Uitbuiting van sekswerkers |
|
Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Ruim 100 agencies gevonden die Oost-Europese sekswerkers proberen te lokken: «Groot risico op uitbuiting»»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Deelt u de mening dat sekswerkers die op wervingsadvertenties ingaan een groot risico lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel en seksuele uitbuiting? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Sekswerk is in Nederland een legaal beroep voor meerderjarigen. Wanneer sprake is van een uitbuitingssituatie, spreken we van mensenhandel. Dit is expliciet strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Mensenhandel kan in verschillende vormen voorkomen en binnen verschillende sectoren plaatsvinden. In het artikel en de uitzending van Pointer wordt vermeld dat Oost-Europese burgers die er vrijwillig voor kiezen om te werken in het buitenland via louche wervingsadvertenties van tussenpersonen terecht kunnen komen in een (seksuele) uitbuitingsituatie. Pointer geeft aan dat personen die zijn ingegaan op de advertenties niet kunnen stoppen met het (seks)werk als zij hiertoe zouden besluiten en worden bedreigd. Ook geeft Pointer aan dat deze personen het inkomen en de woning zoals hen beloofd is, niet ontvangen. In dit geval is er sprake van seksuele uitbuiting (mensenhandel). Ik vind het beeld dat door Pointer geschetst wordt, waarbij Oost-Europese burgers onder valse voorwendselen worden gerekruteerd, verschrikkelijk.
Ik deel de mening dat de wervingsadvertenties van netwerken die er op uit zijn personen seksueel uit te buiten een groot risico vormen voor hun veiligheid. Wervingsadvertenties die zouden kunnen leiden tot mensenhandel vind ik in iedere sector een groot risico.
Is het u bekend hoeveel sekswerkers via deze advertenties naar Nederland worden gelokt?
In 2022 is het rapport «de Nederlandse seksbranche» gepubliceerd.2 Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Uit het rapport blijkt dat het niet mogelijk is om harde cijfers over de omvang van de seksbranche in Nederland in aantallen werkzame sekswerkers te benoemen. Fluctuaties tussen seizoenen en mobiliteit tussen onderdelen van de branche maken het verzamelen van dergelijke cijfers ingewikkeld.3
De wervingsadvertenties waar Pointer onderzoek naar heeft gedaan, worden geplaatst op allerlei online (sociale) platforms. Omdat dit veel verschillende soorten platforms betreft, is het moeilijk te achterhalen waar deze advertenties precies geplaatst worden. Omdat het enerzijds complex is de seksbranche in aantallen sekswerkers te duiden en de wervingsadvertenties anderzijds zeer breed kunnen worden uitgezet, is niet bekend hoeveel personen via wervingsadvertenties worden gelokt om te werken in Nederland en hoeveel procent daarvan in een uitbuitingssituatie terecht komt.
Hoe en door wie wordt er gecontroleerd of deze sekswerkers slachtoffers van mensenhandel of andere vormen van onderdrukking zijn? Wat is de uitkomst van deze controles?
In Nederland voeren gemeenten de regie over toezicht en handhaving van de (vergunde) seksbranche. In het kader van deze gemeentelijke taak worden bestuurlijke controles uitgevoerd in zowel de vergunde als onvergunde prostitutiebranche. Tijdens deze controles wordt ook onderzoek gedaan naar de omstandigheden waaronder de betreffende sekswerkers aan het werk zijn. Hierbij wordt onder meer gelet op mogelijke signalen van mensenhandel of andere misstanden. Hoewel dit soort prostitutiecontroles in eerste aanleg bestuurlijke controles zijn die veelal door en/of onder regie van gemeenten worden uitgevoerd, kan ook de politie hierbij een rol hebben. De politiemedewerkers van de Teams Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (onderdeel van AVIM), richten zich met name op prostitutiecontroles waarbij sprake is of vermoedens zijn van signalen van mensenhandel.
Naast (signalen van) mensenhandel kan er ook andere problematiek spelen waardoor de inzet van politie bij dergelijke controles gewenst is. Denk hierbij aan signalen van ondermijning, illegaal verblijf of aanwijzingen met betrekking tot een veiligheidsrisico. De wijze waarop handhaving en toezicht is georganiseerd tussen gemeenten verschilt sterk en is aan ontwikkeling onderhevig. Dit is onder andere afhankelijk van de aard en omvang van zowel de vergunde als onvergunde seksbranche binnen een gemeente. Uit onderzoek blijkt dat in de vergunde branche bijna de helft van de gemeenten periodiek (1 tot 3 keer per jaar) controles plaatsvinden. Signalen van misstanden in de vergunde branche komen vooral binnen via de GGD. Daarnaast worden signalen gemeld via Prostitutie Maatschappelijk Werk organisaties, andere hulpverleningsorganisaties, sekswerkers zelf, buurtbewoners, exploitanten en klanten. In meer dan een derde van de gemeenten vinden controles (ook) plaats op basis van klachten van omwonenden. Ongeveer een vijfde van de gemeenten zegt de controles proactief (het hele jaar door) te doen.4
Deelt u de mening dat het probleem van mensenhandel in het algemeen en met deze advertenties in het bijzonder een grensoverschrijdend probleem is? Zo ja, wat wordt er in Europees verband gedaan om de risico’s die deze advertenties met zich meebrengen kleiner te maken of wat zou er in Europees verband nog moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat mensenhandel een ernstige misdaad is waartegen krachtig moet worden opgetreden. Het gebruik van advertenties waarin personen worden misleid, wat hen vervolgens extra kwetsbaar maakt om in een (seksuele) uitbuitingssituatie in Nederland terechtkomen, is onacceptabel. Het voorkomen van slachtoffers begint bij het creëren van bewustwording en het vergroten van de kennis van potentiële gevaren. Richtlijn 2011/36/EU5 inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers is een belangrijk instrument hierin (zie artikel 18). In deze Richtlijn is opgenomen dat Europese landen zich inzetten op preventieve maatregelen, waaronder bewustwording en kennisvergroting, om mensenhandel binnen de EU te voorkomen. Genoemde Richtlijn wordt op dit moment herzien en binnen de herziening is ook aandacht voor de online component.
Verder is er op Europees niveau sinds 17 februari 2024 de Digital Services Act (DSA) voor de lidstaten van de Europese Unie in werking getreden. Deze wetgeving stelt regels aan tussenhandeldiensten, zoals websites en online platformen, om een veilig en betrouwbaar internet te bevorderen. Zo zijn er in de Digital Services Act regels opgenomen over de omgang met illegale inhoud, waar illegale activiteit ook onder valt (artikel 3), is er voorzien in een kennisgevings- en actiemechanisme voor meldingen van illegale inhoud (artikel 16), en worden er nadere regels gesteld rondom het misbruik van diensten door afnemers (artikel 23) en reclame op onlineplatforms.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde zes organisaties die slachtofferhulp aanbieden dat het tussenpersonen moeilijk moet worden gemaakt om via misleidende advertenties sekswerkers te rekruteren? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Veelal Oost-Europese burgers worden door deze tussenpersonen gelokt via deze misleidende advertenties en onder valse voorwendselen naar Nederland gehaald wat hen extra kwetsbaar maakt om slachtoffer te worden van uitbuiting. Dit is een kwalijke zaak waartegen moet worden opgetreden binnen de kaders die wij hebben.
Het gericht aanpakken van tussenpersonen achter deze misleidende advertenties is echter lastig. Er wordt onder meer vaak van nummer gewisseld en veelal gecommuniceerd via versleutelde apps zoals Telegram. Deze werkwijze maakt het lastig om de identiteit van deze groep te achterhalen en dus gericht aan te pakken. Dit betekent echter niet dat er geen mogelijkheden zijn om het ze zo moeilijk mogelijk te maken, onder andere de politie speelt hier een rol in.
Continue wordt door de politie de samenwerking gezocht met landen buiten Europa, maar ook diverse landen in Oost-Europa waar slachtoffers van mensenhandel vaak vandaan komen. De politie heeft met vijf onderzoekscentra/universiteiten in Oost-Europa samenwerkingsovereenkomsten gesloten om de (internationale) informatiepositie ten aanzien van mensenhandel te verbeteren. De samenwerking met universiteiten in bronlanden is door de politie opgezet om een betere en bredere samenwerking met academische partners te krijgen, om zo meer en tijdiger zicht te krijgen op sociale en demografische ontwikkelingen op het gebied van mensenhandel. Hiermee kunnen op termijn betere informatiebeelden opgesteld worden die inzicht geven in trends, fenomenen, modus operandi, slachtofferschap en bijbehorende (risico) indicatoren en criminele samenwerkingsverbanden.
De politie werkt daarnaast met een landelijk coördinatiepunt voor signalen van online mensenhandel (LCOM), om de opsporing van mensenhandel in de online omgeving beter vorm te geven. Vanuit dit coördinatiepunt wordt onderzoek gedaan naar online wervingsplatformen en methodieken. Met een aantal aanbieders van online platformen wordt samengewerkt om misbruik van hun platform te voorkomen.
Acht u het mogelijk en wenselijk dat er binnen de Europese Unie alleen nog sekswerkers mogen worden aangetrokken als herleidbaar wordt welke tussenpersoon er achter een advertentie zit? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven benoemd is het ontzettend lastig om de identiteit te achterhalen van de tussenpersonen van wervingsadvertenties. Een van de redenen hiervoor is dat de advertenties op allerlei online platforms kunnen worden geplaatst en gecommuniceerd wordt via versleutelde apps zoals Telegram. Het is nooit volledig te voorkomen dat dergelijke advertenties, waarbij de tussenpersoon niet herleidbaar is, worden geplaatst.
Hoewel een initiatief zoals genoemd in de vraag wenselijk kan worden geacht, is het gezien het bovenstaande zeer ingewikkeld om een dergelijk initiatief op te zetten. Zoals hierboven aangegeven wordt de Richtlijn 2011/36/EU op dit moment herzien en in deze richtlijn worden verschillende maatregelen benoemd hoe mensenhandel – ook binnen de seksbranche – kan worden voorkomen en aangepakt. In Europees verband wordt samengewerkt om deze richtlijn zo goed mogelijk te implementeren.
Bent u na deze berichtgeving nog steeds van mening dat er geen landelijk politieteam mensenhandel hoeft te komen? Zo ja, hoe denkt u dan dat deze internationale vorm van zware en mensonterende criminaliteit zonder een specialistisch politieteam wel effectief kan worden aangepakt? Zo nee, gaat u dan bevorderen dat dat politieteam er wel gaat komen?
Ik deel het beeld dat mensenhandel een mensonterende en zware vorm van criminaliteit die effectief en daadkrachtig moet worden aangepakt. Daarom is het goed te vermelden dat er bij politie al personen met specialistische kennis rond het delict mensenhandel werkzaam zijn binnen de zogenoemde Teams Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (TMM) die vallen onder de Afdelingen Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM). Bij de start en oprichting van de Nationale Politie is de opsporing van het delict mensenhandel bewust in elke eenheid onder de AVIM gebracht. Voor een effectieve en daadkrachtige aanpak van het delict mensenhandel is voor sommige verschijningsvormen van het delict mensenhandel eenheid overstijgende samenwerking benodigd. In dit kader is de politie een pilot gestart om (inter)nationale netwerken, die landelijk opereren, effectief en efficiënt aan te kunnen pakken. Binnen die pilot is een centraal coördinatiepunt ingericht waar alle regionale TMM's bij zijn aangesloten. Vanuit dit punt worden, onder landelijke regie, eenheid overstijgende opsporingsonderzoeken naar dergelijke criminele netwerken uitgevoerd. Een voordeel van deze landelijke werkwijze is dat er optimaal gebruik kan worden gemaakt van de lokale en regionale kennis en ketensamenwerking aangezien er vele partners betrokken zijn bij de aanpak van mensenhandel en de TMM's van de betreffende eenheden daar goed zicht op hebben. Hierdoor kunnen deze criminele netwerken effectief worden bestreden. Het landelijke coördinatiepunt fungeert binnen dergelijke onderzoeken tevens als contactpunt voor het buitenland zodat alles centraal binnenkomt en er makkelijker internationaal kan worden.
Ten aanzien van de internationale component van het delict mensenhandel is het goed te vermelden dat politie werkt aan het leggen van verbinding tussen internationale elementen van mensenhandel en het verbeteren van de samenwerking met de zogenoemde bronlanden van mensenhandel, bijvoorbeeld door het plaatsen van politieliaisons met taakaccent mensenhandel in een drietal landen. Middels de afspraken in de Veiligheidsagenda is afgesproken dat politie zorgdraagt voor een internationaal fenomeenbeeld, waarmee geprioriteerd kan worden op de meest effectieve interventies.
Tevens vindt er operationele samenwerking op Europees niveau plaats. Nederland is driver van het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats – Trafficking in Human Beings (hierna EMPACT THB) dat ziet op de Europese operationele samenwerking van opsporingsdiensten en het OM in de aanpak / bestrijding van mensenhandel. Het is een permanent samenwerkingsverband waaraan 44 landen deelnemen en waarbij wordt samengewerkt met landen buiten dit samenwerkingsverband. EMPACT THB wordt permanent ondersteund door Europol, Eurojust, Cepol Frontex (vier EU-agentschappen) en Interpol. EMPACT THB bestaat uit 22 deelprogramma’s. Nederland speelt hierin een actieve rol en is niet alleen deelnemer aan alle 22 deelprogramma’s maar van vier projecten zelfs leader en van vijf projecten co-leader.
Er doen 29 landen en vier EU-agentschappen deel aan dit traject. Er is binnen het EMPACT-project aandacht voor de diverse vormen van mensenhandel, zoals seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting en uitbuiting door middel van gedwongen criminaliteit. De deelname aan het EMPACT-project is multidisciplinair, waarbij politie, de NLA, KMar en OM nauw samenwerken met de partijen binnen de EU.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de herziening van het mensenhandelartikel uit het wetboek van Strafrecht? Wordt daarin ook geregeld dat misleiding van sekswerkers via advertenties beter strafrechtelijk aan te pakken wordt? Zo nee, waarom niet?
De uitbreiding en modernisering van het wetsartikel waarin de strafbaarstelling van mensenhandel wordt geregeld (artikel 273f Wetboek van Strafrecht) is op 22 november 2023 voor advies aanhangig gemaakt bij de Afdeling Advisering van de Raad van State. Het advies is op 7 februari 2024 vastgesteld en op 12 februari gepubliceerd. Op dit moment wordt het advies verwerkt. De verwachting is dat het nader rapport en het wetsvoorstel dit voorjaar aan uw Kamer wordt aangeboden.
Misleiding is in het huidige wetsartikel alsook in het nieuwe, expliciet opgenomen als een manier waarmee ten aanzien van mensen kan worden gehandeld en waarmee mensen, onder meer, tot sekswerk kunnen worden bewogen dan wel gedwongen. Voor zover mensen tot sekswerk zijn bewogen, onder meer door misleiding, is zulks dus al naar huidig recht strafbaar als mensenhandel.
Russische desinformatiecampagnes |
|
Songül Mutluer (PvdA), Mikal Tseggai (PvdA), Glimina Chakor (GL), Barbara Kathmann (PvdA), Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Gräper-van Koolwijk , Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van de leden van GroenLinks-PvdA over Russische desinformatiecampagnes?1
Bent u van mening dat de in uw antwoord vermelde maatregelen en acties afdoende zijn om Nederland te beschermen tegen Russische desinformatie, of ziet u noodzaak aanvullende maatregelen te treffen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het artikel «Tsjechisch desinformatie-netwerk met Russische inmenging werd opgericht in Nederland» van De Groene Amsterdammer van 28 maart jongstleden?2
Heeft u de Tsjechische regering verzocht om de informatie over Russische financiering van Nederlandse politici met u te delen? Zo ja, bent u bereid die informatie openbaar te maken? Zo nee, gaat u dat alsnog doen?
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat er geen tekenen waren van buitenlandse inmenging bij de verkiezingen? Staat u nog steeds achter deze uitspraak?
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de onthulling van de Tsjechische geheime dienst dat de Voice of Europe een Russische desinformatie-outlet blijkt te zijn dat fungeerde als doorgeefluik voor financiële transacties tussen het Kremlin en Nederlandse politici?
Deelt u de zorgen dat Rusland via dit soort outlets het Nederlandse publieke debat verstoort en daarmee onze verkiezingen beïnvloedt?
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen of er meerdere soortgelijke outlets in Nederland en andere lidstaten van de Europese Unie bestaan?
Wanneer ontvangt de Kamer van het kabinet de voortgangsbrief over de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie?
Is het kabinet naar aanleiding van de onthulling over Voice of Europe en met het oog op de aanstaande Europese verkiezingen bereid aanvullende investeringen doen in de capaciteit van de Rijksoverheid om de dreiging van desinformatie tegen te gaan?
Bent u bereid om deze schriftelijke vragen te beantwoorden voorafgaand aan het plenaire debat over het bericht dat volgens de Tsjechische geheime dienst Rusland cash betaalde aan Nederlandse en Europese politici van dinsdag 2 april aanstaande?
De restitutie van lesgeld aan mbo-studenten |
|
Lisa Westerveld (GL), Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Is het nog steeds bestaand beleid dat mbo-studenten geen restitutie krijgen van het lesgeld wanneer zij om wat voor reden dan ook eerder stoppen met hun opleiding, in tegenstelling tot hun medestudenten op het hbo en wo? Hoe verenigt u dit met het streven alle studenten gelijk te behandelen?
Op dit moment geldt dat mbo-studenten in zowel de beroepsopleidende leerweg (bol) als de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) onder bepaalde voorwaarden1 restitutie kunnen krijgen van betaald les- of cursusgeld. Bijvoorbeeld bij ernstige ziekte of in geval van bijzondere familieomstandigheden.2 Studenten moeten dit zelf aanvragen bij DUO (lesgeld) of de instelling (cursusgeld). Dit verschilt van de situatie voor hbo- en wo-studenten. Er gelden voor hen geen voorwaarden om in aanmerking voor restitutie te komen. Na uitschrijving ontvangen hbo- en wo-studenten automatisch één twaalfde deel van het verschuldigd wettelijke collegegeld voor elke maand dat het studiejaar nog voortduurt. De maanden augustus en september zijn hierop uitgezonderd.
De verklaring voor dit verschil is dat een groot deel van de mbo-studenten, in tegenstelling tot hbo- en wo-studenten, nog geen startkwalificatie heeft. Een havo-, vwo- of mbo-diploma op niveau 2 geldt als startkwalificatie. Bij de totstandkoming van het Uitvoeringsbesluit Les- en Cursusgeld 2000 is ervoor gekozen om les- en cursusgeld in beginsel niet te restitueren bij voortijdige beëindiging van een mbo-opleiding. Het doel hiervan was om studenten te stimuleren een startkwalificatie te behalen.3
Ik vind het van belang dat onnodig onderscheid tussen verschillende studenten wordt weggenomen. Of het voorgaande (nog) voldoende grond geeft om mbo-studenten op dit punt anders te behandelen dan hbo- en wo-studenten laat ik – gelet op demissionaire status van het kabinet – over aan een volgend kabinet.
Hoe staat het met de toezegging1 aan het lid Bouchallikh om te verkennen of het reeds betaalde lesgeld automatisch kan worden gerestitueerd aan mbo-studenten als zij om wat voor reden dan ook eerder stoppen met hun opleiding? Is het streven nog steeds de mogelijkheden voor de zomer van 2024 te verzenden?
De verkenning naar automatische restitutie van les- en cursusgeld is op 21 december 2023 met uw Kamer gedeeld.5 Dit is conform de motie van de leden Westerveld en Peters6 die verzocht om de verkenning voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te delen. In reactie op de motie van de leden Westerveld en Peters is per abuis vergeten om de toezegging aan het lid Bouchallikh te vermelden.
Verwacht u dat het mogelijk is om de ongelijkheid van restitutie in lesgeld in schooljaar 2024–2025 te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet mogelijk per studiejaar 2024–2025. Dit vergt een wijziging van het beleid, waarvoor op dit moment geen financiële dekking voorhanden is. Zoals hierboven vermeld laat ik het besluit over de vraag of aanpassing wenselijk is, ook gezien de voor- en nadelen en de benodigde dekking, over aan een volgend kabinet, omdat ik dit passend acht bij de demissionaire status van het huidige kabinet. Bovendien vergt deze wijziging een aanpassing van het Uitvoeringsbesluit en Les- en cursusgeldwet 2000 (en onderliggende ministeriële regelingen) – en aanpassingen in de uitvoering door DUO en instellingen. Het is niet haalbaar om dit te realiseren voor het studiejaar 2024–2025.
Aan wie of wat komt het door mbo-studenten te veel betaalde lesgeld ten goede, gezien zij zelf geen gebruik meer maken van het onderwijs?
Het reeds betaalde lesgeld aan DUO komt ten goede van artikel 13 (Lesgelden) van de begroting van OCW. Er is geen directe koppeling tussen het lesgeld dat OCW ontvangt en de lumpsum financiering van het mbo.
Bbl-studenten en deeltijd vavo-studenten betalen cursusgeld aan de instellingen. Als instellingen niet overgaan tot restitutie komen deze gelden ten goede aan de begroting van de instelling.
Heeft u inzicht in hoeveel mbo-studenten vroegtijdig stoppen met hun opleiding omdat er niet kan worden voldaan aan hun ondersteuningsbehoefte?
Dit inzicht heb ik niet. Wel geeft één op de drie mbo-studenten met een ondersteuningsbehoefte aan ondersteuning te hebben gemist. Zoals aangegeven in mijn Kamerbrief over de Verbeteragenda passend onderwijs mbo vind ik dat aandeel te hoog.7 De komende periode werk ik daarom met de MBO Raad en andere partners aan verbetering van de informatievoorziening over ondersteuningsmogelijkheden voor (aankomend) studenten. Ook verwacht ik dat de verplichte ondersteuningsafspraken gaan bijdragen aan betere ondersteuning. Duidelijkheid over wat kan en mag in termen van ondersteuning is belangrijk. Daarom werken we vanuit de Verbeteragenda aan een handreiking met handvatten voor docenten en ander personeel op mbo-instellingen, zodat zij studenten beter kunnen helpen bij hun ondersteuningsvraag.
Krijgt deze groep studenten hun te veel betaalde lesgeld ook niet terug? Zo ja, acht u het wenselijk dat studenten opdraaien voor de kosten als een school niet kan voldoen aan hun ondersteuningsbehoefte?
Of studenten met een ondersteuningsbehoefte in aanmerking komen voor restitutie is afhankelijk van de situatie. Op dit moment gelden er enkele omstandigheden waarbij recht op restitutie ontstaat, zoals bij ernstige ziekte of bijzondere familieomstandigheden. Als studenten met een ondersteuningsbehoefte op grond van deze voorwaarden stoppen, is er dus een mogelijkheid tot restitutie. Voor studenten die cursusgeld betalen kunnen aanvullende situaties gelden. Deze worden opgesteld door de instelling zelf.8
Kunt u aangeven met hoeveel studenten er ondersteuningsafspraken zijn gemaakt, sinds de invoering van de Wet verbetering rechtsbescherming mbo-studenten? Heeft u gesproken met studenten en scholen in hoeverre deze afspraken met bijbehorende jaarlijkse evaluatie bijdragen aan het bieden van passend en toegankelijk onderwijs op het mbo?
Hier heb ik op dit moment nog geen beeld van. Zowel de volgende meting van de monitor passend onderwijs, die in 2025 verschijnt, als de tussentijdse evaluatie van de Wet verbetering rechtsbescherming mbo-studenten gaat hier inzicht in bieden. Ik zal uw Kamer hierover in 2025 informeren.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat mbo op 16 april 2024?
Ja.
De Russische desinformatiecampagne via sociale media in Duitsland |
|
Kati Piri (PvdA), Frans Timmermans (PvdA), Songül Mutluer (PvdA), Mikal Tseggai (PvdA), Glimina Chakor (GL), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Gräper-van Koolwijk , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het rapport van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken over de systematische en massale Russische desinformatiecampagne via het sociale mediakanaal X waarover bericht is in Der Spiegel?1
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke activiteiten een rechtstreekse bedreiging zijn voor de democratische rechtsstaat en daarmee voor de staatsveiligheid? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat inmenging door statelijke actoren onze belangen, waaronder onze nationale veiligheidsbelangen, kunnen schaden. Zoals ook vermeld in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2 vormen de inlichtingen en beïnvloedingsactiviteiten van diverse statelijke actoren in Nederland een blijvende dreiging voor de sociale en politieke stabiliteit. Daarnaast geeft de AIVD in het jaarverslag van 2022 aan dat een optelsom van verschillende dreigingen tegen de democratische rechtsorde onze samenleving raakt. Sommige landen, zoals Rusland, buiten het wantrouwen tegen democratische instituties uit en dragen daarmee bij aan maatschappelijke onrust in het Westen.2
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat er geen tekenen waren van buitenlandse inmenging bij de verkiezingen? Staat u nog steeds achter deze uitspraak? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot een gelijktijdige uitspraak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat er wel degelijk sprake is van desinformatie?2
Het kabinet herinnert zich deze uitspraak en staat hier nog steeds achter. Des- of misinformatie kan ook worden verspreid zonder dat er sprake is van buitenlandse inmenging. Zo ontving het Ministerie van BZK op 22 november via de media meldingen over berichten op X waarin kiezers die op PvdA/GroenLinks wilden stemmen, tijdens de verkiezingen twee hokjes moesten inkleuren. Dit leidt tot een ongeldige stem. Vergelijkbare oproepen heeft het Ministerie van BZK ook bij eerdere verkiezingen gezien.4
Deelt u de mening dat het aannemelijk is dat ook in Nederland door Rusland of wellicht ook andere buitenlandse mogendheden via onder andere sociale media desinformatiecampagnes worden gevoerd? Zo ja, heeft u hiervoor concrete aanwijzingen? Welke zijn dat?
Ik deel deze mening. De AIVD signaleert in het jaarverslag 2022 onder meer dat er landen zijn, waaronder Rusland, die westerse democratieën onopgemerkt proberen te ondermijnen en de Nederlandse overheid heimelijk proberen te beïnvloeden. Over Rusland schrijft de AIVD dat het heimelijk zoekt naar ingangen in de Europese politiek, en bij Europese bestuurders en bij de media. Afgelopen jaar hebben statelijke actoren soms verregaande pogingen gedaan om in Westerse landen het publieke debat over de invasie in Oekraïne en het politiek-bestuurlijke bestel heimelijk te beïnvloeden.5 Dergelijke ervaringen leren ons dat we waakzaam moeten blijven. Omdat het verkiezingsproces nu en in de toekomst ongestoord moet verlopen, vrij van ongewenste beïnvloeding en inmenging, heb ik uw Kamer recentelijk een brief gezonden met een overzicht van mogelijke risico’s voor het verkiezingsproces en de maatregelen die worden genomen om ons hierop voor te bereiden.6
Bent u in contact getreden met de Duitse regering om na te gaan of zij over signalen beschikt dat ook in Nederland of andere EU-lidstaten sprake is (geweest) van desinformatiecampagnes door buitenlandse mogelijkheden? Zo ja, welke informatie heeft dit opgeleverd? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
Het kabinet staat zowel bilateraal als in multilateraal verband in nauw contact met bevriende landen waar het buitenlandse inmenging en Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI) betreft. Dit betreft o.a. de doorlopende uitwisseling van informatie in EU-verband (o.a. via de Horizontal Working Party on Enhancing Resilience and Countering Hybrid Threats en het Rapid Alert System), binnen het NAVO-bondgenootschap en via het Hybrid Centre of Excellence. Via deze weg worden FIMI-campagnes gesignaleerd, vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen van FIMI en worden best practices gedeeld over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden. Dit is ook bruikbaar voor het Nederlandse dreigingsbeeld. Waar nodig wordt ook gekeken naar een gezamenlijke reactie. Voorbeelden daarvan zijn de jaarlijkse FIMI-publicatie van EDEO waarin een overzicht wordt gegeven van gedetecteerde modus operandi7, en de sancties die in juli 2023 aan verschillende Russische personen en bedrijven zijn opgelegd vanwege FIMI-campagnes.8
Indien er geen concrete aanwijzingen zijn, bent u dan bereid een onderzoek in te stellen, in lijn met wat er in Duitsland is gebeurd, om na te gaan welke activiteiten op dit vlak mogelijk in Nederland plaatsvinden? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet volgt eventuele veranderingen in het dreigingslandschap nauwgezet. Het kabinet ziet de dreigingen die door andere lidstaten worden geïdentificeerd en begrijpt dat dit leidt tot zorgen. In de brief 9 november 2023 heeft het kabinet daarom al aangekondigd te onderzoeken of, en zo ja hoe, de Rijksbrede aanpak van desinformatie over de kernprocessen van de democratie versterkt moet worden. Uw Kamer wordt over de verdere invulling en de termijn waarbinnen uw Kamer de resultaten kan verwachten geïnformeerd in de Voortgangsbrief over de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie. De ervaringen en werkwijzen van andere lidstaten zullen in ieder geval worden meegenomen in dit onderzoek.
De AIVD en MIVD kunnen sowieso onderzoek doen naar statelijke actoren en in welke mate zij een dreiging vormen voor de nationale veiligheid. In dit onderzoek kunnen de diensten stuiten op onder meer pogingen van manipulatie of het verspreiden van desinformatie. De AIVD en MIVD zullen partners voor wie dit relevant is informeren.
Deelt u de zorg van de Duitse regering dat deze activiteiten een eerlijk verloop van de verkiezingscampagne voor de Europese verkiezingen negatief zouden kunnen beïnvloeden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ja. De ervaringen in landen om ons heen leren ons dat we waakzaam moeten blijven. Het verkiezingsproces moet, nu en in de toekomst, ongestoord verlopen, vrij van ongewenste beïnvloeding en inmenging. Daarom heeft de Minister van BZK op 9 november 2023 een brief aan de Kamer verzonden met een overzicht van mogelijke risico’s voor het verkiezingsproces en de maatregelen die zijn genomen om ons hierop voor te bereiden.9 De maatregelen die in deze brief worden genoemd worden herhaald in aanloop naar de EP-verkiezingen. Dit betreft onder andere het gebruik van heldere communicatie over de verkiezingen en de organisatie van webinars voor gemeenteambtenaren en verkiezingstafels voor vertegenwoordigers van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Kiesraad en alle veiligheidspartners.
Welke maatregelen treffen andere EU-lidstaten (in aanvulling op de Digital Services Act) om desinformatiecampagnes door buitenlandse mogelijkheden te bestrijden? Zijn er voorbeelden van instrumentarium waarover deze lidstaten beschikken waar Nederland nu niet over beschikt? Zo ja, welke?
De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) doet onderzoek naar Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI), waarbij EDEO mandaat heeft voor Open source intelligence onderzoek (OSINT) naar actoren van derde landen en daaraan gelinkte bronnen.10 In een recent gepubliceerd rapport geeft EDEO toelichting op de gebruikte methodologie en de in 2023 gedetecteerde campagnes en trends. EDEO signaleert tevens specifieke dreigingen gericht op de integriteit van electorale processen, en doet suggesties voor preventieve en reactieve maatregelen die lidstaten kunnen nemen wanneer ze hiermee worden geconfronteerd. 11
Daarnaast hebben diverse EU lidstaten afdelingen buiten de I&V-diensten die zich (o.a.) richten op OSINT-onderzoek naar FIMI-campagnes. Voorbeelden zijn Duitsland (Referat 607, binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de recent door de Minister van Binnenlandse Zaken aangekondigde nieuwe eenheid in oprichting12), Frankrijk (VIGINUM, binnen het Secretariaat-Generaal voor Nationale Defensie en Veiligheid) en Zweden (Swedish Psychological Defense Agency, binnen het Ministerie van Defensie); die reeds meerdere FIMI-campagnes hebben blootgelegd.
Bent u van mening dat de Nederlandse wet- en regelgeving op dit moment voldoende waarborgen biedt om desinformatiecampagnes door buitenlandse mogendheden te bestrijden? Op welke analyse baseert u deze conclusie? Zo nee, welke stappen gaat u zetten zodat Nederland beter in staat is desinformatiecampagnes te bestrijden?
In de brief 9 november 2023 heeft het kabinet aangekondigd te onderzoeken of, en zo ja hoe, de Rijksbrede aanpak van desinformatie over de kernprocessen van de democratie versterkt moet worden. Uw Kamer wordt over de verdere invulling en de termijn waarbinnen uw Kamer de resultaten kan verwachten geïnformeerd in de Voortgangsbrief over de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie. De ervaringen en werkwijzen van andere lidstaten zullen in ieder geval worden meegenomen in dit onderzoek.
In algemene zin geldt dat het Nederlandse beleid tegen statelijke dreigingen is een continue afweging tussen belangen, dreigingen en weerbaarheid. Deze dreiging wordt geadresseerd met een breed palet aan maatregelen, zoals is beschreven in de Kamerbrief Aanpak statelijke dreigingen en aanbieding dreigingsbeeld statelijke actoren 2.13
Welke aanvullende maatregelen kunt u nemen bij de nationale implementatie van de Digital Services Act en de Digital Markets Act om desinformatie beter te bestrijden binnen Nederland? Bent u bereid dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Vooropgesteld dient te worden dat zowel de Digital Markets Act als de Digital Services Act verordeningen zijn. Dat betekent dat zij rechtstreeks doorwerken in de Nederlandse rechtsorde. Daardoor is van implementatie strikt genomen geen sprake. De verordeningen moeten wel worden uitgevoerd. Dat houdt onder meer in dat er toezichthouders worden aangewezen, dat de benodigde bevoegdheden voor het toezicht worden toegekend, en dat er een grondslag wordt gecreëerd voor gegevensuitwisseling met andere toezichthouders en/of overheidsorganisaties. Dit gebeurt door middel van uitvoeringswetgeving.
De Digital Markets Act (DMA) bevat regelgeving voor de allergrootste wereldwijd actieve platforms met een poortwachtersfunctie. Dit zijn platforms waar consumenten en ondernemers nauwelijks meer omheen kunnen. De verboden en verplichtingen uit de DMA moeten zorgen voor betere bescherming van consumenten en ondernemers en meer concurrentie op digitale markten. De DMA is niet van belang voor de bestrijding van desinformatie.
De Digital Services Act beoogt wel mede de verspreiding van desinformatie en andere schadelijke inhoud aan te pakken. De Digital Services Act bevat enerzijds een kader voor de aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandeldiensten voor door hun gebruikers verstrekte informatie en anderzijds een aantal zorgvuldigheidsverplichtingen waar deze aanbieders aan moeten voldoen bij het verlenen van hun diensten.
De Digital Services Act betreft maximumharmonisatie. Dit betekent dat er geen ruimte voor de lidstaten is om binnen het toepassingsgebied van de verordening aanvullende nationale eisen te stellen of in stand te houden.14 Op nationaal niveau kunnen dus geen aanvullende zorgvuldigheidsverplichtingen aan tussenhandeldiensten worden opgelegd. Dit doet overigens niet af aan de andersoortige beleidsmaatregelen die er op nationaal niveau worden genomen tegen desinformatie. Voor een overzicht van dat beleid verwijs ik u naar de reeds genoemde Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.15
Bent u van mening dat sociale media platforms hun verantwoordelijkheid om desinformatie tegen te gaan in voldoende mate nemen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, welke stappen gaat u zetten?
Op het Transparency Centre16 van de Europese praktijkcode tegen desinformatie zijn sinds 2023 rapportages te vinden van een groot aantal sociale media platforms waarin zij uiteenzetten hoe zij hun verantwoordelijkheid nemen om desinformatie tegen te gaan. Op basis van deze rapportages is een eerste onderzoeksrapport verschenen waarin structurele indicatoren worden uitgewerkt.17 Daar is te lezen dat sociale media platforms in verschillende mate en op verschillende manieren hun verantwoordelijkheid om desinformatie tegen te gaan nemen. Waar op X18, voorheen Twitter, de vindbaarheid van desinformatie, de ratio van desinformatie actoren en de relatieve interactie met desinformatie het hoogste is, volgt Facebook op de eerste twee indicatoren op een tweede plek. Bij zowel de relatieve als de absolute interactie met desinformatie volgt YouTube op een tweede plek. TikTok heeft in absolute getallen de meeste interactie met desinformatie, maar behoort, net als Instagram, tot een middenmoter wanneer het gaat om de ratio en de vindbaarheid van desinformatie, en kent de laagste relatieve interactie met desinformatie.
In hoeverre dit voldoende is, is aan de toezichthouder om te beoordelen binnen het wettelijk kader van de DSA. In het geval van zeer grote online platforms als X, Facebook en Twitter is dat primair de Europese Commissie. Op 18 december 2023 heeft de Commissie een formele procedure ingeleid om te beoordelen of X mogelijk inbreuk heeft gemaakt op de DSA19. Daarbij wordt specifiek gekeken naar «de doeltreffendheid van de maatregelen ter bestrijding van informatiemanipulatie op het platform, en de doeltreffendheid van daarmee verband houdende beleidsmaatregelen om de risico's voor het maatschappelijk debat en de verkiezingsprocessen te beperken». De inleiding van een formele procedure geeft de Commissie de bevoegdheid om verdere handhavingsmaatregelen te nemen, zoals voorlopige maatregelen en besluiten wegens niet-naleving.
Het bericht ‘Yesilgöz haalt uit naar Tim Hofman na X-bericht over ME’ |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Christine Teunissen (PvdD), Marieke Koekkoek (D66), Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de volgende publicaties ten aanzien van uw ongepaste uithaal richting journalist en programmamaker Tim Hofman: «Yeşilgöz haalt uit naar Tim Hofman na X-bericht over ME», «Tim Hofman houdt Minister Yeşilgöz verantwoordelijk voor «horde aan intimidaties»», en «Valt Yeşilgöz de persvrijheid aan? Haar collega Gräper vindt van wel»?1
Bent u het ermee eens dat uw uiting op X en de bijkomende negatieve gevolgen voor journalisten, de persvrijheid en Hofman haaks staan op uw eerdere uitingen omtrent persvrijheid en veiligheid en de berichtgeving daarover op de overheidswebsite Persvrijheid bewaken | Media en publieke omroep | rijksoverheid.nl?2 Zo niet, waarom niet?
Bent u zich ervan bewust dat uw bericht op X en soortgelijke berichten vanuit uw positie de veiligheid van individuele journalisten, journalisten in het algemeen en de persvrijheid negatief kunnen beïnvloeden en kunt u daarop reflecteren?
Bent u het ermee eens dat de uitingen in uw bericht op X niet passen bij uw rol als Minister van Justitie en Veiligheid en dat deze uitingen het vertrouwen in uw rol schaden?
Zo niet, kunt u toelichten waarom niet? En kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de scheiding der machten, uw rol als Minister van Justitie en Veiligheid en de mogelijke chilling effects van uw bericht?
Bent u van mening dat Hofman andere vragen had moeten stellen, zoals u zelf in uw bericht stelt? Zo ja, bent u van mening dat u daarover gaat? Zo niet, waarom doet u deze suggestie dan?
Bent u van oordeel dat de vrije media geen legitieme instanties zijn waar mensen zich zouden moeten kunnen melden in het geval zij te maken krijgen met excessief politiegeweld of andere vormen van geweld en onrechtmatig handelen vanuit de overheid?
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat een Minister die ook verantwoordelijk is voor de veiligheid van journalisten, de veiligheid van hen ondermijnt?
Hoe denkt u over de reactie van Hofman en anderen dat uw bericht een horde aan intimidaties legitimeerde, en kunt u daarbij ingaan op de concrete bedreigingen die Hofman als gevolg van uw bericht heeft ontvangen?3
Kunt u ingaan op het commentaar dat u ontving van uw collega Gräper, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die stelde dat journalisten vrij hun werk moeten doen, te weten: «Persvrijheid is een groot goed. Journalisten moeten vrij hun werk kunnen doen en alle vragen kunnen stellen die zij willen. Ik zal daar altijd voor opkomen»?4
Deelt u de oproep van de Nederlandse Vereniging van Journalisten dat u zich terughoudend moet opstellen en persvrijheid niet in de weg moet zitten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit in de toekomst doen en bent u bereid uw uitingen terug te nemen?5
Opleidingsniveau als risico-indicator voor fraude |
|
Mikal Tseggai (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA), Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat er door DUO jarenlang een risicoprofiel is gehanteerd waarbij mbo de hoogste risicofactor gaf, hbo de middelste risicofactor en wo de laagste risicofactor?1
Kunt u een overzicht geven van alle risicoprofielen/algoritmes binnen de overheid waarbij opleidingsniveau een risico-indicator is voor fraude?
Kunt u bij elk voorbeeld aangeven of dit risicoprofiel wetenschappelijk is onderbouwd?
Kunt u bij elk voorbeeld aangeven waarom u het ethisch juist vindt om mensen met een mbo-opleiding minder te vertrouwen dan mensen met een hbo of wo-opleiding?
Hoe verhoudt het gebruik van opleidingsniveau als risico-indicator voor fraude zich tot alle goede voornemens van dit kabinet om de opleidingskloof te verkleinen en elke vorm van onderwijs gelijk te waarderen?
Russische desinformatiecampagnes |
|
Songül Mutluer (PvdA), Mikal Tseggai (PvdA), Glimina Chakor (GL), Barbara Kathmann (PvdA), Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Gräper-van Koolwijk , Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van de leden van GroenLinks-PvdA over Russische desinformatiecampagnes?1
Bent u van mening dat de in uw antwoord vermelde maatregelen en acties afdoende zijn om Nederland te beschermen tegen Russische desinformatie, of ziet u noodzaak aanvullende maatregelen te treffen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het artikel «Tsjechisch desinformatie-netwerk met Russische inmenging werd opgericht in Nederland» van De Groene Amsterdammer van 28 maart jongstleden?2
Heeft u de Tsjechische regering verzocht om de informatie over Russische financiering van Nederlandse politici met u te delen? Zo ja, bent u bereid die informatie openbaar te maken? Zo nee, gaat u dat alsnog doen?
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat er geen tekenen waren van buitenlandse inmenging bij de verkiezingen? Staat u nog steeds achter deze uitspraak?
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de onthulling van de Tsjechische geheime dienst dat de Voice of Europe een Russische desinformatie-outlet blijkt te zijn dat fungeerde als doorgeefluik voor financiële transacties tussen het Kremlin en Nederlandse politici?
Deelt u de zorgen dat Rusland via dit soort outlets het Nederlandse publieke debat verstoort en daarmee onze verkiezingen beïnvloedt?
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen of er meerdere soortgelijke outlets in Nederland en andere lidstaten van de Europese Unie bestaan?
Wanneer ontvangt de Kamer van het kabinet de voortgangsbrief over de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie?
Is het kabinet naar aanleiding van de onthulling over Voice of Europe en met het oog op de aanstaande Europese verkiezingen bereid aanvullende investeringen doen in de capaciteit van de Rijksoverheid om de dreiging van desinformatie tegen te gaan?
Bent u bereid om deze schriftelijke vragen te beantwoorden voorafgaand aan het plenaire debat over het bericht dat volgens de Tsjechische geheime dienst Rusland cash betaalde aan Nederlandse en Europese politici van dinsdag 2 april aanstaande?
De restitutie van lesgeld aan mbo-studenten |
|
Lisa Westerveld (GL), Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Is het nog steeds bestaand beleid dat mbo-studenten geen restitutie krijgen van het lesgeld wanneer zij om wat voor reden dan ook eerder stoppen met hun opleiding, in tegenstelling tot hun medestudenten op het hbo en wo? Hoe verenigt u dit met het streven alle studenten gelijk te behandelen?
Op dit moment geldt dat mbo-studenten in zowel de beroepsopleidende leerweg (bol) als de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) onder bepaalde voorwaarden1 restitutie kunnen krijgen van betaald les- of cursusgeld. Bijvoorbeeld bij ernstige ziekte of in geval van bijzondere familieomstandigheden.2 Studenten moeten dit zelf aanvragen bij DUO (lesgeld) of de instelling (cursusgeld). Dit verschilt van de situatie voor hbo- en wo-studenten. Er gelden voor hen geen voorwaarden om in aanmerking voor restitutie te komen. Na uitschrijving ontvangen hbo- en wo-studenten automatisch één twaalfde deel van het verschuldigd wettelijke collegegeld voor elke maand dat het studiejaar nog voortduurt. De maanden augustus en september zijn hierop uitgezonderd.
De verklaring voor dit verschil is dat een groot deel van de mbo-studenten, in tegenstelling tot hbo- en wo-studenten, nog geen startkwalificatie heeft. Een havo-, vwo- of mbo-diploma op niveau 2 geldt als startkwalificatie. Bij de totstandkoming van het Uitvoeringsbesluit Les- en Cursusgeld 2000 is ervoor gekozen om les- en cursusgeld in beginsel niet te restitueren bij voortijdige beëindiging van een mbo-opleiding. Het doel hiervan was om studenten te stimuleren een startkwalificatie te behalen.3
Ik vind het van belang dat onnodig onderscheid tussen verschillende studenten wordt weggenomen. Of het voorgaande (nog) voldoende grond geeft om mbo-studenten op dit punt anders te behandelen dan hbo- en wo-studenten laat ik – gelet op demissionaire status van het kabinet – over aan een volgend kabinet.
Hoe staat het met de toezegging1 aan het lid Bouchallikh om te verkennen of het reeds betaalde lesgeld automatisch kan worden gerestitueerd aan mbo-studenten als zij om wat voor reden dan ook eerder stoppen met hun opleiding? Is het streven nog steeds de mogelijkheden voor de zomer van 2024 te verzenden?
De verkenning naar automatische restitutie van les- en cursusgeld is op 21 december 2023 met uw Kamer gedeeld.5 Dit is conform de motie van de leden Westerveld en Peters6 die verzocht om de verkenning voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te delen. In reactie op de motie van de leden Westerveld en Peters is per abuis vergeten om de toezegging aan het lid Bouchallikh te vermelden.
Verwacht u dat het mogelijk is om de ongelijkheid van restitutie in lesgeld in schooljaar 2024–2025 te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet mogelijk per studiejaar 2024–2025. Dit vergt een wijziging van het beleid, waarvoor op dit moment geen financiële dekking voorhanden is. Zoals hierboven vermeld laat ik het besluit over de vraag of aanpassing wenselijk is, ook gezien de voor- en nadelen en de benodigde dekking, over aan een volgend kabinet, omdat ik dit passend acht bij de demissionaire status van het huidige kabinet. Bovendien vergt deze wijziging een aanpassing van het Uitvoeringsbesluit en Les- en cursusgeldwet 2000 (en onderliggende ministeriële regelingen) – en aanpassingen in de uitvoering door DUO en instellingen. Het is niet haalbaar om dit te realiseren voor het studiejaar 2024–2025.
Aan wie of wat komt het door mbo-studenten te veel betaalde lesgeld ten goede, gezien zij zelf geen gebruik meer maken van het onderwijs?
Het reeds betaalde lesgeld aan DUO komt ten goede van artikel 13 (Lesgelden) van de begroting van OCW. Er is geen directe koppeling tussen het lesgeld dat OCW ontvangt en de lumpsum financiering van het mbo.
Bbl-studenten en deeltijd vavo-studenten betalen cursusgeld aan de instellingen. Als instellingen niet overgaan tot restitutie komen deze gelden ten goede aan de begroting van de instelling.
Heeft u inzicht in hoeveel mbo-studenten vroegtijdig stoppen met hun opleiding omdat er niet kan worden voldaan aan hun ondersteuningsbehoefte?
Dit inzicht heb ik niet. Wel geeft één op de drie mbo-studenten met een ondersteuningsbehoefte aan ondersteuning te hebben gemist. Zoals aangegeven in mijn Kamerbrief over de Verbeteragenda passend onderwijs mbo vind ik dat aandeel te hoog.7 De komende periode werk ik daarom met de MBO Raad en andere partners aan verbetering van de informatievoorziening over ondersteuningsmogelijkheden voor (aankomend) studenten. Ook verwacht ik dat de verplichte ondersteuningsafspraken gaan bijdragen aan betere ondersteuning. Duidelijkheid over wat kan en mag in termen van ondersteuning is belangrijk. Daarom werken we vanuit de Verbeteragenda aan een handreiking met handvatten voor docenten en ander personeel op mbo-instellingen, zodat zij studenten beter kunnen helpen bij hun ondersteuningsvraag.
Krijgt deze groep studenten hun te veel betaalde lesgeld ook niet terug? Zo ja, acht u het wenselijk dat studenten opdraaien voor de kosten als een school niet kan voldoen aan hun ondersteuningsbehoefte?
Of studenten met een ondersteuningsbehoefte in aanmerking komen voor restitutie is afhankelijk van de situatie. Op dit moment gelden er enkele omstandigheden waarbij recht op restitutie ontstaat, zoals bij ernstige ziekte of bijzondere familieomstandigheden. Als studenten met een ondersteuningsbehoefte op grond van deze voorwaarden stoppen, is er dus een mogelijkheid tot restitutie. Voor studenten die cursusgeld betalen kunnen aanvullende situaties gelden. Deze worden opgesteld door de instelling zelf.8
Kunt u aangeven met hoeveel studenten er ondersteuningsafspraken zijn gemaakt, sinds de invoering van de Wet verbetering rechtsbescherming mbo-studenten? Heeft u gesproken met studenten en scholen in hoeverre deze afspraken met bijbehorende jaarlijkse evaluatie bijdragen aan het bieden van passend en toegankelijk onderwijs op het mbo?
Hier heb ik op dit moment nog geen beeld van. Zowel de volgende meting van de monitor passend onderwijs, die in 2025 verschijnt, als de tussentijdse evaluatie van de Wet verbetering rechtsbescherming mbo-studenten gaat hier inzicht in bieden. Ik zal uw Kamer hierover in 2025 informeren.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat mbo op 16 april 2024?
Ja.
Uitbuiting van sekswerkers |
|
Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Ruim 100 agencies gevonden die Oost-Europese sekswerkers proberen te lokken: «Groot risico op uitbuiting»»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Deelt u de mening dat sekswerkers die op wervingsadvertenties ingaan een groot risico lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel en seksuele uitbuiting? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Sekswerk is in Nederland een legaal beroep voor meerderjarigen. Wanneer sprake is van een uitbuitingssituatie, spreken we van mensenhandel. Dit is expliciet strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Mensenhandel kan in verschillende vormen voorkomen en binnen verschillende sectoren plaatsvinden. In het artikel en de uitzending van Pointer wordt vermeld dat Oost-Europese burgers die er vrijwillig voor kiezen om te werken in het buitenland via louche wervingsadvertenties van tussenpersonen terecht kunnen komen in een (seksuele) uitbuitingsituatie. Pointer geeft aan dat personen die zijn ingegaan op de advertenties niet kunnen stoppen met het (seks)werk als zij hiertoe zouden besluiten en worden bedreigd. Ook geeft Pointer aan dat deze personen het inkomen en de woning zoals hen beloofd is, niet ontvangen. In dit geval is er sprake van seksuele uitbuiting (mensenhandel). Ik vind het beeld dat door Pointer geschetst wordt, waarbij Oost-Europese burgers onder valse voorwendselen worden gerekruteerd, verschrikkelijk.
Ik deel de mening dat de wervingsadvertenties van netwerken die er op uit zijn personen seksueel uit te buiten een groot risico vormen voor hun veiligheid. Wervingsadvertenties die zouden kunnen leiden tot mensenhandel vind ik in iedere sector een groot risico.
Is het u bekend hoeveel sekswerkers via deze advertenties naar Nederland worden gelokt?
In 2022 is het rapport «de Nederlandse seksbranche» gepubliceerd.2 Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Uit het rapport blijkt dat het niet mogelijk is om harde cijfers over de omvang van de seksbranche in Nederland in aantallen werkzame sekswerkers te benoemen. Fluctuaties tussen seizoenen en mobiliteit tussen onderdelen van de branche maken het verzamelen van dergelijke cijfers ingewikkeld.3
De wervingsadvertenties waar Pointer onderzoek naar heeft gedaan, worden geplaatst op allerlei online (sociale) platforms. Omdat dit veel verschillende soorten platforms betreft, is het moeilijk te achterhalen waar deze advertenties precies geplaatst worden. Omdat het enerzijds complex is de seksbranche in aantallen sekswerkers te duiden en de wervingsadvertenties anderzijds zeer breed kunnen worden uitgezet, is niet bekend hoeveel personen via wervingsadvertenties worden gelokt om te werken in Nederland en hoeveel procent daarvan in een uitbuitingssituatie terecht komt.
Hoe en door wie wordt er gecontroleerd of deze sekswerkers slachtoffers van mensenhandel of andere vormen van onderdrukking zijn? Wat is de uitkomst van deze controles?
In Nederland voeren gemeenten de regie over toezicht en handhaving van de (vergunde) seksbranche. In het kader van deze gemeentelijke taak worden bestuurlijke controles uitgevoerd in zowel de vergunde als onvergunde prostitutiebranche. Tijdens deze controles wordt ook onderzoek gedaan naar de omstandigheden waaronder de betreffende sekswerkers aan het werk zijn. Hierbij wordt onder meer gelet op mogelijke signalen van mensenhandel of andere misstanden. Hoewel dit soort prostitutiecontroles in eerste aanleg bestuurlijke controles zijn die veelal door en/of onder regie van gemeenten worden uitgevoerd, kan ook de politie hierbij een rol hebben. De politiemedewerkers van de Teams Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (onderdeel van AVIM), richten zich met name op prostitutiecontroles waarbij sprake is of vermoedens zijn van signalen van mensenhandel.
Naast (signalen van) mensenhandel kan er ook andere problematiek spelen waardoor de inzet van politie bij dergelijke controles gewenst is. Denk hierbij aan signalen van ondermijning, illegaal verblijf of aanwijzingen met betrekking tot een veiligheidsrisico. De wijze waarop handhaving en toezicht is georganiseerd tussen gemeenten verschilt sterk en is aan ontwikkeling onderhevig. Dit is onder andere afhankelijk van de aard en omvang van zowel de vergunde als onvergunde seksbranche binnen een gemeente. Uit onderzoek blijkt dat in de vergunde branche bijna de helft van de gemeenten periodiek (1 tot 3 keer per jaar) controles plaatsvinden. Signalen van misstanden in de vergunde branche komen vooral binnen via de GGD. Daarnaast worden signalen gemeld via Prostitutie Maatschappelijk Werk organisaties, andere hulpverleningsorganisaties, sekswerkers zelf, buurtbewoners, exploitanten en klanten. In meer dan een derde van de gemeenten vinden controles (ook) plaats op basis van klachten van omwonenden. Ongeveer een vijfde van de gemeenten zegt de controles proactief (het hele jaar door) te doen.4
Deelt u de mening dat het probleem van mensenhandel in het algemeen en met deze advertenties in het bijzonder een grensoverschrijdend probleem is? Zo ja, wat wordt er in Europees verband gedaan om de risico’s die deze advertenties met zich meebrengen kleiner te maken of wat zou er in Europees verband nog moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat mensenhandel een ernstige misdaad is waartegen krachtig moet worden opgetreden. Het gebruik van advertenties waarin personen worden misleid, wat hen vervolgens extra kwetsbaar maakt om in een (seksuele) uitbuitingssituatie in Nederland terechtkomen, is onacceptabel. Het voorkomen van slachtoffers begint bij het creëren van bewustwording en het vergroten van de kennis van potentiële gevaren. Richtlijn 2011/36/EU5 inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers is een belangrijk instrument hierin (zie artikel 18). In deze Richtlijn is opgenomen dat Europese landen zich inzetten op preventieve maatregelen, waaronder bewustwording en kennisvergroting, om mensenhandel binnen de EU te voorkomen. Genoemde Richtlijn wordt op dit moment herzien en binnen de herziening is ook aandacht voor de online component.
Verder is er op Europees niveau sinds 17 februari 2024 de Digital Services Act (DSA) voor de lidstaten van de Europese Unie in werking getreden. Deze wetgeving stelt regels aan tussenhandeldiensten, zoals websites en online platformen, om een veilig en betrouwbaar internet te bevorderen. Zo zijn er in de Digital Services Act regels opgenomen over de omgang met illegale inhoud, waar illegale activiteit ook onder valt (artikel 3), is er voorzien in een kennisgevings- en actiemechanisme voor meldingen van illegale inhoud (artikel 16), en worden er nadere regels gesteld rondom het misbruik van diensten door afnemers (artikel 23) en reclame op onlineplatforms.
Deelt u de mening van de in het bericht genoemde zes organisaties die slachtofferhulp aanbieden dat het tussenpersonen moeilijk moet worden gemaakt om via misleidende advertenties sekswerkers te rekruteren? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Veelal Oost-Europese burgers worden door deze tussenpersonen gelokt via deze misleidende advertenties en onder valse voorwendselen naar Nederland gehaald wat hen extra kwetsbaar maakt om slachtoffer te worden van uitbuiting. Dit is een kwalijke zaak waartegen moet worden opgetreden binnen de kaders die wij hebben.
Het gericht aanpakken van tussenpersonen achter deze misleidende advertenties is echter lastig. Er wordt onder meer vaak van nummer gewisseld en veelal gecommuniceerd via versleutelde apps zoals Telegram. Deze werkwijze maakt het lastig om de identiteit van deze groep te achterhalen en dus gericht aan te pakken. Dit betekent echter niet dat er geen mogelijkheden zijn om het ze zo moeilijk mogelijk te maken, onder andere de politie speelt hier een rol in.
Continue wordt door de politie de samenwerking gezocht met landen buiten Europa, maar ook diverse landen in Oost-Europa waar slachtoffers van mensenhandel vaak vandaan komen. De politie heeft met vijf onderzoekscentra/universiteiten in Oost-Europa samenwerkingsovereenkomsten gesloten om de (internationale) informatiepositie ten aanzien van mensenhandel te verbeteren. De samenwerking met universiteiten in bronlanden is door de politie opgezet om een betere en bredere samenwerking met academische partners te krijgen, om zo meer en tijdiger zicht te krijgen op sociale en demografische ontwikkelingen op het gebied van mensenhandel. Hiermee kunnen op termijn betere informatiebeelden opgesteld worden die inzicht geven in trends, fenomenen, modus operandi, slachtofferschap en bijbehorende (risico) indicatoren en criminele samenwerkingsverbanden.
De politie werkt daarnaast met een landelijk coördinatiepunt voor signalen van online mensenhandel (LCOM), om de opsporing van mensenhandel in de online omgeving beter vorm te geven. Vanuit dit coördinatiepunt wordt onderzoek gedaan naar online wervingsplatformen en methodieken. Met een aantal aanbieders van online platformen wordt samengewerkt om misbruik van hun platform te voorkomen.
Acht u het mogelijk en wenselijk dat er binnen de Europese Unie alleen nog sekswerkers mogen worden aangetrokken als herleidbaar wordt welke tussenpersoon er achter een advertentie zit? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven benoemd is het ontzettend lastig om de identiteit te achterhalen van de tussenpersonen van wervingsadvertenties. Een van de redenen hiervoor is dat de advertenties op allerlei online platforms kunnen worden geplaatst en gecommuniceerd wordt via versleutelde apps zoals Telegram. Het is nooit volledig te voorkomen dat dergelijke advertenties, waarbij de tussenpersoon niet herleidbaar is, worden geplaatst.
Hoewel een initiatief zoals genoemd in de vraag wenselijk kan worden geacht, is het gezien het bovenstaande zeer ingewikkeld om een dergelijk initiatief op te zetten. Zoals hierboven aangegeven wordt de Richtlijn 2011/36/EU op dit moment herzien en in deze richtlijn worden verschillende maatregelen benoemd hoe mensenhandel – ook binnen de seksbranche – kan worden voorkomen en aangepakt. In Europees verband wordt samengewerkt om deze richtlijn zo goed mogelijk te implementeren.
Bent u na deze berichtgeving nog steeds van mening dat er geen landelijk politieteam mensenhandel hoeft te komen? Zo ja, hoe denkt u dan dat deze internationale vorm van zware en mensonterende criminaliteit zonder een specialistisch politieteam wel effectief kan worden aangepakt? Zo nee, gaat u dan bevorderen dat dat politieteam er wel gaat komen?
Ik deel het beeld dat mensenhandel een mensonterende en zware vorm van criminaliteit die effectief en daadkrachtig moet worden aangepakt. Daarom is het goed te vermelden dat er bij politie al personen met specialistische kennis rond het delict mensenhandel werkzaam zijn binnen de zogenoemde Teams Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (TMM) die vallen onder de Afdelingen Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM). Bij de start en oprichting van de Nationale Politie is de opsporing van het delict mensenhandel bewust in elke eenheid onder de AVIM gebracht. Voor een effectieve en daadkrachtige aanpak van het delict mensenhandel is voor sommige verschijningsvormen van het delict mensenhandel eenheid overstijgende samenwerking benodigd. In dit kader is de politie een pilot gestart om (inter)nationale netwerken, die landelijk opereren, effectief en efficiënt aan te kunnen pakken. Binnen die pilot is een centraal coördinatiepunt ingericht waar alle regionale TMM's bij zijn aangesloten. Vanuit dit punt worden, onder landelijke regie, eenheid overstijgende opsporingsonderzoeken naar dergelijke criminele netwerken uitgevoerd. Een voordeel van deze landelijke werkwijze is dat er optimaal gebruik kan worden gemaakt van de lokale en regionale kennis en ketensamenwerking aangezien er vele partners betrokken zijn bij de aanpak van mensenhandel en de TMM's van de betreffende eenheden daar goed zicht op hebben. Hierdoor kunnen deze criminele netwerken effectief worden bestreden. Het landelijke coördinatiepunt fungeert binnen dergelijke onderzoeken tevens als contactpunt voor het buitenland zodat alles centraal binnenkomt en er makkelijker internationaal kan worden.
Ten aanzien van de internationale component van het delict mensenhandel is het goed te vermelden dat politie werkt aan het leggen van verbinding tussen internationale elementen van mensenhandel en het verbeteren van de samenwerking met de zogenoemde bronlanden van mensenhandel, bijvoorbeeld door het plaatsen van politieliaisons met taakaccent mensenhandel in een drietal landen. Middels de afspraken in de Veiligheidsagenda is afgesproken dat politie zorgdraagt voor een internationaal fenomeenbeeld, waarmee geprioriteerd kan worden op de meest effectieve interventies.
Tevens vindt er operationele samenwerking op Europees niveau plaats. Nederland is driver van het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats – Trafficking in Human Beings (hierna EMPACT THB) dat ziet op de Europese operationele samenwerking van opsporingsdiensten en het OM in de aanpak / bestrijding van mensenhandel. Het is een permanent samenwerkingsverband waaraan 44 landen deelnemen en waarbij wordt samengewerkt met landen buiten dit samenwerkingsverband. EMPACT THB wordt permanent ondersteund door Europol, Eurojust, Cepol Frontex (vier EU-agentschappen) en Interpol. EMPACT THB bestaat uit 22 deelprogramma’s. Nederland speelt hierin een actieve rol en is niet alleen deelnemer aan alle 22 deelprogramma’s maar van vier projecten zelfs leader en van vijf projecten co-leader.
Er doen 29 landen en vier EU-agentschappen deel aan dit traject. Er is binnen het EMPACT-project aandacht voor de diverse vormen van mensenhandel, zoals seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting en uitbuiting door middel van gedwongen criminaliteit. De deelname aan het EMPACT-project is multidisciplinair, waarbij politie, de NLA, KMar en OM nauw samenwerken met de partijen binnen de EU.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de herziening van het mensenhandelartikel uit het wetboek van Strafrecht? Wordt daarin ook geregeld dat misleiding van sekswerkers via advertenties beter strafrechtelijk aan te pakken wordt? Zo nee, waarom niet?
De uitbreiding en modernisering van het wetsartikel waarin de strafbaarstelling van mensenhandel wordt geregeld (artikel 273f Wetboek van Strafrecht) is op 22 november 2023 voor advies aanhangig gemaakt bij de Afdeling Advisering van de Raad van State. Het advies is op 7 februari 2024 vastgesteld en op 12 februari gepubliceerd. Op dit moment wordt het advies verwerkt. De verwachting is dat het nader rapport en het wetsvoorstel dit voorjaar aan uw Kamer wordt aangeboden.
Misleiding is in het huidige wetsartikel alsook in het nieuwe, expliciet opgenomen als een manier waarmee ten aanzien van mensen kan worden gehandeld en waarmee mensen, onder meer, tot sekswerk kunnen worden bewogen dan wel gedwongen. Voor zover mensen tot sekswerk zijn bewogen, onder meer door misleiding, is zulks dus al naar huidig recht strafbaar als mensenhandel.
Het bericht ‘Hoe Netflix zijn recordwinst laat belasten: in vele ‘winstjes’ hier en daar’ |
|
Senna Maatoug (GL), Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Gräper-van Koolwijk , Steven van Weyenberg (D66) |
|
Ben u bekend met het bericht «Hoe Netflix zijn recordwinst laat belasten: in vele «winstjes» hier en daar»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusie uit het artikel dat de winst van Netflix, met een regiokantoor in Amsterdam, niet in Nederland terecht komt maar vooral naar de Verenigde Staten vloeit?
Nederland heft vennootschapsbelasting van belastingplichtigen over de winst die volgens het arm’s-lengthbeginsel aan Nederland toerekenbaar is. Het arm’s-lengthbeginsel is wettelijk vastgelegd in artikel 8b Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Op basis van het arm’s-lengthbeginsel dienen de voorwaarden (inclusief de prijs) van transacties tussen gelieerde lichamen vergelijkbaar te zijn met de voorwaarden van vergelijkbare transacties tussen onafhankelijke partijen. De standaarden neergelegd in de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen2 geven inzicht in de wijze waarop het arm’s-lengthbeginsel in de praktijk kan worden toegepast. In het Verrekenprijsbesluit wordt invulling gegeven aan de toepassing van het zogenoemde at arm’s-lengthbeginsel ten behoeve van de Nederlandse rechtspraktijk.3 Voor de winsttoerekening is een belangrijk uitgangspunt dat aangesloten wordt bij de plaatsen waar de waarde wordt gecreëerd. Op basis van het arm’s-lengthbeginsel is de locatie van de klanten van een bedrijf, of waar de producten worden geconsumeerd, van ondergeschikt belang om te bepalen welk land welk deel van de winst mag belasten.
Het is niet wenselijk indien belastingplichtigen door middel van verrekenprijzen een lagere belastingafdracht bewerkstelligen. In het zogenaamde Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-project van de OESO is door een wijziging van de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen getracht op een betere manier de winstverdeling te laten aansluiten bij de plekken waar binnen een multinationaal concern de waarde wordt gecreëerd. Op deze wijze is getracht om kunstmatige constructies waarbij verrekenprijzen een rol spelen terug te dringen.
Vanwege de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
Ziet u mogelijkheden om te voorkomen dat Netflix en andere streamingsdiensten slechts beperkt in Nederland belasting betalen, zoals in het artikel beschreven wordt?
Het antwoord op vraag 2 heeft betrekking op de op dit moment gangbare winsttoerekening. In het Inclusive Framework (IF)4, georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), is de afgelopen jaren intensief gewerkt aan de herziening van het internationale belastingsysteem, omdat de vraag opkwam of de huidige internationale (winsttoerekenings)regels nog wel passend zijn in de gedigitaliseerde en geglobaliseerde wereld. Deze herziening bestaat uit Pijler 1 en Pijler 2. Pijler 2 bevat afspraken over een wereldwijd effectief minimumniveau van belastingheffing bij multinationals. Over Pijler 2 is al eerder overeenstemming bereikt, en deze pijler is in Nederland inmiddels geïmplementeerd met de Wet minimumbelasting 2024.
Op basis van Pijler 1 krijgen landen waar de grootste en meest winstgevende multinationale ondernemingen veel afnemers of gebruikers hebben meer winsten en heffingsrechten toebedeeld. Deze toedeling stelt belastingdiensten in landen waar zich veel afnemers of gebruikers van een multinationale onderneming bevinden in staat meer belasting te heffen van die multinationale onderneming. Ik verwijs naar de Kamerbrief van 24 oktober 2023 betreffende ontwikkelingen rondom Pijler 1.5
Hoe staat het wegvloeien van de winst in verhouding tot de invoering van de investeringsverplichting voor grote streamingsdiensten in Nederlandse producties per 1 januari 2024?
De investeringsverplichting relateert aan (de in Nederland gegenereerde) omzet en niet aan (de eventueel in Nederland gerealiseerde) winst. Voor de investeringsverplichting is het niet relevant of er eventueel winst «wegvloeit» naar het buitenland.
Bent u het eens dat de Nederlandse cultuursector investeringen misloopt als Netflix winsten weg laat vloeien uit Nederland? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 4.
Bent u het eens dat het doel van de investeringsverplichting voor grote streamingsdiensten, namelijk een eerlijker speelveld creëren in het Nederlandse medialandschap, wordt ondermijnd als in Nederland gerealiseerde winsten worden weggevloeid?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u inzicht in de voorgenomen investeringen van Netflix in Nederlandse culturele audiovisuele producties? Zo ja, voldoen zij daarmee aan de investeringsverplichting, waar 2,5 procent van de in Nederland gerealiseerde omzet moeten worden geïnvesteerd in films, series en documentaires met een link met Nederland? Komt 60 procent van dit bedrag ten goede aan onafhankelijke producenten, zoals is vastgesteld in de wet?
Ik heb geen inzicht in (voorgenomen) investeringen van Netflix in Nederlandse culturele audiovisuele producties. Streamingsdiensten moeten de eerste keer vóór 1 juli 2025 aan het Commissariaat voor de Media rapporteren over hun in Nederland gegenereerde relevante omzet in 2024 en de in dat jaar gedane investeringen, waaronder in Nederlandse films, series en documentaires. Ik heb er vertrouwen in dat Netflix zal voldoen aan de betreffende bepalingen in de Mediawet 2008.
Vindt u het wenselijk dat er geen openheid is over de afspraken die Netflix heeft met de Nederlandse Belastingdienst? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin geldt dat – vanwege de belastingplicht – tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst contacten kunnen zijn en dat een belanghebbende kan verzoeken om vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf. Dit geldt zowel voor burgers als bedrijven. Zo kun je als belastingplichtige vooraf zekerheid krijgen over de fiscale gevolgen van voorgenomen handelingen. De situatie waarover zekerheid wordt gevraagd en die in het vooroverleg wordt geschetst mag niet afwijken van de werkelijkheid. De Belastingdienst geeft vervolgens zekerheid vooraf binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie. De uitleg van fiscale wet- en regelgeving is dus voor alle belastingplichtigen altijd gelijk, met of zonder ruling.
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers. De fiscale geheimhoudingsplicht is een belangrijke bouwsteen van het fiscale stelsel. Om een goede belastingheffing te bevorderen, moet een belastingplichtige erop kunnen vertrouwen dat de gegevens bij de Belastingdienst in goede handen zijn. Ook gaat het vaak om bedrijfs- en koersgevoelige informatie. De publicatie van een integrale ruling met een internationaal karakter zal er naar verwachting toe leiden dat belastingplichtigen meer terughoudend worden om zekerheid vooraf te vragen over hun fiscale positie. Daarmee zou de Belastingdienst een waardevol toezichtinstrument deels verliezen. Overigens worden rulings met een internationaal karakter onder voorwaarden gedeeld met het buitenland. In dat kader wordt in EU-verband een centraal register bijgehouden. Volgens een vast format worden onder andere een beschrijving van de ruling en de landen waarvoor de ruling mogelijk relevant is opgenomen in het centraal register. Een lidstaat die onderbouwt dat de ruling voor hem relevant is, kan vervolgens de volledige ruling opvragen.
Om tegemoet te komen aan de wens van meer openbaarheid publiceert de Belastingdienst sinds 1 juli 2019 wel geanonimiseerde samenvattingen van alle rulings met een internationaal karakter (alsmede van afgewezen en ingetrokken verzoeken daartoe). Periodiek onderzoekt een onafhankelijke onderzoekscommissie of afgegeven rulings met een internationaal karakter binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie plaatsvindt. De onderzoekscommissie heeft in al haar rapporten geconcludeerd geen aanwijzingen te hebben gevonden dat de onderzochte rulings met een internationaal karakter inhoudelijk in strijd met de wet, het beleid of de jurisprudentie zijn afgegeven. Deze rapporten zijn openbaar. Ook de Algemene Rekenkamer heeft op verzoek van uw Kamer6 onderzoek gedaan naar een ruim aantal rulings met een internationaal karakter die zijn afgegeven in 2018. Zij heeft in haar onderzoekrapport van 15 april 2021 geconcludeerd dat de betrokken rulings zijn afgegeven in overeenstemming met de op dat moment geldende regels, op een beperkt aantal kanttekeningen na. Vanwege de transparantie wordt sinds enkele jaren van alle toegewezen, afgewezen en ingetrokken verzoeken om vooroverleg met een internationaal karakter een geanonimiseerde samenvatting gepubliceerd. Ook zijn op de website van de Belastingdienst vragen en antwoorden met betrekking tot rulings met een internationaal karakter te raadplegen. Tot slot wordt in het kader van transparantie jaarlijks, als onderdeel van de jaarrapportage, inzicht gegeven in de ontwikkelingen van de rulingpraktijk.
De Russische desinformatiecampagne via sociale media in Duitsland |
|
Kati Piri (PvdA), Frans Timmermans (PvdA), Songül Mutluer (PvdA), Mikal Tseggai (PvdA), Glimina Chakor (GL), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Gräper-van Koolwijk , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het rapport van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken over de systematische en massale Russische desinformatiecampagne via het sociale mediakanaal X waarover bericht is in Der Spiegel?1
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke activiteiten een rechtstreekse bedreiging zijn voor de democratische rechtsstaat en daarmee voor de staatsveiligheid? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat inmenging door statelijke actoren onze belangen, waaronder onze nationale veiligheidsbelangen, kunnen schaden. Zoals ook vermeld in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2 vormen de inlichtingen en beïnvloedingsactiviteiten van diverse statelijke actoren in Nederland een blijvende dreiging voor de sociale en politieke stabiliteit. Daarnaast geeft de AIVD in het jaarverslag van 2022 aan dat een optelsom van verschillende dreigingen tegen de democratische rechtsorde onze samenleving raakt. Sommige landen, zoals Rusland, buiten het wantrouwen tegen democratische instituties uit en dragen daarmee bij aan maatschappelijke onrust in het Westen.2
Herinnert u zich de uitspraak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat er geen tekenen waren van buitenlandse inmenging bij de verkiezingen? Staat u nog steeds achter deze uitspraak? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot een gelijktijdige uitspraak van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat er wel degelijk sprake is van desinformatie?2
Het kabinet herinnert zich deze uitspraak en staat hier nog steeds achter. Des- of misinformatie kan ook worden verspreid zonder dat er sprake is van buitenlandse inmenging. Zo ontving het Ministerie van BZK op 22 november via de media meldingen over berichten op X waarin kiezers die op PvdA/GroenLinks wilden stemmen, tijdens de verkiezingen twee hokjes moesten inkleuren. Dit leidt tot een ongeldige stem. Vergelijkbare oproepen heeft het Ministerie van BZK ook bij eerdere verkiezingen gezien.4
Deelt u de mening dat het aannemelijk is dat ook in Nederland door Rusland of wellicht ook andere buitenlandse mogendheden via onder andere sociale media desinformatiecampagnes worden gevoerd? Zo ja, heeft u hiervoor concrete aanwijzingen? Welke zijn dat?
Ik deel deze mening. De AIVD signaleert in het jaarverslag 2022 onder meer dat er landen zijn, waaronder Rusland, die westerse democratieën onopgemerkt proberen te ondermijnen en de Nederlandse overheid heimelijk proberen te beïnvloeden. Over Rusland schrijft de AIVD dat het heimelijk zoekt naar ingangen in de Europese politiek, en bij Europese bestuurders en bij de media. Afgelopen jaar hebben statelijke actoren soms verregaande pogingen gedaan om in Westerse landen het publieke debat over de invasie in Oekraïne en het politiek-bestuurlijke bestel heimelijk te beïnvloeden.5 Dergelijke ervaringen leren ons dat we waakzaam moeten blijven. Omdat het verkiezingsproces nu en in de toekomst ongestoord moet verlopen, vrij van ongewenste beïnvloeding en inmenging, heb ik uw Kamer recentelijk een brief gezonden met een overzicht van mogelijke risico’s voor het verkiezingsproces en de maatregelen die worden genomen om ons hierop voor te bereiden.6
Bent u in contact getreden met de Duitse regering om na te gaan of zij over signalen beschikt dat ook in Nederland of andere EU-lidstaten sprake is (geweest) van desinformatiecampagnes door buitenlandse mogelijkheden? Zo ja, welke informatie heeft dit opgeleverd? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
Het kabinet staat zowel bilateraal als in multilateraal verband in nauw contact met bevriende landen waar het buitenlandse inmenging en Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI) betreft. Dit betreft o.a. de doorlopende uitwisseling van informatie in EU-verband (o.a. via de Horizontal Working Party on Enhancing Resilience and Countering Hybrid Threats en het Rapid Alert System), binnen het NAVO-bondgenootschap en via het Hybrid Centre of Excellence. Via deze weg worden FIMI-campagnes gesignaleerd, vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen van FIMI en worden best practices gedeeld over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden. Dit is ook bruikbaar voor het Nederlandse dreigingsbeeld. Waar nodig wordt ook gekeken naar een gezamenlijke reactie. Voorbeelden daarvan zijn de jaarlijkse FIMI-publicatie van EDEO waarin een overzicht wordt gegeven van gedetecteerde modus operandi7, en de sancties die in juli 2023 aan verschillende Russische personen en bedrijven zijn opgelegd vanwege FIMI-campagnes.8
Indien er geen concrete aanwijzingen zijn, bent u dan bereid een onderzoek in te stellen, in lijn met wat er in Duitsland is gebeurd, om na te gaan welke activiteiten op dit vlak mogelijk in Nederland plaatsvinden? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet volgt eventuele veranderingen in het dreigingslandschap nauwgezet. Het kabinet ziet de dreigingen die door andere lidstaten worden geïdentificeerd en begrijpt dat dit leidt tot zorgen. In de brief 9 november 2023 heeft het kabinet daarom al aangekondigd te onderzoeken of, en zo ja hoe, de Rijksbrede aanpak van desinformatie over de kernprocessen van de democratie versterkt moet worden. Uw Kamer wordt over de verdere invulling en de termijn waarbinnen uw Kamer de resultaten kan verwachten geïnformeerd in de Voortgangsbrief over de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie. De ervaringen en werkwijzen van andere lidstaten zullen in ieder geval worden meegenomen in dit onderzoek.
De AIVD en MIVD kunnen sowieso onderzoek doen naar statelijke actoren en in welke mate zij een dreiging vormen voor de nationale veiligheid. In dit onderzoek kunnen de diensten stuiten op onder meer pogingen van manipulatie of het verspreiden van desinformatie. De AIVD en MIVD zullen partners voor wie dit relevant is informeren.
Deelt u de zorg van de Duitse regering dat deze activiteiten een eerlijk verloop van de verkiezingscampagne voor de Europese verkiezingen negatief zouden kunnen beïnvloeden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ja. De ervaringen in landen om ons heen leren ons dat we waakzaam moeten blijven. Het verkiezingsproces moet, nu en in de toekomst, ongestoord verlopen, vrij van ongewenste beïnvloeding en inmenging. Daarom heeft de Minister van BZK op 9 november 2023 een brief aan de Kamer verzonden met een overzicht van mogelijke risico’s voor het verkiezingsproces en de maatregelen die zijn genomen om ons hierop voor te bereiden.9 De maatregelen die in deze brief worden genoemd worden herhaald in aanloop naar de EP-verkiezingen. Dit betreft onder andere het gebruik van heldere communicatie over de verkiezingen en de organisatie van webinars voor gemeenteambtenaren en verkiezingstafels voor vertegenwoordigers van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Kiesraad en alle veiligheidspartners.
Welke maatregelen treffen andere EU-lidstaten (in aanvulling op de Digital Services Act) om desinformatiecampagnes door buitenlandse mogelijkheden te bestrijden? Zijn er voorbeelden van instrumentarium waarover deze lidstaten beschikken waar Nederland nu niet over beschikt? Zo ja, welke?
De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) doet onderzoek naar Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI), waarbij EDEO mandaat heeft voor Open source intelligence onderzoek (OSINT) naar actoren van derde landen en daaraan gelinkte bronnen.10 In een recent gepubliceerd rapport geeft EDEO toelichting op de gebruikte methodologie en de in 2023 gedetecteerde campagnes en trends. EDEO signaleert tevens specifieke dreigingen gericht op de integriteit van electorale processen, en doet suggesties voor preventieve en reactieve maatregelen die lidstaten kunnen nemen wanneer ze hiermee worden geconfronteerd. 11
Daarnaast hebben diverse EU lidstaten afdelingen buiten de I&V-diensten die zich (o.a.) richten op OSINT-onderzoek naar FIMI-campagnes. Voorbeelden zijn Duitsland (Referat 607, binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de recent door de Minister van Binnenlandse Zaken aangekondigde nieuwe eenheid in oprichting12), Frankrijk (VIGINUM, binnen het Secretariaat-Generaal voor Nationale Defensie en Veiligheid) en Zweden (Swedish Psychological Defense Agency, binnen het Ministerie van Defensie); die reeds meerdere FIMI-campagnes hebben blootgelegd.
Bent u van mening dat de Nederlandse wet- en regelgeving op dit moment voldoende waarborgen biedt om desinformatiecampagnes door buitenlandse mogendheden te bestrijden? Op welke analyse baseert u deze conclusie? Zo nee, welke stappen gaat u zetten zodat Nederland beter in staat is desinformatiecampagnes te bestrijden?
In de brief 9 november 2023 heeft het kabinet aangekondigd te onderzoeken of, en zo ja hoe, de Rijksbrede aanpak van desinformatie over de kernprocessen van de democratie versterkt moet worden. Uw Kamer wordt over de verdere invulling en de termijn waarbinnen uw Kamer de resultaten kan verwachten geïnformeerd in de Voortgangsbrief over de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie. De ervaringen en werkwijzen van andere lidstaten zullen in ieder geval worden meegenomen in dit onderzoek.
In algemene zin geldt dat het Nederlandse beleid tegen statelijke dreigingen is een continue afweging tussen belangen, dreigingen en weerbaarheid. Deze dreiging wordt geadresseerd met een breed palet aan maatregelen, zoals is beschreven in de Kamerbrief Aanpak statelijke dreigingen en aanbieding dreigingsbeeld statelijke actoren 2.13
Welke aanvullende maatregelen kunt u nemen bij de nationale implementatie van de Digital Services Act en de Digital Markets Act om desinformatie beter te bestrijden binnen Nederland? Bent u bereid dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Vooropgesteld dient te worden dat zowel de Digital Markets Act als de Digital Services Act verordeningen zijn. Dat betekent dat zij rechtstreeks doorwerken in de Nederlandse rechtsorde. Daardoor is van implementatie strikt genomen geen sprake. De verordeningen moeten wel worden uitgevoerd. Dat houdt onder meer in dat er toezichthouders worden aangewezen, dat de benodigde bevoegdheden voor het toezicht worden toegekend, en dat er een grondslag wordt gecreëerd voor gegevensuitwisseling met andere toezichthouders en/of overheidsorganisaties. Dit gebeurt door middel van uitvoeringswetgeving.
De Digital Markets Act (DMA) bevat regelgeving voor de allergrootste wereldwijd actieve platforms met een poortwachtersfunctie. Dit zijn platforms waar consumenten en ondernemers nauwelijks meer omheen kunnen. De verboden en verplichtingen uit de DMA moeten zorgen voor betere bescherming van consumenten en ondernemers en meer concurrentie op digitale markten. De DMA is niet van belang voor de bestrijding van desinformatie.
De Digital Services Act beoogt wel mede de verspreiding van desinformatie en andere schadelijke inhoud aan te pakken. De Digital Services Act bevat enerzijds een kader voor de aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandeldiensten voor door hun gebruikers verstrekte informatie en anderzijds een aantal zorgvuldigheidsverplichtingen waar deze aanbieders aan moeten voldoen bij het verlenen van hun diensten.
De Digital Services Act betreft maximumharmonisatie. Dit betekent dat er geen ruimte voor de lidstaten is om binnen het toepassingsgebied van de verordening aanvullende nationale eisen te stellen of in stand te houden.14 Op nationaal niveau kunnen dus geen aanvullende zorgvuldigheidsverplichtingen aan tussenhandeldiensten worden opgelegd. Dit doet overigens niet af aan de andersoortige beleidsmaatregelen die er op nationaal niveau worden genomen tegen desinformatie. Voor een overzicht van dat beleid verwijs ik u naar de reeds genoemde Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.15
Bent u van mening dat sociale media platforms hun verantwoordelijkheid om desinformatie tegen te gaan in voldoende mate nemen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, welke stappen gaat u zetten?
Op het Transparency Centre16 van de Europese praktijkcode tegen desinformatie zijn sinds 2023 rapportages te vinden van een groot aantal sociale media platforms waarin zij uiteenzetten hoe zij hun verantwoordelijkheid nemen om desinformatie tegen te gaan. Op basis van deze rapportages is een eerste onderzoeksrapport verschenen waarin structurele indicatoren worden uitgewerkt.17 Daar is te lezen dat sociale media platforms in verschillende mate en op verschillende manieren hun verantwoordelijkheid om desinformatie tegen te gaan nemen. Waar op X18, voorheen Twitter, de vindbaarheid van desinformatie, de ratio van desinformatie actoren en de relatieve interactie met desinformatie het hoogste is, volgt Facebook op de eerste twee indicatoren op een tweede plek. Bij zowel de relatieve als de absolute interactie met desinformatie volgt YouTube op een tweede plek. TikTok heeft in absolute getallen de meeste interactie met desinformatie, maar behoort, net als Instagram, tot een middenmoter wanneer het gaat om de ratio en de vindbaarheid van desinformatie, en kent de laagste relatieve interactie met desinformatie.
In hoeverre dit voldoende is, is aan de toezichthouder om te beoordelen binnen het wettelijk kader van de DSA. In het geval van zeer grote online platforms als X, Facebook en Twitter is dat primair de Europese Commissie. Op 18 december 2023 heeft de Commissie een formele procedure ingeleid om te beoordelen of X mogelijk inbreuk heeft gemaakt op de DSA19. Daarbij wordt specifiek gekeken naar «de doeltreffendheid van de maatregelen ter bestrijding van informatiemanipulatie op het platform, en de doeltreffendheid van daarmee verband houdende beleidsmaatregelen om de risico's voor het maatschappelijk debat en de verkiezingsprocessen te beperken». De inleiding van een formele procedure geeft de Commissie de bevoegdheid om verdere handhavingsmaatregelen te nemen, zoals voorlopige maatregelen en besluiten wegens niet-naleving.
Het bericht ‘Woondiscriminatie: Studentenhuis vaak niet beschikbaar voor mbo’ers’ |
|
Mikal Tseggai (PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Woondiscriminatie: Studentenhuis vaak niet beschikbaar voor mbo’ers»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het artikel in het licht van de recente uitspraak van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat maken van onnodig onderscheid in opleidingsniveau onwenselijk is?2
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen van de leden Beckerman en Paternotte heb aangegeven, hebben de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik de wens om mbo-studenten volledig deel te laten nemen aan het studentenleven.3 De toegang tot studentenhuisvesting moet daarbij een vanzelfsprekendheid zijn.
Denkt u dat een volwaardig studentenleven mogelijk is voor mbo-studenten als zij weinig tot geen kans krijgen om woonruimte te vinden in de stad waar zij studeren?
Zie beantwoording op vraag 2.
Deelt u de conclusie uit het artikel dat het wettelijk kwalificeren van opleidingsniveau als discriminatiegrond zo snel mogelijk moet gebeuren, zoals ook wordt verzocht in de aangenomen motie de Hoop en Bouchallikht?3
Opleidingsniveau is geen beschermde grond op basis van de gelijke behandelingswetgeving. Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal ik op korte termijn advies vragen aan het College voor de Rechten van de Mens over de wenselijkheid van een verbod op onderscheid naar opleidingsniveau in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb).
Hoe verhoudt het weigeren van mbo-studenten in studentenhuizen zich tot de overheidscampagne «Wijs discriminatie de deur»? Vindt u dat alle studenten op dit moment gelijke kansen krijgen op de woningmarkt?
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik vinden het belangrijk dat mbo-studenten toegang hebben tot het aanbod van corporatiewoningen voor studenten.
Daarom hebben we Kences, de brancheorganisatie voor sociale studentenhuisvesters, gevraagd om na te gaan bij welke corporaties mbo-studenten welkom zijn. Hieruit blijkt dat bij elf van de dertien corporaties die bij Kences zijn aangesloten, mbo bol-studenten de mogelijkheid hebben om zich in te schrijven voor huisvesting. Deze elf aanbieders vertegenwoordigen 97% van het aantal wooneenheden in de sociale studentenhuisvesting. De corporaties die geen mbo bol-studenten toelaten zijn historisch gelieerd aan specifieke hbo- en wo instellingen. We zullen hen met klem verzoeken ook mbo-studenten toe te laten.
Bij vijf van deze aanbieders zijn ook bbl-studenten welkom. De andere aanbieders hanteren het volgen van een voltijdsstudie als toelatingseis, waardoor bbl-studenten niet worden toegelaten. Via het Landelijk Platform Studentenhuisvesting (LPS), waar we regelmatig contact mee hebben, roepen we op om mbo studenten toegang te verlenen tot alle studentenhuisvesting. De MBO Raad is aangesloten bij het LPS om de positie van mbo-studenten te waarborgen.
Acht u een inschrijving op een mbo-opleiding een terecht criterium voor verhuurders om personen te weigeren? Zo ja, waarom wel? Zo nee, bent u bereid om naast etnische of culturele achtergrond, religieuze identiteit, politieke voorkeur, seksuele gerichtheid, lichamelijke of geestelijke gezondheid opleidingsniveau toe te voegen aan de lijst met informatie die een verhuurder niet mag vragen?
Zie beantwoording op vraag 4.
Kunt u aangeven wat u doet om de positie van mbo-studenten op de woningmarkt te versterken? Hebben mbo-studenten inspraak op dit onderwerp?
Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, zullen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik via het LPS sociale en commerciële studentenhuisvesters met klem oproepen ook mbo-studenten toe te laten. Hbo- en wo-studenten zijn via de LSVB bij het LPS vertegenwoordigd. Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB MBO) is de landelijke jongerenorganisatie die mbo-studenten vertegenwoordigt. We zullen nagaan hoe JOB MBO bij het Landelijk Platform Studentenhuisvesting kan worden betrokken om de stem van mbo-studenten te vertegenwoordigen.