De levering van Patriot-systemen en raketten aan Oekraïne |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met de oproep van Oekraïne (President Zelensky en Minister van Buitenlandse Zaken Kuleba) om meer Patriot-systemen en raketten te leveren, gegeven de intensivering van luchtaanvallen door Rusland op onder andere Kharkiv?
Ja.
Deelt u de mening dat Nederland, Europese landen, de Verenigde Staten (VS) en andere partners zich maximaal moeten inspannen om de luchtverdediging van Oekraïne te versterken?
Ja, het leveren van luchtverdedigingssystemen blijft één van de prioriteiten ten aanzien van de internationale militaire steun aan Oekraïne. Luchtverdedigingssteun is dermate belangrijk dat het kabinet onlangs heeft toegezegd € 150 miljoen bij te dragen aan het Duitse Immediate Action on Air Defense initiatief en daarnaast € 60 miljoen vrij te maken voor het verwerven van korte afstand luchtverdedigingsmiddelen om op korte termijn de Oekraïense luchtverdediging te versterken. Ook blijft het kabinet partners en bondgenoten actief aansporen om materieel te leveren.
Welke mogelijkheden zijn er nog voor Nederland om (reserve-)onderdelen en raketten te leveren uit de bestaande voorraad, binnen de relevante kaders ten aanzien van NAVO-verplichtingen en de gereedheid van onze Patriot-eenheden?
Nederland heeft reeds twee Patriot-lanceerinrichtingen geleverd en onderzoekt momenteel met maximale flexibiliteit en creativiteit, zoals verzocht door de recente motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024), de mogelijkheden om aanvullende middelen uit eigen voorraad te leveren. Hierbij wordt in de afweging kritisch gekeken naar de gevolgen voor de operationele gereedheid, internationale verplichtingen en de mogelijkheid om Nederlandse militairen te blijven trainen.
Zijn er mogelijkheden om in samenwerking met andere landen die over Patriot-systemen beschikken meer te leveren uit bestaande voorraden?
Het Patriot-systeem is een schaarse capaciteit voor Nederland en binnen de NAVO. Echter, gezien de noden aan het Oekraïense front, onderzoekt het kabinet momenteel conform de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024) de mogelijkheden om aanvullende luchtverdedigingsmiddelen en andere militaire steun aan Oekraïne te leveren. Een eventuele levering van Patriot-systemen zal in samenwerking met andere landen moeten gebeuren.
Wanneer gaat het aangekondigde initiatief van vier Europese Unie (EU)-landen, waaronder Nederland, om via een nieuwe productielijn in Zuid-Duitsland 1.000 Patriot-raketten te produceren daadwerkelijk leiden tot de realisatie van nieuwe Patriot-raketten? Is het mogelijk om dit te versnellen? Zo ja, hoe?
In de eerste week van januari 2024 heeft het NATO Supply and Procurement Agency (NSPA) namens Nederland, Duitsland, Roemenië en Spanje de opdracht voor Europese productie tot een totaal van 1.000 Patriot-raketten gegund aan de joint venture van het Amerikaanse Raytheon en het Europese MBDA. De assemblagelijn van de Patriot-raketten zal in Zuid-Duitsland gerealiseerd worden. De Kamer is in de vertrouwelijke bijlage bij de Kamerbrief «Aanvulling inzetvoorraad munitie» (Kamerstuk 27 830, nr. 395 van 18 april 2023) geïnformeerd over de jaren waarin de Patriot-raketten geleverd worden.
Ziet u aanvullende kansen om de productie van Patriot-raketten te versnellen of op te schalen? Zo ja, welke?
Nederland heeft zich actief ingezet voor de uitbreiding van de bestaande productiecapaciteit van Patriot-raketten. Deze inzet is in lijn met het verzoek van de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024). Zo heeft Nederland actief bijgedragen aan het tot stand komen van de vraagbundeling en Europese productie van Patriot-raketten. Op dit moment ziet Nederland weinig aanvullende mogelijkheden om de Europese productie verder te versnellen of op te schalen. Meer Patriot-raketten zullen wel in de Verenigde Staten en Japan, worden geproduceerd. Nederland is over dit onderwerp met verschillende internationale partners in gesprek. Hierover kunnen wij op dit moment geen verdere uitspraken doen.
Bent u bekend met de uitspraak van Thomas Laliberty, President van Raytheon Land & Air Defense Systems, dat de productiecapaciteit om één Patriot-batterij per maand te produceren nu nog onderbenut is? Herkent u deze uitspraak?
Ja. Het kabinet heeft geen exact beeld van de mate waarin het betreffende bedrijf de productiecapaciteit benut en doet daarover dan ook geen verdere uitspraken. Wel is bekend dat de internationale vraag naar Patriot-systemen hoog is. Zo heeft Nederland, ter vervanging van de geleverde systemen, direct na donatie van materieel aan Oekraïne een verzoek tot het verwerven van Patriot-lanceerinrichtingen ingediend, maar daarvoor nog geen aanbod ontvangen. Defensie verwacht in de zomer een reactie op dit verzoek.
Overweegt Nederland om samen met andere landen actie te ondernemen om de productie van Patriot-batterijen te stimuleren, bijvoorbeeld door de vraag te bundelen en een gezamenlijke bestelling te doen? Zo ja, welke mogelijkheden worden verkend en wanneer verwacht u hierover te besluiten? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich actief ingespannen om de productie van Patriot-batterijen te stimuleren en zal blijven zoeken naar additionele mogelijkheden daartoe in lijn met het verzoek van de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024). Zo heeft Nederland actief bijgedragen aan het tot stand komen van de vraagbundeling en de Europese productie van Patriot-raketten. Via diverse werkgroepen vindt overleg met andere landen plaats over mogelijkheden tot vraagbundeling voor versterking van de eigen capaciteiten en die voor Oekraïne.
Welke stappen worden gezet om de interoperabiliteit tussen Nederlandse Patriots-luchtafweersystemen en die van andere NAVO-partners te verbeteren?
Nederland investeert in de doorontwikkeling van de huidige Patriot-communicatieapparatuur om beter te voldoen aan de nieuwste technische NAVO-standaarden die interoperabiliteit vergroten (Federated Mission Network). Ook voert Nederland gesprekken met Duitsland om barrières in regelgeving weg te nemen waardoor de procedurele interoperabiliteit wordt vergemakkelijkt.
Overweegt Nederland om Norwegian Advanced Surface to Air Missile System (NASAMS) aan Oekraïne te leveren? Zo ja, wat zijn de belangrijkste afwegingen en wanneer verwacht u hierover te besluiten? Zo nee, waarom niet?
NASAMS luchtverdedigingssystemen zijn op dit moment benodigd voor nationale operationele taken en kunnen dus niet aan Oekraïne gedoneerd worden zonder dat dit onacceptabele gevolgen heeft voor de gereedheid van onze krijgsmacht. Al het materieel dat niet essentieel is voor operationele taken of voor afstoting bestemd is wordt overwogen voor donatie aan Oekraïne, dit is op korte termijn voor NASAMS systemen niet voorzien.
Ziet u kansen om de productie van alternatieve luchtverdedigingssystemen in Europese landen op te schalen (buiten Patriots en NASAMS)? Zo ja, welke rol zou Nederland hierin, eventueel via de EU of NAVO, kunnen spelen?
Nederland zoekt actief naar mogelijkheden om de productie van luchtverdedigingssystemen op te schalen. Het kabinet inventariseert hiervoor, via de interdepartementale Task Force Productiezekerheid, mogelijkheden om dit multilateraal en/of in NAVO/EU verband te bewerkstelligen. Uw Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de inzet en eerste resultaten van deze Task Force.
Ziet u kansen om wereldwijd raketten voor luchtverdediging voor Oekraïne op te kopen, zoals Tsjechië doet voor artilleriemunitie? Zo ja, welke rol zou Nederland hierin kunnen spelen?
Het kabinet herkent de noden van Oekraïne, in het bijzonder op het gebied van luchtverdediging en heeft daarom onlangs aangekondigd € 150 miljoen bij te dragen aan het Duitse Immediate Action on Air Defense initiatief en € 60 miljoen voor het verwerven van korte afstand luchtverdedigingsmiddelen. Verder is Nederland via bilaterale en multilaterale initiatieven zoals de Ukraine Defense Contact Group (UDCG), het International Fund for Ukraine (IFU) en een door het Verenigd Koninkrijk geleid initiatief ten behoeve van luchtverdedigingsmiddelen actief betrokken bij verschillende initiatieven ten behoeve van de Oekraïense luchtverdediging. Hierbij worden ook luchtverdedigingsmiddelen commercieel verworven ten behoeve van Oekraïne.
Welke overige acties onderneemt Nederland om de luchtverdediging van Oekraïne te versterken, zowel zelfstandig als samen met onze partners?
Nederland heeft sinds het begin van de grootschalige invasie van Oekraïne onder andere Patriot-lanceerinrichtingen, raketten, mobiele luchtdoelkanonnen, Stinger-raketten en verschillende type radars geleverd. Nederland benadert daarnaast internationale partners en bondgenoten actief om zo veel mogelijk opties tot het versterken van de luchtverdediging van Oekraïne te onderzoeken en realiseren. Ook draagt Nederland multilateraal als lid van de Integrated Air and Missile Defence en de Air Force Capability Coalition bij aan de toekomstige luchtverdediging van Oekraïne.
Bent u gezien de ernst van de recente Russische luchtaanvallen in Oekraïne bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Documenten van de MIVD inzake de ‘Nord Stream-gasleiding’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kan de Kamer alle documenten (rapporten, notities, e-mails, et cetera) van de MIVD ontvangen, vanaf 1 januari 2022, waarin melding wordt gemaakt van de «Nord Stream-gasleiding»?
Nee, dit gelet op de waarborgen die de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 bevat over onder meer de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten. In het algemeen geldt dat de Kamer over de vertrouwelijke aspecten van het werk van de diensten via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) wordt geïnformeerd.
Het bericht dat er bij een Nederlandse wapeninzet in Afghanistan in 2007 mogelijk zes burgerslachtoffers zijn gevallen |
|
Sarah Dobbe |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kunt u de wapeninzet van 14 september 2007 uitgebreider toelichten inclusief de precieze toedracht van de betreffende aanval, met daarbij onder andere locatie, soort wapeninzet, aantal betrokken militairen en het doel van de inzet? Zo nee, waarom niet? (Kamerstuk 27 925, nr. 964)
Zoals aan uw Kamer gemeld op 20 februari 2024 (Kamerstuk 27 925, nr. 964) is door een mediaverzoek gebleken dat de geweldsaanwending van 14 september 2007 met mogelijke burgerslachtoffers niet is opgenomen in de registratie die door het Ministerie van Defensie op 18 december 2009 openbaar is gemaakt.1 In deze brief heb ik toegezegd uw Kamer hierover nader te informeren.
Op 14 september 2007 verleende een Nederlandse eenheid vuursteun aan een politiepost die door vijandelijke strijders werd aangevallen. De Afghaanse politie dreigde de post te moeten opgeven. Ter verdediging viel de Nederlandse eenheid de vijandelijke strijders aan, die twee wooncomplexen (quala’s) als gevechtsposities gebruikten. Op 17 september werd op basis van informatie van een nabijgelegen ziekenhuis bekend dat er mogelijk zes burgers waren omgekomen en twee kinderen gewond waren geraakt. De dodelijke slachtoffers waren toen al begraven en waren daarvoor niet door medici gezien. Op 18 september hebben Nederlandse militairen in het ziekenhuis gesproken met familieleden van één van de gewonde kinderen. Om een feitencomplex te kunnen reconstrueren werd gepoogd ter plaatse te gaan. Dit werd echter bemoeilijkt doordat de locatie wegens verhoogde dreiging niet toegankelijk was. Op 29 december werd een bezoek mogelijk waarbij bleek dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld waardoor en onder welke omstandigheden de slachtoffers hun (dodelijke) verwondingen hadden opgelopen. Een situatierapport van 30 december vermeldt dat er aan één van de families een ex-gratia betaling is gedaan.
Sinds wanneer is het u bekend dat er mogelijk zes burgerslachtoffers zijn gevallen op 14 september 2007 door de Nederlandse wapeninzet?
Zie antwoord vraag 1.
Sinds wanneer is deze informatie bekend bij het ministerie?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe komt het dat deze informatie in 2009 niet bekend is gemaakt?
Het betreft een omissie in de registratie die op 18 december 2009 door Defensie per Wob-besluit openbaar is gemaakt, waarbij destijds ook is aangegeven dat deze registratie mogelijk niet volledig was (Kamerstuk 27 925, nr. 403). In aanloop naar de publicatie van het artikel in de NRC over de vaandelopschriften Afghanistan (28 februari 2024) werd dit opgemerkt en is de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 964).
U schrijft dat er «mogelijk» burgerslachtoffers zijn gevallen op 14 september 2007; wat is hierover bekend en worden de feiten onderzocht zodat hier uitsluitsel over kan worden gegeven? Zo ja, wanneer kan de Kamer hier meer duidelijkheid over verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het verzwijgen van burgerslachtoffers een ernstige zaak is?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom is de toedracht en het vallen van burgerslachtoffers op 14 september 2007 niet eerder met de Kamer gedeeld tussen 2007 en 2024?
Zie antwoord vraag 4.
Is er contact geweest met de slachtoffers en nabestaanden van 14 september 2007, in het geval er sprake is van burgerslachtoffers? Zo ja, wanneer was dit, met wie, hoe vaak, en wat was de aard van dit contact?
Zie antwoord vraag 1.
Is er met de slachtoffers en nabestaanden van 14 september 2007 gesproken over compensatie en excuses? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
In een artikel in NRC Handelsblad van 28 februari 2024 wordt gesteld dat in juni 2009 acht burgers werden gedood; klopt dit?1
De Task Force Uruzgan was op 13 juni 2009 op de hoogte dat er sprake was van een vermoeden van burgerslachtoffers ten gevolge van deze geweldsaanwending op 11 juni 2009. Deze geweldsaanwending is opgenomen in de op 18 december 2009 door Defensie per Wob-besluit openbaar gemaakte registratie met de vermelding dat er sprake was van zeven doden, en dat het waarschijnlijk om vijandige strijders ging.
Hoe rijmt u dit artikel met de antwoorden op Kamervragen van de SP van 23 december 2009 waarin staat: «Op 11 juni 2009 hebben twee Nederlandse helikopters luchtsteun gegeven aan Afghaanse en Australische eenheden die in het Mirabad-gebied in gevecht waren geraakt met Talibanstrijders. De Nederlandse helikopters hebben een beschieting uitgevoerd op twee voertuigen die daarbij betrokken waren, en die tijdens het wegrijden duidelijk herkenbaar reageerden op opdrachten van de Talibanstrijders die door middel van radiocontact werden gegeven.»?2
Zie antwoord vraag 10.
Indien dit bericht in NRC klopt, waarom is de Kamer niet geïnformeerd over de acht burgerdoden die zijn gevallen op 11 juni 2009?
Zie antwoord vraag 10.
Sinds wanneer is het u bekend dat er mogelijk burgerslachtoffers zijn gevallen op 11 juni 2009 door Nederlandse wapeninzet?
Zie antwoord vraag 10.
Sinds wanneer is deze informatie bekend bij het ministerie?
Zie antwoord vraag 10.
Wat is bekend over de toedracht van 11 juni 2009 en worden de feiten onderzocht zodat hier uitsluitsel over kan worden gegeven? Zo ja, wanneer kan de Kamer hier meer duidelijkheid over verwachten? Zo nee, waarom niet?
De toedracht staat beschreven in de registratie die op 18 december 2009 door Defensie per Wob-besluit openbaar is gemaakt. Destijds zagen Defensie en het Openbaar Ministerie (OM) geen aanleiding voor vervolgonderzoek. In 2021 maakt het OM openbaar dat er aanvullend onderzoek was ingesteld naar deze geweldsaanwending, op basis van nieuwe informatie die het OM in de loop van 2018 bereikte. Defensie wacht het onderzoek af.
Is er contact geweest met de slachtoffers en nabestaanden van 11 juni 2009, in het geval er sprake is van burgerslachtoffers? Zo ja, wanneer was dit, met wie, hoe vaak, en wat was de aard van dit contact?
De Nederlandse Apaches handelden op verzoek van Australische grondeenheden die zij ondersteunden. Het is Defensie niet bekend of er nadien door Australische eenheden contact is gelegd met burgerslachtoffers en/of nabestaanden. Defensie zal Australië verzoeken de bij hen bekende informatie over mogelijke burgerslachtoffers te delen.
Is er met de slachtoffers en nabestaanden van 11 juni 2009 gesproken over compensatie en excuses? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Op 20 april 2023 antwoordde u op Kamervragen van de SP dat een intern onderzoek zou worden gestart naar burgerslachtoffers tijdens een inzet op 22 maart 2016 bij een gebouw in Mosul in Irak dat volgens de coalitie door ISIS werd gebruikt als hoofdkwartier; zijn de resultaten van dit onderzoek er inmiddels en wanneer verwacht u deze naar de Kamer te sturen?3
De Kamer is op 30 maart 2023 geïnformeerd dat er een intern onderzoek naar dit vermoeden van burgerslachtoffers is gestart. Dit onderzoek is gaande, zodra dit is afgerond wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
De dreiging van een nucleaire oorlog tussen Nederland en Rusland |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD), Thierry Baudet (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is tijdens de Parijse top op 26 februari jongstleden wel of niet gediscussieerd over het sturen van grondtroepen naar Oekraïne?
Op 26 februari jl. heeft de Minister-President deelgenomen aan een breed internationaal overleg over Oekraïne. Hier zijn verschillende opties voor steun aan Oekraïne besproken. Het kabinet kan in verband met vertrouwelijkheid niet verder op de aard van de besprekingen in gaan. Nederland steunt Oekraïne vanaf de eerste dag van deze grootschalige inval politiek, militair, economisch en humanitair en zal dat ook blijven doen zo lang dat nodig is.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Kremlin-woordvoerder Dmitri Peskov – in reactie op de uitspraak van Macron dat het sturen van grondtroepen naar Oekraïne «niet mag worden uitgesloten»1 – dat «alleen al het feit dat er gepraat wordt over het sturen van troepen [...] een heel belangrijk nieuw element» is en dat in het geval troepen worden gestuurd een direct conflict tussen Rusland en de NAVO «onvermijdelijk» is?2 Bent u het eens met de uitspraak van Peskov? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee. Vooropgesteld moet worden dat Rusland deze oorlog is begonnen door Oekraïne onrechtmatig binnen te vallen en de soevereiniteit van het land te schenden. Het is Rusland die een kans op verbreding van deze oorlog doet toenemen door escalerende acties en retoriek. Verder kan Rusland de oorlog tegen Oekraïne op elk moment beëindigen door zich terug te trekken.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Commandant der Strijdkrachten Generaal Onno Eichelsheim dat «je alle opties moet openhouden om te zien hoe je Oekraïne het beste kan steunen»?3 Valt het sturen van Nederlandse troepen wat u betreft ook onder deze opties? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
De Commandant der Strijdkrachten adviseert het kabinet en de over militaire steun aan Oekraïne en weegt daarbij alle opties aan de hand van de omstandigheden.
Bedoelt u met «onze oorlog» dat Nederland op dit moment in oorlog is met Rusland – ja of nee? Deelt u de mening dat een directe oorlog tussen Rusland en de NAVO koste wat kost moet worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is op dit moment niet in oorlog met Rusland. De Russische dreiging tegen Europa is echter reëel. Rusland voert een oorlog op het Europese continent, is Oekraïne onrechtmatig binnengevallen en zet zijn illegale oorlog voort. Hierbij staat niet alleen de vrijheid van Oekraïne op het spel, maar ook onze gedeelde waarden, het mondiale vertrouwen in de internationale rechtsorde en de veiligheid en stabiliteit van Europa en daarmee ook Nederland.
Nederland spant zich daarom in om Oekraïne te steunen in de strijd tegen de Russische agressie. Hierbij houdt Nederland rekening met de behoeften van Oekraïne, de mogelijkheden die Nederland tot zijn beschikking heeft, de impact op de Nederlandse gereedheid en bredere veiligheid en het mogelijk (de-)escalerende effect. Daarnaast is het cruciaal voor Nederland om toekomstige agressie in Europa tegen te gaan. Daarom spant Nederland zich samen met onze internationale partners in om zowel in NAVO- als EU-verband een geloofwaardige afschrikking te behouden.
Hoe verhoudt uw onvoorwaardelijke steun aan Oekraïne zich tot artikel 33 van het Handvest van de Verenigde Naties (VN) – waarin staat dat «bij een geschil waarvan het voortbestaan de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar dreigt te brengen» landen in de eerste plaats moeten aansturen op de-escalatie in de vorm van «onderhandelingen, feitenonderzoek, bemiddeling, conciliatie, arbitrage, een rechterlijke beslissing, het doen van een beroep op regionale organen of akkoorden, of andere vreedzame middelen naar hun eigen keuze»?4
Het gaat hier niet om een geschil tussen Oekraïne en Rusland, maar om een eenzijdige, illegale en niet-geprovoceerde militaire invasie door Rusland van het buurland, die veroordeeld is door meer dan 140 leden van de AVVN en door verschillende internationale rechters en waarbij artikel 51 van het VN-Handvest, het recht op zelfverdediging, op Oekraïne van toepassing is.
Daarnaast steunt Nederland de vredesinspanningen van Oekraïne via de Vredesformule van president Zelensky. De kans op betekenisvolle onderhandelingen is op dit moment echter gering vanwege het getoonde gebrek aan bereidheid te onderhandelen aan Russische zijde.
Hoe kijkt u naar de uitspraak van Poetin dat het sturen van NAVO-militairen een conflict met nucleaire wapens en daarmee de vernietiging van de westerse maatschappij dichterbij brengt?5 Deelt u de mening dat een nucleaire oorlog koste wat kost moet worden voorkomen en dat dus geen NAVO-militairen naar Oekraïne moeten worden gestuurd?
President Poetin heeft in de afgelopen twee jaar, maar ook in aanloop naar de Russische illegale invasie van Oekraïne, meermaals nucleaire dreigingen geuit met als doel om Oekraïne onder druk te zetten, Westerse steun aan Oekraïne te ontmoedigen en het publiek te misleiden. Het kabinet vindt dit dreigen met kernwapens zeer onverantwoord. Deze retoriek past in een patroon van destabiliserende Russische activiteiten in het nucleaire domein, zoals de modernisering en uitbreiding van de Russische nucleaire wapensystemen in de afgelopen twee decennia, de aankondiging nucleaire wapens in Belarus te plaatsen, de opschorting van het New START-verdrag en de intrekking van de ratificatie van het Kernstopverdrag (CTBT).
Het kabinet steunt de gezamenlijke verklaring van de in het Nucleair Proliferatieverdrag (NPV) vijf erkende kernwapenstaten (Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Rusland en China) van 3 januari 2022 over het voorkomen van nucleaire oorlog en het vermijden van een wapenwedloop. In deze verklaring staat dat een nucleaire oorlog niet gewonnen kan worden en nooit gevochten moet worden.6
Realiseert u zich dat Rusland delen van Oekraïne als zijn nationaal grondgebied beschouwt en dat het land het gerechtvaardigd acht om nucleaire wapens te gebruiken als het nationaal grondgebied wordt bedreigd? Neemt u de dreiging dat Rusland het gebruik van nucleaire wapens toestaat als deze delen van Oekraïne worden aangevallen serieus?
De illegale Russische annexaties van de Krim in 2014 en van de oblasten Donetsk, Loehansk, Cherson en Zaporizja in 2022 zijn een flagrante schending van het Handvest van de Verenigde Naties (VN-Handvest). De ambigue uitspraken van het Russische leiderschap over de bescherming van deze gebieden met alle mogelijke middelen zijn derhalve niet legitiem en onverantwoord. De Verenigde Staten hebben eerder publiekelijk kenbaar gemaakt dat een Russische nucleaire inzet in Oekraïne catastrofale gevolgen zal hebben voor Rusland.7
Wat zijn volgens u de gevolgen van een eventuele nucleaire oorlog met Rusland voor Nederland?
De Satan II is één van de intercontinentale ballistische raketsystemen van Rusland. Dit strategische raketsysteem kan meerdere kernkoppen dragen. Verdediging tegen strategische nucleaire raketsystemen is zeer lastig. De Verenigde Staten noch Rusland beschikken over een raketschild dat beschermt tegen een grootschalige aanval met strategische raketsystemen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Rusland intercontinentale ballistische raketten zoals de Satan II tegen Nederland inzet, omdat deze raketsystemen bedoeld zijn voor strategische afschrikking over de lange afstand.
De impact van een kernwapen is afhankelijk van meerdere factoren, zoals de kracht van het wapen, de hoogte waarop het wapen wordt ingezet, de locatie en de windrichting. De inzet van kernwapens, waar dan ook ter wereld, zou catastrofale gevolgen met zich meebrengen. Daarbij gaat het ook om de bredere geopolitieke impact zoals het doorbreken van het nucleaire taboe.
Het afschrikkingsbeleid van de NAVO is erop gericht dat kernwapens nooit hoeven te worden ingezet. Het fundamentele doel van de nucleaire capaciteit van de NAVO is om vrede te bewaren, dwang te voorkomen en agressie af te schrikken. Afschrikking is uiteindelijk de beste verdediging voor het NAVO-bondgenootschap en daarmee ook voor Nederland.
Wat zullen de gevolgen zijn voor Nederland als Rusland een van zijn sterkste atoomwapens boven bijvoorbeeld Utrecht tot ontploffing laat komen? Hoeveel Nederlanders zullen dan naar schatting sterven?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat de Satan-2 raket van Rusland voor Nederland niet te onderscheppen is?6 Klopt het dat een Satan-2 raket tien nucleaire bommen kan vervoeren? Indien Rusland via één Satan-2 raket tien nucleaire bommen op onze tien grootste steden afvuurt, hoeveel Nederlanders zullen er volgens de regering dan naar schatting (onmiddellijk) sterven? Zullen er überhaupt Nederlanders zijn die een totale nucleaire oorlog tussen de NAVO en Rusland (in Nederland kunnen) overleven?
Zie antwoord vraag 8.
Wat heeft voor u, en in het bijzonder voor de Minister van Defensie, prioriteit: het voorkomen van een (allesvernietigende) nucleaire (wereld)oorlog met Rusland of onvoorwaardelijk steun blijven leveren aan Oekraïne? Met welke van deze twee prioriteiten is het Nederlandse belang het beste gediend? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Deze oorlog kan op elk moment stoppen als Rusland zich uit Oekraïne terugtrekt. Het kabinet vindt het dreigen met kernwapens zeer onverantwoord. Het Nederlandse belang is het best gediend door Oekraïne onvoorwaardelijk te blijven steunen en tegelijkertijd een nucleaire oorlog met Rusland te voorkomen. Elke euro die Nederland besteedt aan het verstevigen van een onafhankelijk, vrij en welvarend Oekraïne is een essentiële investering in de vrijheid, veiligheid en welvaart van Europa en dus ook Nederland.
Bent u het met de uitspraak van NAVO-chef Jens Stoltenberg van 24 februari jongstleden eens dat Oekraïne «nu dichter bij de NAVO [staat, red.] dan ooit tevoren»?7 Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet heeft eerder uitgesproken dat de toekomst van Oekraïne in de NAVO ligt. Daaraan ten grondslag ligt dat het aan een soeverein land is om te bepalen of het lid wil worden van een internationale organisatie.
Denkt u dat de uitspraak van Stoltenberg dat Oekraïne «lid zal worden van de NAVO» de kans op een directe oorlog tussen Rusland en de NAVO vergroot of verkleint?8 Hoe beoordeelt u deze uitspraak? Kunt u uw antwoord toelichten?
Sinds de Boekarest NAVO-top in 2008 hebben de NAVO en haar bondgenoten uitgedragen dat de toekomst van Oekraïne in de NAVO ligt. Dit besluit is meer dan vijftien jaar publiekelijk bekend en uitgedragen. De uitspraken tijdens de Vilnius NAVO-top in juli 2023 waren in deze zin een herbevestiging.
Kan Oekraïne in uw ogen lid worden van de NAVO zolang nog sprake is van een oorlog tussen Oekraïne en Rusland?
Tijdens de NAVO-top in Vilnius herbevestigden bondgenoten dat Oekraïne lid zal worden van de NAVO op het moment dat aan de voorwaarden daarvoor is voldaan en wanneer alle bondgenoten daarmee instemmen.
Indien Oekraïne lid zou (kunnen) worden van de NAVO terwijl het nog in oorlog is met Rusland, betekent dit – volgens artikel 5, van het Noord-Atlantisch Verdrag – dat de NAVO en dus ook Nederland automatisch in oorlog met Rusland geraken?
Zie antwoord vraag 14.
Kan Oekraïne in uw ogen lid worden van de Europese Unie (EU) zolang nog sprake is van een oorlog tussen Oekraïne en Rusland?
Het bieden van een realistisch EU-perspectief aan Oekraïne is van belang, zeker in de context van de huidige oorlog. Wanneer de toetredingsonderhandelingen geopend worden, begint een zorgvuldig en complex proces waarbij het voldoen aan de Kopenhagencriteria en overname van het EU-acquis leidend zijn voor eventuele voortgang. Dit proces kan jaren duren.
De veiligheid, stabiliteit en externe betrekkingen van de kandidaat-lidstaat zijn onderdeel van de toetredingsonderhandelingen. Oekraïne bevindt zich op dit moment aan het begin van het EU-toetredingsproces. De inzet van het kabinet blijft onverminderd gericht op het zoveel mogelijk steunen van Oekraïne, inclusief bij het EU-toetredingsproces en bij het herstel van Oekraïne’s soevereiniteit en territorialiteit.
Indien Oekraïne lid wordt van de NAVO en/of de EU, zou Nederland dan bereid zijn militairen naar Oekraïne te sturen? Zou Nederland – gezien art. 42, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, EU-lidstaten verplicht een aangevallen EU-lidstaat «met alle middelen» bijstand te verlenen – in een uiterst geval dan ook bereid zijn Nederlandse militairen uit te zenden en weer dienstplichtigen te gaan oproepen (met andere woorden de opschorting van de opkomstplicht te beëindigen)? Kunt u uw antwoord toelichten? En indien nee, wanneer zou Nederland wél militairen uitzenden en de opkomstplicht activeren?
Artikel 42.7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is alleen van toepassing op EU-lidstaten en niet op kandidaat-lidstaten zoals Oekraïne. Het EU-toetredingsproces is een lang proces. Ondanks eerste stappen is Oekraïne voorlopig geen EU-lidstaat. Artikel 42.7 VEU omvat overigens niet alleen militaire maar ook andere steun, zoals humanitaire of financiële steun.
In hoeverre het kabinet in de toekomst bereid zou zijn om een eventuele Nederlandse troepeninzet in Oekraïne te overwegen, is een besluit dat op dat moment in de dan geldende context zorgvuldig dient te worden genomen. Het kabinet kan daar niet op vooruitlopen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
Vraag 8, 9 en 10 zijn samen beantwoord, alsmede 14 en 15, vanwege de verbondenheid van deze vragen. De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Aanbestedingsbureaucratie bij defensieaankopen |
|
Gijs Tuinman (BBB), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Met al die miljarden euro’s extra piept en kraakt de inkoop van legerspullen»1 en «Defensie gefrustreerd door bureaucratie: «Ik ben er klaar mee dat Nederland niks zelf kan»»?2
Hoe reflecteert u op de huidige balans tussen aanbestedingsregelgeving en een effectief defensie-inkoopproces?
Is er volgens u sprake van een vertragende aanbestedingsbureaucratie die de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht negatief beïnvloedt? Kunt u over uw antwoord uitweiden?
Hoe vaak wordt er gevolg gegeven aan het gebruik van Artikel 346, lid 1, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), wat in de motie Knops en Van den Bosch (Kamerstuk 34 725 X, nr. 6) en de daaropvolgende kabinetsbrief (Kamerstuk 31 125, nr. 78) is toegezegd?
Worden in beginsel defensieprojecten aangelopen vanuit de uitzonderingsgronden uit het VWEU of met als uitgangspunt Europees aanbesteden?
Kunt u zich vinden in de gedachte dat met het actuele dreigingsbeeld vaker een beroep moet worden gedaan op het landsbelang en daarmee de uitzonderingsgronden in het VWEU?
Welke exacte regelgeving en procedures dragen het meeste bij aan de bureaucratie, complexiteit en administratieve last van defensieaankopen?
Zijn er maatregelen te verwachten om de aanbestedingscomplexiteit en administratieve lastendruk voor Defensie te verlichten? Op welke termijn zijn deze maatregelen te verwachten?
Bent u bekend met het artikel «Optimising Dutch Air and Space Power Policy Recommendations for Defending the Netherlands and Deterring Aggression as Part of NATO», gepubliceerd door de Royal United Services Institute (RUSI) in opdracht van het Ministerie van Defensie?1
Bent u het eens met de bevinding dat Defensie de laatste jaren diverse rapporten heeft laten opstellen over de verschillende militaire domeinen van optreden (land, zee, cyber en nu ook lucht enspace), waarbij de conclusie iedere keer was dat Defensie te veel met te weinig middelen wil doen en er keuzes moeten worden gemaakt?
Kunt u uitleggen hoe het proces bij Defensie eruitziet zodra er keuzes moeten worden gemaakt die over domeingrenzen heengaan en wat de rol van de Commandant der Strijdkrachten daarin is als kennisautoriteit militair optreden?
Ziet u de noodzaak om ook een rapport te laten opstellen dat specifiek ingaat op het operationele concept van de NAVO (Multi Domein Optreden (MDO)), de vernieuwde dreigingsscenario’s en de NAVOcapability targets en wat dat betekent voor de inrichting van de Nederlandse krijgsmacht, gelet op de diverse deelrapporten op het gebied van domeinspecifiek optreden?
Kunt u reflecteren op de uitkomsten van het rapport en of die in lijn waren met eerdere resultaten van Nederlandse capaciteitsanalyses enbenchmarksop het gebied van Nederlandse air power?
Bent u het eens met de gevolgtrekkingen van het rapport dat Nederland om haarair power te optimaliseren keuzes moet maken, waarbij het doorbreken van de A2AD-dreiging met suppression/destruction of enemy air defences (SEAD/DEAD) de eerste prioriteit zou moet krijgen met de F-35 als zwaartepunt en dat taken zoals close air support en helikoptersteun zouden moeten wijken?
Bent u het eens met de U.S. Joint Air Power Competence Centre dat SEAD en DEAD een echtejointactiviteit is, waarbij de andere domeinen ook activiteiten zoals cyberhacks, speciale operaties en het via land aangrijpen van knooppunten en vijandelijke lucht- en raketsystemen in samenhang moeten uitvoeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe krijgt dat vorm in alle plannen en investeringstrajecten?
Overweegt u om de resterende Nederlandse F-16»s aan te houden of modernere F-16»s te verwerven om efficiënt en effectief invulling te kunnen geven aan het ondersteunen van het grondoptreden metAir Interdiction of Close Air Support?
Kunt u toelichten welke implicaties de aanbevelingen van prof. Justin Bronk in het artikel hebben voor de Nederlandse Luchtmacht van de toekomst in het NAVO MDO-concept?
Hoe verklaart u de harde conclusies die RUSI trekt over de inzetbaarheid van de F-35?
Zijn de inzichten uit het RUSI-rapport betrokken bij de A-brief «Programma doorontwikkeling F-35» (Kamerstuk 26 488, nr. 475)? Op welke wijze is dat gebeurd, en zo niet, hoe gaat u dat alsnog doen, aangezien deze brief aan de Kamer twee maanden voor het uitbrengen van het RUSI- rapport werd verzonden?
Wat betreft de doorontwikkeling van de F-35 raamt u 5,8 miljard euro voor de komende dertig jaar en geeft u aan taakstellend te kunnen blijven, terwijl de Amerikanen onder druk van de Amerikaanse Rekenkamer de Block 4-upgrade een losstaand programma (Major Acquisition Program) maken en er zorgen zijn over de haalbaarheid voor 2030; hoe verhoudt zich dit tot de eerdergenoemde A brief «doorontwikkeling F-35»?
Kunt u uitleggen welke afwegingen u heeft gemaakt om de breed gesteunde motie Boswijk en Van Dijk (Kamerstuk 36 410 X, nr. 76) niet uit te voeren, maar in hetzelfde tijdsbestek wel de A-brief «doorontwikkeling F-35» aan de Kamer te sturen?
Onderschrijft u de visie van het RUSI-rapport dat kritisch is over de doctrinaire rol van de Nederlandse Luchtmobiele Brigade binnen het Commando Landstrijdkrachten? Waarom?
Om de impact van de bevindingen van het RUSI-rapport over de richting die Nederlandseair power op zou moeten gaan te beoordelen, is het cruciaal dat de Kamer een goed beeld heeft van hoe het luchtoptreden randvoorwaardelijk is voor met name het land of maritieme optreden; kunt u dat toelichten?
Kunt u conceptueel uitleggen hoe deair-component de randvoorwaardelijk taken uit dient te voeren en welke Nederlandse luchtcapaciteiten daar cruciaal en van minder belang voor zijn?
Over de aanschaf van vier extra MQ-9 Reapers heeft het lid Tuinman eerder al schriftelijke vragen gesteld en in dit RUSI-rapport komt wederom een kritisch geluid over deze aanschaf in het kader van de huidige gebezigde NAVO-scenario’s, dat leidt tot de vraag of u het advies om de vier extra toestellen te annuleren overneemt en zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van het RUSI-rapport dat lucht- en raketverdediging in eerste aanleg bij de hoogste NAVO-commandant moet worden neergelegd, gezien het feit dat Nederland naast NAVO artikel 5, de bondgenootschappelijke verdediging, ook een verantwoordelijkheid in NAVO artikel 3,resilienceheeft?
Hoe komt het dat grondgebonden lucht- en raketverdediging in Nederland onderdeel uitmaakt van de Landmacht, maar qua optreden onder de Luchtmacht wordt geschaard?
Onderschrijft u de conclusie van een ander RUSI-artikel «Requirements for the Command and Control of the UK’s Ground-Based Air Defence», dat specifiek ingaat op hoe grondgebonden luchtverdedigingssystemen (sensor, shooter en C2) dieper en beter moeten worden geïntegreerd in het gemeenschappelijk optreden? In hoeverre bent u daarover in gesprek met de Landmacht?2
Klopt het dat de MQ-9 Reapers nog steeds niet volwaardig kunnen trainen in verband met AVG-wetgeving? Hoe zit dat voor de F-35, NH-90 en satellietcapaciteit?
Wat is de reden om juist voor het Nederlandseair power rapport een buitenlandse denktank te selecteren, gezien het feit dat de overige domeinrapporten over het algemeen door The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) zijn uitgevoerd?
Vindt u een eigenstandige Nederlandse kennis- en onderzoekpositie op het gebied van militaire expertise cruciaal in de veranderende tijden van nu? Vindt u de huidige kennis en expertise op het gebied van de militaire domeinen in het kennis-ecosysteem voldoende of moet Nederland daar specifiek in gaan investeren?
Het artikel ‘Russia plotting sabotage across Europe, intelligence agencies warn’. |
|
Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Russia plotting sabotage across Europe, intelligence agencies warn»1?
Herkent u de waarschuwingen die door verschillende Europese inlichtingendiensten worden gegeven over een significant grotere dreiging voor gewelddadige sabotageacties door Rusland binnen Europa?
In hoeverre is deze dreiging voor gewelddadige sabotageacties ook op Nederlands grondgebied toegenomen?
Deelt u de mening dat deze dreiging serieus genomen moet worden en dat de waarschuwing van Europese inlichtingendiensten ook in Nederland zou moeten leiden tot hogere waakzaamheid?
Heeft u goed in beeld wat de mogelijke doelwitten van Russische sabotageacties in ons land kunnen zijn? In hoeverre is het identificeren van deze potentiële doelwitten een continu proces?
Welke maatregelen neemt u om de mogelijke dreiging van gewelddadige Russische sabotageacties in Nederland nog beter in kaart te brengen en om deze informatie continu up-to-date te houden?
Herinnert u zich de Kamermotie uit november 2021 waarin de regering werd verzocht om samen met andere landen een strategie te ontwikkelen voor de bescherming van cruciale infrastructuur in de Noordzee2?
Is de financiering van het actieplan voor de Strategie ter bescherming van de Noordzee Infrastructuur inmiddels rond3? Zo nee, waarom niet?
Op welke termijn verwacht u het actieplan voor de Strategie ter bescherming van de Noordzee Infrastructuur met de Kamer te kunnen delen?
Welke aanknopingspunten biedt dit actieplan voor de eventuele ontwikkeling van een breder actieplan ter bescherming van andere cruciale en/of kwetsbare infrastructuur? Wordt daar al over nagedacht en/of aan gewerkt?
Wat is uw reactie op de uitspraak van één van de in het artikel geciteerde beambten van een inlichtingendienst dat Putin zich momenteel «aangemoedigd» voelt en de grenzen opzoekt met betrekking tot Russische activiteiten in Europa zoals het verspreiden van desinformatie, sabotageacties en hacken?
Hoe kijkt u naar de volgende uitspraak van de tevens in het artikel geciteerde expert Keir Giles van Chatham House? «These pinprick attacks we’ve seen so far are of course to create disruption, but they can also be used for disinformation. And then there is what Russia learns from these attacks if they want to immobilise Europe for real... They’re practice runs.»
Deelt u de inschatting dat de tot nu toe geïdentificeerde Russische sabotageacties in Europa deels kunnen worden gezien als «oefeningen»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dat dan voor de stappen die ook Nederland moet zetten om beter voorbereid te zijn op het voorkomen van grootschaligere sabotage en het vergroten van de weerbaarheid tegen Russische sabotageacties?
Welke rol ziet u voor Europese samenwerking bij het vergroten van de weerbaarheid en de waakzaamheid voor mogelijke gewelddadige sabotageacties? In hoeverre is/wordt het Europese overleg en samenwerking op dit thema geïntensiveerd?
Het rapport Optimising Dutch Air and Space Power Policy Recommendations" van het Royal United Services Institute (RUSI) |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt het kabinet de aanbevelingen in het rapport «Optimising Dutch Air and Space Power Policy Recommendations» van het Royal United Services Institute (RUSI) met betrekking tot het optimaliseren van de Nederlandse slagkracht in het lucht- en ruimtedomein?
Welke stappen heeft het kabinet ondernomen of plant het te ondernemen naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport betreffende de operationele gereedheid van de F-35 squadrons?
Is het kabinet het eens met de stelling in het rapport dat de huidige geluidsnormen een beperkende factor vormen voor het maximale gebruik van luchtmachtbases? Zo ja, welke acties worden overwogen?
Kan het kabinet een tijdslijn schetsen voor eventuele aanpassingen in wet- en regelgeving omtrent geluidsnormen voor militair luchtverkeer?
Kan het kabinet uiteenzetten welke specifieke maatregelen worden overwogen om de SEAD/DEAD-capaciteiten van de Nederlandse Luchtmacht te verbeteren? Bent u het eens met het gestelde in het rapport dat Nederland hier een onderscheidende capaciteit kan leveren?
Deelt u de aanname in het rapport dat Nederland een van de weinige Europese landen is die een SEAD/DEAD-capaciteit kan ontwikkelen op korte termijn, mogelijk samen met Noorwegen?
Zou een dergelijke onderscheidende capaciteit de positie van Nederland versterken op het gebied van militaire besluitvorming samen met Europese partnerlanden?
Zijn er plannen om de trainingsprogramma's voor F-35-piloten te herzien in reactie op de aanbevelingen uit het rapport?
Welke financiële implicaties verwacht het kabinet als de aanbevelingen in dit rapport opgevolgd zouden worden?
Het bericht 'Poland's capital Warsaw earmarks $30 million for bomb shelters and other security' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Poland's capital Warsaw earmarks $ 30 million for bomb shelters and other security»?1
Ziet u ook de noodzaak om op de meest negatieve scenario’s voorbereid te zijn, kijkend naar de huidige geopolitieke context?
Welke rol kunnen schuilkelders spelen bij een eventueel conflict waarbij Nederland betrokken is?
Wat is het aantal schuilkelders in Nederland? Zijn deze evenredig over het land verdeeld? Zijn er gebieden in Nederland met een tekort aan schuilkelders?
In hoeverre zijn oude schuilkelders uit de Koude Oorlog voldoende onderhouden?
Wat zouden de kosten zijn van het opknappen van schuilkelders uit de Koude Oorlog? Wat zijn de kosten van de bouw van nieuwe schuilkelders?
Zijn er vergelijkbare plannen in Nederland voor de bouw van nieuwe schuilkelders? Zo nee, waarom niet?
Zijn er, buiten Polen, andere Europese landen die extra schuilkelders bouwen?
Documenten van de MIVD inzake de ‘Nord Stream-gasleiding’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kan de Kamer alle documenten (rapporten, notities, e-mails, et cetera) van de MIVD ontvangen, vanaf 1 januari 2022, waarin melding wordt gemaakt van de «Nord Stream-gasleiding»?
Nee, dit gelet op de waarborgen die de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 bevat over onder meer de wettelijke plicht tot geheimhouding van de werkwijze van de diensten. In het algemeen geldt dat de Kamer over de vertrouwelijke aspecten van het werk van de diensten via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) wordt geïnformeerd.
De mogelijkheden voor aanvullende leveringen van luchtafweersystemen aan Oekraïne |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Herinnert u zich dat tijdens het debat over de Buitengewone Europese Top op 16 april door meerdere Kamerleden werd opgeroepen de maximale pijngrens op te zoeken als het gaat om het leveren van meer Patriot-systemen aan Oekraïne?
Op welke wijze zal Nederland gebruikmaken van de ruimte die door NAVO-chef Stoltenberg wordt geboden waardoor landen tijdelijk onder de NAVO-ondergrenzen voor de wapenvoorraden mogen komen?1
Bent u bereid opnieuw te bezien wat we zo spoedig mogelijk aan Patriot-systemen kunnen leveren aan Oekraïne, nu deze ruimte om onder de NAVO-ondergrenzen voor de wapenvoorraden te komen is geboden?
Bent u bereid zich in te zetten voor meer gezamenlijke oefeningen binnen de NAVO, zodat daarmee wellicht ook veel meer capaciteiten vrijgespeeld kunnen worden?
De levering van Patriot-systemen en raketten aan Oekraïne |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met de oproep van Oekraïne (President Zelensky en Minister van Buitenlandse Zaken Kuleba) om meer Patriot-systemen en raketten te leveren, gegeven de intensivering van luchtaanvallen door Rusland op onder andere Kharkiv?
Ja.
Deelt u de mening dat Nederland, Europese landen, de Verenigde Staten (VS) en andere partners zich maximaal moeten inspannen om de luchtverdediging van Oekraïne te versterken?
Ja, het leveren van luchtverdedigingssystemen blijft één van de prioriteiten ten aanzien van de internationale militaire steun aan Oekraïne. Luchtverdedigingssteun is dermate belangrijk dat het kabinet onlangs heeft toegezegd € 150 miljoen bij te dragen aan het Duitse Immediate Action on Air Defense initiatief en daarnaast € 60 miljoen vrij te maken voor het verwerven van korte afstand luchtverdedigingsmiddelen om op korte termijn de Oekraïense luchtverdediging te versterken. Ook blijft het kabinet partners en bondgenoten actief aansporen om materieel te leveren.
Welke mogelijkheden zijn er nog voor Nederland om (reserve-)onderdelen en raketten te leveren uit de bestaande voorraad, binnen de relevante kaders ten aanzien van NAVO-verplichtingen en de gereedheid van onze Patriot-eenheden?
Nederland heeft reeds twee Patriot-lanceerinrichtingen geleverd en onderzoekt momenteel met maximale flexibiliteit en creativiteit, zoals verzocht door de recente motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024), de mogelijkheden om aanvullende middelen uit eigen voorraad te leveren. Hierbij wordt in de afweging kritisch gekeken naar de gevolgen voor de operationele gereedheid, internationale verplichtingen en de mogelijkheid om Nederlandse militairen te blijven trainen.
Zijn er mogelijkheden om in samenwerking met andere landen die over Patriot-systemen beschikken meer te leveren uit bestaande voorraden?
Het Patriot-systeem is een schaarse capaciteit voor Nederland en binnen de NAVO. Echter, gezien de noden aan het Oekraïense front, onderzoekt het kabinet momenteel conform de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024) de mogelijkheden om aanvullende luchtverdedigingsmiddelen en andere militaire steun aan Oekraïne te leveren. Een eventuele levering van Patriot-systemen zal in samenwerking met andere landen moeten gebeuren.
Wanneer gaat het aangekondigde initiatief van vier Europese Unie (EU)-landen, waaronder Nederland, om via een nieuwe productielijn in Zuid-Duitsland 1.000 Patriot-raketten te produceren daadwerkelijk leiden tot de realisatie van nieuwe Patriot-raketten? Is het mogelijk om dit te versnellen? Zo ja, hoe?
In de eerste week van januari 2024 heeft het NATO Supply and Procurement Agency (NSPA) namens Nederland, Duitsland, Roemenië en Spanje de opdracht voor Europese productie tot een totaal van 1.000 Patriot-raketten gegund aan de joint venture van het Amerikaanse Raytheon en het Europese MBDA. De assemblagelijn van de Patriot-raketten zal in Zuid-Duitsland gerealiseerd worden. De Kamer is in de vertrouwelijke bijlage bij de Kamerbrief «Aanvulling inzetvoorraad munitie» (Kamerstuk 27 830, nr. 395 van 18 april 2023) geïnformeerd over de jaren waarin de Patriot-raketten geleverd worden.
Ziet u aanvullende kansen om de productie van Patriot-raketten te versnellen of op te schalen? Zo ja, welke?
Nederland heeft zich actief ingezet voor de uitbreiding van de bestaande productiecapaciteit van Patriot-raketten. Deze inzet is in lijn met het verzoek van de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024). Zo heeft Nederland actief bijgedragen aan het tot stand komen van de vraagbundeling en Europese productie van Patriot-raketten. Op dit moment ziet Nederland weinig aanvullende mogelijkheden om de Europese productie verder te versnellen of op te schalen. Meer Patriot-raketten zullen wel in de Verenigde Staten en Japan, worden geproduceerd. Nederland is over dit onderwerp met verschillende internationale partners in gesprek. Hierover kunnen wij op dit moment geen verdere uitspraken doen.
Bent u bekend met de uitspraak van Thomas Laliberty, President van Raytheon Land & Air Defense Systems, dat de productiecapaciteit om één Patriot-batterij per maand te produceren nu nog onderbenut is? Herkent u deze uitspraak?
Ja. Het kabinet heeft geen exact beeld van de mate waarin het betreffende bedrijf de productiecapaciteit benut en doet daarover dan ook geen verdere uitspraken. Wel is bekend dat de internationale vraag naar Patriot-systemen hoog is. Zo heeft Nederland, ter vervanging van de geleverde systemen, direct na donatie van materieel aan Oekraïne een verzoek tot het verwerven van Patriot-lanceerinrichtingen ingediend, maar daarvoor nog geen aanbod ontvangen. Defensie verwacht in de zomer een reactie op dit verzoek.
Overweegt Nederland om samen met andere landen actie te ondernemen om de productie van Patriot-batterijen te stimuleren, bijvoorbeeld door de vraag te bundelen en een gezamenlijke bestelling te doen? Zo ja, welke mogelijkheden worden verkend en wanneer verwacht u hierover te besluiten? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich actief ingespannen om de productie van Patriot-batterijen te stimuleren en zal blijven zoeken naar additionele mogelijkheden daartoe in lijn met het verzoek van de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024). Zo heeft Nederland actief bijgedragen aan het tot stand komen van de vraagbundeling en de Europese productie van Patriot-raketten. Via diverse werkgroepen vindt overleg met andere landen plaats over mogelijkheden tot vraagbundeling voor versterking van de eigen capaciteiten en die voor Oekraïne.
Welke stappen worden gezet om de interoperabiliteit tussen Nederlandse Patriots-luchtafweersystemen en die van andere NAVO-partners te verbeteren?
Nederland investeert in de doorontwikkeling van de huidige Patriot-communicatieapparatuur om beter te voldoen aan de nieuwste technische NAVO-standaarden die interoperabiliteit vergroten (Federated Mission Network). Ook voert Nederland gesprekken met Duitsland om barrières in regelgeving weg te nemen waardoor de procedurele interoperabiliteit wordt vergemakkelijkt.
Overweegt Nederland om Norwegian Advanced Surface to Air Missile System (NASAMS) aan Oekraïne te leveren? Zo ja, wat zijn de belangrijkste afwegingen en wanneer verwacht u hierover te besluiten? Zo nee, waarom niet?
NASAMS luchtverdedigingssystemen zijn op dit moment benodigd voor nationale operationele taken en kunnen dus niet aan Oekraïne gedoneerd worden zonder dat dit onacceptabele gevolgen heeft voor de gereedheid van onze krijgsmacht. Al het materieel dat niet essentieel is voor operationele taken of voor afstoting bestemd is wordt overwogen voor donatie aan Oekraïne, dit is op korte termijn voor NASAMS systemen niet voorzien.
Ziet u kansen om de productie van alternatieve luchtverdedigingssystemen in Europese landen op te schalen (buiten Patriots en NASAMS)? Zo ja, welke rol zou Nederland hierin, eventueel via de EU of NAVO, kunnen spelen?
Nederland zoekt actief naar mogelijkheden om de productie van luchtverdedigingssystemen op te schalen. Het kabinet inventariseert hiervoor, via de interdepartementale Task Force Productiezekerheid, mogelijkheden om dit multilateraal en/of in NAVO/EU verband te bewerkstelligen. Uw Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de inzet en eerste resultaten van deze Task Force.
Ziet u kansen om wereldwijd raketten voor luchtverdediging voor Oekraïne op te kopen, zoals Tsjechië doet voor artilleriemunitie? Zo ja, welke rol zou Nederland hierin kunnen spelen?
Het kabinet herkent de noden van Oekraïne, in het bijzonder op het gebied van luchtverdediging en heeft daarom onlangs aangekondigd € 150 miljoen bij te dragen aan het Duitse Immediate Action on Air Defense initiatief en € 60 miljoen voor het verwerven van korte afstand luchtverdedigingsmiddelen. Verder is Nederland via bilaterale en multilaterale initiatieven zoals de Ukraine Defense Contact Group (UDCG), het International Fund for Ukraine (IFU) en een door het Verenigd Koninkrijk geleid initiatief ten behoeve van luchtverdedigingsmiddelen actief betrokken bij verschillende initiatieven ten behoeve van de Oekraïense luchtverdediging. Hierbij worden ook luchtverdedigingsmiddelen commercieel verworven ten behoeve van Oekraïne.
Welke overige acties onderneemt Nederland om de luchtverdediging van Oekraïne te versterken, zowel zelfstandig als samen met onze partners?
Nederland heeft sinds het begin van de grootschalige invasie van Oekraïne onder andere Patriot-lanceerinrichtingen, raketten, mobiele luchtdoelkanonnen, Stinger-raketten en verschillende type radars geleverd. Nederland benadert daarnaast internationale partners en bondgenoten actief om zo veel mogelijk opties tot het versterken van de luchtverdediging van Oekraïne te onderzoeken en realiseren. Ook draagt Nederland multilateraal als lid van de Integrated Air and Missile Defence en de Air Force Capability Coalition bij aan de toekomstige luchtverdediging van Oekraïne.
Bent u gezien de ernst van de recente Russische luchtaanvallen in Oekraïne bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Luchtverdediging voor Oekraïne |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het verzoek van de Minister van Buitenlandse Zaken van Oekraïne om meer luchtverdedigingssystemen te leveren?1
Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan de afspraak in de bilaterale veiligheidsovereenkomst dat er op korte termijn samen met andere partners met prioriteit wordt gewerkt aan de verstrekking van luchtverdediging?2
Klopt het dat Duitsland tijdens de NAVO-bijeenkomst van afgelopen week heeft aangegeven onmiddellijk een analyse uit te gaan voeren van alle beschikbare patriotsystemen wereldwijd? Zo ja, op welke wijze helpt Nederland hierbij?3
Kan Nederland, net als eerder bij de levering van houwitsers, tanks en de F-16’s, opnieuw het voortouw nemen in het leveren van luchtverdediging waaronder patriotssystemen, al dan niet samen met bijvoorbeeld Duitsland?
Bent u bereid om ook te bekijken of en wat Nederland aan patriotssystemen nog zou kunnen leveren, wel met het oog op het getraind kunnen houden van onze eigen eenheden?
Het verbeteren van het bedrijfsklimaat in de defensiesector |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Nu westerse overheden weer geld uitgeven aan defensie, stromen de opdrachten bij Thales binnen»- uit het NRC Handelsblad van 23 en 24 maart 2024?1
Ja.
Hoe reflecteert u op de constatering uit het genoemde artikel dat «Nederlandse banken nog steeds niet willen investeren [in de defensiesector]», gezien de taboesfeer waarin deze zich klaarblijkelijk nog bevindt?
Er zijn bij ons casussen bekend waarin banken geen financiering hebben willen verstrekken aan bedrijven die actief zijn in de defensie-industrie. De redenen daarvoor lijken niet eenduidig. Voor een deel zien lijkt uitsluiting plaats te vinden op basis van (de wijze waarop invulling wordt gegeven aan) de «Environmental, Social en Governance» («ESG»)-criteria. Anderzijds lijken ook andere factoren een rol te spelen, zoals de onzekerheden in de business case of de transactionele kosten van de financiering vanwege de complexiteit van de casus. De Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Financiën en Defensie zijn in gesprek met diverse banken, pensioenfondsen en andere financiële instellingen over manieren waarop we de financiering van en de investeringen in de defensiesector kunnen verbeteren. In juni 2024 zal uw Kamer worden geïnformeerd over de knelpunten voor financiering van defensie gerelateerde bedrijven en de maatregelen die deze financiering kunnen versterken, waarbij we ook kijken naar de mogelijkheden van een garantiefonds.
Bent u zich bewust van de noodzaak van deze investeringen vanuit banken, gezien de aanzienlijke voortrekkersrol die u speelt met betrekking tot het leveren van werkkapitaal?
Private financiering is noodzakelijk voor de benodigde versnelling in de opschaling van de defensie-industrie. Zoals hierboven genoemd doen de Ministeries van EZK en Defensie op dit moment in gesprek over de knelpunten die spelen bij bedrijven en hoe deze weggenomen kunnen worden. Dit gesprek voeren we met banken, investeerders en pensioenfondsen op om met ons te kijken hoe zij hun investeringen in de defensiesector kunnen intensiveren gezien het maatschappelijke belang.
Deelt u de mening dat het frappant is dat na twee jaar oorlog op het Europese continent dit klimaat nog altijd de pijnlijke realiteit is voor defensieproducenten in Nederland en kunt u over uw antwoord uitweiden?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om de kritieke situatie op korte termijn te verbeteren?
Zoals gezegd, vindt op dit moment overleg plaats tussen defensiebedrijven, pensioenfondsen, banken en overheid om te bezien welke knelpunten er zijn in de financiering van de defensie-industrie. Het kabinet hecht belang aan het zorgvuldig identificeren van deze knelpunten, om vast te kunnen stellen welke oplossingen het meest bijdragen aan het voorkomen van de knelpunten.
Om die knelpunten vervolgens op te lossen zet het kabinet in op samenwerking tussen publieke en private partijen. Het is van belang dat defensiebedrijven en de brancheorganisaties, maar ook vermogensbeheerders, banken en pensioenfondsen samen met de overheid tot oplossingsrichtingen komen. Dit moet het makkelijker maken voor huidige defensiebedrijven en nieuwe toetreders om een bijdrage te leveren aan de benodigde defensiecapaciteiten. Uw Kamer is op 28 maart jl. geïnformeerd2 over de samenwerking met de genoemde partijen.
Ziet u bijvoorbeeld heil in het op zeer korte termijn toepassen van rentekortingen, opdat de bancaire sector gestimuleerd wordt in het aangaan van investeringen en kunt u uw antwoord verder toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe reflecteert u op het expliciete beleid van pensioenfondsen in het algemeen, en specifiek van Nederlands grootste pensioenfonds ABP, om nog altijd niet in de wapenindustrie te willen investeren?
Meerdere pensioenfondsen zijn terughoudend met beleggingen in de defensie-industrie. Dit geldt echter niet voor het ABP dat al sinds meerdere jaren voor enkele honderden miljoenen euro’s in de defensie-industrie belegt.3 Pensioenfondsen passen bij hun beleggingen internationale standaarden en richtlijnen toe, zoals de OESO-richtlijnen, de UN Global Compact en de Guiding Principles. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van het bestuur van een pensioenfonds om in het beleggingsbeleid afwegingen te maken tussen rendement, risico, kosten en duurzaamheid. Veel pensioenfondsen sluiten ondernemingen uit die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens.
Defensie en EZK zetten hun gesprekken voort met pensioenfondsen om samen te zoeken naar oplossingsrichtingen om meer te investeren in de defensie-industrie.
Hoe bent u voornemens om het in het artikel geschetste beeld dat het bedrijfsklimaat voor (potentiële) defensie-ondernemers in Nederland sterk ontmoedigd wordt door allerhande overregulering en oneerlijke concurrentie, te verbeteren?
Het kabinet zet zich in voor een gelijker speelveld op de Europese defensiemarkt. Voor de Nederlandse defensie-industrie, die veelal toeleverancier is van producenten van eindproducten, is eerlijke toegang tot markten en toeleveringsketens van groot belang. Het artikel refereert in het bijzonder aan exportregelgeving. Ten aanzien van wapenexportcontrole is een convergentie van beleid binnen de EU noodzakelijk om een gelijk speelveld te creëren. Zoals uw Kamer is geïnformeerd4, is het kabinet daarom voornemens om toe te treden tot het Verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein. Door toetreding tot dit verdrag wordt het Europese wapenexport beleid eenduidiger toegepast en krijgen Nederlandse defensiebedrijven een meer gelijkwaardige positie in defensieprojecten.
Hoe reflecteert u op het geschetste beeld dat de in Nederland bestaande defensiesector nu vooral «relatief ongevaarlijke [defensie] systemen» waagt te produceren, omwille van de huidige reguleringen?
Nederland heeft sinds begin deze eeuw5 geen nationale munitieproducerende industrie meer, noch voor de Battle Decisive Muntions(BDM), noch voor non-BDM. Daarom verwerft Defensie de complexere BDM, zoals luchtverdedigings-raketten of precision guided munitions, batchgewijs met separate opdrachten veelal gefaciliteerd via het FMS-proces in de Verenigde Staten of in andere BDM-producerende landen via government-to-government aankopen.6 Om extra inkoop hiervan te versnellen moet opdracht worden gegeven, bij voorkeur door gebruik te maken van vraagbundeling en in Europa.
Deelt u de mening dat dit voorbijgaat aan de urgente behoefte om de strijdkrachten te kunnen voorzien van voldoende capaciteiten over het gehele defensiescala?
De in vraag 10 geformuleerde mening delen wij niet.
In de veranderende veiligheidscontext kan geen enkel Europees land geheel zelfstandig voor zijn eigen veiligheid zorgen. Het kabinet wil daarom samen met Europese partners strategische afhankelijkheden verminderen, en met vertrouwde partners een voortrekkersrol spelen in gemeenschappelijke verwerving. Om de productiecapaciteit op te schalen en de leveringszekerheid te vergroten is samenwerking met de Nederlandse en Europese Defensie industrie noodzakelijk. De weerbaarheid en het voortzettingsvermogen van de toeleveranciersketens zijn daarbij cruciaal.
Het kabinet zet in op samenwerking met onze NAVO-bondgenoten en Europese partners om de productie van defensiematerieel te stimuleren. Vraagbundeling draagt bij aan het vergroten van deze productiecapaciteit, omdat dit producenten de benodigde zekerheid op afname van grote hoeveelheden biedt. Dit is recent en in lijn met motie-Dassen over meer gezamenlijke Europese inkoop van munitie (Kamerstuk 36 124, nr. 20) gebeurd door Roemenië, Spanje, Duitsland en Nederland, onder coördinatie van de NAVO Supply and Procurement Agency (NSPA).
Nederland heeft de ambitie om een substantiële inhoudelijk bijdrage te leveren aan internationale materieelsamenwerking, om zo een geloofwaardige partner te zijn. De inzet is onder andere gericht op het verstevigen van Nederlandse industriële sterktes.
In het algemeen onderscheidt het Nederlandse bedrijfsleven zich door innovatieve toepassingen en «high tech»-oplossingen. Dit zijn capaciteiten die we met het oog op de nationale veiligheid moeten koesteren, onder meer omdat ze kunnen zorgen voor operationeel voordeel voor de Nederlandse krijgsmacht. Het kabinet blijft inzetten op de versterking, bescherming en internationale positionering van de Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis.
Nederland heeft wel een zelfscheppende industrie bij de marinebouw van bovenwaterschepen en bij de radar- en sensortechnologie. Om die positie te versterken zet het kabinet in op de sectoragenda voor de Maritieme Maakindustrie (MMI), waarover uw Kamer onlangs is geïnformeerd, en met het industriebeleid van het «industrieversterkend aankopen» bij de bouw van marineschepen. Hiermee versterken we de Europese strategische autonomie7, 8.
Het kabinet informeert uw Kamer voor de zomer over de invulling en uitvoering van andere aanvullende maatregelen om de productie- en leveringszekerheid te versterken, zowel voor de continue steun aan Oekraïne als voor het vergroten van de slagkracht en het voortzettingsvermogen van onze eigen krijgsmacht.
Ziet u voor Nederland een toekomst weggelegd waarin de lokale productie van wapensystemen weer een voorname rol zal gaan spelen en kunt u over uw antwoord uitweiden?
Zie antwoord vraag 10.
Welk toekomstperspectief kunt u schetsen voor ondernemers in de defensiesector betreffende de huidige mate van overheidsregulering?
Specifiek op het gebied van defensie werkt het kabinet op dit moment aan een sectoraal wetsvoorstel voor de defensie-industrie. In dit wetsvoorstel wordt een sectorale investeringstoets en een veiligheidsverklaring opgenomen die bijdragen aan het versterken, beschermen en beter internationaal positioneren van de Nederlandse defensie-industrie. De wet zal in het voorjaar in internetconsultatie gaan.
Op 18 augustus 2023 is de voortgangsrapportage van het Programma vermindering regeldruk ondernemers naar uw Kamer gestuurd.9 Hierin wordt gerapporteerd over de voortgang van verschillende instrumenten die worden ingezet om regeldruk aan te pakken. De resultaten laten vooral generieke knelpunten zien, die voor een belangrijk deel worden veroorzaakt door werkgeversverplichtingen. Het kabinet bekijkt op welke wijze de geïnventariseerde knelpunten en regeldrukkosten kunnen worden aangepakt. Daarnaast is een website ontwikkeld (regeldrukmonitor.nl) die inzage biedt in de ontwikkeling van de regeldrukkosten als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving en in de voortgang van het Rijksbrede regeldrukprogramma.
Daarnaast heeft de Minister van EZK op 19 januari 2024 de voortgangsrapportage over de Strategische agenda Ondernemingsklimaat aan uw Kamer gestuurd.10 Daarin heeft het kabinet gemeld dat zij blijft inzetten op versterking van de Europese interne markt. De interne markt van de EU biedt namelijk de schaalvoordelen, economische macht en geopolitieke kracht om ook de Nederlandse belangen het beste te kunnen dienen. Bij een sterke interne markt hoort een gelijk speelveld voor zowel bedrijven in Nederland als in de rest van de EU, waar barrières zoveel mogelijk worden voorkomen en bedrijven gelijke kansen hebben om internationaal te ondernemen. Het kabinet zet zich ook in voor een gelijk speelveld op de Europese defensiemarkt. De recent gepresenteerde Europese Defensie-industriestrategie (EDIS) en het Europees Defensie-investeringsprogramma moeten leiden tot het Europeaniseren van defensietoeleveringsketens. Door meer competitie en een gelijker speelveld hebben Nederlandse (mkb-)bedrijven meer kans om toe te treden tot een toeleveringsketen van Europese Original Equipment Manufacturers (OEMs). Nederland zet zich in de onderhandelingen over EDIP in voor grensoverschrijdende industriële samenwerking en verbeterde toegang tot toeleveringsketens, zoals ook verwoord in het BNC-fiche over EDIS en EDIP.11
Het bericht dat er bij een Nederlandse wapeninzet in Afghanistan in 2007 mogelijk zes burgerslachtoffers zijn gevallen |
|
Sarah Dobbe |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kunt u de wapeninzet van 14 september 2007 uitgebreider toelichten inclusief de precieze toedracht van de betreffende aanval, met daarbij onder andere locatie, soort wapeninzet, aantal betrokken militairen en het doel van de inzet? Zo nee, waarom niet? (Kamerstuk 27 925, nr. 964)
Zoals aan uw Kamer gemeld op 20 februari 2024 (Kamerstuk 27 925, nr. 964) is door een mediaverzoek gebleken dat de geweldsaanwending van 14 september 2007 met mogelijke burgerslachtoffers niet is opgenomen in de registratie die door het Ministerie van Defensie op 18 december 2009 openbaar is gemaakt.1 In deze brief heb ik toegezegd uw Kamer hierover nader te informeren.
Op 14 september 2007 verleende een Nederlandse eenheid vuursteun aan een politiepost die door vijandelijke strijders werd aangevallen. De Afghaanse politie dreigde de post te moeten opgeven. Ter verdediging viel de Nederlandse eenheid de vijandelijke strijders aan, die twee wooncomplexen (quala’s) als gevechtsposities gebruikten. Op 17 september werd op basis van informatie van een nabijgelegen ziekenhuis bekend dat er mogelijk zes burgers waren omgekomen en twee kinderen gewond waren geraakt. De dodelijke slachtoffers waren toen al begraven en waren daarvoor niet door medici gezien. Op 18 september hebben Nederlandse militairen in het ziekenhuis gesproken met familieleden van één van de gewonde kinderen. Om een feitencomplex te kunnen reconstrueren werd gepoogd ter plaatse te gaan. Dit werd echter bemoeilijkt doordat de locatie wegens verhoogde dreiging niet toegankelijk was. Op 29 december werd een bezoek mogelijk waarbij bleek dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld waardoor en onder welke omstandigheden de slachtoffers hun (dodelijke) verwondingen hadden opgelopen. Een situatierapport van 30 december vermeldt dat er aan één van de families een ex-gratia betaling is gedaan.
Sinds wanneer is het u bekend dat er mogelijk zes burgerslachtoffers zijn gevallen op 14 september 2007 door de Nederlandse wapeninzet?
Zie antwoord vraag 1.
Sinds wanneer is deze informatie bekend bij het ministerie?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe komt het dat deze informatie in 2009 niet bekend is gemaakt?
Het betreft een omissie in de registratie die op 18 december 2009 door Defensie per Wob-besluit openbaar is gemaakt, waarbij destijds ook is aangegeven dat deze registratie mogelijk niet volledig was (Kamerstuk 27 925, nr. 403). In aanloop naar de publicatie van het artikel in de NRC over de vaandelopschriften Afghanistan (28 februari 2024) werd dit opgemerkt en is de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 964).
U schrijft dat er «mogelijk» burgerslachtoffers zijn gevallen op 14 september 2007; wat is hierover bekend en worden de feiten onderzocht zodat hier uitsluitsel over kan worden gegeven? Zo ja, wanneer kan de Kamer hier meer duidelijkheid over verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het verzwijgen van burgerslachtoffers een ernstige zaak is?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom is de toedracht en het vallen van burgerslachtoffers op 14 september 2007 niet eerder met de Kamer gedeeld tussen 2007 en 2024?
Zie antwoord vraag 4.
Is er contact geweest met de slachtoffers en nabestaanden van 14 september 2007, in het geval er sprake is van burgerslachtoffers? Zo ja, wanneer was dit, met wie, hoe vaak, en wat was de aard van dit contact?
Zie antwoord vraag 1.
Is er met de slachtoffers en nabestaanden van 14 september 2007 gesproken over compensatie en excuses? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
In een artikel in NRC Handelsblad van 28 februari 2024 wordt gesteld dat in juni 2009 acht burgers werden gedood; klopt dit?1
De Task Force Uruzgan was op 13 juni 2009 op de hoogte dat er sprake was van een vermoeden van burgerslachtoffers ten gevolge van deze geweldsaanwending op 11 juni 2009. Deze geweldsaanwending is opgenomen in de op 18 december 2009 door Defensie per Wob-besluit openbaar gemaakte registratie met de vermelding dat er sprake was van zeven doden, en dat het waarschijnlijk om vijandige strijders ging.
Hoe rijmt u dit artikel met de antwoorden op Kamervragen van de SP van 23 december 2009 waarin staat: «Op 11 juni 2009 hebben twee Nederlandse helikopters luchtsteun gegeven aan Afghaanse en Australische eenheden die in het Mirabad-gebied in gevecht waren geraakt met Talibanstrijders. De Nederlandse helikopters hebben een beschieting uitgevoerd op twee voertuigen die daarbij betrokken waren, en die tijdens het wegrijden duidelijk herkenbaar reageerden op opdrachten van de Talibanstrijders die door middel van radiocontact werden gegeven.»?2
Zie antwoord vraag 10.
Indien dit bericht in NRC klopt, waarom is de Kamer niet geïnformeerd over de acht burgerdoden die zijn gevallen op 11 juni 2009?
Zie antwoord vraag 10.
Sinds wanneer is het u bekend dat er mogelijk burgerslachtoffers zijn gevallen op 11 juni 2009 door Nederlandse wapeninzet?
Zie antwoord vraag 10.
Sinds wanneer is deze informatie bekend bij het ministerie?
Zie antwoord vraag 10.
Wat is bekend over de toedracht van 11 juni 2009 en worden de feiten onderzocht zodat hier uitsluitsel over kan worden gegeven? Zo ja, wanneer kan de Kamer hier meer duidelijkheid over verwachten? Zo nee, waarom niet?
De toedracht staat beschreven in de registratie die op 18 december 2009 door Defensie per Wob-besluit openbaar is gemaakt. Destijds zagen Defensie en het Openbaar Ministerie (OM) geen aanleiding voor vervolgonderzoek. In 2021 maakt het OM openbaar dat er aanvullend onderzoek was ingesteld naar deze geweldsaanwending, op basis van nieuwe informatie die het OM in de loop van 2018 bereikte. Defensie wacht het onderzoek af.
Is er contact geweest met de slachtoffers en nabestaanden van 11 juni 2009, in het geval er sprake is van burgerslachtoffers? Zo ja, wanneer was dit, met wie, hoe vaak, en wat was de aard van dit contact?
De Nederlandse Apaches handelden op verzoek van Australische grondeenheden die zij ondersteunden. Het is Defensie niet bekend of er nadien door Australische eenheden contact is gelegd met burgerslachtoffers en/of nabestaanden. Defensie zal Australië verzoeken de bij hen bekende informatie over mogelijke burgerslachtoffers te delen.
Is er met de slachtoffers en nabestaanden van 11 juni 2009 gesproken over compensatie en excuses? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Op 20 april 2023 antwoordde u op Kamervragen van de SP dat een intern onderzoek zou worden gestart naar burgerslachtoffers tijdens een inzet op 22 maart 2016 bij een gebouw in Mosul in Irak dat volgens de coalitie door ISIS werd gebruikt als hoofdkwartier; zijn de resultaten van dit onderzoek er inmiddels en wanneer verwacht u deze naar de Kamer te sturen?3
De Kamer is op 30 maart 2023 geïnformeerd dat er een intern onderzoek naar dit vermoeden van burgerslachtoffers is gestart. Dit onderzoek is gaande, zodra dit is afgerond wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Het testverslag 'Acceptatieverslag Minimum Viable Product Defensie Big Data Advanced Analytics Platform' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Klopt het dat er een testverslag met als titel «Acceptatieverslag Minimum Viable Product Defensie Big Data Advanced Analytics Platform» (acceptatieverslag MVP DBDAAP) voor DBDAAP is geschreven door de afdeling Kennis Innovatie Experimenten en Simulatie (KIXS) binnen het Joint Informatievoorzieningscommando (JIVC) en dat dit testverslag is opgeleverd aan de stuurgroep DBDAAP op 18 januari 2022?
Het Defensie Big Data Advanced Analytics Platform (DBDAAP) is een systeem voor data analyses. De CIO was opdrachtgever voor het project. COMMIT/JIVC is opdrachtnemer. De afdeling Kennis Innovatie Experimenten en Simulatie (KIXS) binnen het JIVC is de gebruiker.
Het betreffende acceptatieverslag is door KIXS, als gebruiker, vastgesteld op 20 januari 2022. Dit testverslag is niet op 18 januari 2022, of op een ander moment, aangeboden aan de stuurgroep DBDAAP. Het testverslag is een momentopname met een beperkte scope binnen een breder testproces. Daarom was het verslag in deze fase van het project alleen relevant voor COMMIT/JIVC als opdrachtnemer van het programma en opdrachtgever voor de test. Een stuurgroep van een project wordt in de regel geïnformeerd over meerdere testresultaten tegelijk, zodat er een integraal beeld ontstaat. In dit geval is de stuurgroep schriftelijk door COMMIT/JIVC geïnformeerd over de integrale testresultaten op 14 februari 2022.
Kan de Kamer dit testverslag toegestuurd krijgen voor het commissiedebat Derde Voortgangsrapportage GrIT op 12 maart 2024? Zo nee, waarom niet?
Bijgaand ontvangt u het gevraagde testverslag. In het testverslag zijn de namen van defensiemedewerkers en informatie gerelateerd aan operationele inzet gelakt in verband met vertrouwelijkheid. Aan uw verzoek van 11 maart om dit testverslag voor het commissiedebat op 12 maart toe te sturen kon ik niet voldoen. Ik heb er waarde aan gehecht om het technische testverslag gelijktijdig met de beantwoording van de vragen te versturen, voorzien van de nodige context. Daarnaast heeft het project DBDAAP geen relatie met het programma GrIT.
Welke onderzoeksvraag werd beantwoord in dit testverslag?
Het testverslag van 20 januari beoordeelde vanuit het perspectief van de gebruiker of bestaande use cases (toepassingen) vanuit de bestaande IT konden worden overgezet naar het DBDAAP-platform. Op het moment van de test bezat het DBDAAP-platform nog niet de volledige functionaliteit, maar was er sprake van een zogeheten minimal viable product (MVP).
Wat is de conclusie van dit testverslag?
Op basis van de testresultaten werd geconcludeerd dat het nog te vroeg was om het MVP DBDAAP als productiewaardig platform te beschouwen.
Wie was (binnen Defensie) de opdrachtgever voor het schrijven van dit testverslag en waarom werd deze opdracht verstrekt?
COMMIT/JIVC was opdrachtnemer van het project en daarmee de opdrachtgever voor het testverslag. Het is gebruikelijk dat de resultaten van projecten worden getest op techniek en op geschiktheid voordat deze in gebruik genomen worden. Dit is een standaard onderdeel van het proces om projectresultaten te beoordelen en onvolkomenheden te onderkennen. De stuurgroep wordt geïnformeerd over integrale testresultaten. De stuurgroep is schriftelijk door COMMIT/JIVC over de integrale testresultaten geïnformeerd op 14 februari 2022.
Heeft het testverslag de opdrachtgever bereikt? Zo ja, welke actie heeft de opdrachtgever vervolgens genomen naar aanleiding van dit testverslag?
Het testverslag heeft COMMIT/JIVC, als opdrachtgever van het testen bereikt. De CIO, als opdrachtgever van het project, is vertegenwoordigd in de stuurgroep die op 14 februari 2022 schriftelijk is geïnformeerd over de integrale testresultaten. In de vergadering van de stuurgroep op 15 februari 2022 is vervolgens door de voorzitter van de stuurgroep besloten het project tijdelijk stil te leggen. Er waren afwijkingen geconstateerd ten opzichte van de oorspronkelijke eisen in het projectplan. Door het project stil te leggen kon het project worden herijkt.
In de herijking is een aantal van de oorspronkelijke eisen anders geformuleerd. Daarnaast zijn niet essentiële functionaliteiten naar achter geschoven in de planning, zodat deze na de oplevering van het platform gerealiseerd konden worden. Na de herijking is het DBDAAP platform met een eindrapport opgeleverd in april 2022. Op dit moment wordt het platform binnen Defensie gebruikt.
Zo nee, waarom niet en heeft de opdrachtgever actie ondernomen om het door de opdrachtgever zélf aangevraagde testverslag te verkrijgen?
Het testverslag heeft COMMIT/JIVC, als opdrachtgever van het testen bereikt. De CIO, als opdrachtgever van het project, is vertegenwoordigd in de stuurgroep die op 14 februari 2022 is geïnformeerd over de integrale testresultaten.
Vrouwen in de krijgsmacht |
|
Derk Boswijk (CDA), Gijs Tuinman (BBB), Tjebbe van Oostenbruggen (NSC), Laurens Dassen (Volt), Jimme Nordkamp (PvdA), Sarah Dobbe , Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Wat ziet u als de grootstebottlenecks bij de verschillende krijgsmachtdelen ten aanzien van het doorgroeien van vrouwen naar leidinggevende posities?
Alle leidinggevende functies staan open voor zowel vrouwen als mannen. Tegelijkertijd zien we dat het aantal vrouwen in topfuncties nog onvoldoende en niet representatief is. Dit stijgt wel gestaag. Op 1 januari 2024 was 15% van het totaal aantal topfunctionarissen (militair vanaf brigadegeneraal, burger vanaf schaal 16) vrouw (meer dan verdubbeld, in 2020 was dit nog 7.6%). Die groei moeten we bestendigen en dat kost tijd. Dit hangt ook samen met het feit dat het totaal aantal vrouwen dat binnen de krijgsmacht werkzaam is, nog steeds beperkt is (op 1 januari 2024 was 12.4% van de militairen vrouw). Hoe meer vrouwen er bij Defensie werken, hoe groter de vijver waaruit de doorstroom gerealiseerd kan worden.
Deelname aan uitzendingen is niet voorwaardelijk om door te groeien in rang. De kennis en ervaringen die militairen opdoen tijdens een missie en voorbereiding op operationele inzet zijn van onschatbare waarde voor militairen. Dit geldt voor alle militairen, vrouwen en mannen. Een groot aantal functies vereist dan ook operationele kennis en ervaring. Die operationele ervaring kan opgedaan worden tijdens een uitzending of door geplaatst te worden bij een operationele eenheid. Dit gebeurt in samenspraak met de P&O-organisatie, om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de wensen en behoeften van het personeel.
Voor operationele functies geldt vaker dat de druk om fulltime te werken hoger is, de optie voor deeltijdwerken staat dan onder druk. Dit wordt, met name door vrouwen maar ook steeds meer door mannen, als een uitdaging gezien in de combinatie met bijvoorbeeld ouderschap of zorgtaken. Hier wordt, indien mogelijk, rekening mee gehouden door vroegtijdig met elkaar in gesprek te gaan en afspraken te maken over inzet op (varende) operationele functies of een uitzending.
In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2024, zoals hieronder verder beschreven in antwoord op vraag 4, is daarom overeengekomen dat er een aanvullende variant van deeltijdverlof voor militairen wordt geïntroduceerd, waarbij voor een bepaalde (vooraf vastgestelde) periode wordt afgesproken dat de commandant geen gebruik zal maken van de mogelijkheid om het deeltijdverlof op te schorten. Ik ben ervan overtuigd dat het verbeteren van de mogelijkheden voor militairen om in deeltijd te werken Defensie tot een aantrekkelijker werkgever maakt voor vrouwen én mannen. Ook draagt het bij aan een goede werk-privé balans en een meer diverse beeldvorming over wat het betekent om militair te zijn.
Klopt het dat voor bepaalde rangen in bepaalde krijgsmachtdelen het deelnemen aan uitzendingen voorwaardelijk is? Kunt u zich voorstellen dat vrouwen en mannen er hierdoor vaker voor kiezen de krijgsmacht te verlaten, omdat dit niet (meer) past bij hun levensfase? Wat wordt hier op dit moment aan gedaan?
Zie antwoord vraag 1.
Wat wordt op dit moment verder gedaan om doorstroming van vrouwen naar leidinggevende posities in de krijgsmacht te bevorderen?
Het is voor Defensie belangrijk om als uitgangspunt gelijke kansen te creëren, talentgerichte ontwikkeling te stimuleren en te faciliteren, op alle niveaus. Dat geldt niet alleen voor vrouwen maar voor alle (potentiële) medewerkers. Echter, het is duidelijk dat versterkte inzet nodig blijft om het aantal vrouwen bij Defensie, inclusief in leidinggevende posities, te vergroten. Dit doen Defensieonderdelen door het in beeld hebben en ontwikkelen van leidinggevend talent, het aanbieden van loopbaanbegeleiding en talent(ontwikkel)programma’s. Daarnaast zet Defensie in op het verbeteren van de zichtbaarheid naar buiten toe door D&I actief te integreren in arbeidsmarktcommunicatie met als doel een positieve trend te realiseren in de instroom van onder andere vrouwelijke medewerkers.
Alleen inzetten op instroom is niet voldoende, behoud van vrouwelijk personeel is minstens zo belangrijk. Daarom zetten Defensieonderdelen tijdens informatiebijeenkomsten specifiek in op het interesseren van vrouwen in leidinggevende functies op alle niveaus, bijvoorbeeld ook bij onderofficieren. Daarnaast worden bijvoorbeeld de Middelbare Defensievorming (MDV) en Hogere Defensievorming (HDV) inmiddels in modulaire vorm aangeboden. Dit biedt deelnemers meer flexibiliteit om de opleiding te volgen en dit aan te passen aan de persoonlijke situatie, of dit beter te kunnen combineren met ouderschap. Ook wordt ingezet op het schrijven van vacatureteksten die een bredere doelgroep aanspreken.
Op welke wijze wordt de mogelijkheid tot meer parttime werken door de krijgsmacht gefaciliteerd? Klopt het dat dit bij sommige krijgsmachtdelen of in sommige functies alleen kan als militairen zelf zorgen voor iemand die bereid is een functie gezamenlijk fulltime te vervullen? Zo ja: wat kan er vanuit Defensie worden gedaan om dit eenvoudiger te maken?
Voor militairen is in deeltijd werken wettelijk geregeld door het verlenen van deeltijdverlof. Militairen kunnen deeltijdverlof aanvragen in de vorm van onbetaald verlof. Dit hoeft niet in combinatie met een andere militair die deeltijd werkt. Bij deze vorm van parttime werken bestaat de mogelijkheid tot afwijzing en het opschorten van het verlof, bijvoorbeeld in overweging van operationele redenen. Ik ben me ervan bewust dat de onzekerheid die de huidige regeling met zich meebrengt de werk-privé balans negatief kan beïnvloeden. In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2024 is daarom overeengekomen dat er een aanvullende variant van deeltijdverlof voor militairen wordt geïntroduceerd, waarbij voor een bepaalde (vooraf vastgestelde) periode wordt afgesproken dat de commandant geen gebruik zal maken van de mogelijkheid om het deeltijdverlof op te schorten. Hiermee heeft de militair gedurende een periode van maximaal zes jaar, die op te splitsen is in meerdere periodes van 1 jaar, dus zekerheid over het werken in deeltijd. Deze vorm van deeltijdverlof wordt gedurende de looptijd van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2024 ingevoerd.
Medewerkers kunnen daarnaast ouderschapsverlof opnemen totdat het kind de leeftijd van acht jaar bereikt. Het opnemen van het ouderschapsverlof kan voor maximaal 26 keer de arbeidsduur per week. Hiervan krijgt de medewerker de eerste 13 weken salaris (75% van het inkomen) en de laatste 13 weken niet. Het ouderschapsverlof kan flexibel worden opgenomen voor bijvoorbeeld een aantal uren per week voor een bepaalde periode. Opnemen in meerdere periodes is ook mogelijk.
Op welke wijze wordt op dit moment kinderopvang voor kinderen van medewerkers van Defensie gefaciliteerd – op dagelijkse basis, maar ook waar het gaat om opvang gerelateerd aan de unieke uitdagingen van defensiepersoneel, zoals tijdens uitzendingen? Wat kan er op dit vlak meer worden gedaan?
Defensie faciliteert op dit moment geen kinderopvang. De omstandigheid dat militairen periodiek van functie wisselen, hetgeen regelmatig wijziging van de werklocatie betekent, maakt dat militairen kiezen voor een kinderopvang in de nabijheid van hun woonomgeving en sociale vangnet. Om die reden is Defensie in het verleden dan ook gestopt met het aanbieden van kinderopvanglocaties op de werkplek van de militair.
Bij uitzendingen worden vrouwelijke militairen niet ingezet tot het kind de leeftijd van één jaar heeft bereikt. Voor vrouwelijke en alleenstaande mannelijke militairen met kinderen, geldt dat zij op aanvraag niet hoeven worden ingezet tot het kind de leeftijd van vijf jaar bereikt. Ik ben me er van bewust dat hier een bepaalde mate van ongewenste ongelijkheid in zit en Defensie beschouwt welke mogelijkheden er zijn om dit gelijkwaardig te maken. Hierbij is het belangrijk mee te nemen dat de operationele inzetbaarheid van de eenheid gewaarborgd blijft.
Tot slot biedt Defensie ouders met jonge kinderen tot de leeftijd van vijf jaar en militairen met zorgtaken voor kinderen en/of de partnerkinderen gedurende de uitzending een financiële tegemoetkoming van maximaal € 150 netto per maand.
Wordt er binnen Defensie actief gekeken op welke wijze de balans tussen werk en privé kan worden verbeterd – met inachtneming van het unieke werk van Defensie? Op welke wijze worden hierover gesprekken met vrouwen en mannen in de krijgsmacht gevoerd, wordt maatwerk mogelijk gemaakt en hoe worden goede voorbeelden gedeeld en breder toegepast?
De leidinggevende draagt in samenspraak met de medewerker zorg voor een goede werk-privé balans tijdens uitoefening van de functie, bijvoorbeeld door afspraken te maken over hybride werken. Dit is een belangrijk bespreekpunt bij functioneringsgesprekken. Loopbaanbegeleiding bespreekt de balans tussen toekomstige functies en privé. Er wordt actief gezocht naar functies die voor beide partijen goed passen of naar mogelijkheden om bepaalde operationele functies op een ander moment te plannen. Ook wordt bij partners bij Defensie gekeken of operationele plaatsingen niet (of juist wel) tegelijk plaatsvinden, afhankelijk van de behoefte.
Daarnaast worden er binnen de organisatie meerdere mogelijkheden aangeboden om medewerkers te ondersteunen bij hun eigen inzetbaarheid, zoals workshops, trainingen en yoga en verscheidene gesprekspartners, waaronder leefstijl- en collega-coaching, bedrijfsmaatschappelijk werk en geestelijke verzorging. Ook de rol en verantwoordelijkheid van de leidinggevende in werk-privé balans van de medewerker wordt uitgelicht in verschillende leiderschapsopleidingen.
Als gevolg van de HR-Vernieuwing zullen de mogelijkheden om maatwerk te kunnen leveren verder toenemen, onder meer door de invoering van strategisch talentmanagement, strategische personeelsplanning en meer flexibiliteit in aanstellings- en contractvormen.
Bent u bereid de Kamer periodiek (bijvoorbeeld in de staat van Defensie) te informeren over de voortgang ten aanzien van de aanpassing van uniformen, materieel en uitrusting welke deze meer geschikt moet maken voor vrouwen in de krijgsmacht, zodat zij hun werk effectiever, veiliger (bij voorbeeld in relatie tot ballistiek en vesten) en met meer trots (pasvorm) kunnen vervullen?
We vinden het belangrijk om, meer dan we tot nu toe hebben gedaan, rekening te houden met verschillende behoeften op het gebied van materieel en uitrusting. We spannen ons er dan ook voor in hier om in de toekomst rekening mee te houden bij aanbestedingen. Een eerste stap hebben we hierbij gezet rondom het aanbestedingstraject voor het Defensie Operationeel Kleding Systeem (DOKS) (Kamerstuk 27 830, nr. 429, 28 maart 2024). Met dit project is een kledingsysteem ontwikkeld en verworven dat het gevechtstenue voor de Nederlandse krijgsmacht en het huidige boordtenue van de Nederlandse en Belgische marine vervangt. Defensie toetste DOKS niet alleen op kwalitatieve aspecten, maar ook op basis van waardering vanuit de gebruikers, waaronder vrouwelijke collega’s.
Binnen project DOKS staan bescherming, individuele veiligheid en draagcomfort centraal. Hiermee zorgt Defensie ervoor dat iedere militair de juiste en passende kleding krijgt. Er wordt rekening gehouden met lichaamsvormen, bewegingsbereik, mogelijkheden tot aanpassing, uiterlijke kenmerken en comfort. Om DOKS voor al het defensiepersoneel passend te maken, maakt het systeem daarom gebruik van voorvorming, diverse materiaalsoorten op specifieke plekken en wordt verstellen op verschillende plekken mogelijk. Daarmee wordt het nieuwe kledingsysteem geschikt voor alle militairen ongeacht geslacht, lengte of lichaamstype.
Daarnaast is binnen de innovatieomgeving van het Centrum voor Mens en Luchtvaart de zoektocht naar een scherfvest voor vrouwen gestart. De ontwikkelingen op dit gebied zijn op dit moment nog beperkt. We zijn wel blij dat we hiermee weer een stap zetten in de goede richting.
De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van het DOKS-project via de begroting van het Defensiematerieel-begrotingsfonds, het jaarverslag en het Defensie Projectenoverzicht. Over andere initiatieven word u via deze weg ook geïnformeerd.
Kunt u de Kamer informeren over de maatregelen die u reeds genomen heeft ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen Defensie? Kunt u de Kamer informeren over de aantallen en aard van de klachten? Welke mogelijkheden ziet u om de situatie van vrouwen, met name die in lagere rangen, te verbeteren daar waar het gaat om (seksueel) grensoverschrijdend gedrag?
Het integriteitsbeleid van Defensie richt zich op het bevorderen van gewenst gedrag en het tegengaan van ongewenst gedrag – waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag – voor alle defensiemedewerkers, ongeacht rang of stand. Zo komt integriteit in opleidingen terug en beschikt Defensie over een groot netwerk van vertrouwenspersonen en andere ondersteuners die laagdrempelig benaderbaar zijn. Daarnaast voeren wij periodieke metingen uit naar verschillende onderdelen van het beleid, zoals het gebruik van de Gedragscode en de meldingsbereidheid. Op dit moment ontwikkelt Defensie een communicatiecampagne, gericht op aanspreken en met elkaar in gesprek gaan, om zo bewustwording bij medewerkers te vergroten. Hierbij wordt waar mogelijk en nuttig aangesloten bij Rijksbrede initiatieven.
Specifiek voor het tegengaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) een kennisgroep met specialisten. Deze draagt zorg voor kennisuitwisseling en het ontwikkelen van een betere aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zo geven de groepsleden trainingen voor onder meer de vertrouwenspersonen en verzorgen zij lezingen op symposia en landelijke bijeenkomsten binnen Defensie. Eind 2023 heeft de kennisgroep een leidraad voor leidinggevenden uitgebracht. Leidinggevenden kunnen deze gebruiken wanneer zij te maken krijgen met een signaal of melding over seksueel grensoverschrijdend gedrag in hun team.
Het aantal meldingen rondom seksuele intimidatie wordt centraal geregistreerd door de COID. De cijfers hierover worden opgenomen in het Jaarverslag Integriteit Defensie, dat elk jaar in mei op Verantwoordingsdag aan uw Kamer wordt verzonden. Het aantal meldingen van «seksuele intimidatie» in de afgelopen jaren is als volgt: 34 in 2021, 58 in 2022 en 43 in 2023. Voorzichtigheid is geboden bij het interpreteren van deze cijfers. In het Jaarverslag wordt uitgebreider ingegaan op de context van de aantallen.
Kunt u specifiek ingaan op de wijze waarop het ministerie omgaat met de bijzondere rol van vrouwen in de frontlinie en de impact die dat kan hebben op enerzijds militaire gevechtseenheden en anderzijds de dynamiek van vrouwen in de frontlinie op het conflict, de-escalatie en representatie van vrouwen in de lokale bevolking in een conflictgebied?
Defensie zet in missiegebieden vrouwen en mannen in diverse functies en rollen in en werkt met het Defensie Actieplan (DAP) 1325, waarvan de uitvoering wordt geleid door twee genderadviseurs. Het DAP 1325 draagt bij aan de implementatie van de Women, Peace and Security (WPS) agenda. Binnen Defensie werken we aan het versterken van het gender-perspectief bij het plannen, uitvoeren en evalueren van operaties en activiteiten. Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar optreden in gemengde teams. Gemengde teams zijn sterkere teams omdat het diversiteit in denkkracht met zich meebrengt. Onze militairen kunnen in gemengde teams beter in contact komen met mannen én vrouwen die deel uitmaken van de lokale bevolking. Dat versterkt onze informatiepositie en daarnaast is het de taak van onze militairen om te luisteren naar de lokale vrouwen, naar hun ervaringen, uitdagingen en veiligheidsbehoeftes zodat Defensie daar de operaties/activiteiten beter op kan afstemmen.
Vrouwelijke militairen worden vaak door de lokale bevolking gezien als makkelijker benaderbaar, zowel door mannen als vrouwen. Een ander positief effect is dat vrouwelijke militairen vaak worden gezien als rolmodel. Binnen de eigen eenheden brengen gemengde teams een andere, vaak minder masculiene dynamiek teweeg. Defensie streeft dus naar een grotere variatie van kwaliteiten en perspectieven. Daar ben ik blij mee omdat ik ervan overtuigd ben dat dit Defensie sterker maakt.
Herkent u het beeld uit Brits onderzoek, waarin wordt geschetst dat vrouwen zich over het algemeen minder herkennen in het beeld van «de veteraan», dat zij zich minder herkend en erkend voelen als veteraan en dat zij gemiddeld minder gebruik maken van dienstverlening (nazorg) gericht op veteranen? Bent u bereid in samenwerking met het veteraneninstituut onderzoek te doen naar de Nederlandse situatie en wat er gedaan kan worden om dit te verbeteren?
In Groot-Brittannië wordt een andere definitie gehanteerd als het gaat over veteranen, hetgeen het moeilijk maakt om de resultaten van het onderzoek direct te vertalen naar de situatie in Nederland. Ondanks het verschil in definitie worden wel overeenkomsten gezien met de uitkomsten van het Brits onderzoek. Onderzoek door het Nederlands Veteraneninstituut (NLVi) onder Nederlandse veteranen laat ook zien dat vrouwen zich minder veteraan lijken te voelen dan mannen. Het meerjarig onderzoek «Zorgbehoeften van vrouwelijke en mannelijke veteranen», uitgevoerd door de Nederlandse Defensieacademie en waarvan in het tweede kwartaal 2024 het onderzoeksrapport wordt gepresenteerd, besteedt ook aandacht aan de identificatie als veteraan van zowel mannen als vrouwen. Daarnaast wordt ingegaan op de zorgvragen van mannen en vrouwen en de verschillen die mogelijk bestaan. Dit onderzoek wordt toegelicht in de Veteranennota 2023/2024, die begin juni aan de Kamer wordt aangeboden. Indien nodig, zal Defensie opvolging geven aan de resultaten.
Maakt Defensie gebruik vanbest practices uit andere landen ten aanzien van de positie van vrouwen in de krijgsmacht? Zo ja, kunt u aangeven wat hiervan wordt geleerd en geïmplementeerd in de Nederlandse krijgsmacht?
Defensie werkt op verschillende terreinen aangaande diversiteit en inclusie samen met andere overheden, bedrijven en kennisinstituten om kennis te delen en innovatie toe te passen. Waar mogelijk en relevant gebeurt dit ook internationaal. Nederland draagt bijvoorbeeld sinds oktober 2015 structureel bij aan het werk van het Nordic Centre for Gender in Military Operations (NCGM), wat tevens fungeert als het NAVO expertise centrum voor dit onderwerp. Vanuit project DOKS is ook contact met Scandinavische landen (Nordic Combat Uniform), België (Belgium Defence Clothing System) en Duitsland. De koers die de Scandinavische landen hebben gekozen komt erg overeen met de koers van Nederland, namelijk een focus op een systeemgedachte en intensief testen met gebruikers. In 2023 hebben daarnaast twee buitenlandse delegaties van het Noorse en Japanse leger een werkbezoek gebracht aan de Centrale Organisatie Integriteit Defensie. Tijdens deze bezoeken werden ervaringen uitgewisseld over (beleid rondom) sociale veiligheid, opvolging van meldingen van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, hoe om te gaan met cultuurverandering en diversiteit en inclusie. Op 8 maart 2024, internationale vrouwendag, zijn tenslotte digitaal ervaringen uitgewisseld met vrouwelijke militairen in Oekraïne. Hierbij was aandacht voor het integreren van een genderperspectief in de operationele realiteit van Oekraïne en hoe om wordt gegaan met (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Dergelijke uitwisselingen zijn waardevol, zowel voor de Nederlandse krijgsmacht als voor partners, en zullen daarom ook blijvend aandacht krijgen.
De Kamerbrief betreffende de staat van de oorlog in Europa d.d. 23 februari jl. |
|
Thierry Baudet (FVD), Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Gerrit van Leeuwen , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Waaruit blijkt dat «ook als Rusland de oorlog in Oekraïne zou winnen, [...] de Russische territoriale expansiedrift niet [zou] verdwijnen», zoals u stelt op bladzijde 2 van uw brief betreffende de staat van de oorlog in Europa (Kst. 21 501-20, nr. 2019)? Waaruit blijkt dat «het Russische regime [...] verder [zal] gaan om de Europese veiligheidsarchitectuur te ontwrichten»? Kunt u hiervoor concrete aanwijzingen geven – bijvoorbeeld in de vorm van officiële berichtgeving vanuit Rusland – of zijn dit speculaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Rusland heeft herhaaldelijk laten zien niet terug te deinzen voor verdere escalatie in Oekraïne. Wat begon met de annexatie van de Krim in 2014, heeft zich ontwikkeld tot een grootschalige oorlog na de inval van Oekraïne op 24 februari 2022. Russische politici hebben meermaals uitspraken gedaan over het herstellen van historische grenzen. Zo sprak de vicevoorzitter van de Russische veiligheidsraad en voormalig Russisch president Dmitri Medvedev op maandag 4 maart 2024 dat «Oekraïne absoluut Rusland is», waarbij ook een kaart werd gepresenteerd waarbij Rusland de grenzen van soevereine Europese landen had gewijzigd. In dat kader verwees Medvedev ook naar de uitspraak van President Poetin dat «de grenzen van Rusland nergens eindigen».
Ook vóór de annexatie van de Krim in 2014 heeft Rusland onder President Poetin al meermalen laten zien niet voor bruut militair geweld en grove schendingen van het internationale humanitaire recht terug te schrikken. Dit gebeurde zowel tegen interne afscheidingsbewegingen als in Tsjetsjenië (de zgn. Tweede Tsjetsjeense Oorlog 1999–2009) als tegen een buurland als Georgië in 2008.
Waarom is het in uw ogen «aan Oekraïne [...] om te bepalen of en wanneer de juiste voorwaarden zich voordoen om vredesonderhandelingen te starten», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief? Sinds wanneer bepaalt Oekraïne het Nederlandse buitenlandbeleid?
Oekraïne is een soevereine staat. Het verdedigt zich daarom met recht tegen de voortdurende militaire agressie van zijn buurland Rusland. Daarnaast heeft het land door deze agressie op dit moment geen controle over bijna 20% van zijn grondgebied en lijden miljoenen Oekraïners onder een meedogenloze Russische bezetting. Onder deze omstandigheden is het evident dat het aan Oekraïne is om zelf te bepalen wanneer de juiste voorwaarden voor vredesonderhandelingen zich voordoen. Wel heeft het feit dat Rusland nog steeds niet stopt met de oorlog tegen zijn buurland consequenties voor onze eigen veiligheid en daarmee een grote invloed op beleidskeuzes in Nederland en elders in Europa.
Waaruit concludeert u dat er «vooralsnog [...] geen tekenen» zijn dat Oekraïne vredesonderhandelingen «opportuun acht», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief?
De diplomatieke inspanningen van Oekraïne omtrent President Zelensky’s vredesformule, gestoeld op een logische opbouw van elementen voor een vredesakkoord, bevestigen de onderhandelingsbereidheid aan Oekraïense zijde. Agressie is echter niet onderhandelbaar. Oekraïne stelt daarom als logische voorwaarde voor onderhandelingen dat Rusland zich eerst terugtrekt uit de bezette gebieden en dat Oekraïne de controle over zijn eigen landsgrenzen terug krijgt. Omdat op dit moment Rusland in woord en daad nog niet bereid is aan deze voorwaarden te voldoen kunnen directe vredesonderhandelingen met Rusland nog niet van start gaan. Daarbij speelt dat in het verleden Rusland regelmatig zijn beloften over de integriteit van de Oekraïense landsgrenzen niet is nagekomen. De door Rusland geschonden afspraken zoals vastgelegd in het Boedapest Memorandum (uit 1994) zijn daar een bekend voorbeeld van. Maar ook het voortdurende Russische frustreren van de implementatie van de Minskakkoorden in de periode 2014–2022 zijn hier aan te halen. Ook de voortdurende stroom aan leugens en valse historische perspectieven waarmee Rusland nog steeds probeert zijn oorlog te rechtvaardigen, geeft Oekraïne en zijn partners weinig reden om bij voorbaat uit te gaan van oprechte vredesbereidheid aan Russische zijde.
Waaruit concludeert u dat «er geen enkele indicatie [is] dat Rusland bereid is te goeder trouw te gaan onderhandelen», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief? Kunt u hiervoor concrete aanwijzingen geven of zijn dit speculaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Oekraïne en Rusland in maart 2022 bezig waren met serieuze vredesonderhandelingen, maar dat deze onderhandelingen zijn mislukt dankzij tussenkomst van voormalig VK-premier Boris Johnson – zoals Poetin stelde in zijn interview met de Amerikaanse journalist Tucker Carlson op 9 februari jl.?1 Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de citaten uit uw brief in vraag 3 en 4?
Het klopt dat er in maart 2022 door Oekraïne en Rusland vredesbesprekingen plaatsvonden. Andere landen waren daarbij niet betrokken, dus het Verenigd Koninkrijk noch toenmalig premier Boris Johnson had een rol in deze besprekingen. Geruchten over diens rol vinden hun oorsprong in een Russische desinformatiecampagne over het falen van deze besprekingen. Boris Johnson heeft zich overigens reeds twee jaar geleden gedistantieerd van deze geruchten. Het kabinet had toen en heeft ook nu geen enkele reden om aan de verklaring van toenmalig premier Johnson te twijfelen.
Bent u van mening dat de «afschrikking», die volgens u uitgaat van de toetreding van Finland en de aanstaande toetreding van Zweden tot de NAVO, bijdraagt aan het bevorderen van vrede op het Europese continent? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom bent u dan voorstander van deze toetredingen en de afschrikking die ervan uitgaat?
Het uitgangspunt van een sterke en geloofwaardige bondgenootschappelijke afschrikking is het voorkomen van oorlog. Dat geldt ook voor het principe van collectieve afschrikking en verdediging waarop het NAVO-bondgenootschap is gestoeld. Dit heeft tot doel om een potentiële agressor ervan te overtuigen dat het inzetten van militaire middelen tegen bondgenoten geen zin heeft, bijvoorbeeld omdat de NAVO-bondgenoten gezamenlijk zo sterk zijn dat een aanval succesvol kan worden afgewend, of door aan te tonen dat een militaire aanval dusdanig zal worden afgestraft dat de potentiële baten van een dergelijke operatie niet opwegen tegen de kosten daarvan. Afschrikking is dus succesvol wanneer militair geweld uitblijft.
Met de toetreding van Finland en Zweden tot de NAVO is het toepassingsbereik van de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging toegenomen, waardoor ook de Baltische Zee en het hoge noorden beter worden beschermd. Beide landen beschikken bovendien over een goed getrainde krijgsmacht, hoogwaardig militair materieel en een sterk ontwikkelde defensie-industrie, met aanvullende mogelijkheden en capaciteiten voor de NAVO. Dit ondersteunt de geloofwaardigheid en effectiviteit van de hierboven beschreven afschrikking, die tot doel heeft om vrede en veiligheid in het Euro-Atlantisch gebied zeker te stellen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
Vragen 3 en 4 liggen verder in het verlengde van elkaar, en zijn daarom gezamenlijk beantwoord. De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De bilaterale veiligheidsovereenkomst tussen Nederland en Oekraïne |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Hoe verklaart u de grote mate van gelijkenis tussen de vier bilaterale veiligheidsovereenkomsten van Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken met Oekraïne? Denkt u of weet u dat deze landen hebben samengewerkt of hebben gecoördineerd in het opstellen van deze overeenkomsten? Zo ja, in hoeverre is naar uw oordeel dan nog sprake van een «bilaterale» veiligheidsovereenkomst? Zo nee, hoe verklaart u dan de grote mate van gelijkenis tussen de vier overeenkomsten?
De reeds gesloten veiligheidsovereenkomsten, waaronder de Nederlandse veiligheidsovereenkomst, liggen in het verlengde van de G7+-verklaring van 12 juli 2023. Het kabinet heeft bij de eigen consultaties met Oekraïne nauw contact onderhouden met de ondertekenaars van de G7+-verklaring over hun bilaterale onderhandelingen, zeker op terreinen die andere EU- of NAVO-lidstaten aangaan. In de samenwerkingsovereenkomst tussen Nederland en Oekraïne is gekozen voor specifieke Nederlandse prioriteiten, zoals de samenwerking van de defensie-industrie en het tegengaan van straffeloosheid van Russische oorlogsmisdaden.
Werkt u samen of bent u van plan samen te werken met Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken of andere NAVO-landen in het opstellen van een bilaterale veiligheidsovereenkomst met Oekraïne? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het aan een demissionair kabinet om deze bilaterale veiligheidsovereenkomst met Oekraïne te sluiten voor «ten minste de komende tien jaar»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het Nederlandse beleid t.a.v. Oekraïne is door uw Kamer niet controversieel verklaard. Uit de motie Piri en Veldkamp1 en de motie Podt en Boswijk2 blijkt dat er brede steun in de Kamer is voor voortzetting van de steun aan Oekraïne. Zolang Rusland zijn oorlog tegen Oekraïne voortzet, is het signaal van meerjarige steun, dat uitgaat van de bilaterale veiligheidsovereenkomsten, hard nodig.
Waarom is de Tweede Kamer niet geraadpleegd over het feit dat de demissionaire Nederlandse regering op het punt staat voor ten minste de komende tien jaar een bilaterale veiligheidsovereenkomst met Oekraïne af te sluiten?
Het kabinet heeft de Kamer sinds het ondertekenen van de G7+-verklaring van 12 juli 2023 veelvuldig en consequent geïnformeerd over de inzet van het kabinet om een veiligheidsarrangement voor meerjarige steun aan Oekraïne af te sluiten.3 In de Kamerbrief van 23 februari jl. (Kamerbrief Staat van de Oorlog in Europa, nr. 21501-20-2019) is ook de termijn van tien jaar gecommuniceerd.4
Aangezien er in de overeenkomsten die gesloten zijn door Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, weinig tot geen verplichtingen staan voor Oekraïne, wat zullen de verplichtingen voor Oekraïne zijn in de Nederlandse overeenkomst? Of wordt het een eenzijdige overeenkomst en dus de facto «carte blanche» voor Oekraïne? Kunt u uw antwoord toelichten?
De veiligheidsovereenkomst heeft als doel om op lange termijn steun te verlenen aan Oekraïne. Oekraïne vecht niet alleen voor de eigen soevereiniteit, maar ook voor vrede en stabiliteit in Europa. Daarmee is steun voor Oekraïne ook in het belang van Nederland. In de overeenkomst staat ook een bepaling dat Oekraïne Nederland militair bij zal staan in het geval dit nodig is, net als dat Oekraïne Nederland kan helpen op het gebied van operationele kennis over bijvoorbeeld onbemande voertuigen en defensieproductiecapaciteit.
Hoe beoordeelt u de volgende uitspraak van NAVO-chef Jens Stoltenberg: «Unless Ukraine prevails as a nation, as a democratic nation in Europe, there is no issue to be discussed about security guarantees or membership in NATO at all»?1 Waarom worden dan nu toch bilaterale veiligheidsovereenkomsten gesloten tussen NAVO-landen en Oekraïne? Impliceert dat geen betrokkenheid van de NAVO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom worden deze overeenkomsten dan gesloten? Zijn deze overeenkomsten symboolpolitiek of hebben zij substantiële consequenties, zoals financiering of het sturen van troepen?
Rusland is Oekraïne op 24 februari 2022 grootschalig binnengevallen. Daarmee heeft Rusland de territoriale integriteit van Oekraïne geschonden. Als Oekraïne ophoudt te bestaan, is er inderdaad geen mogelijkheid voor Oekraïne om NAVO-lid te worden.
De Nederlands-Oekraïense veiligheidsovereenkomst is een belangrijk commitment van meerjarige steun aan Oekraïne, en tegelijkertijd een belangrijk signaal aan de Russische Federatie en internationale partners. De overeenkomst betreft een bilaterale overeenkomst tussen Nederland en Oekraïne die complementair is aan de overeenkomsten zoals door andere landen zijn overeengekomen en aan het partnerschap tussen de NAVO en Oekraïne. In de overeenkomst committeert Nederland zich om Oekraïne voor een periode van tien jaar militair, politiek, humanitair en economisch te blijven steunen. De precieze invulling van het kabinet van deze overeenkomst geschiedt in nauw overleg met Oekraïne.
Wat is uw positie ten aanzien van de daders van de aanslag op de Nord Stream pijpleiding? Hoe groot was het Nederlandse financiële belang in deze pijpleiding? Klopt het dat één van de vier pijpleidingen nog functioneel is? Indien een land betrokken is bij de aanslag op de Nord Stream, beschouwt u dit land dan (ook) als een vijandelijke mogendheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom sluit u dan een tienjarig verdrag met een land dat in beeld is als mogelijke dader?2
Er wordt onderzoek gedaan naar de explosies bij Nord Stream. Het kabinet wacht de resultaten hiervan af. Staatsdeelneming Gasunie heeft als aandeelhouder uitsluitend een belang van 9% in Nord Stream 1. Dat belang is inmiddels volledig afgeschreven. Het is onbekend of en in hoeverre de pijpleiding nog functioneel is. Na de explosies ontving uw Kamer op 4 november 2022 een Kamerbrief met o.a. een feitenrelaas. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over de mogelijke toedracht.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
Ja en nee, de vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De dreiging van een nucleaire oorlog tussen Nederland en Rusland |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD), Thierry Baudet (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is tijdens de Parijse top op 26 februari jongstleden wel of niet gediscussieerd over het sturen van grondtroepen naar Oekraïne?
Op 26 februari jl. heeft de Minister-President deelgenomen aan een breed internationaal overleg over Oekraïne. Hier zijn verschillende opties voor steun aan Oekraïne besproken. Het kabinet kan in verband met vertrouwelijkheid niet verder op de aard van de besprekingen in gaan. Nederland steunt Oekraïne vanaf de eerste dag van deze grootschalige inval politiek, militair, economisch en humanitair en zal dat ook blijven doen zo lang dat nodig is.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Kremlin-woordvoerder Dmitri Peskov – in reactie op de uitspraak van Macron dat het sturen van grondtroepen naar Oekraïne «niet mag worden uitgesloten»1 – dat «alleen al het feit dat er gepraat wordt over het sturen van troepen [...] een heel belangrijk nieuw element» is en dat in het geval troepen worden gestuurd een direct conflict tussen Rusland en de NAVO «onvermijdelijk» is?2 Bent u het eens met de uitspraak van Peskov? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee. Vooropgesteld moet worden dat Rusland deze oorlog is begonnen door Oekraïne onrechtmatig binnen te vallen en de soevereiniteit van het land te schenden. Het is Rusland die een kans op verbreding van deze oorlog doet toenemen door escalerende acties en retoriek. Verder kan Rusland de oorlog tegen Oekraïne op elk moment beëindigen door zich terug te trekken.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Commandant der Strijdkrachten Generaal Onno Eichelsheim dat «je alle opties moet openhouden om te zien hoe je Oekraïne het beste kan steunen»?3 Valt het sturen van Nederlandse troepen wat u betreft ook onder deze opties? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
De Commandant der Strijdkrachten adviseert het kabinet en de over militaire steun aan Oekraïne en weegt daarbij alle opties aan de hand van de omstandigheden.
Bedoelt u met «onze oorlog» dat Nederland op dit moment in oorlog is met Rusland – ja of nee? Deelt u de mening dat een directe oorlog tussen Rusland en de NAVO koste wat kost moet worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is op dit moment niet in oorlog met Rusland. De Russische dreiging tegen Europa is echter reëel. Rusland voert een oorlog op het Europese continent, is Oekraïne onrechtmatig binnengevallen en zet zijn illegale oorlog voort. Hierbij staat niet alleen de vrijheid van Oekraïne op het spel, maar ook onze gedeelde waarden, het mondiale vertrouwen in de internationale rechtsorde en de veiligheid en stabiliteit van Europa en daarmee ook Nederland.
Nederland spant zich daarom in om Oekraïne te steunen in de strijd tegen de Russische agressie. Hierbij houdt Nederland rekening met de behoeften van Oekraïne, de mogelijkheden die Nederland tot zijn beschikking heeft, de impact op de Nederlandse gereedheid en bredere veiligheid en het mogelijk (de-)escalerende effect. Daarnaast is het cruciaal voor Nederland om toekomstige agressie in Europa tegen te gaan. Daarom spant Nederland zich samen met onze internationale partners in om zowel in NAVO- als EU-verband een geloofwaardige afschrikking te behouden.
Hoe verhoudt uw onvoorwaardelijke steun aan Oekraïne zich tot artikel 33 van het Handvest van de Verenigde Naties (VN) – waarin staat dat «bij een geschil waarvan het voortbestaan de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar dreigt te brengen» landen in de eerste plaats moeten aansturen op de-escalatie in de vorm van «onderhandelingen, feitenonderzoek, bemiddeling, conciliatie, arbitrage, een rechterlijke beslissing, het doen van een beroep op regionale organen of akkoorden, of andere vreedzame middelen naar hun eigen keuze»?4
Het gaat hier niet om een geschil tussen Oekraïne en Rusland, maar om een eenzijdige, illegale en niet-geprovoceerde militaire invasie door Rusland van het buurland, die veroordeeld is door meer dan 140 leden van de AVVN en door verschillende internationale rechters en waarbij artikel 51 van het VN-Handvest, het recht op zelfverdediging, op Oekraïne van toepassing is.
Daarnaast steunt Nederland de vredesinspanningen van Oekraïne via de Vredesformule van president Zelensky. De kans op betekenisvolle onderhandelingen is op dit moment echter gering vanwege het getoonde gebrek aan bereidheid te onderhandelen aan Russische zijde.
Hoe kijkt u naar de uitspraak van Poetin dat het sturen van NAVO-militairen een conflict met nucleaire wapens en daarmee de vernietiging van de westerse maatschappij dichterbij brengt?5 Deelt u de mening dat een nucleaire oorlog koste wat kost moet worden voorkomen en dat dus geen NAVO-militairen naar Oekraïne moeten worden gestuurd?
President Poetin heeft in de afgelopen twee jaar, maar ook in aanloop naar de Russische illegale invasie van Oekraïne, meermaals nucleaire dreigingen geuit met als doel om Oekraïne onder druk te zetten, Westerse steun aan Oekraïne te ontmoedigen en het publiek te misleiden. Het kabinet vindt dit dreigen met kernwapens zeer onverantwoord. Deze retoriek past in een patroon van destabiliserende Russische activiteiten in het nucleaire domein, zoals de modernisering en uitbreiding van de Russische nucleaire wapensystemen in de afgelopen twee decennia, de aankondiging nucleaire wapens in Belarus te plaatsen, de opschorting van het New START-verdrag en de intrekking van de ratificatie van het Kernstopverdrag (CTBT).
Het kabinet steunt de gezamenlijke verklaring van de in het Nucleair Proliferatieverdrag (NPV) vijf erkende kernwapenstaten (Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Rusland en China) van 3 januari 2022 over het voorkomen van nucleaire oorlog en het vermijden van een wapenwedloop. In deze verklaring staat dat een nucleaire oorlog niet gewonnen kan worden en nooit gevochten moet worden.6
Realiseert u zich dat Rusland delen van Oekraïne als zijn nationaal grondgebied beschouwt en dat het land het gerechtvaardigd acht om nucleaire wapens te gebruiken als het nationaal grondgebied wordt bedreigd? Neemt u de dreiging dat Rusland het gebruik van nucleaire wapens toestaat als deze delen van Oekraïne worden aangevallen serieus?
De illegale Russische annexaties van de Krim in 2014 en van de oblasten Donetsk, Loehansk, Cherson en Zaporizja in 2022 zijn een flagrante schending van het Handvest van de Verenigde Naties (VN-Handvest). De ambigue uitspraken van het Russische leiderschap over de bescherming van deze gebieden met alle mogelijke middelen zijn derhalve niet legitiem en onverantwoord. De Verenigde Staten hebben eerder publiekelijk kenbaar gemaakt dat een Russische nucleaire inzet in Oekraïne catastrofale gevolgen zal hebben voor Rusland.7
Wat zijn volgens u de gevolgen van een eventuele nucleaire oorlog met Rusland voor Nederland?
De Satan II is één van de intercontinentale ballistische raketsystemen van Rusland. Dit strategische raketsysteem kan meerdere kernkoppen dragen. Verdediging tegen strategische nucleaire raketsystemen is zeer lastig. De Verenigde Staten noch Rusland beschikken over een raketschild dat beschermt tegen een grootschalige aanval met strategische raketsystemen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Rusland intercontinentale ballistische raketten zoals de Satan II tegen Nederland inzet, omdat deze raketsystemen bedoeld zijn voor strategische afschrikking over de lange afstand.
De impact van een kernwapen is afhankelijk van meerdere factoren, zoals de kracht van het wapen, de hoogte waarop het wapen wordt ingezet, de locatie en de windrichting. De inzet van kernwapens, waar dan ook ter wereld, zou catastrofale gevolgen met zich meebrengen. Daarbij gaat het ook om de bredere geopolitieke impact zoals het doorbreken van het nucleaire taboe.
Het afschrikkingsbeleid van de NAVO is erop gericht dat kernwapens nooit hoeven te worden ingezet. Het fundamentele doel van de nucleaire capaciteit van de NAVO is om vrede te bewaren, dwang te voorkomen en agressie af te schrikken. Afschrikking is uiteindelijk de beste verdediging voor het NAVO-bondgenootschap en daarmee ook voor Nederland.
Wat zullen de gevolgen zijn voor Nederland als Rusland een van zijn sterkste atoomwapens boven bijvoorbeeld Utrecht tot ontploffing laat komen? Hoeveel Nederlanders zullen dan naar schatting sterven?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat de Satan-2 raket van Rusland voor Nederland niet te onderscheppen is?6 Klopt het dat een Satan-2 raket tien nucleaire bommen kan vervoeren? Indien Rusland via één Satan-2 raket tien nucleaire bommen op onze tien grootste steden afvuurt, hoeveel Nederlanders zullen er volgens de regering dan naar schatting (onmiddellijk) sterven? Zullen er überhaupt Nederlanders zijn die een totale nucleaire oorlog tussen de NAVO en Rusland (in Nederland kunnen) overleven?
Zie antwoord vraag 8.
Wat heeft voor u, en in het bijzonder voor de Minister van Defensie, prioriteit: het voorkomen van een (allesvernietigende) nucleaire (wereld)oorlog met Rusland of onvoorwaardelijk steun blijven leveren aan Oekraïne? Met welke van deze twee prioriteiten is het Nederlandse belang het beste gediend? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Deze oorlog kan op elk moment stoppen als Rusland zich uit Oekraïne terugtrekt. Het kabinet vindt het dreigen met kernwapens zeer onverantwoord. Het Nederlandse belang is het best gediend door Oekraïne onvoorwaardelijk te blijven steunen en tegelijkertijd een nucleaire oorlog met Rusland te voorkomen. Elke euro die Nederland besteedt aan het verstevigen van een onafhankelijk, vrij en welvarend Oekraïne is een essentiële investering in de vrijheid, veiligheid en welvaart van Europa en dus ook Nederland.
Bent u het met de uitspraak van NAVO-chef Jens Stoltenberg van 24 februari jongstleden eens dat Oekraïne «nu dichter bij de NAVO [staat, red.] dan ooit tevoren»?7 Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet heeft eerder uitgesproken dat de toekomst van Oekraïne in de NAVO ligt. Daaraan ten grondslag ligt dat het aan een soeverein land is om te bepalen of het lid wil worden van een internationale organisatie.
Denkt u dat de uitspraak van Stoltenberg dat Oekraïne «lid zal worden van de NAVO» de kans op een directe oorlog tussen Rusland en de NAVO vergroot of verkleint?8 Hoe beoordeelt u deze uitspraak? Kunt u uw antwoord toelichten?
Sinds de Boekarest NAVO-top in 2008 hebben de NAVO en haar bondgenoten uitgedragen dat de toekomst van Oekraïne in de NAVO ligt. Dit besluit is meer dan vijftien jaar publiekelijk bekend en uitgedragen. De uitspraken tijdens de Vilnius NAVO-top in juli 2023 waren in deze zin een herbevestiging.
Kan Oekraïne in uw ogen lid worden van de NAVO zolang nog sprake is van een oorlog tussen Oekraïne en Rusland?
Tijdens de NAVO-top in Vilnius herbevestigden bondgenoten dat Oekraïne lid zal worden van de NAVO op het moment dat aan de voorwaarden daarvoor is voldaan en wanneer alle bondgenoten daarmee instemmen.
Indien Oekraïne lid zou (kunnen) worden van de NAVO terwijl het nog in oorlog is met Rusland, betekent dit – volgens artikel 5, van het Noord-Atlantisch Verdrag – dat de NAVO en dus ook Nederland automatisch in oorlog met Rusland geraken?
Zie antwoord vraag 14.
Kan Oekraïne in uw ogen lid worden van de Europese Unie (EU) zolang nog sprake is van een oorlog tussen Oekraïne en Rusland?
Het bieden van een realistisch EU-perspectief aan Oekraïne is van belang, zeker in de context van de huidige oorlog. Wanneer de toetredingsonderhandelingen geopend worden, begint een zorgvuldig en complex proces waarbij het voldoen aan de Kopenhagencriteria en overname van het EU-acquis leidend zijn voor eventuele voortgang. Dit proces kan jaren duren.
De veiligheid, stabiliteit en externe betrekkingen van de kandidaat-lidstaat zijn onderdeel van de toetredingsonderhandelingen. Oekraïne bevindt zich op dit moment aan het begin van het EU-toetredingsproces. De inzet van het kabinet blijft onverminderd gericht op het zoveel mogelijk steunen van Oekraïne, inclusief bij het EU-toetredingsproces en bij het herstel van Oekraïne’s soevereiniteit en territorialiteit.
Indien Oekraïne lid wordt van de NAVO en/of de EU, zou Nederland dan bereid zijn militairen naar Oekraïne te sturen? Zou Nederland – gezien art. 42, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, EU-lidstaten verplicht een aangevallen EU-lidstaat «met alle middelen» bijstand te verlenen – in een uiterst geval dan ook bereid zijn Nederlandse militairen uit te zenden en weer dienstplichtigen te gaan oproepen (met andere woorden de opschorting van de opkomstplicht te beëindigen)? Kunt u uw antwoord toelichten? En indien nee, wanneer zou Nederland wél militairen uitzenden en de opkomstplicht activeren?
Artikel 42.7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is alleen van toepassing op EU-lidstaten en niet op kandidaat-lidstaten zoals Oekraïne. Het EU-toetredingsproces is een lang proces. Ondanks eerste stappen is Oekraïne voorlopig geen EU-lidstaat. Artikel 42.7 VEU omvat overigens niet alleen militaire maar ook andere steun, zoals humanitaire of financiële steun.
In hoeverre het kabinet in de toekomst bereid zou zijn om een eventuele Nederlandse troepeninzet in Oekraïne te overwegen, is een besluit dat op dat moment in de dan geldende context zorgvuldig dient te worden genomen. Het kabinet kan daar niet op vooruitlopen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
Vraag 8, 9 en 10 zijn samen beantwoord, alsmede 14 en 15, vanwege de verbondenheid van deze vragen. De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren’ |
|
Derk Boswijk (CDA), Gijs Tuinman (BBB) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het BNR-artikel «Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren» van 21 februari 2024?1
Ja.
In welk stadium bevinden de gesprekken van het ministerie met VDL zich op dit moment?
Het versterken van de Europese defensie-industrie alsook het opschalen van de productiecapaciteit en leveringszekerheid is cruciaal voor de gereedheid van de eigen krijgsmacht, de geloofwaardigheid van de Europese afschrikking en het voortzetten van de onverminderde steun aan Oekraïne tegen de Russische agressie.
De geopolitieke ontwikkelingen dwingen de Europese Unie (EU) en de NAVO om de strategische autonomie van Europa te versterken. Zoals vermeld moeten we aan de slag om onze technologische voorsprong te behouden en moeten we de militaire slagkracht vergroten. De defensiebudgetten binnen Europa zijn omhoog gegaan, de grote diversiteit aan wapensystemen moet omlaag en de samenwerking op het gebied van defensie en industrie moet verbeteren.
Daarom voert Defensie gesprekken met Nederlandse industrie waaronder VDL Groep. Defensie spreekt met VDL onder andere over de productie van technologieën en onderdelen voor Defensie die verder gaan dan ondersteunend materieel alleen, passend binnen de geldende vergunningseisen. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat de capaciteit van de fabriek in Born op dit moment niet geschikt is voor de productie van de genoemde technologieën en onderdelen. Zowel VDL als Defensie zijn gemotiveerd om te onderzoeken op welke wijze deze locatie ingezet kan worden om bij te dragen aan productie-initiatieven.
Bij het in kaart brengen van kansen voor de versterking van de defensie-industrie zijn meerwaarde en snelheid leidend. Voor een vitale en robuuste sector is het zaak dat Nederland zoveel mogelijk blijft inzetten op vraagbundeling van internationale behoeftes en niet ontwikkelingen elders dupliceert.
Met betrekking tot het idee om in de gesloten autofabriek van VDL Nedcar in Born militaire voertuigen te laten produceren, bent u ook in gesprek met het Nederlandse bedrijfsleven dat militaire productie levert, zoals Defenture bijvoorbeeld, om op basis van Nederlandse licenties en design de autofabriek VDL Nedcar de productiecapaciteit van militair materieel in Nederland te vergroten?
Het kabinet werkt aan mogelijkheden voor diverse vormen van licentieproductie van munitie, en zet zich daarmee in voor het benutten van kansen die de productie- en leverzekerheid vergroten, zowel binnen Nederland als Europa. Op het gebied van licentieproductie informeerde Defensie de Kamer op 25 januari jl. over het streven naar meer productie van hoogtechnologische Battle Decisive Munitions (BDM) in Europa2.
We werken samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) actief aan verschillende mogelijkheden om de Nederlandse defensie-industrie te betrekken, onder meer door consortiumvorming en afspraken met betrekking tot industriële participatie. We nodigen het bedrijfsleven daarbij uit om met voorstellen te komen die inspelen op de stijgende behoefte aan BDM. Het kabinet zal uw Kamer nader informeren over de voortgang wanneer dat mogelijk is.
Gelet op de unieke en bijzondere competenties van hoog geautomatiseerde serieproductie, de dringende behoefte aan productiecapaciteit van militair materieel en het aanstaande ontslag van ervaren productiepersoneel, overweegt u gezien de dringende behoefte aan laag technologische en hoog volume militaire systemen, zoals terreinvoertuigen, drones, munitie en wapens een ultieme inspanning om de VDL-autofabriek in te passen binnen de Nederlandse Defensie Industrie Strategie?
Zoals eerder door het Ministerie van EZK op Kamervragen van JA21 (2023Z09410) gemeld, waren de faciliteiten op het VDL Nedcar terrein gericht op vergaand geautomatiseerde serieproductie van personenvoertuigen in grote volumes (capaciteit 200.000 auto’s per jaar). De specificaties voor militaire voertuigen of ander militair materieel wijken significant af van personenvoertuigen.
We blijven graag in gesprek, indien VDL of een andere marktpartij kansen zien om de assemblagehal in Born rendabel in te zetten voor assemblage of productie van materieel voor Defensie, zoals geschetst bij het antwoord op vraag 2 en 19. We hebben hierbij aan de eigenaren overgebracht dat we voorstander zijn van elke levensvatbare invulling die de defensie-industrie versterkt.
Bijzonder hoogleraar Frans Osinga stelt in het artikel de vraag die de Tweede Kamer u ook al vaker heeft gesteld, waarom kan de VDL-fabriek niet ingezet worden als munitie- of wapenfabriek, waarbij Defensie gelijk lange termijn orders plaatst?
Defensie voert zoals gezegd gesprekken met VDL.
Op 25 januari jl. is uw Kamer geïnformeerd over de plannen van het kabinet op het gebied van munitieproductie op de korte, middellange en lange termijn3. Dat doen we door bestaande Europese contracten maximaal uit te nutten en aanvullend voor gerichte munitiesoorten te kijken naar vraagbundeling.
Defensie voorziet binnen dit decennium geen vervanging van klein kaliber wapens. Wanneer de behoefte zich voor doet, ontvangt uw Kamer een A-brief hierover.
Is de «vier procent optie» een planningsscenario op het Ministerie van Defensie, gezien het feit dat u in het artikel stelt dat in het geval dat de Verenigde Staten uit de NAVO stappen het defensiebudget naar vier procent zal moeten stijgen en Nederland hierover moet gaan nadenken?
Ongeacht de uitkomst van de verkiezingen in de Verenigde Staten (VS) is de veiligheidssituatie in Europa ernstig verslechterd door de Russische agressie in Oekraïne. Daarom moet Europa meer verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid nemen en doen wat nodig is om de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging te versterken. Dat betekent investeren in de verhoging van de gereedheid, de gevechtskracht, het voortzettingsvermogen en de innovatie en modernisering van de Europese strijdkrachten. Het tegengaan van fragmentatie en bevorderen van standaardisatie alsook een robuuste Europese defensie-industrie versterkt de Europese zelfredzaamheid.
Zijn het hypothetische scenario van een NAVO zonder VS-ondersteuning en de stappen die de overige landen moeten nemen om de wegvallende capaciteiten, kennis en leiderschap in te vullen scenario's waarover wordt nagedacht binnen de NAVO? Zo ja, welke nieuwe capaciteiten verwacht u op te moeten richten in het geval de VS geen thuis meer geeft voor artikel 5 van de NAVO?
Zie antwoord vraag 6.
Bedoelt u vergaande taakspecialisatie wanneer u spreekt over een verdubbeling van het defensiebudget naar 21 miljard euro en het maken van keuzes over bepaalde systemen en over bepaalde krijgsmachtonderdelen?
Nederland moet doen wat nodig is om de krijgsmacht te versterken. Meerjarige financiële zekerheid is hierbij voor de krijgsmacht cruciaal. Binnen de beschikbare financiële ruimte wordt integraal gewogen welke investeringen het meeste effect sorteren en bijdragen aan een toekomstbestendige krijgsmacht die toegerust is voor haar taken. Dat betekent dat de krijgsmacht in alle militaire domeinen moet kunnen optreden en tegelijkertijd dat er in alle krijgsmachtonderdelen keuzes moeten worden gemaakt hoe die krijgsmacht van de toekomst vorm te geven. Hierbij is het militair advies leidend.
Ook samenwerking met partners is hierbij cruciaal. Interoperabiliteit, standaardisatie, pooling & sharing, gezamenlijke inkoop, training en onderhoud en uiteindelijk het delen of verdelen van capaciteiten zijn verschillende gradaties van samenwerking. Deze vormen van samenwerking dragen bij aan het versterken van onze eigen capaciteiten en die van onze bondgenoten.
Kunt u aangeven wat u bedoelt met het maken van keuzes over krijgsmacht onderdelen? Heeft u het hier over de Landmacht, Luchtmacht, Marine en Marechaussee?
Zie antwoord vraag 8.
Wat zal de impact van keuzes maken zijn voor specifieke krijgsmachtonderdelen op het gebied van opleiden, trainen, oefenen en het gereedstellen van Nederlandse militaire capaciteiten voor de NAVO, aangezien alle domeinen en de krijgsmachtonderdelen cruciaal zijn om militair vermogen te genereren in het kader van het nieuwe operationele concept «multidomein optreden»?
De krijgsmacht hanteert het operationele concept «multidomein optreden» als centraal gedachtegoed voor concept- en capaciteitsontwikkeling. Multidomein optreden vraagt om een gebalanceerde krijgsmacht die geïntegreerd moet kunnen optreden in alle militaire domeinen, gesynchroniseerd met niet-militaire activiteiten. Zoals gezegd, spelen alle krijgsmachtdelen een essentiële rol om hier nu en in de toekomst invulling aan te geven. Interoperabiliteit intern de krijgsmacht en met nationale en internationale partners is hierbij van groot belang, aangezien de krijgsmacht nooit alleen opereert. Nationale en bondgenootschappelijke doelstellingen en afspraken vormen niet alleen een belangrijke leidraad voor keuzes in investeringen, maar ook voor het opleiden, trainen, oefenen en gereedstellen van militaire capaciteiten in bondgenootschappelijk verband.
Doelt u met uw uitspraken over de formatie op het verder invulling geven aan de vereisten, en Nederlandse tekortkomingen, uit deNATO Defence Planning Process (NDPP) en/of deRegional Plansvoortkomend uit het NATO Force Model, aangezien u heeft gezegd «door uw oogharen» naar de komende jaren te kijken?
Nederland moet doen wat nodig en mogelijk is om de afschrikking en verdediging te versterken en de vereisten van de nieuwe NAVO militaire verdedigingsplannen in te vullen. Dat betekent investeren in een defensieorganisatie die beschikt over voldoende vermogen om gelijktijdig nationale en internationale taken uit te voeren tijdens een existentieel conflict in Europa. Voldoen aan de afspraken van de Defence Investment Pledge om structureel minimaal 2% van het bbp aan Defensie te besteden, is daarbij een essentiële randvoorwaarde. Het is aan het nieuwe kabinet om gelet op internationale afspraken en de huidige en toekomstige dreiging een integrale afweging te maken tussen ambities en middelen voor de komende kabinetsperiode.
Zo nee op de bovenstaande vraag, waar kijkt u dan naar «door uw oogharen»?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u op de hoogte van het BNR-artikel «20.000 extra manschappen nodig om krijgsmacht op niveau te krijgen» van de Commandant der Strijdkrachten (CDS) Onno Eichelsheim van 24 februari 2024?2
Ja.
Bent u het eens met de analyse van de CDS dat alle industrieën aan de slag moeten met het realiseren van de benodigde productiecapaciteit in Europa?
Om de Europese militaire slagkracht te versterken is het essentieel dat de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie wordt vergroot. Het kabinet zet zich daar met partners actief voor in. Onderdeel daarvan is de inzet om meer Nederlandse industriële bedrijven in staat te stellen om voor Defensie en onze bondgenoten te produceren.
Hierbij dragen de Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en het Europese Defensie Industrie Programma (EDIP) bij aan effectieve opschaling van de productiecapaciteiten in Europa.
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat we in Europa heel snel productiecapaciteit nodig hebben voor Oekraïne?
Ja.
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat we productielijnen in stand moeten houden, ook al hebben we op een gegeven moment voldoende voorraden?
Ja. Zoals eerder gecommuniceerd aan uw Kamer5, is de geopolitieke context drastisch gewijzigd. Daarom moeten we de Europese voorraden snel op orde krijgen. Het Europese bedrijfsleven vraagt hierbij om een langjarig perspectief om de gewenste investeringen te realiseren. Daarom zet het kabinet binnen het Defense Production Action Plan (DPAP) van de NAVO en het EDIS en EDIP via de EU in op geaggregeerde vraagbundeling.
Het is hierbij van belang om de Nederlandse industrie in Europa te positioneren op high-end producten of diensten, zodat Nederland zijn sterke technologische positie kan behouden. In lijn met Motie Podt6 werkt Defensie de mogelijkheden van een garantiefonds en andere financieringsmogelijkheden voor in de defensie-industrie uit. De opgebouwde kennis en productiecapaciteit kan in toekomst benut worden voor civiele dual use toepassingen. Zo creëren we een duurzaam en flexibel productiesysteem dat zowel voor onze krijgsmacht, het bedrijfsleven, de samenleving als onze bondgenoten op de lange termijn doeltreffend en effectief is en bijdraagt aan de Europese veiligheid.
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat Noorwegen een verstandig besluit heeft genomen om een hele productielijn op te kopen? Waarom wel of niet?
De CDS refereert naar de steun aan een Noors staatsbedrijf, en het hiermee versterken van de strategische autonomie. Nederland beschikt niet over staatsbedrijven binnen de defensie-industrie. Echter, net als Noorwegen onderkent het kabinet de urgentie van een robuuste sector. In de veranderende veiligheidscontext is er geen enkel Europees land dat geheel zelfstandig voor zijn eigen veiligheid kan zorgen. Nederland zet daarom in op samenwerking met vertrouwde partners en in samenspraak met vertegenwoordigers van de NLDTIB en Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB). De inzet is onder andere gericht op het verstevigen van Nederlandse industriële sterktes. Zoals geschetst moeten we het bedrijfsleven hierbij een langjarig perspectief kunnen bieden.
Hoe legt u de opmerking van de CDS uit, waarin hij zegt dat in het geval de VS uit de NAVO stapt het defensiebudget flink omhoog moet om juist geen keuzes te hoeven maken in het zwaartepunt van de eigen krijgsmacht, terwijl u in het eerdere BNR-artikel «Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren» juist zegt dat we dat wel moeten doen?
Het is niet aan de orde dat de VS uit het NAVO bondgenootschap treedt. Ongeacht de hoogte van de defensiebegroting zal Defensie keuzes moeten maken. Zie hiervoor ook de antwoorden op vraag 6 en 7.
Bent u het eens met de stelling dat in het geval de VDL Nedcar fabriek in Born met haar unieke hoogwaardige serie productiecapaciteit en personeel kan worden omgezet tot een hoogwaardige productiefaciliteit voor munitie, drones, voertuigen en overig militair materieel, al dan niet op basis van licenties vanoriginal equipment manufacturer (OEM's), een grote boost geeft aan de noden voor Oekraïne en de geloofwaardigheid van de Europese afschrikking die noodzakelijk is om Rusland buiten Europa te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk en een voor een beantwoorden, gezien de aard van de vragen en de snelle ontwikkelingen op het geopolitieke speelveld?
Ja, voor zover mogelijk. Er is tijd gestoken in een zorgvuldige beantwoording en om de leesbaarheid te vergroten zijn enkele antwoorden samengevoegd.
Bijeenkomsten met ambtenaren naar aanleiding van de verkiezingsuitslag van 22 november 2023 |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Steven van Weyenberg (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Zijn er op uw ministerie bijeenkomsten georganiseerd op departementaal niveau, dan wel op directoraat-generaal (DG) of directieniveau naar aanleiding van de verkiezingsuitslag?
Nee.
Zo ja, wat was de aanleiding c.q. het doel van deze bijeenkomsten?
In verschillende reguliere bestaande overleggen die wekelijks plaatsvinden op DG- en directieniveau is er over de verkiezingen gesproken, zoals dit altijd gebeurt bij actualiteiten van politieke aard en die van invloed kunnen zijn op de beleidsinhoud van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De dag na de verkiezingen is er in verschillende overleggen gesproken hoe de verkiezingen van invloed zou kunnen zijn voor het inhoudelijke werk van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Is het waar dat tijdens deze bijeenkomsten ambtenaren konden aangeven wat er voor hen in hun werkhouding zou veranderen naar aanleiding van de verkiezingsuitslag of na een eventueel door de winnende partijen te vormen coalitie?
Het beeld over een mogelijk veranderende werkhouding naar aanleiding van de verkiezingen herkennen wij niet. Van ambtenaren mag verwacht worden dat zij op een professionele, deskundige en neutrale wijze werken. Wij hechten er waarde aan dat er binnen het ministerie ruimte is voor een open gesprekscultuur, waar over alle onderwerpen gesproken kan worden, zo ook over politieke gebeurtenissen.
Kunt u aangeven hoeveel ambtenaren van uw ministerie aanwezig zijn geweest bij dergelijke bijeenkomsten?
Dit is niet mogelijk, er worden geen overzichten bijgehouden van hoeveel en welke medewerkers er bij welke overleggen aanwezig zijn geweest ook omdat er geen centraal georganiseerde bijeenkomst was, maar omdat de verkiezingen in reguliere bestaande werkoverleggen besproken zijn.
Beseft u dat ambtenaren die op één van de partijen hebben gestemd die hebben gewonnen hierdoor in een moeilijke positie worden geplaatst ten aanzien van hun collega’s? Deelt u de mening dat dit zeer ongewenst is?
Het past in een open en veilig werkklimaat, zoals beschreven in het antwoord op vraag 3, dat ambtenaren zich kunnen uitspreken en van gedachten kunnen wisselen. De gehele Rijksoverheid hecht hier veel waarde aan. Dat men van mening kan verschillen, hoort daarbij en moet dus ook op een veilige en respectvolle manier kunnen. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgever en werknemers om met elkaar die veiligheid te bieden. Daarnaast verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Zijn er plannen om bij een eventueel regeerakkoord van de huidige formerende partijen dergelijke bijeenkomsten weer te organiseren?
Nee, er zijn geen bijeenkomsten gepland. Bij een eventueel regeerakkoord zal er zoals gebruikelijk bij een nieuw regeerakkoord in verschillende reguliere bestaande overleggen gekeken worden naar op welke wijze het eventuele regeerakkoord invloed heeft op de verschillende inhoudelijke beleidsterreinen binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, omdat het ministerie uitvoering moet geven aan de plannen uit een regeerakkoord die raken aan het beleidsterrein van Justitie en Veiligheid.
Kunt u toezeggen dat er in de toekomst naar aanleiding van verkiezingsuitslagen geen aparte bijeenkomsten zullen worden georganiseerd waar ambtenaren hun zorgen mogen etaleren over de winst van democratisch gekozen partijen?
Wij verwijzen u graag naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat dergelijke bijeenkomsten op zeer gespannen voet staan met de gewenste neutraliteit en objectiviteit van ambtenaren?
Nee. Het is belangrijk dat ambtenaren politiek neutraal zijn en blijven in hun werk. In Nederland werken ambtenaren zonder politieke binding en ongeacht de eigen politieke voorkeur voor het algemeen belang. Dat past ook bij ons democratisch bestel, de ministeriële verantwoordelijkheid en het gegeven dat Nederland geen wisseling van de ambtenaren kent bij een nieuwe regering. Een bewindspersoon is verantwoordelijk voor een politiek besluit. Hij of zij legt hierover verantwoording af aan het parlement.
Ambtenaren hebben hierbij een ondersteunende, adviserende en uitvoerende rol, waarin zij op basis van professionaliteit worden geacht om objectief te adviseren, en alle inzichten en opties aan bewindspersonen voor te leggen. Het is de taak van ambtenaren om te zorgen voor een transparant en goed besluitvormingsproces.
Vervolgens voeren ambtenaren uit wat politiek is besloten, ook als de politieke weging tot een ander besluit heeft geleid dan werd geadviseerd. Als de uitvoering van een politiek besluit onbedoelde gevolgen heeft, is het de taak van ambtenaren om die signalen terug te leggen bij de verantwoordelijk bewindspersoon zodat die het besluit kan heroverwegen.
Een sociaal veilige werkomgeving is een randvoorwaarde om professionele tegenspraak te kunnen bieden, maar ook om met de functie-uitoefening verbonden ethische vraagstukken en morele kwesties te kunnen bespreken. Ongeacht het onderwerp. Het kabinet bevordert een werkklimaat waarbij medewerkers op de werkvloer hun vragen en dilemma’s- bij collega’s en leidinggevenden kunnen uitspreken en samen met hen kunnen onderzoeken hoe hier het beste mee om te gaan. Het bieden van ruimte voor reflectie en dialoog op de werkvloer behoort volgens het kabinet niet alleen tot goed werkgeverschap, maar is juist ook noodzakelijk om als rijksdienst effectief te kunnen functioneren en de neutraliteit te behouden.
Wilt u deze vragen als verantwoordelijk Minister separaat en uitsluitend voor uw eigen ministerie beantwoorden?
Ja.
De uitspraken van de Duitse minister van Defensie |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het interview met uw Duitse collega, de heer Pistorius, in Der Tagesspiel van 19 januari 2024?1
Ja.
Deelt u de zorgen van Minister Pistorius over de toenemende kans op een directe militaire confrontatie tussen de NAVO en Rusland?
Ja. Rusland vormt een reële dreiging voor de veiligheid van het hele Europese continent. De illegale Russische invasie van Oekraïne heeft laten zien dat Poetin er niet voor terugdeinst om een soeverein land binnen te vallen en daarbij bruut geweld te gebruiken. Ook blijft Rusland doorgaan met hybride activiteiten, militaire assertiviteit en dreigende retoriek richting NAVO-bondgenoten. Het kabinet kan niet uitsluiten dat de Russische agressie zich op zeker moment ook fysiek tegen de NAVO richt.
De NAVO is een defensief bondgenootschap. In antwoord op de toegenomen Russische dreiging hebben de bondgenoten tijdens de NAVO Toppen in Madrid in 2022 en in Vilnius in 2023 besloten om de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging verder te versterken en daartoe minimaal 2% van het bbp aan defensie te besteden. Het is essentieel dat alle bondgenoten een bijdrage leveren aan de implementatie van de militaire plannen en maatregelen, omdat daarmee invulling wordt gegeven aan de versterking van de afschrikking en verdediging. Het doel is om de veiligheid van het verdragsgebied blijvend te garanderen en Rusland af te schrikken van agressie tegen NAVO-bondgenoten. Een sterke afschrikking is uiteindelijk de beste verdediging voor het bondgenootschap.
Gezien het feit dat Minister Pistorius in het interview aangeeft dat hij denkt aan een tijdsframe tussen de vijf en acht jaar inzake deze confrontatie, wat is het assessment van het kabinet hieromtrent? Is het kabinet dezelfde mening toegedaan?
Het kabinet deelt de zorgen van de Duitse Minister van Defensie over de dreiging die Rusland vormt en over de snelheid waarmee Rusland in staat is om zijn militaire vermogen te herstellen en te versterken. Ondanks de zware verliezen die de Oekraïense krijgsmacht nog steeds dagelijks toebrengt aan Rusland in Oekraïne, blijft het Russische militaire vermogen een grote dreiging voor heel Europa. Een Russische aanval op NAVO-bondgenoten achten de diensten op korte termijn niet waarschijnlijk. Het tijdsframe waarbinnen de Russische dreiging zich tegen het bondgenootschap kan manifesteren, is niet te voorspellen. Wel herstelt het militair-industrieel complex van de Russische Federatie sneller dan verwacht.
Zijn er ook scenario’s in voorbereiding in Nederland met betrekking tot een eventuele militaire confrontatie met Rusland, zoals die momenteel worden geschetst door bijvoorbeeld de regeringen van Duitsland, Zweden en Estland?
Gezien de verslechterde veiligheidssituatie op het Europese continent is het voor de Nederlandse veiligheid essentieel om in NAVO-verband op te treden. Collectieve zelfverdediging is een kerntaak van de NAVO. De NAVO blijft alle nodige stappen nemen om de veiligheid van het hele verdragsgebied te waarborgen. De NAVO houdt daarbij rekening met verschillende scenario’s. Deze scenario’s worden ook tijdens reguliere oefeningen en scenario-exercities door bondgenoten beoefend. De scenario’s worden voortdurend aangescherpt aan de hand van het actuele dreigingsbeeld. De geleerde lessen uit de oefeningen met deze scenario’s worden verwerkt in de crisis- en verdedigingsplannen van de NAVO en van individuele bondgenoten.
Ook Nederland zet op nationaal niveau stappen om beter voorbereid te zijn op een verdere verslechtering van de internationale veiligheidssituatie, waarbij de versterking van de krijgsmacht een grote rol speelt. De verknoping van nationale en internationale veiligheid vraagt echter om een integrale benadering, waarbij alle lagen van de overheid en de samenleving betrokken zijn. In dat kader worden samen met onder andere het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Justitie en Veiligheid, en Infrastructuur en Waterstaat ook in Nederland scenario’s bezien met het oog op planvorming. Omwille van de veiligheid wordt in het openbaar niet over de details van scenario’s gecommuniceerd.
Hoe kijkt u naar de mogelijkheid om mogelijke scenario’s te bespreken in het maatschappelijke debat, in lijn met de bovengenoemde landen?
Het kabinet communiceert actief over de bedreiging die Rusland vormt voor onze nationale en internationale veiligheid. Deze boodschap wordt door de Minister van Defensie, Commandant der Strijdkrachten, en andere functionarissen consistent verspreid tijdens publieke optredens Hierbij wordt altijd een afweging gemaakt tussen het belang van operationele veiligheid en het delen van informatie.
Welke concrete stappen bent u voornemens op tafel te leggen bij de aankomende Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie, naar aanleiding van de steeds duidelijker wordende signalen dat Poetin de oorlog in Oekraïne wil laten extrapoleren richting de Baltische staten, gezien zijn herhaaldelijke dreigementen richting deze landen?
De recente uitspraken van Poetin over de Baltische staten zijn zeer zorgelijk. De NAVO-bondgenoten worden al jaren geconfronteerd met hybride dreigingen vanuit Rusland, waaronder desinformatie en politieke inmenging. De NAVO en de EU houden de situatie aan de oostflank nauwlettend in de gaten. Zoals in het antwoord bij vraag 2 aangegeven, heeft de NAVO in reactie op de Russische dreiging belangrijke besluiten genomen om de afschrikking en verdediging van het bondgenootschap te versterken, die erop gericht zijn om de veiligheid van het hele NAVO-verdragsgebied blijvend te garanderen. Hiertoe is het noodzakelijk dat de productie- en leveringscapaciteit van de defensie-industrie opgeschaald wordt. Ik heb bij de RBZ Defensie opnieuw het belang van Europese samenwerking hierbij benadrukt (Kamerstuk 2024Z01816).
Vindt u ook dat de richting van de ontwikkelingen nogmaals benadrukken dat we door moeten gaan met structurele militaire steun aan Oekraïne om Russische agressie het hoofd te bieden?
Ja. Het kabinet zet de steun aan Oekraïne in 2024 onverminderd voort. Nederland is momenteel in consultaties met Oekraïne over een bilateraal veiligheidsarrangement. Bij de voortzetting van de steun werkt Nederland nauw samen met bondgenoten en partners in de NAVO, EU en daarbuiten. Nederland doet dit niet enkel in het belang van Oekraïne, maar ook in het belang van de eigen veiligheid. De consequenties van deze oorlog zijn namelijk groot voor de wereld, voor Europa, en daarmee ook voor Nederland. Naast de vrijheid, veiligheid en welvaart van Oekraïne, staan ook die van Nederland en Europa op het spel in deze oorlog, net zoals de internationale rechtsorde.
Het artikel 'Extra munitie voor Oekraïne vergt enorme investeringen' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Extra munitie voor Oekraïne vergt enorme investeringen»?1
Ja.
Hoe kan het kabinet beter samenwerken met andere Europese landen om de productie van Defensiematerieel, zoals de gangbare kalibers artilleriegranaten en klein kaliber munitie, op korte termijn te stimuleren? Welke rol ziet u hier voor Nederland?
Het kabinet zet in op samenwerking met onze NAVO-bondgenoten en Europese partners om de productie van defensiematerieel te stimuleren. Vraagbundeling draagt bij aan het vergroten van deze productiecapaciteit, omdat dit producenten de benodigde zekerheid op afname van grote hoeveelheden biedt. Dit is recent en in lijn met motie-Dassen over meer gezamenlijke Europese inkoop van munitie (Kamerstuk 36 124, nr. 20) gebeurd door Roemenië, Spanje, Duitsland en Nederland, onder coördinatie van de NAVO Supply and Procurement Agency (NSPA) voor de nieuwe productielijn van Patriot luchtverdedigingsraketten in Europa. Een ander voorbeeld is het contract voor levering van deze Very Short Range Anti-Tank (VSRAT) systemen dat midden-2022 namens 13 NAVO-bondgenoten door de NSPA is getekend. Door schaalvoordelen zijn de eerste raketten een jaar eerder dan voorzien aan de eenheden geleverd.2
Nederland heeft sinds begin deze eeuw3 geen nationale munitieproducerende industrie meer. Daarom hanteert Defensie langlopende raamcontracten, bijvoorbeeld voor klein kaliber munitie (KKM) voor geweren en mitrailleurs. Circa 80% van de klein- en middenkaliber munitie wordt door Nederland in Europa besteld. In lijn met de motie-Tuinman en van Campen over het plaatsen van orders voor gangbare munitiesoorten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1978) treft Defensie voorbereidingen om voor de korte termijn binnen de Defensiebegroting versneld aanvullend munitie te bestellen. Wij zullen uw Kamer door middel van een DMP-brief zo spoedig mogelijk informeren over de invulling hiervan en de daarbij behorende consequenties. Daarnaast speelt Nederland een actieve rol bij mogelijkheden tot vraagbundeling zoals hierboven beschreven. We zoeken samen met het Ministerie van EZK actief naar mogelijkheden om de Nederlandse Defensie industrie te betrekken bij de productie van Battle Decisive Munitions (BDM) en klein kaliber munitie (KKM), onder meer door licentieproductie in Europa, consortiumvorming en afspraken m.b.t. industriële participatie.
In hoeverre zouden belastingkortingen een rol moeten spelen in het bevorderen van investeringen in de Europese wapenindustrie ten opzichte van subsidies en directe investeringen vanuit de overheid zelf?
Wat het effect zou zijn van een belastingkorting op investering in de wapenindustrie wordt momenteel op Europees en nationaal niveau onderzocht. Anticiperend op een mogelijk voorstel van de Europese Commissie (EC) gaan wij met Financiën in gesprek over de positieve of negatieve gevolgen van zo’n maatregel. In deze analyse worden ook naar alternatieve beleidsopties gekeken ter bevordering van investeringen in de defensie-industrie. De uitkomsten van de studie door de EC van 11 januari naar de financieringsproblemen van MKB in de defensie-industrie zijn hier behulpzaam. Tenslotte wordt gekeken hoe een dergelijke maatregelen samenhangen met bestaande nationale en Europese initiatieven in deze richting, zoals Defence Equity Facility(€ 175 miljoen) specifiek gericht op MKB in de defensie-industrie.4
Kunt u een overzicht geven van de stappen die worden genomen om pensioenfondsen en banken aan te moedigen om te investeren in de Europese Defensie-industrie? Kunt u hierbij specifiek aangeven wat u heeft gedaan sinds de motie Valstar aangenomen is bij de begrotingsbehandeling van 2023? Met welke partijen heeft u wanneer gesproken? Welke acties heeft u uitgezet?
Tijdens de Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA) op 14 november 2023 namen de Ministers van Defensie een gezamenlijke verklaring aan. Hierin zijn de financiële instellingen aangespoord om hun investeringsbeleid aan te passen en daarbij meer oog te hebben voor het maatschappelijk belang van de defensie-industrie. Nationaal verkent het Ministerie van EZK samen met Defensie, ook in gesprekken met pensioenfondsen en banken, de mogelijkheden voor verbetering van de financiering voor de defensie-industrie. In 2024 zetten we onze verkennende gesprekken met vermogensbeheerders voort, met als doel om de financieringspositie van de defensie-industrie structureel te verbeteren.
Wat zijn de belemmeringen voor Europese landen om vrijwillig gezamenlijk Defensiematerieel in te kopen en hoe kan dit proces worden verbeterd? Hoe beoordeelt u de rol van de Europese Vredesfaciliteit bij het ondersteunen van gezamenlijke inkoopinitiatieven voor Defensiematerieel?
Het gezamenlijk inkopen van defensiematerieel kan worden belemmerd doordat partners elkaar onvoldoende informeren over de nationale planning of te weinig concessies doen aan hun nationale eisen waardoor ze niet goed met elkaar kunnen samenwerken aan geharmoniseerde behoeftestellingen. Ook zijn de leveringsketens in de defensiemarkt vaak nationaal georiënteerd en is dat moeilijk te doorbreken. Samen met onze NAVO-bondgenoten en Europese partners zet Nederland zich er daarom voor in om aanknopingspunten en genoemde sleutelelementen voor samenwerking te verbeteren, bijvoorbeeld via het EDA en de NAVO Defence Industrial Production Board(DIPB). Hiermee willen wij de interoperabiliteit, en daarmee de slagkracht van de Europese landen, vergroten.
Wij verwelkomen de rol van de Europese Vredesfaciliteit bij het ondersteunen van gezamenlijke inkoopinitiatieven voor defensiematerieel. Vorig jaar werd € 1 miljard uit de Europese Vredesfaciliteit ingezet voor de gezamenlijke aanschaf van munitie, als onderdeel van de EU munitie-initiatieven ten behoeve van leveringen aan Oekraïne. In dat kader heeft het kabinet vorig jaar via twee sporen meegedaan aan gezamenlijke aanschaf van 155mm munitie: voor € 130 miljoen aan het inkoopproject van het EDA en voor € 130 miljoen aan het door Duitsland geleide inkoopproject.
Welke maatregelen overweegt het kabinet om de Nederlandse Defensie-industrie op lange termijn te versterken?
De «Defensie Industrie Strategie in een nieuwe geopolitieke context»5 omschrijft welke maatregelen het kabinet hanteert om dat te realiseren. Het kabinet zet daarbij in op de versterking, bescherming en (internationale) positionering van de Nederlandse Defensie Technologische & Industriële Basis (NLDTIB).
In de veranderende veiligheidscontext is er geen enkel Europees land dat geheel zelfstandig voor zijn eigen veiligheid kan zorgen. Nederland wil daarom met vertrouwde partners en in samenspraak met vertegenwoordigers van de NLDTIB en Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB), een voorstrekkersrol spelen in gemeenschappelijke verwerving, waarbij de weerbaarheid en voortzettingsvermogen van de toeleveranciersketens cruciaal is. De inzet is onder andere gericht op het verstevigen van Nederlandse industriële sterktes. Een voorbeeld daarvan is de inzet op de maritieme maakindustrie, waarover de Kamer onlangs is geïnformeerd6.
Voor de leveringszekerheid geldt dat in een markt die door opgelopen geopolitieke spanningen, een snel groeiende vraag en een achterblijvend aanbod meer onder druk komt te staan, Nederland de strategische nationale belangen sterker borgt. Naast product, levertijd en prijs zal Defensie in het vervolg ook, productiezekerheid, leveringszekerheid en strategische autonomie sterker meewegen. Dit kan betekenen dat Defensie een hogere prijs moet betalen voor Defensiematerieel omdat het bijvoorbeeld in Nederland of een ander Europees land wordt geproduceerd in plaats van daar buiten.
Zijn er plannen om de Nederlandse Defensie-industrie ook meer te richten op nieuwe technologieën zoals drones?
Defensie gaat extra investeren in samenwerkingen met de Nederlandse defensie-industrie om zo de innovatiekracht te verhogen zoals gemeld in de «Uitvoeringsagenda onderzoek en innovatie»7. Drones en dronetechnologie maken deel uit van de technologiegebieden in deze uitvoeringsagenda. Hierbij zetten we ook in op samenwerking met Europese ecosystemen en initiatieven zoals het Europees Defensiefonds. Wij informeren de Kamer uiterlijk Q2 2024 met een uitgebreidere brief over de voortgang van deze agenda en de concrete vervolgstappen.
Op welke manier wordt met industrieën buiten Europa samengewerkt om tekorten aan Defensiematerieel aan te vullen?
Nederland werkt bij voorkeur samen met NAVO-bondgenoten en Europese partners. Met de Verenigde Staten wordt voor de aanschaf van bijvoorbeeld bepaalde typen BDM samengewerkt via het Amerikaanse Foreign Miltary Sales-proces. Voor specifieke types defensie-materieel werkt Nederland ook samen met gelegenheidspartners. Zo is er bijvoorbeeld in juni 2023 met Zuid-Korea een Memorandum of Understanding afgesloten voor versterkte internationale materieelsamenwerking.
Een ander voorbeeld van internationale industriesamenwerking is de Europese productielijn van F35 jachtvliegtuigen. Defensie heeft recent een zestal F-35’s en een viertal MQ-9’s versneld besteld8. De assemblage van de F-35’s, die door een Amerikaans bedrijf worden geleverd, vindt plaats bij de productielijn in Italië. Uw Kamer ontvangt dit kwartaal een brief over de doorontwikkeling van het F-35 programma.
Hoe kan de Europese Defensie-industrie worden gestimuleerd om flexibeler om te gaan met langlopende contracten buiten Europa en zo beter in te spelen op urgente behoeften?
Het kabinet is in gesprek met de defensie-industrie over hoe we in nauwere samenwerking beter kunnen inspelen op de urgente behoeften van Defensie. Defensie kiest ervoor om de ruimte in de bestaande (raam)contracten maximaal uit te nutten zodat we onze munitievoorraden laten doorgroeien richting de geldende NAVO-normen9. De Kamer zal nader geïnformeerd worden over plannen om de productie- en leveringszekerheid in Nederland en Europa te verhogen, zodat de urgente behoeften snel kunnen worden ingevuld.
Wat is de laatste stand van zaken van de gesprekken om aan te sluiten bij het Frans-Duits-Spaanse wapenexportverdrag om zo de industrie meer zekerheid te verlenen?
De Tweede Kamer is op 14 juli 2023 per brief geïnformeerd over het kabinetsvoornemen van Nederlandse toetreding tot het verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein waar op het moment Duitsland, Frankrijk en Spanje bij zijn aangesloten. Na verzending van deze brief zijn de Ministers van Buitenlandse Zaken van de drie huidige verdragspartijen formeel per brief geïnformeerd over de Nederlandse wens tot toetreding waarbij zij zijn verzocht de Nederlandse wens tot toetreding onderling te bespreken.
De verdragspartijen hebben de ontvangst van deze brief bevestigd en toegezegd de Nederlandse wens tot toetreden te bespreken. Het kabinet is in afwachting van de uitkomst van deze besprekingen. Indien de andere verdragspartijen instemmen met de Nederlandse toetreding zal het kabinet toetreding tot het verdrag ter goedkeuring aan het parlement voorleggen.
Kunt u deze vragen uiterlijk op 5 februari 2024 beantwoorden, zodat deze betrokken kunnen worden bij de begrotingsbehandeling?
Ja.