aan te trekken?
Volgens Nucleuszorg zijn er naast het personeelsprobleem ook andere redenen om de huisartsenspoedzorg anders te organiseren. De sluiting van de huisartsenspoedpost in Oostburg is namelijk ook onderdeel van een breder plan om de spoedzorg in Zeeuws-Vlaanderen toegankelijk en van goede kwaliteit te houden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de samenwerking met de spoedeisende hulp (SEH), de intensivering van de samenwerking met de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (onder meer door middel van zorgcoördinatie) en de crisisinterventie van de GGZ.
ZorgSaam geeft aan dat het tekort aan neurologen de reden is om de afdeling Neurologie tijdelijk te sluiten. Dit is een probleem waar niet alleen ZorgSaam mee te maken heeft, maar dit speelt ook landelijk en in België. Zelf heeft het ziekenhuis meerdere maatregelen getroffen en acties uitgezet: een langdurige werving, ook internationaal, mogelijkheden van taakherschikking, samenwerking met andere Nederlandse ziekenhuizen en contact met de beroepsvereniging en ROAZ-regio.
Wat was het neurologentekort in Terneuzen waardoor de afdeling moest sluiten? Klopt het dat een aantal neurologen zelf zijn vertrokken en zo ja, wat was hun reden en welke lessen kunnen hieruit worden getrokken?
ZorgSaam heeft mij geïnformeerd dat het hier inderdaad een tekort aan neurologen betreft om verschillende redenen (onder andere pensionering en persoonlijke redenen).
Klopt het dat neurologie een basisspecialisme is en dat ziekenhuizen 24/7 neurologische zorg moeten kunnen bieden? Zo ja, wat voor impact heeft de sluiting van de neurologische afdeling op de spoed en intensive care zorg, want ook die moeten kunnen rekenen op neurologische zorg? Wordt het ziekenhuis in Terneuzen hierdoor niet per saldo een buitenpoli?
Het klopt dat neurologie een belangrijk specialisme in de spoedeisende geneeskunde is. In het Kwaliteitskader Spoedzorgketen zijn daarom normen over de bereikbaarheid van neurologen opgenomen. Het tijdelijk sluiten per 1 september a.s. van de afdeling neurologie betreft een klein deel van de acute zorg, namelijk alleen de neurologische zorg uit het totale palet aan zorg dat het ziekenhuis aanbiedt. De poliklinische afdeling neurologie en overige spoedeisende zorg blijven beschikbaar. In het continuïteitsplan van ZorgSaam, dat in voorbereiding is, worden de eventuele risico’s op de acute as zoveel mogelijk in kaart gebracht en maatregelen genomen om deze te beperken. Dit plan is door het ziekenhuis opgesteld in overleg met en conform AMvB afgestemd met het ROAZ, huisartsen, ambulancedienst, meldkamer, vereniging neurologie, inwoners, veiligheidsregio en zorgverzekeraars. Het ziekenhuis heeft een concept continuïteitsplan voorgelegd aan de IGJ waaruit blijkt dat het ziekenhuis zicht heeft op mogelijke risico’s als gevolg van de tijdelijke opschorting van de acute neurologische zorg.
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) meldingen ontvangen over enige onregelmatigheden op de afdeling neurologie in Terneuzen?
De IGJ heeft mij laten weten dat zij hierover geen meldingen heeft ontvangen. De IGJ is door de bestuurder tijdig en adequaat geïnformeerd over het verloop in de vakgroep neurologie en dat de zoektocht naar een toekomstbestendige oplossing voor het behoud van kwalitatief goede neurologische zorg in Zeeland.
Op 24 juni 2024 heeft de IGJ wel de «Vooraankondiging concentratie huisartsenspoedzorg in Zeeuws-Vlaanderen met als gevolg sluiting van de HAP in Oostburg vanaf 1 oktober 2024» ontvangen.
Hoe beoordeelt u de mogelijke risico's voor patiëntveiligheid nu deze huisartsenspoedpost in Oostburg en afdeling Neurologie in Terneuzen zijn deuren sluit?
Partijen in de regio kunnen zelf goede afwegingen maken over de inrichting van het spoedzorglandschap en kennen de lokale situatie het best. Zoals ik in antwoord op vraag 3 al aangaf, dienen zij de daarvoor bestemde procedures goed na te leven en daarvan hebben partijen aangegeven dit te doen. Ook heeft Nucleuszorg aangegeven dat de risico’s voor de patiëntveiligheid door dit besluit niet in het geding zijn. De mogelijke risico’s voor de patiëntveiligheid dienen in de besluitvormingsprocedure te zijn meegenomen. Door middel van onder meer een continuïteitsplan dient de IGJ op de hoogte gebracht te worden van de wijze waarop de besluitvormingsprocedure heeft plaatsgevonden. De IGJ monitort het verdere verloop van de besluitvormingsprocedure en kan zolang de stukken nog niet door de inspectie zijn ontvangen, geen uitspraak doen over de patiëntveiligheid
De electieve neurologische zorg in ZorgSaam blijf beschikbaar. Het betreft een tijdelijke sluiting van de verpleegafdeling neurologie en tijdelijke opschorting van de acute zorg voor neurologische patiënten per 1 september a.s.
ZorgSaam heeft voor de neurologie een concept continuïteitsplan opgesteld en dit concept onder andere voorgelegd aan de IGJ. Uit dit continuïteitsplan blijkt dat het ziekenhuis, op basis van een eerste prospectieve risico-inventarisatie (PRI) die het ziekenhuis heeft uitgevoerd, zicht heeft op de mogelijke risico’s als gevolg van de tijdelijke opschorting van de acute neurologische zorg. Om de risico’s zo veel als mogelijk te beperken, neemt het ziekenhuis maatregelen. Het ziekenhuis zal vervolg PRI’s uitvoeren.
Zoals ik bij vraag 5 ook heb aangegeven heeft ZorgSaam afspraken gemaakt met UZ Gent, huisartsen en de ambulancedienst en wordt dit vastgelegd in een continuïteitsplan om risico’s te beperken. Voor de acute zorg betekent dit dat een groter gedeelte van de Zeeuws-Vlaamse inwoners voor acute neurologische zorg tijdelijk moet uitwijken naar Belgische ziekenhuizen.
Hoe beoordeelt u het feit dat nieuwe patiënten voor neurologie worden doorverwezen naar een ziekenhuis in Gent en dat vermoedelijk veel patiënten naar Knokke zullen gaan, over de Belgische grens dus? Wat voor impact heeft dit op de toegankelijkheid van de zorg?
Ik hecht er waarde aan om te benoemen dat niet allenieuwe patiënten verwezen zullen worden naar een ziekenhuis in België. Zoals ik noemde kunnen (nieuwe) poliklinische patiënten nog steeds terecht in ZorgSaam. Ook heeft het ziekenhuis aangegeven dat er voor huisartsen de mogelijkheid blijft bestaan om in overleg te treden met een neuroloog over poliklinische of semi-spoed vraagstukken. Het betreft dus de patiënten met een (sterke verdenking op) acuut neurologisch beeld die naar UZ Gent moeten voor zorg. Het ziekenhuis heeft mij ook laten weten dat zij een al lang bestaande samenwerking heeft met UZ Gent en op meerdere gebieden samenwerken en UZ Gent ziet als een belangrijke en betrouwbare partner.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 ook heb aangegeven zijn de genomen maatregelen en afspraken erop gericht om de toegang tot zorg, zowel huisartsenzorg en ziekenhuis zorg (neurologie) zo goed als mogelijk te garanderen.
Kunt u toezeggen om in gesprek met lokale zorgaanbieders en overheden om het artsentekort in Zeeland op te lossen en zo ja, welke oplossingen worden er voorgesteld? Bent u bereid om de conclusies en aanbevelingen uit deze gesprekken met de Kamer te delen?
Ja, ik ben bereid het gesprek aan te gaan met lokale zorgaanbieders en overheden om te zien hoe we de ingeslagen weg in Zeeland via het transformatieplan van de ZZC en de samenwerking met het sociale domein verder kunnen ondersteunen.
Hoe ziet de langetermijnvisie van de regering eruit met het oog op het waarborgen van spoedeisende hulp en ziekenhuisafdelingen in dunbevolkte gebieden zoals Zeeland, mede in het licht van het recente rapport «Elke regio telt»?
In het hoofdlijnenakkoord van 16 mei 2024 is de volgende passage opgenomen:
«Voor nu en voor de langere termijn wordt ingezet op (...) goede regionale afspraken tussen ziekenhuizen over bereikbaarheid bij acute zorg in de buurt en van streekziekenhuizen; de insteek wordt dat streekziekenhuizen behouden blijven.» Deze passage zal verdere invulling krijgen in het regeerprogramma voor de regeerperiode van het kabinet Schoof. Ik ben bekend met het rapport «Elke regio telt». Op de inhoud van het nog vast te stellen regeerprogramma kan ik niet vooruit lopen.
Met partijen in het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn daarnaast afspraken gemaakt over de manier waarop partijen zich inzetten om de zorg toekomstbestendig te organiseren. De in het kader van de afspraken uit het IZA ontwikkelde regiobeelden en regioplannen, die ik voor Zeeland al noemde in mijn antwoord op vraag 2, kunnen daar goed bij helpen. Daar moeten passende oplossingen voor verschillende vraagstukken in samenhang gevonden worden. Het is aan de zorgaanbieder van medisch specialistische zorg, het ziekenhuis, om met betrokkenheid van ander partijen in de zorgketen een besluit te nemen over de toekomstbestendige inrichting van de medische specialistische zorg in de regio.
Het bericht 'Artsentekort Zeeland groeit, ook huisartsenspoedpost Oostburg dicht' |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Artsen tekort Zeeland groeit, ook huisartsenspoedpost Oostburg dicht» en bent u op de hoogte van deze situatie? Zo ja, wat is uw reactie hierop?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft grote prioriteit. Voor alle zorginstellingen geldt dat zij, al dan niet in samenwerking in een regio, de uitdaging hebben om met het beschikbare personeel zo optimaal mogelijk zorg te verlenen. In het Hoofdlijnenakkoord staat beschreven dat ik het daarom aantrekkelijker ga maken om in de zorg te werken, door middel van meer autonomie, loopbaanperspectief en goede arbeidsvoorwaarden. Ik ga de werkdruk verlagen door minder registratietijd en door slim gebruik te maken van innovaties. Ik geef medewerkers de regie terug over hun roosters, over hun loopbaan en over hoe en waar ze hun werk het beste kunnen doen. Hoe dit concreet vorm gaat krijgen, wordt nader uitgewerkt in het Regeerprogramma.
Welke maatregelen worden er genomen om de onderliggende problematiek van het groeiende artsentekort, met name in de provincie Zeeland, aan te pakken?
Iedere regio, waaronder ook Zeeland, heeft een gezamenlijk regiobeeld opgesteld. Op basis van de opgaven die uit dit beeld naar voren komen is een regioplan opgesteld. In Zeeland heeft de Zeeuwse Zorg Coalitie (ZZC) een plan voor de toekomst van de zorg in Zeeland ontwikkeld: «De Zeeuw Zorgt 2030. Samen houden we Zeeland én de Zeeuwse Zorg en Welzijn gezond». Een van de thema’s hierbinnen is toekomstbestendige huisartsenzorg. Dit thema is uitgewerkt in een integraal transformatieplan en positief beoordeeld door de betrokken verzekeraars, waardoor dit plan nu uitgevoerd kan worden.
Voor het toegankelijk houden van de huisartsenzorg wordt onder meer gewerkt aan digitalisering, het verminderen van registratielast en de versterking van de samenwerking met het sociaal domein (uit de regiovisie).
Daarnaast wordt in Zeeland vanuit het Deltaplan gewerkt aan het terugdringen van de personeelstekorten. Het Deltaplan is een meerjarige samenwerking van 27 zorginstellingen en 3 onderwijsinstellingen waarbij als gezamenlijke organisaties gewerkt wordt aan een evenwicht tussen zorgvraag en arbeidsmarkt, zodat betrouwbare en kwalitatief goede zorg geboden kan blijven worden aan de inwoners van Zeeland en de maatschappelijke functies vervuld kunnen blijven worden. Het Deltaplan heeft activiteiten op het gebied van2 leren en ontwikkelen,3 netwerkzorg en innovatie en4 HR-samenwerking.
Deze activiteiten worden deels gefinancierd via de werkgeversorganisatie vanuit het programma Samen Regionaal Sterk en door de betrokken zorgorganisaties zelf. Drie interventies, te weten digitaal leerplatform, leerweg medewerker in transitie en regionaal werkgeverschap zijn interventies die behoren bij het integrale transformatieplan van de ZZC en zijn vooralsnog afgewezen voor financiering via de IZA-transformatiemiddelen, omdat de substantiële impact (nog) niet voldoende duidelijk is volgens de beoordelende verzekeraar conform het beoordelingskader impactvolle transformaties. Gesprekken over het beter inzichtelijk maken van de impact tussen zorgaanbieders, werkgeversorganisatie, data coalitie in Zeeland en verzekeraar zijn opnieuw opgestart.
Kunt u toelichten hoe de continuïteit van zorg voor de patiënten in Oostburg, Terneuzen en omliggende gebieden gewaarborgd blijft, aangezien de spoedpost in Oostburg en afdeling Neurologie in Terneuzen sluit?
Allereerst dient bij wijzigingen in het acute zorgaanbod de procedure uit het Uitvoeringsbesluit Wkkgz (AMvB acute zorg) en Uitvoeringsregeling Wkkgz gevolgd te worden. Daarin is onder andere de verplichting opgenomen om een continuïteitsplan op te stellen en te bespreken in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ). Nucleuszorg, de zorgaanbieder van de huisartsenpost, heeft mij laten weten dat aan de sluiting van de huisartsenspoedzorg in Oostburg een uitgebreid plan van aanpak en een continuïteitsplan ten grondslag ligt. Uit de bij het RIVM gevraagde bereikbaarheidsanalyse komt naar voren dat 92% van de totale bevolking in Zeeuws Vlaanderen binnen een half uur huisartsenspoedzorg kan ontvangen (op de post zelf of middels een visite) waarmee aan de norm van 90% voldaan blijft. Door te concentreren in Terneuzen kan de beschikbare capaciteit efficiënter worden ingezet, juist zodat de toegankelijkheid en goede kwaliteit van de acute zorg in deze regio geboden kan blijven worden. Ik heb van Nucleuszorg begrepen dat er voor patiënten niets in de telefonische bereikbaarheid, ontvangen van consulten, een visite van de huisarts of de beschikbaarheid van een ambulance verandert.
Over de beschikbaarheid van neurologie heeft ZorgSaam mij het volgende laten weten. De poliklinische zorg blijft in Terneuzen doorgang vinden. Voor de acute neurologie (zie hiervoor ook het antwoord op vraag5 heeft ZorgSaam gezocht naar een tijdelijke oplossing omdat zij de beschikbaarheid niet kan borgen. Hiervoor is samenwerking gezocht met Universitair Ziekenhuis (UZ) Gent. Concreet betekent dit dat vanaf 1 september geen neurologische patiënten opgenomen kunnen worden, maar dat zij bij UZ Gent of andere ziekenhuizen in de regio terecht kunnen. Hiervoor is een continuïteitsplan in voorbereiding.
Bent u bereid om te investeren in specifieke stimuleringsmaatregelen om artsen naar krimpgebieden zoals Zeeland te trekken?
Het aantal opleidingsplaatsen voor huisartsen wordt de komende jaren verhoogd op advies van het Capaciteitsorgaan. Via de landelijke verdeling van opleidingsplaatsen is er al stimulering om ook in krimpgebieden voldoende artsen op te leiden. Binnen de plaatsingsprocedure van huisartsen in opleiding wordt (zo veel als mogelijk) rekening gehouden met de plaatsingsvoorkeur van de kandidaten en regionale spreiding van de kandidaten over het land. De Huisartsenopleiding Nederland (HON) spant zich met haar samenwerkingspartners in voor voldoende toekomstbestendige huisartsen voor iedereen en alle regio’s in Nederland. De landelijk wervings- en selectieprocedure is hierop ingericht. Voor specifieke stimuleringsmaatregelen voor Zeeland verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Welke invloed heeft de sluiting van de huisartsenspoedpost in Oostburg en afdeling Neurologie in Terneuzen op de werkdruk, wachtlijsten en bereikbaarheid van omliggende huisartsenspoedposten en ziekenhuizen? Welke omliggende huisartsenspoedposten en ziekenhuizen blijven nog over?
Het ziekenhuis heeft laten weten dat ZorgSaam een al langer bestaand samenwerkingsverband met UZ Gent in België heeft. Op basis van deze samenwerking worden alle acute neurologische patiënten, gedurende de tijdelijke opschorting van de acute neurologische zorg in ZorgSaam, in principe door de ambulance naar het UZ Gent gebracht. Verder heeft ZorgSaam afspraken met UZ Gent gemaakt over de (tijdelijke) inzet van neurologen van UZ Gent in ZorgSaam. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat een groter deel van de patiënten uit het verzorgingsgebied van ZorgSaam dan al gebruikelijk, tijdelijk gebruik kan maken van de neurologische zorgvoorzieningen in andere Belgische ziekenhuizen die grenzen aan het verzorgingsgebied van ZorgSaam. ZorgSaam en deze Belgische ziekenhuizen hebben hierover overleg.
Een tijdelijke sluiting van de verpleegafdeling neurologie en tijdelijke opschorting van de acute zorg voor neurologische patiënten per 1 september a.s., heeft naar verwachting verder tot gevolg dat in het ADRZ-ziekenhuis in Goes een lichte toename te verwachten is van de poliklinische neurologische zorgvraag en mogelijk ook een lichte toename van de acute zorg voor neurologische patiënten afkomstig uit het verzorgingsgebied van ZorgSaam. ZorgSaam en ADRZ hebben hierover overleg en onderzoeken verder de mogelijkheden om de zorg voor neurologische patiënten Zeelandbreed op lange termijn toekomstbestendig te maken.
De invloed van de sluiting van de huisartsenpost in Oostburg op de overige huisartsenspoedposten is naar verwachting beperkt. Meer dan 75% van de consulten huisartsenspoedzorg vindt reeds plaats op de post in Terneuzen. De daaropvolgende dichtstbijzijnde huisartsenspoedpost bevindt zich in Goes. Maar vanwege de natuurlijke barrière (Westerschelde) is dit voor inwoners van Zeeuws-Vlaanderen geen veelgebruikt alternatief. Met name in het westen van Zeeuws-Vlaanderen wordt gebruik gemaakt van de (dag)zorg in het nabijgelegen ziekenhuis in Knokke (België).
Is alleen het personeelstekort de reden dat deze spoedpost in Oostburg en de afdeling Neurologie in Terneuzen sluit, of zijn er nog andere redenen? Welke maatregelen hebben de besturen getroffen om personeel te behouden of nieuw personeel aan te trekken?
Volgens Nucleuszorg zijn er naast het personeelsprobleem ook andere redenen om de huisartsenspoedzorg anders te organiseren. De sluiting van de huisartsenspoedpost in Oostburg is namelijk ook onderdeel van een breder plan om de spoedzorg in Zeeuws-Vlaanderen toegankelijk en van goede kwaliteit te houden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de samenwerking met de spoedeisende hulp (SEH), de intensivering van de samenwerking met de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (onder meer door middel van zorgcoördinatie) en de crisisinterventie van de GGZ.
ZorgSaam geeft aan dat het tekort aan neurologen de reden is om de afdeling Neurologie tijdelijk te sluiten. Dit is een probleem waar niet alleen ZorgSaam mee te maken heeft, maar dit speelt ook landelijk en in België. Zelf heeft het ziekenhuis meerdere maatregelen getroffen en acties uitgezet: een langdurige werving, ook internationaal, mogelijkheden van taakherschikking, samenwerking met andere Nederlandse ziekenhuizen en contact met de beroepsvereniging en ROAZ-regio.
Wat was het neurologentekort in Terneuzen waardoor de afdeling moest sluiten? Klopt het dat een aantal neurologen zelf zijn vertrokken en zo ja, wat was hun reden en welke lessen kunnen hieruit worden getrokken?
ZorgSaam heeft mij geïnformeerd dat het hier inderdaad een tekort aan neurologen betreft om verschillende redenen (onder andere pensionering en persoonlijke redenen).
Klopt het dat neurologie een basisspecialisme is en dat ziekenhuizen 24/7 neurologische zorg moeten kunnen bieden? Zo ja, wat voor impact heeft de sluiting van de neurologische afdeling op de spoed en intensive care zorg, want ook die moeten kunnen rekenen op neurologische zorg? Wordt het ziekenhuis in Terneuzen hierdoor niet per saldo een buitenpoli?
Het klopt dat neurologie een belangrijk specialisme in de spoedeisende geneeskunde is. In het Kwaliteitskader Spoedzorgketen zijn daarom normen over de bereikbaarheid van neurologen opgenomen. Het tijdelijk sluiten per 1 september a.s. van de afdeling neurologie betreft een klein deel van de acute zorg, namelijk alleen de neurologische zorg uit het totale palet aan zorg dat het ziekenhuis aanbiedt. De poliklinische afdeling neurologie en overige spoedeisende zorg blijven beschikbaar. In het continuïteitsplan van ZorgSaam, dat in voorbereiding is, worden de eventuele risico’s op de acute as zoveel mogelijk in kaart gebracht en maatregelen genomen om deze te beperken. Dit plan is door het ziekenhuis opgesteld in overleg met en conform AMvB afgestemd met het ROAZ, huisartsen, ambulancedienst, meldkamer, vereniging neurologie, inwoners, veiligheidsregio en zorgverzekeraars. Het ziekenhuis heeft een concept continuïteitsplan voorgelegd aan de IGJ waaruit blijkt dat het ziekenhuis zicht heeft op mogelijke risico’s als gevolg van de tijdelijke opschorting van de acute neurologische zorg.
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) meldingen ontvangen over enige onregelmatigheden op de afdeling neurologie in Terneuzen?
De IGJ heeft mij laten weten dat zij hierover geen meldingen heeft ontvangen. De IGJ is door de bestuurder tijdig en adequaat geïnformeerd over het verloop in de vakgroep neurologie en dat de zoektocht naar een toekomstbestendige oplossing voor het behoud van kwalitatief goede neurologische zorg in Zeeland.
Op 24 juni 2024 heeft de IGJ wel de «Vooraankondiging concentratie huisartsenspoedzorg in Zeeuws-Vlaanderen met als gevolg sluiting van de HAP in Oostburg vanaf 1 oktober 2024» ontvangen.
Hoe beoordeelt u de mogelijke risico's voor patiëntveiligheid nu deze huisartsenspoedpost in Oostburg en afdeling Neurologie in Terneuzen zijn deuren sluit?
Partijen in de regio kunnen zelf goede afwegingen maken over de inrichting van het spoedzorglandschap en kennen de lokale situatie het best. Zoals ik in antwoord op vraag 3 al aangaf, dienen zij de daarvoor bestemde procedures goed na te leven en daarvan hebben partijen aangegeven dit te doen. Ook heeft Nucleuszorg aangegeven dat de risico’s voor de patiëntveiligheid door dit besluit niet in het geding zijn. De mogelijke risico’s voor de patiëntveiligheid dienen in de besluitvormingsprocedure te zijn meegenomen. Door middel van onder meer een continuïteitsplan dient de IGJ op de hoogte gebracht te worden van de wijze waarop de besluitvormingsprocedure heeft plaatsgevonden. De IGJ monitort het verdere verloop van de besluitvormingsprocedure en kan zolang de stukken nog niet door de inspectie zijn ontvangen, geen uitspraak doen over de patiëntveiligheid
De electieve neurologische zorg in ZorgSaam blijf beschikbaar. Het betreft een tijdelijke sluiting van de verpleegafdeling neurologie en tijdelijke opschorting van de acute zorg voor neurologische patiënten per 1 september a.s.
ZorgSaam heeft voor de neurologie een concept continuïteitsplan opgesteld en dit concept onder andere voorgelegd aan de IGJ. Uit dit continuïteitsplan blijkt dat het ziekenhuis, op basis van een eerste prospectieve risico-inventarisatie (PRI) die het ziekenhuis heeft uitgevoerd, zicht heeft op de mogelijke risico’s als gevolg van de tijdelijke opschorting van de acute neurologische zorg. Om de risico’s zo veel als mogelijk te beperken, neemt het ziekenhuis maatregelen. Het ziekenhuis zal vervolg PRI’s uitvoeren.
Zoals ik bij vraag 5 ook heb aangegeven heeft ZorgSaam afspraken gemaakt met UZ Gent, huisartsen en de ambulancedienst en wordt dit vastgelegd in een continuïteitsplan om risico’s te beperken. Voor de acute zorg betekent dit dat een groter gedeelte van de Zeeuws-Vlaamse inwoners voor acute neurologische zorg tijdelijk moet uitwijken naar Belgische ziekenhuizen.
Hoe beoordeelt u het feit dat nieuwe patiënten voor neurologie worden doorverwezen naar een ziekenhuis in Gent en dat vermoedelijk veel patiënten naar Knokke zullen gaan, over de Belgische grens dus? Wat voor impact heeft dit op de toegankelijkheid van de zorg?
Ik hecht er waarde aan om te benoemen dat niet allenieuwe patiënten verwezen zullen worden naar een ziekenhuis in België. Zoals ik noemde kunnen (nieuwe) poliklinische patiënten nog steeds terecht in ZorgSaam. Ook heeft het ziekenhuis aangegeven dat er voor huisartsen de mogelijkheid blijft bestaan om in overleg te treden met een neuroloog over poliklinische of semi-spoed vraagstukken. Het betreft dus de patiënten met een (sterke verdenking op) acuut neurologisch beeld die naar UZ Gent moeten voor zorg. Het ziekenhuis heeft mij ook laten weten dat zij een al lang bestaande samenwerking heeft met UZ Gent en op meerdere gebieden samenwerken en UZ Gent ziet als een belangrijke en betrouwbare partner.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 ook heb aangegeven zijn de genomen maatregelen en afspraken erop gericht om de toegang tot zorg, zowel huisartsenzorg en ziekenhuis zorg (neurologie) zo goed als mogelijk te garanderen.
Kunt u toezeggen om in gesprek met lokale zorgaanbieders en overheden om het artsentekort in Zeeland op te lossen en zo ja, welke oplossingen worden er voorgesteld? Bent u bereid om de conclusies en aanbevelingen uit deze gesprekken met de Kamer te delen?
Ja, ik ben bereid het gesprek aan te gaan met lokale zorgaanbieders en overheden om te zien hoe we de ingeslagen weg in Zeeland via het transformatieplan van de ZZC en de samenwerking met het sociale domein verder kunnen ondersteunen.
Hoe ziet de langetermijnvisie van de regering eruit met het oog op het waarborgen van spoedeisende hulp en ziekenhuisafdelingen in dunbevolkte gebieden zoals Zeeland, mede in het licht van het recente rapport «Elke regio telt»?
In het hoofdlijnenakkoord van 16 mei 2024 is de volgende passage opgenomen:
«Voor nu en voor de langere termijn wordt ingezet op (...) goede regionale afspraken tussen ziekenhuizen over bereikbaarheid bij acute zorg in de buurt en van streekziekenhuizen; de insteek wordt dat streekziekenhuizen behouden blijven.» Deze passage zal verdere invulling krijgen in het regeerprogramma voor de regeerperiode van het kabinet Schoof. Ik ben bekend met het rapport «Elke regio telt». Op de inhoud van het nog vast te stellen regeerprogramma kan ik niet vooruit lopen.
Met partijen in het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn daarnaast afspraken gemaakt over de manier waarop partijen zich inzetten om de zorg toekomstbestendig te organiseren. De in het kader van de afspraken uit het IZA ontwikkelde regiobeelden en regioplannen, die ik voor Zeeland al noemde in mijn antwoord op vraag 2, kunnen daar goed bij helpen. Daar moeten passende oplossingen voor verschillende vraagstukken in samenhang gevonden worden. Het is aan de zorgaanbieder van medisch specialistische zorg, het ziekenhuis, om met betrokkenheid van ander partijen in de zorgketen een besluit te nemen over de toekomstbestendige inrichting van de medische specialistische zorg in de regio.
De berichten 'Problemen Ommelander Ziekenhuis waren te voorspellen en 'Miljoenenverlies voor ziekenhuis Viecurie financiële hulp nodig' |
|
Jimmy Dijk |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Wat zijn de onderliggende oorzaken dat de afgelopen maanden meerdere (streek)ziekenhuizen in de problemen zijn gekomen?1, 2 Wat kan het kabinet hieraan doen, zonder dat nog meer (streek)ziekenhuizen gesloten worden?
De oorzaken waardoor ziekenhuizen problemen ervaren zijn divers. Ommelander ziekenhuis geeft aan te maken hebben gekregen met forse prijsstijgingen en loonontwikkelingen, stijging van het ziekteverzuim en krapte op de arbeidsmarkt. In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het uitgangspunt het openhouden van streekziekenhuizen wordt. De komende periode gebruik ik om met alle betrokkenen te spreken en tot een gezamenlijk gedragen oplossing te komen.
Heeft u het artikel «Problemen Ommelander Ziekenhuis waren te voorspellen» gelezen en wat is uw reactie hierop? Bent u op de hoogte van de problemen bij het Ommelander Ziekenhuis? Waar ligt wat u betreft de oorzaak?
Ik heb kennisgenomen van het artikel en er is contact geweest met het Ommelander Ziekenhuis. Als oorzaken van het financiële verlies noemt Ommelander forse prijsstijgingen en loonontwikkeling, stijging van het ziekteverzuim en krapte op de arbeidsmarkt. Dit zorgde voor zowel hogere kosten als minder omzet. Het ziekenhuis geeft aan tijdig herstelmaatregelen in gang te hebben gezet om de toegankelijkheid van zorg te kunnen garanderen. De herstelmaatregelen, die worden gesteund door de banken en verzekeraars, hebben als doel om het ziekenhuis financieel gezond te maken. Hoewel dit tijd vergt, zijn er inmiddels3 in 2024 7% meer verwijzingen naar het ziekenhuis ten opzichte van 2023.
De door het ziekenhuis genoemde oorzaken zijn herkenbaar, meerdere ziekenhuizen en zorgaanbieders hebben hiermee te maken. Wanneer ziekenhuizen in financiële problemen (dreigen) te komen, en de continuïteit van de zorg in het geding dreigt te komen, gelden de Early Warning System (EWS)-afspraken waardoor er tijdig gehandeld kan worden. Ik heb over Ommelander Ziekenhuis geen EWS-melding gehad en ook geen informele signalen ontvangen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Dit betekent dat naar oordeel van de NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd financiële problemen niet leiden tot een onbeheersbare situatie met risico’s voor de patiëntveiligheid en continuïteit tot gevolg.
Wat vindt u van de uitspraak van de accountant van het Ommelander ziekenhuis: «Eén procent rendement is wel een ondergrens. Je zag over 2022 dat kleine ziekenhuizen daar maar net boven zaten. Dat maakt ze kwetsbaar, want tegenvallers kunnen dan snel tot verliessituaties leiden en dat blijkt bij het Ommelander Ziekenhuis nu ook»? Herkent u deze situatie? Vindt u het gepast dat vitale publieke voorzieningen, zoals ziekenhuizen, in deze situatie verkeren? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Het is evident dat een (langdurig) beperkt financieel rendement een zorginstelling kwetsbaar kan maken. Cijfers uit jaarrekeningen van afgelopen jaren4 hebben laten zien dat ziekenhuizen er (gemiddeld gezien) financieel goed voor staan. Wel zijn er verschillen: een aantal ziekenhuizen staan er niet goed voor.
Alle patiënten in Nederland hebben recht op kwalitatief goede zorg. Daarbij moet het niet uitmaken waar je woont. Het is aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om hier goede afspraken over te maken.
Wat vindt u van het feit dat het bestuur van het Scheemder ziekenhuis de financiële problemen wijt aan personeelstekort, waardoor ze minder patiënten kunnen behandelen en dus minder verdienen dan gepland? Denkt u dat met de huidige beloning voor verpleegkundig personeel en de werkdruk het personeelstekort zal afnemen? Zo ja, kunt u dit onderbouwen? Zo nee, waarom niet?
Als Minister ga ik niet over de uitspraken van het bestuur.
Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft zeer grote prioriteit. Zorg is mensenwerk. Voor alle zorginstellingen geldt dat zij, al dan niet in samenwerking in een regio, de uitdaging hebben om met het beschikbare personeel zo optimaal mogelijk zorg te verlenen. In het Hoofdlijnenakkoord staat beschreven dat ik het daarom aantrekkelijker ga maken om in de zorg te werken. Dit zal ik de komende tijd uitwerken. Ik ga de werkdruk verlagen door minder registratietijd en door slim gebruik te maken van innovaties. Ik geef medewerkers de regie terug over hun roosters, over hun loopbaan en over hoe en waar ze hun werk het beste kunnen doen.
Onderdeel van de herstelmaatregelen van het Ommelander Ziekenhuis is het aantrekkelijker maken van het werk in het ziekenhuis. Hiervoor is een samenwerking met het UMCG opgezet waarbij SEH-artsen een gecombineerde functie hebben waarbij ze zowel in het universitair centrum (UMCG) als in het regionale ziekenhuis (Ommelander Ziekenhuis) werken. Er blijkt veel interesse in deze gecombineerde functie. Ik zie deze samenwerking als een mooi voorbeeld om – ondanks de personeelskrapte – hoogwaardige en toegankelijke zorg te kunnen blijven bieden.
Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met het Ommelander Ziekenhuis? Kunt u alle onderliggende stukken van dit contact naar de Kamer sturen?
Naar aanleiding van deze Kamervragen is er telefonisch contact geweest met het Ommelander ziekenhuis, er zijn daarbij geen onderliggende stukken uitgewisseld.
Wanneer heeft u voor het laatst met bezorgde patiënten uit Scheemda, Oldambt en omstreken gesproken over het verschralen van de ziekenhuiszorg in hun regio? Indien u dit niet heeft gedaan, waarom niet? Bent u bereid dit te gaan doen?
Er is (nog) geen gesprek gevoerd met de patiënten uit de regio Scheemda en Oldambt, ik ben daar zeker toe bereid en zal een bezoek inplannen.
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «Miljoenenverlies voor het ziekenhuis Viecurie financiële hulp nodig»? Wat is uw reactie hierop? Hoe is dit miljoenenverlies wat u betreft ontstaan?
Ik heb kennisgenomen van het bericht en er is contact geweest met het VieCuri Medisch Centrum. Als oorzaken van het verlies noemt VieCuri de fors gestegen kosten van energie, inflatie (waardoor inkoop duurder werd) en hogere loonkosten als gevolg van de vernieuwde CAO ziekenhuizen. Deze hogere kosten konden niet volledig gedekt worden met hogere inkomsten. Zoals aangegeven bij vraag 2 hebben meerdere ziekenhuizen en zorgaanbieders hiermee te maken.
Wat vindt u van de oorzaken van het verlies die door de directie worden genoemd zoals de forse inflatie waardoor inkoop duurder werd, de stijging van energiekosten en hogere loonkosten als gevolg van de vernieuwde CAO ziekenhuizen?
De hoge inflatie van de voorbije jaren is niet veroorzaakt door de zorg, maar de zorg voelt de gevolgen daarvan wel. De voorbije jaren is er sprake van een hoge prijsstijging die is ontstaan door de hogere gasprijzen. Deze hogere prijsstijging leidt ook voor veel ziekenhuizen en andere zorgaanbieders tot fors hogere uitgaven. Zorginstellingen hebben naast de inflatie ook rekening moeten houden met hogere lonen (die mede omhoog zijn gegaan ter compensatie van de hogere inflatie). Van de uitgavenstijging in de Zvw tussen 2020 en 2024 van bijna 25% hangt ruim 90% samen met loon- en prijsstijging. In de cao ziekenhuizen is voor de jaren 2023 en 2024 een salarisverhoging van totaal 15% afgesproken. Door het beschikbaar stellen van de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA) draag ik bij aan deze salarisontwikkeling. Ik ben zelf echter geen partij in de cao-onderhandelingen. De gemiddelde loon- en prijsstijging in de economie is de afgelopen jaren verwerkt door de NZa in haar vastgestelde tarieven en zit in de vergoeding die VWS aan verzekeraars beschikbaar stelt om contractafspraken te maken met zorginstellingen. Het is mogelijk dat (individuele) zorginstellingen zwaarder dan gemiddeld zijn/worden getroffen door inflatie/loonstijging. Het is allereerst aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om met elkaar goede financiële afspraken te maken waarbij tevens aan de zorgplicht wordt voldaan.
Wanneer ziekenhuizen in financiële problemen (dreigen) te komen, en de continuïteit van de zorg in het geding dreigt te komen, gelden de Early Warning System (EWS)-afspraken waardoor er tijdig gehandeld kan worden. Op 1 mei 2024 hebben we een melding ontvangen over VieCuri, die op 27 juni 2024 weer is beëindigd omdat er voldoende financiële steun is toegezegd door betrokken zorgverzekeraars en banken.
In algemene zin kan worden opgemerkt dat de geldende macrokaders en de door de NZa vastgestelde tarieven rekening houden met de stijging van prijzen en lonen. Specifiek ten aanzien van de stijgende energiekosten is relevant dat het Ministerie van VWS en de NZa in najaar 2022 hebben besloten de gereguleerde tarieven 2023 vroegtijdig op te hogen in verband met de sterk stijgende inflatie.
Erkent u dat dit een gevolg is van uw eigen beleid? Zo nee, waarom denkt u dat deze uitkomst niet het gevolg is van beleid?
Antwoord vraag 9.
Als Minister ga ik niet over de individuele bedrijfsvoering van een ziekenhuisorganisatie.
Hoe gaat u voorkomen dat er net zoals in Venlo andere ziekenhuizen – zie bijvoorbeeld in Heerlen – ontmanteld gaan worden waardoor de toegankelijkheid voor patiënten verslechtert en de gezondheidsrisico’s toenemen?
De toegankelijkheid van de (ziekenhuis)zorg voor alle patiënten in alle regio’s in Nederland is voor mij heel belangrijk en een speerpunt in het hoofdlijnenakkoord. De komende periode wordt dit verder uitgewerkt in het Regeerprogramma.
Welke verantwoordelijkheid hebben de zorgverzekeraars volgens u wat betreft het openhouden van ziekenhuizen? Deelt u de mening dat hun belang: de kosten zo laag mogelijk houden door ziekenhuizen te sluiten, haaks staat op het belang van patiënten om goede zorg dichtbij te hebben?
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de insteek wordt dat streekziekenhuizen behouden blijven. Dit zullen we de komende periode uitwerken. De zorgverzekeraars hebben in het geval van een naturapolis de zorgplicht om ervoor te zorgen dat hun verzekerden tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg krijgen.
De NZa houdt toezicht op deze zorgplicht en heeft hiervoor handvatten opgesteld. In deze handvatten staat hierover: «Je bent verantwoordelijk voor het tijdig leveren van passende zorg aan de individuele verzekerde. Is er sprake van een (dreigende) sluiting van een zorgaanbieder, bijvoorbeeld door faillissement? Dan zorg je ervoor dat de verzekerde tijdige en passende zorg kan blijven ontvangen. Blijft de verzekerde zorg ontvangen van de onder druk staande zorgaanbieder? Dan moet de verzekerde ervanuit kunnen gaan dat er maatregelen worden getroffen waardoor de zorg doorgang blijft vinden. Sluit de zorgaanbieder, bijvoorbeeld door faillissement? Dan moet de verzekerde terecht kunnen bij een andere aanbieder. Verzekerden behouden altijd tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg.»
Daarnaast zetten zorgpartijen waaronder Zorgverzekeraars Nederland (ZN) zich binnen het Integraal Zorg Akkoord – Onderdeel D. Regionale samenwerking, in voor een toekomstbestendig zorglandschap met het uitgangspunt «nabij als het kan, veraf als het moet». Zorg die vaak voorkomt en laagcomplex is, moet voor iedereen dicht(er)bij beschikbaar zijn.
Het bericht ‘Onderzoek naar klachten over evangelist Tom de Wal, hij geeft intussen Mercedes CLA en Audi A6 weg’ |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Judith Tielen (VVD) |
|
Pia Dijkstra (D66), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Onderzoek naar klachten over evangelist Tom de Wal, hij geeft intussen Mercedes CLA en Audi A6 weg»?1
Ja.
Kunt u – naar aanleiding van de beantwoording van de mondelinge vraag over deze gebedsgenezer2 – aangeven welke stappen worden ondernomen om artikel 2, lid 3 van de Wet, kwaliteit, klachten en geschillen zorg door te lichten en om informatie en inspectierapporten over deze zelfbenoemde genezers bij elkaar te brengen én beter vindbaar te maken voor patiënten?
Gebedsgenezers vallen onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) wanneer zij handelingen verrichten die ertoe strekken een persoon van een ziekte te genezen. Het is aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: de IGJ) om in individuele gevallen te beoordelen of daarvan sprake is. Als een gebedsgenezer onder de Wkkgz valt, is sprake van een alternatieve zorgaanbieder. Deze alternatieve zorgaanbieder moet zich houden aan de norm dat geen zorg wordt verleend die buiten noodzaak kan leiden tot (een aanmerkelijke kans op) schade voor een cliënt.
Bij overtreding van deze norm, bijvoorbeeld als blijkt dat cliënten worden weggehouden bij reguliere zorg, of als er sprake blijkt te zijn van andere praktijken die schadelijk zijn voor de gezondheid van cliënten, kan de IGJ maatregelen nemen6. De IGJ heeft op dit moment geen signalen dat sprake is van structurele praktijken door gebedsgenezers die schadelijk zijn voor de gezondheid van cliënten.
Sinds de inwerkingtreding van de Wkkgz in 2016 vallen de alternatieve zorgaanbieders daaronder. ZonMw heeft de Wkkgz in 2021 geëvalueerd7. De regels over alternatieve zorgaanbieders maakten deel uit van deze evaluatie. Het evaluatierapport bevat geen aanbevelingen tot aanpassing van deze regels voor alternatieve zorgverleners en geeft daartoe ook geen aanleiding. Vanwege het gebrek van signalen bij de IGJ zie ik nu geen aanleiding om artikel 2, derde lid, van de Wkkgz opnieuw te evalueren.
Ook wordt het verzoek gedaan om informatie en inspectierapporten over deze zelfbenoemde genezers bij elkaar te brengen én beter vindbaar te maken voor patiënten. Op de website van de inspectie staat vermeld welke informatie zij conform de wet openbaar maakt. Zie https://www.igj.nl/onderwerpen/openbaarmaking. Deze informatie is dan vindbaar op de website van de IGJ.
Deelt u de mening dat de titel «gebedsgenezer» een valse belofte tot genezing impliceert en daarmee patiënten met een ongeneeslijke of dodelijke ziekte op het verkeerde been kan zetten? Zo ja, wat is er nodig aan wet- en regelgeving om te kunnen voorkomen dat deze titel misbruikt wordt?
Ik vind het van groot belang dat cliënten niet worden weggehouden bij reguliere zorgverlening. Als zou blijken dat dat gebeurt, dan is dat zeer onwenselijk en acht ik dat in strijd met de verplichtingen op grond van de Wkkgz. Ik heb echter geen concrete signalen dat hiervan sprake is in de praktijk.
Tegelijk heeft iedereen het recht om te geloven in alternatieve geneeswijzen en om hoop of troost te zoeken in gebedsgenezing. Dit is onderdeel van de vrijheid van godsdienst en ook als onderdeel van het recht op zelfbeschikking. Behandelingen die niet-wetenschappelijk zijn bewezen, zijn in beginsel toegestaan.
Bent u bekend met verslagen van bijeenkomsten geleid door Tom de Wal?3, 4 Zo ja, deelt u de mening dat het op zijn zachtst gezegd onwenselijk is dat er druk ontstaat op bezoekers om (het liefst) hoge bedragen te doneren?
Ik ben ermee bekend dat Tom de Wal de inhoud van zijn bijeenkomsten deelt via onder meer You Tube filmpjes. Ik vind het niet wenselijk dat bezoekers bedragen doneren omdat ze zich onder druk gezet voelen. Of dat het geval is, kan ik niet beoordelen.
Bent u van mening dat de werkzaamheden van Stichting Frontrunners voldoet aan de «kernvoorwaarde» voor de ANBI-status?
Om als ANBI te kunnen worden aangemerkt moet een instelling (onder meer) uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemeen nut beogen. Het begrip algemeen nut is in de wet neutraal vormgegeven en wordt, zoals ook uit de jurisprudentie blijkt, neutraal getoetst. Dit is een belangrijke eigenschap van de ANBI-regelgeving, maar kan soms ongemakkelijk voelen als sprake is van gedrag van ANBI’s dat conflicteert met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Dit is echter inherent aan het neutrale karakter van de ANBI-regelgeving.
Omdat de Belastingdienst gehouden is aan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan geen nadere informatie worden verstrekt over individuele instellingen.
In hoeverre vindt u dat het weggeven van auto’s het «algemeen belang dient» zoals aangegeven in de belastingvoordelen van een ANBI?5 Bent u bereid maatregelen te treffen om te voorkomen dat de ANBI-status misbruikt wordt voor dit soort praktijken? Zo ja, welke zijn dat en op welke termijn kan de Kamer daarover nadere informatie verwachten?
De grens van de vrijheid van ANBI’s om hun doelen na te streven ligt bij overtreding van de wet (of daar waar toepassing van de integriteitstoets binnen de ANBI-regeling in beeld komt) of daar waar een instelling door de rechter verboden wordt. Verdenkingen, niet-vervolgbare activiteiten of handelingen die simpelweg niet aansluiten bij eenieders overtuiging van wat behoort tot het «algemeen nut» zijn geen redenen een instelling de ANBI-status te ontnemen.
Naar aanleiding van zorgen van Tweede Kamerleden de afgelopen jaren over zulk gedrag van ANBI’s, is in 2021 door de toenmalige Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst een raadgevende commissie van deskundigen ingesteld om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn, al dan niet door aanpassing van ANBI-regelgeving, om het algemeen nut karakter beter tot uitdrukking te laten komen. Het rapport «Toezicht op algemeen nut» van deze raadgevende commissie biedt een waardevol inzicht in de maatschappelijke waarde van ANBI’s en de wijze waarop toezicht kan worden gehouden op ANBI’s zodat zij het algemeen nut (blijven) uitdragen. Het rapport bevat een lijst met 25 sets Kamervragen over gedrag van ANBI’s dat conflicteert met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Wat de zaken uit de Kamervragen gemeen hebben, is dat het doorgaans gaat om zaken waar de Belastingdienst niet op kan ingrijpen. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport «Toezicht op Algemeen Nut» vindt het kabinet het belangrijk dat burgers die zich voor maatschappelijke doelen willen inzetten, voldoende keuze hebben en ook kunnen bepalen welke activiteiten van ANBI's zij wenselijk vinden. Tegelijkertijd vindt het kabinet het belangrijk om zich uit te spreken over wat het kabinet als wenselijk maatschappelijk gedrag ziet en dit uit te dragen. Daarom wordt langs verschillende lijnen gewerkt aan het bestrijden van ongewenst gedrag door maatschappelijke organisaties, zoals middels het wetsvoorstel Wet transparantie maatschappelijke organisaties.
Het bericht 'Ingrijpen zorgverzekeraars duwt huisartsenketen Co-Med nog dieper in de problemen' |
|
Jimmy Dijk |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Heeft u het bericht «Ingrijpen zorgverzekeraars duwt huisartsenketen Co-Med nog dieper in de problemen» gelezen en wat is uw reactie hierop?1
Ik ben bekend met het bericht en ik wil nogmaals benadrukken dat ik het een uiterst vervelende en onwenselijke situatie vind voor de patiënten en het personeel van Co-Med. Bij een (tijdelijke) sluiting van een huisartsenpraktijk staat continuïteit van zorg voor mij voorop. Zorgverzekeraars en de toezichthouders IGJ en NZa zitten bovenop de situatie en houden deze nauwlettend in de gaten. Zij stellen alles in het werk om de continuïteit van zorg te waarborgen.
Is deze zeldzame ingreep van zorgverzekeraars die nooit eerder voorkwam voor u reden om alsnog in te grijpen bij praktijken van Co-Med? Zo nee, waarom niet?
Het huidige continuïteitsbeleid – dat is aangescherpt na de faillissementen van het MC Slotervaart en het MC IJsselmeerziekenhuizen – houdt in dat zorgaanbieders, zorgverzekeraars en de toezichthouders IGJ en NZa als eersten aan zet zijn bij mogelijke continuïteitsrisico’s. Centrale regie is in het uiterste geval noodzakelijk wanneer het betrokken partijen zelf niet lukt om een goede oplossing te vinden, en naar oordeel van de NZa en IGJ leiden tot een onbeheersbare situatie met risico’s voor de patiëntveiligheid tot gevolg. Het Ministerie van VWS zal in dat geval alle betrokken partijen bij elkaar roepen en aanspreken op hun verantwoordelijkheden2.
Op dit moment stellen partijen alles in het werk om de continuïteit van zorg te waarborgen en laat ik mij bijna dagelijks bijpraten door de toezichthouders en zorgverzekeraar CZ over de ontwikkelingen rondom Co-Med.
Wat zijn de gevolgen voor patiënten van deze «ingebrekestelling» en het eventueel beëindigen van het contract met de zorgverzekeraars?
Op 20 juni 2024 hebben de vier grote zorgverzekeraars hun overeenkomst met Co-Med opgeschort om deze vervolgens op 25 juni 2024 te beëindigen. Zorgverzekeraars hebben de conclusie getrokken dat Co-Med de continuïteit van goede zorg niet kan garanderen. Daarom bieden zij een alternatieve oplossing voor patiënten die ingeschreven staan bij een huisartsenpraktijk van Co-Med. De zorgverzekeraars adviseren hun verzekerden om hier per direct gebruik van te maken.
Alle patiënten van Co-Med, ongeacht wie hun zorgverzekeraar is, kunnen via www.cz.nl/co-med per praktijk zien wat het alternatieve aanbod is. Alle patiënten van Co-Med zijn vorig week ook schriftelijk op de hoogte gebracht en geadviseerd gebruik te maken van het alternatieve aanbod.
Het nu beschikbare alternatieve aanbod is een tijdelijke oplossing. Per praktijk liggen ook plannen klaar voor een structurele oplossing. Wanneer de structurele oplossing van kracht kan gaan verschilt per praktijk en is ook afhankelijk van hoe de situatie rondom Co-Med zich ontwikkelt.
Zorgverzekeraars hebben mij laten weten ook het alternatieve aanbod dagelijks te controleren op de gestelde kwaliteitseisen zoals bereikbaarheid en beschikbaarheid van (huis)artsen voor de patiënten.
Wat is de «zeer korte termijn» waarin Co-Med de tijd heeft om genoeg personeel te vinden? Op welke manier bent u hierbij betrokken?
Het is mij niet bekend wat de exacte termijn is die gesteld is door de zorgverzekeraars. Ik ben hier niet bij betrokken geweest. Inmiddels is bekend geworden dat de overeenkomst met Co-Med door zorgverzekeraars is beëindigd per 25 juni 2024.
Heeft u contact gehad met de zorgverzekeraars over hun beslissing? Zo ja, kunt u alle onderliggende stukken van dit contact naar de Tweede Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Sinds 18 juni 2024 ben ik meerdere keren bijgepraat door zorgverzekeraar CZ over de situatie bij Co-Med. Ik zal uw Kamer de gevraagde ambtelijke stukken over de ontwikkelingen bij Co-Med na het faillissement op 16 april 2024 van PCC Tele-Services Amsterdam, een dochteronderneming van Co-Med, zo spoedig mogelijk sturen. In het kader van zorgvuldigheid zal ik een zienswijze vragen aan de belanghebbenden bij de te openbaren stukken.
Kunt u de scenario's die verzekeraars klaar hebben liggen als de keten omvalt naar de Tweede Kamer sturen en toelichten? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds benoemd bij vraag 2 zijn de zorgverzekeraars en de toezichthouders NZa en IGJ als eersten aanzet bij een mogelijk faillissement. Zorgverzekeraars hebben vanuit hun zorgplicht maatregelen getroffen om te voorkomen dat de continuïteit van zorg in het geding komt. Deze maatregelen heb ik benoemd in mijn antwoord op vraag 3. Ik beschik niet over deze structurele plannen per praktijk.
Vind u het acceptabel dat medewerkers tegen hun eigen wens in taken moeten verrichten waarvoor ze niet bevoegd zijn waardoor de veiligheid van patiënten in het geding komt? Zo nee, op welke manier gaat u voorkomen dat dit vaker gaat gebeuren?
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik het heel pijnlijk vind voor alle patiënten en hun naasten die niet tijdig de juiste zorg hebben gekregen. Maar ook voor medewerkers die in situaties terecht zijn gekomen waar zij niet voor zijn opgeleid.
Het specifieke geval, zoals dat beschreven staat in het artikel in de Volkskrant van 15 juni jl3. was bij de IGJ niet bekend. Dat was voor de IGJ dan ook aanleiding om hierover opheldering te vragen aan de zorgaanbieder. Over de uitkomst kan ik u niet informeren. Dat is lopend toezicht. De NZa en de IGJ hebben mij laten weten, dat zij gezamenlijk blijven optrekken en intensief toezicht houden op Co-Med. Dit om de veiligheid, continuïteit en kwaliteit van de zorg voor de patiënten te borgen. Het is belangrijk dat de NZa en de IGJ nauwkeurig en zorgvuldig onderzoek kunnen doen naar de situatie en hun maatregelen daarop kunnen afstemmen.
Wat is uw reactie op het sterfgeval waarbij een huisarts te laat werd betrokken en dat mogelijk verband houdt met een fout in de praktijk in Zwolle? En wat vind u ervan dat Co-Med dit incident niet meldde bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) terwijl het daar wel toe verplicht is? Welke consequenties zitten hieraan voor Co-med?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe beoordeelt u het feit dat commerciële zorgverzekeraars nu moeten ingrijpen door de ernstige situatie bij Co-Med, terwijl u afgelopen maanden weigerde en wegkeek?
Ik deel uw mening niet. Zoals al eerder uiteengezet bij mijn antwoord op vraag 2 houdt het huidige continuïteitsbeleid in dat zorgaanbieders, zorgverzekeraars en de toezichthouders IGJ en NZa als eersten aan zet zijn bij mogelijke continuïteitsrisico’s. Centrale regie is in het uiterste geval noodzakelijk wanneer het betrokken partijen zelf niet lukt om een goede oplossing te vinden en naar oordeel van de NZa en IGJ leiden tot een onbeheersbare situatie met risico’s voor de patiëntveiligheid tot gevolg. Het Ministerie van VWS zal in dat geval alle betrokken partijen bij elkaar roepen en aanspreken op hun verantwoordelijkheden4.
De zorgverzekeraars en de toezichthouders IGJ en NZa stellen in de huidige situatie bij Co-Med alles in het werk om de continuïteit van zorg te waarborgen en houden mij hier van op de hoogte.
Deelt u de mening dat deze beslissing van de zorgverzekeraars eigenlijk een motie van wantrouwen is richting u als Minister omdat u weigerde in te grijpen?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Dijk over zo snel mogelijk een verbod op private-equitypartijen in de huisartsenzorg tot stand brengen en uiterlijk voor het zomerreces wetgeving naar de Tweede Kamer sturen? Bent u alsnog bereid deze uit te voeren in plaats van naast u neer te leggen?2
Op 7 juni 2024 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) uw Kamer de brief «Private equity in de zorg» gestuurd6. Met deze brief heeft zij ook gereageerd op de motie Dijk over zo snel mogelijk een verbod op private-equity partijen in de huisartsenzorg tot stand te brengen en uiterlijk voor het zomerreces wetgeving naar uw Kamer sturen7.
Op basis van de overwegingen in de brief, gecombineerd met de resultaten uit het onderzoek van EY naar de rol van private equity in de zorg8, is er geen gegronde reden om zorgaanbieders specifiek te verbieden om hun kapitaalbehoefte te dekken met investeringsmiddelen van private equity partijen. Een dergelijke maatregel, die ook het recht op eigendom en het verbod van discriminatie raakt, maakt inbreuk op het vrije verkeer van kapitaal (EU). De noodzaak en proportionaliteit van een dergelijke maatregel vraagt een stevige onderbouwing om juridisch houdbaar te zijn. Daarvoor ziet het kabinet nu onvoldoende aanknopingspunten9.
Vind u dat deze wanpraktijken van Co-Med een gevolg zijn van de moeilijke omstandigheden waarin reguliere huisartsen zitten, bijvoorbeeld door de lage tarieven, de hoge administratielast en het moeilijk kunnen vinden van betaalbare praktijkruimten? Wat gaat u hieraan doen?
Zoals benoemd in de Kamerbrief Stand van zaken versterking huisartsenzorg10 zijn in het afgelopen jaar al verschillende acties ondernomen om het werken met een vaste patiëntenpopulatie aantrekkelijker te maken. Onderdeel van de aanpak is het stimuleren van het praktijkhouderschap. Zo wordt het praktijkhouderschap aantrekkelijker door uitvoering te geven aan de IZA-afspraken zoals Meer Tijd voor de Patiënt; het anders inrichten van avond-, nacht-, en weekenddiensten van huisartsen en de handreiking huisvestingsproblematiek voor huisartsen en gezondheidscentra.
Verder versterk ik, samen met de veldpartijen, de eerstelijnszorg door middel van de visie eerstelijnszorg 203011. Met deze visie zet het kabinet duidelijk in op langetermijnbeleid voor de eerstelijnszorg, waaronder huisartsenzorg.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor zondag 23 juni, gezien de ernstige situatie en de grote gevolgen voor patiënten?
Ik heb uw vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Opnieuw fors financieel tekort Gelre Ziekenhuizen’ |
|
Jimmy Dijk |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Heeft u het artikel «Opnieuw fors financieel tekort Gelre Ziekenhuizen» gelezen en wat is uw reactie hierop?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Wat vindt u van de uitspraak van ziekenhuisbaas Pier Eringa: «Dat als je 20 mensen op een ochtend op het spreekuur zou kunnen hebben, en je weet dat bijna iedere dag wel een paar patiënten op het laatste moment afhaken, om dan te plannen voor 23 mensen in plaats van 20. Dat zijn kleine dingen, maar als je dat op iedere poli elke dag doet, levert dat het ziekenhuis veel op.»? Vindt u dit een gepaste uitspraak van een ziekenhuisbestuurder? Zo ja, waarom? Zo nee, gaat u Pier Eringa hiervoor als Minister op het matje roepen? Welke consequenties kan dit voor hem hebben?
Als Minister ga ik niet over de uitspraken van individuele ziekenhuisbestuurders. Het is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders om te beslissen over de inrichting van de eigen zorgorganisatie, mits dit binnen de geldende normen is, én op voorwaarde dat de kwaliteit en continuïteit van zorg geborgd zijn.
Bent u het eens met Pier Eringa dat er in ziekenhuizen zoveel mogelijk «productie» moet worden gedraaid? Zo nee, waarom staat u toe dat ziekenhuisbestuurders op deze manier over onze ziekenhuizen spreken alsof het bedrijven zijn?
Zie mijn antwoord bij vraag 2.
Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met het Gelre Ziekenhuis? Kunt u alle onderliggende stukken van dit contact naar de Kamer sturen?
Mijn ambtsvoorganger, de toenmalige Minister voor Medische Zorg, heeft op woensdag 6 maart 2024 gesproken met de bestuursvoorzitter van Gelre Ziekenhuizen. Tijdens dit overleg is onder andere gesproken over het
langetermijnperspectief van de (ziekenhuis)zorg in de regio, en de betrokkenheid van het lokaal openbaar. Er was enkel een interne nota ter voorbereiding voor de toenmalige Minister. Deze is bijgevoegd.
Daarnaast is er voor de beantwoording van deze Kamervragen feitelijke informatie ontvangen vanuit Gelre Ziekenhuizen over de stand van zaken en de context waarin de uitspraken zijn gedaan.
Wanneer heeft u voor het laatst met bezorgde patiënten uit Zutphen en omstreken gesproken over het verschralen van de ziekenhuiszorg in hun regio? Indien u dit niet heeft gedaan, waarom niet?
Ik heb (nog) geen gesprek gevoerd met patiënten uit de regio Zutphen.
Bent u bereid om een onderzoek te starten naar de gevolgen van het sluiten van de verloskamers en de beperkte openingstijden van de Spoedeisende Hulp (SEH) in Zutphen? Zo nee, waarom niet?
Voorafgaand aan de invoering van de maatregelen zijn alle benodigde stappen uit de AMvB en ministeriële regeling acute zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz, hoofdstuk 8a en Uitvoeringsregeling Wkkgz, hoofdstuk 3a) gevolgd door Gelre Ziekenhuizen. De AMvB en de regeling borgen de betrokkenheid van onder meer burgers en gemeenten tijdens het besluitvormingsproces. Gelre Ziekenhuizen heeft onder andere de cliëntenraad van het Gelre, diverse regionale (zorg)partners en belanghebbende gemeenten geconsulteerd en betrokken bij de besluitvorming. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft hierop meegekeken.
Daarnaast heeft een uitgebreide toetsing plaatsgevonden binnen het netwerk acute zorg. Ook zijn er twee continuïteitsplannen gemaakt en vastgesteld in het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ). Via diverse regionale overleggen worden de effecten gemonitord. Naast de IGJ kijkt ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) mee in dit reorganisatieproces vanuit hun toezichthoudende rol.
Wat zou het gevolg kunnen zijn voor het Gelre ziekenhuis als het ziekenhuis in de loop van 2025 het maximale bedrag dat het «rood» mag staan bereikt heeft? Kunt u aangeven of dit mogelijk kan leiden tot het volledig sluiten van het Gelre Ziekenhuis? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Het is allereerst aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om met elkaar goede financiële afspraken te maken. Wanneer ziekenhuizen in financiële problemen (dreigen) te komen, en de continuïteit van de zorg in het geding dreigt te komen, gelden de Early Warning System (EWS)-afspraken. Hierdoor kan er op tijd ingegrepen worden. Ik heb geen EWS-melding ontvangen over Gelre Ziekenhuizen. Dit betekent dat de financiële problemen niet hebben geleid tot een onbeheersbare situatie met risico’s voor de patiëntveiligheid en de continuïteit van de zorg.
Ik heb geen gedetailleerd inzicht in de financiële situatie van Gelre Ziekenhuizen. Daarnaast valt de financiële huishouding van een individuele ziekenhuisorganisatie niet onder mijn verantwoordelijkheid. Ik kan daarover dan ook geen uitspraken doen.
Wat is uw reactie op de argumenten die het ziekenhuis aandraagt waarom dit financieel tekort ontstaat, zoals de inhuur van ZZP’ers en het tekort aan verpleeghuisbedden? Erkent u dat dit een gevolg is van uw eigen gefaalde beleid?
Als Minister ga ik niet over de individuele bedrijfsvoering van een ziekenhuisorganisatie. Deze Minister zit net 8 weken op deze post.
Ten aanzien van inhuur van ZZP’ers geldt in algemene zin dat zorginstellingen een behoefte hebben aan een flexibele schil, bijvoorbeeld voor «piek, ziek en uniek». Echter in de praktijk is te zien dat zorginstellingen ook noodgedwongen flexwerkers inzetten om de reguliere roosters gevuld te krijgen. In 2023 zijn er in de sector zorg en welzijn smal (exclusief kinderopvang) 130.000 zzp’ers en 25.000 uitzendkrachten als flexwerkers ingezet. In deze sector betreft dat 10,2% van de totale werkzame bevolking.
Het aanpakken van personeelskrapte in de zorg heeft zeer grote prioriteit. Zorg is mensenwerk. Voor alle zorginstellingen geldt dat zij, al dan niet in samenwerking in een regio, de uitdaging hebben om met het beschikbare personeel zo optimaal mogelijk zorg te verlenen. In het Hoofdlijnenakkoord staat beschreven dat ik het daarom aantrekkelijker ga maken om in de zorg te werken. Daarnaast staat in het Hoofdlijnenakkoord dat er geïnvesteerd wordt in betere ouderenzorg door bijvoorbeeld zorg-/verpleegplekken voor ouderen. Deze punten zal ik de komende tijd uitwerken. Het is geen gemakkelijke opgave.
Hoe gaat u voorkomen dat er net zoals in Zutphen andere ziekenhuizen – zoals bijvoorbeeld in Heerlen – ontmanteld gaan worden waardoor de toegankelijkheid voor patiënten verslechtert en de gezondheidsrisico’s toenemen?
De toegankelijkheid van de (ziekenhuis)zorg voor alle patiënten in alle regio’s in Nederland is voor mij heel belangrijk. Dit is een speerpunt in het hoofdlijnen akkoord. De komende periode wordt dit verder uitgewerkt in het Regeerprogramma.
Gelre Ziekenhuizen heeft mij laten weten dat zij na het doorvoeren nieuwe locatieprofielen en het sluiten van de Acute Verloskunde afdeling in Zutphen nog steeds veel zorg leveren op locatie Zutphen. Zo worden er veel planbare operaties uitgevoerd in Zutphen en wordt zorg geleverd op de poliklinieken (alle poliklinieken blijven in Zutphen), de verpleegafdelingen, de Intensive Care en de Eerste Hart Hulp. De Spoedeisende Hulp is open tussen 8.00 en 21.00 uur en er is een spoedplein waar huisartsen, specialisten en verpleegkundigen nauw met elkaar samenwerken om spoedzorg te leveren in de avond en nacht.
Welke verantwoordelijkheid hebben de zorgverzekeraars volgens u betreft het openhouden van ziekenhuizen? Deelt u de mening dat hun belang, de kosten zo laag mogelijk houden door ziekenhuizen te sluiten, haaks staat op het belang van patiënten om goede zorg dichtbij te hebben?
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de insteek wordt dat streekziekenhuizen behouden blijven. Dit zullen we de komende periode uitwerken. De zorgverzekeraars hebben in het geval van een naturapolis de zorgplicht om ervoor te zorgen dat hun verzekerden tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg krijgen.
De NZa houdt toezicht op deze zorgplicht en heeft hiervoor handvatten2 opgesteld. In deze handvatten staat hierover: «Je bent verantwoordelijk voor het tijdig leveren van passende zorg aan de individuele verzekerde. Is er sprake van een (dreigende) sluiting van een zorgaanbieder, bijvoorbeeld door faillissement? Dan zorg je ervoor dat de verzekerde tijdige en passende zorg kan blijven ontvangen. Blijft de verzekerde zorg ontvangen van de onder druk staande zorgaanbieder? Dan moet de verzekerde ervanuit kunnen gaan dat er maatregelen worden getroffen waardoor de zorg doorgang blijft vinden. Sluit de zorgaanbieder, bijvoorbeeld door faillissement? Dan moet de verzekerde terecht kunnen bij een andere aanbieder. Verzekerden behouden altijd tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg.»
Daarnaast zetten zorgpartijen waaronder Zorgverzekeraars Nederland zich binnen het Integraal Zorg Akkoord – Onderdeel D. Regionale samenwerking, in voor een toekomstbestendig zorglandschap met het uitgangspunt «Nabij als het kan, veraf als het moet». Zorg die vaak voorkomt en laagcomplex is, moet voor iedereen dicht(er)bij beschikbaar zijn.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen moties van de Tweede Kamer, zoals de motie-Dijk over het geven van instemmingsrecht aan gemeenten, personeel en patiënten bij fusies en sluitingen van ziekenhuizen en de motie-Van Nispen/Dijk over een stop instellen op het sluiten van essentiële onderdelen van ziekenhuizen tot een nieuw kabinet hierover heeft beslist? Hoe gaat u zich hier de komende tijd voor inzetten?2 3
De Kamer is op 22 april 20245 geïnformeerd over de opvolging van de motie Nispen/Dijk. Daarnaast heeft de Kamer op 18 juni 20242 een brief ontvangen met betrekking tot de opvolging van de motie Dijk over het creëren van instemmingsrecht aan gemeenten, personeel en patiënten bij fusies en sluitingen van ziekenhuizen. Voor de vraag over mijn inzet de komende tijd verwijs ik naar het antwoord bij vraag 9.
De stand van zaken naar aanleiding van het bericht 'Martine en Marieke moesten borstenfoto’s opsturen aan hun verzekeraar' |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht 'Martine en Marieke moesten borstenfoto’s opsturen aan hun verzekeraar», de mondelinge vragen van het lid Agema naar aanleiding van dit bericht, de Kamerbreed medeondertekende motie van het lid Agema en de brieven van de Minister over dit onderwerp?1 2 3 4 5
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Op 4 juni 2024 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rondom gesprekken met zorgverzekeraars over het gebruik van foto’s bij machtigingsaanvragen voor behandelingen van plastisch chirurgische aard.6 Hieronder ga ik in op uw aanvullende vragen over dit onderwerp.
Klopt het dat zorgverzekeraars ervoor kunnen kiezen een machtigingsaanvraag te laten vervallen?
Ja, dat klopt. Zorgverzekeraars kunnen besluiten dat een tot dan toe bestaand machtigingsvereiste vervalt voor een bepaalde behandelsoort, zie ook vraag 3.
Klopt het dat de zorgverzekeraars daarbij zelf bepalen of er een machtigingsaanvraag nodig is, en of patiënten nog steeds vooraf intieme foto’s moeten overleggen aan de zorgverzekeraar, bij verminking na brandwonden, abnormale borstvorming of het verwijderen na een maagverkleining, ondanks de breed ondertekende motie van het lid Agema c.s. over geen blootfoto's verlangen bij hersteloperaties?
Zorgverzekeraars hebben de wettelijke taak om te controleren of sprake is van verzekerde zorg. Zorgverzekeraars kunnen bepalen voor welke vormen van zorg zij een vorm van toetsing nodig achten op de vraag of de zorginzet verzekerde zorg is, bijvoorbeeld via het instrument van machtigingen. Zie ook mijn antwoord op vraag 7, over wanneer zorgverzekeraars het machtigingsvereiste niet of niet meer nodig vinden. Een zorgverzekeraar legt in zijn polisvoorwaarde vast voor welke vormen van zorg zij een machtigingsvereiste stellen. In het Besluit Zvw is bepaald dat een behandeling van plastisch-chirurgische aard alleen in bepaalde gevallen onder de verzekerde zorg valt, onder andere voor correctie van verminkingen die het gevolg zijn van een ziekte, ongeval of geneeskundige verrichting. Behandelingen die een puur cosmetisch karakter hebben zijn op basis van het Besluit Zvw uitgesloten van vergoeding, omdat er geen sprake is van een medische noodzaak. Om te voorkomen dat patiënten achteraf met rekeningen worden geconfronteerd, passen de zorgverzekeraars het systeem van machtigingen toe, zodat er voorafgaand aan de behandeling duidelijkheid is voor de patiënt.
De wettelijke omschrijving van de beoordeling van verminking of een lichamelijke functiestoornis vraagt om een «visuele beoordeling», waardoor volgens de zorgverzekeraars medische foto’s nodig zijn. De behandelend arts voegt deze medische foto’s toe aan de machtigingsaanvraag, via het beveiligde VECOZO portaal, wanneer de arts namens de patiënt de aanvraag verzorgt. Wanneer de zorgverzekeraar een machtigingsaanvraag ontvangt zonder de noodzakelijke medische foto’s, dan vraagt de zorgverzekeraar deze op bij de behandelend arts, met het verzoek deze te sturen via het beveiligde VECOZO portaal, waardoor de medische foto direct op de juiste plaats bij de zorgverzekeraar terecht komt. Patiënten hoeven deze foto’s dus niet zelf te overleggen.
Kan dit ertoe leiden dat verzekeraars op verschillende wijze met machtigingsaanvragen omgaan?
Het is niet de bedoeling dat verzekeraars op verschillende wijze met machtigingsaanvragen omgaan. De medisch adviseurs bij de zorgverzekeraars werken via een medische richtlijn van de wetenschappelijke vereniging, de Vereniging Artsen Volksgezondheid (VAV). Deze gezamenlijke werkwijze borgt dat er geen uiteenlopende werkwijzen tussen verzekeraars ontstaan.
Hoe verlopen de overleggen met de verzekeraars, de Vereniging Artsen Volksgezondheid (VAV), het Zorginstituut Nederland (ZINL) en de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) om het proces van de machtigingsaanvragen te verbeteren? Zijn er al concrete verbetervoorstellen?
De zorgverzekeraars en de Vereniging Artsen Volksgezondheid blijven voortdurend, samen met ZINL en de NVPC, in gesprek over het verder optimaliseren van het proces van machtigingsaanvragen en de criteria voor de beoordeling van verminking en lichamelijke functiestoornis. Op 4 juni 2024 heb ik de uw Kamer per brief geïnformeerd over de laatste stand van zaken rond de gesprekken. Op dit moment kan ik nog geen nieuwe ontwikkelingen melden.
Klopt het dat de patiënten niet betrokken zijn bij deze overleggen en zo nee, waarom niet?
Het klopt inderdaad dat de patiënten niet zijn betrokken bij de overleggen. De gesprekken gaan over de werkwijze tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders en hun onderlinge afspraken hoe te handelen bij machtigingen.
Wie besluit uiteindelijk over de voorwaarden voor de machtigingsaanvragen?
Uiteindelijk beslissen de zorgverzekeraars vanuit hun wettelijke taak of zij voor een bepaalde behandeling wel of geen machtigingsvereiste stellen, en zo ja op welke wijze. Zij doen dit zolang dit proportioneel en noodzakelijk is vanuit die wettelijke taak. Als het vereisen van machtigingen niet of niet meer noodzakelijk en proportioneel is, dan worden deze niet of niet meer door de zorgverzekeraar verlangd. Als bijvoorbeeld voor een bepaalde behandeling de machtigingsaanvragen standaard worden goedgekeurd, dan is een inhoudelijke beoordeling door de medisch adviseurs niet van toegevoegde waarde en zullen zorgverzekeraars ervoor kiezen deze te laten vervallen. Als voor bepaalde behandelingen een groot aandeel van de aanvragen niet voldoet aan de criteria van verzekerde zorg, dan is dat juist een reden om de machtigingsaanvraag niet te laten vervallen, omdat anders zonder de machtigingsaanvraag veel zorg onrechtmatig vergoed zou worden. In die situaties zouden zorgverzekeraars de vergoeding achteraf bij patiënten moeten terugvorderen.
Zorgverzekeraars geven hun machtigingsbeleid vorm in overleg met de betreffende beroepsgroep.
Klopt het dat de werkwijzer die zorgverzekeraars hanteren (die is opgesteld voor de beoordeling van behandelingen van plastisch-chirurgische aard) leidt tot knelpunten en schrijnende situaties in de praktijk?
De situaties die zijn voorgevallen waar de NOS over bericht, zijn schrijnend en ik vind dit uiterst vervelend voor de betrokken vrouwen. Ik wil echter ook graag benoemen dat de voorgekomen gevallen incidenten zijn die ik betreur, en geen structurele gevolgen van de gehanteerde werkwijzer.
Verder is het goed om te benoemen dat de medische adviseurs die verantwoordelijk zijn voor het beoordelen van de machtingsaanvragen BIG-geregistreerd zijn en onafhankelijk werken op basis van hun medische beroepsnormen. Ondanks de zorgvuldige en professionele beoordeling door de medisch adviseurs zullen er altijd situaties kunnen zijn waarin een verzekerde/patiënt of behandelend arts het niet eens is met een oordeel van de medisch adviseur of iets wel of geen verzekerde zorg is. In het geval dat een verzekerde het niet eens is met een beoordeling van de machtigingsaanvraag door de zorgverzekeraar, kan deze, na een bezwaar bij de zorgverzekeraar, een klacht indienen bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ).7
Wordt deze werkwijzer zo snel mogelijk geëvalueerd en waar nodig herzien? Worden plastisch chirurgen en patiënten daarbij betrokken?
Ja, dit klopt. De werkwijze rond machtigingsaanvragen wordt momenteel door partijen tegen het licht gehouden, in afstemming met VWS. De plastisch chirurgen zijn daarbij betrokken. Zoals ik onder vraag 5 aangeef, ligt dit proces bij de zorgverzekeraars, zorgaanbieders en het Zorginstituut Nederland. Vertegenwoordigers van patiënten zijn niet aanwezig bij deze gesprekken.
Hoe kan het dat ondanks uw brief, waarin wordt aangegeven dat zorgverzekeraars geen zeggenschap hebben over het professionele oordeel van de medisch specialist, patiënten en artsen laten weten dat patiënten na traumatische gebeurtenissen zoals het doormaken van borstkanker maar ook bij andere verminkingen, nog steeds zonder opgaaf van reden worden afgewezen door de zorgverzekeraar?
Juist na het doormaken van een traumatische gebeurtenis, is er alles aan gelegen dat het proces van de machtigingsaanvraag soepel en zorgvuldig verloopt. Het ontvangen van een afwijzing zonder opgaaf van reden past en hoort overduidelijk niet in een zorgvuldig proces.
De zorgverzekeraar als organisatie heeft geen zeggenschap over het professionele oordeel van de medisch beoordelaar bij die zorgverzekeraar. Als de medisch adviseur de machtigingsaanvraag afwijst, dan moet dit besluit gemotiveerd zijn. Het is dus zeker niet de bedoeling dat een patiënt zonder opgaaf van redenen een afwijzing ontvangt. Indien dit toch onverhoopt het geval is, kan hij of zij contact opnemen met de betreffende zorgverzekeraar, zodat deze motivatie alsnog overlegd kan worden. Ook heeft de patiënt het recht om een klacht in te dienen bij de zorgverzekeraar. Indien dat niet tot een oplossing leidt, kan de verzekerde zich wenden tot de SKGZ (zie ook het antwoord op vraag8.
Bedoelt u dat alle machtigingsaanvragen in de praktijk worden beoordeeld door een medisch adviseur met BIG-registratie, gelet op uw schrijven dat medisch adviseurs van zorgverzekeraar die verantwoordelijk zijn voor het beoordelen van de machtigingsaanvragen BIG-geregistreerd zijn?
Ja, ik bedoel dat de machtigingsaanvragen door BIG-geregistreerde medisch adviseurs worden beoordeeld of door gespecialiseerde medewerkers die vallen onder de functionele medische eenheid onder directe verantwoordelijkheid van de BIG geregistreerde professional. Voor deze BIG-geregistreerde professional geldt – gelijk als voor alle BIG-geregistreerde zorgprofessionals – de wettelijke geheimhoudingsplicht. Voor de professional die valt onder de directe verantwoordelijkheid van de BIG-geregistreerde professional geldt de afgeleide geheimhoudingsplicht.9 Voor meer informatie over de werking van deze verantwoordelijkheidsverdeling en het gebruik van persoonsgegevens verwijs ik naar de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars.10
Hoe kan het dat medisch adviseurs van zorgverzekeraars, die de patiënt niet eens hebben gezien, een machtiging kunnen afwijzen nadat de patiënt een zorgvuldig proces heeft doorlopen met een plastisch chirurg?
Zorgverzekeraars toetsen of de zorg voldoet aan de vergoedingscriteria conform de Zvw, waar de plastisch chirurg toetst of de zorg voldoet aan de medische richtlijnen van de beroepsgroep.
Het is aan de medisch adviseur van de zorgverzekeraar of de aanvraag voldoende informatie bevat om te kunnen beoordelen of dat de verzekerde gezien moet worden.
Op welke wijze wordt de beoordeling door een medisch specialist meegewogen bij het besluit door de zorgverzekeraar om de aanvraag af te wijzen?
De informatie die de medisch specialist indient bij de machtigingsaanvraag is de informatie waarop de zorgverzekeraar beoordeelt of de behandeling verzekerde zorg is of niet. Het mag worden verwacht dat de behandelend arts alleen een machtigingsaanvraag doet als hij/zij inschat dat sprake zal zijn van verzekerde zorg, maar het oordeel is aan de medisch adviseur van de zorgverzekeraar.
De behandelend arts is uiteraard wel degene die in gesprek met de patiënt beoordeelt of de zorg passend is, maar dat staat los van de vraag of de zorg verzekerd is of niet. Zie ook vraag 12.
Welke mogelijkheden hebben patiënten en plastisch chirurgen om bezwaar te maken tegen een besluit?
In het geval dat een verzekerde het niet eens is met een beoordeling van de machtigingsaanvraag door de zorgverzekeraar, kan deze zich wenden tot de zorgverzekeraar. Uit navraag bij de zorgverzekeraars heb ik begrepen dat zij de verzekerde altijd uitgebreid informeren waarom de machtigingsaanvraag is afgewezen. Na een bezwaar bij de zorgverzekeraar, kan de verzekerde een klacht indienen bij de SKGZ.
Vindt u deze werkwijze wenselijk, en hoe ziet u deze werkwijze in het licht van een rechtelijke uitspraak uit 2021 dat het primaat bij de beoordeling van een medische behandeling bij de arts ligt, en dat de zorgverzekeraar niet op diens stoel mag gaan zitten?
Ik deel de conclusie dat het primaat van een medische behandeling bij de behandelend arts ligt. De vraag die in de machtigingsprocedure voorligt is echter de vraag of sprake is van verzekerde zorg of niet zoals vastligt in het Besluit Zvw. Die beoordeling is belegd bij de zorgverzekeraar. Zie ook vraag 3. Wel vind ik het belangrijk om te benadrukken dat de medische adviseurs van de zorgverzekeraars die verantwoordelijk zijn voor het beoordelen van de machtigingsaanvragen BIG-geregistreerd zijn en onafhankelijk werken op basis van hun medische beroepsnormen.
Ik begrijp heel goed dat een machtigingsprocedure soms als belastend ervaren kan worden door een patiënt. Toch is deze procedure nuttig en nodig binnen het Nederlandse zorgverzekeringenstelsel. Zorgverzekeraars hebben in ons stelsel de taak om te sturen op de doelmatigheid en rechtmatigheid van de zorguitgaven. Het is belangrijk dat zorgverzekeraars er zorgvuldig op letten dat de middelen die alle burgers samen opbrengen voor de zorg, rechtmatig besteed worden aan verzekerde zorg. Door middel van de machtigingsprocedure weet een verzekerde voorafgaand aan hun behandeling of deze behandeling wel of niet wordt vergoed. Dit brengt de verzekerde duidelijkheid en dit voorkomt onverwachte rekeningen achteraf.
Bent u bereid om samen met patiënten, zorgverzekeraars en plastisch chirurgen een vergoedingssysteem te onderzoeken dat uitgaat van vertrouwen in de patiënt en arts, en waarbij controle enkel steekproefsgewijs achteraf plaatsvindt?
Het werken met machtigingen is juist opgezet om voorafgaand aan de behandeling te beoordelen of wel of niet sprake is van verzekerde zorg. Daarmee wordt een beoordeling achteraf voorkomen. Juist die beoordeling achteraf zou kunnen leiden tot onzekerheid bij verzekerden die onverwachte rekeningen gepresenteerd zouden kunnen krijgen. Specifiek bij een specialisme als de plastische chirurgie, waarbij een groot deel van de geleverde zorg geen verzekerde zorg is, werkt het werken met de machtigingsaanvraag juist ter verduidelijking en bescherming van de verzekerde. Zie ook vraag 6.
Het bericht ‘Crisis in Meldkamer Oost Nederland: ‘ik zou mijn familie niet aan 112 toevertrouwen’ |
|
René Claassen (PVV) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Crisis in Meldkamer Oost Nederland: «ik zou mijn familie niet aan 112 toevertrouwen»», welke op 2 juni jl. gepubliceerd is in de Gelderlander, Tubantia en de Stentor?1
Ja.
Deelt u de meing dat de lange wachttijden bij de aanname van 112-meldingen, zoals geschetst in het artikel, onacceptabel zijn? Zo nee, waarom niet?
Als je 112 belt in een noodsituatie dan wil je ook zo snel mogelijk geholpen worden.
De ambulancesector en ik werken aan het optimaliseren van de inzet van hun personeel in de meldkamer. Ik werk bijvoorbeeld aan een aanpassing van de regelgeving zodat daar ook niet-verpleegkundigen, die wel bekwaam zijn, de 112-oproepen mogen aannemen.
Daarnaast krijgt de meldkamer ambulancezorg veel oproepen binnen van personen met een niet-levensbedreigende acute zorgvraag of zelfs van mensen met een niet- acute zorgvraag. Dat bleek ook uit een pilot met zorgcoördinatie in Midden-Nederland. Uit retrospectief onderzoek bleek daar dat 48% van de bellers 112 onterecht als ingang had gekozen voor hun zorgvraag.2 Die mensen hebben wel zorg of een advies nodig, maar dat kan beter op een andere plek geregeld worden. Bijvoorbeeld bij de huisarts, de huisartsenpost (HAP), de VVT-instelling of een advies via thuisarts.nl.
Met zorgcoördinatie zet ik mij ervoor in dat mensen met een niet-levensbedreigende acute zorgvraag op het juiste moment de juiste zorg krijgen, op de juiste plek en door de juiste zorgverlener. Dat moet ook bijdragen aan het ontlasten van 112.
Naast deze acties om de zorgvraag beter te stroomlijnen, zetten de meldkamerpartijen en ik ons ook in om de meldingen die bij 112 binnenkomen sneller af te handelen. De meldkamervoorzieningen en 112-systemen zijn erop ingericht om oproepen bij drukte automatisch om te kunnen leiden naar regio’s die nog wel capaciteit hebben. De meldkamerpartijen, ondersteund door de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS), onderzoeken momenteel of en zo ja, hoe het systeem nog verder geoptimaliseerd kan worden om wachttijden zoveel mogelijk te beperken.
Ziet u inmiddels ook de gevaren voor het gebruik van PTT en C2000 naast elkaar, zoals door ons aangekaart in het commissiedebat acute zorg? Zo nee, waarom niet?
De communicatiesystemen C2000 en Push-to-Talk (PTT) kunnen naast elkaar bestaan. De systemen zijn bedoeld voor toepassing in verschillende situaties. Bij de inrichting van de nieuwe meldkamer Oost-Nederland heeft het Bestuurlijk Meldkamer Beraad (BMB) het verzoek voorgelegd gekregen om niet-spoed meldkamertaken op drie decentrale locaties te huisvesten. Het BMB heeft op 6 oktober 2022 besloten hiermee akkoord te gaan. Daarbij is gekeken naar welke voorzieningen nodig zijn voor de decentrale aansluitpunten. Omdat het op de decentrale locaties gaat om de aanname, intake en uitgifte van niet-acute meldingen, heeft het BMB vastgesteld dat de decentrale aansluitpunten geen C2000-aansluiting nodig hebben. Wel is op deze decentrale locaties een C2000-portofoon aanwezig voor communicatie met de andere hulpdiensten. Het is aan de regionale (zorg)partijen om binnen de gestelde kaders voor de meldkamers nadere invulling te geven aan de inrichting van de decentrale locaties ten behoeve van het afhandelen van niet-spoedeisende zorgvragen. De regionale ambulancevoorziening is dus verantwoordelijk voor het communicatiesysteem van de decentrale locaties (Hengelo, Zwolle en Arnhem). Na een zorgvuldige afweging heeft de regionale ambulancevoorziening gekozen voor een specifieke app van Push-To-Talk, die voldoet aan de door hen gestelde kwaliteits- en veiligheidseisen. Dit communicatiesysteem wordt gebruikt binnen de ambulancedienst. Als deze PTT-app niet werkt, kunnen andere communicatiemiddelen worden gebruikt, zoals de fysieke portofoon met C2000 die aanwezig is op de decentrale locaties en reguliere telefonie. Voor multi-inzet vindt de communicatie met politie en brandweer altijd via C2000 plaats.
Was u voor het verschijnen van het hierboven genoemde artikel reeds op de hoogte gesteld door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) van de soms gevaarlijk lange wachttijden op de Meldkamer Oost-Nederland (MKON)? Zo ja, wat heeft u er concreet aan gedaan om dit te verhelpen? Zo nee, waarom niet?
De IGJ heeft mij laten weten aandacht te hebben voor de personele bezetting op de meldkamer ambulancezorg Oost-Nederland, en de gevolgen hiervan voor de kwaliteit van zorg. De IGJ geeft aan dat de betrokken regionale ambulancevoorzieningen inspanningen leveren op het vlak van werving en opleiding om de personele bezetting op peil te krijgen en de continuïteit van zorg te borgen. De IGJ houdt momenteel geïntensiveerd toezicht op de meldkamer ambulancezorg Oost-Nederland. Vanwege dit lopende traject kan de IGJ hier nu geen verdere informatie over geven.
Wat gaat de u er aan doen om de structurele onderbezetting met voorrang te verhelpen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Gaat u gehoor geven aan onze oproep om meer tafels toe te voegen om extra centralisten aan te kunnen trekken, zoals dit bedoeld was in het oorspronkelijke plan? Zo nee, waarom niet?
Er is geen tekort aan meldkamertafels. De Minister van Justitie en Veiligheid en ik vinden het echter nodig om in het kader van zorgcoördinatie te verkennen of het mogelijk is om onder dezelfde continuïteitswaarborgen de meldkamerfunctie ambulancezorg, geheel of gedeeltelijk, buiten de meldkamer uit te voeren. Daarom geven wij aan de partijen in het meldkamerveld de mogelijkheid dit te onderzoeken door middel van pilots. Hiervoor zijn samen met alle meldkamerpartijen kaders en randvoorwaarden opgesteld, waarover de Minister van Justitie en Veiligheid en de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uw Kamer op 27 oktober 2023 hebben geïnformeerd3. Die kaders en randvoorwaarden moeten ervoor zorgen dat de pilots ordentelijk verlopen en voor alle partijen in het meldkamerveld werkbaar en beheersbaar zijn, zonder nadelige gevolgen voor de burger. Ook wordt onderzocht wat dit betekent voor de samenwerking met en tussen de andere disciplines op de gezamenlijke meldkamer. Aan de hand van de pilots wordt besloten hoe de meldkamerfunctie ambulancezorg in de toekomst kan worden gepositioneerd.
Deelt u de mening dat de huidige problematiek op de MKON met de bijbehorende risico’s niet zijn uit te leggen aan alle 3,2 miljoen inwoners van het gebied wat door MKON gedekt wordt? Zo nee, waarom niet?
Het is uiteraard onwenselijk als je moet wachten bij 112 om geholpen te worden. Daarom zet ik mij, zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 2, met zorgcoördinatie ervoor in dat mensen met een acute zorgvraag op het juiste moment de juiste zorg krijgen. Daarnaast werken de ambulancesector en ik aan het optimaliseren van het inzet van hun personeel in de meldkamer. Ook werken we aan het optimaliseren van de meldkamersystemen.
Gaat u de aangenomen motie over de spoedeisende communicatie tussen meldkamers en hulpverleners van alle hulpdiensten op elkaar afstemmen uitvoeren? Zo ja, wat is de stand van zaken? Zo nee, waarom niet?2
Uiteraard vind ik het ook belangrijk dat communicatie tussen hulpverleners en met de meldkamer goed op elkaar is afgestemd. Afstemming tussen de hulpdiensten voor de optimalisatie van het gebruik en de werking van C2000 vindt voortdurend plaats. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft hiervoor een Taskforce in het leven geroepen. De optimalisatie vindt plaats langs vier actielijnen: het verder optimaliseren van de radiodekking; de aanpak van gebieden met verminderde dekking; de gebruikers centraal en handelingsperspectief en innovatie. Ik zal u per brief nader informeren over de uitvoering van de motie.
Het bericht ‘Deel huisartsen zwicht voor druk ouders en scholen bij voorschrijven ADHD-medicatie’ |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Judith Tielen (VVD) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Mariëlle Paul (VVD), Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Deel huisartsen zwicht voor druk ouders en scholen bij voorschrijven ADHD-medicatie»?1
Ja, hier ben ik bekend mee.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat ouders en scholen druk uitoefenen op huisartsen om medicijnen voor te schrijven? En vindt u het ook zo mogelijk nog zorgelijker dat een deel van de huisartsen hiervoor zwicht en medicatie voorschrijft? Hoe verhouden de uitkomsten van dit onderzoek zich tot de opgave en de afspraken uit het Integraal Zorgakkoord om medicalisering af te remmen?
Ik vind het zorgelijk om te horen dat huisartsen aangeven onder druk vanuit de maatschappij (ouder/school) over te gaan tot het voorschrijven van ADHD- medicatie. De beslissing om medicatie voor te schrijven moet altijd gebaseerd zijn op een zorgvuldige medische beoordeling en de specifieke behoeften van het kind of zorgvrager. Ik vind het belangrijk dat er voldoende ruimte en tijd is voor zorgverleners om patiënten te begeleiden bij de juiste behandeling en het daarbij horende medicatiegebruik.
Ik wil ervoor zorgen dat huisartsen de tijd en ruimte krijgen om hun professionele oordeel te gebruiken en hierover het gesprek met de patiënt aangaan. De landelijke invoering van «Meer Tijd voor de Patiënt» in huisartsenpraktijken helpt hierbij. Binnen de visie op de eerstelijnszorg en de farmaceutische zorg heb ik aandacht voor verantwoord gebruik van medicijnen. Zo werk ik samen met het IVM (Instituut Verantwoord Medicijngebruik) en Trimbos-Instituut om oneigenlijk gebruik van ADHD-medicatie terug te dringen door het bewustzijn van en de kennis over gebruik van ADHD-medicatie te vergroten onder zorgverleners, onderwijs- en preventieprofessionals en studenten.Daarnaast wil ik benadrukken dat de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) toe ziet op de kwaliteit van de geleverde zorg binnen huisartsenpraktijken. De IGJ houdt toezicht op de door de beroepsgroep opgestelde normen en richtlijnen.
Kunt u op een rijtje zetten wat het aantal ADHD-diagnoses bij kinderen is door de jaren heen sinds 2010? En kunt u ook de cijfers delen van het aantal aan kinderen voorgeschreven recepten voor ADHD-medicatie? Hoe verhouden deze cijfers zich tot andere landen in Europa?
In de onderstaande tabel (tabel 1) is het aantal kinderen met ADHD te vinden. Het is hierbij belangrijk te vermelden dat deze aantallen op basis zijn van de ADHD- diagnoses die door de huisarts zijn gesteld. Dit is dus een onderschatting, omdat ook andere zorgverleners deze diagnose kunnen stellen.
Man
0–4 jaar
416
422
217
277
308
250
256
242
116
178
155
115
Man
5–9 jaar
7.377
8.929
7.566
7.970
7.668
6.875
7.004
7.395
6.147
6.049
6.066
5.523
Man
10–14 jaar
16.245
18.261
19.028
21.954
23.124
22.950
22.047
23.552
22.844
23.253
21.216
21.367
Man
15–19 jaar
9.734
13.069
14.455
16.012
17.048
19.520
18.912
21.977
21.416
22.384
20.518
20.932
Vrouw
0–4 jaar
92
115
152
54
99
80
109
60
0
83
44
18
Vrouw
5–9 jaar
2.366
2.460
2.370
2.655
2.633
2.196
2.389
2.377
2.123
2.076
2.001
1.964
Vrouw
10–14 jaar
3.913
5.443
6.323
7.576
8.472
7.987
8.210
8.725
7.946
8.515
8.030
8.461
Vrouw
15–19 jaar
3.244
4.466
5.058
6.006
6.577
7.497
8.455
9.898
10.195
10.830
11.527
13.245
Totaal
0–4 jaar
507
537
368
331
408
329
365
302
116
260
199
133
Totaal
5–9 jaar
9.743
11.390
9.936
10.624
10.301
9.071
9.393
9.772
8.270
8.125
8.067
7.486
Totaal
10–14 jaar
20.158
23.704
25.351
29.530
31.595
30.938
30.257
32.277
30.790
31.767
29.246
29.828
Totaal
15–19 jaar
12.978
17.535
19.513
22.018
23.625
27.016
27.366
31.875
31.611
33.215
32.045
34.178
In de onderstaande tabel (tabel 2) zijn de cijfers te vinden van het aantal aan kinderen voorgeschreven recepten voor ADHD-medicatie. Ook hier is het belangrijk te benoemen dat deze aantallen op basis zijn van de recepten voorgeschreven door de huisarts en niet door een ander specialisme zoals de psychiater. Ik heb op dit moment geen inzicht in hoe de cijfers zich verhouden tot andere landen in Europa.
0–4 jaar
Man
853
896
315
374
775
223
180
110
299
61
207
378
5–9 jaar
Man
83.936
80.774
77.179
81.492
63.537
59.668
74.870
54.321
49.506
47.783
44.894
41.832
10–14 jaar
Man
192.422
203.419
207.747
239.951
188.407
179.483
23.1551
161.275
163.001
156.826
142.710
142.226
15–19 jaar
Man
97.912
109.035
112.841
137.173
107.522
111.721
14.5968
105.807
105.141
101.562
90.357
89.563
0–4 jaar
Vrouw
36
180
91
87
64
70
77
17
0
67
35
0
5–9 jaar
Vrouw
26.103
22.692
23.274
25.011
17.902
14.096
20.719
14.059
14.144
13.875
12.318
12.428
10–14 jaar
Vrouw
51.629
56.016
62.116
77.004
64.573
60.094
75.575
52.106
50.929
50.969
46.283
46.528
15–19 jaar
Vrouw
27.986
31.494
3.3650
42.869
37.889
41.491
56.664
44.391
45.784
46.726
49.531
50.546
0–4 jaar
Totaal
889
1.075
406
461
839
293
257
127
299
127
242
378
5–9 jaar
Totaal
110.039
103.465
100.452
106.504
81.439
73.764
95.588
68.380
63.651
61.658
57.212
54.260
10–14 jaar
Totaal
244.051
259.435
269.863
316.955
252.981
239.578
307.127
213.381
213.930
207.795
188.993
188.754
15–19 jaar
Totaal
125.898
140.529
146.491
180.041
145.411
153.212
202.631
150.198
150.926
148.288
139.888
140.110
In de onderstaande tabel (tabel 3) is te vinden hoeveel ADHDmedicatie is verstrekt aan kinderen. De cijfers van 2010 – 2012 zijn op deze korte termijn niet voor handen. Ik heb op dit moment geen inzicht in hoe de cijfers zich verhouden tot andere landen in Europa.
Jaar
Verstrekte ADHD- medicatie aan kinderen van 6 t/m 17 jaar
2013
746.000
2014
782.000
2015
780.000
2016
740.000
2017
720.000
2018
666.000
2019
654.000
2020
595.000
2021
588.000
2022
583.000
2023
599.000
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de «Aanpak oneigenlijk gebruik ADHD-medicatie»? In hoeverre zijn de uitkomsten van de verkenning van Het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM) en het Trimbos Instituut én het programma van toepassing op kinderen in het primair- en voortgezet onderwijs en hun ouders, zorgverleners en onderwijsprofessionals?2
De aanpak van oneigenlijk gebruik ADHD-medicatie, ofwel het project «Gezonde Focus», richt zich op het oneigenlijk gebruik door studenten. Het gaat bijvoorbeeld om studenten die voor een tentamenweek (oneigenlijk verkregen) medicatie gebruiken en daarmee hopen zich beter te kunnen concentreren.
In de eerste fase van het project is een aantal activiteiten uitgevoerd om inzicht te krijgen in het profiel van jongeren die ADHD-medicatie oneigenlijk gebruiken. In de onderliggende kennisanalyses is voor een deel breder gekeken dan alleen studenten, en ook gekeken naar kinderen en naar volwassenen.
In de huidige fase van «Gezonde Focus» wordt er gewerkt aan een programma om het bewustzijn van en de kennis over oneigenlijk gebruik van ADHD-medicatie te vergroten onder zorgverleners, onderwijs- en preventieprofessionals en studenten. Niet alle informatie is van toepassing op het primair- en voortgezet onderwijs. Zo zijn ouders bij de studentengroep minder in beeld, en is de informatie voor onderwijsprofessionals met name gericht op studiebegeleiders.
Voorlichting voor studenten is mogelijk wel bruikbaar voor middelbare scholieren.
De informatiematerialen voor zorgverleners zijn voor een deel breder toepasbaar dan alleen op studenten. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over zorgvuldig beleid bij diagnosticeren van ADHD en het voorschrijven van medicatie. Het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM) begeleidt in het kader van «Gezonde Focus» onder andere ook FTO-groepen (intervisiegroepen van huisartsen en apothekers over farmacotherapie). Het IVM hoort in die groepen terug dat zorgverleners met elkaar ervaringen uitwisselen over (de druk op) het voorschrijven van ADHD- medicatie.
Kunt u een overzicht geven van het aantal doorverwijzingen naar de specialistische ggz sinds 2010, uitgesplitst naar leeftijdsgroep? Bent u alsnog bereid om onderzoek te doen naar de groei van doorverwijzingen naar de gespecialiseerde ggz en de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen en hierbij zowel kinderen als volwassenen in mee te nemen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan geen overzicht geven over het aantal doorverwijzingen naar de specialistische ggz sinds 2010 uitgesplitst naar leeftijdsgroep. Wel heeft het Nivel onderzoek gedaan naar het aantal verwijzingen van huisartsen naar verschillende medisch specialisten, waaronder de psychiatrie, per 1.000 ingeschreven patiënten in de periode 2018 – 2022. Deze cijfers gaan over alle leeftijdscategorieën en omvatten zowel verwijzingen naar de basis ggz als de specialistische ggz.3 In het jaar 2022 betrof 7,9% van de verwijzingen naar de psychiatrie voor de diagnose overactief kind/ hyperkinetisch syndroom.
Specialisme
2018
2019
20201
20211
2022
Psychiatrie
20,9
19,7
20,6
28,1
30,7
In 2020 en 2021 kunnen de aantallen mogelijk afwijken van eerdere jaren i.v.m. de COVID-19 pandemie.
Uit ander onderzoek van het Nivel bleek dat huisartsen in 2021 meer mensen voor psychische problemen naar de ggz hebben doorverwezen dan in de jaren voor de coronapandemie. De stijging was met name groot bij de jongere leeftijdsgroepen (5 t/m 14 jaar en 15 t/m 24 jaar).4 Ook de NZa heeft in maart 2023 gesignaleerd dat het aantal verwijzingen van huisartsen naar de ggz is gestegen. Voor jongeren en jongvolwassenen lag het aantal verwijzingen hoger dan het niveau van een jaar eerder.5
Met bovengenoemde onderzoeken van het Nivel is er op dit moment voldoende inzicht in de groei van doorverwijzingen naar gespecialiseerde GGZ en de indicaties die daaraan ten grondslag liggen. Ik ben dan ook niet voornemens om aanvullend onderzoek uit te voeren.
Op welke manieren wordt onderzocht in hoeverre artsen druk ervaren om misbruik te maken van de mogelijkheid tot het afgeven van medische verklaringen? En wanneer zijn daar resultaten van beschikbaar?
Op dit moment wordt dit niet onderzocht. Binnen de beroepsgroep is vastgesteld dat de behandelende arts geen medische verklaringen mag afgeven over eigen patiënten. Een medische verklaring mag alleen worden afgegeven door een onafhankelijke arts.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat Eerstelijnszorg van 12 juni 2024?
Ja.
Het bericht ‘Mythe van 'hogere pijngrens bij migranten' blijft een probleem in de zorg’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Mythe van «hogere pijngrens bij migranten» blijft een probleem in de zorg»?1
Ja.
Herkent u de constatering dat patiënten met een migratieachtergrond soms ervaren dat zorgverleners hun pijnklachten wegwuifden vanwege hun culturele achtergrond? Welke beleidsmaatregelen treft u om deze negatieve ervaringen tegen te gaan?
Ik betreur het ten zeerste dat patiënten dit zo ervaren. Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat het voor het ontvangen of verlenen van zorg niet uitmaakt wie je bent of hoe je eruitziet. Met de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen werken we aan het tegengaan van discriminatie in de zorg, welzijn en sport. Zo is onder andere een ervaringsdeskundigenpanel opgezet van mensen die discriminatie in deze sectoren hebben meegemaakt, waar wordt getoetst of beleid goed aansluit op burgers en professionals.
Daarnaast wordt momenteel een onderzoek uitgevoerd naar prevalentie van discriminatie in de zorg, welzijn en sport. Hieruit moet een duidelijker beeld naar voren komen over de omvang en impact van discriminatie in deze sectoren.
Bent u het met gezondheidswetenschappers dr. C. Zemouri en mw. H. Felten eens dat patiënten met een migratieachtergrond gevaar kunnen lopen, zolang zorgverleners vooroordelen laten meewegen in hun werk?
Zorgprofessionals verlenen hun zorg op basis van professionele richtlijnen en kwaliteitsstandaarden die gebaseerd zijn op de stand van wetenschap en praktijk.
Vooroordelen zouden geen rol moeten spelen in het behandelen van patiënten. Ik vind het belangrijk dat alle patiënten, ongeacht hun achtergrond, zich gehoord en gezien voelen in de spreekkamer en goede zorg ontvangen. Momenteel werkt Pharos in opdracht van VWS aan een handreiking voor alle zorgsectoren waarin onder meer bewustwording over vooroordelen bij zorgverleners aan de orde komt. Deze handreiking wordt ontwikkeld met mensen die zelf discriminatie hebben ervaren en met zorgorganisaties. In het najaar van dit jaar zal de handreiking met uw Kamer worden gedeeld.
Constaterende dat in het bericht: «Mythe van «hogere pijngrens bij migranten» blijft een probleem in de zorg» wordt gesteld dat er in Nederland weinig onderzoek is gedaan naar vooroordelen onder zorgverleners, bent u bereid om vooroordelen onder zorgverleners nader te laten onderzoeken? Hoe gaat u de onderzoekers hierin faciliteren en ze beschermen tegen het bagatelliseren van dit onderzoek?
Er worden en zijn reeds verschillende onderzoeken uitgevoerd die hieraan raken. Zo laat onderzoek van het Amsterdam UMC zien dat discriminatie, racisme en genderongelijkheid voorkomen in zorgorganisaties en dat dit ook bij zorgverleners van kleur leidt tot gezondheidsklachten en uitstroom uit de zorg.2 Naar aanleiding van deze inzichten onderzoeken het Amsterdam UMC en Movisie in opdracht van het Ministerie van VWS of er meer werkplezier en behoud van zorgverleners is in zorgorganisaties die veel aandacht geven aan diversiteit en inclusie. De definitieve resultaten van dit onderzoek verschijnen eind 2024.
Ook voert ZonMw momenteel een pilotprogramma uit waarbij diversiteitssensitief werken wordt geïmplementeerd in de zorgpraktijk en wordt verankerd in het onderwijscurriculum van zorgprofessionals. Het doel van het programma is gezondheidsverschillen terugdringen door in te zetten op inclusieve zorg. Daarnaast vraagt VWS doorlopend aandacht voor diversiteitssensitief werken vanuit de aanpak discriminatie en gelijke kansen, zie hiervoor ook de beleidsnota cultuursensitieve zorg die eerder aan uw Kamer is gestuurd.3
Constaterende dat in het bericht veel vooroordelen over mensen van kleur vanuit het slavernijverleden voorkomen, wat doorwerkt in de behandeling van patiënten in de zorg, bent u bereid om in navolging van de excuses voor het Nederlandse slavernijverleden, erkenning te geven voor het dooretteren van slavernijgeneeskunde op onze zorg van vandaag?
Op 22 april jl. is uw Kamer geïnformeerd over het vervolgtraject na de excuses voor het slavernijverleden.4 Die Kamerbrief beschrijft dat het kabinet de negatieve doorwerking van het slavernijverleden op het gebied van gezondheid en welzijn wil tegengaan. VWS wil in gezamenlijkheid met partijen in het zorg- en welzijnsdomein en nazaten van tot slaaf gemaakten een aantal concrete interventies ontwikkelen met het doel om de doorwerking van slavernij op de gezondheid en het welzijn van nazaten tegen te gaan. Verder start dit jaar een onderzoek om meer zicht te krijgen op hoe het slavernijverleden doorwerkt op de gezondheid van nazaten en de gezondheidszorg. Hierover informeer ik u dit najaar.
Constaterende dat de IGJ de hoeveelheid klachten over huisartsen niet meer aankan en de inspectie in het eerste kwartaal van dit jaar 767 meldingen kreeg,2 bent u bereid om de IGJ hierin te ontzorgen door een landelijk meldpunt discriminatie en racisme aan te wijzen, zodat discriminatie en racisme beter wordt gemonitord?
Deze stelling is niet juist. In het jaarbeeld over 2023 heeft de IGJ aangegeven dat vorig jaar 20% meer signalen en meldingen zijn gedaan door burgers. Deze stijging zagen zij in meerdere sectoren, niet alleen binnen de huisartsenzorg. Ondanks de stijging in het aantal signalen en meldingen is de situatie beheersbaar. De IGJ herkent zich dan ook niet in de stelling dat zij het aantal meldingen niet meer aan kan. Het is goed dat zowel burgers als zorgverleners de IGJ weten te vinden voor hun meldingen zodat de IGJ deze informatie mee kan nemen in haar toezicht.
Iedereen in Nederland kan met klachten over discriminatie (en racisme) terecht bij antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s). Iedere gemeente is wettelijk verplicht om een laagdrempelige, onafhankelijke voorziening in te stellen waar burgers terecht kunnen met klachten over discriminatie. Sinds 1 januari 2024 zijn alle meldpunten van de landelijke vereniging van ADV’s overgestapt op de uniforme naam: Discriminatie.nl. Daarmee is er één landelijk meldpunt met een toegankelijke website en gratis 0800-nummer. Ook incidenten van discriminatie en racisme in de zorg kunnen hier gemeld worden.
Bent u bekend met de website www.huisarts-migrant.nl, samengesteld door stichting Pharos en het Nederlands Huisartsen Genootschap?
Ja.
Constaterende dat op de website www.huisarts-migrant.nl een aantal stigmatiserende claims over personen met een migratie achtergrond staan zoals dat Indische en Molukse ouderen een hogere pijngrens zouden hebben en dat niet-westerse culturen vaak geen onderscheid maken tussen lichaam en geest, erkent u dat dit bijdraagt aan stigmatisatie en institutioneel racisme in de zorg kan faciliteren?
Ik vind het belangrijk dat via een website als www.huisarts-migrant.nl informatie is die inclusieve zorg bevordert. Onjuiste claims hebben hier geen plek. Ik besef dat informatie en inzichten over de thema’s discriminatie in de zorg en persoonsgerichte zorg snel verouderen. Wat we een aantal jaar geleden als kennis aannamen, kan nu niet meer passend zijn of onjuist blijken. Naar aanleiding van dit bericht is contact gezocht met de redactie van de website. De redactie van huisarts-migrant ziet het als haar taak ervoor te zorgen dat de geboden informatie actueel is en met gepaste gevoeligheid geformuleerd is. Om die reden is recentelijk reeds de nodige informatie op www.huisarts-migrant.nl herzien of van de website verwijderd. Het genoemde artikel over een vermeend hogere pijngrens was al eerder door de redactie als verouderd beoordeeld en om deze reden onder revisie gebracht. Helaas is het artikel tijdens de revisie online blijven staan, maar is het inmiddels verwijderd. Het beheer van de website en het proces van aanpassingen is inmiddels onder de loep genomen en verder aangescherpt zodat dergelijke fouten in de toekomst worden voorkomen.
Hoe verklaart u het dat de site, welke bedoeld is om huisartsen, praktijkondersteuners en andere zorgverleners antwoord te geven op vragen over zorg en gezondheid gericht op persoonsgerichte en cultuursensitieve zorg voor iedereen, vol staat met feitelijke onjuistheden en misopvattingen over patiënten met een niet-westerse migratieachtergrond?
Ik heb vertrouwen in de redactie en het beheer van de website en de aanscherpingen die hierin zijn toegezegd. De redactie bestaat uit huisartsen, praktijkondersteuners, een universitair hoofddocent en een sleutelpersoon en kent een diverse samenstelling. De redactie heeft een periodiek terugkerend revisieproces ingesteld, onder meer om stigmatiserend taalgebruik te voorkomen.
Naar aanleiding van de genoemde berichtgeving heeft de redactie het proces van aanpassingen onder de loep genomen en verder aangescherpt. Vanwege de snelheid van kennisontwikkeling vind ik het belangrijk dat continu kritisch wordt gekeken naar de informatie die aangeboden wordt via de website, ik zal hier in mijn contact met de beheerders blijvend aandacht voor vragen. Zij hebben in dit verband tevens aangegeven een nadrukkelijke uitnodiging aan bezoekers van de website te doen om contact met hen op te nemen als onjuiste informatie op de website staat. De redactie staat open voor alle suggesties die de website kunnen verbeteren.
Hoe reflecteert u erop dat huisartsen, praktijkondersteuners en studenten worden verwezen naar een site waar juist tegenstellingen in staan dan het doel van een dergelijke site? Hoe kunnen zorgverleners beter beschermd worden tegen foute informatie in hun curriculum zodat zij beter hun werk kunnen doen?
Opleiders, werkgevers en beroepsgroepen zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de opleidingen. VWS vraagt doorlopend aandacht voor cultuursensitiviteit en inclusief opleiden in de zorg. Daarbij voert ZonMw in opdracht van VWS momenteel een pilotprogramma uit waarbij diversiteitssensitief werken wordt geïmplementeerd in de zorgpraktijk en wordt verankerd in het onderwijscurriculum van zorgprofessionals.
Hoe verklaart u dat ondanks structurele subsidie (5,6 miljoen euro in 2024 i.c.m. platform 31), stichting Pharos in samenwerking met het Nederlands Huisartsen Genootschap erin faalt om inclusieve, feitelijk juiste informatie te verstrekken over cultuursensitieve zorg en juist de stigmatisering en institutionele discriminatie in de zorg versterkt?
Ik herken mij niet in het geschetste beeld. Stichting Pharos is van oudsher een partij die zich inspant op dit onderwerp en haar uiterste best doet om het inclusiever maken van zorg te stimuleren en zich hier breed voor inzet vanuit de instellingssubsidie die zij krijgen.
Hoe reflecteert u erop dat stichting Pharos volgens u juist de taakstelling heeft om als kennis- en adviescentrum voor het stimuleren van de toepassing van kennis in de praktijk om de kwaliteit en effectiviteit van de zorg voor migranten en mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden te verbeteren? Hoe rijmt u deze organisatie wordt gefinancieerd door het Ministerie van VWS?
Ik verwijs naar beantwoording op vraag 11.
Welke concrete vervolgstappen gaat u nemen om partijen die de taakstelling hebben gekregen om institutionele discriminatie en stigmatisering in de zorg tegen te gaan te controleren om verdere mensopvattingen tegen te gaan?
Waar het gaat om www.huisarts-migrant.nl heb ik vertrouwen in de toezeggingen die de redactie heeft gedaan om de processen te optimaliseren. In de gesprekken die volgen omtrent subsidieafspraken heb ik blijvend aandacht voor inclusieve zorg. Als het gaat om Pharos verwijs ik naar beantwoording op vraag 11.
Hoe verklaart u het dat feitelijke onjuistheden en stigma’s die binnen de zorgsector heersen, pas worden overwogen als journalisten en gezondheidswetenschappers zich ermee bemoeien? Hoe ziet u uw rol hierin als Minister voor Medische Zorg?
Als Minister voor Medische Zorg sta ik voor passende, persoonsgerichte zorg voor iedereen. Factoren als leeftijd, sekse, gender, culturele waarden, seksuele oriëntatie en sociaal economische status, zouden geen rol moeten spelen in de toegang tot en kwaliteit van zorg. Helaas is dit in de realiteit soms wel het geval. In publicaties zoals de «Verkenning Discriminatie en Racisme in de zorg» van Movisie en het Verwey Jonker instituut uit mei 2023 komt dit ook naar voren. Deze verkenning is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van VWS. Daarom is in 2022 een VWS-breed programma gestart. Het doel van het programma is het verminderen van discriminatie en vergroten van gelijke kansen in zorg, welzijn en sport. In het najaar informeer ik uw Kamer over de voortgang van dit programma.
De Nieuwsuur-uitzending over de zorgen van plastische chirurgen betreffende bekwaamheid van cosmetische artsen |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Nieuwsuur-uitzending van 12 mei jl. en het fragment daarin over cosmetische ingrepen?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat het overleg tussen cosmetische artsen en plastisch chirurgen is geklapt?
Ik vind het teleurstellend dat de cosmetische sector nog niet voor alle ingrepen bekwaamheidseisen heeft kunnen opstellen. Dat is niet in het belang van goede en veilige zorg.
Waarom heeft u in een reactie aangegeven toch op verder overleg te hopen, terwijl dit in drie jaar tot niets heeft geleid?
Het stellen van bekwaamheidseisen is een verantwoordelijkheid van de sector. De sector beschikt over de hiervoor noodzakelijke kennis en praktijkervaring. Mijn voorganger heeft in de reactie het vertrouwen uitgesproken dat de cosmetisch artsen KNMG en de plastisch chirurgen vanuit hun professionaliteit de kwaliteit van de zorg, waarbij zij de patiëntveiligheid hoog in het vaandel hebben staan, gezamenlijk verantwoordelijkheid zullen nemen voor het opstellen van bekwaamheidseisen voor cosmetische ingrepen, daar waar deze nu nog ontbreken.
Wat vindt u van de reactie van stuurgroepvoorzitter Keuzenkamp, die vindt dat het ministerie de regie moet pakken?
Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat de cosmetische sector mijn aandacht heeft en er de afgelopen jaren vanuit de rol en verantwoordelijkheid die past bij het Ministerie van VWS, diverse initiatieven genomen zijn om de kwaliteit en veiligheid van de cosmetische zorg te borgen. In 2014 heeft het Ministerie van VWS subsidie verleend aan de Nederlandse Stichting Esthetische Geneeskunde voor het opstellen van multidisciplinaire richtlijnen en normen voor cosmetische zorg. In 2017 heeft mijn voorganger de ontwikkeling van een Kwaliteitskader cosmetische zorg op de Meerjarenagenda van het Zorginstituut Nederland (hierna: het Zorginstituut) laten plaatsen. Dit Kwaliteitskader is, nadat het Zorginstituut gebruik heeft moeten maken van zijn wettelijke doorzettingsmacht, in 2019 opgenomen in het openbare Register van het Zorginstituut.
Het Kwaliteitskader cosmetische zorg beschrijft wat goede en veilige cosmetische zorg is en hoe alle betrokkenen daaraan kunnen bijdragen. Hierin worden algemene kwaliteitseisen aan de opleiding en ervaring van zorgverleners gesteld. Dit Kwaliteitskader bevat (onder andere) de opdracht aan de sector om binnen deze algemene kwaliteitseisen nog verdere bekwaamheidseisen te stellen. Over een aantal van deze bekwaamheidseisen is inmiddels overeenstemming bereikt.
Wat betreft de bekwaamheidseisen waarover nog geen overeenstemming is bereikt, ben ik het ermee eens dat partijen in de cosmetische zorg die impasse moeten doorbreken. Op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) is het in eerste instantie de rol van het Zorginstituut om in te grijpen in de (ontbrekende) afspraken van veldpartijen over de beschrijving van kwaliteit van zorg. Mijn rol is hierbij dat ik het Zorginstituut kan verzoeken om het onderwerp bekwaamheidseisen cosmetische zorg op hun Meerjarenagenda te plaatsen. Het is aan het Zorginstituut als zelfstandig bestuursorgaan om te besluiten om het onderwerp aan de Meerjarenagenda toe te voegen en om, mochten veldpartijen zelf niet tot een invulling komen, te besluiten om doorzettingsmacht in te zetten of niet.
Het heeft echter mijn sterke voorkeur dat de partijen in de cosmetische sector zelf hun verantwoordelijkheid nemen en professionaliteit laten zien door de eigen bekwaamheidseisen te stellen. Hierbij speelt mee dat mij geen specifieke signalen bereiken over eventuele misstanden bij deze beroepsgroepen ten gevolge van het ontbreken van deze bekwaamheidseisen, en mijns inziens ingrijpen daarom op dit moment buitenproportioneel is. Vanaf januari 2023 tot 15 mei 2024 zijn er in totaal 255 signalen en meldingen over de gehele breedte aan cosmetische ingrepen en behandelaren ontvangen bij het Landelijk Meldpunt Zorg van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Deze meldingen kunnen complicaties betreffen en bijvoorbeeld ook ontevredenheid over het resultaat van een behandeling, klachten over de bejegening of de financiële afwikkeling. Hoeveel van deze meldingen een complicatie van een behandeling betrof, of hoeveel van deze meldingen zorg door een plastisch chirurg of cosmetisch arts KNMG betrof, is niet te achterhalen. Ook speelt bij mijn overweging mee dat patiënten wettelijk beschermd zijn tegen onzorgvuldig handelen. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 6.
Wat let u om zelf de regie te nemen? Zijn er inhoudelijke redenen waarom u dit niet doet en zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat iedere verminking er een teveel is, dat dit zo snel mogelijk moet stoppen en wat is uw inzet daartoe?
Ik deel de mening dat iedere verminking er één teveel is. Daarom is iedere zorgverlener ten alle tijden gebonden aan een aantal wetten die patiënten moeten beschermen tegen het nemen van onverantwoorde risico’s. Ten eerste schrijft de Wkkgz voor dat er goede zorg geleverd moet worden. Onder goede zorg wordt verstaan: zorg van goede kwaliteit en van goed niveau die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht is, tijdig wordt verleend, en is afgestemd op de reële behoefte van de patiënt. De Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst schrijft voor dat aanbieders van (cosmetische) behandelingen verplicht zijn om patiënten goed te informeren over de risico’s van een (cosmetische) ingreep. Artsen die cosmetische zorg verlenen, waaronder zowel de plastisch chirurgen als de cosmetisch artsen KNMG, hebben bovendien een BIG-registratie en zijn hiermee tuchtrechtelijk aansprakelijk als zij onverantwoorde risico’s nemen. Het veroorzaken van (een aanmerkelijke kans op) schade aan iemands gezondheid door ondeskundig te handelen is een strafbaar feit conform art. 96 Wet BIG.
Deelt u de mening dat er zo snel mogelijk afspraken moeten komen over bekwaamheidseisen voor cosmetische artsen en wat is uw inzet daartoe?
Ik ben van mening dat de partijen in de cosmetische sector zo snel als mogelijk bekwaamheidseisen voor cosmetische ingrepen moeten stellen, daar waar deze nu nog ontbreken. Mijn voorganger heeft tijdens het debat ziekenhuiszorg van 25 oktober 2023 opnieuw de medisch specialisten en cosmetisch artsen KNMG opgeroepen om overeenstemming te bereiken. Ook is het Ministerie van VWS naar aanleiding van de motie van den Berg2 in contact getreden met de Nederlandse Vereniging Cosmetische Geneeskunde (NVCG), de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) en de IGJ. In deze gesprekken is het belang van goede afspraken tussen partijen nogmaals benadrukt en zijn partijen opgeroepen om afspraken over bekwaamheidseisen te maken. Ik zal met deze partijen, als ook de Federatie Medisch Specialisten, halfjaarlijks in gesprek blijven over het aantal en soort meldingen over basisartsen, cosmetisch artsen KNMG en plastisch chirurgen. Hierbij hoort ook de voorlichting aan patiënten over de mogelijkheden om een melding te doen.
Zoals ik in de beantwoording hierboven toelicht, acht ik het in dit stadium niet opportuun om in te grijpen in de kwaliteitsafspraken van een sector. Mocht de sector er niet in slagen om binnen een jaar de impasse rond de bekwaamheidseisen in de cosmetische sector te doorbreken, en mocht op basis van de meldingen bij de IGJ ingrijpen proportioneel lijken, dan zal ik overwegen om het Zorginstituut te verzoeken het onderwerp bekwaamheidseisen cosmetische zorg op de Meerjarenagenda te plaatsen.
De berichten ‘Rechtszaak om zeldzame gebreken coronavaccin AstraZeneca’ en ‘AstraZeneca trekt coronavaccin wereldwijd terug na bekentenis’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten van en over AstraZeneca als het gaat om de bijwerkingen van de door AstraZeneca ontwikkelde coronavaccins?1, 2
Ja.
Hoeveel mensen in Nederland zijn gevaccineerd met het coronavaccin van AstraZeneca? Is er informatie bekend over ervaringen die mensen hebben gehad bij het melden van eventuele bijwerkingen van het vaccin bij Bijwerkingencentrum Lareb en de opvolging daarvan? Wat is bekend bij Lareb over de matige en ernstige bijwerkingen van het coronavaccin van AstraZeneca in verhouding met andere coronavaccins? Wat is te zeggen over de bijwerkingen bij eerste en tweede vaccinatie én over de verschillende vaccinatieperiodes?
Naar schatting hebben iets meer dan 1,5 miljoen mensen tenminste één vaccinatie van AstraZeneca toegediend gekregen. Omdat niet alle personen die zijn gevaccineerd toestemming hebben gegeven voor het delen van hun gegevens, zal dit waarschijnlijk een kleine onderschatting zijn. Er is geen informatie beschikbaar over ervaringen die mensen hebben gehad bij het melden van eventuele bijwerkingen bij Bijwerkingencentrum Lareb en de opvolging daarvan. Op basis van het totaal aantal meldingen is niet te zeggen of AstraZeneca meer bijwerkingen geeft dan de andere vaccins, omdat het vaccin in andere aantallen en voor andere doelgroepen is gebruikt.Informatie over de bijwerkingen die bij de verschillende vaccins voorkomen staan vermeld op de website van Lareb.3 Voor het coronavaccin van AstraZeneca geldt dat bij Lareb meer bijwerkingen werden gemeld na de eerste vaccinatie dan na de tweede.4 Er is alleen tijdens de eerste vaccinatiecampagne met AstraZeneca gevaccineerd, AstraZeneca is niet als boostervaccinatie toegepast.
Is bekend bij hoeveel mensen die bij Lareb een melding hebben gedaan van Trombose met een laag aantal bloedplaatjes (TTS) er sprake was van het AstraZeneca-vaccin? Is bekend of er bij genoemde meldingen op dit moment nog sprake is van restverschijnselen als gevolg van een bijwerking? In hoeverre melden mensen met een vermoeden van een ernstige bijwerking, zoals een longembolie of een hersenbloeding, zich – zoals Lareb adviseert – bij hun huisarts?3
Bij Lareb zijn 20 meldingen na vaccinatie met AstraZeneca binnengekomen waarbij er sterke aanwijzingen zijn voor het «trombose met trombocytopenie syndroom». Het is onbekend of er op dit moment nog sprake is van restverschijnselen. Op 25 maart 2021 is de productinformatie van AstraZeneca aangepast. Er is toen een waarschuwing toegevoegd in de bijsluiter, waarin werd vermeld bij welke klachten patiënten medische hulp moesten inschakelen. Ook zijn zorgverleners gewaarschuwd voor tekenen die wijzen op TTS.6In hoeverre mensen zich bij hun huisarts melden met het vermoeden van een ernstige bijwerking kan niet worden bepaald. Bij ernstige ziektebeelden zullen patiënten zich (uiteindelijk) bij een arts melden aangezien het levensbedreigende aandoeningen zijn.
Indien dat niet bekend is, welke inschatting is te maken op basis van de cijfers uit het Verenigd Koninkrijk? Welke cijfers zijn er uit andere Europese landen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke effecten verwacht u dat de rechtszaken in het Verenigd Koninkrijk hebben op de Nederlandse situatie?
Ik heb geen informatie over rechtszaken tegen AstraZeneca in het Verenigd Koninkrijk. Voor mij is het dan ook niet mogelijk aan te geven of rechtszaken in het Verenigd Koninkrijk van invloed kunnen zijn op de Nederlandse situatie.
Wat doet u om te zorgen dat mensen weten waar ze terecht kunnen met vragen of meldingen met betrekking tot coronavaccinatie en bijwerkingen?
Er is gedegen, onderbouwde en begrijpelijke voorlichting en informatie beschikbaar op diverse websites van de rijksoverheid om tot een geïnformeerde keuze te komen. Hierin wordt ook vermeld waar de bijsluiters van de COVID-19-vaccins en informatie over bijwerkingen online te raadplegen zijn. Bij de uitnodigingsbrieven die voor de najaarscampagne verstuurd worden, wordt een toegankelijke visuele uitleg over de coronaprik als bijlage toegevoegd. Ook wordt in de uitnodiging vermeld dat vermeende bijwerkingen na vaccinatie kunnen worden gemeld bij bijwerkingencentrum Lareb.
Wat doet u om te zorgen dat mensen voldoende geïnformeerd een weloverwogen beslissing kunnen nemen over coronavaccinatie?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Ziekenhuizen niet klaar voor toestroom van patiënten met meerdere ziekten’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Ziekenhuizen niet klaar voor toestroom van patiënten met meerdere ziekten» en de uitzending van Nieuwsuur over hoe patiënten verdwaald raken in het zorgdoolhof?1, 2
Ja.
Hoe kijkt u naar de cijfers van de Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar waar van de 35.600 65-plussers met meerdere aandoeningen, bijna 14.000 vier of meer specialisten per jaar zien en 1.500 daarvan zelfs meer dan acht specialisten per jaar? Is bekend of deze cijfers representatief zijn voor andere regio’s en ziekenhuizen in Nederland? Zo ja, wat kunt u daarover voor informatie delen?
Het is bekend dat het aantal mensen met twee of meer chronische aandoening toeneemt. Het absolute aantal mensen met twee of meer chronische aandoeningen (multimorbiditeit) is in de periode 2011–2022 toegenomen. In 2011 waren er 3,5 miljoen mensen met twee of meer chronische aandoeningen en in 2022 5,7 miljoen mensen. De toename is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan vergrijzing.3
Er zijn op landelijk niveau geen cijfers bekend over het aantal specialisten dat deze patiënten zien. Ik kan daarom niet aangeven of de cijfers van de Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar representatief zijn voor de rest van Nederland. Het is evident dat deze patiëntgroep veelal onder behandeling zal staan van meerdere specialisten.
Deelt u de mening dat dit soort gebrekkige samenwerking, onnodige druk op de zorg wordt gelegd? Zo nee, waarom niet?
Ik erken dat de toename van multimorbiditeit een belangrijke uitdaging is in de organisatie van zorg. Nog te vaak ervaren patiënten met meerdere (chronische) aandoeningen dat ze zorg in «stukjes» ontvangen (gefragmenteerde zorg). Daarom is het belangrijk dat binnen en tussen de ziekenhuizen of zorgaanbieders meer wordt samengewerkt. Met de afspraken in het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn de eerste stappen gezet voor de benodigde transitie naar meer samenwerking, netwerkzorg en meer digitale en hybride zorg.
Daarnaast worden binnen de ziekenhuizen stappen gezet om deze patiëntgroep beter te kunnen helpen. De Federatie Medische Specialisten (FMS) heeft recent de leidraad «Multidisciplinaire beoordeling bij multimorbiditeit4» uitgebracht om handvatten te geven aan zorgprofessionals in het ziekenhuis en beleidsmakers voor een nieuwe poliklinische overlegstructuur: multidisciplinaire beoordeling bij multimorbiditeit (MDB). Het bereiken van een overkoepelende en afgestemde behandeling voor de patiënt met meerdere chronische aandoeningen vereist een nauwe samenwerking van de verschillende behandelaren. Een overkoepelende en afgestemde behandeling houdt in dat de behandeling in zijn geheel beter is afgestemd tussen de verschillende behandelaren én aansluit bij de individuele situatie van de patiënt en diens doelen, voorkeuren en mogelijkheden. Deze leidraad biedt handvatten om de samenwerking tussen specialisten in de ziekenhuizen te verbeteren.
Wat is er bekend over calamiteiten en fouten die zijn ontstaan door problemen in de onderlinge samenwerking tussen artsen?
Ik beschik niet over een landelijke registratie van calamiteiten en fouten als gevolg van problemen in de samenwerking.
Welke stappen zijn al gezet om de zorg voor mensen met meerdere aandoeningen te verbeteren? In hoeverre wordt binnen beroepsgroepen gewerkt aan afspraken over samenwerking tussen specialisten bij patiënten met multimorbiditeit? En wat is bekend over de kwaliteitsverbetering door samenwerkingsafspraken?
Zoals aangegeven bij vraag 3 wordt via het IZA ingezet op meer samenwerking en is recent door de FMS een leidraad uitgebracht om de zorg voor deze patiëntgroep te verbeteren. Daarnaast zijn er meerdere initiatieven van goede samenwerking bekend vanuit de ziekenhuizen. Zo biedt het Franciscus Gasthuis bijvoorbeeld een Geriatrische Trauma Unit (GTU) voor kwetsbare ouderen, waarmee via intensieve samenwerking met verschillende specialisten en zorgverleners snel de juiste hulp wordt geboden.
Deelt u de mening dat de Intensieve Samenwerking Afdeling van het Jeroen Bosch Ziekenhuis een voorbeeld is van hoe samenwerking leidt tot betere kwaliteit van zorg voor (oudere) patiënten met meerdere aandoeningen? Wat is de reden dat dergelijke samenwerking weinig plaatsvindt?
Zoals aangegeven bij vraag 5 zijn er meerdere goede initiatieven van goede samenwerking bekend vanuit de ziekenhuizen. Ik zie de werkwijze in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch, waarbij een behandelteam van medisch specialisten, ziekenhuisartsen, verpleegkundigen en paramedici samen naar een patiënt met multimorbiditeit kijken, ook als een goed voorbeeld hoe een ziekenhuis de zorg voor deze patiëntgroep kan organiseren. Ik ben het met het Kamerlid Tielen eens dat er binnen de ziekenhuizen nog verbetering mogelijk en nodig is. Structuren om samen te werken zijn vaak nog teveel gefocust op de eigen specialismen. Gegeven de recent gepubliceerde leidraad van de FMS verwacht ik dat het verbeteren van de samenwerking tussen de verschillende specialismen de aandacht heeft van professionals. Daarnaast wordt bekeken of bekostiging deze brede samenwerking ondersteunt.
Wat is de reden dat de transformatie van het medisch-specialistisch zorglandschap wel onderdeel is van het Integraal Zorgakkoord (IZA), maar samenwerking tussen medisch specialisten – en andere zorgverleners – slechts zijdelings wordt genoemd? Bent u bereid om op dit onderwerp meer inzet te vragen van de IZA-partijen? Zo nee, waarom niet?
Gegeven de grote uitdagingen die er liggen voor deze patiëntgroep zal ik de noodzaak voor goede organisatie rond de multimorbide patiënt nogmaals onder de aandacht brengen van de relevante IZA partijen.
Hoe ziet u de rol van zorgverzekeraars in het faciliteren van samenwerking en multidisciplinair overleg tussen artsen van patiënten met meerdere aandoeningen?
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht. Een zorgverzekeraar heeft – in het geval mensen een naturapolis hebben – de plicht om ervoor te zorgen dat verzekerden tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg krijgen. Ook als mensen meerdere aandoeningen hebben moeten zorgverzekeraars zorgen voor tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg. Bij mensen met meerdere aandoeningen zijn vaak meerdere zorgaanbieders betrokken. Samenwerking is dan van extra belang. In het IZA zijn afspraken gemaakt om deze samenwerking verder te verbeteren.
Bent u op basis van deze berichtgeving en de verwachtingen voor de toekomst bereid om alsnog de motie-Tielen uit te voeren en de toegevoegde waarde van de medisch generalist te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?3
In de brief van 6 juli 2023 over arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector6 heeft de toenmalig Minister van VWS aangegeven dat, na een pilotperiode waarin de opleiding van een aantal cohorten ziekenhuisartsen is gesubsidieerd, door het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) een evaluatieonderzoek is verricht. Hieruit bleek dat niet duidelijk is of de ziekenhuisarts toegevoegde waarde heeft in het medisch specialistische landschap. De toenmalige Minister van VWS constateerde in deze brief dat het in de motie-Tielen gevraagde onderzoek daarmee is verricht.
Bent u bereid de in het artikel genoemde uitdagingen te bespreken met het College geneeskundig specialismen, dat op dit moment werkt aan een herziening van het specialismenlandschap? En bent u bereid hen te vragen om met concrete aanbevelingen te komen voor zowel multidisciplinaire samenwerking als medisch generalisten in hun advies? Zo nee, waarom niet?
Het College geneeskundig specialismen (CGS) heeft afgelopen zomer een houtskoolschets uitgebracht waarin het perspectief geschetst wordt voor het specialismelandschap 2035, met kern- en subspecialismen. Het CGS wil hiermee het generalisme borgen in de opleidingen en de beroepsuitoefening van de geneeskundig specialisten. Daarnaast wil het meer flexibiliteit creëren om tijdens de opleidingen en de loopbaan daarna, makkelijker van discipline te kunnen veranderen. Dat is nodig om de beroepsuitoefening ook in de toekomst aan te laten sluiten op de ontwikkelingen in de zorg.
Het CGS is voornemens in een breed dialoogtraject met o.a. beroepsgroepen, patiëntvertegenwoordigers en koepels van gedachten te wisselen over het toekomstige specialismenlandschap en dit waar nodig bijstellen. De Minister van VWS heeft regelmatig contact met het CGS met betrekking tot het traject.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Tielen/Pouw-Verweij over synergie aanbrengen in ontwikkelingen en het versterken van de positionering van medisch generalisten in het medisch specialistisch domein?4
De motie van de leden Tielen en Pouw-Verweij, verzoekt de regering om samen met de medische beroepsgroep synergie aan te brengen in de ontwikkelingen rond de positionering van medisch generalisten, zoals in de houtskoolschets van het specialismenlandschap 2035 van het College Geneeskundige Specialismen en het IZA.
Zoals de toenmalige Minister van VWS bij de appreciatie van deze motie heeft aangegeven, wordt in gesprekken met de sector over ontwikkelingen rond het specialistenlandschap het belang benadrukt van inzet op meer generalisten. Dit is daarmee een permanent aandachtspunt in de contacten met de betrokken veldpartijen. Aan de motie wordt op deze wijze voldaan.
De visie op geneesmiddeleninformatie voor zorgverleners. |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met signalen dat uw ministerie werkt aan een herschikking van het geneesmiddeleninformatielandschap? Zo ja, wat betekent dit concreet voor (toe)leveranciers van geneesmiddeleninformatie, zowel de organisaties met een wettelijke taak, als privaatrechtelijke informatieplatforms?1
Ja, ik heb uw Kamer geïnformeerd bij brief van 13 december 2023 over een herijkte visie met betrekking tot het geneesmiddeleninformatielandschap ten behoeve van de zorgverleners. In de brief is toegelicht dat het accent zal worden gelegd op direct toepasbare specifieke (gericht op specifieke doelgroepen) geneesmiddeleninformatie, ter ondersteuning van praktiserende zorgverleners. In deze brief is ook aangegeven dat dit kan leiden tot een herschikking van middelen die ter beschikking worden gesteld aan de te onderscheiden privaatrechtelijke informatieplatforms.
Kunt u aangeven hoe deze signalen zich verhouden tot de brief van 13 december 2023 waarin wordt gesteld dat het nader uitwerken van de visie op het geneesmiddeleninformatielandschap nog de nodige stappen vergt en dat gelet op de demissionaire status van dit kabinet, dit proces door een volgend kabinet zal worden vormgegeven?2
De basis voor het zetten van de verdere stappen in dit proces, is te vinden in de door u genoemde brief van 13 december 2023. Sinds het sturen van deze brief hebben gesprekken met de verschillende informatieplatforms plaatsgevonden en worden op basis van deze gesprekken afwegingen gemaakt met betrekking tot de verdere inrichting en vormgeving van dit landschap. De concrete besluitvorming met betrekking tot de subsidieverlening is – onder een nieuw kabinet – voorzien met ingang van 1 januari 2026.
Kunt u aangeven op basis van welke criteria geneesmiddeleninformatie wordt aangemerkt als generieke informatie en wanneer als direct toepasbare beslisinformatie?
Ik zie voor mij als verantwoordelijkheid om met name de praktiserende zorgverleners te ondersteunen daar waar de informatie met betrekking tot het voorschrijven dan wel afleveren tekortschiet, omdat deze informatie niet voldoende beschikbaar is. Daarvan is sprake bij de doelgroepen kinderen, zwangeren en ouderen, omdat de geneesmiddelen veelal niet getest worden onder deze kwetsbare doelgroepen. Het gaat dus om specifieke geneesmiddeleninformatie in de zin van specifieke kwetsbare doelgroepen en daarbij is het van belang dat de informatie die wordt geleverd heel concreet is, waarbij het direct kan worden toegepast als beslis- en/of doseerinformatie in de praktijk van de zorgverlener.
Generieke geneesmiddeleninformatie is al breed beschikbaar en onder andere (deels) te vinden in het Farmacotherapeutisch Kompas (FK), in de Geneesmiddelenbank en in de verschillende richtlijnen van de beroepsgroepen.
Kunt u aangeven welke positie het leveren van generieke of direct toepasbare beslisinformatie inneemt in de herschikking van het geneesmiddeleninformatielandschap? Welke criteria worden nog meer gebruikt om te besluiten over een herschikking?
Zie antwoord vraag 3.
Welke alternatieven zijn er beschikbaar om geneesmiddeleninformatie breed beschikbaar te houden als wordt besloten tot een aanpassing van het landschap? Hoe groot is het risico dat er straks te weinig geneesmiddeleninformatie beschikbaar is? Hoe wordt dit risico verkleind?
Geneesmiddeleninformatie is breed beschikbaar; langs verschillende invalshoeken en wegen, en zal dat ook blijven. De aanpassing van het informatielandschap ten behoeve van de zorgverleners betreft alleen dat deel dat gefinancierd wordt door het Ministerie van VWS. Er is en zal geen sprake zijn van een risico op te weinig geneesmiddeleninformatie.
Geneesmiddeleninformatie wordt door VWS ook bevorderd langs de weg van ZonMw, via het programma Goed Gebruik Geneesmiddelen. De resultaten en uitkomsten van deze studies vinden via de wetenschappelijke verenigingen en kennisinstituten hun plek in de richtlijnen van de beroepsgroepen. De informatie en verspreiding van kennis over nieuwe inzichten en richtlijnen is anno 2024 daarmee een continue en doorlopend proces geworden. Communicatie door de beroepsgroepen zelf, zoals via het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en de Federatie Medische Specialisten (FMS), wint aan belang. De nieuwe kennis vindt zijn weg langs verschillende wegen, zowel via reguliere tijdschriften zoals het Medisch Contact als door inzet van bijvoorbeeld podcasts. Daarnaast spelen meer en meer initiatieven zoals het platform thuisarts.nl een rol in het beschikbaar stellen van nieuwe kennis en inzichten, waaronder geneesmiddeleninformatie.
Hoe worden alle spelers, inclusief de privaatrechtelijke informatieplatforms, betrokken bij de verdere uitwerking van de visie op geneesmiddeleninformatie voor zorgverleners?
We zijn dit traject gestart met het voeren van gesprekken met alle betrokken informatieplatforms en blijven met hen gedurende dit traject in gesprek en in contact.
Het bericht 'Spoedpoli St Jansdal in Lelystad sluit 's avonds' |
|
Jimmy Dijk |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Heeft u het bericht «Spoedpoli St Jansdal in Lelystad sluit ’s avonds» gelezen en wat is uw reactie hierop?1
Ja, ik heb hier kennis van genomen. Het ziekenhuis heeft een keuze gemaakt om een wijziging door te voeren in de openingstijden van de spoedpoli, om zo het schaarse personeel beter in te zetten. Het is aan zorgaanbieders om, samen met zorgverzekeraars en andere belanghebbenden, de zorg toegankelijk, kwalitatief goed en toekomstbestendig te organiseren voor de patiënten in de regio.
Wat vindt u ervan dat «te weinig patiënten» en «schaarste» als argument worden gebruikt om de spoedpoli te sluiten? Kunt u ingaan op welke manier dit kabinet deze argumenten, als reden om ziekenhuizen te sluiten, probeert weg te nemen?
Door de toegenomen levensverwachting en de toename van het aantal mensen met chronische ziekten neemt de totale vraag naar zorg flink toe. Het is niet realistisch om te verwachten dat het aantal zorgmedewerkers en mantelzorgers die groei kan bijbenen. Er blijft immers ook arbeidscapaciteit nodig in andere sectoren. In bijna alle regio’s is het daarom nodig om de zorg anders te organiseren. Er zullen daarbij keuzes gemaakt moeten worden over hoe personeel wordt ingezet en hoe de zorg toekomstbestendig kan worden ingericht. In het Integraal Zorgakkoord (IZA) heeft het Ministerie van VWS met allerlei partijen in de zorg hierover afspraken gemaakt.
De partijen in de regio zijn het best in staat om de juiste afwegingen te maken over hoe het beschikbare aanbod van zorg afgestemd kan worden op de zorgvraag. Dat is ook het geval in de situatie van St Jansdal en Lelystad. Uit een evaluatie is gebleken dat 's avonds op de spoedpoli van het St Jansdal zich gemiddeld één tot twee patiënten melden. Daarvoor moeten vijf zorgprofessionals klaarstaan.2, 3 De zorgaanbieder heeft mede op basis hiervan ervoor gekozen het personeel anders in te zetten.
Bent u het eens met de Raad van Bestuur die stelt dat de kwaliteit van de spoedzorg bij sluiting gegarandeerd blijft? Erkent u dat de bereikbaarheid en toegankelijkheid, en daarmee de kwaliteit, van de spoedzorg achteruitgaat?
Kwaliteit van zorg bestaat uit vele facetten en kan ook per patiënt anders worden ervaren. Nabijheid kan een element van kwaliteit zijn, bijvoorbeeld omdat de zorg voor de patiënt goed is ingebed in het netwerk van lokale ketenpartners of omdat naasten gemakkelijker op bezoek kunnen komen. Voor kwaliteit van zorg is ook gekwalificeerd personeel nodig dat de patiënt kan helpen met de zorgvraag. Ik ben van mening dat door de partijen in de regio de beste inschatting kan worden gemaakt over de manier waarop de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg zo goed mogelijk kan worden geborgd voor de inwoners van de regio.
Heeft u inwoners uit Lelystad en omgeving gesproken over de gevolgen van deze sluiting? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat u niet alleen moet luisteren naar zorgverzekeraars en zorgaanbieders, maar ook als Minister moet luisteren naar mensen?
Ik heb geen inwoners gesproken over de inperking van de openingstijden van de spoedpoli in Lelystad. Het is aan de zorgaanbieder om het goede gesprek over wijzigingen in de acute zorg te voeren met belanghebbenden en om ervoor te zorgen dat inwoners goed betrokken worden en voorafgaand aan het ingaan van de wijziging geïnformeerd zijn over waar zij met hun zorgvraag terecht kunnen. Het is niet mijn taak als Minister om dat te doen. Uiteraard zijn de belangen van inwoners en patiënten relevant. Daarom is in de algemene maatregel van bestuur (AMvB) acute zorg opgenomen dat inwoners moeten worden betrokken bij besluitvorming over het aanbod van acute zorg en werk ik aan een handreiking voor het gesprek tussen de zorgaanbieder en gemeenten, inwoners en professionals.
Op welke manier gaat u voorkomen dat de Spoedpoli in Lelystad gaat sluiten? Als u niet van plan bent om dit te voorkomen omdat u refereert aan de wettelijke bevoegdheid, op welke manier bent u dan bereid om deze wettelijke bevoegdheid uit te breiden?
Ik ga niet voorkomen dat de openingstijden van de Spoedpoli in Lelystad worden aangepast. Hier ben ik ook niet toe bevoegd. Ik ben ook niet bereid deze wettelijke bevoegdheid te creëren. Dit heb ik eerder toegelicht in de Kamerbrief van 22 april 2024.4
Bent u bereid om de AMvB acute zorg aan te passen zodat gemeenten niet alleen «betrokken» worden maar ook een beslissende stem hebben bij de sluiting (van delen) van ziekenhuizen, gezien u in eerdere antwoorden op schriftelijke vragen schrijft dat de zorgaanbieders en zorgverzekeraars beslissen over onze ziekenhuizen, en gemeenten en andere partijen slechts «betrokken» worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals benoemd in de stand van zakenbrief acute zorg van 25 maart 20245, acht ik het bieden van een beslissende stem voor gemeenten onwenselijk, omdat zij geen verantwoordelijkheid dragen voor de consequenties van het besluit – zoals veilige patiëntenzorg, continuïteit van de bedrijfsvoering en goed werkgeverschap, of de zorgplicht. Zoals ook benoemd in dezelfde stand van zakenbrief, wordt als aanvulling op de AMvB momenteel gewerkt aan een handreiking voor het goede gesprek tussen alle betrokkenen in de regio. Onlangs heeft uw Kamer de motie Dijk aangenomen, waarin het kabinet wordt verzocht gemeenten, personeel en patiënten instemmingsrecht te geven bij fusies en/of sluitingen van (delen van) ziekenhuizen.6 Zoals eerder toegezegd zal ik uw Kamer voor het zomerreces informeren over de mogelijke consequenties van een dergelijke wetswijziging.
Heeft u, ondanks dat sluiting van (delen van) ziekenhuizen volgens u aan de zorgaanbieder en zorgverzekeraars is, het ziekenhuisbestuur opgebeld en aangegeven dat u dit een onverstandig besluit vindt? Zo nee, waarom niet?
Ik heb het ziekenhuisbestuur niet gebeld. Het is aan de zorgaanbieder in de regio om afwegingen te maken over de inrichting van de acute zorg, in samenspraak met de zorgverzekeraar. Ik hecht eraan dat de zorgaanbieder de belanghebbenden in de regio hier goed bij betrekt. Voor de acute zorg is in de AMvB acute zorg bepaald welke procedure moet worden gevolgd bij wijzigingen in het aanbod. Het is de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis om hier op een goede manier invulling aan te geven. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ziet toe op de uitvoering van de AMvB.
Kunt aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd vragen of ze een volledig overzicht kunnen geven van ziekenhuislocaties die overwegen om locaties of delen van locaties te sluiten?
Ik heb dit nagevraagd bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Er is geen volledig overzicht van ziekenhuizen die overwegen om ziekenhuislocaties of delen van ziekenhuislocaties te sluiten. Er bestaat een verplichting voor ziekenhuizen om de IGJ te informeren, voorafgaand aan het beëindigen van het aanbieden van acute zorg op een locatie. Voor het niet-acute zorgaanbod bestaat geen verplichting tot informeren van de IGJ.
Wat is uw politieke oordeel over het feit dat de politiek niets meer te zeggen heeft over publieke voorzieningen zoals ziekenhuizen, maar zorgverzekeraars de baas zijn over onze ziekenhuizen? Bent u tevreden met dit zorgsysteem?
Ik ben van mening dat keuzes over de inrichting van de zorg het beste door partijen in de regio kunnen worden gemaakt. Zorgaanbieders, verzekeraars en belanghebbenden in de regio weten samen het beste hoe de zorg voor de inwoners van de regio toegankelijk en veilig georganiseerd kan worden. Het is aan de overheid om te zorgen dat er randvoorwaarden zijn voor een constructieve samenwerking, waarbij alle perspectieven volwaardig gewogen worden. In het IZA zijn daarom afspraken gemaakt over onder meer het opstellen van Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ)-beelden en -plannen. Daarin worden met betrokkenheid van alle partijen uit de zorgdriehoek van aanbieders, verzekeraars en patiënten plannen gemaakt om in elke regio de toegang tot goede acute zorg voor iedereen te waarborgen. Dat neemt niet weg dat keuzes ergens pijn kunnen doen. Niet alle zorg kan altijd overal geleverd worden. Daarbij vind ik het van belang dat bestuurders en zorgprofessionals altijd de verantwoordelijkheid kunnen dragen voor het leveren van veilige zorg. Als een Minister zou verplichten dat een zorgaanbieder hoe dan ook zorg moet leveren, ondanks personeelsgebrek, worden de minimale kwaliteitseisen niet altijd gegarandeerd. Dit acht ik onwenselijk, want dit kan negatieve effecten hebben voor de patiënt en de zorgprofessional en het leidt tot ongelijkheid tussen groepen patiënten en/of regio’s.
Waarom blijft u refereren aan de controversieel verklaring van de 45-minutennorm als argument om niet in te grijpen bij de sluiting van ziekenhuizen? Kunt u daarmee ophouden en gewoon doen wat de Tweede Kamer van u vraagt en de aangenomen moties over ziekenhuiszorg uitvoeren?
Ik refereer aan de controversieel verklaring van de 45-minutennorm, omdat de sluiting van acute (ziekenhuis)zorg hier inherent mee te maken heeft. Als een spoedeisende hulp (SEH) of afdeling acute verloskunde niet gevoelig is voor de huidige 45-minutennorm, kan een ziekenhuis eigenstandig besluiten om de SEH of afdeling acute verloskunde te sluiten of af te schalen, mits belanghebbenden zijn betrokken en de stappen uit de AMvB acute zorg zijn doorlopen. Doordat de 45-minutennorm controversieel is verklaard, kan ik niets veranderen aan de bevoegdheid van ziekenhuizen (die niet gevoelig zijn voor de norm) om te besluiten hun acute zorgvoorzieningen (gedeeltelijk) te sluiten. Daarbij creëert het aannemen van de moties niet met onmiddellijke ingang nieuwe instrumenten of bevoegdheden om dit mogelijk te maken. Mede hierom, zie ook de Kamerbrief van 22 april 20247, kan ik deze moties niet uitvoeren.
Het bericht 'Huisarts waarschuwt voor negatieve gezondheidsgevolgen van windturbines' |
|
Caroline van der Plas (BBB), Henk Vermeer (BBB) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van dit artikel, en zo ja, hoe kijkt u hiernaar?1
Ja, signalen uit de samenleving over de omgevingseffecten van windturbines neem ik serieus. Daarom heb ik het RIVM opdracht gegeven om de kennis rondom windturbines en gezondheid actueel te houden en waar nodig aan te vullen. Het kabinet streeft naar een adequate bescherming van omwonenden, terwijl het ook ruimte creëert voor duurzame ontwikkelingen, zoals de opwek van windenergie.
Kunt u bevestigen dat de zorgen van deze huisarts over negatieve gezondheidsgevolgen van windturbines gegrond zijn? Zo ja, wat zijn de precieze gezondheidseffecten waar we rekening mee moeten houden?
Nee, dit kan ik niet. Het RIVM houdt al jaren onderzoek bij naar de gezondheidseffecten van geluid afkomstig van verschillende bronnen, zoals windturbines. Zo wordt door het RIVM de internationale stand van kennis over de gezondheidseffecten van windturbines bijgehouden door middel van uitgebreide overzichtsstudies. Hinder is het meest beschreven en bewezen effect van windturbinegeluid. De hinder die mensen ondervinden van windturbines kan indirect andere gezondheidsklachten veroorzaken. Onderzoeken naar slaapverstoring door windturbines zijn niet eenduidig, zo laten verschillende resultaten zien. Voor andere gezondheidseffecten, zoals hart- en vaatziekten en effecten op de mentale gezondheid, is op dit moment onvoldoende bewijs gevonden dat die samenhangen met het geluid of wonen in de buurt van windturbines.
Kunt u laten weten of er op dit moment gevallen bekend zijn waarbij er gezondheidsproblemen zijn ontstaan als gevolg van windmolens?
De gezondheidsproblemen die een mogelijke relatie hebben met hinder van windturbines zijn vaak aspecifiek van aard. Het is hierdoor lastig direct en precies het effect van windturbines op de gezondheid vast te stellen voor individuele gevallen. In grotere wetenschappelijke onderzoeken onder grotere groepen mensen zijn deze effecten beter te onderzoeken. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 2, concludeert het RIVM dat windturbines kunnen leiden tot hinder en mogelijk slaapverstoring, en dat deze reacties een rol kunnen spelen bij het ontstaan van (indirecte) gezondheidseffecten van omgevingsgeluid op de lange termijn. Deze conclusie neemt de overheid over.
Bent u op de hoogte van de zorgen van hoogleraar Diederik Gommers die aangeeft dat er nooit goed onderzoek is gedaan en het voornaamste probleem zit in laagfrequent geluid? Hoe beoordeelt u deze zorgen?2
Ja, ik ben op de hoogte van het artikel waarin Diederik Gommers zijn zorgen aangeeft over de mogelijke gezondheidseffecten van het plaatsen van windturbines. Ik neem deze zorgen serieus. Het is daarom van belang de bestaande kennis met betrekking tot windturbines en gezondheid te blijven actualiseren en aan te vullen waar nodig. In het eerste kwartaal van 2024 is het RIVM – in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat – een onderzoek gestart naar de blootstellingresponsrelatie voor zelfgerapporteerde effecten, gericht op de Nederlandse situatie, waarover uw Kamer reeds is geïnformeerd.3 In dit onderzoek worden geluidsniveaus van windturbines («blootstelling») gekoppeld aan de mate van hinder en slaapverstoring («respons») bij omwonenden. De resultaten van het onderzoek worden eind 2026 verwacht, waarna ze aan uw Kamer worden aangeboden. De beleving van laagfrequent geluid van windturbines zal daarbij ook verder worden onderzocht door het RIVM. Op basis van wetenschappelijke literatuur geeft het RIVM overigens aan dat laagfrequent geluid geen andere effecten voor omwonenden heeft dan «normaal» geluid. Voor zover laagfrequent geluid een rol speelt bij de hinder door windturbinegeluid, kan dit dus als onderdeel van het totale windturbinegeluid worden beoordeeld, tenzij er sprake is van overmatig laagfrequent geluid, bijvoorbeeld vanwege een defect.
Is het volgens u voldoende mogelijk om deze diagnose te stellen? Zo nee, bent u bereid om te kijken hoe deze gezondheidsschade binnen de eerstelijnszorg beter gediagnostiseerd kan worden?
Diederik Gommers spreekt niet over een specifieke diagnose maar over de mogelijke gezondheidsschade door hinder van windturbines. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 2, zijn de gezondheidsproblemen die een mogelijke relatie hebben met hinder van windturbines vaak aspecifiek van aard. Het is hierdoor lastig direct en precies het effect van windturbines op de gezondheid vast te stellen voor individuele gevallen. In grotere wetenschappelijke onderzoeken onder grotere groepen mensen zijn deze effecten beter te onderzoeken.
Ondanks dat de huisarts niet systematisch de specifieke bron van geluidsoverlast registreert, ben ik wel van mening dat de mogelijke gezondheidsschade door hinder van windturbines voldoende wordt geregistreerd en dat specifiekere registratiemogelijkheden het registratiesysteem onnodig zouden compliceren. Het onderzoeksinstituut Nivel heeft in een recente verkenning aangegeven dat de gezondheidsgegevens die huisartsen verzamelen voldoende betrouwbaar zijn voor onderzoek naar de gezondheidseffecten van windturbines. Deze verkenning kon geen significant verband aantonen tussen het wonen in de buurt van windturbines of de bijbehorende geluidsniveaus en de aanwezigheid van aan de huisarts gepresenteerde gezondheidsproblemen, maar hier speelde vooral de verkennende aard van de studie een rol en niet de diagnostiek van hinder gerelateerde gezondheidsschade.
Waarom wordt bij het plaatsen van windmolens geen rekening gehouden met gezondheidsdoelen?3
Bij het plaatsen van windturbines gelden milieunormen met het doel de gezondheid van omwonenden te beschermen tegen mogelijke ongewenste gezondheidseffecten. Milieunormen zijn niet hetzelfde als gezondheidsdoelen en ondanks dat zij wel zorgen voor bescherming van omwonenden tegen onacceptabele hinder en veiligheidsrisico’s kan net als bij andere bronnen in de fysieke leefomgeving zoals verkeer en bedrijvigheid, niet worden uitgesloten dat toch hinder kan worden ervaren. Afgelopen jaren zijn er meerdere studies uitgevoerd, onder meer door het RIVM en het Analistennetwerk Nationale Veiligheid, naar de veiligheids- en gezondheidsrisico's die samenhangen met fossiele en duurzame energie. Daaruit blijkt dat de transitie naar duurzame energie, zoals o.a. windenergie, een positief effect heeft op de gezondheid en veiligheid in Nederland.5
Daarbij is rondom de voorgenomen plaatsing van windturbines een onderdeel van zorgvuldige besluitvorming het vragen van advies over de mogelijke gezondheidsimpact door het bevoegde gezag aan de GGD bij besluiten waar een gezondheidsimpact kan worden verwacht. Zo kan daar zo goed mogelijk mee worden omgegaan.
In hoeverre heeft het kabinet de mogelijke gezondheidsrisico's van windturbines meegenomen in de besluitvorming rondom de plaatsing en subsidiëring van deze vormen?
Om omwonenden te beschermen tegen onacceptabele hinder en slaapverstoring door geluid van windturbines golden tot voor kort de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (zie antwoord op vraag 9 voor huidige stand van zaken). Net als bij andere geluidsbronnen (bijvoorbeeld (spoor)wegen, industrie en luchtvaart) sluiten deze geluidnormen niet uit dat er toch hinder kan worden ervaren. Het is zaak om telkens goed de verschillende belangen af te wegen en daarbij dus ook de belangen van omwonenden mee te nemen. Het Kabinet zet in op het waarborgen van een adequate bescherming van omwonenden en omgeving, en daarnaast op het tegelijkertijd mogelijk maken van ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de aanleg van windparken voor schone energie. Om hinder zoveel mogelijk te voorkomen, is het belangrijk om ook rekening te houden met andere factoren die hinder beïnvloeden, zoals participatie. Het is van belang om alle belanghebbenden vroegtijdig in het proces te betrekken. Het gaat hier om betrokkenheid van burgers, zowel bij het ontwikkelen van beleid als bij het realiseren van energieprojecten, maar ook tijdens de operationele fase (de productie van energie). Op 17 mei 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de kabinetsvisie burgerbetrokkenheid bij de energietransitie.6
Zijn er wetenschappelijke studies die u heeft geraadpleegd of geïnitieerd om de gezondheidseffecten van windturbines op de nabije bevolking te onderzoeken en kunnen de resultaten hiervan openbaar gemaakt worden? Zo nee, wilt u een verzoek uit zetten tot zo’n onderzoek?
Zie beantwoording op vraag 2, vraag 4 en vraag 5. De overzichten van de studies van het RIVM en meer informatie, zijn gepubliceerd op de website van het RIVM.7 Daarnaast kan het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid van het RIVM worden geraadpleegd.8
Bent u bereid om, in het licht van nieuwe zorgen en inzichten, het beleid met betrekking tot de plaatsing van windturbines te heroverwegen om de gezondheid van omwonenden te beschermen?
De milieuregels voor windparken, waaronder die voor geluid, zijn in 2021 door de Raad van State onverbindend verklaard omdat hiervoor volgens het Europese Hof een strategische milieubeoordeling had moeten plaatsvinden. Voor bestaande windparken regelt een overbruggingsregeling de milieubescherming zoals die gold onder het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op dit moment loopt een traject met een planmilieueffectrapportage (plan-mer) om nieuwe milieuregels voor windturbines vast te stellen. Daarin wordt o.a. aandacht besteed aan de bescherming tegen geluid en slagschaduw. Eind 2023 konden zienswijzen worden ingediend door belanghebbenden, zoals bijvoorbeeld omwonenden en huisartsen, die worden op dit moment bestudeerd en meegewogen door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat richting een ontwerpbesluit dat naar verwachting na de zomer van 2024 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Zolang het traject nog loopt, kan ik niet op de uitkomsten vooruitlopen.
Daarnaast moet bij voorgenomen plaatsing van windturbines besluitvorming plaatsvinden conform de Omgevingswet, met het bijbehorende participatietraject en milieueffectrapportage (mer). Gezondheidseffecten worden meestal al meegenomen in de mer. Naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over «Industrie en Omwonenden» en de daarop door het kabinet opgestelde Actieagenda wordt op dit moment gekeken naar hoe effecten op de gezondheid beter in beeld gebracht kunnen worden en het belang van de gezondheid bij vergunningverlening beter meegewogen kan worden. De inzet is om daarbij zoveel mogelijk te kijken wat er mogelijk is binnen de bestaande wetgeving, om ook onnodige regeldruk te voorkomen. Indien dat onvoldoende blijkt, zal worden bekeken of het instrumentarium kan worden versterkt. Een Gezondheidseffectrapportage is in dat geval één van de opties.
Hoe verhoudt de ambitie om over te gaan op meer duurzame energievormen zich tot de verantwoordelijkheid van de overheid om de gezondheid van haar burgers te beschermen en zorg te dragen voor een gezonde leefomgeving?
Voor het realiseren van de klimaatdoelen en het daarbij ook incasseren van de veiligheids- en gezondheidswinst ten opzichte van fossiele energie, hebben we alle duurzame energiebronnen en andere maatregelen uit het Klimaatakkoord nodig.
Daarmee worden ook de veiligheids- en gezondheidsrisico’s gerelateerd aan fossiele brandstoffen afgebouwd. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de risico’s bij opslag, transport en gebruik van duurzame energie op een verantwoorde, evenwichtige en consistente manier benaderd moeten worden. Behalve nader onderzoek is daarom ook borging van de veiligheid en gezondheid van belang. Dit is een grote, complexe en urgente opgave.9 Het past bij het lopende kabinetsbeleid om het inzicht in de feitelijke risico’s en effecten te blijven vergroten, en zeker om dat inzicht te verbinden aan de mix van duurzame energie die ons land uiteindelijk gaat krijgen. Het past bij het lopende kabinetsbeleid om het inzicht in de feitelijke risico’s en effecten te blijven vergroten, en zeker om dat inzicht te verbinden aan de mix van duurzame energie die ons land uiteindelijk gaat krijgen.
Waarom is die verantwoordelijkheid niet meegenomen in Health in All Policies (HiAP)?4
Gezondheid wordt beïnvloed door diverse factoren die zich grotendeels buiten het domein van gezondheid en zorg bevinden. De leefomgeving is één van die factoren. Dit gegeven vraagt om (samenhangend) beleid waarin doelstellingen op het gebied van gezondheid en doelstellingen van andere domeinen elkaar versterken. Health in All Policies (HiAP) is de term waarmee deze samenhang wordt aangeduid. Recent heeft mijn voorganger u geïnformeerd over de inzet op Health in All Policies in de Kamerbrief van 20 december 2023.11 Daar worden windturbines inderdaad niet als voorbeeld genoemd, maar dat betekent niet dat we daar geen rekening mee houden in de gezondheidsaanpak. De vervanging van het gebruik van fossiele energie door duurzamere energievormen is een hele belangrijke factor voor het verbeteren van de luchtkwaliteit, naast bijvoorbeeld het terugdringen van industriële emissies en de uitstoot van ammoniak. Het is een heel goed voorbeeld van een ander beleidsveld dat van grote invloed is op de volksgezondheid. Daarbij is het ook belangrijk dat de introductie van nieuwe energievormen op een veilige en gezonde manier plaatsvindt. De Kamerbrief van 27 augustus 2021 gaat hier verder op in.12
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die genomen worden om eventuele negatieve effecten van bestaande en toekomstige windturbines op de gezondheid van burgers te minimaliseren? En mochten deze niet zijn genomen, bent u dan bereid om deze in de toekomst wel te nemen?
Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de handhaving van de vergunningen. Zo kan het bevoegd gezag bijvoorbeeld de gegevens van het afgelopen jaar opvragen bij de exploitant, waaruit moet blijken dat de betreffende windturbines in de juiste geluidmodus hebben gedraaid en voldoen aan de slagschaduwnormen. Ook kunnen geluidsmetingen aan het bronvermogen van een windturbine worden verricht om na te gaan of dit voldoet aan het door de exploitant opgegeven geluidsniveau. In combinatie met de lokale windsnelheidsverdeling kan hiermee vervolgens worden berekend wat het jaargemiddelde geluid op de gevel is, om te toetsen of wordt voldaan aan de geluidsnorm. Daarnaast kan een app worden ingezet, bijvoorbeeld geluidsverwachting.nl, waarin de te verwachten geluids- en slagschaduwbelasting voor de komende uren wordt aangegeven. Omwonenden kunnen in het kader van participatie aangeven wanneer zij hinder ondervinden, waarmee de exploitant van de windturbine rekening kan houden. Ook kan de geluidsproductie worden verminderd door «serrated edges» (uilenveren) toe te voegen, die vaak al aanwezig zijn bij moderne windturbines. Obstakelverlichting op een windturbine kan eveneens als onprettig worden ervaren door omwonenden. Om lichthinder te voorkomen, kan een naderingsdetectiesysteem worden gebruikt, dat zorgt voor minder hinder van het licht van een turbine doordat de rode verlichting alleen aangaat wanneer er een vliegtuig in de buurt van de turbine is. Vanaf de openstelling van de SDE-ronde van 2023 zijn de kosten voor de invoering van naderingsdetectie reeds onderdeel van de totale businesscase en de daaraan gerelateerde SDE++-bedragen. Voor bestaande windturbines op land met een SDE+(+)-beschikking is voor de provincies die hiermee aan de slag willen een verdeling van 60/20/20 (windsector/provincie/rijk) afgesproken voor de kosten van een naderingsdetectiesysteem. Het is aan de provincie om hiervoor een kader op te stellen, bijvoorbeeld via een subsidieregeling. Via een specifieke uitkering aan de provincies draagt het Rijk 20% van het totaalbedrag bij.13
Kunt u bevestigen dat de effecten van geluidshinder in de omgevingseffectenrapportage beoordeeld zijn door het aantal woningen binnen een afstand van 1.000 en 2.000 meter tot zoekgebieden te bepalen?
Nee, dat klopt niet. In de plan-mer zijn de effecten van geluid beoordeeld voor verschillende varianten van een geluidnorm. Daarbij is gekeken naar de kans dat iemand geluidhinder ervaart bij een geluidniveau dat gelijk is aan de norm. Daarnaast is gekeken naar kansen op geluidhinder bij verschillende varianten van een afstandsnorm, namelijk twee, drie en vier keer de tiphoogte van een windturbine. De bijbehorende minimale afstanden tot woningen zijn bepaald aan de hand van twee referentieturbines van 235 en 280 meter. Dit zijn dus niet de afstanden waarbinnen naar effecten op woningen wordt gekeken, maar varianten van een afstandsnorm waarvoor de effecten zijn beoordeeld.
Wat is de onderbouwing voor deze afstanden?
De varianten voor afstandsnormen zijn opgenomen conform een voorstel van de Commissie voor de milieueffectrapportage, vanwege diverse zienswijzen en op grond van inzichten over de relatie met hinder door geluid en slagschaduw uit het eerder verschenen onderzoek naar afstandsnormen voor windturbines.
Deze informatie is terug te vinden in het rapport «Onderzoek afstandsnormen windturbines»14 en de bijbehorende Kamerbrief.15
Is binnen deze afstanden bekend welke geluidsniveaus, slagschaduwhinder en veiligheidsrisico’s windturbines daadwerkelijk kunnen veroorzaken en wat dit betekent voor de hinderbeleving?
In de plan-mer is voor elke variant van de afstandsnorm beoordeeld wat op de bijbehorende minimale afstand de te verwachten effecten zijn op geluidhinder, slagschaduwhinder en veiligheidsrisico’s. Daarbij blijkt dat er op een bepaalde afstand van een windpark of windturbine een grote spreiding is in het beschermingsniveau tegen effecten van geluid en slagschaduw. Dit komt omdat de geluidniveaus en de slagschaduw zeer afhankelijk zijn van het type windturbine, de omvang van het windpark en de lokale omstandigheden. Om die reden is in de plan-mer geconcludeerd dat een afstandsnorm eigenlijk niet geschikt is voor een volwaardige en gelijkwaardige bescherming tegen geluid en slagschaduw, maar aanvullend aan de milieunormen een basisbescherming kan bieden.
Kunt u meer duidelijkheid geven hoeveel aandacht er in het proces van meet- en regelgeving via ministeriële regelingen is voor de volksgezondheid?5
De Omgevingsregeling, de ministeriele regeling bij de Omgevingswet, bevat met name technische en administratieve regels, waaronder de meet- en rekenregels voor de bepaling van windturbinegeluid. Deze zijn nodig om op de juiste manier te toetsen of voldaan wordt aan de milieunormen. De mate van bescherming tegen ongewenste gezondheidseffecten wordt echter vastgelegd in besluiten, zoals het (ontwerp)besluit windturbines leefomgeving waarvoor nu het traject met een plan-mer loopt.
Is het mogelijk om afstandsnormen en beschermende meetbare tijdig indicerende effectieve geluid & trillingen normen te ontwikkelen en te valideren tegen bekende gezondheidseffecten gerelateerd aan windparken, om zo de gezondheid van omwonenden volledig te waarborgen?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 15 is een afstandsnorm op zichzelf niet geschikt voor een volwaardige en gelijkwaardige bescherming tegen geluid. Om omwonenden te beschermen tegen bekende gezondheidseffecten blijven we daarom inzetten op milieunormen, waaronder een norm voor geluid. In de plan-mer is voor verschillende varianten van de geluidnorm onderzocht wat de kans is op ernstige hinder bij een geluidniveau dat gelijk is aan de norm. Ook wordt aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de geluidnorm. Overigens zal, net
als bij andere geluidbronnen (bijvoorbeeld (spoor)wegen, industrie en luchtvaart) een nog vast te stellen geluidnorm niet uitsluiten dat er toch hinder kan worden ervaren.
Bent u bekend met de wetenschappelijke publicatie in de International journal of climatoly genaamd «Winds are changing: An explanation for the warming of the Netherlands»?
Ja, hier ben ik bekend mee.
Deelt u de mening dat het belang van gezondheid en de menselijke maat voorop zou moeten staan als het gaat over windmolens? Zo ja, hoe brengt u dit in de praktijk?
De gezondheidseffecten van windturbines worden serieus genomen. Er wordt ingezet op het waarborgen van een adequate bescherming van omwonenden en omgeving, en daarnaast op het tegelijkertijd mogelijk maken van ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de aanleg van windparken voor schone energie. Betrokken partijen hebben de verantwoordelijkheid om windturbines zorgvuldig in te passen op basis van een locatie-specifieke afweging, met aandacht voor diverse belangen en milieubescherming. Het is daarom van belang om de bestaande kennis over windturbines en gezondheid regelmatig bij te werken en aan te vullen. In 2021 heeft het Ministerie van EZK het RIVM opgedragen om het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid op te richten, in samenwerking met de GGD, om deze kennis up-to-date te houden. Bovendien kunnen gemeenten hier terecht met vragen over windturbines en gezondheid.
Deelt u de mening dat wanneer het windenergiebeleid het aandeel duurzame energie vergroten een vast gegeven is en daarom plaatsingsruimte voor nieuwe windmolens ook een gegeven is, dat ten koste kan gaan van de bescherming van de fysieke leefomgeving? Deelt u de mening dat dan in strijd is met artikel 8, lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?6
Voor de normering van windturbinegeluid geldt dat deze enerzijds voldoende bescherming moeten bieden aan omwonenden en anderzijds plaatsingsruimte moeten bieden aan windenergie omdat dit nodig is voor het halen van de duurzame energiedoelstellingen. Het is daarbij niet zo dat de benodigde plaatsingsruimte voor nieuwe windturbines een gegeven is. Wel geldt, net als bij andere bronnen in de fysieke leefomgeving zoals verkeer en bedrijvigheid, dat niet kan worden uitgesloten dat toch hinder kan worden ervaren, omdat er anders geen enkele ruimte zou zijn voor maatschappelijke activiteiten. Ik deel de mening niet dat dit in strijd zou zijn met artikel 8, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Bent u bereid om de ontwikkeling van de planMER voor rijksnormen te herzien en aan te vullen met de vastgestelde en gesignaleerde tekortkomingen?
De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft in haar advies geconcludeerd dat het milieueffectrapport de milieugevolgen van verschillende milieunormen, waaronder die voor geluid, overwegend goed in beeld brengt. Op basis van de aanbevelingen van de Commissie wordt de plan-mer momenteel nog op enkele aspecten aangevuld. Daarnaast worden de eind 2023 ingediende zienswijzen bestudeerd en meegewogen richting een ontwerpbesluit dat naar verwachting na de zomer van 2024 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Zolang het traject nog loopt kan ik niet op de uitkomsten vooruitlopen.
Hoe gaat u externe volledig onafhankelijke kwaliteitsborging implementeren in deze planMER met onafhankelijke internationale universitaire experts, gezien de geïdentificeerde lacunes in uitvoering, geselecteerde belanghebbende onderzoekspartijen en de relevante gezondheidsvraagstukken, borgen voor windturbines in Nederland?
Ik deel de mening niet dat er lacunes zouden zijn in de uitvoering, onafhankelijkheid of inhoud van de plan-mer. De plan-mer baseert zich op bestaand onderzoek dat aan wetenschappelijke kwaliteitscriteria voldoet. Zoals bij vraag 21 aangegeven concludeert de Commissie voor de milieueffectrapportage in haar advies dat de milieugevolgen van verschillende milieunormen overwegend goed in beeld zijn gebracht.
Het bericht ‘Minstens 172 mensen overleden door het innemen van zelfdodingspoeder middel X’ |
|
Harmen Krul (CDA), Diederik van Dijk (SGP), Mirjam Bikker (CU), Caroline van der Plas (BBB) |
|
Pia Dijkstra (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Minstens 172 mensen overleden door het innemen van zelfdodingspoeder middel X»1 en het onderzoek «Suïcide door middel van zelfdodingspoeders; een trendonderzoek op basis van registraties van forensisch artsen»2?
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen.
Wat is uw reactie op het feit dat er zeker 172 mensen gestorven zijn nadat zij het zelfdodingspoeder middel X gebruikten en dat 70 procent van hen een «psychiatrische voorgeschiedenis» is geregistreerd?
Het is goed dat er nu inzicht is in het aantal mensen dat in Nederland is overleden ten gevolge van het gebruik van zelfdodingspoeders (Middel X) en de demografische en klinische kenmerken van deze mensen. Het onderzoek – dat zich uitstrekt over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2022 – laat zien dat het gebruik van Middel X vooral sinds 2019 flink is toegenomen. Daarnaast blijkt de groep mensen die overlijdt na inname van Middel X heel divers te zijn en te bestaan uit mensen van alle leeftijden. Zo vonden in de leeftijdsgroep van 70-plussers weliswaar de meeste suïcides met Middel X plaats, een kwart van de overledenen was echter jonger dan 50 jaar. Ook is het inderdaad opvallend dat er in 70% van de suïcides met Middel X sprake was van mensen met een psychiatrische voorgeschiedenis. Verder was in 19% van de gevallen sprake van een euthanasieaanvraag, waarvan meer dan de helft was afgewezen. Eén en ander wijst erop dat niet alle mensen die Middel X innemen mensen betreft die hun leven als «voltooid» beschouwen, zonder dat daar een medische reden aan ten grondslag ligt.
De onderzoeksresultaten roepen daarom onder meer vragen op over de achtergronden van mensen en ik vind het dan ook goed dat 113 Zelfmoordpreventie overweegt om vervolgonderzoek te doen om hierop beter zicht te krijgen.
Hoe zou u de groep gebruikers van het middel op basis van het onderzoek omschrijven en in welke mate past dit bij het beeld dat Coöperatie Laatste Wil van de afnemers en gebruikers schetst, namelijk mensen die autonoom en weloverwogen uit het leven stappen?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 blijkt uit het onderzoek dat de groep gebruikers van Middel X heel divers is en bestaat uit mensen van alle leeftijden. Ook blijkt dat het inderdaad niet alleen (oudere) mensen betreft die hun leven als «voltooid» beschouwen zonder dat daar een medische grondslag voor is. Op basis van het onderzoek is niet te zeggen of mensen al dan niet autonoom en weloverwogen tot hun besluit zijn gekomen. Wel blijkt de groep veel diverser te zijn dan de doelgroep die Coöperatie Laatste Wil voor ogen heeft.
Welke verantwoordelijkheid neemt u om kwetsbare mensen, bij wie de wens om niet verder te leven leeft, te beschermen tegen zelfdodingsmiddelen en het zelfdodingspoeder middel X in het bijzonder? Hoe geeft u daarin rekenschap van het gegeven dat bij psychiatrische ziektes, die te behandelen zijn, juist gedachten aan de dood en gevoelens van hopeloosheid en uitzichtloosheid de ernstigste symptomen van de ziekte kunnen zijn?
Het is de taak van de overheid om mensen in een kwetsbare situatie te beschermen. Het beperken van de toegang tot dodelijke middelen is een zeer effectieve manier om impulsieve, eenzame en radeloze zelfdodingen te voorkomen. Via afspraken met de chemiebranche en de detailhandel in de code «Signalering van risico’s op suïcide met behulp van chemische stoffen» zorgt de overheid er daarom voor dat de toegang tot zelfdodingspoeders voor particulieren wordt tegen gegaan. In deze code hebben partijen afspraken gemaakt om geen stoffen aan particulieren te leveren die gebruikt kunnen worden voor suïcide. Deelnemers aan de code informeren elkaar ook als er een toename van de vraag door particulieren naar dergelijke stoffen wordt gesignaleerd. De praktijk laat zien dat de afspraken in de code voorkomen dat dergelijke stoffen worden geleverd aan particulieren. Middel X kan echter niet alleen verkregen worden via de reguliere kanalen die zich gecommitteerd hebben aan de code. Daarnaast was Middel X al in omloop voor inwerkingtreding van de code. Het middel lijkt ook te worden verhandeld tussen particulieren onderling.
Op www.rijksoverheid.nl staat feitelijke en neutrale informatie over Middel X, bijvoorbeeld over het verloop na inname en wat te doen bij een vermoeden dat iemand Middel X in huis heeft.3
De uitkomst van het onderzoek dat ruim 70% van de mensen die zijn overleden door gebruik van Middel X een psychiatrische voorgeschiedenis heeft baart mij zorgen. Zoals gezegd heeft de overheid de taak om mensen in een kwetsbare situatie te beschermen, waar nodig ook tegen zichzelf. Juist voor deze doelgroep is het daarom belangrijk om de toegang tot dodelijke middelen zoveel mogelijk te beperken.
Hoe is in dit licht het niet verbieden van het middel X te rijmen met de ambitie van het kabinet om suïcides te voorkomen?
Om het aantal suïcides in Nederland te verminderen, wordt ingezet op een breed pallet van acties en maatregelen die aansluiten bij de complexiteit van suïcidaliteit. Denk aan bewustwording, vroeg signalering en het bieden van handelingsperspectief. Maar ook het beperken van de toegang tot dodelijke middelen is hier één van. Het gaat dan onder andere over het opwerpen van drempels om Middel X te gebruiken bij suïcidepogingen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 zet de overheid via afspraken met de chemiebranche en de detailhandel in de code «Signalering van risico’s op suïcide met behulp van chemische stoffen» voor het beperken van de toegang van particulieren tot zelfdodingpoeders. Eventuele juridische maatregelen om de beschikbaarheid van Middel X verder te beperken (waaronder een verbod) zijn echter ingewikkeld en beperkt effectief. Zo zou nieuwe wetgeving contraproductief kunnen zijn voor het voorkomen van suïcides, aangezien juridische maatregelen bekendheid geven aan stoffen. Verder is het niet mogelijk een uitputtende lijst te maken van stoffen die gebruikt kunnen worden voor suïcide.
Neemt het bedrijfsleven dat middel X verkoopt nog extra maatregelen naar aanleiding van deze informatie?
Dit is vooralsnog niet nodig. De aan de code «Signalering van risico’s op suïcide met behulp van chemische stoffen» deelnemende bedrijven hebben sinds de ondertekening van de code geen Middel X aan particulieren geleverd. Dit onderzoek onderstreept dat men alert moet blijven om de reguliere maatregelen zorgvuldig na te leven.
Wat zijn de bevindingen uit de evaluatie van de code «Signalering van risico’s op suïcide met behulp van chemische stoffen» en heeft dit geleid tot een aanpassing van de code? Bent u bereid bij de volgende samenkomst van de deelnemers van de code de bevindingen van het onderzoek te bespreken?
De code is niet geëvalueerd op effectiviteit omdat er te weinig gevallen zijn geweest waarbij consumenten probeerden Middel X te verkrijgen via de aan de code deelnemende partijen. Wel zijn eind 2021 het doel en de werkwijze van de code geëvalueerd. Hieruit bleek dat de deelnemers de code als nuttig ervaren.
Welk onderzoek is gebruikelijk na een suïcide? En na een andere vorm van een niet-natuurlijke dood? Ziet u reden om forensisch onderzoek en psychosociale autopsie na een suïcide als standaard te hanteren, om zo meer inzicht te krijgen in redenen en oorzaken en zo uiteindelijk beter in staat te zijn suïcides te voorkomen?
Een suïcide is een niet-natuurlijk overlijden en dient in Nederland altijd geschouwd te worden door een forensisch arts. Bij het vermoeden van een niet-natuurlijk overlijden onderzoekt de forensisch arts, vaak samen met de forensische recherche en de tactische recherche, het lichaam en de directe omgeving. Bij een niet-natuurlijk overlijden dient de forensisch arts de officier van justitie te informeren. Deze beslist over mogelijke vervolgstappen, zoals een gerechtelijke sectie of nader politieonderzoek. Bij (een vermoeden van) suïcide wordt gezocht naar aanwijzingen daarvoor. De forensisch arts probeert gegevens van de medische en psychiatrische voorgeschiedenis van de overledene te verkrijgen via de huisarts of andere behandelaars. Bevindingen worden vastgelegd in een lijkschouwverslag.
Momenteel wordt gewerkt aan een wijziging van de Wet op de lijkbezorging (Wlb), waarbij de forensisch arts meer bevoegdheden krijgt om nader onderzoek te doen als hij er niet van overtuigd is dat er sprake is van een natuurlijk overlijden. Hij kan dan toxicologisch en/of radiologisch onderzoek (laten) verrichten om de aard van het overlijden en de doodsoorzaak te achterhalen. Dit aanvullende onderzoek is nu slechts mogelijk in het kader van strafrechtelijk onderzoek. Als de forensisch arts deze aanvullende bevoegdheden krijgt, zal meer zicht kunnen worden verkregen op het gebruik van zelfdodingspoeders.
De inzet van psychosociale autopsie (nabestaandenonderzoek) door 113 Zelfmoordpreventie, waarbij op basis van informatie van nabestaanden een reconstructie gemaakt wordt van de laatste periode voor het overlijden, kan ook meer inzicht bieden in redenen en oorzaken van de suïcide. Momenteel wordt de gestandaardiseerde psychosociale autopsie binnen de Derde Landelijke Agenda Suïcidepreventie uitgevoerd middels een landelijke aanpak.
Op welke manier zou de registratie door forensisch artsen verbeterd kunnen worden zodat bevindingen over een zelfdodingsmiddel altijd geregistreerd worden?
De aanvullende bevoegdheden voor de forensisch arts om nader (toxicologisch) onderzoek te doen (zie mijn antwoord op vraag4 gaan meer mogelijkheden bieden om zicht te krijgen op het gebruik van zelfdodingspoeders voor suïcide. De desbetreffende wijziging van de Wlb gaat binnenkort in consultatie en ik zal de consultatieperiode benutten om in gesprek gaan met de beroepsvereniging van forensisch artsen over de praktische uitwerking van deze nieuwe bevoegdheden en wat er eventueel gedaan kan worden om de registratie van het gebruik van zelfdodingspoeders te verbeteren.
Krijgt het onderzoek een vervolg, verdiepend of in de tijd? Wordt er dan ook met nabestaanden gesproken?
113 Zelfmoordpreventie heeft aangegeven grote meerwaarde te zien in vervolgonderzoek met betrekking tot het gebruik van Middel X. Een mogelijkheid zou zijn om via verdiepend onderzoek meer zicht te verkrijgen op de aanloop naar het innemen van Middel X en de factoren die daarin een rol speelden. Hierbij kan psychosociale autopsie (nabestaandenonderzoek) worden ingezet (zie ook het antwoord op vraag5. Daarnaast is het ook een optie om het aantal suïcides met zelfdodingspoeders blijvend te monitoren. Monitoring maakt het bovendien mogelijk om de eventuele effecten van berichtgeving over Middel X, dan wel van preventieve maatregelen, te onderzoeken. Het is aan 113 Zelfmoordpreventie en GGD Amsterdam om een besluit te nemen over vervolgonderzoek.
Het bericht ‘Neem vrouwen serieus. Verbeter de pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal’ |
|
Sarah Dobbe |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Neem vrouwen serieus. Verbeter de pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal»?1
Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland goede zorg ontvangt gebaseerd op professionele richtlijnen en kwaliteitsstandaarden. Dit geldt ook voor de zorg rondom het plaatsen van een spiraal.
Tevens wil ik benadrukken dat ik het belangrijk vind dat deze patiënten zich gehoord en gezien voelen in de spreekkamer. Ik vind dit bericht daarom een belangrijk signaal. Zoals ik u al eerder heb aangegeven2 is mijn bredere inzet als Minister om nog dit jaar (laatste kwartaal) te kunnen starten met het kennisprogramma bij ZonMw rondom vrouwspecifieke aandoeningen. Het is essentieel dat de aandacht voor en kennis over behandelingen van vrouwspecifieke aandoeningen vergroot wordt, zodat vrouwen eerder de benodigde hulp zullen zoeken en eerder passende zorg krijgen.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat vrouwen geen of weinig pijnbestrijding aangeboden krijgen bij het plaatsen van een spiraal, terwijl deze ingreep voor veel vrouwen zeer pijnlijk is?
Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) heeft mij laten weten dat ten tijde van de laatste herziening (april 2023) van de NHG-Standaard Anticonceptie er onvoldoende bewijs was over de voordelen en de nadelen van lokale pijnstillingsmethodes tijdens de plaatsing, zoals lidocaïne en/of prilocaïne. Er is ook te weinig bekend over de bijwerkingen van deze toepassingen. Het is belangrijk om te realiseren dat alle methodes voor pijnstilling ook nadelen en risico’s kunnen hebben. Het NHG weegt deze zorgvuldig af tegen de mogelijke voordelen.
Het plaatsen van een spiraal kan pijnlijk zijn. Het NHG adviseert de huisarts dan ook om met de vrouw te bespreken dat het plaatsen pijnlijk kan zijn maar dat dit meestal van korte duur is, en om de mogelijkheden voor pijnbestrijding te bespreken. Daartoe wordt in de NHG-Standaard Anticonceptie voor en na de plaatsing, pijnbestrijding met paracetamol of een NSAID geadviseerd. Deze pijnstillers hebben vooral effect op de krampen in de baarmoeder in de uren na de plaatsing.
Bent u het ermee eens dat het gebrek aan pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal een onnodige drempel opwerpt voor de toegang tot anticonceptie?
Vrouwen in Nederland hebben toegang tot verschillende methoden van anticonceptie. De huisarts kan vrouwen goed begeleiden bij hun keuze en bij de afweging tussen de voor- en nadelen van elke methode. Zie hiervoor ook de keuzekaarten en de keuzehulp op Thuisarts.nl3. Bij de afweging over een spiraal bespreekt de huisarts met de vrouw dat plaatsing pijnlijk kan zijn, dat dit meestal kortdurend is, en welke pijnstilling conform de NHG-Standaard Anticonceptie bij plaatsing van het spiraaltje wordt geadviseerd. Ondanks en ongeacht de methode van pijnbestrijding, blijft plaatsing van een spiraal gepaard gaan met pijn.
In de afweging voor een spiraal speelt, tegenover de kortdurende pijn, mee dat daarna de anticonceptie voor jaren is geregeld. Het is aan de vrouw om die afweging te maken en de huisarts zal haar daarbij begeleiden, al dan niet in overleg met de gynaecoloog.
Uit de eerste resultaten van de Monitor Seksuele Gezondheid 2023 blijkt dat het gebruik van een spiraal als anticonceptie afgelopen jaren is toegenomen4. In 2017 gebruikte 17% van de vrouwen tussen de 18 en 49 jaar een spiraal, en in 2023 was dit percentage 21%. De belangrijkste reden die vrouwen noemen om geen anticonceptie te gebruiken, is dat ze geen hormonen willen gebruiken. Of pijn of het gebrek aan pijnbestrijding een drempel opwerpt, is niet onderzocht.
Waarom wordt er geen verdoving aangeboden aan vrouwen bij deze ingreep, terwijl verdoving bij minder pijnlijke ingrepen, zoals tandartsbehandelingen, wel standaard wordt aangeboden?
Huisartsen bieden pijnstilling volgens de NHG-Standaard Anticonceptie, waarin orale pijnstilling wordt geadviseerd voor en na de plaatsing van de spiraal, wat vooral effect heeft op de krampen in de uren na de plaatsing. In de NHG-Standaard worden geen methoden aanbevolen voor lokale verdoving met een spray of een gel, omdat het bewijs hiervoor destijds als onvoldoende is beoordeeld (zie antwoord vraag 2).
Bent u het ermee eens dat dit een voorbeeld is van een breder probleem, namelijk dat medische zorg voor vrouwen vaak ondergeschikt is in ons zorgsysteem, en dat het noodzakelijk is dat hier vanuit de politiek en de medische wereld meer aandacht voor komt?
Alle patiënten, ongeacht hun gender, worden bij de huisarts volgens de kernwaarden van de huisarts benaderd (persoonsgericht, generalistisch, continu en gezamenlijk). Vrouwen kunnen met vragen over anticonceptie naar hun huisarts gaan en krijgen dan persoonlijke aandacht en begeleiding bij hun keuze tussen, en de afwegingen bij, de verschillende methoden.
Tegelijkertijd zie ik dat door kennisachterstand, onvoldoende aandacht, gebrek aan samenwerken in netwerken rondom vrouwspecifieke aandoeningen en gebrekkige informatie en voorlichting, veel vrouwen onbegrepen klachten, misdiagnoses en onbehandelde aandoeningen ervaren. Het is van belang dat deze kennis zo snel mogelijk in de spreekkamer beschikbaar is.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 ook aangaf is mijn bredere inzet als Minister daarom om nog dit jaar (laatste kwartaal) te kunnen starten met het kennisprogramma bij ZonMw rondom vrouwspecifieke aandoeningen. Het is essentieel dat de aandacht voor en kennis over behandelingen van vrouwspecifieke aandoeningen vergroot wordt, zodat vrouwen eerder de benodigde hulp zullen zoeken en eerder passende zorg krijgen.
Hoe kijkt u naar het besluit van Planned Parenthood om standaard sedatie aan te gaan bieden bij het plaatsen van een spiraal? Bent u het ermee eens dat dit ook in Nederland een goede stap zou zijn?
Het NHG heeft mij laten weten dat de NHG-Standaard Anticonceptie geen aanbevelingen geeft over sedatie met een roesje. Een roesje is vaak effectief tegen pijn, maar kent ook nadelen, zoals dagbehandeling in het ziekenhuis, plaatsing van een infuus, sufheid, zeldzame maar ernstige bijwerkingen en kosten. De verwachting is dat voor de meeste vrouwen de voordelen van sedatie uiteindelijk niet opwegen tegen de nadelen en de risico’s ervan.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met artsenorganisaties (zoals het NHG) om te bekijken hoe de pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal kan worden verbeterd?
Ik heb voor beantwoording van deze Kamervragen navraag gedaan bij het NHG, en het bericht bij hen onder de aandacht gebracht. Het NHG heeft mij laten weten dat zij de wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal blijven volgen, en mocht daartoe aanleiding zijn, zij de NHG-richtlijn op dit punt zullen aanpassen. Ik zal Stichting Ava, schrijver van het opiniebericht «Neem vrouwen serieus. Verbeter de pijnbestrijding bij het plaatsen van een spiraal», in contact brengen met het NHG zodat zij in gesprek kunnen over goede zorg bij het plaatsen van een spiraal.
Het bericht ‘Drie doden door ‘soms levensgevaarlijke kruiden’, RIVM waarschuwt’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Drie doden door «soms levensgevaarlijke kruiden», RIVM waarschuwt»?1
Ja.
Hoeveel verschillende soorten voedingssupplementen worden verkocht via supermarkten, drogisterijen en onlineverkoop? En hoeveel van die voedingssupplementen bevatten stoffen die door het RIVM als schadelijk zijn aangemerkt?
Voedingssupplementen zijn in de Europese regelgeving gedefinieerd als voedingsmiddelen bedoeld als «aanvulling op de normale voeding die een geconcentreerde bron van een of meer nutriënten of andere stoffen met een nutritioneel of fysiologisch effect vormen en in voorgedoseerde vorm op de markt worden gebracht, [...] bedoeld voor inname in afgemeten kleine eenheidshoeveelheden»2. Deze definitie laat ruimte voor een breed scala aan producten. Zo vallen hier vitamine- en mineralensupplementen en kruidenpreparaten onder, maar bijvoorbeeld ook producten met stoffen waarvan wordt beweerd dat ze bijvoorbeeld sportprestaties of het concentratievermogen verbeteren. Door de brede definitie, de vele (online) verkooppunten en de sterk bewegende markt, is het niet mogelijk een getal te hangen aan het aantal soorten voedingssupplementen dat op de markt is. In het Nederlands Supplementenbestand (NES) van het RIVM staat de samenstelling vermeld van circa 1.500 supplementen. Dit zijn de veelgebruikte voedingssupplementen, het totaal aantal voedingssupplementen dat via de verschillende kanalen (waaronder online, smartshops en via sportscholen) wordt verkocht, ligt dus hoger.
Vanwege dezelfde reden als hierboven beschreven, heb ik ook geen informatie over het aantal supplementen op de markt die stoffen bevatten die door RIVM zijn onderzocht en mogelijk negatieve effecten kunnen hebben. Van de drie kruiden die RIVM recent heeft onderzocht en waarnaar het bericht in vraag 1 verwijst, komt de NVWA het kruid Tabernanthe iboga nauwelijks tegen. Huperzia serrata wordt incidenteel via webshops verkocht. Ashwagandha komt van deze drie kruiden het meeste op de markt voor en is mede te vinden in reguliere winkels.
Welke criteria gebruikt het RIVM (in opdracht van het Ministerie van VWS) om kruiden onderdeel te maken van een risicobeoordeling? Hoeveel kruiden zijn momenteel in onderzoek bij het RIVM en hoeveel kruiden zijn er in totaal door het RIVM onderzocht? Kunnen mineralen en spoorelementen ook onderdeel zijn van een risicobeoordeling? Zo ja, welke van deze stoffen zijn onderdeel of onderdeel geweest van een risicobeoordeling en wat zijn daarvan de uitkomsten?
Het Ministerie van VWS bereidt een uitbreiding voor van de wettelijk vastgestelde nationale lijst met verboden of gelimiteerde stoffen in voedingssupplementen en kruidenpreparaten. Om een wettelijk verbod vast te kunnen stellen is een risicobeoordeling ter onderbouwing nodig. Het Ministerie van VWS heeft daarom, in afstemming met de NVWA, aan het RIVM gevraagd om bepaalde kruiden te onderzoeken waarvan een vermoeden bestaat van mogelijke schadelijkheid van het kruid, bijvoorbeeld na meldingen bij bijwerkingencentrum Lareb.
In het kader van deze nationale lijst heeft het RIVM sinds 2020 zeven kruiden onderzocht. Momenteel worden er nog drie risicobeoordelingen uitgevoerd door het RIVM. De planning is om het voorstel tot uitbreiding van de nationale lijst na de zomer 2024 in procedure te brengen.
De Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA voert risicobeoordelingen uit naar mineralen (waaronder spoorelementen) en vitaminen. Uit deze risicobeoordelingen volgen «aanvaardbare bovengrenzen»3. Momenteel wordt op Europees niveau bekeken of op basis van deze bovengrenzen Europese maxima voor mineralen en vitaminen in voedingssupplementen kunnen worden afgeleid. De volledige uitkomsten van de EFSA risicobeoordelingen kunt u terug vinden op de website van EFSA.
In hoeverre wordt etikettering gebruikt om gebruikers van voedingssupplementen te waarschuwen voor eventuele schadelijke effecten van de stoffen in supplementen op de gezondheid? Wordt hierbij ook het mogelijke effect van deze stoffen op medicatie meegenomen? Welke regels zijn hiervoor van toepassing?
De verantwoordelijkheid voor het in de handel brengen van veilige voedingssupplementen ligt bij het bedrijfsleven. Een bedrijf kan etikettering gebruiken om kwetsbare groepen te waarschuwen voor bepaalde ingrediënten en/of interactie met geneesmiddelen. We zien dat hier veel gebruik van wordt gemaakt.
Voor een aantal ingrediënten gelden verplichte waarschuwingen, deze verplichtingen zijn geregeld op Europees of nationaal niveau. Zo geldt er bijvoorbeeld een Europese waarschuwingsverplichting voor groenethee-extracten en voor monacolinen uit rodegistrijst. Voor de laatste is het verplicht om te vermelden dat het niet mag worden geconsumeerd bij gebruik van cholesterolverlagende geneesmiddelen. Op nationaal niveau zijn er bijvoorbeeld etiketteringsvoorschriften voor supplementen die een hoeveelheid vitamine A, B6 en/of D bevatten die niet geschikt is voor kinderen.
Is bekend hoeveel van de door de NVWA en/of het RIVM onderzochte voedingssupplementen als «schadelijk» aangemerkte stoffen bevatten die niet vermeld stonden op de etikettering? Is er op basis van de resultaten van deze onderzoeken ingegrepen bij producenten en aanbieders van deze supplementen? Zo nee, waarom niet?
De NVWA kan de samenstelling van verdachte voedingssupplementen onderzoeken. Dit doet de NVWA op projectbasis of bij concrete aanwijzingen of meldingen dat er verboden of schadelijke stoffen in een product aanwezig zijn. Bij deze analyses wordt gekeken of de daadwerkelijke samenstelling van het supplement overeenkomt met de ingrediëntenlijst en of het product geen schadelijke stoffen bevat die niet op het etiket staan vermeld. Op jaarbasis gaat het om enkele tientallen analyses. De afgelopen jaren deed de NVWA bijvoorbeeld melding van diverse voedingssupplementen die verboden stoffen, zoals geneesmiddelen of drugs, bevatten. In 2024 heeft de NVWA tot nu toe melding gedaan van 21 voedingssupplementen met schadelijke en verboden stoffen. Wanneer voedingssupplementen verboden, schadelijke en/of niet geëtiketteerde stoffen bevat, grijpt de NVWA als handhaver in en stelt zij een nieuwsbericht op om het publiek te waarschuwen voor deze producten.
Is bekend hoeveel van de door de NVWA en/of het RIVM onderzochte voedingssupplementen verboden stoffen bevatten die niet vermeld stonden op de etikettering? Is er op basis van de resultaten van deze onderzoeken ingegrepen bij producenten en aanbieders van deze supplementen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 5.
Bent u bereid om de campagne #WeetWatJeSlikt van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen breder onder de aandacht te brengen?
In de periode van 11 tot en met 31 maart 2024 was de campagne #WeetWatJeSlikt actief, waarmee het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de NVWA aandacht vroegen voor de risico's van het combineren van medicijnen en kruidenmiddelen. Naast deze campagne, brengen partijen als het CBG, de NVWA en het Voedingscentrum via hun kanalen
regulier de werking van kruidenpreparaten op medicijnen onder de aandacht. Ik onderschrijf het belang van de reguliere voorlichting en de extra aandacht middels de campagne #WeetWatJeSlikt voor deze risico’s en moedig deze partijen aan hun inzet op dit gebied voort te zetten.
De vergoeding van reconstructieoperaties bij besneden vrouwen |
|
Sarah Dobbe |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Amsterdam UMC start onderzoek naar reconstructieoperatie voor besneden vrouwen»?1
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is, naar aanleiding van het amendement2 ingediend door de (voormalige) leden Raemakers (D66) en Ploumen (PvdA), nauw betrokken bij de ontwikkelingen rondom het onderzoek naar reconstructieve operaties bij vrouwelijke genitale verminking (VGV).
Bent u het ermee eens dat vrouwen een groot onrecht wordt aangedaan als zij besneden worden?
Daar ben ik het mee eens. VGV is een vorm van ernstige en – voor het merendeel van de slachtoffers – onomkeerbare mishandeling met grote gevolgen voor de mentale en fysieke gezondheid.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is als vrouwen die een besnijdenis hebben moeten ondergaan om financiële redenen geen reconstructieoperatie kunnen krijgen?
Zoals in het artikel te lezen is, worden hersteloperaties voor slachtoffers van VGV uitgevoerd in onderzoeksverband. Slachtoffers van VGV kunnen om verschillende redenen een hersteloperatie laten uitvoeren. Indien de operatie voortkomt uit lichamelijke klachten dan wordt deze reeds vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). Indien er sprake is van psychische of seksuele klachten zonder somatische klachten dan wordt dit nu niet vergoed. Er loopt nu een onderzoek in het Amsterdam UMC naar de veiligheid en effectiviteit van operaties.
Voor een deel van de vrouwen die participeren in dit onderzoek, namelijk vrouwen met somatische klachten, betreft dit dus zorg die al vergoed wordt vanuit de Zvw. Voor deze vrouwen wordt het eigen risico in rekening gebracht. Het Nederlands zorgstelsel is namelijk zo ingericht dat verzekerden van 18 jaar of ouder eigen risico betalen, en daarbij wordt niet gekeken of de medische noodzaak voor zorg door ziekte of een aandoening ontstaat of door een externe oorzaak zoals ernstige mishandeling. Voor de vrouwen die deelnemen aan het onderzoek en van wie de behandeling niet vanuit de Zvw wordt vergoed, worden de kosten voor de behandeling vanuit het onderzoek bekostigd. Voor hen geldt niet dat het eigen risico in rekening wordt gebracht.
Alhoewel er verschillende redenen zijn waarom vrouwen afzien van een reconstructieoperatie ben ik het met u eens dat áls de reden financieel is, dit onwenselijk is. Ik ben mede daarom voornemens om het door de (voormalige) leden Bergkamp en Raemakers (D66) ingediende amendement3 uit te voeren. Hierin stellen zij voor om, in de vorm van een eenjarige pilot, de slachtoffers die een hersteloperatie ondergaan, te compenseren voor het eigen risico en zo eventuele financiële drempels weg te nemen. De afgelopen tijd zijn mogelijkheden verkend om uitvoering te geven aan dit amendement. Dat blijkt ingewikkeld om verschillende redenen. Ik informeer uw Kamer op een later moment over de wijze waarop ik uitvoering wil geven aan dit amendement.
Waarom worden reconstructieoperaties niet voor alle vrouwen die een besnijdenis hebben moeten ondergaan vergoed?
Reconstructieve operaties worden op dit moment ontraden bij vrouwen zonder somatische klachten door de World Health Organization (WHO), professionals en patiëntvertegenwoordigers die betrokken zijn geweest bij het opstellen van de leidraad4 over behandeling bij VGV. De reden hiervoor is dat de mogelijke baten niet opwegen tegen de mogelijke risico’s. Er is nog te weinig bekend over de gevolgen van een reconstructieve operatie als het gaat om mentaal welbevinden, en ik vind het daarom goed dat hier onderzoek naar wordt gedaan.
Wanneer verwacht u dat het onderzoek van het Amsterdam UMC is afgerond?
De definitieve resultaten van het onderzoek worden in 2028 verwacht.
Klopt het dat vrouwen die een besnijdenis hebben moeten ondergaan bij reconstructieoperaties het eigen risico moeten betalen? Zo ja, bent u het ermee eens dat het compleet onacceptabel is om vrouwen die al genitale mutilatie hebben ondergaan, ook nog eens te laten betalen om hiervoor een reconstructieoperatie te ondergaan? In hoeverre kan men hier überhaupt spreken van een «eigen risico»?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om reconstructieoperaties bij vrouwen die een besnijdenis hebben moeten ondergaan uit te zonderen van het eigen risico?
Ik vind het niet passend om vooruitlopend op de onder vraag 3 genoemde pilot een beslissing te nemen over compensatie van het eigen risico.
Het aanblijvend, groot tekort aan salbutamol aerosol |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Ben u op de hoogte van bovengenoemd bericht?1
Ja, ik ben op de hoogte van dit bericht.
Kunt u bevestigen dat de alternatieven voor salbutamol aerosol niet bruikbaar zijn voor kinderen tot 7 jaar vanwege hun beperkte inademingskracht, alsmede voor volwassenen met onvoldoende inademingskracht?
De poeder alternatieven van salbutamol aerosol die Long Alliantie Nederland (LAN) voorstelt in hun advies2, zijn goedgekeurd door medicijnautoriteiten (College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) of het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)) voor kinderen > 6 jaar en volwassenen. Deze alternatieven zijn niet goedgekeurd voor kinderen onder de 6 jaar. Volgens de bijbehorende «Samenvatting van de Productkenmerken» is het hierbij van belang dat de poeders krachtig worden ingeademd. Hierdoor is het mogelijk dat deze alternatieven in poedervorm ongeschikt zijn voor volwassenen met onvoldoende inademingskracht. LAN stelt ook alternatieven van aerosolen met andere werkzame stoffen voor in hun advies. Deze zijn door medicijnautoriteiten niet goedgekeurd voor kinderen onder de 6 jaar. Afhankelijk van de medische situatie van de patiënt, kunnen deze middelen geschikt zijn als alternatief voor salbutamol aerosol voor volwassenen. Hier moet de een behandelende arts over oordelen.
Kunt u toelichten of er momenteel voldoende voorraad salbutamol beschikbaar is voor patiënten die afhankelijk zijn van dit medicijn? Zo niet, welke tijdelijke maatregelen worden genomen om deze patiënten te voorzien?
Er is op dit moment (april 2024) in Nederland niet genoeg salbutamol aerosol beschikbaar om alle patiënten met een indicatie van dit geneesmiddel te voorzien. Op 22 maart 2024 is daarom een tekortenbesluit door de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) afgegeven. Dit stelt Nederlandse fabrikanten, groothandelaren en apothekers in staat om alternatieven uit het buitenland te importeren. Het tekort speelt echter ook in andere Europese landen, waardoor importeren beperkt mogelijk is. De meeste patiënten kunnen omgezet worden naar een alternatief geneesmiddel. De LAN heeft hiervan een overzicht gepubliceerd, wat ook gedeeld is door het Meldpunt Geneesmiddelentekorten en -defecten (hierna: Meldpunt)3. Zorgverleners worden opgeroepen het middel te bewaren voor patiënten die deze het hardst nodig hebben. Na het afgeven van een tekortenbesluit ligt de monitoring van het betreffende tekort bij de IGJ. Die heeft medio april navraag gedaan bij de leveranciers. Op basis van de laatste uitvraag en meldingen lijkt er nu verlichting te komen op de situatie.4, 5
Acht u het wenselijk om extra stappen te zetten om de gezondheid van jonge kinderen met een longziekte en volwassenen met beperkte inademingskracht te beschermen als salbutamol niet beschikbaar is? Zo ja, welke stappen overweegt u te nemen?
Op dit moment worden alle mogelijke stappen gezet om de gezondheid van de groep patiënten die geen alternatief van salbutamol aerosol kunnen gebruiken, te beschermen.
De LAN en het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG) hebben zorgverleners opgeroepen om de beperkte voorraad salbutamol aerosol te reserveren voor jonge kinderen en patiënten met een acute benauwdheidsaanval. Ik ben onlangs in gesprek geweest met LAN.
De LAN brengt via een vragenlijst bij zorgverleners in kaart wat de impact is van het salbutamoltekort. Ik vind de consequenties van het tekort schrijnend. Hiermee wordt nogmaals benadrukt hoe ongewenst tekorten zijn. In mijn voortgangsbrief over de beschikbaarheid genees- en hulpmiddelen die ik gelijktijdig met deze beantwoording naar uw Kamer stuur, beschrijf ik al mijn acties om tekorten in de toekomst proberen te voorkomen of de gevolgen te verzachten.
Bent u op de hoogte van de oorzaken van het tekort aan salbutamol en hoe deze worden aangepakt door de betrokken partijen, zoals fabrikanten en leveranciers?
Het tekort van salbutamol aerosol wordt veroorzaakt door problemen in het productieproces van verschillende fabrikanten en een verhoogde vraag als gevolg van de tekorten. Ook hebben hoge voorraadverplichtingen van andere EU-landen mogelijk invloed op de huidige tekorten. Specifiek voor Nederland speelt mee dat twee handelsvergunninghouders om bedrijfseconomische redenen het middel van de markt hebben gehaald, waardoor deze de productieproblemen bij andere spelers niet konden opvangen. Verschillende fabrikanten doen nader onderzoek, bijvoorbeeld naar de hoofdoorzaak van het kwaliteitsdefect van het product. Andere leveranciers doen pogingen om leveringen naar voren te halen, of om extra discussen beschikbaar te krijgen.
Kunt u aangeven wanneer het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten meldingen binnenkreeg over dreigende tekorten van salbutamol? En wanneer werd u hiervan op de hoogte gesteld?
Er zijn acht aanbieders van salbutamol aerosol op de Nederlandse markt. De meldingen ten aanzien van salbutamol zijn complex. Meldingen van leveringsproblemen worden vaak verlengd met enkele weken, of zelfs maanden, door firma’s. Door deze dynamiek is er grote variatie in het aanbod. De afgelopen jaren zijn er altijd twee tot drie aanbieders geweest die leveringsproblemen van het middel kennen. Dit kon echter worden opgevangen door andere leveranciers. Medio maart 2024 ontving het Meldpunt signalen vanuit leveranciers van verwachte leveringsproblemen. Doordat twee handelsvergunningshouders daarnaast het middel van de markt haalden, ontstond er een ernstig tekort.
Normaliter ontvang ik geen directe signalen over tekorten, dat hoeft ook niet: in 99% van de gevallen is er een oplossing voor een tekort voorhanden6. Voor het tekort aan salbutamol ontving ik van het Meldpunt wel een signaal in week 13, samen met de status van ingezette acties.
Kunt u toelichten wat u in de afgelopen twee maanden heeft gedaan om zowel het acute tekort als de structurele tekorten aan te pakken?
Voor een compleet overzicht van ingezette acties verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3 waar ik acute acties beschrijf, en naar de nieuwe voortgangsbrief beschikbaarheid genees- en hulpmiddelen, die ik gelijktijdig met deze beantwoording naar uw Kamer stuur. Hierin beschrijf ik nationale acties, zoals ontwikkelingen op het gebied van preferentiebeleid, distributievergoeding en kritieke geneesmiddelen. Daarnaast geef ik in de voortgangsbrief aan op welke manier ik in Europees verband inzet om de structurele beschikbaarheid van geneesmiddelen te vergroten.
Welke maatregelen acht u noodzakelijk om herhaling van medicijntekorten, zoals die van salbutamol, in de toekomst te voorkomen?
Geneesmiddelentekorten zijn een multifactorieel probleem. Hierom acht ik brede maatregelen noodzakelijk om tekorten zo goed als mogelijk te voorkomen en gevolgen te verzachten.
Ik richt mij op drie punten: het tijdig signaleren van, en handelen op, ontstane tekorten, een gezonde Nederlandse geneesmiddelenmarkt bevorderen en de weerbaarheid van de productie- en toeleveringsketen van geneesmiddelen in EU-verband verbeteren.7 Hierbij moet vermeld worden dat ik, ongeacht mijn inzet, geen 100% garantie kan geven op de beschikbaarheid van alle geneesmiddelen op elk gewenst moment.
Heeft u inmiddels contact gehad met Europese collega's over het tekort aan salbutamol en welke afspraken heeft u met hen gemaakt om de beschikbaarheid van dit medicijn te waarborgen? Kunt u aangeven waar deze afspraken uit bestaan?
Meerdere andere Europese landen ervaren ook tekorten aan salbutamol. Dit geldt ook voor veel andere geneesmiddelen waarvoor in Nederland een tekortenbesluit van kracht is, zoals tekorten aan bepaalde antibiotica8. Het EMA, in samenwerking met de medicijnautoriteiten van de Europese lidstaten, onderzoekt met vergunninghouders van salbutamol oplossingen om het tekort te mitigeren. Mogelijk hebben andere landen door het snel opbouwen van hoge voorraden en invoeren van exportverboden invloed gehad op de tekorten in Nederland. Tijdens de informele Europese Gezondheidsraad heb ik een oproep gedaan richting andere landen om solidariteit in het oog te houden bij het implementeren van nationale maatregelen, zodat tekorten in andere landen niet verergerd worden. Hiermee doe ik de motie van de leden Synhaeve en Paulusma (D66) af.9
Daarnaast is in Europees verband een lijst met kritieke geneesmiddelen gepubliceerd (de Union list of critical medicines). Voor 11 geneesmiddelen van deze lijst is een pilotanalyse gedaan naar kwetsbaarheden in de toeleveringsketens. De komende tijd wordt besproken hoe deze kwetsbaarheden aangepakt kunnen worden binnen verschillende Europese adviesgroepen, zoals de Critical Medicines Allianceen de Medicine Shortages Steering Group (MSSG). Dit is in lijn met de eerder beschreven Europese acties in de voortgangsbrief beschikbaarheid medische producten, die mijn voorganger uw Kamer stuurde.10
Zijn er signalen dat andere Europese landen ook tekorten ervaren aan salbutamol of soortgelijke essentiële geneesmiddelen? Zo ja, wordt er samengewerkt op Europees niveau om deze tekorten gezamenlijk aan te pakken?
Zie antwoord vraag 9.
Welke inspanningen verricht u momenteel om salbutamol uit het buitenland naar Nederland te halen om de voorraden spoedig aan te vullen en te garanderen?
Het inkopen en distribueren van geneesmiddelen is in beginsel een taak van veldpartijen, zoals leveranciers, groothandelaren en apotheekhoudenden. De IGJ heeft voor salbutamol aerosol een tekortenbesluit afgegeven, waardoor import uit het buitenland mogelijk is. Het salbutamoltekort wordt daarnaast gemonitord door het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten. Nederlandse vergunninghouders hebben aangegeven dat reguliere leveringen weer opstarten, maar dat dit vooralsnog onvoldoende zal zijn voor alle patiënten. Ik hoop daarom dat voorschrijvers de richtlijnen van de LAN volgen om de beschikbare voorraad optimaal te verdelen, zodat patiënten die geen alternatieven kunnen gebruiken hier toegang tot hebben.
Bent u bereid om de langetermijnstrategie van Nederland met betrekking tot medicijnvoorraden en -productie te herzien om toekomstige tekorten te voorkomen?
Zoals mijn voorganger heeft aangegeven, wordt er momenteel op Europees niveau gekeken naar verbeterde leveringszekerheid van producten op de lijst van kritieke geneesmiddelen, specifiek voor producten met een kwetsbare leveringsketen. Het gaat hier ook om producten die belangrijk zijn voor Nederland.11 Hieronder vallen ook de optie van extra voorraden en het stimuleren van productie in Europa. Ik zet deze actie voort. In de Critical Medicines Alliance die in april van start is gegaan, werken vele Europese leveranciers samen met overheden aan de nodige oplossingsrichtingen.
Bent u het eens met de stelling dat voor essentiële geneesmiddelen, zoals salbutamol, geen tenders meer moeten worden uitgeschreven? Zo ja, welke maatregelen bent u van plan te nemen om dit te realiseren?
Daar ben ik het niet mee eens. Het uitschrijven van een tender kan zowel positieve als negatieve effecten hebben op de beschikbaarheid. Met de leverancier kunnen afspraken worden gemaakt over de continuïteit van levering. Ook geeft een tender de leverancier die inschrijft veel zekerheid over de afzet van het product. Wel zie ik dat bij tenders de leveranciers vaak voor hele lage prijzen inschrijven, terwijl daar door zorgverzekeraars niet om wordt gevraagd. Leveranciers concurreren elkaar dan de markt uit. Ook kunnen tenders leiden tot uitsluiting van leveranciers uit de markt, met een verschraalde markt als gevolg. Het is daarom belangrijk dat partijen met elkaar afspraken maken om ongewenste effecten van de inkoop op de beschikbaarheid van geneesmiddelen te voorkomen. Dit is een van de acties waar de Werkgroep Gezonde Nederlandse Geneesmiddelenmarkt aan werkt. Zorgverzekeraars en leveranciers hebben in dat kader inmiddels afspraken gemaakt om mogelijke ongewenste effecten van het preferentiebeleid op de beschikbaarheid (verschraling van de markt of tekorten) te voorkomen. Ook het inkoopbeleid dat groothandels, ziekenhuizen, apotheken en inkoopcombinaties voeren, kan invloed hebben op de beschikbaarheid. Daarom wil ik als volgende stap gezamenlijke en voor alle partijen geldende afspraken op laten stellen, die beogen om ongewenste effecten van de inkoop op de beschikbaarheid van geneesmiddelen te voorkomen.
Bent u bereid een lijst op te stellen van essentiële medicatie, waaronder salbutamol, waarvan de beschikbaarheid onder alle omstandigheden wordt gegarandeerd?
Het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) coördineert een proces om een nationale lijst van kritieke geneesmiddelen op te stellen. Dit doen zij door nauw samen te werken met zorgprofessionals over de methodiek, criteria en definities voor het opnemen van een geneesmiddel in dit overzicht. Het is daarmee een lijst van het veld, voor het veld. De publicatie van de lijst staat gepland voor juni 2024. Ik onderzoek welke beleidsmaatregelen de beschikbaarheid van deze middelen kan versterken, maar garanties kan ik daarbij niet geven.
Een tekort aan medicijnen is vaak lang van tevoren te voorspellen, wat kunt u doen om medicijntekorten in de toekomst eerder te signaleren? Welke rol ziet u weggelegd voor zowel medicijnfabrikanten als de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) om medicijntekorten te voorkomen?
Ik deel uw opmerking niet dat het tekort aan medicijnen vaak al lang van tevoren te voorspellen is. Wel zijn er tekorten die worden beïnvloed door onder andere seizoensfactoren. Medicijnfabrikanten zijn verantwoordelijk voor het voldoende beleveren van medicijnen voor Nederland. Als zij voorzien dat dit niet lukt, moeten zij dit tijdig (tenminste 2 maanden voorafgaand aan een verwacht leveringsprobleem) melden bij het Meldpunt, waarin het CBG en de IGJ zijn verenigd. Op dit moment melden medicijnfabrikanten niet altijd juist en tijdig. Zo blijkt in de praktijk dat zij vaak hun producten al melden als «mogelijk in tekort», om zo het risico op een eventuele boete te vermijden. Deze zekerheidshalve meldingen zijn problematisch en stroken niet met de verplichting om voorziene tekorten te melden. Eerder heb ik hierom aanscherpingen gegeven over wat gemeld moet worden, en hieraan volgend het boetebeleid veranderd.
Per 1 januari 2024 is niet meer het uitgangspunt om direct te beboeten bij overtreding van de meldplicht, maar wordt er eerst een schriftelijke waarschuwing gegeven12. Ik ben in gesprek met deze bedrijven over hoe deze situatie verder verbeterd kan worden. Dit doe ik onder andere door een veldbijeenkomst te organiseren om de belemmeringen van tijdig melden in kaart te brengen en toe te werken naar een verduidelijkende beleidsregel voor de meldplicht. Het Meldpunt signaleert tekorten en onderneemt, waar nodig, actie om tekorten te voorkomen, of de gevolgen te verzachten. Hiervoor is het belangrijk dat het Meldpunt voldoende capaciteit heeft en goed wordt ondersteund. Ik investeer daarom per 2024 structureel 1 miljoen extra in het Meldpunt.
Welke rol ziet u voor zorgverzekeraars om medicijntekorten te voorkomen?
Zorgverzekeraars moeten voldoen aan de zorgplicht. Ik zie het als de rol van de zorgverzekeraar om bij het inkopen van geneesmiddelen onder preferentiebeleid, ervoor te zorgen dat de afspraken met leveranciers bijdragen aan de beschikbaarheid van deze geneesmiddelen. Het preferentiebeleid draagt bij aan de betaalbaarheid van de zorg. Ook kan het helpen de beschikbaarheid te vergroten, omdat het leveranciers voorspelbaarheid biedt in de vraag naar het preferente geneesmiddel. Het preferentiebeleid kan mogelijk ook nadelige invloeden hebben op de beschikbaarheid. VWS heeft daarom toegezien op nieuwe afspraken tussen zorgverzekeraars en leveranciers. Ten eerste krijgen leveranciers binnen deze afspraken vanaf 2025 de mogelijkheid om de prijs van een geneesmiddel aan te passen. Indien blijkt dat overeengekomen prijzen tussen de zorgverzekeraars en leveranciers te laag zijn, kunnen deze tussentijds na overleg aangepast worden. Ten tweede passen zorgverzekeraars hun inkoopcycli aan, zodat zij niet meer allemaal tegelijk middelen als preferent aanwijzen. Het wordt zo aantrekkelijker voor leveranciers om hun product op de markt te houden, waardoor verschraling van de markt wordt voorkomen. Als laatste nemen zorgverzekeraars in hun boetebeleid richting leveranciers mee in hoeverre de leverancier te verwijten is voor een ontstaan tekort. Deze afspraken worden momenteel ingevoerd en worden deze zomer geëvalueerd.
Echter, ook met deze afspraken kan het gebeuren dat tekorten aan een bepaald product ontstaan. In die gevallen is het belangrijk dat zorgverzekeraars het betreffende product uit preferentie halen, of een ander product aanwijzen. Daarnaast is het essentieel dat zij verzekerden goed informeren over de vergoeding van passende alternatieven.
Bent u het ermee eens dat zorgverzekeraars vanuit hun zorgplicht medeverantwoordelijk zijn voor het vinden van een tijdige oplossing voor het tekort aan salbutamol? Kunt u aangeven wat u van de zorgverzekeraars verwacht?
De zorgplicht die zorgverzekeraars naar hun verzekerden hebben geldt ook voor farmaceutische zorg, dus ook voor de behandeling met salbutamol. Zij kunnen echter niet zelfstandig geneesmiddelentekorten oplossen, daarom ben ik geregeld met ze in gesprek over hun rol, bijvoorbeeld bij het invullen van het preferentiebeleid. Ik verwacht van zorgverzekeraars dat ze binnen hun mogelijkheden het risico op tekorten verkleinen, door goed in te kopen. Tot salbutamol weer voldoende beschikbaar is, moeten zorgverzekeraars naar hun verzekerden en naar markpartijen duidelijk communiceren over de vergoeding van passende alternatieven. Als zorgverzekeraars preferentiebeleid voeren over salbutamol, moeten zij communiceren over alternatieven voor het preferent aangewezen product.
Heeft u overwogen om een noodvoorraad van essentiële geneesmiddelen, zoals salbutamol, aan te leggen om toekomstige tekorten op te vangen? Zo niet, waarom niet?
Zoals in vraag 12 aangegeven ben ik met het veld aan het identificeren welke geneesmiddelen belangrijk zijn voor Nederland. Voor deze middelen onderzoek ik hoe de leveringszekerheid kan worden verbeterd. Hierbij kijk ik ook naar de optie van verhoogde voorraden.
Bent u van plan om financiële compensatie te bieden aan patiënten die extra kosten maken als gevolg van het tekort aan salbutamol? Zo ja, hoe wordt dit geregeld?
De vergoeding van alternatieven bij tekorten, en dus ook salbutamol, wordt door zorgverzekeraars geregeld. Bij parallelimport wordt het geneesmiddel vergoed vanuit het basispakket, met inachtneming van de mogelijke toepassing van de eigen bijdrage en het eigen risico. Wanneer de IGJ een tekortenbesluit heeft afgegeven, mogen er ook geneesmiddelen geïmporteerd worden die niet in Nederland zijn geregistreerd. Het geneesmiddel wordt dan volledig vergoed vanuit de zorgverzekering, met inachtneming van het eigen risico. Wanneer de patiënt zelf een geneesmiddel uit het buitenland wil halen en dit vergoed wil krijgen, moet de mogelijke vergoeding van tevoren afgestemd worden met de zorgverzekeraar.
Bent u van mening dat er EU-coördinatie nodig is om voorraadopbouw van salbutamol, zoals nu gebeurt in Duitsland en Frankrijk, van landen tegen te gaan in het geval van tekorten in andere EU-landen?
Het aanleggen van voorraden is een nationale competentie, maar ik vind het belangrijk dat de mogelijke impact op andere EU-landen hierbij goed wordt meegewogen. Dit heb ik benadrukt tijdens de informele Europese Gezondheidsraad op 23 en 24 april 2024. Ik heb bovendien voorgesteld dat binnen de Joint Actionover stockpiling door Europese lidstaten richtsnoeren moeten worden ontwikkeld om effectieve voorraden aan te houden, waarin solidariteit met andere lidstaten ook wordt meegenomen. In het vormen van nieuw Nederlands beleid zal ik ook de solidariteit richting andere landen in acht nemen.
Bent u op de hoogte van het feit dat in Duitsland salbutamol in kleine hoeveelheden (bedoeld voor kinderen) niet meer wordt aanbesteed? Kunt u hierop reflecteren?
Ik weet dat Duitsland de intentie heeft gedeeld om voor geneesmiddelen bedoeld voor kinderen in de toekomst geen aanbestedingen meer uit te voeren.
Bij producten met een kleine omzet ligt soms verschraling van de markt op de loer. Hiermee bedoel ik dat het aantal aanbieders op de markt afneemt. De nadelen van tenderen overvleugelen dan de voordelen. Tegelijk hoor ik ook van leveranciers dat een tenderprocedure juist kan helpen om een product met een kleine omzet in de markt te houden, omdat het enige vorm van afnamegarantie biedt. Dus de signalen over het nut van tenderen op kleine producten zijn tegenstrijdig. In de Werkgroep Gezonde Nederlandse Geneesmiddelenmarkt en de onderliggende Taakgroep Preferentiebeleid is het gesprek gevoerd over hoe om te gaan met producten met een hele kleine omzet. Hier is afgesproken dat iedere zorgverzekeraar voor zichzelf een minimale landelijke omzet gaat bepalen, waarbinnen zij geen producten tenderen. Ze zullen daarbij ook naar de prijs per product kijken. Ook bij het opstellen van gezamenlijke inkoopkaders met alle inkopende en verkopende partijen wordt dit wat mij betreft een belangrijk punt.
Kunt u toelichten welke rol de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) speelt bij het monitoren en aanpakken van medicijntekorten in Nederland? Zijn er voldoende bevoegdheden voor de IGJ om in te grijpen bij dergelijke tekorten?
De IGJ houdt toezicht op de gehele geneesmiddelketen. Deze bevinden zich vaak in buitenland, danwel binnen de EU of in China, India en de VS. Bij kwaliteitsdefecten beoordeelt de IGJ of een batch wel of niet op de markt mag worden gebracht, waarbij veiligheid en kwaliteit altijd voorop staan. Verder coördineert de IGJ, samen met het CBG, het Meldpunt. Het Meldpunt beoordeelt de meldingen van voorziene leveringsonderbrekingen die zijn gedaan door een handelsvergunninghouder.13 Voor iedere melding controleren ze of er voldoende alternatieven in Nederland zijn, hoelang de onderbreking duurt en of er sprake is van een kritisch middel voor een levensbedreigende of zeer ernstige aandoening. Als er in Nederland onvoldoende alternatieven beschikbaar zijn, kan de IGJ een tekortenbesluit afgeven waardoor alternatieven uit het buitenland kunnen worden geïmporteerd. Dit biedt uiteraard alleen verlichting als er voorraad beschikbaar is in het buitenland. In uitzonderlijke gevallen zijn er te weinig of geen alternatieven beschikbaar voor de patiënt. Het CBG en de IGJ kijken dan met de beroepsgroepen of extra maatregelen nodig zijn om de gevolgen voor patiënten te minimaliseren. Bijvoorbeeld minder voorraad meegeven, een medicijn met een andere werkzame stof inzetten, of in extreme gevallen de schaarse voorraad reserveren voor een bepaalde patiëntengroep.
Naar verluid heeft het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten vorig jaar zo’n 3500 meldingen van mogelijke tekorten ontvangen, klopt dit cijfer? Zo ja, beschikt het Meldpunt, bestaande uit de IGJ en het CBG, over voldoende capaciteit om deze aanvragen te behandelen?
In 2023 ontving het Meldpunt 5091 meldingen van verwachte leveringsproblemen. Dit ging over 2531 verschillende geneesmiddelen.14 De meldingen bij het Meldpunt geven geen accuraat beeld van de leveringsproblemen die in de praktijk optreden. Bedrijven doen veel zekerheidshalve meldingen, die in veel gevallen niet leiden tot een tekort. Het Meldpunt komt niet in alle gevallen in actie, alleen wanneer er een kritiek tekort is of dreigt (zie antwoord op vraag15. Vanwege het toenemende werk aan tekorten investeer ik structureel 1 miljoen in het Meldpunt. Zoals in het antwoord op vraag 15 aangegeven, ga ik in gesprek met leveranciers om de juiste meldingen bij het Meldpunt te krijgen zodat het Meldpunt effectiever kan werken.