Het bericht ‘Aanpak winkeldieven stokt door gebrekkige medewerking van politie’ |
|
Max Aardema (PVV), Peter Smitskam (PVV) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aanpak winkeldieven stokt door gebrekkige medewerking van politie»?1
Ja.
Welke stappen onderneemt u om ervoor te zorgen dat de politie de benodigde persoonsgegevens van winkeldieven weer tijdig en consistent verstrekt aan winkeliers, zodat zij hun recht op schadevergoeding kunnen uitoefenen?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid brengt, op verzoek van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, in samenwerking met de politie en het bedrijfsleven in kaart welke knelpunten worden ervaren bij de directe aansprakelijkstelling van daders. Bij deze aansprakelijkstelling gaat het onder andere om de schadevergoeding die winkeliers vorderen van winkeldieven als compensatie voor de kosten die zij zelf maken bij de afwikkeling van de winkeldiefstal (181 euro). In de knelpuntenanalyse wordt onder meer gekeken naar de verstrekking van identificerende politiegegevens door de politie aan de vertegenwoordigers of incassodienstverleners van de winkeliers. Het Besluit politiegegevens bepaalt dat de politie deze politiegegevens kan verstrekken aan benadeelden van strafbare feiten of hun vertegenwoordigers (artikel 4:2 lid 1 sub n). De politie erkent dat er sprake is van een terugval in het aantal verstrekkingen bij winkeldiefstal en probeert dit te herstellen in overleg met betrokken partijen. De politie gaat daarnaast in afstemming met de betrokken stakeholders het landelijke kader voor de verstrekkingen van politiegegevens bij winkeldiefstal actualiseren. Daarbij zal ook worden aangegeven in welke gevallen politieambtenaren ter plekke de politiegegevens wel en niet verstrekken aan de winkeliers en in welke gevallen de privacydesks van de eenheden een beoordeling uitvoeren, al dan niet met toepassing van een vier-ogen-principe.
In het kader van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing en het Actieplan Veilig Ondernemen 2023–2026 ben ik met het bedrijfsleven, de politie en het Openbaar Ministerie in gesprek over de aanpak van winkeldiefstal. Dit is ook conform de motie Michon-Derkzen, gericht op het versterken van de publiek-private samenwerking bij de aanpak van winkeldiefstal.2 Een onderwerp daarbij is de verhouding tussen preventie, herstel en repressie bij winkeldiefstal. Bezien wordt welke gevolgen verschillende mogelijkheden hebben voor de rechtsstaat en de capaciteit van de betrokken organisaties. Ik zal u voor de zomer van 2025 een reactie sturen op deze motie.
Deelt u de mening, dat – nu de nieuwe werkwijze op basis van het vierogenprincipe niet langer structureel door de eenheid Midden-Nederland wordt toegepast – de korpschef een protocol dient op te stellen voor de praktische uitvoering, waarbij de politiemensen die de verdachte overnemen van de winkelier zo mogelijk meteen overgaan tot de verstrekking van de identiteit van de verdachte? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, indien de identiteit van de verdachte niet direct is vast te stellen, deze gegevens achteraf zo spoedig mogelijk door de politie verstrekt moeten worden aan winkeliers? Zo nee, waarom niet?
Deze vragen betrek ik bij het gesprek dat ik voer met partijen in het kader van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing en het Actieplan Veilig Ondernemen 2023–2026. Omdat ik deze gesprekken nog aan het voeren ben en ik alle belangen zorgvuldig wil wegen kan ik helaas niet vooruitlopen op de uitkomsten van deze gesprekken.
Welke alternatieve mogelijkheden hebben ondernemers momenteel om de identiteit van daders te achterhalen en hun schade te verhalen, en acht u deze mogelijkheden toereikend?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe waarborgt u dat de voorgenomen beleidswijzigingen, waarbij «lichte» delicten zoals winkeldiefstal in principe niet meer vervolgd worden, niet leiden tot een toename van recidive en een gevoel van straffeloosheid in de samenleving?
De aanpak van winkeldiefstal moet ertoe leiden dat het onaantrekkelijk wordt gemaakt om een winkeldiefstal te plegen. Dat omvat zowel het verkleinen van de mogelijkheid om winkeldiefstal te plegen als het verbinden van passende gevolgen aan een gepleegde winkeldiefstal, zoals strafrechtelijk optreden, herstel van schade of een (collectief) winkelverbod. Daarbij moet oog zijn voor de aard van de winkeldiefstal: gaat het om een eenvoudige winkeldiefstal, waarbij het goed een beperkte waarde heeft of over een meer ernstige vorm. Daarnaast is ook van belang of de winkeldief een first-offender, recidivist of veelpleger is.
De zelfscankassa vormt een apart aandachtspunt, ook omdat niet altijd duidelijk is of de klant een product per ongeluk niet heeft gescand of met opzet, en daarmee onduidelijk is of er wel of geen sprake is van winkeldiefstal.
Zoals hierboven aangegeven, ben ik in het kader van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing en het Actieplan Veilig Ondernemen 2023–2036 met het bedrijfsleven, de politie en het Openbaar Ministerie in gesprek over het versterken van de aanpak van winkeldiefstal.
Welke informatie is er nu exact vrijgekomen als gevolg van het datalek?1
Er is een politieaccount gehackt. Daarbij zijn de werkgerelateerde contactgegevens van alle politiemedewerkers buitgemaakt, de zogenoemde global address list met daarin de outlook-visitekaartjes. Het betreft in enkele gevallen privé(contact)gegevens die personen met een politieaccount zelf in hun visitekaartje hebben gezet. Het kan bijvoorbeeld gaan om privételefoonnummers en vermoedelijk ook om (profiel)foto’s. Ook zijn de e-mailadressen van een aantal ketenpartners buitgemaakt. Er zijn op dit moment nog altijd geen aanwijzingen dat er naast de gegevens uit de global address list nog andere gegevens zijn buitgemaakt.
Hoeveel meldingen zijn er inmiddels gekomen bij het meldpunt?
Sinds het openen van het meldpunt op zaterdag 28 september tot en met vrijdag 25 oktober zijn 1.639 vragen bij het meldpunt binnengekomen.
Wanneer was de korpsleiding op de hoogte van het datalek en waarom is pas in het weekend een mail gestuurd aan alle medewerkers?
In het belang van de lopende onderzoeken kan ik daar geen uitspraken over doen.
Er is op vrijdag 27 september een bericht op intranet geplaatst en korte tijd later ook extern op de politie website. Op zaterdag 28 september heeft de korpschef alle medewerkers per e-mail geïnformeerd. In een poging iedereen zorgvuldig te informeren via de gebruikelijke lijn(en), ging het nieuws sneller dan verwacht. Een deel van de politiemedewerkers moest het nieuws via de media horen. De korpschef betreurt dit.
Wanneer was u op de hoogte van het datalek?
Zoals ik u in mijn brief van 27 september jl.2 heb laten weten, heeft de korpschef mij op 26 september jl. geïnformeerd.
Is bekend op welke wijze iemand een politieaccount heeft binnengedrongen?
De politie doet momenteel onderzoek naar de aard, omvang en gevolgen van het cyberincident. Het Team High Tech Crime van de Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies doet onderzoek naar de toedracht en de daders.
Uit het onderzoek van Team High Tech Crime is inmiddels gebleken dat de daders vermoedelijk gebruik hebben gemaakt van een zogenoemde pass-the-cookie-aanval. Het doel van zo’n aanval is om toegang te krijgen tot het account of de applicatie van een gebruiker zonder dat inloggen met een wachtwoord opnieuw vereist is. Bij een succesvolle pass-the-cookie-aanval wordt een actieve sessie van een account overgenomen met de bijbehorende rechten.
Het verkrijgen van toegang kan op verschillende manier gebeurd zijn, bijvoorbeeld door phishing. Na een succesvolle aanval kan malware worden geïnstalleerd, die data, zoals cookies, doorstuurt naar de hacker.
Ik kan op dit moment geen nadere uitspraken doen over dit onderzoek.
Was de hack mogelijk vanwege nalatigheid van een beheerder van het betreffende politieaccount, vanwege een fout in het systeem of allebei?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er verdere conclusies naar aanleiding van het onderzoek van de politie naar de oorzaak en de impact? Zo nee, wanneer worden deze verwacht?
Zie antwoord vraag 5.
Wat zijn de risico’s voor de individuele agent?
De politie heeft op dit moment geen aanwijzingen voor concrete dreigingen tegen politiemedewerkers of hun familie.
De politie heeft meteen maatregelen getroffen nadat zij was geïnformeerd door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De maatregelen die worden getroffen, zijn afgestemd op het huidige beeld, namelijk dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten het zeer waarschijnlijk achten dat een statelijke actor verantwoordelijk is voor het cyberincident bij de politie en dat de daders vermoedelijk gebruik hebben gemaakt van een zogenoemde pass-the-cookie-aanval.
Het betreft onder meer ICT-maatregelen en maatregelen op het vlak van bewustwording, bijvoorbeeld een oproep tot extra waakzaamheid van politiemedewerkers op phishingmails en verdachte telefoontjes en berichten. Tevens monitort de politie of de buitgemaakte gegevens elders verschijnen. Tot slot blijft de politie alert op mogelijk nieuwe aanvallen. Daartoe monitort de politie haar systemen continu.
Welke maatregelen worden genomen om de risico’s te ondervangen?
Zie antwoord vraag 8.
Wat betekent dit datalek voor de familie van de agenten en welke maatregelen worden genomen om ook directe gezinsleden veiligheid te bieden?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe worden agenten meegenomen en geüpdatet tijdens het onderzoek?
Politiemedewerkers worden op diverse manieren van het cyberincident op de hoogte gehouden. Op 27 september zijn medewerkers geïnformeerd via het intranet van de politie. Op 28 september, 2 oktober en 9 oktober heeft de korpschef een e-mail naar alle medewerkers gestuurd over de actuele situatie. Medewerkers worden via intranet ook gelijktijdig met deze berichtgeving aan uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
Ook is op het politie-intranet een themapagina met informatie over het cyberincident ingericht. Tot slot kunnen medewerkers met zorgen en vragen terecht bij hun leidinggevende en is er een speciaal meldpunt ingericht.
In de Kamerbrief van 27 september jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 1221) staat dat aanvullende maatregelen getroffen worden als blijkt dat deze nodig zijn, maar betekent dat dat er al maatregelen genomen zijn en zo ja, welke zijn dit?
Zie het antwoord op de vragen 8 t/m 10.
Zijn ook agenten die undercover werken, bij de Mobiele Eenheid of op een andere wijze verhoogd risico lopen bij het openbaar maken van hun gegevens betrokken bij dit lek en wordt er direct actie ondernomen om te voorkomen dat zij gevaar lopen of hinder ondervinden in het uitoefenen van hun functie?
De werkgerelateerde gegevens van undercoveragenten zijn afgeschermd en zijn derhalve niet opgenomen in de global address listvan outlook. Deze gegevens zijn dus niet buitgemaakt.
De werkgerelateerde outlook-gegevens van alle andere politiemedewerkers zijn wel buitgemaakt, bijvoorbeeld van politiemedewerkers die werkzaam zijn bij de Mobiele Eenheid.
Op basis waarvan baseerde de Minister-President zijn uitspraak dat hij ervan uitgaat dat «mensen geen gevaar lopen» terwijl het onderzoek naar de oorzaak en de impact van het lek nog lopende is?
Zie het antwoord op de vragen 8 t/m 10.
Blijkt dit statement dat mensen geen gevaar lopen naar aanleiding van het onderzoek ook te kloppen?
Zie antwoord vraag 14.
Welke acties lopen er om de dader van dit hack op te sporen?
Het OM is een strafrechtelijk onderzoek gestart, dat wordt uitgevoerd door het Team High Tech Crime van de Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies van de politie. Dit team doet onderzoek naar de toedracht en de daders van de hack. Ik kan op dit moment geen nadere uitspraken doen over dit onderzoek.
Wat is de reactie van de Autoriteit Persoonsgegevens op de melding van dit lek?
Zoals gemeld in mijn brief van 27 september 2024 heeft de politie melding gemaakt van het datalek bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft in reactie daarop contact gezocht met de politie en gevraagd haar nader te informeren over de informatie die tot nu toe is verstrekt aan betrokkenen over het datalek.
Waarom is aan de Kamer in eerste instantie gemeld dat er alleen werkgerelateerde contactgegevens zijn buitgemaakt, terwijl op dat moment de impact van het lek nog niet goed bekend was en later bleek uit berichtgeving van de NOS dat het datalek ook incidenteel privégegevens van agenten betreft?
Ik hecht grote waarde aan het tijdig informeren van uw Kamer. Ik heb uw Kamer op de hoogte gesteld van nieuwe inzichten op 2 en 9 oktober jl., zo snel deze uit het onderzoek van de politie naar voren kwamen. Ook over de laatste stand van zaken heb ik uw Kamer, gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen, geïnformeerd, zodra dit bekend was.
Zijn er daadwerkelijk ook privégegevens gestolen? Zo ja, hoe omvangrijk is dat precies?
Zie het antwoord op vraag 1.
Zijn naar aanleiding van dit nieuwe bericht aanvullende maatregelen getroffen?
Zie het antwoord op de vragen 8 t/m 10.
Bestaat het risico dat er meer privégegevens achterhaald kunnen worden indien de gestolen gegevens door hackers kunnen worden gekoppeld aan elders gelekte gegevens?
Het is theoretisch mogelijk dat de actor achter de hack de buitgemaakte informatie koppelt aan openbaar te vinden privégegevens. Daarvoor zijn op dit moment geen aanwijzingen.
Waarom is ervoor gekozen om het systeem zo in te richten dat vanuit één account de contactgegevens van alle agenten makkelijk ingezien kunnen worden en is daarbij rekening gehouden met het risico op een datalek?
Zie het antwoord op de vragen 5 t/m 7.
Zijn er meer systemen binnen de overheid, en met name bij de veiligheidsdiensten, de rechtspraak en het Openbaar Ministerie, die op een manier werken waarbij één account met een lage drempel een grote hoeveelheid vertrouwelijke contactgegevens kan inzien?
Het delen van contactgegevens tussen collega’s in outlook is noodzakelijk om samenwerking te faciliteren en ten behoeve van de werking van systemen, zoals mailsystemen.
Binnen de Rijksoverheid wordt ook de Rijksadresgids gebruikt. De Rijksadresgids bevat, zoals bij de meeste organisaties ook in outlook het geval is, standaard alleen de naam en e-mailadres van de betrokken collega’s.
Welke maatregelen worden genomen om in het vervolg binnen de overheid, en met name bij de veiligheidsdiensten, de rechtspraak en het Openbaar Ministerie, te voorkomen dat hackers zelfs bij het binnendringen van één politieaccount niet direct een hele lijst van contactgegevens van alle medewerkers kunnen bemachtigen?
Het is de verantwoordelijkheid van de organisaties zelf om op basis van risicomanagement de nodige preventieve maatregelen te nemen. Lijsten van contactgegevens in outlook zijn echter niet te voorkomen in een zakelijke omgeving, aangezien deze noodzakelijk zijn om samenwerking te faciliteren en ten behoeve van de werking van (mail)systemen. Wel zal worden bezien welke informatie daarin zichtbaar dient te zijn.
Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) heeft partijen binnen de Rijksoverheid en vitale sectoren geïnformeerd over (generieke) maatregelen die naar aanleiding van dit incident kunnen worden getroffen.
Misbruik van deze gegevens kunnen met detectieve maatregelen ontdekt worden. Grote Rijksorganisaties hebben hiervoor een zogenaamde Security Operating Centers (SOC). Binnen de Rijksoverheid worden deze organisaties ondersteund o.a. door het programma Versterkt SOC Stelsel Rijk (VSSR).
Het hebben van een zeer volwassen SOC is evenwel geen garantie dat dergelijke zaken nooit kunnen gebeuren. Het is hierdoor ook van belang om blijvend te investeren in de digitale weerbaarheid van ICT-systemen, maar ook van medewerkers.
Het politieoptreden bij de Pro Palestina demonstratie in Amsterdam van week 19 |
|
Marjolein Faber (PVV), Max Aardema (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuwsartikel: «Demonstranten bezetten UvA-gebouw en maken zich op voor langdurig verblijf, driehoek grijpt niet in»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het precieze verloop van de demonstratie en het optreden van de politie? Kan u de Kamer hiervan verslag doen?
De verantwoordelijkheid voor het faciliteren en beschermen van het demonstratierecht is belegd bij het lokale gezag. Hierover legt de burgemeester verantwoording af aan de gemeenteraad. De burgemeester van Amsterdam heeft bij brief van 10 mei 20242 namens de Amsterdamse driehoek de gemeenteraad van Amsterdam geïnformeerd over de afwegingen die een rol hebben gespeeld, het verloop van de besluitvorming en het politieoptreden rondom deze demonstraties. Ik verwijs u naar deze brief, die ook een chronologisch feitenrelaas bevat. Op 10 mei jl. heeft eveneens een debat plaatsgevonden in de gemeenteraad van Amsterdam.
Waarom werd er niet onmiddellijk opgetreden tegen het dragen van gezichtsbedekkende kleding, het opwerpen van barricades, het plegen van vernielingen en het roepen van leuzen zoals «from the river to the see» en «free, free palestine»?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Kunt u aangeven of er met uit het wegdek getrokken stenen is gegooid naar de politie en/of daardoor gewonden zijn gevallen?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Waarom is er niet onmiddellijk opgetreden toen omstanders met houten latten/balken werden geslagen, er was toch sprake van een noodweersituatie waarbij optreden vereist was?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Waarom sprak de politie een demonstrant aan in kennelijk Arabisch, terwijl de voertaal van de Nederlandse politie toch gewoon Nederlands is en ook bleek dat deze demonstrant wel degelijk onze taal machtig was?
Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om mij hierover uit te laten. Het is aan het lokale gezag om te besluiten hoe de politie wordt ingezet, waarbij de omstandigheden altijd worden meegewogen.
Waarom werd er zolang gewacht met het beëindigen van deze toestand en het ontruimen van het terrein van de universiteit?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Kunt u aangeven hoeveel personen zijn aangehouden voor het plegen van strafbare feiten en hoe het strafrechtelijke verloop daarna plaatsvond?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Wat zijn de totale kosten van politie-inzet, de veroorzaakte schade van de bezetting van Roeterseiland en gebouwen rond de Oude Manhuispoort? Worden die kosten verhaald op de (aangehouden) demonstranten? Zo nee, waarom niet?
De politie-inzet maakt onderdeel uit van het reguliere politiewerk. In die zin is geen sprake van extra kosten.
Het is aan de universiteit om schade aan universiteitsgebouwen al dan niet te verhalen.
Onder de demonstranten lijken veel niet-Nederlanders te zitten; doen de diensten onderzoek naar hun achtergrond en dan met name naar hun eventuele contacten met buitenlandse (al dan niet verboden) organisaties? Zo nee, waarom niet?
Het louter zijn van niet-Nederlander is geen grond waarop de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) onderzoek kan verrichten. De AIVD kan op grond van artikel 8, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 onderzoek doen naar personen of organisaties waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.
Ik kan niet ingaan op de vraag of individuele personen wel of niet aanwezig zijn geweest bij een (tegen)demonstratie. Ook kunnen er in het openbaar geen uitspraken worden gedaan over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Kunt u aangeven of en op welke manier en door wie deze demonstratie financieel gesteund werd?
Ik beschik als Minister van Justitie en Veiligheid niet over een juridische grondslag om deze gegevens te verwerken. Wanneer er aanwijzingen zijn voor strafbare feiten dan is het aan het OM om te bepalen of en op welke wijze er onderzoek wordt gedaan naar de geldstromen van organisaties.
Aanvullend ligt momenteel het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) voor behandeling in de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel biedt aanvullende mogelijkheden om – indien er aantoonbare en gegronde redenen zijn – onderzoek te doen naar geldstromen en hier zo nodig op te handhaven. Zo krijgen de burgemeester, het OM en andere specifiek aangewezen overheidsinstanties de bevoegdheid om een informatieverzoek te doen aan een maatschappelijke organisatie over één of meer donaties. Als de donaties substantieel blijken, dan kan verder navraag gedaan worden naar de persoon van de donateur. De burgemeester kan een informatieverzoek doen wanneer er sprake is van een (dreigende) verstoring van de openbare orde. Het OM kan een informatieverzoek doen bij ernstige twijfel of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd dan wel of het bestuur naar behoren wordt gevoerd.
De leegloop bij de recherche |
|
Max Aardema (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politiebond vreest «braindrain» door leegloop bij recherche»?1
Ja.
Klopt het dat het capaciteitsprobleem bij de recherche nog groter is dan binnen de reguliere dienst?
Procentueel is de onderbezetting bij de opsporing (peildatum 31-12-2023) relatief groter dan bij de gebiedsgebonden politie, waarop vermoedelijk wordt gedoeld met de term «reguliere dienst». Dit kan uiteraard variëren, bijvoorbeeld per eenheid of per organisatieonderdeel.
In absolute aantallen is de onderbezetting bij de gebiedsgebonden politie (GGP) groter dan bij de opsporing. De gebiedsgebonden politie beslaat dan ook een veel groter gedeelte van het politiepersoneel dan de opsporing. Ik heb het dan over opsporing conform de werksoort opsporing zoals gepresenteerd in de bijlage «Kerncijfers» bij de halfjaarberichten politie. Onder de werksoort opsporing vallen vooral tactisch rechercheurs en forensisch-, digitaal- en finec-specialisten.
Klopt het dat er daardoor op grote schaal onderzoeken niet kunnen worden opgepakt?
De officier van justitie is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor het maken van keuzes in de opsporing. Dat zijn per definitie keuzes in schaarste, die gemaakt worden op basis van actualiteit en criminaliteitsbeelden. Op dit moment hebben we te maken met onderbezetting in de opsporing, waardoor die keuzes scherp gemaakt moeten worden.
Hoeveel opleidingsplekken rechercheur/recherchemodules zijn er jaarlijks op de Politieacademies?
Er zijn bij de Politieacademie verschillende mogelijkheden om opgeleid te worden voor het recherchewerk.
Ten eerste kent de basispolitieopleiding voor instromende aspiranten van politie het uitstroomprofiel gebiedsgebonden politiewerk (GGP). Jaarlijks starten in totaal 2.184 aspiranten met de basispolitieopleiding. Na afronding van de basispolitieopleiding volgen startende politiemedewerkers het ontwikkeltraject van start- naar vakbekwaam. Momenteel is de politie dit ontwikkeltraject landelijk aan het uniformeren en verbeteren. Onderdeel van dit ontwikkeltraject wordt veel voorkomende criminaliteit (VVC).
Ten tweede zijn er op de Politieacademie jaarlijks 720 opleidingsplekken beschikbaar voor zij-instromers die expertise en ervaring van buiten inbrengen. Dit zijn veelal hoogopgeleide specialisten die na afronding van een korte politieopleiding aan de slag gaan binnen een gespecialiseerd werkterreinen binnen de opsporing, zoals de financiële recherche en de digitale opsporing.
Ten derde start met ingang van augustus 2024 de instroom in de nieuwe bacheloropleiding rechercheur. Hiervoor zijn in 2025 120 plekken beschikbaar.
Tot slot biedt Politieacademie diverse vervolgopleidingen aan, waarmee zittende politiemedewerkers zich kunnen bekwamen in en voorbereiden in algemeen recherchewerk om daarnaar door te stromen. Het gaat daarbij om een paar honderd opleidingen per jaar, afhankelijk van welke opleidingen we daaronder scharen. Daarnaast organiseert de politie ook zelf in toenemende mate leertrajecten voor zittende politiemedewerkers om door te stromen naar de algemene opsporing.
Hoeveel opgeleide rechercheurs stromen er jaarlijks uit?
Binnen de werksoort opsporing is de in- en uitstroom de afgelopen jaren niet stabiel geweest. In 2023 stroomden er 655 fte van de opsporing de politieorganisatie uit. 460 fte stroomde van de opsporing naar een ander organisatieonderdeel van de politie. Bij elkaar opgeteld is dit een uitstroom van 1115 fte uit de opsporing. In 2023 stroomde er 946 fte de opsporing in. Het grootste gedeelte hiervan is interne doorstroom vanuit de GGP. Het aantal dat meer de opsporing uit- dan instroomde was 169 fte in 2023. In 2022 was het aantal dat meer de opsporing uit- dan instroomde 91 fte. De komende jaren zal de leeftijdsgebonden uitstroom bij de opsporing naar verwachting afnemen.
Welke mogelijkheden zijn er voor zij-instromers; welk traject dienen zij te doorlopen?
Voor zij-instromers zijn er verschillende routes om aan de slag te gaan als rechercheur. Specialistische zij-instromers die een specifieke expertise van buiten meenemen kunnen binnen de opsporing aan de slag op de werkterreinen digitaal, financieel-economisch, zeden, milieu en forensisch. Zij krijgen een verkorte opleiding van 3 tot 6 maanden en zijn daarna voor specifiek dat terrein inzetbaar. Daarnaast start dit jaar aan de Politieacademie de nieuwe bachelor rechercheur voor zij-instromers. Deze bacheloropleiding duurt drie jaar en leidt op tot breed inzetbare rechercheurs.
Wat gaat u eraan doen om dit capaciteitsprobleem bij de recherche op korte- en langere termijn op te lossen?
Om een aantrekkelijke werkgever te blijven voor nieuw en zittend personeel heeft de politie een arbeidsmarktstrategie. Hierover heb ik u uitgebreid geïnformeerd in mijn brief van 8 juni 20232 en in het tweede halfjaarbericht politie van 20233. Onderdeel van de arbeidsmarktstrategie is onder andere om te kijken naar andere vormen van instroom bij de recherche. Tevens hebben de vorige kabinetten capaciteitsuitbreidingen van de opsporing mogelijk gemaakt door de formatie uit te breiden. Op de langere termijn zal dit voor meer capaciteit voor de opsporing zorgen.
Het bericht ‘Aanpak winkeldieven stokt door gebrekkige medewerking van politie’ |
|
Max Aardema (PVV), Peter Smitskam (PVV) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aanpak winkeldieven stokt door gebrekkige medewerking van politie»?1
Ja.
Welke stappen onderneemt u om ervoor te zorgen dat de politie de benodigde persoonsgegevens van winkeldieven weer tijdig en consistent verstrekt aan winkeliers, zodat zij hun recht op schadevergoeding kunnen uitoefenen?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid brengt, op verzoek van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, in samenwerking met de politie en het bedrijfsleven in kaart welke knelpunten worden ervaren bij de directe aansprakelijkstelling van daders. Bij deze aansprakelijkstelling gaat het onder andere om de schadevergoeding die winkeliers vorderen van winkeldieven als compensatie voor de kosten die zij zelf maken bij de afwikkeling van de winkeldiefstal (181 euro). In de knelpuntenanalyse wordt onder meer gekeken naar de verstrekking van identificerende politiegegevens door de politie aan de vertegenwoordigers of incassodienstverleners van de winkeliers. Het Besluit politiegegevens bepaalt dat de politie deze politiegegevens kan verstrekken aan benadeelden van strafbare feiten of hun vertegenwoordigers (artikel 4:2 lid 1 sub n). De politie erkent dat er sprake is van een terugval in het aantal verstrekkingen bij winkeldiefstal en probeert dit te herstellen in overleg met betrokken partijen. De politie gaat daarnaast in afstemming met de betrokken stakeholders het landelijke kader voor de verstrekkingen van politiegegevens bij winkeldiefstal actualiseren. Daarbij zal ook worden aangegeven in welke gevallen politieambtenaren ter plekke de politiegegevens wel en niet verstrekken aan de winkeliers en in welke gevallen de privacydesks van de eenheden een beoordeling uitvoeren, al dan niet met toepassing van een vier-ogen-principe.
In het kader van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing en het Actieplan Veilig Ondernemen 2023–2026 ben ik met het bedrijfsleven, de politie en het Openbaar Ministerie in gesprek over de aanpak van winkeldiefstal. Dit is ook conform de motie Michon-Derkzen, gericht op het versterken van de publiek-private samenwerking bij de aanpak van winkeldiefstal.2 Een onderwerp daarbij is de verhouding tussen preventie, herstel en repressie bij winkeldiefstal. Bezien wordt welke gevolgen verschillende mogelijkheden hebben voor de rechtsstaat en de capaciteit van de betrokken organisaties. Ik zal u voor de zomer van 2025 een reactie sturen op deze motie.
Deelt u de mening, dat – nu de nieuwe werkwijze op basis van het vierogenprincipe niet langer structureel door de eenheid Midden-Nederland wordt toegepast – de korpschef een protocol dient op te stellen voor de praktische uitvoering, waarbij de politiemensen die de verdachte overnemen van de winkelier zo mogelijk meteen overgaan tot de verstrekking van de identiteit van de verdachte? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, indien de identiteit van de verdachte niet direct is vast te stellen, deze gegevens achteraf zo spoedig mogelijk door de politie verstrekt moeten worden aan winkeliers? Zo nee, waarom niet?
Deze vragen betrek ik bij het gesprek dat ik voer met partijen in het kader van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing en het Actieplan Veilig Ondernemen 2023–2026. Omdat ik deze gesprekken nog aan het voeren ben en ik alle belangen zorgvuldig wil wegen kan ik helaas niet vooruitlopen op de uitkomsten van deze gesprekken.
Welke alternatieve mogelijkheden hebben ondernemers momenteel om de identiteit van daders te achterhalen en hun schade te verhalen, en acht u deze mogelijkheden toereikend?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe waarborgt u dat de voorgenomen beleidswijzigingen, waarbij «lichte» delicten zoals winkeldiefstal in principe niet meer vervolgd worden, niet leiden tot een toename van recidive en een gevoel van straffeloosheid in de samenleving?
De aanpak van winkeldiefstal moet ertoe leiden dat het onaantrekkelijk wordt gemaakt om een winkeldiefstal te plegen. Dat omvat zowel het verkleinen van de mogelijkheid om winkeldiefstal te plegen als het verbinden van passende gevolgen aan een gepleegde winkeldiefstal, zoals strafrechtelijk optreden, herstel van schade of een (collectief) winkelverbod. Daarbij moet oog zijn voor de aard van de winkeldiefstal: gaat het om een eenvoudige winkeldiefstal, waarbij het goed een beperkte waarde heeft of over een meer ernstige vorm. Daarnaast is ook van belang of de winkeldief een first-offender, recidivist of veelpleger is.
De zelfscankassa vormt een apart aandachtspunt, ook omdat niet altijd duidelijk is of de klant een product per ongeluk niet heeft gescand of met opzet, en daarmee onduidelijk is of er wel of geen sprake is van winkeldiefstal.
Zoals hierboven aangegeven, ben ik in het kader van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing en het Actieplan Veilig Ondernemen 2023–2036 met het bedrijfsleven, de politie en het Openbaar Ministerie in gesprek over het versterken van de aanpak van winkeldiefstal.
Welke informatie is er nu exact vrijgekomen als gevolg van het datalek?1
Er is een politieaccount gehackt. Daarbij zijn de werkgerelateerde contactgegevens van alle politiemedewerkers buitgemaakt, de zogenoemde global address list met daarin de outlook-visitekaartjes. Het betreft in enkele gevallen privé(contact)gegevens die personen met een politieaccount zelf in hun visitekaartje hebben gezet. Het kan bijvoorbeeld gaan om privételefoonnummers en vermoedelijk ook om (profiel)foto’s. Ook zijn de e-mailadressen van een aantal ketenpartners buitgemaakt. Er zijn op dit moment nog altijd geen aanwijzingen dat er naast de gegevens uit de global address list nog andere gegevens zijn buitgemaakt.
Hoeveel meldingen zijn er inmiddels gekomen bij het meldpunt?
Sinds het openen van het meldpunt op zaterdag 28 september tot en met vrijdag 25 oktober zijn 1.639 vragen bij het meldpunt binnengekomen.
Wanneer was de korpsleiding op de hoogte van het datalek en waarom is pas in het weekend een mail gestuurd aan alle medewerkers?
In het belang van de lopende onderzoeken kan ik daar geen uitspraken over doen.
Er is op vrijdag 27 september een bericht op intranet geplaatst en korte tijd later ook extern op de politie website. Op zaterdag 28 september heeft de korpschef alle medewerkers per e-mail geïnformeerd. In een poging iedereen zorgvuldig te informeren via de gebruikelijke lijn(en), ging het nieuws sneller dan verwacht. Een deel van de politiemedewerkers moest het nieuws via de media horen. De korpschef betreurt dit.
Wanneer was u op de hoogte van het datalek?
Zoals ik u in mijn brief van 27 september jl.2 heb laten weten, heeft de korpschef mij op 26 september jl. geïnformeerd.
Is bekend op welke wijze iemand een politieaccount heeft binnengedrongen?
De politie doet momenteel onderzoek naar de aard, omvang en gevolgen van het cyberincident. Het Team High Tech Crime van de Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies doet onderzoek naar de toedracht en de daders.
Uit het onderzoek van Team High Tech Crime is inmiddels gebleken dat de daders vermoedelijk gebruik hebben gemaakt van een zogenoemde pass-the-cookie-aanval. Het doel van zo’n aanval is om toegang te krijgen tot het account of de applicatie van een gebruiker zonder dat inloggen met een wachtwoord opnieuw vereist is. Bij een succesvolle pass-the-cookie-aanval wordt een actieve sessie van een account overgenomen met de bijbehorende rechten.
Het verkrijgen van toegang kan op verschillende manier gebeurd zijn, bijvoorbeeld door phishing. Na een succesvolle aanval kan malware worden geïnstalleerd, die data, zoals cookies, doorstuurt naar de hacker.
Ik kan op dit moment geen nadere uitspraken doen over dit onderzoek.
Was de hack mogelijk vanwege nalatigheid van een beheerder van het betreffende politieaccount, vanwege een fout in het systeem of allebei?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er verdere conclusies naar aanleiding van het onderzoek van de politie naar de oorzaak en de impact? Zo nee, wanneer worden deze verwacht?
Zie antwoord vraag 5.
Wat zijn de risico’s voor de individuele agent?
De politie heeft op dit moment geen aanwijzingen voor concrete dreigingen tegen politiemedewerkers of hun familie.
De politie heeft meteen maatregelen getroffen nadat zij was geïnformeerd door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De maatregelen die worden getroffen, zijn afgestemd op het huidige beeld, namelijk dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten het zeer waarschijnlijk achten dat een statelijke actor verantwoordelijk is voor het cyberincident bij de politie en dat de daders vermoedelijk gebruik hebben gemaakt van een zogenoemde pass-the-cookie-aanval.
Het betreft onder meer ICT-maatregelen en maatregelen op het vlak van bewustwording, bijvoorbeeld een oproep tot extra waakzaamheid van politiemedewerkers op phishingmails en verdachte telefoontjes en berichten. Tevens monitort de politie of de buitgemaakte gegevens elders verschijnen. Tot slot blijft de politie alert op mogelijk nieuwe aanvallen. Daartoe monitort de politie haar systemen continu.
Welke maatregelen worden genomen om de risico’s te ondervangen?
Zie antwoord vraag 8.
Wat betekent dit datalek voor de familie van de agenten en welke maatregelen worden genomen om ook directe gezinsleden veiligheid te bieden?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe worden agenten meegenomen en geüpdatet tijdens het onderzoek?
Politiemedewerkers worden op diverse manieren van het cyberincident op de hoogte gehouden. Op 27 september zijn medewerkers geïnformeerd via het intranet van de politie. Op 28 september, 2 oktober en 9 oktober heeft de korpschef een e-mail naar alle medewerkers gestuurd over de actuele situatie. Medewerkers worden via intranet ook gelijktijdig met deze berichtgeving aan uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
Ook is op het politie-intranet een themapagina met informatie over het cyberincident ingericht. Tot slot kunnen medewerkers met zorgen en vragen terecht bij hun leidinggevende en is er een speciaal meldpunt ingericht.
In de Kamerbrief van 27 september jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 1221) staat dat aanvullende maatregelen getroffen worden als blijkt dat deze nodig zijn, maar betekent dat dat er al maatregelen genomen zijn en zo ja, welke zijn dit?
Zie het antwoord op de vragen 8 t/m 10.
Zijn ook agenten die undercover werken, bij de Mobiele Eenheid of op een andere wijze verhoogd risico lopen bij het openbaar maken van hun gegevens betrokken bij dit lek en wordt er direct actie ondernomen om te voorkomen dat zij gevaar lopen of hinder ondervinden in het uitoefenen van hun functie?
De werkgerelateerde gegevens van undercoveragenten zijn afgeschermd en zijn derhalve niet opgenomen in de global address listvan outlook. Deze gegevens zijn dus niet buitgemaakt.
De werkgerelateerde outlook-gegevens van alle andere politiemedewerkers zijn wel buitgemaakt, bijvoorbeeld van politiemedewerkers die werkzaam zijn bij de Mobiele Eenheid.
Op basis waarvan baseerde de Minister-President zijn uitspraak dat hij ervan uitgaat dat «mensen geen gevaar lopen» terwijl het onderzoek naar de oorzaak en de impact van het lek nog lopende is?
Zie het antwoord op de vragen 8 t/m 10.
Blijkt dit statement dat mensen geen gevaar lopen naar aanleiding van het onderzoek ook te kloppen?
Zie antwoord vraag 14.
Welke acties lopen er om de dader van dit hack op te sporen?
Het OM is een strafrechtelijk onderzoek gestart, dat wordt uitgevoerd door het Team High Tech Crime van de Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies van de politie. Dit team doet onderzoek naar de toedracht en de daders van de hack. Ik kan op dit moment geen nadere uitspraken doen over dit onderzoek.
Wat is de reactie van de Autoriteit Persoonsgegevens op de melding van dit lek?
Zoals gemeld in mijn brief van 27 september 2024 heeft de politie melding gemaakt van het datalek bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft in reactie daarop contact gezocht met de politie en gevraagd haar nader te informeren over de informatie die tot nu toe is verstrekt aan betrokkenen over het datalek.
Waarom is aan de Kamer in eerste instantie gemeld dat er alleen werkgerelateerde contactgegevens zijn buitgemaakt, terwijl op dat moment de impact van het lek nog niet goed bekend was en later bleek uit berichtgeving van de NOS dat het datalek ook incidenteel privégegevens van agenten betreft?
Ik hecht grote waarde aan het tijdig informeren van uw Kamer. Ik heb uw Kamer op de hoogte gesteld van nieuwe inzichten op 2 en 9 oktober jl., zo snel deze uit het onderzoek van de politie naar voren kwamen. Ook over de laatste stand van zaken heb ik uw Kamer, gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen, geïnformeerd, zodra dit bekend was.
Zijn er daadwerkelijk ook privégegevens gestolen? Zo ja, hoe omvangrijk is dat precies?
Zie het antwoord op vraag 1.
Zijn naar aanleiding van dit nieuwe bericht aanvullende maatregelen getroffen?
Zie het antwoord op de vragen 8 t/m 10.
Bestaat het risico dat er meer privégegevens achterhaald kunnen worden indien de gestolen gegevens door hackers kunnen worden gekoppeld aan elders gelekte gegevens?
Het is theoretisch mogelijk dat de actor achter de hack de buitgemaakte informatie koppelt aan openbaar te vinden privégegevens. Daarvoor zijn op dit moment geen aanwijzingen.
Waarom is ervoor gekozen om het systeem zo in te richten dat vanuit één account de contactgegevens van alle agenten makkelijk ingezien kunnen worden en is daarbij rekening gehouden met het risico op een datalek?
Zie het antwoord op de vragen 5 t/m 7.
Zijn er meer systemen binnen de overheid, en met name bij de veiligheidsdiensten, de rechtspraak en het Openbaar Ministerie, die op een manier werken waarbij één account met een lage drempel een grote hoeveelheid vertrouwelijke contactgegevens kan inzien?
Het delen van contactgegevens tussen collega’s in outlook is noodzakelijk om samenwerking te faciliteren en ten behoeve van de werking van systemen, zoals mailsystemen.
Binnen de Rijksoverheid wordt ook de Rijksadresgids gebruikt. De Rijksadresgids bevat, zoals bij de meeste organisaties ook in outlook het geval is, standaard alleen de naam en e-mailadres van de betrokken collega’s.
Welke maatregelen worden genomen om in het vervolg binnen de overheid, en met name bij de veiligheidsdiensten, de rechtspraak en het Openbaar Ministerie, te voorkomen dat hackers zelfs bij het binnendringen van één politieaccount niet direct een hele lijst van contactgegevens van alle medewerkers kunnen bemachtigen?
Het is de verantwoordelijkheid van de organisaties zelf om op basis van risicomanagement de nodige preventieve maatregelen te nemen. Lijsten van contactgegevens in outlook zijn echter niet te voorkomen in een zakelijke omgeving, aangezien deze noodzakelijk zijn om samenwerking te faciliteren en ten behoeve van de werking van (mail)systemen. Wel zal worden bezien welke informatie daarin zichtbaar dient te zijn.
Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) heeft partijen binnen de Rijksoverheid en vitale sectoren geïnformeerd over (generieke) maatregelen die naar aanleiding van dit incident kunnen worden getroffen.
Misbruik van deze gegevens kunnen met detectieve maatregelen ontdekt worden. Grote Rijksorganisaties hebben hiervoor een zogenaamde Security Operating Centers (SOC). Binnen de Rijksoverheid worden deze organisaties ondersteund o.a. door het programma Versterkt SOC Stelsel Rijk (VSSR).
Het hebben van een zeer volwassen SOC is evenwel geen garantie dat dergelijke zaken nooit kunnen gebeuren. Het is hierdoor ook van belang om blijvend te investeren in de digitale weerbaarheid van ICT-systemen, maar ook van medewerkers.
Het politieoptreden bij de Pro Palestina demonstratie in Amsterdam van week 19 |
|
Marjolein Faber (PVV), Max Aardema (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuwsartikel: «Demonstranten bezetten UvA-gebouw en maken zich op voor langdurig verblijf, driehoek grijpt niet in»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het precieze verloop van de demonstratie en het optreden van de politie? Kan u de Kamer hiervan verslag doen?
De verantwoordelijkheid voor het faciliteren en beschermen van het demonstratierecht is belegd bij het lokale gezag. Hierover legt de burgemeester verantwoording af aan de gemeenteraad. De burgemeester van Amsterdam heeft bij brief van 10 mei 20242 namens de Amsterdamse driehoek de gemeenteraad van Amsterdam geïnformeerd over de afwegingen die een rol hebben gespeeld, het verloop van de besluitvorming en het politieoptreden rondom deze demonstraties. Ik verwijs u naar deze brief, die ook een chronologisch feitenrelaas bevat. Op 10 mei jl. heeft eveneens een debat plaatsgevonden in de gemeenteraad van Amsterdam.
Waarom werd er niet onmiddellijk opgetreden tegen het dragen van gezichtsbedekkende kleding, het opwerpen van barricades, het plegen van vernielingen en het roepen van leuzen zoals «from the river to the see» en «free, free palestine»?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Kunt u aangeven of er met uit het wegdek getrokken stenen is gegooid naar de politie en/of daardoor gewonden zijn gevallen?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Waarom is er niet onmiddellijk opgetreden toen omstanders met houten latten/balken werden geslagen, er was toch sprake van een noodweersituatie waarbij optreden vereist was?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Waarom sprak de politie een demonstrant aan in kennelijk Arabisch, terwijl de voertaal van de Nederlandse politie toch gewoon Nederlands is en ook bleek dat deze demonstrant wel degelijk onze taal machtig was?
Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om mij hierover uit te laten. Het is aan het lokale gezag om te besluiten hoe de politie wordt ingezet, waarbij de omstandigheden altijd worden meegewogen.
Waarom werd er zolang gewacht met het beëindigen van deze toestand en het ontruimen van het terrein van de universiteit?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Kunt u aangeven hoeveel personen zijn aangehouden voor het plegen van strafbare feiten en hoe het strafrechtelijke verloop daarna plaatsvond?
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Wat zijn de totale kosten van politie-inzet, de veroorzaakte schade van de bezetting van Roeterseiland en gebouwen rond de Oude Manhuispoort? Worden die kosten verhaald op de (aangehouden) demonstranten? Zo nee, waarom niet?
De politie-inzet maakt onderdeel uit van het reguliere politiewerk. In die zin is geen sprake van extra kosten.
Het is aan de universiteit om schade aan universiteitsgebouwen al dan niet te verhalen.
Onder de demonstranten lijken veel niet-Nederlanders te zitten; doen de diensten onderzoek naar hun achtergrond en dan met name naar hun eventuele contacten met buitenlandse (al dan niet verboden) organisaties? Zo nee, waarom niet?
Het louter zijn van niet-Nederlander is geen grond waarop de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) onderzoek kan verrichten. De AIVD kan op grond van artikel 8, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 onderzoek doen naar personen of organisaties waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.
Ik kan niet ingaan op de vraag of individuele personen wel of niet aanwezig zijn geweest bij een (tegen)demonstratie. Ook kunnen er in het openbaar geen uitspraken worden gedaan over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Kunt u aangeven of en op welke manier en door wie deze demonstratie financieel gesteund werd?
Ik beschik als Minister van Justitie en Veiligheid niet over een juridische grondslag om deze gegevens te verwerken. Wanneer er aanwijzingen zijn voor strafbare feiten dan is het aan het OM om te bepalen of en op welke wijze er onderzoek wordt gedaan naar de geldstromen van organisaties.
Aanvullend ligt momenteel het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) voor behandeling in de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel biedt aanvullende mogelijkheden om – indien er aantoonbare en gegronde redenen zijn – onderzoek te doen naar geldstromen en hier zo nodig op te handhaven. Zo krijgen de burgemeester, het OM en andere specifiek aangewezen overheidsinstanties de bevoegdheid om een informatieverzoek te doen aan een maatschappelijke organisatie over één of meer donaties. Als de donaties substantieel blijken, dan kan verder navraag gedaan worden naar de persoon van de donateur. De burgemeester kan een informatieverzoek doen wanneer er sprake is van een (dreigende) verstoring van de openbare orde. Het OM kan een informatieverzoek doen bij ernstige twijfel of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd dan wel of het bestuur naar behoren wordt gevoerd.
De leegloop bij de recherche |
|
Max Aardema (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politiebond vreest «braindrain» door leegloop bij recherche»?1
Ja.
Klopt het dat het capaciteitsprobleem bij de recherche nog groter is dan binnen de reguliere dienst?
Procentueel is de onderbezetting bij de opsporing (peildatum 31-12-2023) relatief groter dan bij de gebiedsgebonden politie, waarop vermoedelijk wordt gedoeld met de term «reguliere dienst». Dit kan uiteraard variëren, bijvoorbeeld per eenheid of per organisatieonderdeel.
In absolute aantallen is de onderbezetting bij de gebiedsgebonden politie (GGP) groter dan bij de opsporing. De gebiedsgebonden politie beslaat dan ook een veel groter gedeelte van het politiepersoneel dan de opsporing. Ik heb het dan over opsporing conform de werksoort opsporing zoals gepresenteerd in de bijlage «Kerncijfers» bij de halfjaarberichten politie. Onder de werksoort opsporing vallen vooral tactisch rechercheurs en forensisch-, digitaal- en finec-specialisten.
Klopt het dat er daardoor op grote schaal onderzoeken niet kunnen worden opgepakt?
De officier van justitie is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor het maken van keuzes in de opsporing. Dat zijn per definitie keuzes in schaarste, die gemaakt worden op basis van actualiteit en criminaliteitsbeelden. Op dit moment hebben we te maken met onderbezetting in de opsporing, waardoor die keuzes scherp gemaakt moeten worden.
Hoeveel opleidingsplekken rechercheur/recherchemodules zijn er jaarlijks op de Politieacademies?
Er zijn bij de Politieacademie verschillende mogelijkheden om opgeleid te worden voor het recherchewerk.
Ten eerste kent de basispolitieopleiding voor instromende aspiranten van politie het uitstroomprofiel gebiedsgebonden politiewerk (GGP). Jaarlijks starten in totaal 2.184 aspiranten met de basispolitieopleiding. Na afronding van de basispolitieopleiding volgen startende politiemedewerkers het ontwikkeltraject van start- naar vakbekwaam. Momenteel is de politie dit ontwikkeltraject landelijk aan het uniformeren en verbeteren. Onderdeel van dit ontwikkeltraject wordt veel voorkomende criminaliteit (VVC).
Ten tweede zijn er op de Politieacademie jaarlijks 720 opleidingsplekken beschikbaar voor zij-instromers die expertise en ervaring van buiten inbrengen. Dit zijn veelal hoogopgeleide specialisten die na afronding van een korte politieopleiding aan de slag gaan binnen een gespecialiseerd werkterreinen binnen de opsporing, zoals de financiële recherche en de digitale opsporing.
Ten derde start met ingang van augustus 2024 de instroom in de nieuwe bacheloropleiding rechercheur. Hiervoor zijn in 2025 120 plekken beschikbaar.
Tot slot biedt Politieacademie diverse vervolgopleidingen aan, waarmee zittende politiemedewerkers zich kunnen bekwamen in en voorbereiden in algemeen recherchewerk om daarnaar door te stromen. Het gaat daarbij om een paar honderd opleidingen per jaar, afhankelijk van welke opleidingen we daaronder scharen. Daarnaast organiseert de politie ook zelf in toenemende mate leertrajecten voor zittende politiemedewerkers om door te stromen naar de algemene opsporing.
Hoeveel opgeleide rechercheurs stromen er jaarlijks uit?
Binnen de werksoort opsporing is de in- en uitstroom de afgelopen jaren niet stabiel geweest. In 2023 stroomden er 655 fte van de opsporing de politieorganisatie uit. 460 fte stroomde van de opsporing naar een ander organisatieonderdeel van de politie. Bij elkaar opgeteld is dit een uitstroom van 1115 fte uit de opsporing. In 2023 stroomde er 946 fte de opsporing in. Het grootste gedeelte hiervan is interne doorstroom vanuit de GGP. Het aantal dat meer de opsporing uit- dan instroomde was 169 fte in 2023. In 2022 was het aantal dat meer de opsporing uit- dan instroomde 91 fte. De komende jaren zal de leeftijdsgebonden uitstroom bij de opsporing naar verwachting afnemen.
Welke mogelijkheden zijn er voor zij-instromers; welk traject dienen zij te doorlopen?
Voor zij-instromers zijn er verschillende routes om aan de slag te gaan als rechercheur. Specialistische zij-instromers die een specifieke expertise van buiten meenemen kunnen binnen de opsporing aan de slag op de werkterreinen digitaal, financieel-economisch, zeden, milieu en forensisch. Zij krijgen een verkorte opleiding van 3 tot 6 maanden en zijn daarna voor specifiek dat terrein inzetbaar. Daarnaast start dit jaar aan de Politieacademie de nieuwe bachelor rechercheur voor zij-instromers. Deze bacheloropleiding duurt drie jaar en leidt op tot breed inzetbare rechercheurs.
Wat gaat u eraan doen om dit capaciteitsprobleem bij de recherche op korte- en langere termijn op te lossen?
Om een aantrekkelijke werkgever te blijven voor nieuw en zittend personeel heeft de politie een arbeidsmarktstrategie. Hierover heb ik u uitgebreid geïnformeerd in mijn brief van 8 juni 20232 en in het tweede halfjaarbericht politie van 20233. Onderdeel van de arbeidsmarktstrategie is onder andere om te kijken naar andere vormen van instroom bij de recherche. Tevens hebben de vorige kabinetten capaciteitsuitbreidingen van de opsporing mogelijk gemaakt door de formatie uit te breiden. Op de langere termijn zal dit voor meer capaciteit voor de opsporing zorgen.
Het toenemend geweld tegen zorgverleners |
|
Max Aardema (PVV), René Claassen (PVV), Fleur Agema (PVV), Marjolein Faber (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het volgende artikel «Veel agressie tegen artsen op spoedeisende hulp, we willen hulp van politie en de politiek»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u bekend met het debat uit januari 2023 waarin uw voorganger stelde dat zorgverleners hun werk gewoon veilig moeten kunnen doen, zonder te worden uitgescholden, te worden belaagd, te worden aangevallen of te worden geïntimideerd, online of fysiek? Wat zijn deze woorden waard? Wat is er in de tussentijd veranderd?
Ja, ik ben bekend met dit debat uit januari 2023. En ik ben van mening dat zorgverleners gewoon veilig hun werk moeten kunnen doen. Dat is helaas niet altijd het geval en daarom ga ik door met de aanpak van agressie in de zorg.
Dit doe ik op verschillende punten. Ten aanzien van agressie is de werkgever primair verantwoordelijk om voor preventie, goede opvang en nazorg op de werkvloer te zorgen. Om hen hierbij te ondersteunen heb ik subsidiegelden beschikbaar gesteld aan vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in zorg en welzijn, om gericht aan de slag te gaan met de ontwikkeling van een aanpak die aansluit op de situatie en ondersteuningsbehoefte in de eigen branche.
Verder is het van belang dat in de sector het gesprek gevoerd wordt over de normstelling. Agressie komt voor, maar is niet normaal. Er lopen op dit moment gesprekken met een partij die het handelingsperspectief voor zorgverleners wil schetsen als zij te maken hebben gehad met agressie en daarmee ook het gesprek over de normstelling op gang wil brengen.
Tot slot wil ik de aangiftebereidheid in de sector stimuleren. Ik heb hiervoor een podcast laten maken die deze week is opgeleverd en binnenkort online komt. In deze podcast gaan politie, een zorgorganisatie en een slachtoffer van agressie in gesprek over het doen van aangifte. Op ditzelfde thema organiseer ik regionale bijeenkomsten. In elk van de tien politie-eenheden is inmiddels medewerking toegezegd door coördinatoren Veilig Publieke Taak van politie en/of het Openbaar Ministerie (OM). De eerste bijeenkomst staat gepland op 22 april 2024.
De aanpak van agressie, of het nu in de zorg is of in andere delen van de maatschappij, is een taai vraagstuk dat niet van de ene op de andere dag, of binnen een jaar, kan worden opgelost. Wat ik wel kan doen is het actief onder de aandacht blijven brengen en over de hele linie – preventie, opvang en nazorg, het gesprek over de norm en het doen van aangifte – activiteiten ondersteunen of op gang brengen.
Hebben er naar aanleiding van dit debat gesprekken plaatsgevonden met de sector, de politie en het Openbaar Ministerie (OM) over het verbeteren van de aanpak van agressie in de zorg verlopen? Zo ja, wanneer en met wie en wat zijn de gemaakte afspraken?
Er hebben verschillende gesprekken plaatsgevonden. In het voorjaar en de zomer van 2023 hebben gesprekken plaatsgevonden met werkgeversorganisaties over ervaringen met en eventuele knelpunten in de nazorg aan zorgmedewerkers die met agressie te maken hebben gekregen, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7. Tijdens het bestuurlijk overleg arbeidsmarkt in september stonden drempels rondom aangifte doen op de agenda. De opbrengsten daarvan zijn meegenomen in de voorbereidingen van de regionale bijeenkomsten over aangiftebereidheid.
Met (regionale) medewerkers van de politie en het OM worden gesprekken gevoerd over een bijdrage aan de regionale bijeenkomsten over aangiftebereidheid. Uit elke politie-eenheid is inmiddels een positieve reactie van de politie, het OM of beide.
Kunt u een overzicht geven van het aantal ingediende aangiftes en hoe deze zijn afgedaan door justitie? Zo nee, waarom niet?
Het registreren van het aantal incidenten van geweld en agressie en het stimuleren van de melding- en aangiftebereidheid binnen een beroepsgroep is een belangrijke verantwoordelijkheid van de werkgever.
Aangiften van agressie en geweld waarbij medewerkers met een publieke taak slachtoffer zijn, worden geregistreerd met een apart label «Veilige Publieke Taak» door de politie en het Openbaar Ministerie, omdat hiervoor specifiek beleid is ontwikkeld voor de behandeling van deze aangiften en de vervolging daarvan (de Eenduidige Landelijke Afspraken). Er wordt in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende beroepsgroepen (zorg, openbaar vervoer, rechters, officieren van justitie, notarissen, scheidsrechters, politici, medewerkers van energieleveranciers, drinkwaterleveranciers en andere nutsvoorzieningen, medewerkers van gemeenten, provincies, Rijk, et cetera) vanwege de diversiteit aan publieke taken. Op basis van de systemen van de politie en het Openbaar Ministerie is het dus niet mogelijk de cijfers uit te splitsen naar het aantal aangiften en afdoeningen van agressie en geweld specifiek tegen zorgmedewerkers.
In 2021 registreerde de politie 3271 aangiften waarbij het label «Veilig Publieke Taak» is geregistreerd. In 2022 registreerde de politie 3498 aangiften met het label «Veilig Publieke Taak». In 2023 registreerde de politie 3561 aangiften met dit label. In de genoemde aantallen zijn de aangiften die gaan over geweld tegen politieambtenaren niet meegenomen.
Het Openbaar Ministerie (OM) registreert jaarlijks de instroom van verdachten die verdacht worden van geweld tegen mensen met een publieke taak. In 2021 stroomden 9893 verdachten binnen die verdacht worden van geweld tegen mensen met een publieke taak en in 2022 stroomden 9911 verdachten in. Daarbij dient meegegeven te worden dat in de cijfers van het OM ook de instroom van verdachten is meegenomen die verdacht worden van geweld tegen politieambtenaren.
Over 2022 is bekend dat in 58% van de Veilige Publieke Taak-zaken de zaak door het OM aan de rechter voorgelegd. Dat is meer dan gemiddeld. De overige 42% wordt afgehandeld door het OM. Van de 42% wordt 27% door het OM afgedaan met een strafbeschikking, transactie of voorwaardelijk sepot. Het gaat dan vooral om de lichtere delicten zoals belediging of het niet opvolgen van een bevel. Tot slot wordt 16% van de VPT-zaken onvoorwaardelijk geseponeerd, waarvan circa 45% vanwege het ontbreken van wettelijk bewijs. Het sepotpercentage is minder dan gemiddeld.
Is het doen van aangifte van agressie tegen zorgmedewerkers door werkgevers inmiddels de norm geworden? Zo nee, waarom niet?
Mijn streven is dat de werkgevers de aangiften doen en niet de slachtoffers zelf, omdat de agressie en het geweld bij de uitoefening van het werk heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer treedt dan op als getuige. Hierdoor valt veel last bij slachtoffers weg en is er een duidelijke signaalwerking dat werkgevers achter hun medewerkers staan. Uiteraard doet de werkgever alleen aangifte na toestemming van het slachtoffer en ook kan het slachtoffer besluiten toch zelf de aangifte te doen. De werkgever heeft dus niet alleen een belangrijke taak in het voorzien in een veilige werkomgeving voor de medewerkers door het nemen van preventieve maatregelen, maar heeft ook een belangrijke verantwoordelijkheid bij het doen van meldingen en aangiften als agressie of geweld tegen de medewerkers heeft plaatsgevonden.
In een deel van de Cao’s is opgenomen dat de werkgever beleid ontwikkelt en implementeert omtrent aangifte doen, de werknemer ondersteunt bij aangifte doen en/of aangifte doet namens de werknemer. Dat betekent nog niet dat het de algemene norm is dat de werkgever aangifte doet namens de werknemer. Daar is dus ruimte voor verbetering. Ik streef er daarom naar om het doen van aangifte, en het liefst aangifte door de werkgever, te bevorderen. Ik organiseer regionale bijeenkomsten waar werkgevers in zorg en welzijn, politie en OM bij elkaar gebracht worden om de juiste kennis en informatie uit te wisselen over de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) en knelpunten in het aangifteproces te bespreken met het doel ze weg te nemen. Daarnaast heb ik een podcast laten maken waarin politie, een zorgorganisatie en een slachtoffer van agressie in gesprek gaan over het doen van aangifte. Er wordt in die podcast veel informatie gegeven over het aangifteproces. Ook de rol van de werkgever komt daarbij aan de orde.
Hoe vaak is de 200% straf voor geweld tegen zorgverleners toegepast?
De Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) vormt het handelingskader voor de politie en het Openbaar Ministerie als het gaat om de opvolging van aangiften van geweld en agressie tegen mensen met een publieke taak. Hierin staan onder andere afspraken over een harde daderaanpak. Op basis van de ELA, de Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen en de toepasselijke richtlijnen voor strafvordering hanteert het OM een 200% hogere strafeis als uitgangspunt.
Op dit moment wordt via het WODC een onderzoek uitgevoerd dat enerzijds beoogt inzicht te bieden in de wijze waarop strafeisen en straffen voor delicten tegen mensen met een veilig publieke taak worden bepaald door officieren van justitie en rechters en anderzijds beoogt inzicht te bieden in de straffen die worden geëist en opgelegd bij deze delicten. Ook kijkt het onderzoek naar de mate waarin een strafverhoging wordt toegepast. De resultaten van het onderzoek worden voor de zomer van 2024 verwacht. Het streven is het onderzoek voor de zomer aan uw Kamer toe te zenden.
Wat is de voortgang van de aangenomen motie over met brancheorganisaties en werkgevers ervaringen en knelpunten bij de zorg voor beschadigde werknemers in kaart brengen? En van de aangenomen motie over het altijd en spoedig opvolgen van aangiftes van agressie tegen zorgmedewerkers?2 3
Er hebben gesprekken plaatsgevonden met brancheorganisaties of sociaal fondsen in de ouderenzorg, jeugdzorg, gehandicaptenzorg, huisartsenzorg, apothekerszorg, GGZ, ziekenhuizen, UMC’s en ambulancezorg. Deze gesprekken zijn inmiddels afgerond.
Er komt een aantal rode draden uit die gesprekken naar voren. Verschillende gesprekspartners geven aan dat de impact van agressie en eventuele schade afhankelijk is van zowel de aard en ernst van de agressie als van de persoon. Agressie heeft vele vormen en het komt bij iedereen anders aan. De opvang is dan ook maatwerk.
De wijze van opvang is gevarieerd, in grote lijnen begint het met intercollegiale opvang en/of opvang door de leidinggevende. Een tweede stap is een nazorgteam, een bedrijfsopvangteam, opvang door bedrijfsmaatschappelijk werk of de arboarts. Dit kan zowel intern als extern belegd zijn. De laatste stap is de gespecialiseerde opvang. Soms kiest een slachtoffer ook voor een andere route bijvoorbeeld lotgenotencontact.
Geen van de partijen heeft duidelijke signalen over knelpunten in de opvang en de nazorg. Over het algemeen zijn procedures en protocollen aanwezig. Gesprekspartners geven echter ook aan dat het verschilt per werkgever hoe deze worden gebruikt en/of opgevolgd. Dit is ook afhankelijk van de affiniteit die de Raad van Bestuur van de betreffende instelling hier mee heeft, van het MT, de cultuur binnen de organisatie en de individuele leidinggevende. Binnen individuele organisaties kunnen er dus wel knelpunten zijn. De primaire verantwoordelijkheid om dit goed op te pakken ligt bij de werkgevers zelf. Ik ondersteun werkgevers hierbij door subsidiegelden beschikbaar te stellen aan vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in zorg en welzijn, om aan de slag te gaan met de (door) ontwikkeling van een aanpak die aansluit op de situatie en ondersteuningsbehoefte in de eigen branche.
Een ander punt dat door een deel van de gesprekspartners wordt genoemd is dat er ten aanzien van agressie een cultuur heerst van «het hoort er bij». Dat betekent ook dat mensen niet altijd een beroep doen op nazorg. Er lopen op dit moment gesprekken met een partij die het handelingsperspectief voor zorgverleners wil schetsen als zij te maken hebben gekregen met agressie en daarmee ook het gesprek over de normstelling op gang wil brengen: wat is wel en niet acceptabel, wat hoort er wel en niet bij? Door dit gesprek te voeren wordt ook de bewustwording op gang gebracht dat agressie niet normaal is.
Voor wat betreft de motie over het altijd en spoedig opvolgen van aangiftes van agressie tegen zorgmedewerkers kan ik uw Kamer meegeven dat in de Eenduidig Landelijke Afspraken staat opgenomen dat de politie en het Openbaar Ministerie hoge prioriteit geven aan de opsporing en vervolging van verdachten van agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak, waaronder zorgmedewerkers. Dit jaar worden de Eenduidig Landelijke Afspraken geëvalueerd. Als uit de evaluatie concrete knelpunten naar voren komen, dan zal ik hierover in gesprek treden met mijn collega van Justitie en Veiligheid.
Hoe staat het met de voortgang van de aangenomen motie over het taakstrafverbod bij delicten tegen zorgmedewerkers?4
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer op 20 oktober jl.5 geïnformeerd dat er op dit moment gewerkt wordt aan een aangepast wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod, dat een taakstrafverbod regelt bij vormen van agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak. Daarbij wordt opnieuw gekeken naar de precieze afbakening van het wetsvoorstel en worden ook de aangenomen moties van uw Kamer meegenomen.
Zoals de Minister van Justitie en Veiligheid heeft aangegeven tijdens het tweeminutendebat politie van 1 februari jl. wordt het wetsvoorstel voorbereid maar is het aan een nieuw kabinet om daar wel of niet stappen op te zetten.
Op welke termijn kunnen de betreffende wetsartikelen in het Wetboek van Strafrecht aangepast worden zodat alle geweldsdelicten tegen politieagenten, brandweerlieden of ambulancepersoneel niet meer kunnen worden bestraft met alleen een taakstraf, geldboete en/of voorwaardelijke gevangenisstraf?
Zie antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat het ernstig is dat ziekenhuizen hun beveiligers moeten uitrusten met steekwerende vesten en (body)camera's? Zo nee, waarom niet? Welk alternatief kunt u de ziekenhuizen bieden in plaats van particuliere beveiliging?
Ja, ik vind het ernstig dat ziekenhuizen hun beveiligers moeten uitrusten met dergelijk materiaal. Agressie tegen zorgverleners is te allen tijde onacceptabel. Helaas komt het echter voor dat er agressie plaatsvindt in ziekenhuizen en dat de aanwezigheid van beveiligers gewenst is. Het is aan ziekenhuizen zelf of ze particuliere beveiliging inhuren of beveiligers in dienst nemen.
Kunt u een overzicht geven van de kosten die gemoeid zijn met de beveiliging van ziekenhuizen, inclusief steekwerende vesten en camera’s?
Nee, ik heb hier geen overzicht van tot mijn beschikking.
Vindt u net als uw voorganger dat zorginstanties deze beschermingsmiddelen zelf moeten ophoesten, ten koste van gelden die ingezet kunnen worden aan patiënten die daadwerkelijk zorg nodig hebben? Zo ja, waarom? Waar ligt de grens voor u?
Ja, die mening deel ik. Individuele zorginstellingen geven geld uit aan verschillende zaken die niet met de directe patiëntzorg te maken hebben. Ik ga niet over de uitgaven van individuele zorginstellingen.
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken inzake de ontwikkeling en het inzetten van het opleggen van een verplichte anti-agressiecursus aan hen die geweld plegen jegens zorgverleners?
De motie over een gedragsinterventie in de vorm van een verplichte cursus wordt opgepakt in samenwerking met mijn collega van Justitie en Veiligheid. Op dit moment wordt verkend hoe een interventie, zoals beschreven in de motie, aansluit bij het bestaande kader waarin gedragsinterventies kunnen worden opgelegd en bij de reeds bestaande gedragsinterventies die zien op agressiebeheersing. Mijn collega van Justitie en Veiligheid treedt hierover ook in overleg met de reclassering. De reclassering adviseert namelijk over het opleggen van een gedragsinterventie en de reclassering controleert vervolgens of de gedragsinterventie wordt gevolgd.
Kunnen zorgverleners inmiddels weigeren om iemand te behandelen die geweld tegen hen heeft gebruikt? Zo nee, wat bent u voornemens te doen om dat te bewerkstelligen?
Alleen als er een gewichtige reden aanwezig is kunnen zorgverleners de behandelingsovereenkomst met een patiënt opzeggen. Dat volgt uit artikel 7:460 van het Burgerlijk Wetboek. De hulpverlener moet zeer terughoudend omgaan met deze mogelijkheid; de hulpverlener behoort rekening te houden met de gezondheidstoestand en afhankelijkheid van de patiënt.
Wat precies wordt verstaan onder «gewichtige redenen» is in de wet niet uitgewerkt. Wel illustreert de KNMG-richtlijn «Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst» (2021) met voorbeelden wat gewichtige redenen kunnen zijn. Deze voorbeelden zijn afkomstig uit (de toelichting bij) de wet en uit uitspraken van (tucht)rechters over dit thema. Een van de mogelijk gewichtige redenen is dat de patiënt zeer onheus of agressief gedrag vertoont. Niet elke uiting van onheus of onaangepast gedrag vormt echter grond voor eenzijdige opzegging van de behandelovereenkomst. Dit hangt af van de specifieke omstandigheden. Ook dient de arts bepaalde zorgvuldigheidseisen in acht te nemen. Een en ander is nader geduid in de richtlijn van de KNMG6.
Deze richtlijn is inmiddels een aantal jaar van kracht. Ik ben voornemens in gesprek te gaan met de KNMG over deze richtlijn, onder andere over de vraag of deze naar hun ervaring afdoende bekend is en voldoende handvatten bevat voor zorgverleners.
Verder is het zo dat in verschillende ziekenhuizen wordt gewerkt met het gele en rode kaartensysteem. Iemand die zich onacceptabel heeft gedragen krijgt een gele kaart, met de mededeling dat de toegang tot het ziekenhuis voor een bepaalde periode wordt ontzegd bij herhaling van dergelijk gedrag. De politie wordt op de hoogte gesteld dat er een gele kaart is uitgereikt. Bij zeer ernstige vormen van ongewenst gedrag kan een rode kaart worden uitgereikt, met de mededeling dat de toegang tot het ziekenhuis voor een bepaalde periode is ontzegd. Er wordt aangifte gedaan en de politie wordt op de hoogte gesteld van het uitreiken van de rode kaart. Dat geldt ook voor mensen die al een gele kaart hebben en zich binnen een bepaalde periode weer onacceptabel gedragen. Er is wel een uitzondering op de ontzegging van de toegang, namelijk als er sprake is van acute nood. Er gaat echter wel een krachtig signaal uit van een gele of rode kaart.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Arbeidsmarkbeleid in de zorg op 6 maart 2024?
Ja, dat kan ik.
Pro-Palestina demonstratie plaats in Amsterdam |
|
Max Aardema (PVV), Marjolein Faber (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat er op zaterdag 17 februari 2024 een pro-Palestina demonstratie plaatsvond in Amsterdam?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u ermee bekend dat tijdens die demonstratie een bord omhoog werd gehouden door de vice-fractievoorzitter van GroenLinks in provinciale staten van Gelderland met daarop de tekst «viva viva INTIFADA» (zie de foto in het bericht)?1
Ja, daar ben ik nu mee bekend.
Deelt u de mening dat «viva viva INTIFADA» niets anders is dan een keiharde oproep tot geweld?
Ik ben van mening dat de leus als zodanig te veroordelen is. De beoordeling of er mogelijk sprake is van een strafbaar feit in een individueel geval is primair een verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en – mits de zaak wordt aangebracht bij de rechtbank – uiteindelijk is die beoordeling voorbehouden aan de rechter.
Is de politie in Amsterdam overgegaan tot het aanhouden van deze persoon? Zo nee, waarom niet?
De hierboven, in vraag 2 aangehaalde specifieke uiting is tijdens de inzet niet gesignaleerd door de aanwezige politieagenten. Er is derhalve ten tijde van de demonstratie niet tot aanhouding overgegaan. Het Openbaar Ministerie is niet bekend met een aangifte en is geen strafrechtelijk onderzoek gestart.
Kunt u de Kamer informeren of het Openbaar Ministerie tot vervolging over gaat van deze oproep tot geweld door deze politicus?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer zorgt u er nu eens voor dat dit soort handelingen keihard aangepakt wordt?
De beoordeling of er mogelijk sprake is van een strafbaar feit in een individueel geval is primair een verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en – mits de zaak wordt aangebracht bij de rechtbank – uiteindelijk is die beoordeling voorbehouden aan de rechter.