Het stemmen vanuit gevangenissen en tbs-klinieken |
|
Krista van Velzen |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over de mogelijkheden voor gedetineerden en tbs-gestelden om van hun stemrecht gebruik te maken?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat nog steeds veel gedetineerden en tbs-gestelden geen of slechts zeer moeizaam gebruik kunnen maken van hun stemrecht, bijvoorbeeld omdat er problemen zijn met het tijdig ontvangen van hun stempas of omdat zij geen volmacht kunnen verlenen aan iemand in de gemeente waar zij zijn ingeschreven?
Ja. Dat een gedetineerde of tbs-gestelde praktische problemen ondervindt, is onvermijdelijk. De problemen die zij ondervinden zijn echter niet wezenlijk anders dan de problemen van andere groepen kiezers die op de dag van de stemming niet in persoon hun stem kunnen uitbrengen.
De regels die voor gedetineerden en tbs-gestelden gelden om bij volmacht te stemmen zijn gelijk aan de regels die voor een ieder gelden om bij volmacht te stemmen. Iedere stemgerechtigde ontvangt de stempas uiterlijk twee weken voor de dag van de stemming en heeft de mogelijkheid een onderhandse volmacht te verlenen. In veel gemeenten worden de stempassen overigens al eerder toegezonden. Ook kan men een schriftelijke volmacht verlenen. Dat kan ruim voor de verkiezing tot uiterlijk veertien dagen voor de dag van de stemming. Zie ook het antwoord op de vragen van het toenmalige lid Van Velzen (Kamerstukken 2007–2008, nr. 736 d.d. 11 oktober 2007).
Waarom heeft u tot dusver geweigerd mobiele stembureaus te laten plaatsen in penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken?
Zoals in eerdere antwoorden op kamervragen is bericht (Kamerstukken 2006–2007, nr. 1013, d.d. 15 maart 2006), stuit het inrichten van een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of tbs-kliniek op het principiële bezwaar dat een stemlokaal openbaar en toegankelijk moet zijn voor kiezers. Een ander argument is dat het inrichten van een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of in een tbs-kliniek een inbreuk kan betekenen op de reguliere gang van zaken daarbinnen en een extra personele inspanning kan vergen.
Het aanwijzen van stemlokalen dan wel mobiele stembureaus is een bevoegdheid van de burgemeester en niet van mij. Ik wijs erop dat de Kieswet vermeldt dat kiesgerechtigden aan wie op de dag van de stemming rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, hun kiesrecht uitoefenen door bij volmacht te stemmen. De wet zegt echter ook dat deze beperking niet geldt voor hen die op de dag van de stemming een zodanige feitelijke bewegingsvrijheid genieten dat zij in persoon aan de stemming kunnen deelnemen. Het is mogelijk om een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of tbs-kliniek in te richten als voldaan is aan de randvoorwaarden die de Kieswet stelt aan het inrichten van een stemlokaal (in casu de openbaarheid en de toegankelijkheid) en er daarnaast vanuit de optiek van de inrichting evenmin bezwaren zijn.
De gemeente Albrandswaard heeft de Staatssecretaris van BZK van tevoren ingelicht over het voornemen om een mobiel stembureau in de tbs-kliniek de Kijvelanden zitting te laten houden. De Staatssecretaris heeft, in overleg met het Ministerie van Justitie, nagegaan of in deze kliniek aan de bepalingen van de Kieswet zou kunnen worden voldaan. Toen dat het geval bleek (zie ook het antwoord op vraag 4) is de gemeente bericht dat er vanuit de Kieswet geen belemmeringen waren.
Hoe is de proef in tbs-kliniek de Kijvelanden verlopen, waar voor het eerst een mobiel stembureau is geplaatst?1 Hebben zich hier problemen voorgedaan? Zo niet, geeft dit experiment u aanleiding om dit uit te breiden en bij de eerstvolgende verkiezingen in alle gevangenissen en tbs-klinieken mobiele stembureaus te plaatsen? Zo niet, waarom niet?
De proef in FPC De Kijvelanden is goed verlopen. Zulks valt ook op te maken uit het krantenartikel van 9 juni jl., waarnaar u in de voetnoot van deze vraag verwijst. Er hebben 55 patiënten gestemd bij het mobiele stembureau en 14 personen van buiten de kliniek.
In weerwil van het in antwoord 3 genoemde principiële bezwaar dat een stemlokaal openbaar en toegankelijk moet zijn voor kiezers, blijkt het gebouw waarin FPC De Kijvelanden is gevestigd wel geschikt voor het inrichten van een stemlokaal. De transparante entree met grote glazen puien helpt mee om te voldoen aan de eisen van de Kieswet. Te weten, dat kiezers gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt zich kunnen bevinden in het stemlokaal en dat de toegang van de stemhokjes en de tafel zodanig zijn geplaatst dat deze zichtbaar zijn voor het publiek. Door het aanbrengen van technische voorzieningen is het stemproces zowel visueel als hoorbaar te volgen geweest.
Het staat gemeenten in beginsel vrij om in overleg met de desbetreffende directies in gevangenissen en tbs-klinieken een stemlokaal aan te wijzen, dan wel een mobiel stembureau in te stellen indien dit openbaar en toegankelijk is voor alle kiezers en onder de voorwaarde dat de directie van mening is dat de aanwijzing de inbreuk in de dagelijkse gang van zaken in de instelling rechtvaardigt. De mogelijkheid om al dan niet een stemlokaal of mobiel stembureau in te richten in een penitentiaire inrichting of een forensisch psychiatrisch centrum is dus sterk afhankelijk van de concrete mogelijkheden die de desbetreffende instelling biedt.
Het niet langer ten uitvoer leggen van elektronische detentie |
|
Krista van Velzen |
|
Wat is de stand van zaken van het ten uitvoer leggen van Elektronische Detentie? Is het waar dat de huidige vorm van Elektronische Detentie per 1 september 2010 zal worden beëindigd, zodat er per die datum niemand meer thuisdetentie zal uitzitten met een enkelband?
De toepassing van elektronische detentie wordt gefaseerd beëindigd. Er worden geen nieuwe veroordeelden meer toegelaten tot elektronische detentie. Ik streef ernaar dat de toepassing van elektronische detentie volledig beëindigd is bij indiening van het wetsvoorstel thuisdetentie bij de Tweede Kamer.
Bent u nog steeds van mening dat elektronische detentie een nuttig instrument is gebleken om de kortdurende detentie als gevolg van een korte vrijheidsstraf terug te dringen omdat een korte vrijheidsstraf niet effectief is in het terugdringen van recidive? Bent u nog steeds van mening dat met elektronische detentie detentieschade kan worden voorkomen?1
Ja. Zoals aangegeven in de brief van 8 december 2009 (Kamerstukken II 2009–2010, 32 123 VI, nr. 75) zijn de met elektronische detentie opgedane ervaringen positief en voor mij reden om elektronische detentie een wettelijke basis te geven in de vorm van het wetsvoorstel thuisdetentie.
Waarom is gekozen voor het uitfaseren van elektronische detentie nog voordat het door u toegezegde wetsvoorstel thuisdetentie2 in werking is getreden? Wanneer zal dit wetsvoorstel naar verwachting de Kamer bereiken? Wanneer zal naar uw verwachting dit wetsvoorstel in werking treden?
Elektronische detentie heeft tot dusver, in de praktijk als noodmaatregel en proef, op basis van een circulaire plaatsgevonden. Ik acht dat niet langer wenselijk en daarom is een wettelijke regeling aangewezen. Ik ben van mening dat het nu aan de wetgever is om zich een oordeel te vormen over de vormgeving en toepassing van deze modaliteit. De verdere ontwikkeling van thuisdetentie kan dan binnen wettelijke kaders geschieden.
Het wetsvoorstel zal naar verwachting begin september bij uw Kamer worden ingediend en zal zo snel mogelijk nadat de beide Kamers der Staten-Generaal het hebben aanvaard, in werking kunnen treden.
Welke gevolgen heeft dit voor het personeel dat te maken heeft met Elektronische Detentie?
Het uitfaseren van elektronische detentie heeft negatieve consequenties voor het personeel bij de vijf Penitentiaire Inrichtingen Administratief (PIA’s). Voor deze personen is het Sociaal Flankerend Beleid van toepassing. Er wordt getracht om deze personen elders binnen het gevangeniswezen passend werk aan te bieden. Het uitfaseren van elektronische detentie heeft daarnaast ook positieve personele consequenties, doordat er sprake is van een toename van de behoefte aan detentiecapaciteit en daardoor ook aan personeel.
De vervolging van een klokkenluider |
|
Krista van Velzen |
|
Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA) |
|
Is het waar dat er nog steeds sprake is van een poging de klokkenluider, die de misstanden bij de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) naar buiten bracht door een rapport te verspreiden, juridisch te vervolgen?
Bij de overheid worden diegenen als klokkenluiders beschouwd die vermoedens van een misstand hebben. Ter zake is in het Algemeen Rijksambtenarenreglement in een regeling voorzien hoe betrokkene dan dient te handelen. De eerst in aanmerking komende weg is, dat een zodanige misstand wordt gemeld aan de leidinggevende dan wel aan de naast hogere leidinggevende of een daartoe aangewezen vertrouwenspersoon. In bijzondere gevallen kan een vermoeden van een misstand worden gemeld aan de Commissie integriteit overheid.
In het onderhavig geval heeft betrokkene deze procedure in het geheel niet gevolgd. Er is derhalve geen sprake van een klokkenluider in de zin van dat reglement.
Daarnaast is aangifte gedaan tegen betrokkene terzake van het lekken van vertrouwelijke informatie en het misbruik maken van kennis uit dienstbetrekking bij de overheid, met het oog op politieke doeleinden, waardoor de integriteit van de overheid schade is toegebracht.
Het Openbaar Ministerie heeft deze aangifte beoordeeld en besloten onderzoek te laten instellen door de Rijksrecherche. Dit onderzoek is afgerond. Op verzoek van de raadsman van betrokkene vindt thans een aanvullend onderzoek plaats. In dit kader zullen onder andere enkele getuigen worden gehoord door de rechter-commissaris. Na afronding van dit aanvullend onderzoek zal het Openbaar Ministerie besluiten of er strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld tegen betrokkene.
Herinnert u zich dat u herhaaldelijk hebt gesteld dat u dit VWA-rapport «Modernisering levende dieren en levende producten» van januari 2007 had moeten kennen en dat u zelfs stelde: «Maar vanwege de samenhang waarin de problematiek is beschreven en de ernst van het beeld dat dit oproept, had ik over dit conceptrapport geïnformeerd willen zijn»1
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraak: «mede naar aanleiding van de bevindingen in het rapport «Onderzoek VWA-rapport «Modernisering activiteiten levende dieren en levende producten»» van de heer Hoekstra van maart 2008 en het rapport «Het functioneren van de Voedsel en Waren Autoriteit in de controle op slachthuizen en exportverzamelplaatsen» van de heer Vanthemsche van juni 2008 heb ik een aantal stappen genomen om het bestaande handhavingsinstrumentarium te verbeteren»?2. Bent u niet opgelucht dat dit rapport, dat uw eigen ambtenaren niet aan u hebben voorgelegd uiteindelijk wel onder uw aandacht kwam, waardoor u de nodige maatregelen hebt kunnen treffen om de misstanden die daarin geconstateerd werden bij de VWA te kunnen aanpakken?
Zoals ook aan uw Kamer is medegedeeld bij de brief van 20 maart 2008 (Kamerstukken II 2007–2008 26 991, nr. 177), was ik graag op gebruikelijke wijze eerder geïnformeerd geweest over het betreffende concept van het interne VWA-onderzoeksrapport.
Bij die brief was het rapport «Onderzoek VWA-rapport «Modernisering activiteiten levende dieren en levende producten» van de heer Hoekstra gevoegd. Daarin is uitvoerig de totstandkoming, de status en de wijze waarmee met het concept-VWA-rapport is omgegaan beschreven. Door de VWA is verzocht het concept-VWA-rapport vertrouwelijk te behandelen. Ik verwijs voor het overige naar die bijlage uit het rapport van de heer Hoekstra.
De vraag of binnen het ministerie van LNV zorgvuldig is omgegaan met de vertrouwelijkheid van het rapport maakt onderdeel uit van het strafrechtelijk onderzoek.
Is het waar dat er geen specifieke geheimhouding is opgelegd met betrekking tot dit rapport?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat dit rapport ook aan mensen buiten het ministerie van LNV is verstuurd, zelfs per e-mail, zonder enige opgelegde geheimhoudingsplicht?
Zie antwoord vraag 3.
Welke redenen hebt u nu nog, juist gezien uw eerdere opmerkingen, om diegene die er voor zorgde dat het rapport onder uw aandacht kwam, te doen vervolgen?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 1 loopt er thans nog een aanvullend onderzoek door de rechter-commissaris. Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek zal het Openbaar Ministerie een vervolgingsbeslissing nemen. Het ligt niet op mijn weg die beslissing te beïnvloeden.
Bent u bereid het OM het signaal te geven dat onderzoek naar deze klokkenluider gestaakt dient te worden?
Zie antwoord vraag 6.
De mogelijkheden van het Pieter Baan Centrum bedreigde verdachten te onderzoeken |
|
Krista van Velzen |
|
Kent u het artikel «Sander V. dreigt tbs te ontlopen»?1 Is het waar dat de betreffende verdachte niet in het Pieter Baan Centrum kan worden onderzocht, omdat zijn veiligheid in deze kliniek niet kan worden gewaarborgd?
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Het NIFP voert een zogenaamd voorgeleidingsconsult uit dat resulteert in een advies aan de rechter-commissaris over het type onderzoek. Het consult in casu gaf geen indicatie voor opname van de verdachte in het Pieter Baan Centrum. De rechter-commissaris heeft besloten tot een ambulant onderzoek, waarbij de verdachte wordt onderzocht door een psychiater, een psycholoog en een milieuonderzoeker. Indien de rechter-commissaris had besloten tot een klinisch onderzoek, dan had de verdachte kunnen worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC). In het PBC zijn voldoende mogelijkheden om de veiligheid van verdachten te garanderen.
Deelt u de mening dat iedere verdachte moet kunnen worden onderzocht wanneer daar aanleiding voor is, ook wanneer er mogelijk sprake zal zijn van agressie jegens de verdachte?
Ja. Zie het antwoord op vraag 1.
Waarom kunnen er in het Pieter Baan Centrum niet voldoende veiligheidswaarborgen worden getroffen om de veiligheid van verdachten te waarborgen?
Zie het antwoord op vraag 1. In het Pieter Baan Centrum kunnen verdachten klinisch worden onderzocht, ook als die worden bedreigd.
Welke alternatieven zijn er voor onderzoek door het Pieter Baan Centrum, waarbij verdachten ook goed kunnen worden geobserveerd en er voldoende duidelijkheid komt te bestaan over de psychische gesteldheid van de verdachte?
Naast opname in het Pieter Baan Centrum voor klinische observatie kan ook worden gekozen voor een ambulant traject, waarbij de rapporteurs de verdachte enkele malen bezoeken en daarover rapport uitbrengen. De keuze voor de wijze van observeren is aan de rechter-commissaris.
Kunt u garanderen dat in het belang van het onderzoek alle noodzakelijk geachte onderzoeken ook daadwerkelijk zullen plaatsvinden?
Ja. De veiligheid van verdachten dient te allen tijde te worden gewaarborgd en mag geen reden zijn om af te zien van onderzoek dat noodzakelijk wordt geacht.
Het niet langer ten uitvoer leggen van elektronische detentie |
|
Krista van Velzen |
|
Wat is de stand van zaken van het ten uitvoer leggen van Elektronische Detentie? Is het waar dat de huidige vorm van Elektronische Detentie per 1 september 2010 zal worden beëindigd, zodat er per die datum niemand meer thuisdetentie zal uitzitten met een enkelband?
De toepassing van elektronische detentie wordt gefaseerd beëindigd. Er worden geen nieuwe veroordeelden meer toegelaten tot elektronische detentie. Ik streef ernaar dat de toepassing van elektronische detentie volledig beëindigd is bij indiening van het wetsvoorstel thuisdetentie bij de Tweede Kamer.
Bent u nog steeds van mening dat elektronische detentie een nuttig instrument is gebleken om de kortdurende detentie als gevolg van een korte vrijheidsstraf terug te dringen omdat een korte vrijheidsstraf niet effectief is in het terugdringen van recidive? Bent u nog steeds van mening dat met elektronische detentie detentieschade kan worden voorkomen?1
Ja. Zoals aangegeven in de brief van 8 december 2009 (Kamerstukken II 2009–2010, 32 123 VI, nr. 75) zijn de met elektronische detentie opgedane ervaringen positief en voor mij reden om elektronische detentie een wettelijke basis te geven in de vorm van het wetsvoorstel thuisdetentie.
Waarom is gekozen voor het uitfaseren van elektronische detentie nog voordat het door u toegezegde wetsvoorstel thuisdetentie2 in werking is getreden? Wanneer zal dit wetsvoorstel naar verwachting de Kamer bereiken? Wanneer zal naar uw verwachting dit wetsvoorstel in werking treden?
Elektronische detentie heeft tot dusver, in de praktijk als noodmaatregel en proef, op basis van een circulaire plaatsgevonden. Ik acht dat niet langer wenselijk en daarom is een wettelijke regeling aangewezen. Ik ben van mening dat het nu aan de wetgever is om zich een oordeel te vormen over de vormgeving en toepassing van deze modaliteit. De verdere ontwikkeling van thuisdetentie kan dan binnen wettelijke kaders geschieden.
Het wetsvoorstel zal naar verwachting begin september bij uw Kamer worden ingediend en zal zo snel mogelijk nadat de beide Kamers der Staten-Generaal het hebben aanvaard, in werking kunnen treden.
Welke gevolgen heeft dit voor het personeel dat te maken heeft met Elektronische Detentie?
Het uitfaseren van elektronische detentie heeft negatieve consequenties voor het personeel bij de vijf Penitentiaire Inrichtingen Administratief (PIA’s). Voor deze personen is het Sociaal Flankerend Beleid van toepassing. Er wordt getracht om deze personen elders binnen het gevangeniswezen passend werk aan te bieden. Het uitfaseren van elektronische detentie heeft daarnaast ook positieve personele consequenties, doordat er sprake is van een toename van de behoefte aan detentiecapaciteit en daardoor ook aan personeel.
De mogelijkheden van het Pieter Baan Centrum bedreigde verdachten te onderzoeken |
|
Krista van Velzen |
|
Kent u het artikel «Sander V. dreigt tbs te ontlopen»?1 Is het waar dat de betreffende verdachte niet in het Pieter Baan Centrum kan worden onderzocht, omdat zijn veiligheid in deze kliniek niet kan worden gewaarborgd?
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Het NIFP voert een zogenaamd voorgeleidingsconsult uit dat resulteert in een advies aan de rechter-commissaris over het type onderzoek. Het consult in casu gaf geen indicatie voor opname van de verdachte in het Pieter Baan Centrum. De rechter-commissaris heeft besloten tot een ambulant onderzoek, waarbij de verdachte wordt onderzocht door een psychiater, een psycholoog en een milieuonderzoeker. Indien de rechter-commissaris had besloten tot een klinisch onderzoek, dan had de verdachte kunnen worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC). In het PBC zijn voldoende mogelijkheden om de veiligheid van verdachten te garanderen.
Deelt u de mening dat iedere verdachte moet kunnen worden onderzocht wanneer daar aanleiding voor is, ook wanneer er mogelijk sprake zal zijn van agressie jegens de verdachte?
Ja. Zie het antwoord op vraag 1.
Waarom kunnen er in het Pieter Baan Centrum niet voldoende veiligheidswaarborgen worden getroffen om de veiligheid van verdachten te waarborgen?
Zie het antwoord op vraag 1. In het Pieter Baan Centrum kunnen verdachten klinisch worden onderzocht, ook als die worden bedreigd.
Welke alternatieven zijn er voor onderzoek door het Pieter Baan Centrum, waarbij verdachten ook goed kunnen worden geobserveerd en er voldoende duidelijkheid komt te bestaan over de psychische gesteldheid van de verdachte?
Naast opname in het Pieter Baan Centrum voor klinische observatie kan ook worden gekozen voor een ambulant traject, waarbij de rapporteurs de verdachte enkele malen bezoeken en daarover rapport uitbrengen. De keuze voor de wijze van observeren is aan de rechter-commissaris.
Kunt u garanderen dat in het belang van het onderzoek alle noodzakelijk geachte onderzoeken ook daadwerkelijk zullen plaatsvinden?
Ja. De veiligheid van verdachten dient te allen tijde te worden gewaarborgd en mag geen reden zijn om af te zien van onderzoek dat noodzakelijk wordt geacht.
Het stemmen vanuit gevangenissen en tbs-klinieken |
|
Krista van Velzen |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over de mogelijkheden voor gedetineerden en tbs-gestelden om van hun stemrecht gebruik te maken?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat nog steeds veel gedetineerden en tbs-gestelden geen of slechts zeer moeizaam gebruik kunnen maken van hun stemrecht, bijvoorbeeld omdat er problemen zijn met het tijdig ontvangen van hun stempas of omdat zij geen volmacht kunnen verlenen aan iemand in de gemeente waar zij zijn ingeschreven?
Ja. Dat een gedetineerde of tbs-gestelde praktische problemen ondervindt, is onvermijdelijk. De problemen die zij ondervinden zijn echter niet wezenlijk anders dan de problemen van andere groepen kiezers die op de dag van de stemming niet in persoon hun stem kunnen uitbrengen.
De regels die voor gedetineerden en tbs-gestelden gelden om bij volmacht te stemmen zijn gelijk aan de regels die voor een ieder gelden om bij volmacht te stemmen. Iedere stemgerechtigde ontvangt de stempas uiterlijk twee weken voor de dag van de stemming en heeft de mogelijkheid een onderhandse volmacht te verlenen. In veel gemeenten worden de stempassen overigens al eerder toegezonden. Ook kan men een schriftelijke volmacht verlenen. Dat kan ruim voor de verkiezing tot uiterlijk veertien dagen voor de dag van de stemming. Zie ook het antwoord op de vragen van het toenmalige lid Van Velzen (Kamerstukken 2007–2008, nr. 736 d.d. 11 oktober 2007).
Waarom heeft u tot dusver geweigerd mobiele stembureaus te laten plaatsen in penitentiaire inrichtingen en tbs-klinieken?
Zoals in eerdere antwoorden op kamervragen is bericht (Kamerstukken 2006–2007, nr. 1013, d.d. 15 maart 2006), stuit het inrichten van een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of tbs-kliniek op het principiële bezwaar dat een stemlokaal openbaar en toegankelijk moet zijn voor kiezers. Een ander argument is dat het inrichten van een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of in een tbs-kliniek een inbreuk kan betekenen op de reguliere gang van zaken daarbinnen en een extra personele inspanning kan vergen.
Het aanwijzen van stemlokalen dan wel mobiele stembureaus is een bevoegdheid van de burgemeester en niet van mij. Ik wijs erop dat de Kieswet vermeldt dat kiesgerechtigden aan wie op de dag van de stemming rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, hun kiesrecht uitoefenen door bij volmacht te stemmen. De wet zegt echter ook dat deze beperking niet geldt voor hen die op de dag van de stemming een zodanige feitelijke bewegingsvrijheid genieten dat zij in persoon aan de stemming kunnen deelnemen. Het is mogelijk om een stemlokaal in een penitentiaire inrichting of tbs-kliniek in te richten als voldaan is aan de randvoorwaarden die de Kieswet stelt aan het inrichten van een stemlokaal (in casu de openbaarheid en de toegankelijkheid) en er daarnaast vanuit de optiek van de inrichting evenmin bezwaren zijn.
De gemeente Albrandswaard heeft de Staatssecretaris van BZK van tevoren ingelicht over het voornemen om een mobiel stembureau in de tbs-kliniek de Kijvelanden zitting te laten houden. De Staatssecretaris heeft, in overleg met het Ministerie van Justitie, nagegaan of in deze kliniek aan de bepalingen van de Kieswet zou kunnen worden voldaan. Toen dat het geval bleek (zie ook het antwoord op vraag 4) is de gemeente bericht dat er vanuit de Kieswet geen belemmeringen waren.
Hoe is de proef in tbs-kliniek de Kijvelanden verlopen, waar voor het eerst een mobiel stembureau is geplaatst?1 Hebben zich hier problemen voorgedaan? Zo niet, geeft dit experiment u aanleiding om dit uit te breiden en bij de eerstvolgende verkiezingen in alle gevangenissen en tbs-klinieken mobiele stembureaus te plaatsen? Zo niet, waarom niet?
De proef in FPC De Kijvelanden is goed verlopen. Zulks valt ook op te maken uit het krantenartikel van 9 juni jl., waarnaar u in de voetnoot van deze vraag verwijst. Er hebben 55 patiënten gestemd bij het mobiele stembureau en 14 personen van buiten de kliniek.
In weerwil van het in antwoord 3 genoemde principiële bezwaar dat een stemlokaal openbaar en toegankelijk moet zijn voor kiezers, blijkt het gebouw waarin FPC De Kijvelanden is gevestigd wel geschikt voor het inrichten van een stemlokaal. De transparante entree met grote glazen puien helpt mee om te voldoen aan de eisen van de Kieswet. Te weten, dat kiezers gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt zich kunnen bevinden in het stemlokaal en dat de toegang van de stemhokjes en de tafel zodanig zijn geplaatst dat deze zichtbaar zijn voor het publiek. Door het aanbrengen van technische voorzieningen is het stemproces zowel visueel als hoorbaar te volgen geweest.
Het staat gemeenten in beginsel vrij om in overleg met de desbetreffende directies in gevangenissen en tbs-klinieken een stemlokaal aan te wijzen, dan wel een mobiel stembureau in te stellen indien dit openbaar en toegankelijk is voor alle kiezers en onder de voorwaarde dat de directie van mening is dat de aanwijzing de inbreuk in de dagelijkse gang van zaken in de instelling rechtvaardigt. De mogelijkheid om al dan niet een stemlokaal of mobiel stembureau in te richten in een penitentiaire inrichting of een forensisch psychiatrisch centrum is dus sterk afhankelijk van de concrete mogelijkheden die de desbetreffende instelling biedt.
De vervolging van een klokkenluider |
|
Krista van Velzen |
|
Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA) |
|
Is het waar dat er nog steeds sprake is van een poging de klokkenluider, die de misstanden bij de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) naar buiten bracht door een rapport te verspreiden, juridisch te vervolgen?
Bij de overheid worden diegenen als klokkenluiders beschouwd die vermoedens van een misstand hebben. Ter zake is in het Algemeen Rijksambtenarenreglement in een regeling voorzien hoe betrokkene dan dient te handelen. De eerst in aanmerking komende weg is, dat een zodanige misstand wordt gemeld aan de leidinggevende dan wel aan de naast hogere leidinggevende of een daartoe aangewezen vertrouwenspersoon. In bijzondere gevallen kan een vermoeden van een misstand worden gemeld aan de Commissie integriteit overheid.
In het onderhavig geval heeft betrokkene deze procedure in het geheel niet gevolgd. Er is derhalve geen sprake van een klokkenluider in de zin van dat reglement.
Daarnaast is aangifte gedaan tegen betrokkene terzake van het lekken van vertrouwelijke informatie en het misbruik maken van kennis uit dienstbetrekking bij de overheid, met het oog op politieke doeleinden, waardoor de integriteit van de overheid schade is toegebracht.
Het Openbaar Ministerie heeft deze aangifte beoordeeld en besloten onderzoek te laten instellen door de Rijksrecherche. Dit onderzoek is afgerond. Op verzoek van de raadsman van betrokkene vindt thans een aanvullend onderzoek plaats. In dit kader zullen onder andere enkele getuigen worden gehoord door de rechter-commissaris. Na afronding van dit aanvullend onderzoek zal het Openbaar Ministerie besluiten of er strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld tegen betrokkene.
Herinnert u zich dat u herhaaldelijk hebt gesteld dat u dit VWA-rapport «Modernisering levende dieren en levende producten» van januari 2007 had moeten kennen en dat u zelfs stelde: «Maar vanwege de samenhang waarin de problematiek is beschreven en de ernst van het beeld dat dit oproept, had ik over dit conceptrapport geïnformeerd willen zijn»1
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraak: «mede naar aanleiding van de bevindingen in het rapport «Onderzoek VWA-rapport «Modernisering activiteiten levende dieren en levende producten»» van de heer Hoekstra van maart 2008 en het rapport «Het functioneren van de Voedsel en Waren Autoriteit in de controle op slachthuizen en exportverzamelplaatsen» van de heer Vanthemsche van juni 2008 heb ik een aantal stappen genomen om het bestaande handhavingsinstrumentarium te verbeteren»?2. Bent u niet opgelucht dat dit rapport, dat uw eigen ambtenaren niet aan u hebben voorgelegd uiteindelijk wel onder uw aandacht kwam, waardoor u de nodige maatregelen hebt kunnen treffen om de misstanden die daarin geconstateerd werden bij de VWA te kunnen aanpakken?
Zoals ook aan uw Kamer is medegedeeld bij de brief van 20 maart 2008 (Kamerstukken II 2007–2008 26 991, nr. 177), was ik graag op gebruikelijke wijze eerder geïnformeerd geweest over het betreffende concept van het interne VWA-onderzoeksrapport.
Bij die brief was het rapport «Onderzoek VWA-rapport «Modernisering activiteiten levende dieren en levende producten» van de heer Hoekstra gevoegd. Daarin is uitvoerig de totstandkoming, de status en de wijze waarmee met het concept-VWA-rapport is omgegaan beschreven. Door de VWA is verzocht het concept-VWA-rapport vertrouwelijk te behandelen. Ik verwijs voor het overige naar die bijlage uit het rapport van de heer Hoekstra.
De vraag of binnen het ministerie van LNV zorgvuldig is omgegaan met de vertrouwelijkheid van het rapport maakt onderdeel uit van het strafrechtelijk onderzoek.
Is het waar dat er geen specifieke geheimhouding is opgelegd met betrekking tot dit rapport?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat dit rapport ook aan mensen buiten het ministerie van LNV is verstuurd, zelfs per e-mail, zonder enige opgelegde geheimhoudingsplicht?
Zie antwoord vraag 3.
Welke redenen hebt u nu nog, juist gezien uw eerdere opmerkingen, om diegene die er voor zorgde dat het rapport onder uw aandacht kwam, te doen vervolgen?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 1 loopt er thans nog een aanvullend onderzoek door de rechter-commissaris. Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek zal het Openbaar Ministerie een vervolgingsbeslissing nemen. Het ligt niet op mijn weg die beslissing te beïnvloeden.
Bent u bereid het OM het signaal te geven dat onderzoek naar deze klokkenluider gestaakt dient te worden?
Zie antwoord vraag 6.
De opvang van 1500 kansarme en zieke dieren |
|
Krista van Velzen |
|
Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA) |
|
Bent u zich bewust van de harde deadline van 1 oktober 2010 die er door de rechterlijke uitspraak van de rechtbank te ’s Hertogenbosch d.d. 29 april 20101 ligt voor de Stichting Dierenthuis te Aarle-Rixtel? Bent u bereid om, indien de gesprekken over een versnelde verhuizing naar Almere tussen de stichting, de gemeente Almere en de gemeente Laarbeek eind juni a.s. niet tot een oplossing leiden, de Commissie van Goede Diensten alsnog te reactiveren?
Ik ben inderdaad op de hoogte van de rechtelijke uitspraak en de deadline van 1 oktober 2010 voor het dierenthuis. Ook heb ik vernomen dat de tussenoplossing, een verhuizing naar Lelystad, lastiger blijkt dan aanvankelijk gedacht.
Zoals u aangeeft, zijn de gemeente Almere en Laarbeek met elkaar in gesprek. Op de uitkomsten van dit overleg kan ik niet vooruitlopen.
Is het waar het dat de tussentijdse locatie in Lelystad eigenlijk pas geschikt is voor de opvang na zware verbouwingen?
Zie antwoord vraag 1.
Weet u of het gemeentebestuur in Almere bereid en in staat is om de verhuizing te vervroegen naar 1 oktober 2010?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich de toezegging die u hebt gedaan dat er geen dieren zullen worden afgemaakt?2 Wilt u toezeggen dat u zich zult inspannen om ervoor te zorgen dat de dieren zo min mogelijke nadeel van de ontstane situatie ondervinden?
Zie antwoord vraag 1.
Het afluisteren van geheimhoudersgesprekken in gevangenissen |
|
Krista van Velzen |
|
Wat is uw reactie op de brief van de in het krantenartikel genoemde strafrechtadvocaat aan u gericht over het afluisteren in penitentiaire inrichtingen?1
Ik heb kennisgenomen van deze brief.
In de eerste plaats is het van belang te melden dat in deze zaak géén gesprek tussen de verdachte en een geheimhouder is opgenomen. Bij het toepassen van het opsporingsmiddel direct afluisteren in een penitentiaire inrichting wordt er door de inzet van tactische middelen voor gezorgd dat er in principe geen gesprekken worden opgenomen met geheimhouders. Echter, in incidentele gevallen kan het voorkomen dat het slechts achteraf voor het opsporingsteam kenbaar is dat de bezoeker een geheimhouder is. Indien dat het geval is, wordt het uitluisteren gestaakt en wordt dit gesprek conform de daarvoor geldende instructie2, zonder te worden uitgewerkt, onverwijld voorgelegd aan de officier van justitie teneinde deze een bevel vernietiging te laten afgeven, waarna de gesprekken worden vernietigd.
Kunt u uitsluiten dat gesprekken met geheimhouders, zoals advocaten, in penitentiaire inrichtingen worden opgenomen? Zo nee, kunt u garanderen dat afgeluisterde gesprekken met geheimhouders direct worden vernietigd zonder dat deze zijn uitgewerkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het beter is gesprekken met geheimhouders in het geheel niet op te nemen om discussie te voorkomen over de vraag of deze wel of niet zijn vernietigd voor of nadat het gesprek is beluisterd? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te bereiken?
Gelet op het beginsel van vrij verkeer tussen een raadsman en cliënt en het mogelijke afbreukrisico voor de strafzaak bij schending daarvan is het van groot belang om te voorkomen dat gesprekken met geheimhouders worden opgenomen.
Hoewel er in onderhavige zaak niet is gebleken van onregelmatigheden met betrekking tot het intercepteren van geheimhoudergesprekken heeft het College van procureurs-generaal aangegeven een uniforme landelijke werkinstructie ten aanzien van het direct afluisteren in een penitentiaire inrichting te zullen opstellen.
Het beperkt opleggen van de gedragsbeïnvloedende maatregel aan moeilijke jeugdigen |
|
Krista van Velzen |
|
Hoe kan het dat de gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdigen zo veel minder is opgelegd dan voorspeld en dat slechts 97 van 320 heropvoedingsplekken in 2009 bezet waren?1 Geldt dit voor alle gedragsbeïnvloedende maatregelen of slechts voor de heropvoeding in een pleeggezin? Kunt u een overzicht geven van het aantal opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregelen sinds deze maatregel mogelijk is gemaakt?
Eind 2008 constateerde ik dat het aantal opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregelen (GBM) achter bleef bij de verwachtingen. Om beter inzicht te krijgen in de potentiële doelgroep heb ik opdracht gegeven om een impactanalyse uit te voeren. De conclusie daarvan was dat de inhoudelijke experts van de ketenpartners (OM, ZM, Raad voor de Kinderbescherming en BJZ) de potentiële doelgroep kleiner schatten dan de oorspronkelijk prognoses aangaven. Op basis daarvan is het verwachte aantal van 750 gedragsmaatregelen per jaar naar beneden bijgesteld. Bij volledige implementatie zullen er per jaar naar verwachting maximaal 250 worden opgelegd. In de VbbV voortgangrapportage van 30 oktober 2009 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr 276) heb ik u hier reeds over geïnformeerd.
Heropvoeding in een pleeggezin is slechts één van de mogelijkheden waartoe een jongere kan worden verplicht in het kader van een gedragsmaatregel. Het programma van de gedragsmaatregel kan onder andere worden ingevuld met geïndiceerde jeugdzorg, jeugd psychiatrische zorg, verslavingszorg en (erkende) gedragsinterventies. Heropvoeding in een pleeggezin vindt plaats door middel van de erkende gedragsinterventie Multidimensional Treatment Foster Care (MTFC). Deze interventie is in 2009 in totaal 16 maal ingezet, waarvan vier maal op titel van de GBM en vier maal op basis van een andere strafrechtelijk titel; acht maal is deze interventie op civiele titel ingezet. In 2010 zijn er drie jongeren ingestroomd, allen op basis van de GBM. Van andere (ook) erkende gedragsinterventies is wel veelvuldig gebruik gemaakt in het kader van de gedragsmaatregel. Waar het aantal van 320 heropvoedingsplekken op gebaseerd is, is mij onbekend. Wel was voor 2008 uitgegaan van een aantal van 350 opgelegde gedragsmaatregelen.
Hieronder vindt u een overzicht van het aantal opgelegde gedragsmaatregelen sinds de inwerkingtreding op 1 februari 2008.
2008
2009 1e helft
2009 2e helft
2009 totaal
2010 jan-feb
Totaal
15
35
57
92
9
Kan er al iets gezegd worden over de resultaten van de maatregel heropvoeding in een pleeggezin? Zijn de eerste resultaten van de heropvoeding in een pleeggezin zo positief als kan worden verwacht op basis van de onderzoeken in de Verenigde Staten en Zweden?
MTFC betreft een erkende gedragsinterventie. Dit houdt een verondersteld effect in op de recidive.
In het evaluatieonderzoek, dat onderdeel is van de erkenning, zal in de komende jaren meer duidelijkheid moeten komen of het gunstige effect op recidive ook in de praktijk gerealiseerd wordt. Gezien het geringe aantal jongeren dat de MTFC interventie in een strafrechtelijk kader heeft ondergaan en gelet op het korte tijdsverloop sinds het afronden van de interventie zijn betrouwbare uitspraken over de recidive nu nog niet mogelijk.
Hoe verhouden zich de kosten van de heropvoeding in een pleeggezin tot een plaats in detentie?
De kostprijs per plaats per dag in een JJI bedroeg in 2009 436 euro. De kostprijs van een plaatsing in een MTFC programma per plaats per dag bedroeg in 2009 330 euro.
Hoe gaat u voorkomen dat ouders nu afhaken omdat de plekken niet bezet worden en dat er in de toekomst een tekort aan deze opvoedingsplaatsen zal zijn?
Ik zie hier in de eerste plaats een rol weggelegd voor MTFC zelf. Met financiële middelen heb ik vanaf medio 2008 MTFC in staat gesteld om bekendheid te geven aan de mogelijkheden die MTFC biedt en daarmee de instroom te bevorderen. Vanaf 2009 tot heden wordt MTFC door mij volledig gefinancierd voor alle in te vullen plaatsen. Dit houdt in dat ook invulling van die plaatsen op grond van andere strafmodaliteiten dan de GBM of een invulling op civiele basis door het ministerie van Justitie wordt vergoed. Voor de werving en het behoud van de pleegouders ligt het op de weg van MTFC daar een effectieve strategie voor op te stellen en uit te voeren. Mijn ministerie heeft contact gezocht met de aanbieder van MTFC. Deze gaf aan dat er op dit moment geen signalen zijn van tekorten aan pleegouders.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de gedragsbeïnvloedende maatregelen, waaronder ook met name de heropvoeding in een pleeggezin, voldoende bekend zijn bij het Openbaar Ministerie en de rechters?
Mijn ministerie heeft in de afgelopen twee jaar veel activiteiten ondernomen om de gedragsmaatregel bij de ketenpartners, waaronder het Openbaar Ministerie en de rechters, onder de aandacht te brengen. Zo is er zowel in 2008 als in 2009 een ronde langs alle Arrondissementale Platformen Jeugd gemaakt, waarbij uitgebreid informatie over de maatregel is verstrekt en knelpunten bij de implementatie zijn geïnventariseerd. Daarbij is overigens in de arrondissementen waar MTFC is uitgevoerd expliciet aandacht geweest voor het feit dat MTFC in de betreffende arrondissementen beschikbaar is voor de uitvoering van de gedragsmaatregel en door mijn ministerie wordt gesubsidieerd. Verder zijn in regionale bijeenkomsten alle justitiële ketenpartners (waaronder het OM en ZM) inhoudelijk geïnformeerd over de ingekochte gedragsinterventies waaronder MTFC. Tevens zijn er vanuit het ministerie brochures verstuurd o.a. aan OM en ZM en is informatie over de gedragsmaatregel op de website van Justitie geplaatst, waarbij ook de mogelijkheid bestaat tot het stellen van vragen. Begin dit jaar is een overzicht van de residentiële zorg die ingezet kan worden bij de gedragsmaatregel onder de ketenpartners (waaronder OM en ZM) verspreid. Voor de zomer zal ook de beschrijving van het uitvoeringsproces van de gedragsmaatregel alle ketenpartners worden toegezonden.
In de landelijke projectgroep gedragsbeïnvloedende maatregel, waarbij het OM en ZM zijn betrokken, is de bekendheid met de mogelijkheden van de gedragsbeïnvloedende maatregel een voortdurend punt van aandacht. Ook in het landelijk overleg van jeugdofficieren worden nieuwe ontwikkelingen, zoals jurisprudentie en nieuwe behandelmogelijkheden regelmatig aan de orde gesteld. Over MTFC is bij de start van een pilot in Arnhem voorlichting gegeven aan het OM. Met de aanbieder van de interventie, het Leger des Heils, is afgesproken dat aanvullende voorlichting zal worden gegeven aan het OM.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze straf ook daadwerkelijk zal worden geëist en zal worden opgelegd en dat niet uit gemakzucht of uit andere overwegingen voor detentie zal worden gekozen? Gaat u ervoor zorgen dat er vaker dan nu het geval is rapporten zullen worden gemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming, gedragsdeskundigen en Bureau Jeugdzorg?
Het is aan de rechter om een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen.
Een goed onderbouwd advies van de Raad voor de Kinderbescherming kan een bijdrage leveren aan het vorderen en opleggen van een gedragsmaatregel.
De gedragsmaatregel past binnen een meer persoonsgerichte aanpak. Deze aanpak zorgt ervoor dat jongeren een straf of maatregel krijgen opgelegd die, op basis van een gedegen onderzoek, het beste bij hun situatie past en waarmee recht wordt gedaan aan de eisen van proportionaliteit. Vooral bij jongeren bij wie een duidelijk kader gewenst is met een stevige stok achter de deur in de vorm van vervangende jeugddetentie, biedt de gedragsmaatregel meer mogelijkheden dan bijvoorbeeld een voorwaardelijke PIJ-maatregel of een voorwaardelijke jeugddetentie onder bijzondere voorwaarden. Om de persoonsgerichte aanpak verder te verbeteren streef ik naar een toename van het aantal gedragsdeskundige onderzoeken. Deze onderzoeken kunnen zowel door de Raad voor de Kinderbescherming als via het NIFP worden uitgevoerd en maken deel uit van het uitgebreide strafonderzoek. De gedragsmaatregel wordt expliciet bij de afwegingen in het kader van dit strafonderzoek meegenomen. Met de Raad voor de Kinderbescherming is afgesproken dat in 2010 625 uitgebreide strafonderzoeken zullen worden uitgevoerd waarbij specifiek de gedragsmaatregel wordt betrokken. Om de Raad voor de Kinderbescherming en de Bureau’s Jeugdzorg in staat te stellen deze uitgebreide onderzoeken uit te voeren heb ik de organisaties ook extra gefinancierd. Daarnaast heb ik ook voor 2009 en 2010 middelen voor een intern projectleider bij de Raad voor de Kinderbescherming en de MOgroep jeugdzorg beschikbaar gesteld om de inhoudelijk medewerkers te ondersteunen en daarmee de kwaliteit van het advies te bevorderen. Of het onderzoek uiteindelijk leidt tot het daadwerkelijk opleggen van de gedragsmaatregel of dat wordt gekozen voor een andere sanctie is van veel factoren afhankelijk. Uitgangspunt is dat het uitgevoerde strafonderzoek dient te leiden tot de meest geschikte persoonsgerichte aanpak.
Het uitgeven van miljoenen euro's aan hotelkamers door tekort aan slaapplaatsen op Gilze-Rijen |
|
Krista van Velzen |
|
Is het waar dat u al sinds september 2008 structureel manschappen in Brabantse hotels laat overnachten? Is het waar dat dit tot nu toe zeker vier miljoen euro heeft gekost? Zo nee, hoeveel heeft dit de belastingbetaler tot nu toe gekost?1
Sinds eind 2008 overnachten ongeveer 250 defensiemedewerkers in hotels in de provincie Noord-Brabant. Dit hangt samen met de sluiting van de vliegbasis Soesterberg en het onverwacht grote aantal medewerkers van deze basis dat gebruik wilde maken van huisvesting op de nieuwe locatie, vliegbasis Gilze-Rijen. Tot de voltooiing van de bouw van aanvullende legering op Gilze-Rijen zullen de medewerkers in hotels overnachten. In 2008 bedroegen de kosten hiervoor € 0,2 miljoen, in 2009 € 3 miljoen en voor 2010 is € 3,1 miljoen begroot.
Ongeveer 115 medewerkers zullen volgens planning vanaf november 2010 gebruik kunnen maken van de nieuwe legering. Voor de resterende 135 medewerkers en voor ongeveer 45 nieuwe medewerkers wordt naar een langetermijnoplossing gezocht. In de loop van het jaar zal daarover een besluit worden genomen. Hierbij zullen doelmatigheidsoverwegingen een belangrijke rol spelen. Naar verwachting zullen de nieuwe medewerkers vanaf 2011 een beroep doen op huisvesting nabij de vliegbasis als gevolg van de uitbreiding van de helikoptervloot met NH-90’s en Chinooks en door reorganisaties.
Hoe lang bent u nog van plan militairen in hotels te huisvesten? Om hoeveel slaapplaatsen gaat het in dit geval en welke kosten voorziet u hiervoor nog?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe komt het dat de geplande legeringsgebouwen nog niet klaar zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u overwogen om de vele leegstaande militaire complexen in Brabant tijdelijk in gebruik te nemen om hier militairen te laten overnachten?
In de aanloop naar de verhuizing is een inventarisatie gemaakt van legering op de volgende kazernes in de omgeving van de vliegbasis Gilze-Rijen: de Koninklijke Militaire Academie in Breda, de Trip van Zoudtland kazerne in Noord-Breda, het Korps Commando Troepen in Roosendaal en de landmachtkazerne in Oirschot. De conclusie was dat geen van deze locaties de mogelijkheid bood extra personeel te legeren. Daarom is ervoor gekozen personeel onder te brengen in hotels in de onmiddellijke omgeving van de vliegbasis Gilze-Rijen.
Heeft u overwogen om leegstaande panden die eerder door het Centraal Opvangorgaan Asielzoekers (COA) werden benut hiervoor te gebruiken?
Er is niet onderzocht of dergelijke leegstaande panden konden worden gebruikt.
Deelt u de mening dat een rekening van vier miljoen euro voor overnachtingen in hotelkamers enorm hoog is? Bent u bereid om alsnog te kijken naar goedkopere overnachtingslocaties?
Om producten of diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs te kunnen afnemen berusten de overnachtingen op raamcontracten met hotels. Voor de medewerkers die na november 2010 nog geen gebruik kunnen maken van langetermijnhuisvesting, wordt onderzocht of er goedkopere tussentijdse oplossingen zijn. Hierbij zal onder andere worden gekeken naar huisvesting op militaire complexen en andere gebouwen in de regio.
Het afschaffen van onderwijs en opleidingen in detentie |
|
Krista van Velzen |
|
Bent u bekend met de afdeling Educatie & Vorming in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, waar ongeveer dertig gedetineerden in de laatste fase van hun detentie diverse vormen van (vak)onderwijs krijgen aangeboden? Bent u bekend met de goede resultaten van deze afdeling, zoals het feit dat er tientallen diploma’s per jaar (100 diploma's in 2008, 87 in 2009 en al 35 diploma's in 2010) kunnen worden uitgereikt?
Ja.
Deelt u de mening dat het bieden van onderwijs en opleidingen aan en het behalen van diploma’s door gedetineerden van groot belang is in het voorkomen van recidive? Zo ja, hoe verklaart u dan het onderwijsaanbod op deze afdeling, waar nu nog 16 uur per week aan onderwijs kan worden geboden, per 1 september 2010 met het invoeren van het nieuwe dagprogramma wordt teruggesnoeid tot twee uur per week?
Veel gedetineerden hebben te maken met onderwijsachterstanden. Aangezien dit een criminogene factor kan zijn, is het gericht aanbieden van onderwijs van belang om de recidive terug te dringen. Onderwijs dient daarom een integraal onderdeel te vormen van de detentieperiode van de gedetineerde. Dit betekent dat onderwijs niet losstaat van de dagelijkse gang van zaken in de inrichting.
Het programma Modernisering Gevangeniswezen streeft een professionalisering van het penitentiair onderwijs na. Een van de doelen is het garanderen dat in alle penitentiaire inrichtingen een basisaanbod aan onderwijs geboden wordt. Hiertoe is het afgelopen jaar gewerkt aan een beleidsplan voor het penitentiair onderwijs. Een van de uitgangspunten uit het beleidsplan is dat het onderwijs in alle vestigingen van het gevangeniswezen kwalitatief op hetzelfde niveau komt. Een ander uitgangspunt is dat in de toekomst meer onderwijs wordt aangeboden door of in samenwerking met externe scholingsinstanties.
Bij het opstellen van het beleidsplan onderwijs is gekozen voor een pragmatische aanpak. Dit betekent dat opleidingen en trainingen worden aangeboden waaraan een gedetineerde na detentie daadwerkelijk iets heeft. In de praktijk wordt met name gewerkt aan basisvaardigheden en taalverwerving. Maar een gedetineerde wordt bijvoorbeeld ook geleerd om met een bepaalde machine te werken of een deel van een productieproces uit te voeren. De nadruk ligt, gelet op de vaak korte straffen die gedetineerden ondergaan, voor de meeste gedetineerden niet op het volgen van een volledige vakopleiding. Bij voorkeur ontvangt de gedetineerde wel een schriftelijk bewijs van hetgeen hij geleerd heeft.
Zoals reeds eerder aan uw Kamer is gemeld, wordt momenteel het dagprogramma in alle penitentiaire inrichtingen op een uniform basisniveau gebracht. Veel inrichtingen voldeden al aan een dagprogramma op basis van de vastgestelde productspecificaties. Enkele inrichtingen boden meer basisactiviteiten aan dan is afgesproken, bijvoorbeeld op het gebied van bezoek, recreatie en onderwijs. Hierin wordt nu meer uniformiteit gerealiseerd. In sommige inrichtingen betekent het strikt houden aan de productspecificaties dat er meer onderwijs gegeven gaat worden, in andere heeft het een teruggang tot gevolg.
Na drie maanden wordt het nieuwe dagprogramma geëvalueerd en wordt samen met de vestigingsdirecteur bekeken of er knelpunten zijn en/of bijstelling van het dagprogramma nodig is. Vervolgens wordt per 1 september 2010 het avond- en weekendprogramma ingevoerd. Hierdoor is er meer ruimte voor activiteiten gericht op reïntegratie en bezoek. De activiteiten voor reïntegratie, waarvoor extra geld beschikbaar is, kunnen deels bestaan uit onderwijsactiviteiten.
Ook de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel dient het dagprogramma aan te passen aan het uniform basisniveau. De directie heeft een organisatie- & formatierapport opgesteld om deze verandering door te voeren. Dit rapport is momenteel onderwerp van gesprek met de medezeggenschap. Het aantal uren onderwijsaanbod staat op dit moment nog niet vast. Het klopt in ieder geval niet dat per 1 september 2010 het aantal onderwijsuren wordt teruggesnoeid tot twee uur per week. Ook het aantal FTE’s aan onderwijzers is nog niet formeel vastgesteld.
Ik zie op dit moment geen aanleiding om de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel aan te merken als pilotlocatie voor onderwijs. Binnen het programma Modernisering Gevangeniswezen worden verschillende pilots gehouden. De penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel is al een pilotlocatie voor arbeidstoeleiding, mede in samenwerking met het UWV werkbedrijf. Zoals ik hierboven heb aangegeven vormt ook het aanleren van basisvaardigheden een belangrijk onderdeel van het onderwijsplan. Dit komt tot uitdrukking in de pilot arbeidstoeleiding. Arbeidstoeleiding bevat namelijk een onderwijscomponent, zoals het aanleren van vaardigheden of het volgen van scholing. Tevens is er een start gemaakt om in samenwerking met de Gemeente Rotterdam laaggeletterdheid onder gedetineerden aan te pakken. Er is gebleken dat het aanleren van de basis Nederlandse taal een belangrijke voorwaarde is voor het kunnen voeren van een sollicitatiegesprek en het tekenen van een contract. Bij de aanpak van deze laaggeletterdheid zullen tevens ROC’s betrokken worden.
Is het waar dat de 2,5 fte aan onderwijzers die daar nu werkzaam zijn vertrekken? Zo niet, hoe zit het dan wel?
Zie antwoord vraag 2.
Is het drastisch beperken van het onderwijsaanbod op deze afdeling niet regelrecht in strijd met de mooie beloften in het programma Modernisering Gevangeniswezen (MGW), zoals: Hoe verklaart u al deze mooie woorden uit het beleidsprogramma aan de ene kant en het afschaffen van een goed draaiend (vak-)onderwijsaanbod aan de andere kant?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat deze afdeling met dit grote onderwijsaanbod juist als voorbeeld kan dienen voor andere penitentiaire inrichtingen? Zo ja, bent u bereid er voor te zorgen dat deze afdeling, inclusief het huidige onderwijsaanbod, in stand blijft? Zo nee, kunt u dan in ieder geval deze inrichting als pilot aanmerken, het onderwijsaanbod in stand laten en zo nodig nader onderzoeken hoe effectief dit is in het kaderen van recidivereductie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat het speciale ouder-kind-bezoek in deze inrichting van de ene op de andere dag is afgeschaft? Per wanneer zal het ouder-kind-bezoek weer zijn hersteld, zoals door u toegezegd in het algemeen overleg op 7 april 2010? Bent u bereid er voor te zorgen dat in iedere inrichting in ieder geval een keer per maand een speciaal ouder-kind-bezoekmoment wordt gehouden? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen overleg van 7 april 2010 heb ik aangegeven dat ik hecht aan de mogelijkheid dat kinderen hun ouders in detentie kunnen bezoeken. Ik heb toegelicht dat de bezoekmogelijkheden momenteel bestaan uit bezoek tijdens reguliere wekelijkse bezoekuren en uit de ouder-kindbezoeken minimaal vier keer per jaar.
Zoals in mijn antwoord op vraag 2 tot en met 5 aangegeven dient ook de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel het dagprogramma terug te brengen tot een uniform basisniveau.
De specifieke ouder-kindbezoeken zijn niet afgeschaft, deze worden vier keer per jaar georganiseerd. Ouder-kindbezoeken kunnen op twee manieren worden ingevuld:
De reguliere bezoekmogelijkheden worden uitgebreid door de invoering van het avond- en weekendprogramma. Daarmee worden de mogelijkheden voor kinderen om op bezoek te gaan bij hun gedetineerde ouder vergroot. Vanaf 1 september 2010 is er eens in drie weken bezoek in het weekend mogelijk. Hiermee kom ik tegemoet aan uw vraag om eens per maand een speciaal ouder-kindmoment te realiseren. Het lijkt niet nodig om deze momenten specifiek aan te merken als ouder-kindbezoek. Ook ander bezoek dient van de mogelijkheid gebruik te kunnen maken om in het weekend de gedetineerde te bezoeken.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden, bij voorkeur binnen een week, en in ieder geval uiterlijk voorafgaand aan het twee-minutendebat over het verslag van het algemeen overleg over gevangeniswezen (d.d. 7 april 2010)?
Ja.
De noodzaak van gemeenten om de noodopvang voor asielzoekers weer te openen |
|
Krista van Velzen |
|
Wat is uw reactie op de noodkreet van gemeenten dat zij de noodopvang weer zullen moeten openen nu de regering er onvoldoende in slaagt om asielzoekers vanuit de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel terug te begeleiden naar het land van herkomst?1
Er is geen reële aanleiding om tot heropening van noodopvangvoorzieningen over te gaan. Dit kabinet heeft een groot aantal structurele maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat uitgeprocedeerde asielzoekers niet op straat terecht hoeven te komen. Deze zijn: het creëren van opvang voor medische aanvragers, het opleggen van een vrijheidsbeperkende-maatregel in de VBL na afloop van de vertrektermijn van 28 dagen, extra mogelijkheden voor ondersteuning bij zelfstandig vertrek en op de langere termijn de nieuwe asielprocedure in het kader waarvan opvang wordt verleend na afwijzing in het AC. De overheid spant zich aldus maximaal in om vanuit een situatie van opvang of verblijf in de VBL het zelfstandig vertrek te realiseren, zodat uitgeprocedeerde asielzoekers niet op straat terechtkomen. In gevallen waarbij blijkt dat betrokkenen buiten hun schuld niet kunnen vertrekken, voorziet het buitenschuldbeleid in de mogelijkheid van een verblijfsvergunning. Een tot op het laatste denkbare geval sluitende aanpak is echter, gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling voor zijn vertrek, niet mogelijk. Indien uitgeprocedeerde asielzoekers niet zelfstandig willen vertrekken, wordt ingezet op gedwongen terugkeer. Het kan voorkomen dat ook het gedwongen vertrek bij gebrek aan (vervangende) reisdocumenten niet kan worden gerealiseerd. Het in dergelijke gevallen op enig moment beëindigen van het verblijf in de VBL vloeit voort uit het uitgangspunt van het terugkeerbeleid dat de vreemdeling zelf verantwoordelijkheid draagt voor het vertrek en draagt bij aan de boodschap dat verblijf in Nederland geen optie (meer) is. Het vervolgens verlenen van vormen van noodopvang acht ik een verkeerd signaal.
Is het waar dat vijftig procent van de mensen vanuit de VBL niet terugkeert naar het land van herkomst en dat zij vervolgens weer op straat belanden? Zo ja, wat zijn de werkelijke aantallen? Zo nee, om hoeveel mensen gaat het dan die weer op straat belanden?
Nee, dit is niet waar. In 2009 hebben ongeveer 560 vreemdelingen de VBL verlaten. Ongeveer 10% van hen heeft, tegelijk met de beëindiging van de vrijheidsbeperkende maatregel, een aanzegging gekregen om Nederland te verlaten. Een deel van de vreemdelingen heeft ervoor gekozen om zelfstandig, op eigen initiatief de VBL te verlaten.
De overige vreemdelingen hebben Nederland aantoonbaar verlaten, zijn in vreemdelingenbewaring gesteld of zijn uitgestroomd om overige redenen (ingediende verblijfsaanvraag, verleende vergunning etc.).
Hoeveel gezinnen zijn er sinds 1 januari 2010 op straat gezet vanuit de VBL?
In de periode tussen 1 januari 2010 en 1 april 2010 heeft één gezin bestaande uit twee vreemdelingen, tegelijk met de beëindiging van de vrijheidsbeperkende maatregel, een aanzegging gekregen om Nederland te verlaten.
Bent u van mening dat alle vreemdelingen die weer op straat belanden dit zonder uitzondering aan zichzelf te wijten hebben omdat zij niet meewerken aan terugkeer? Zo ja, waarop baseert u uw mening? Zo nee, wat is dan uw oplossing als het niet terug kunnen keren niet aan de vreemdeling te wijten is?
Ja. Voor alle vreemdelingen op wie een vertrekplicht rust, geldt in beginsel dat het mogelijk is om terug te keren naar het land van herkomst. Er zijn mij in dit kader geen landen bekend die hun eigen onderdanen niet terugnemen indien zij zelfstandig willen terugkeren.
Mocht gedurende het vertrektraject blijken dat een vreemdeling buiten zijn/haar schuld niet kan vertrekken, dan zal in beginsel een vergunning op grond van het buitenschuldbeleid worden verleend.
Kunt u de opvatting van de gemeenten onderschrijven dat zij een zorgplicht hebben en geen gezinnen, zieken en ouderen op straat mogen laten zwerven? Zo ja, bent u bereid de noodopvangen toe te staan? Zo nee, gaat u ingrijpen bij gemeenten die noodgedwongen de noodopvang weer openen en welke maatregelen gaat u nemen?
Nee. Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 1, zijn in de afgelopen jaren door het kabinet maatregelen genomen om de problematiek van het op straat terechtkomen van uitgeprocedeerde asielzoekers tot een minimum te beperken. Daarmee is het probleem weggenomen dat door gemeenten werd genoemd als grond om noodopvang te verlenen. Tevens is, in het kader van een projectmatige aanpak, door het Rijk en gemeenten intensief en met succes samengewerkt om tot beëindiging van de bestaande noodopvang te komen, omdat niet uit te sluiten valt dat ook in de toekomst uitgeprocedeerde asielzoekers zich zullen melden bij gemeenten, kerken of vormen van incidentele opvang is met de gemeenten afgesproken dat in zulke gevallen contact wordt opgenomen met het Ministerie van Justitie (i.c. de DT&V) om te kijken naar mogelijke maatregelen. De overlegstructuur zoals ontstaan met de werkwijze voor de afbouw van de gemeentelijke noodopvang (het casusoverleg op lokaal niveau) zal ook voor de toekomst behouden blijven en voor dergelijke situaties van nut zijn. Door deze combinatie van maatregelen en aanvullende afspraken is het bestuursakkoord dat de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en de VNG op 25 mei 2007 hebben gesloten, zodanig ingevuld dat bestaande structurele noodopvang kon worden gesloten en er voor gemeenten geen aanleiding is om opnieuw dergelijke structurele voorzieningen te bieden.