Het bericht 'Tienduizenden huishoudens kunnen energierekening niet betalen: waarom is aardgas zo duur?' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Tienduizenden huishoudens kunnen energierekening niet betalen: waarom is aardgas zo duur?»?1
Ja.
Klopt het dat de kale gasprijs momenteel zo’n 48 cent per kuub is, daarbovenop nog zo’n 70 cent energiebelasting en btw komt en dat de energieleverancier daar nog ongeveer 12 cent inkoopvergoeding op doet?
De (variabele) leveringstarieven die consumenten betalen voor gas bestaan uit het kale leveringstarief (de inkoopprijs en een opslag van de leverancier), de energiebelasting en de btw van 21%. De groothandelsprijs voor gas (TTF) bedraagt momenteel circa € 0,42/m3 (19 maart 2025). De inkoopprijs die de leverancier rekent zal echter afhankelijk zijn van de inkoopstrategie van deze leverancier. Volgens het CBS2 werd er in januari door consumenten gemiddeld circa € 1,33/m3 betaald voor één kubieke meter gas. Circa € 0,58 is hiervan toe te schrijven aan de energiebelasting op aardgas, circa € 0,23 aan de btw en € 0,52 aan het kale leveringstarief. Hierin is de jaarlijkse belastingvermindering in de energiebelasting niet meegerekend. Dit is in 2025 een vast bedrag van € 524,95 exclusief btw (€ 635,15 inclusief btw). Als we aannemen dat 50% van de belastingvermindering wordt toegepast op het aardgasdeel van de energierekening, bedraagt het effectieve energiebelastingtarief voor aardgas aanmerkelijk minder: circa € 0,28/m3 bij een gemiddeld huishouden.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel inkomsten er dit jaar verwacht worden door de energiebelasting en btw op gas? Kunt u tevens inzichtelijk maken wat de inkomsten de afgelopen 15 jaar bedroegen, waarbij tevens vermeld wordt welk percentage aan energiebelasting en btw per jaar gold?
In tabel 1 is vanaf 2011 weergegeven hoeveel opbrengsten er waren vanuit de energiebelasting op aardgas en de opbrengsten uit elektriciteit en de belastingvermindering samen. Hierbij zijn vanaf de introductie in 2012 de opbrengsten uit energiebelasting en Opslag Duurzame Energie (ODE) opgeteld. De ODE is vanaf 2023 geïntegreerd in de energiebelasting. Ook is weergegeven wat de in dat jaar geldende tarieven waren in de verschillende schijven aardgas. Hierbij zijn opnieuw de energiebelasting en ODE opgeteld in de jaren 2012–2023. In de tweede kolom van rechts is het in dat jaar geldende btw-percentage toegevoegd. Gegevens over de btw-ontvangsten specifiek op aardgas zijn niet beschikbaar. In tabel 1 zijn een oploop in de energiebelastingtarieven en de opbrengst op aardgas te zien. Voor 2025 heeft het kabinet de voorgenomen tariefverhoging tot een verbruik van 170.000 m3 teruggedraaid. De energiebelastingtarieven en ontvangsten op elektriciteit nemen juist af. Dat is te zien in tabel 2; hierbij zijn de energiebelasting en de ODE opgeteld in de jaren 2012–2023. Met de schuif in de energiebelasting (verhoging op aardgas en verlaging op elektriciteit) wordt beoogd elektrificatie te bevorderen. De belastingvermindering en het budgettaire beslag ervan nemen in de loop der jaren toe. Dat is te zien in tabel 3. Door de belastingvermindering zijn de effectieve tarieven die huishoudens betalen lager.
t/m 5.000 m3 0,1639
vanaf 5.000 m3 0,1419
0,0393
0,0125
0,0082
19%
2.742 mln.
t/m 5.000 m3 0,1667
vanaf 5.000 m3 0,1443
0,0400
0,0127
0,0083
21%
2.445 mln.
0,1885
0,0448
0,0163
0,0117
21%
3.100 mln.
0,1940
0,0463
0,0168
0,0121
21%
2.805 mln.
0,1985
0,0705
0,0275
0,0124
21%
2.840 mln.
0,2630
0,0737
0,0267
0,0130
21%
3.700 mln.
0,2684
0,0696
0,0254
0,0135
21%
3.849 mln.
0,2885
0,0753
0,0274
0,0147
21%
4.068 mln.
0,3455
0,0815
0,0297
0,0159
21%
4.618 mln.
0,4106
0,0858
0,0446
0,0338
21%
5.314 mln.
0,4337
0,0890
0,0471
0,0360
21%
5.873 mln.
0,4497
0,0902
0,0478
0,0366
21% tot 1 juli
9% vanaf 1 juli
5.413 mln.
0,4898
0,0962
0,0511
0,0392
21%
4.329 mln.
0,5830
0,2238
0,1286
0,0489
21%
6.066 mln.
0,5782
0,3157
0,2035
0,0539
21%
6.125 mln.
Vanaf 1 januari 2024 opgesplitst in eerste schijf 0–1.000 m3 en tweede schijf 1.001–170.000 m3. De tarieven zijn gelijk.
0,1121
0,0408
0,0109
0,0005
19%
0,1140
0,0415
0,0111
0,0005
21%
0,1176
0,0438
0,0117
0,0005
21%
0,1208
0,0458
0,0122
0,0005
21%
0,1232
0,0515
0,0137
0,0006
21%
0,1063
0,0570
0,0152
0,0006
21%
0,1087
0,0613
0,0164
0,0007
21%
0,1178
0,0707
0,0188
0,0008
21%
0,1175
0,0812
0,0216
0,0009
21%
0,1250
0,0883
0,0340
0,0010
21%
4.912 mln.
0,1243
0,0927
0,0363
0,0010
21%
4.991 mln.
0,0673
0,0854
0,0348
0,0011
21% tot 1 juli
9% vanaf 1 juli
3.487 mln.
0,1260
0,1005
0,0394
0,0012
21%
4.387 mln.
0,1088
0,0904
0,0394
0,0019
21%
4.144 mln.
0,1015
0,0637
0,0387
0,0032
21%
3.853 mln.
Voor zover beschikbaar.
Vanaf 1 januari 2024 opgesplitst in eerste schijf 0–2.900 kWh en tweede schijf 2.901–10.000 kWh. De tarieven zijn gelijk.
319
319
319
319
319
319
309
309
258
436
– 3.509 mln.
462
– 3.800 mln.
682
– 5.610 mln.
493
– 4.234 mln.
522
– 4.363 mln.
525
– 4.633 mln.
Voor zover beschikbaar.
Kunt u zowel de gemiddelde kale gasprijs als de gemiddelde consumenten gasprijs van de afgelopen 15 jaar inzichtelijk maken?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geeft inzicht in wat consumenten gemiddeld betaalden voor de levering van één kubieke meter gas sinds 2009.3 Deze cijfers betreffen niet de variabele leveringstarieven die energieleveranciers rekenen aan consumenten, maar betreffen de totale prijs inclusief vaste kosten zoals nettarieven binnen een bandbreedte van het jaarverbruik van deze consumenten. Zowel de reeks met als zonder overheidsheffingen laat sinds 2021 een stijging zien ten opzichte van de jaren daarvoor.
Bent u het eens met de bewering uit het artikel dat niet de «de energiecrisis, het ontbreken van Gronings gas en het niet meer leveren van Russisch gas» ten grondslag ligt aan de hoge gasprijzen, maar dat dat voornamelijk ligt aan de energiebelasting?
Nee. De hogere leveringstarieven voor gas worden zowel veroorzaakt door de gestegen groothandelsprijzen als door de verhoogde energiebelasting. Ook de prijs die consumenten betalen zonder de overheidsheffingen is gestegen sinds 2021. Ter illustratie: het gemiddelde variabele leveringstarief voor gas is sinds 2021 gestegen van circa € 0,81/m3naar € 1,33/m3in januari 20254. Het kale leveringstarief is in die periode gestegen van € 0,25/m3 naar € 0,52/m3 en de overheidsheffingen van € 0,57/m3 naar € 0,81/m3. Het kale leveringstarief en de energiebelasting hebben dus ongeveer een even groot aandeel in de hogere leveringstarieven voor gas sinds 2021. In dezelfde periode is de belastingvermindering toegenomen van € 462 naar € 525. Dit dempt de stijging van de energiebelastingtarieven.
Klopt het dat als Nederland de energiebelasting niet steeds had verhoogd vanaf 2015, de consument nu ongeveer 93 cent per kuub gas zou moeten betalen?
Dat klopt min of meer. Het huidige kale leveringstarief is € 0,52/m3 (zie vraag 2). De energiebelasting en ODE bedroegen in 2015 € 0,1985/m3. Wanneer dit integrale tarief niet beleidsmatig zou zijn aangepast in de periode 2015–2025 zou het alleen jaarlijks geïndexeerd zijn met de tabelcorrectiefactor. In 2025 zou het tarief dan € 0,2523/m3 zijn geweest (exclusief btw). Het variabele leveringstarief inclusief btw zou hiermee (0,52+0,2523)*1,21= € 0,93/m3 inclusief btw bedragen. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat tegenover de hogere energiebelasting op aardgas een lagere energiebelasting op elektriciteit en een hogere belastingvermindering in de energiebelasting staat. Door de belastingvermindering zijn de effectieve tarieven die huishoudens betalen lager.
Welke inhoudelijke grondslag heeft dit kabinet om de belasting op gas niet te verlagen? Kunt u hierbij specifiek ingaan op de bewering uit het artikel waarin gesteld wordt dat de overheid wil dat consumenten verduurzamen en de CO2-uitstoot daalt?
Het kabinet heeft in 2025 de energiebelasting op gas verlaagd. De energiebelasting op gas is gedurende de periode daarvoor verhoogd om een financiële prikkel te geven om te verduurzamen, zowel door middel van elektrificatie als door energiebesparing. Om de gevolgen van de verhoging van de energiebelastingtarieven op aardgas voor de energierekening van huishoudens te dempen, is de energiebelasting op elektriciteit tegelijkertijd verlaagd en is de belastingvermindering verhoogd. Voor een gemiddeld huishouden is per saldo de betaalde energiebelasting in de afgelopen jaren afgenomen. In het voorjaar besluit het kabinet over alternatief beleid om de afgesproken klimaatdoelen in zicht te brengen. Het verder verlagen van de energiebelasting op aardgas zou het nog moeilijker maken om de klimaatopgave te halen en is niet mogelijk zonder financiële consequenties. Bij de verlaging in 2025 heeft het kabinet de ruimte genomen die er is binnen de afspraken over de mijlpalen op het gebied van de energiebelasting in het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP). Afwijken van de in het HVP vastgelegde afspraken kan leiden tot een korting die kan oplopen tot € 600 miljoen per mijlpaal.
Waarom heeft dit kabinet aangekondigd dat de energiebelasting op gas zou worden verlaagd, terwijl dit in werkelijkheid met slechts 1 cent per kuub is gebeurd, afgekondigd op 1 januari? Klopt het dat door deze «verlaging» een gemiddeld huishouden slechts 1 euro per maand minder kwijt is aan de energierekening?
De gemiddelde aardgaswoning had in 2023 een jaarverbruik van 1.020 m3 aardgas5. De verlaging van de energiebelasting op gas zorgt bij dat verbruik voor een voordeel van € 10,20 op de energierekening in 2025.
Waarom heeft u besloten een nivellerend noodfonds in het leven te roepen, waarbij alleen de armste huishoudens profiteren, terwijl ieder Nederlands huishouden op dit moment te maken heeft met een torenhoge energierekening?
Niet ieder huishouden heeft momenteel te maken met stijgende energieprijzen. In januari had circa 54% van de huishoudens een vast contract voor gas6. Deze huishoudens hebben de gastarieven op een eerder moment voor één of meerdere jaren vastgezet en krijgen pas te maken met mogelijk hogere tarieven op het moment dat dit contract afloopt. Circa 41% heeft een variabel contract en krijgt daarom twee tot enkele keren per jaar te maken met tariefwijzigingen. In hoeverre deze groep iets merkt van de prijsstijging is afhankelijk van het wijzigingsmoment van het tarief. Mensen met een dynamisch contract krijgen wel direct te maken met prijsschommelingen op de groothandelsmarkt. Dit kan zowel een gunstig als ongunstig effect op de tarieven hebben. Dit geldt voor circa 5% van de Nederlandse huishoudens.
Desalniettemin ziet het kabinet dat een deel van de huishoudens in Nederland moeite heeft met het betalen van de energierekening en het krijgen van grip op de hoogte hiervan. Om de problemen voor deze huishoudens te verminderen werkt het kabinet aan de betaalbaarheid van de energierekening en een rechtvaardige energietransitie. Het Noodfonds is hier onderdeel van.
Bent u het eens met de bewering dat door het sluiten van het Groninger gasveld de Nederlandse leveringszekerheid is afgenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid te bezien welke rol het Groninger gasveld nog kan spelen in de Nederlandse energiemix?
Nee, die bewering deelt het kabinet niet. Tussen 2014 en het gasjaar 2023/24 is de toegestane gaswinning uit het Groningenveld gedaald van 42,5 miljard m3 tot 0,0 m3 zonder dat dit tot een probleem met de leveringszekerheid heeft geleid. Het kabinet ziet dan ook geen aanleiding om te bezien welke rol het Groningenveld nog kan spelen in de Nederlandse energiemix. Dat ook omdat de wet waarmee de gaswinning uit het Groningenveld definitief is beëindigd, met een grote meerderheid door zowel de Tweede Kamer (op 12 maart 2024) als de Eerste Kamer (op 16 april 2024) is aangenomen. Daarmee is sinds 19 april 2024 gaswinning uit het Groningenveld niet langer toegestaan bij wet en sindsdien heeft NAM als eigenaar en exploitant van het veld de nodige stappen gezet om de nog aanwezige productiefaciliteiten te ontmantelen.
Deelt u de mening dat door de verschoven geopolitieke verhoudingen het zaak wordt dat Nederland haar eigen gas zoveel mogelijk moet benutten?
In het regeerprogramma is opgenomen dat dit kabinet, in belang van de gasleveringszekerheid, en een zo onafhankelijke en divers mogelijke energievoorziening, de nationale productie optimaliseert en de gaswinning op de Noordzee opschaalt.7 Daarbij houdt het kabinet uiteraard wel rekening met de bepalingen uit de Mijnbouwwet ten aanzien van het op een veilige en betrouwbare wijze kunnen winnen.
Op dit moment is Nederland een netto-importeur van gas. Daarom heeft Nederland belang heeft bij een open en transparante interne markt voor gas waarbij vrijelijk over grenzen heen wordt gehandeld. Alleen zo kan er voldoende gas naar Nederland komen. Dit betekent ook dat het in Nederland gewonnen gas niet exclusief kan worden gereserveerd voor binnenlands verbruik.
Kunt u aangeven hoe zorgelijk het is dat de vulgraad van de gasopslagen op dit moment zo laag zijn en nu al ruim onder het vijfjarig gemiddelde voor 1 mei liggen van 42%, zoals u aangaf op eerdere Kamervragen2? Denkt u dat Nederlandse gasaanbieders aankomend jaar een inhaalslag voor de inkoop van gas moeten bewerkstelligen om leveringszekerheid te garanderen? Zo ja, hoe bent u voornemens deze bedrijven hiertoe aan te moedigen?
Een weerbaar en robuust gassysteem is een belangrijke prioriteit van het kabinet. Gasopslag is een belangrijk onderdeel hiervan. Dat de gasopslagen in de winter gebruikt worden, en de vulgraad dus daalt, is logisch: de functie van seizoensopslagen is om te voorzien in de hogere gasvraag in de winter. Daarbij is het goed om aan te geven dat het ook met een lage vulgraad op 1 april technisch mogelijk is om de opslagen weer adequaat gevuld te krijgen op 1 november9. De capaciteit van de gasinfrastructuur – zoals de LNG-importterminals en de pijpleidingverbindingen met buurlanden – is groot genoeg om voldoende gas in het vulseizoen te kunnen importeren om de gasopslagen gemiddeld tot minimaal 80% te vullen10. Het kabinet ziet hierbij wel een uitdaging, omdat de prijzen voor gas in de aankomende zomer op dit moment hoger zijn dan de gasprijzen voor de daaropvolgende winter (2025/26). Dit kan veranderen. Zo zijn de afgelopen weken de groothandelsprijzen in de komende zomerperiode gedaald. Daardoor is het negatieve verschil tussen de prijs in de zomer van 2025 in de winter van 2025/2026, de zogenoemde negatieve spread, veel kleiner geworden.11
Het kabinet heeft daarom de volle aandacht voor het aankomende vulseizoen. Het kabinet kan – net als eerdere jaren – indien nodig via de vultaak van EBN bijspringen als gasopslagen onvoldoende gevuld worden door marktpartijen. Op basis van deze vultaak kan EBN er ook voor kiezen om gas dat EBN al heeft opgeslagen in de opslag te houden (doorrollen).
Daarnaast herhaalt het kabinet dat het voor de gasleveringszekerheid belangrijk blijft dat marktpartijen zeker stellen dat ze aan hun leveringsverplichtingen kunnen voldoen. Hierbij wijst het kabinet erop dat in de Energiewet regels worden gesteld voor leveranciers met een vergunning voor de levering aan kleinverbruikers, waaronder dat zij moeten voorzien in een betrouwbare levering. De ACM houdt toezicht op de naleving van deze wettelijke verplichtingen.
In april komt het kabinet met een volgende update over de gasleveringszekerheid.
Kunt u voor uw uitvoeringsorganisatie(s) zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken hoeveel geld er de komende jaren zal worden besteed aan diversiteits-, gender-, en inclusiebeleid?1
Het RIVM heeft momenteel een Diversiteit & Inclusie (D&I) beleidsbudget van € 50.000,– euro gereserveerd voor 2025.
Kunt u voor uw uitvoeringsorganisatie(s) zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken hoe het diversiteits-, gender- en inclusiebeleid de komende jaren wordt vormgegeven? Bent u voornemens dit beleid binnen uw uitvoeringsorganisatie(s) te intensiveren of af te bouwen?
De komende jaren zet het RIVM het huidige beleid voort. Het RIVM sluit daarbij aan op het Rijksbrede beleid en geeft hieraan invulling door:
Kunt u voor uw uitvoeringsorganisatie(s) inzichtelijk maken welke diversiteits-, gender-, en inclusiecursussen er worden aangeboden?
Medewerkers van het RIVM kunnen gebruik maken van het Rijksbrede aanbod.
Is er de afgelopen jaren op uw uitvoeringsorganisatie(s) sprake geweest van het weghalen van kunstobjecten, omdat deze bijvoorbeeld «niet meer van deze tijd» zouden zijn?
Nee.
Kunt u zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken in hoeverre uw uitvoeringsorganisatie(s) een gender-en diversiteitsquotum hanteert voor uw personeel?
Het RIVM hanteert het wettelijk afgestemde quotum voor de Banenafspraak, dat is 2,76%. Daarnaast hanteert het RIVM de Rijksbrede streefcijfers voor culturele diversiteit en een evenwichtige man-vrouw verhouding. Voor culturele diversiteit, medewerkers met een herkomst buiten Europa, is dit streefcijfer in 2026 16% voor de schalen 11–14 en 12% voor de schalen 15 en hoger. Voor een evenwichtige man-vrouw verhouding is de Rijksbrede richtlijn om 45–55% vrouwelijke medewerkers vanaf schaal 15 en hoger te hebben.
Op welke manier wordt het succes van het diversiteits-, gender- en inclusiebeleid binnen uw uitvoeringsorganisatie(s) gemeten? Welke criteria of key performance indicators (KPI’s) hanteert u om het beleid te beoordelen?
Het RIVM monitort het bovengenoemde quotum van de Banenafspraak. Het RIVM meet ook via vragen over inclusie op de werkvloer, die opgenomen zijn in de medewerkersonderzoeken.
Kunt u inzichtelijk maken welke externe organisaties of consultants zijn ingehuurd om uw uitvoeringsorganisatie(s) te adviseren over diversiteits-, gender- en inclusiebeleid? Wat waren de kosten en uitkomsten van deze adviezen?
In 2024 heeft het RIVM een projectleider ingehuurd. De kosten hiervoor waren € 24.000,–. De projectleider heeft samen met het RIVM een beleidsvisie en een plan van aanpak opgesteld.
Zou u de beantwoording per uitvoeringsinstantie afzonderlijk kunnen aanleveren?
Ja.
Christenvervolging in de Democratische Republiek Congo |
|
Don Ceder (CU), Henk Vermeer (BBB), Derk Boswijk (CDA), Isa Kahraman (NSC), Joost Eerdmans (EénNL), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «70 mensen onthoofd gevonden in kerk Congo»1 en «D.R. Congo: 70 mensen onthoofd gevonden in Kerk in Kasanga»2?
Ja.
Spreekt u met ons uw afschuw uit over deze bloedige aanval?
Ja. Het kabinet veroordeelt geweld tegen religieuze minderheden. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 24 februari jl. heb ik aandacht gevraagd voor deze vreselijke gewelddaad.
De Democratische Republiek Congo staat op nummer 35 van de Open Doors Ranglijst, welke inzet heeft u en heeft de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging om daar christenvervolging tegen te gaan?
In de Democratische Republiek Congo (DRC) worden christenen niet door de overheid gediscrimineerd en spelen de verschillende kerken een grote rol in het openbare leven. Bovengenoemd geweld komt voort uit de activiteiten van gewapende groepen in Oost-Congo. Zodoende ziet het kabinet het bereiken van een duurzame vrede in Oost-Congo als belangrijkste uitdaging om geweld tegen christenen te voorkomen. Inzet van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging in de DRC heeft naar mening van het kabinet vanuit dit perspectief op dit moment niet meteen toegevoegde waarde. Wel wordt er op ambtelijk niveau gesproken over dit thema met belangrijke religieuze en politieke leiders in de DRC. Het kabinet blijft de ontwikkelingen scherp volgen en zal indien nuttig en nodig de inzet van de Speciaal Gezant in de toekomst niet schromen.
Staan de Allied Democratic Forces (ADF) reeds op de Europese terreurlijst? Zo nee, bent u bereid daarvoor te pleiten, zeker gezien hun registratie in de kennisbank terroristische organisaties3?
De Allied Democratic Forces staan niet op de Europese terrorisme-sanctielijst. Ik ben bereid te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om deze groep op de Europese terrorisme-sanctielijst of de Europese ISIS/Al-Qaida sanctielijst te plaatsen. De groep is zeer versplinterd en ADF-leiders zien streng toe op de informatie die over de organisatie naar buiten komt, zoals de Kennisbank Terroristische Organisaties van de NCTV ook aangeeft.
Is bekend of er buitenlandse steun of steun van andere landen is voor de ADF? Zo ja, welke landen en bent u bereid die landen aan te spreken?
Hierover is op dit moment geen informatie bekend. Ook hiervoor geldt dat het ADF leiderschap streng toeziet op de informatie die naar buiten komt.
Welke steun kan Nederland of de Europese Unie (EU) in de Democratische Republiek Congo leveren om straffeloosheid tegen te gaan, zowel bij deze aanval als bij vele andere mensenrechtenschendingen?
De Congolese staat oefent beperkte controle uit over de regio’s waar de ADF actief zijn. Het herstellen van het staatsgezag zal een cruciale voorwaarde zijn om de straffeloosheid te bestrijden die op dit moment in deze regio’s plaatsvindt. Nederland en de EU roepen op tot steun voor de vredesprocessen die erop gericht zijn de gewapende groepen in Oost-Congo de wapens neer te laten leggen.
Sinds 2015 draagt Nederland middels programma’s bij aan het versterken van het staatsgezag door middel van het verbeteren van veiligheidsbeleid op lokaal niveau in Oost-DRC en de bredere regio.
Nederland zetelt in de Verenigde Naties mensenrechtenraad, ziet u de mogelijkheid om christenvervolging in de VN aan te kaarten? Ziet u ook de mogelijkheid om de gewelddadige opmars van M23 en mensenrechtenschendingen daar te adresseren?
Nederland steunde op 7 februari jl. de speciale zitting van de VN Mensenrechtenraad over DRC, waarbij een tweetraps-onderzoeksmechanisme werd opgezet voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal humanitair recht in de periode vanaf januari 2025 in de provincies Noord- en Zuid-Kivu. Het VN Kantoor voor de Mensenrechten zal onmiddellijk van start gaan met dit onderzoek, gevolgd door een aanvullend onderzoek door een onafhankelijke Fact Finding Mission. Tijdens de zitting sprak de EU een verklaring uit waarin het de mensenrechtendingen in de DRC veroordeelde. Deze verklaring werd door Nederland gesteund.
Hoe kijkt u naar een speciale VN-resolutie op het gebied van religie in conflict en vrede, zoals er een landmark VN-resolutie 1325 is rond Women, Peace and Security?
Een nieuwe resolutie via de VN Veiligheidsraad, zoals de VN-resolutie 1325 (Women, Peace and Security), vereist de benodigde steun van de leden van de VN Veiligheidsraad. Mede gezien de geopolitieke ontwikkelingen en de polarisatie binnen de VN Veiligheidsraad, acht ik een dergelijke overeenstemming weinig waarschijnlijk.
Tijdens de 58ste zitting van de Mensenrechtenraad dit jaar heeft de EU opnieuw een resolutie ingediend over vrijheid van religie en levensovertuiging, waarin religieuze haat, discriminatie en geweld worden veroordeeld. Ook de Organisation of Islamic Cooperation (OIC) dient regelmatig een resolutie in op het gebied van religie en levensovertuiging. Terwijl de EU in haar resolutie nadruk legt op het individuele recht op vrijheid van religie, richt de OIC zich op bescherming van religies, soms ten koste van vrijheid van meningsuiting. Hoewel de EU en de OIC elkaars visie niet volledig onderschrijven, bestaat er een evenwicht dat ervoor zorgt dat beide resoluties meestal unaniem worden aangenomen. Een aanvullende resolutie over religie in conflict en vrede zou dit evenwicht kunnen verstoren en mogelijk kunnen leiden tot een minder gewenst eindresultaat voor Nederland en de EU.
Het bericht 'Ambulance met spoed steeds langer onderweg: 'In ons dorp bijna nooit op tijd'' |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ambulance met spoed steeds langer onderweg: «In ons dorp bijna nooit op tijd»»?1
Ja.
In hoeverre vindt u het zorgelijk en problematisch dat er grote verschillen tussen aanrijtijden van ambulances bestaan tussen verschillende veiligheidsregio’s, provincies, steden, dorpen en kernen?
Er bestaan inderdaad verschillen tussen regio’s als het gaat om de responstijden van ambulances. In landelijke gebieden is er minder speling met het aantal ambulances. Toch is het in het licht van schaarste aan personeel niet realistisch om een overcapaciteit van ambulances na te streven die weinig ritten krijgen en bemand moeten worden met gespecialiseerde verpleegkundigen die we op andere plekken hard nodig hebben, zoals op de spoedeisende hulp of de intensive care.
In de Regeling ambulancezorgvoorzieningen is opgenomen dat de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) ervoor dient te zorgen dat de spreiding van de standplaatsen zodanig is dat in de veiligheidsregio minstens 97% van de bevolking binnen 12 minuten aanrijtijd2 kan worden bereikt door een ambulance. In de regelgeving is dus geborgd dat de spreiding van de standplaatsen op orde moet zijn. Desondanks is er een verschil in het aantal ambulances dat beschikbaar is in drukbevolkte, dan wel in dunbevolkte gebieden.
De meldkamers ambulancezorg zorgen dag en nacht voor de spreiding en beschikbaarheid van ambulances in alle regio’s van Nederland. Wanneer in een dunbevolkt landelijk gebied een ambulance bezig is met een inzet, wordt een andere ambulance in dat gebied strategisch gepositioneerd. Slimme en specifieke software helpt bij het maken van een zo goed mogelijke keuze hierin, door zoveel mogelijk factoren mee te wegen. Denk aan historische data van ambulanceritten, verkeersomstandigheden, de positie-informatie van overige ambulances, enzovoort.
Vindt u dat er maatregelen genomen moeten worden nu blijkt dat in slechts 60 gemeenten de aanrijtijden van ambulances binnen de norm vallen? Zo ja, bent u bereid om met de veiligheidsregio’s in gesprek te gaan over de grote verschillen in aanrijtijden en de toenemende overschrijdingen van de aanrijdnormen?
De streefnorm3 geldt op het niveau van de veiligheidsregio. Dit is ook het niveau waarop het RIVM jaarlijks het aantal benodigde ambulances berekent. Dat neemt niet weg dat ook op het niveau van de veiligheidsregio de responstijden vaak langer zijn dan de streefnorm. De 15-minutennorm is echter niet medisch onderbouwd en geldt voor allerlei gradaties van spoed. De ambulancesector werkt daarom sinds oktober vorig jaar met een vernieuwde urgentie-indeling met daarin een categorie voor de groots mogelijke spoed: de A0-urgentie. Welke spoedsituatie wel en niet in deze categorie valt, is wel medisch onderbouwd. De ambulance rukt in deze situaties uit met de hoogst mogelijke spoed vanaf de post. Wanneer er andere ambulances dichterbij zijn, worden zij van hun rit afgehaald en direct naar deze noodsituatie geleid. Oók ambulances van buur-regio’s. Ambulancezorg Nederland geeft op basis van tussentijdse bevindingen aan dat wanneer elke minuut telt, de ambulance ook echt sneller ter plaatse is. De definitieve evaluatie van de nieuwe werkwijze verschijnt in juli. Daarna zal ik bepalen of we ook in de wet- en regelgeving aanpassingen doen aan de normen die nu gelden. Ik zal uw Kamer daar uiteraard over op de hoogte houden.
Welke concrete acties gaat u, de veiligheidsregio en/of de ambulancedienst nemen om de aanrijtijden te verbeteren?
In mijn vorige antwoord ging ik al in op de vernieuwde urgentie-indeling van de ambulancesector. Daarmee verwacht ik dat de ambulance sneller ter plaatse is in situaties waarin elke minuut telt.
Wat een belangrijke slag is in de algehele verbetering van responstijden, is het voorkomen dat de ambulance onnodig bezet (en daarmee niet beschikbaar) is. Daarom hecht ik veel waarde aan zorgcoördinatie4 als middel om de acute zorg toegankelijk te houden. Bij zorgcoördinatie zijn – naast de regionale ambulancevoorzieningen – de huisartsenspoedposten, eerstelijnsverblijf coördinatiepunten, aanbieders van acute wijkverpleging en aanbieders van ggz-zorg betrokken. Hierdoor kunnen triagisten op de meldkamers die werken met zorgcoördinatie, gebruikmaken van een breder palet aan in te zetten zorgvormen in combinatie met inzicht in actueel beschikbare capaciteit bij de verschillende partners in de acute zorgketen. Op die manier wordt gekeken waar een patiënt het beste terecht kan met zijn niet-levensbedreigende maar wel acute zorgvraag. Daarmee wordt de patiënt naar de juiste zorgverlener geleid, wordt de beschikbare capaciteit in de gehele acute zorgketen beter benut, verminderen we piekdrukte op één plek die doorwerkt naar andere plekken en sectoren, en kan de ambulance worden ingezet voor de spoedeisende zorg waarvoor de ambulancezorg is bedoeld.
Vindt u dat gemeenten zelf moeten kunnen beoordelen in hoeverre de vernieuwde urgentie-indeling, die invloed heeft op aanrijtijden, tot tevredenheid stemt in plaats van een regionale norm? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp de wens om uit oogpunt van transparantie jaarlijks op gemeente(kern)niveau te rapporteren over de responstijden, zodat de gemeenten meer inzicht krijgen. Daarom heb ik Ambulancezorg Nederland formeel verzocht om vanaf 2026 (dat wil zeggen rapportagejaar 2025) jaarlijks transparantie te verschaffen over de responstijden van de ambulance op gemeenteniveau en waar mogelijk op gemeentekernniveau. Ik benadruk daarbij wel dat ik het belangrijk vind om de prestaties van de RAV’s te (blijven) beoordelen op het niveau van de veiligheidsregio.
Kunt u het aantal ambulanceposten, waarvandaan ambulances kunnen aanrijden, voor de afgelopen 10 jaar inzichtelijk maken? Hoe beoordeelt u de ontwikkeling van het aantal ambulanceposten in relatie tot de toenemende normoverschrijding van de aanrijtijden van ambulances?
Het aantal 24/7-uurs ambulancestandplaatsen wordt jaarlijks gerapporteerd in de bereikbaarheidsanalyse van het RIVM. Deze zijn vanaf 2017 bekend:
Ambulancestandplaatsen
219
213
224
225
228
225
226
221
= Aantal standplaatsen ambulancezorg met 24/7-uurs paraatheid
Het aantal (statische) ambulanceposten is niet als enige relevant voor de tijdigheid van ambulances. Ambulances zijn constant onderweg en keren niet steeds terug naar hun standplaats voordat zij opnieuw ingezet worden. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat een rijdende ambulance, die bijvoorbeeld net een inzet heeft gehad, alweer wordt opgeroepen voor een volgende inzet. Ook kan een ambulance ten behoeve van de regionale dekking in een bepaald gebied gepositioneerd worden, maar niet per se bij een standplaats. De meldkamer ambulancezorg ziet precies waar de ambulances rijden of staan en maakt op basis daarvan een keuze op basis van beschikbaarheid en urgentie welke ambulance het beste kan worden ingezet. Zo kan een ambulance toevallig net dichtbij in de buurt zijn, waardoor die ambulance er sneller is dan wanneer een ambulance vanaf de standplaats zou vertrekken. Als alle ambulances binnen een regio bezet zijn, worden beschikbare ambulances uit buur-regio’s zodanig gepositioneerd, dat de bereikbaarheid weer zo optimaal mogelijk is. Dit proces vindt dag en nacht plaats.
Bent u bereid gemeenten (half)jaarlijks te informeren over de prestatiecijfers van aanrijdtijden per kern?
In navolging van de motie van het lid Rikkers-Oosterkamp c.s.5 ben ik hierover in gesprek gegaan met Ambulancezorg Nederland. Ik heb Ambulancezorg Nederland formeel verzocht om deze transparantie vanaf 2026 (dat wil zeggen rapportagejaar 2025) namens de RAV’s te verschaffen. Deze publicatie zal openbaar zijn. In sommige gevallen zal dit niet op gemeentekern(dorps)niveau maar op gemeenteniveau worden aangeleverd, wanneer de data door te kleine aantallen herleidbaar is naar individuen.
Bent u, mede naar aanleiding van de WOO-procedure van RTL, nu wel voornemens de aanrijtijden en het aantal spoedritten per gemeente en kern actief openbaar te maken?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u voor 2024 het percentage van het aantal ambulanceritten dat de norm van 15 minuten heeft overschreden inzichtelijk maken?
De cijfers over 2024 zijn nog niet bekend. Het sectorkompas ambulancezorg wordt jaarlijks gepubliceerd in juli.
Het artikel 'Burgemeester weigert Eritrese bijeenkomst in Rijswijk uit vrees voor rellen' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Marjolein Faber (PVV), van Weel |
|
|
Bent u bekend met het bericht «burgemeester weigert Eritrese bijeenkomst in Rijswijk uit vrees voor rellen»1?
Kunt u uiteenzetten in hoeverre er sinds de rellen in Den Haag in februari 20242 maatregelen zijn genomen ten opzichte van de spanningen binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland?
Wat is uw reactie op de bewering van de burgemeester van Rijswijk die stelt dat «de spanningen binnen de gemeenschap leiden tot excessief geweld en dat het gemeenten ontbreekt aan instrumenten om effectief te handelen»? Bent u voornemens gemeenten extra bevoegdheden te geven om effectiever te kunnen optreden tegen bijeenkomsten die bij voorbaat op zeer gespannen voet staan?
Hoeveel verdachten zijn er inmiddels vervolgd voor hun betrokkenheid bij de Eritrese rellen in februari 2024? Kunt u hierbij tevens aangeven wat de exacte (gevangenis)straffen zijn geweest?
Hoeveel van de tenminste negen Eritreeërs die zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van 4 tot 12 maanden, of andere veroordeelden in relatie tot de rellen in februari 2024, hebben een gevangenisstraf van meer dan 10 maanden opgelegd gekregen waarmee zij in de categorie van «bijzonder ernstig misdrijf» vallen, waardoor het Nederlanderschap ingetrokken kan worden? Kunt u tevens aangeven tegen hoeveel van de veroordeelden een proces loopt om het Nederlanderschap in te trekken?
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel verblijfsvergunningen er zijn ingetrokken naar aanleiding van de Eritrese rellen in Den Haag in februari 2024?
Kunt u aangeven hoeveel asielvergunningen voor Eritreeërs er in 2024 zijn ingetrokken, vanwege (signalen van) een contra-indicatie, omdat zij achteraf in tegenstelling tot wat zij beweerden tijdens hun asielprocedure toch sympathie hebben voor het Eritrese regime?
Hoeveel Eritreeërs die betrokken zijn geweest bij de rellen in Den Haag in februari 2024 zaten nog in de asielprocedure? Kunt u aangeven wat de status van hun procedure nu is? Hoeveel van de betrokken Eritrese asielzoekers hebben alsnog een verblijfsvergunning gekregen en hoeveel verblijfsvergunningen zijn er niet verstrekt naar aanleiding van de rellen?
Heeft u sinds de rellen van februari 2024 gesproken met de Eritrese ambassadeur? Wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken geweest?
Hoeveel van de schade, die wordt geschat op meer dan 700.000 euro, is inmiddels verhaald op de daders?
De onrust op Nederlandse universiteiten nadat een pro-Israelische spreker een lezing heeft gehouden |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eppo Bruins (CU), van Weel |
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Lezing pro-Israëlische activiste op Radboud Universiteit ruw verstoord, aangifte tegen gemaskerde docent: «Hij leidde de bende»»1 en het bericht «Pro-Israëlische activiste Rawan Osman opnieuw doelwit actievoerders: politie grijpt in bij vechtpartij tijdens lezing in Maastricht»2?
Hebben de Radboud Universiteit en Maastricht Universiteit voorafgaand aan de lezing een risicoinschatting gemaakt en zo ja, welke maatregelen hebben de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit hierop volgend genomen? Hebben de Radboud Universiteit of de Maastricht Universiteit bijvoorbeeld maatregelen genomen om toegangscontroles in te stellen?
Heeft u vooraf, tijdens en/of na het incident contact gehad met de Radboud Universiteit en/of de Maastricht Universiteit over de ontstane situatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hier besproken?
Bent u het ermee eens dat deze lezingen vooraf kon worden aangemerkt als «risicovol» en dat er daarom extra veiligheidsmaatregelen wenselijk waren?
Bent u van mening dat de veiligheid van zowel de spreker als de aanwezigen niet goed genoeg geborgd was, nu vooraf bekend was dat deze bijeenkomst grote kans liep te worden verstoord?
Is de «Richtlijn protesten universiteiten en hogescholen» van de sector opgenomen in de huisregels van de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit en zijn die gehandhaafd?3
Hoe kan het dat studenten, maar ook in het bijzonder medewerkers, soms zelfs gemaskerd, keer op keer de openbare orde op hun eigen campus kunnen verstoren en zelfs sprekers intimideren?
Hoeveel studenten en/of medewerkers zijn er vanaf 7 oktober 2023 van een universiteit ontslagen en/of definitief van hun instelling gestuurd, omdat zij Israelische en/of Joodse studenten/medewerkers lastig hebben gevallen?
Bent u van mening, nu u kennis heeft genomen van deze gebeurtenissen, dat deze ondermijning en verstoring strafbare elementen bevat? Zo niet, waarom niet? Zo ja, wat zijn volgens u terechte consequenties voor zowel studenten als medewerkers die hierbij aanwezig waren?
Is het bij u bekend of door de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit tenminste de identiteit is vastgesteld van de verstoorders? Zo ja, wat zijn de consequenties geweest voor deze personen?
Hoeveel studievisa zijn er sinds de aangenomen motie van het lid Eerdmans inmiddels ingetrokken?4
Waarom lijken universiteiten na zo veel incidenten nog steeds geen grip te hebben op verstoringen op hun eigen campus en kunt u hierbij ingaan op de samenwerking tussen onderwijsinstellingen, de beveiliging van onderwijsinstellingen en de politie alsmede reflecteren op uw eigen rol?
Wilt u de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit opdragen om dit incident extern te laten evalueren en dit net als de UvA te delen met andere universiteiten, zodat zij hier lering uit kunnen trekken?
Bent u ervan op de hoogte dat de Dutch Scholars for Palestine heeft opgeroepen om in de week van 21 tot 30 maart 2025 de «Israeli apartheidsweek» te organiseren, waarbij zij onder andere oproepen Israël en alles wat aan hen gelieerd is te willen boycotten?
Wilt u in het kader van de vorige vraag instellingen en universiteiten oproepen hun veiligheidsbeleid aan te scherpen, zodat onderwijs en onderzoek niet verstoord worden door demonstranten en Israëli's en Joodse studenten en medewerkers zich te allen tijde veilig voelen?
Kunt u een inschatting maken hoeveel Joodse en/of Israelische studenten op dit moment thuiszitten, omdat zij zich niet meer veilig voelen op hun onderwijsinstelling en zo niet, wilt u de instellingen vragen te inventariseren hoeveel Joodse en/of Israelische studenten en medewerkers nog thuiszitten?
Kunt u inzichtelijk maken welke maatregelen u, of de afzonderlijke instellingen, heeft genomen om de motie van het lid Eerdmans c.s. uit te voeren, waardoor alle barrières voor Joodse en Israelische studenten, die niet naar hun universiteit durven gaan, worden weggenomen?5
Bent u bereid het College van Bestuur van instellingen, die de veiligheid niet kunnen garanderen, onder curatele te laten stellen door de respectievelijke Raden van Toezicht?
Is de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding al langsgeweest op de Radboud Universiteit of de Maastricht Universiteit, zoals toegezegd in het debat Veiligheid op Nederlandse universiteiten op 23 januari 2025?
Bent u voornemens instellingen, en in het bijzonder de Radboud Universiteit en de Maastricht Universiteit, opdracht te geven om extra veiligheidsmaatregelen te nemen om de veiligheid van Joodse en/of Israëlische studenten te garanderen?
Het bericht 'Verdachte van UvA-rellen voor rechter: 'Politie was goed beschermd, ik ben onschuldig'' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Verdachte van UvA-rellen voor rechter: «Politie was goed beschermd, ik ben onschuldig»»?1
Hoe duidt u het gedrag van de 24-jarige, inmiddels veroordeelde, studente Simone, die een bulldozer beklom en stokken naar de politie heeft gegooid, maar zelf verklaarde dat zij niks fout heeft gedaan?
Bent u het eens met Ramon Meijerink, voorzitter van de politievakbond, die haar uitspraak «Ik heb met stokken gegooid. Maar ik denk niet dat dit onder zwaar geweld valt, omdat de politie goed beschermd is.», «de wereld op zijn kop» noemt?
Bent u van mening dat studenten die openlijk geweld hebben gepleegd en hiervoor zijn veroordeeld bijdragen aan een groot gevoel van onveiligheid onder de medestudenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA)?
Onderschrijft u dat het plegen van openlijk geweld en zware mishandeling naast een verstoring ook een gevaar voor de openbare orde is?
Bent u voornemens de motie «Veiligheid op school», die de regering verzoekt zich maximaal in te spannen voor het intrekken van studentenvisa van studenten die afkomstig zijn van buiten de Europese Unie en een gevaar zijn voor de openbare orde, uit te voeren en het visum van de Chinese studente in te trekken?2
Op welke termijn kunt u het visum van deze Chinese studente intrekken?
Het bericht 'Ambulance met spoed steeds langer onderweg: 'In ons dorp bijna nooit op tijd'' |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ambulance met spoed steeds langer onderweg: «In ons dorp bijna nooit op tijd»»?1
Ja.
In hoeverre vindt u het zorgelijk en problematisch dat er grote verschillen tussen aanrijtijden van ambulances bestaan tussen verschillende veiligheidsregio’s, provincies, steden, dorpen en kernen?
Er bestaan inderdaad verschillen tussen regio’s als het gaat om de responstijden van ambulances. In landelijke gebieden is er minder speling met het aantal ambulances. Toch is het in het licht van schaarste aan personeel niet realistisch om een overcapaciteit van ambulances na te streven die weinig ritten krijgen en bemand moeten worden met gespecialiseerde verpleegkundigen die we op andere plekken hard nodig hebben, zoals op de spoedeisende hulp of de intensive care.
In de Regeling ambulancezorgvoorzieningen is opgenomen dat de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) ervoor dient te zorgen dat de spreiding van de standplaatsen zodanig is dat in de veiligheidsregio minstens 97% van de bevolking binnen 12 minuten aanrijtijd2 kan worden bereikt door een ambulance. In de regelgeving is dus geborgd dat de spreiding van de standplaatsen op orde moet zijn. Desondanks is er een verschil in het aantal ambulances dat beschikbaar is in drukbevolkte, dan wel in dunbevolkte gebieden.
De meldkamers ambulancezorg zorgen dag en nacht voor de spreiding en beschikbaarheid van ambulances in alle regio’s van Nederland. Wanneer in een dunbevolkt landelijk gebied een ambulance bezig is met een inzet, wordt een andere ambulance in dat gebied strategisch gepositioneerd. Slimme en specifieke software helpt bij het maken van een zo goed mogelijke keuze hierin, door zoveel mogelijk factoren mee te wegen. Denk aan historische data van ambulanceritten, verkeersomstandigheden, de positie-informatie van overige ambulances, enzovoort.
Vindt u dat er maatregelen genomen moeten worden nu blijkt dat in slechts 60 gemeenten de aanrijtijden van ambulances binnen de norm vallen? Zo ja, bent u bereid om met de veiligheidsregio’s in gesprek te gaan over de grote verschillen in aanrijtijden en de toenemende overschrijdingen van de aanrijdnormen?
De streefnorm3 geldt op het niveau van de veiligheidsregio. Dit is ook het niveau waarop het RIVM jaarlijks het aantal benodigde ambulances berekent. Dat neemt niet weg dat ook op het niveau van de veiligheidsregio de responstijden vaak langer zijn dan de streefnorm. De 15-minutennorm is echter niet medisch onderbouwd en geldt voor allerlei gradaties van spoed. De ambulancesector werkt daarom sinds oktober vorig jaar met een vernieuwde urgentie-indeling met daarin een categorie voor de groots mogelijke spoed: de A0-urgentie. Welke spoedsituatie wel en niet in deze categorie valt, is wel medisch onderbouwd. De ambulance rukt in deze situaties uit met de hoogst mogelijke spoed vanaf de post. Wanneer er andere ambulances dichterbij zijn, worden zij van hun rit afgehaald en direct naar deze noodsituatie geleid. Oók ambulances van buur-regio’s. Ambulancezorg Nederland geeft op basis van tussentijdse bevindingen aan dat wanneer elke minuut telt, de ambulance ook echt sneller ter plaatse is. De definitieve evaluatie van de nieuwe werkwijze verschijnt in juli. Daarna zal ik bepalen of we ook in de wet- en regelgeving aanpassingen doen aan de normen die nu gelden. Ik zal uw Kamer daar uiteraard over op de hoogte houden.
Welke concrete acties gaat u, de veiligheidsregio en/of de ambulancedienst nemen om de aanrijtijden te verbeteren?
In mijn vorige antwoord ging ik al in op de vernieuwde urgentie-indeling van de ambulancesector. Daarmee verwacht ik dat de ambulance sneller ter plaatse is in situaties waarin elke minuut telt.
Wat een belangrijke slag is in de algehele verbetering van responstijden, is het voorkomen dat de ambulance onnodig bezet (en daarmee niet beschikbaar) is. Daarom hecht ik veel waarde aan zorgcoördinatie4 als middel om de acute zorg toegankelijk te houden. Bij zorgcoördinatie zijn – naast de regionale ambulancevoorzieningen – de huisartsenspoedposten, eerstelijnsverblijf coördinatiepunten, aanbieders van acute wijkverpleging en aanbieders van ggz-zorg betrokken. Hierdoor kunnen triagisten op de meldkamers die werken met zorgcoördinatie, gebruikmaken van een breder palet aan in te zetten zorgvormen in combinatie met inzicht in actueel beschikbare capaciteit bij de verschillende partners in de acute zorgketen. Op die manier wordt gekeken waar een patiënt het beste terecht kan met zijn niet-levensbedreigende maar wel acute zorgvraag. Daarmee wordt de patiënt naar de juiste zorgverlener geleid, wordt de beschikbare capaciteit in de gehele acute zorgketen beter benut, verminderen we piekdrukte op één plek die doorwerkt naar andere plekken en sectoren, en kan de ambulance worden ingezet voor de spoedeisende zorg waarvoor de ambulancezorg is bedoeld.
Vindt u dat gemeenten zelf moeten kunnen beoordelen in hoeverre de vernieuwde urgentie-indeling, die invloed heeft op aanrijtijden, tot tevredenheid stemt in plaats van een regionale norm? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp de wens om uit oogpunt van transparantie jaarlijks op gemeente(kern)niveau te rapporteren over de responstijden, zodat de gemeenten meer inzicht krijgen. Daarom heb ik Ambulancezorg Nederland formeel verzocht om vanaf 2026 (dat wil zeggen rapportagejaar 2025) jaarlijks transparantie te verschaffen over de responstijden van de ambulance op gemeenteniveau en waar mogelijk op gemeentekernniveau. Ik benadruk daarbij wel dat ik het belangrijk vind om de prestaties van de RAV’s te (blijven) beoordelen op het niveau van de veiligheidsregio.
Kunt u het aantal ambulanceposten, waarvandaan ambulances kunnen aanrijden, voor de afgelopen 10 jaar inzichtelijk maken? Hoe beoordeelt u de ontwikkeling van het aantal ambulanceposten in relatie tot de toenemende normoverschrijding van de aanrijtijden van ambulances?
Het aantal 24/7-uurs ambulancestandplaatsen wordt jaarlijks gerapporteerd in de bereikbaarheidsanalyse van het RIVM. Deze zijn vanaf 2017 bekend:
Ambulancestandplaatsen
219
213
224
225
228
225
226
221
= Aantal standplaatsen ambulancezorg met 24/7-uurs paraatheid
Het aantal (statische) ambulanceposten is niet als enige relevant voor de tijdigheid van ambulances. Ambulances zijn constant onderweg en keren niet steeds terug naar hun standplaats voordat zij opnieuw ingezet worden. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat een rijdende ambulance, die bijvoorbeeld net een inzet heeft gehad, alweer wordt opgeroepen voor een volgende inzet. Ook kan een ambulance ten behoeve van de regionale dekking in een bepaald gebied gepositioneerd worden, maar niet per se bij een standplaats. De meldkamer ambulancezorg ziet precies waar de ambulances rijden of staan en maakt op basis daarvan een keuze op basis van beschikbaarheid en urgentie welke ambulance het beste kan worden ingezet. Zo kan een ambulance toevallig net dichtbij in de buurt zijn, waardoor die ambulance er sneller is dan wanneer een ambulance vanaf de standplaats zou vertrekken. Als alle ambulances binnen een regio bezet zijn, worden beschikbare ambulances uit buur-regio’s zodanig gepositioneerd, dat de bereikbaarheid weer zo optimaal mogelijk is. Dit proces vindt dag en nacht plaats.
Bent u bereid gemeenten (half)jaarlijks te informeren over de prestatiecijfers van aanrijdtijden per kern?
In navolging van de motie van het lid Rikkers-Oosterkamp c.s.5 ben ik hierover in gesprek gegaan met Ambulancezorg Nederland. Ik heb Ambulancezorg Nederland formeel verzocht om deze transparantie vanaf 2026 (dat wil zeggen rapportagejaar 2025) namens de RAV’s te verschaffen. Deze publicatie zal openbaar zijn. In sommige gevallen zal dit niet op gemeentekern(dorps)niveau maar op gemeenteniveau worden aangeleverd, wanneer de data door te kleine aantallen herleidbaar is naar individuen.
Bent u, mede naar aanleiding van de WOO-procedure van RTL, nu wel voornemens de aanrijtijden en het aantal spoedritten per gemeente en kern actief openbaar te maken?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u voor 2024 het percentage van het aantal ambulanceritten dat de norm van 15 minuten heeft overschreden inzichtelijk maken?
De cijfers over 2024 zijn nog niet bekend. Het sectorkompas ambulancezorg wordt jaarlijks gepubliceerd in juli.
Het bericht 'Tienduizenden huishoudens kunnen energierekening niet betalen: waarom is aardgas zo duur?' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Tienduizenden huishoudens kunnen energierekening niet betalen: waarom is aardgas zo duur?»?1
Ja.
Klopt het dat de kale gasprijs momenteel zo’n 48 cent per kuub is, daarbovenop nog zo’n 70 cent energiebelasting en btw komt en dat de energieleverancier daar nog ongeveer 12 cent inkoopvergoeding op doet?
De (variabele) leveringstarieven die consumenten betalen voor gas bestaan uit het kale leveringstarief (de inkoopprijs en een opslag van de leverancier), de energiebelasting en de btw van 21%. De groothandelsprijs voor gas (TTF) bedraagt momenteel circa € 0,42/m3 (19 maart 2025). De inkoopprijs die de leverancier rekent zal echter afhankelijk zijn van de inkoopstrategie van deze leverancier. Volgens het CBS2 werd er in januari door consumenten gemiddeld circa € 1,33/m3 betaald voor één kubieke meter gas. Circa € 0,58 is hiervan toe te schrijven aan de energiebelasting op aardgas, circa € 0,23 aan de btw en € 0,52 aan het kale leveringstarief. Hierin is de jaarlijkse belastingvermindering in de energiebelasting niet meegerekend. Dit is in 2025 een vast bedrag van € 524,95 exclusief btw (€ 635,15 inclusief btw). Als we aannemen dat 50% van de belastingvermindering wordt toegepast op het aardgasdeel van de energierekening, bedraagt het effectieve energiebelastingtarief voor aardgas aanmerkelijk minder: circa € 0,28/m3 bij een gemiddeld huishouden.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel inkomsten er dit jaar verwacht worden door de energiebelasting en btw op gas? Kunt u tevens inzichtelijk maken wat de inkomsten de afgelopen 15 jaar bedroegen, waarbij tevens vermeld wordt welk percentage aan energiebelasting en btw per jaar gold?
In tabel 1 is vanaf 2011 weergegeven hoeveel opbrengsten er waren vanuit de energiebelasting op aardgas en de opbrengsten uit elektriciteit en de belastingvermindering samen. Hierbij zijn vanaf de introductie in 2012 de opbrengsten uit energiebelasting en Opslag Duurzame Energie (ODE) opgeteld. De ODE is vanaf 2023 geïntegreerd in de energiebelasting. Ook is weergegeven wat de in dat jaar geldende tarieven waren in de verschillende schijven aardgas. Hierbij zijn opnieuw de energiebelasting en ODE opgeteld in de jaren 2012–2023. In de tweede kolom van rechts is het in dat jaar geldende btw-percentage toegevoegd. Gegevens over de btw-ontvangsten specifiek op aardgas zijn niet beschikbaar. In tabel 1 zijn een oploop in de energiebelastingtarieven en de opbrengst op aardgas te zien. Voor 2025 heeft het kabinet de voorgenomen tariefverhoging tot een verbruik van 170.000 m3 teruggedraaid. De energiebelastingtarieven en ontvangsten op elektriciteit nemen juist af. Dat is te zien in tabel 2; hierbij zijn de energiebelasting en de ODE opgeteld in de jaren 2012–2023. Met de schuif in de energiebelasting (verhoging op aardgas en verlaging op elektriciteit) wordt beoogd elektrificatie te bevorderen. De belastingvermindering en het budgettaire beslag ervan nemen in de loop der jaren toe. Dat is te zien in tabel 3. Door de belastingvermindering zijn de effectieve tarieven die huishoudens betalen lager.
t/m 5.000 m3 0,1639
vanaf 5.000 m3 0,1419
0,0393
0,0125
0,0082
19%
2.742 mln.
t/m 5.000 m3 0,1667
vanaf 5.000 m3 0,1443
0,0400
0,0127
0,0083
21%
2.445 mln.
0,1885
0,0448
0,0163
0,0117
21%
3.100 mln.
0,1940
0,0463
0,0168
0,0121
21%
2.805 mln.
0,1985
0,0705
0,0275
0,0124
21%
2.840 mln.
0,2630
0,0737
0,0267
0,0130
21%
3.700 mln.
0,2684
0,0696
0,0254
0,0135
21%
3.849 mln.
0,2885
0,0753
0,0274
0,0147
21%
4.068 mln.
0,3455
0,0815
0,0297
0,0159
21%
4.618 mln.
0,4106
0,0858
0,0446
0,0338
21%
5.314 mln.
0,4337
0,0890
0,0471
0,0360
21%
5.873 mln.
0,4497
0,0902
0,0478
0,0366
21% tot 1 juli
9% vanaf 1 juli
5.413 mln.
0,4898
0,0962
0,0511
0,0392
21%
4.329 mln.
0,5830
0,2238
0,1286
0,0489
21%
6.066 mln.
0,5782
0,3157
0,2035
0,0539
21%
6.125 mln.
Vanaf 1 januari 2024 opgesplitst in eerste schijf 0–1.000 m3 en tweede schijf 1.001–170.000 m3. De tarieven zijn gelijk.
0,1121
0,0408
0,0109
0,0005
19%
0,1140
0,0415
0,0111
0,0005
21%
0,1176
0,0438
0,0117
0,0005
21%
0,1208
0,0458
0,0122
0,0005
21%
0,1232
0,0515
0,0137
0,0006
21%
0,1063
0,0570
0,0152
0,0006
21%
0,1087
0,0613
0,0164
0,0007
21%
0,1178
0,0707
0,0188
0,0008
21%
0,1175
0,0812
0,0216
0,0009
21%
0,1250
0,0883
0,0340
0,0010
21%
4.912 mln.
0,1243
0,0927
0,0363
0,0010
21%
4.991 mln.
0,0673
0,0854
0,0348
0,0011
21% tot 1 juli
9% vanaf 1 juli
3.487 mln.
0,1260
0,1005
0,0394
0,0012
21%
4.387 mln.
0,1088
0,0904
0,0394
0,0019
21%
4.144 mln.
0,1015
0,0637
0,0387
0,0032
21%
3.853 mln.
Voor zover beschikbaar.
Vanaf 1 januari 2024 opgesplitst in eerste schijf 0–2.900 kWh en tweede schijf 2.901–10.000 kWh. De tarieven zijn gelijk.
319
319
319
319
319
319
309
309
258
436
– 3.509 mln.
462
– 3.800 mln.
682
– 5.610 mln.
493
– 4.234 mln.
522
– 4.363 mln.
525
– 4.633 mln.
Voor zover beschikbaar.
Kunt u zowel de gemiddelde kale gasprijs als de gemiddelde consumenten gasprijs van de afgelopen 15 jaar inzichtelijk maken?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geeft inzicht in wat consumenten gemiddeld betaalden voor de levering van één kubieke meter gas sinds 2009.3 Deze cijfers betreffen niet de variabele leveringstarieven die energieleveranciers rekenen aan consumenten, maar betreffen de totale prijs inclusief vaste kosten zoals nettarieven binnen een bandbreedte van het jaarverbruik van deze consumenten. Zowel de reeks met als zonder overheidsheffingen laat sinds 2021 een stijging zien ten opzichte van de jaren daarvoor.
Bent u het eens met de bewering uit het artikel dat niet de «de energiecrisis, het ontbreken van Gronings gas en het niet meer leveren van Russisch gas» ten grondslag ligt aan de hoge gasprijzen, maar dat dat voornamelijk ligt aan de energiebelasting?
Nee. De hogere leveringstarieven voor gas worden zowel veroorzaakt door de gestegen groothandelsprijzen als door de verhoogde energiebelasting. Ook de prijs die consumenten betalen zonder de overheidsheffingen is gestegen sinds 2021. Ter illustratie: het gemiddelde variabele leveringstarief voor gas is sinds 2021 gestegen van circa € 0,81/m3naar € 1,33/m3in januari 20254. Het kale leveringstarief is in die periode gestegen van € 0,25/m3 naar € 0,52/m3 en de overheidsheffingen van € 0,57/m3 naar € 0,81/m3. Het kale leveringstarief en de energiebelasting hebben dus ongeveer een even groot aandeel in de hogere leveringstarieven voor gas sinds 2021. In dezelfde periode is de belastingvermindering toegenomen van € 462 naar € 525. Dit dempt de stijging van de energiebelastingtarieven.
Klopt het dat als Nederland de energiebelasting niet steeds had verhoogd vanaf 2015, de consument nu ongeveer 93 cent per kuub gas zou moeten betalen?
Dat klopt min of meer. Het huidige kale leveringstarief is € 0,52/m3 (zie vraag 2). De energiebelasting en ODE bedroegen in 2015 € 0,1985/m3. Wanneer dit integrale tarief niet beleidsmatig zou zijn aangepast in de periode 2015–2025 zou het alleen jaarlijks geïndexeerd zijn met de tabelcorrectiefactor. In 2025 zou het tarief dan € 0,2523/m3 zijn geweest (exclusief btw). Het variabele leveringstarief inclusief btw zou hiermee (0,52+0,2523)*1,21= € 0,93/m3 inclusief btw bedragen. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat tegenover de hogere energiebelasting op aardgas een lagere energiebelasting op elektriciteit en een hogere belastingvermindering in de energiebelasting staat. Door de belastingvermindering zijn de effectieve tarieven die huishoudens betalen lager.
Welke inhoudelijke grondslag heeft dit kabinet om de belasting op gas niet te verlagen? Kunt u hierbij specifiek ingaan op de bewering uit het artikel waarin gesteld wordt dat de overheid wil dat consumenten verduurzamen en de CO2-uitstoot daalt?
Het kabinet heeft in 2025 de energiebelasting op gas verlaagd. De energiebelasting op gas is gedurende de periode daarvoor verhoogd om een financiële prikkel te geven om te verduurzamen, zowel door middel van elektrificatie als door energiebesparing. Om de gevolgen van de verhoging van de energiebelastingtarieven op aardgas voor de energierekening van huishoudens te dempen, is de energiebelasting op elektriciteit tegelijkertijd verlaagd en is de belastingvermindering verhoogd. Voor een gemiddeld huishouden is per saldo de betaalde energiebelasting in de afgelopen jaren afgenomen. In het voorjaar besluit het kabinet over alternatief beleid om de afgesproken klimaatdoelen in zicht te brengen. Het verder verlagen van de energiebelasting op aardgas zou het nog moeilijker maken om de klimaatopgave te halen en is niet mogelijk zonder financiële consequenties. Bij de verlaging in 2025 heeft het kabinet de ruimte genomen die er is binnen de afspraken over de mijlpalen op het gebied van de energiebelasting in het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP). Afwijken van de in het HVP vastgelegde afspraken kan leiden tot een korting die kan oplopen tot € 600 miljoen per mijlpaal.
Waarom heeft dit kabinet aangekondigd dat de energiebelasting op gas zou worden verlaagd, terwijl dit in werkelijkheid met slechts 1 cent per kuub is gebeurd, afgekondigd op 1 januari? Klopt het dat door deze «verlaging» een gemiddeld huishouden slechts 1 euro per maand minder kwijt is aan de energierekening?
De gemiddelde aardgaswoning had in 2023 een jaarverbruik van 1.020 m3 aardgas5. De verlaging van de energiebelasting op gas zorgt bij dat verbruik voor een voordeel van € 10,20 op de energierekening in 2025.
Waarom heeft u besloten een nivellerend noodfonds in het leven te roepen, waarbij alleen de armste huishoudens profiteren, terwijl ieder Nederlands huishouden op dit moment te maken heeft met een torenhoge energierekening?
Niet ieder huishouden heeft momenteel te maken met stijgende energieprijzen. In januari had circa 54% van de huishoudens een vast contract voor gas6. Deze huishoudens hebben de gastarieven op een eerder moment voor één of meerdere jaren vastgezet en krijgen pas te maken met mogelijk hogere tarieven op het moment dat dit contract afloopt. Circa 41% heeft een variabel contract en krijgt daarom twee tot enkele keren per jaar te maken met tariefwijzigingen. In hoeverre deze groep iets merkt van de prijsstijging is afhankelijk van het wijzigingsmoment van het tarief. Mensen met een dynamisch contract krijgen wel direct te maken met prijsschommelingen op de groothandelsmarkt. Dit kan zowel een gunstig als ongunstig effect op de tarieven hebben. Dit geldt voor circa 5% van de Nederlandse huishoudens.
Desalniettemin ziet het kabinet dat een deel van de huishoudens in Nederland moeite heeft met het betalen van de energierekening en het krijgen van grip op de hoogte hiervan. Om de problemen voor deze huishoudens te verminderen werkt het kabinet aan de betaalbaarheid van de energierekening en een rechtvaardige energietransitie. Het Noodfonds is hier onderdeel van.
Bent u het eens met de bewering dat door het sluiten van het Groninger gasveld de Nederlandse leveringszekerheid is afgenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid te bezien welke rol het Groninger gasveld nog kan spelen in de Nederlandse energiemix?
Nee, die bewering deelt het kabinet niet. Tussen 2014 en het gasjaar 2023/24 is de toegestane gaswinning uit het Groningenveld gedaald van 42,5 miljard m3 tot 0,0 m3 zonder dat dit tot een probleem met de leveringszekerheid heeft geleid. Het kabinet ziet dan ook geen aanleiding om te bezien welke rol het Groningenveld nog kan spelen in de Nederlandse energiemix. Dat ook omdat de wet waarmee de gaswinning uit het Groningenveld definitief is beëindigd, met een grote meerderheid door zowel de Tweede Kamer (op 12 maart 2024) als de Eerste Kamer (op 16 april 2024) is aangenomen. Daarmee is sinds 19 april 2024 gaswinning uit het Groningenveld niet langer toegestaan bij wet en sindsdien heeft NAM als eigenaar en exploitant van het veld de nodige stappen gezet om de nog aanwezige productiefaciliteiten te ontmantelen.
Deelt u de mening dat door de verschoven geopolitieke verhoudingen het zaak wordt dat Nederland haar eigen gas zoveel mogelijk moet benutten?
In het regeerprogramma is opgenomen dat dit kabinet, in belang van de gasleveringszekerheid, en een zo onafhankelijke en divers mogelijke energievoorziening, de nationale productie optimaliseert en de gaswinning op de Noordzee opschaalt.7 Daarbij houdt het kabinet uiteraard wel rekening met de bepalingen uit de Mijnbouwwet ten aanzien van het op een veilige en betrouwbare wijze kunnen winnen.
Op dit moment is Nederland een netto-importeur van gas. Daarom heeft Nederland belang heeft bij een open en transparante interne markt voor gas waarbij vrijelijk over grenzen heen wordt gehandeld. Alleen zo kan er voldoende gas naar Nederland komen. Dit betekent ook dat het in Nederland gewonnen gas niet exclusief kan worden gereserveerd voor binnenlands verbruik.
Kunt u aangeven hoe zorgelijk het is dat de vulgraad van de gasopslagen op dit moment zo laag zijn en nu al ruim onder het vijfjarig gemiddelde voor 1 mei liggen van 42%, zoals u aangaf op eerdere Kamervragen2? Denkt u dat Nederlandse gasaanbieders aankomend jaar een inhaalslag voor de inkoop van gas moeten bewerkstelligen om leveringszekerheid te garanderen? Zo ja, hoe bent u voornemens deze bedrijven hiertoe aan te moedigen?
Een weerbaar en robuust gassysteem is een belangrijke prioriteit van het kabinet. Gasopslag is een belangrijk onderdeel hiervan. Dat de gasopslagen in de winter gebruikt worden, en de vulgraad dus daalt, is logisch: de functie van seizoensopslagen is om te voorzien in de hogere gasvraag in de winter. Daarbij is het goed om aan te geven dat het ook met een lage vulgraad op 1 april technisch mogelijk is om de opslagen weer adequaat gevuld te krijgen op 1 november9. De capaciteit van de gasinfrastructuur – zoals de LNG-importterminals en de pijpleidingverbindingen met buurlanden – is groot genoeg om voldoende gas in het vulseizoen te kunnen importeren om de gasopslagen gemiddeld tot minimaal 80% te vullen10. Het kabinet ziet hierbij wel een uitdaging, omdat de prijzen voor gas in de aankomende zomer op dit moment hoger zijn dan de gasprijzen voor de daaropvolgende winter (2025/26). Dit kan veranderen. Zo zijn de afgelopen weken de groothandelsprijzen in de komende zomerperiode gedaald. Daardoor is het negatieve verschil tussen de prijs in de zomer van 2025 in de winter van 2025/2026, de zogenoemde negatieve spread, veel kleiner geworden.11
Het kabinet heeft daarom de volle aandacht voor het aankomende vulseizoen. Het kabinet kan – net als eerdere jaren – indien nodig via de vultaak van EBN bijspringen als gasopslagen onvoldoende gevuld worden door marktpartijen. Op basis van deze vultaak kan EBN er ook voor kiezen om gas dat EBN al heeft opgeslagen in de opslag te houden (doorrollen).
Daarnaast herhaalt het kabinet dat het voor de gasleveringszekerheid belangrijk blijft dat marktpartijen zeker stellen dat ze aan hun leveringsverplichtingen kunnen voldoen. Hierbij wijst het kabinet erop dat in de Energiewet regels worden gesteld voor leveranciers met een vergunning voor de levering aan kleinverbruikers, waaronder dat zij moeten voorzien in een betrouwbare levering. De ACM houdt toezicht op de naleving van deze wettelijke verplichtingen.
In april komt het kabinet met een volgende update over de gasleveringszekerheid.
Het bericht ‘Klap voor ministers: omstreden buitenlandse predikers mogen toch Nederland in van rechter’ |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
van Weel , Marjolein Faber (PVV) |
|
|
Welke maatregelen onderzoekt u allemaal om te voorkomen dat de drie omstreden buitenlandse predikers die komend weekeinde te gast zijn bij De Ramadan Expo in Utrecht Nederland binnenkomen?1
Vooropstaat dat er in Nederland geen plek is voor haatzaaierij en het verheerlijken van geweld. Onze inzet was dan ook om dit te voorkomen door deze sprekers de toegang tot ons land te weigeren. Op 20 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter het besluit om de drie sprekers uit Nederland te weren door signalering in het Schengeninformatiesysteem, geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Als gevolg hiervan is de signalering voor deze sprekers uit het Schengeninformatiesysteem verwijderd en kunnen zij Nederland inreizen. Als de sprekers ten tijde van hun inreis aan alle toegangsvoorwaarden voldoen, worden zij toegelaten. Op grond van de vreemdelingenwet zijn er op basis van de bestaande feiten en omstandigheden, geen andere mogelijkheden om de toegang alsnog te weigeren. Wel wil ik benadrukken dat vreemdelingen gedurende hun verblijf moeten blijven voldoen aan de toegangsvoorwaarden, waaronder geen dreiging vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid. Als niet langer aan de toegangsvoorwaarden wordt voldaan, kan het verblijfsrecht beëindigd worden en dient de betrokkene Nederland te verlaten. Daarnaast geldt dat indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, het Openbaar Ministerie kan besluiten om strafrechtelijk onderzoek in te stellen.
Kunt u de landingsrechten intrekken van zoals eerder gebeurde in 2017 toen de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Cavusoglu naar Nederland wilde komen? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dat niet kan?
Bilaterale en EU luchtvaartverdragen met derde landen bevatten geen wettelijke basis om landingsrechten in te trekken op grond van het migratiebeleid of vervoer van specifieke personen. Landingsrechten van luchtvaartmaatschappijen kunnen alleen worden ingetrokken als luchtvaartmaatschappijen niet voldoen aan de desbetreffende vereisten in dergelijke verdragen van onder meer vestiging, relevante vergunningen en eigendom en zeggenschap en daaromtrent afstemming heeft plaats gevonden met de desbetreffende verdragspartij.
De vlucht van de Turkse Minister in 2017 betrof een staatsvlucht, waarop Bilaterale en EU luchtvaartverdragen niet van toepassing zijn. Voor staatsvluchten heeft de Nederlandse overheid de discretionaire bevoegdheid om wel of geen diplomatieke klaring af te geven voor landen of overvliegen.
Mochten de predikers al geland zijn, welke stappen onderneemt u dan om te voorkomen dat zij op de bijeenkomst mogen spreken? Bent u bereid hierop aan te dringen bij het lokale bevoegd gezag?
Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en maakt daarin een eigen afweging. Zij hebben aangegeven uiteraard alert te zijn op (ongeregeldheden rondom) het evenement. Het Openbaar Ministerie kan, indien blijkt dat er mogelijk strafbare uitlatingen zijn gedaan, besluiten om sprekers te vervolgen die dergelijke boodschappen uiten.
Kunt u deze vragen met de grootst mogelijke spoed beantwoorden, bij voorkeur voor morgenochtend (zaterdagochtend)?
Ja.
Het bericht 'Nederland geeft roofkunst terug aan Nigeria: Herstel van historisch onrecht' |
|
Chris Stoffer (SGP), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland geeft roofkunst terug aan Nigeria: «Herstel van historisch onrecht»»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland 113 beelden teruggeeft aan de Nigeriaanse overheid, maar dat onbekend is waar de kunst naartoe gaat? Kunt u uitleggen waarom er bij zulke kostbare kunstobjecten niet meer door u gestuurd wordt op de bestemming van deze objecten?
Het klopt dat vanuit de Rijkscollectie 113 objecten zijn teruggegeven aan de Federale Republiek van Nigeria. Deze objecten zijn door Britse militairen geroofd tijdens de plundering van Benin City in 1897, vervolgens verkocht en onderdeel van de Rijkscollectie geworden. Conform het eerder met de Kamer gedeelde beleidskader en het advies van de Adviescommissie teruggave cultuurgoederen uit koloniale context (Commissie Koloniale Collecties) worden geroofde objecten onvoorwaardelijk teruggeven. Het is aan de Nigeriaanse overheid om te besluiten waar deze objecten na de fysieke overdracht zullen worden bewaard en tentoongesteld.
De Nigeriaanse overheid heeft aangegeven dat de objecten onder beheer van de National Commission for Museums and Monuments (NCMM) zullen worden bewaard in een nieuw collectiedepot en dat het voornemen bestaat de objecten tentoon te stellen. De NCMM is een federale organisatie onder het Nigeriaanse Ministerie van Kunst, Cultuur, Toerisme en Creatieve Economie en beheert onder meer 52 musea door het hele land.
Klopt het dat Nigeria op plaats 140 van de 180 staat op de Transparency International corruptions perceptions index?2 In hoeverre vindt u het verantwoord om kunst, zonder te weten wat de exacte bestemming is, terug te geven aan een regering met die reputatie?
Het klopt dat Nigeria op plaats 140 van de 180 staat op de Transparency International corruptions perceptions index van 2024. Zoals hierboven aangegeven acht ik het, in lijn met het beleidskader en het specifieke advies van de onafhankelijke Commissie Koloniale Collecties, niet passend om voorwaarden te stellen bij de teruggave van objecten die geroofd zijn. Bij de teruggave van deze objecten is het herstel van historisch onrecht het uitgangspunt.
In hoeverre houdt het beleidskader «Beleidsvisie collecties uit een koloniale context» bij een teruggaveverzoek rekening met de manier waarop de kunst correct wordt geconserveerd of dat er sprake is van een stabiel landsbestuur?
In de «Beleidsvisie collecties uit een koloniale context» wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën.
In het geval van geroofde of anderszins onvrijwillig verloren objecten is onvoorwaardelijke teruggave het uitgangspunt. Door het tegen hun wil in bezit nemen van cultuurgoederen, is de bevolking van koloniale gebieden onrecht aangedaan. Met het oog op het herstel van dit historisch onrecht is bij deze objecten het afwegen van belangen en het stellen van voorwaarden bij teruggave niet passend. Dit is vergelijkbaar met het beoordelingskader van het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog. Ook in dit kader is het uitgangspunt neergelegd dat op de vaststelling van onvrijwillig bezitsverlies onvoorwaardelijke teruggave moet volgen. Wel kan in het beleid rond koloniale collecties in gesprekken met landen van herkomst het belang van brede toegankelijkheid en duurzaam beheer en behoud van de cultuurgoederen worden benadrukt. In dit gesprek kan ook worden bekeken hoe Nederland en het land van herkomst op dit terrein kunnen samenwerken, zoals dat ook nu vaak al gebeurt. Het Wereldmuseum heeft aangegeven de samenwerking met de NCMM rond collectieonderzoek en -beheer ook na teruggave voort te zetten.
In het geval van objecten die niet geroofd zijn maar waarover op basis van een belangenafweging toch is besloten tot teruggave, kunnen eventueel wel voorwaarden aan de teruggave worden verbonden. Gezien de roof van de Benin Bronzen is dat hier niet aan de orde.
Welke garanties tot goede conservering van deze kunstobjecten heeft Nederland gekregen alvorens te besluiten tot restitutie? In hoeverre klopt het dat andere landen restitutie in toenemende mate weigeren op grond van slechte tot geen garanties tot goede conservering?
Garanties over het beheer van de objecten hebben geen rol gespeeld in de besluitvorming over de teruggave.
Er is een internationale beweging richting teruggave van objecten die zijn geroofd in de koloniale periode. Landen maken verschillende afwegingen over de omgang met geroofde objecten in de museale collecties in die landen. Voor de Rijkscollectie draag ik verantwoordelijkheid. Ik sta daarbij voor een rechtvaardige omgang met deze collectie. Daarnaast stimuleer ik de museale samenwerking en kennisuitwisseling tussen instellingen in landen van herkomst en Nederland op het terrein van behoud en beheer.
Klopt het dat Nederland internationaal voorop loopt in het teruggeven van kunstobjecten, terwijl andere landen zoals Engeland daar veel behoudender in optreden? Kunt u uitleggen waarom Nederland daarin volgens u een gidsland zou moeten zijn?
Nederland loopt in de pas met een lange internationale ontwikkeling. In de ministeriële verklaring van Mondiacult 2022, de UNESCO World Conference on Cultural Policies and Sustainable Development, is opgeroepen tot een open en inclusieve internationale dialoog over de teruggave en restitutie van cultureel erfgoed. Musea kijken in toenemende mate kritisch naar de herkomst van de collecties en voeren herkomstonderzoek uit. Veel landen, zoals Duitsland, Frankrijk en België, en instellingen wereldwijd hebben reeds objecten teruggegeven of hebben beleid geformuleerd op dit terrein. Het Verenigd Koninkrijk is hierin tot nu toe inderdaad behoudender.
Ten aanzien van de Benin Bronzen bestaat al bijna twee decennia internationaal overleg en samenwerking tussen vertegenwoordigers uit Nigeria en Europese musea, de zogenaamde Benin Dialogue Group. Nederland is niet het eerste land dat Benin Bronzen teruggeeft aan Nigeria. Zo heeft Duitsland in 2022 reeds besloten tot teruggave van 1130 objecten aan Nigeria en waren er teruggaven door verschillende Britse instellingen, zoals 72 objecten van het Horniman Museum and Gardensin Londen, en 116 objecten van het Cambridge Museum of Archaeology and Anthropology.
In welke mate wijkt uw beleid af of is het een continuering van het restitutiebeleid van uw voorgangers? Klopt het dat de Kamer onder uw voorgangers actief werd geïnformeerd dan wel om instemming werd gevraagd bij restitutie van kunstobjecten? Kunt u aangeven waarom u daar nu van afwijkt?
Het beleid over de omgang met koloniale collecties in Nederland en het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog is ingezet door mijn voorgangers en heb ik ongewijzigd voortgezet.
De Kamer is en wordt geïnformeerd over het beleid en wijzigingen daarvan. Bij besluiten over specifieke casuïstiek in het kader van het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog of het teruggavebeleid koloniale collecties is het niet gangbaar de Kamer hierover te informeren. Deze besluiten betreffen immers specifieke casuïstiek binnen de vastgestelde beleidskaders. Mijn voorganger Staatssecretaris cultuur en media Gunay Uslu heeft de Kamer op 6 juli 2023 daarentegen wel geïnformeerd over het besluit tot teruggave van objecten aan Indonesië en Sri Lanka, om, zoals is aangegeven in deze brief, de eerste teruggave binnen het nieuwe beleid op basis van de eerste adviezen van de nieuwe ingestelde Commissie Koloniale Collecties te markeren (Kamerstukken II 22–23, 32 820, nr. 509). Bij hiernavolgende teruggaven van objecten uit een koloniale context is, net als bij de teruggave van objecten die zijn geroofd in de Tweede Wereldoorlog, de Kamer niet geïnformeerd, omdat dit uitvoering binnen de met de Kamer gedeelde beleidskaders betrof. Wel zijn de besluiten tot vervreemding gepubliceerd in de Staatscourant.
Kunt u aangeven welke restituties op dit moment op de planning staan? Kunt u de Kamer in de toekomst actief informeren over voornemens tot restitutie? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment behandelt de Commissie Koloniale Collecties verzoeken tot teruggave van Indonesië, Sri Lanka en India. Of deze verzoeken leiden tot teruggave van objecten, hangt af van de advisering van de Commissie Koloniale Collecties. Daarnaast loopt de behandeling van meerdere verzoeken tot teruggave van objecten in de context van de het restitutiebeleid Tweede Wereldoorlog door de Restitutiecommissie Tweede Wereldoorlog.
Ik heb niet het voornemen de Kamer te informeren over voornemens tot restitutie bij de behandeling van specifieke casuïstiek. Een besluit tot teruggave is gebaseerd op zorgvuldige en onafhankelijke expertadviezen van de Commissie Koloniale Collecties en de Restitutiecommissie Tweede Wereldoorlog op basis van de met uw Kamer gedeelde beleidskaders. De vervreemding van objecten uit de Rijkscollectie wordt conform de Erfgoedwet gepubliceerd in de Staatscourant. Ik zal uw Kamer uiteraard informeren in het geval van wijzigingen van het beleid omtrent restitutie.
Christenvervolging in de Democratische Republiek Congo |
|
Don Ceder (CU), Henk Vermeer (BBB), Derk Boswijk (CDA), Isa Kahraman (NSC), Joost Eerdmans (EénNL), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «70 mensen onthoofd gevonden in kerk Congo»1 en «D.R. Congo: 70 mensen onthoofd gevonden in Kerk in Kasanga»2?
Ja.
Spreekt u met ons uw afschuw uit over deze bloedige aanval?
Ja. Het kabinet veroordeelt geweld tegen religieuze minderheden. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 24 februari jl. heb ik aandacht gevraagd voor deze vreselijke gewelddaad.
De Democratische Republiek Congo staat op nummer 35 van de Open Doors Ranglijst, welke inzet heeft u en heeft de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging om daar christenvervolging tegen te gaan?
In de Democratische Republiek Congo (DRC) worden christenen niet door de overheid gediscrimineerd en spelen de verschillende kerken een grote rol in het openbare leven. Bovengenoemd geweld komt voort uit de activiteiten van gewapende groepen in Oost-Congo. Zodoende ziet het kabinet het bereiken van een duurzame vrede in Oost-Congo als belangrijkste uitdaging om geweld tegen christenen te voorkomen. Inzet van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging in de DRC heeft naar mening van het kabinet vanuit dit perspectief op dit moment niet meteen toegevoegde waarde. Wel wordt er op ambtelijk niveau gesproken over dit thema met belangrijke religieuze en politieke leiders in de DRC. Het kabinet blijft de ontwikkelingen scherp volgen en zal indien nuttig en nodig de inzet van de Speciaal Gezant in de toekomst niet schromen.
Staan de Allied Democratic Forces (ADF) reeds op de Europese terreurlijst? Zo nee, bent u bereid daarvoor te pleiten, zeker gezien hun registratie in de kennisbank terroristische organisaties3?
De Allied Democratic Forces staan niet op de Europese terrorisme-sanctielijst. Ik ben bereid te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om deze groep op de Europese terrorisme-sanctielijst of de Europese ISIS/Al-Qaida sanctielijst te plaatsen. De groep is zeer versplinterd en ADF-leiders zien streng toe op de informatie die over de organisatie naar buiten komt, zoals de Kennisbank Terroristische Organisaties van de NCTV ook aangeeft.
Is bekend of er buitenlandse steun of steun van andere landen is voor de ADF? Zo ja, welke landen en bent u bereid die landen aan te spreken?
Hierover is op dit moment geen informatie bekend. Ook hiervoor geldt dat het ADF leiderschap streng toeziet op de informatie die naar buiten komt.
Welke steun kan Nederland of de Europese Unie (EU) in de Democratische Republiek Congo leveren om straffeloosheid tegen te gaan, zowel bij deze aanval als bij vele andere mensenrechtenschendingen?
De Congolese staat oefent beperkte controle uit over de regio’s waar de ADF actief zijn. Het herstellen van het staatsgezag zal een cruciale voorwaarde zijn om de straffeloosheid te bestrijden die op dit moment in deze regio’s plaatsvindt. Nederland en de EU roepen op tot steun voor de vredesprocessen die erop gericht zijn de gewapende groepen in Oost-Congo de wapens neer te laten leggen.
Sinds 2015 draagt Nederland middels programma’s bij aan het versterken van het staatsgezag door middel van het verbeteren van veiligheidsbeleid op lokaal niveau in Oost-DRC en de bredere regio.
Nederland zetelt in de Verenigde Naties mensenrechtenraad, ziet u de mogelijkheid om christenvervolging in de VN aan te kaarten? Ziet u ook de mogelijkheid om de gewelddadige opmars van M23 en mensenrechtenschendingen daar te adresseren?
Nederland steunde op 7 februari jl. de speciale zitting van de VN Mensenrechtenraad over DRC, waarbij een tweetraps-onderzoeksmechanisme werd opgezet voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal humanitair recht in de periode vanaf januari 2025 in de provincies Noord- en Zuid-Kivu. Het VN Kantoor voor de Mensenrechten zal onmiddellijk van start gaan met dit onderzoek, gevolgd door een aanvullend onderzoek door een onafhankelijke Fact Finding Mission. Tijdens de zitting sprak de EU een verklaring uit waarin het de mensenrechtendingen in de DRC veroordeelde. Deze verklaring werd door Nederland gesteund.
Hoe kijkt u naar een speciale VN-resolutie op het gebied van religie in conflict en vrede, zoals er een landmark VN-resolutie 1325 is rond Women, Peace and Security?
Een nieuwe resolutie via de VN Veiligheidsraad, zoals de VN-resolutie 1325 (Women, Peace and Security), vereist de benodigde steun van de leden van de VN Veiligheidsraad. Mede gezien de geopolitieke ontwikkelingen en de polarisatie binnen de VN Veiligheidsraad, acht ik een dergelijke overeenstemming weinig waarschijnlijk.
Tijdens de 58ste zitting van de Mensenrechtenraad dit jaar heeft de EU opnieuw een resolutie ingediend over vrijheid van religie en levensovertuiging, waarin religieuze haat, discriminatie en geweld worden veroordeeld. Ook de Organisation of Islamic Cooperation (OIC) dient regelmatig een resolutie in op het gebied van religie en levensovertuiging. Terwijl de EU in haar resolutie nadruk legt op het individuele recht op vrijheid van religie, richt de OIC zich op bescherming van religies, soms ten koste van vrijheid van meningsuiting. Hoewel de EU en de OIC elkaars visie niet volledig onderschrijven, bestaat er een evenwicht dat ervoor zorgt dat beide resoluties meestal unaniem worden aangenomen. Een aanvullende resolutie over religie in conflict en vrede zou dit evenwicht kunnen verstoren en mogelijk kunnen leiden tot een minder gewenst eindresultaat voor Nederland en de EU.
Het bericht 'Nieuw boek Joran van der Sloot op plek 30 in bestseller 60' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
van Weel |
|
|
Bent u bekend met het nieuws dat het nieuwe boek «De eigen waarheid van Joran van der Sloot: Dagboek van een vrouwenmoordenaar» van Joran van der Sloot op plek 30 in de bestseller 60 staat?1
Heeft u zicht op de openstaande schadevergoedingen die Joran van der Sloot nog moet betalen aan slachtoffers en nabestaanden? Zo ja, wat is de hoogte van dit bedrag en betreft het hier ook Nederlandse slachtoffers en nabestaanden?
Deelt u de mening dat iedere euro die Joran van der Sloot verdient direct naar schadevergoedingen voor slachtoffers en nabestaanden moet gaan? Zo ja, hoe gaat u hierop toezien?
Vindt u dat de Nederlandse staat nog een rol moet hebben bij het betalen van openstaande schadevergoedingen van Nederlandse gedetineerden, ondanks dat zij hun delicten en gevangenisstraffen in het buitenland hebben gepleegd en uit moeten zitten?
Bent u bereid om met uw internationale collega’s, bijvoorbeeld Peru waar van der Sloot nu gevangen zit, in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat nabestaanden en slachtoffers conform de toegewezen schadevergoeding zo snel mogelijk hun rechtmatige geld ontvangen?
De natuurvergunningproblematiek bij Defensie |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Wiersma |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Tegenslag dreigt voor Defensie: rechtbank heropent onderzoek naar natuurvergunning» van Omrop Fryslân?1
Klopt het dat de stikstofregels momenteel uitbreidingen en trainingen van Defensie blokkeren?
Klopt het dat oefenterreinen en kazernes momenteel niet kunnen uitbreiden vanwege stikstofbeperkingen? Welke gevolgen heeft dit voor de operationele inzetbaarheid van onze krijgsmacht?
Hoeveel tijd, geld en capaciteit gaan er binnen Defensie op aan het verkrijgen en verdedigen van natuurvergunningen?
Deelt u de analyse dat strenge stikstofregels onze nationale veiligheid in gevaar brengen?
Bent u bereid om Defensie volledig vrij te stellen van stikstofregels om haar taken niet in gevaar te brengen? Zo nee, waarom niet?
De stand van zaken van de Top X-lijst |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
|
Deelt u de mening dat criminele asielzoekers die op de Top X-lijst staan geen verblijfsvergunning meer zouden moeten krijgen?
Zoals uw Kamer bekend is, is in het Regeerprogramma opgenomen dat in Nederland geen plaats is voor vreemdelingen die overlast veroorzaken en strafbare feiten plegen. Het kabinet zal er alles aan doen om het verblijfsrecht te weigeren of in te trekken van asielzoekers of statushouders die misdrijven begaan. De IND kan de verblijfsvergunning asiel weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Zoals bij brief eerder aan uw Kamer vermeld worden in de jurisprudentie op grond van de Kwalificatierichtlijn hoge eisen gesteld aan het weigeren en intrekken van een verblijfsvergunning op grond van openbare orde.1 Een garantie dat vreemdelingen op de Top-X lijst niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning, kan daarom niet worden gegeven.
Hoeveel asielzoekers staan er op dit moment op de Top X-lijst? Kunt u de aantallen specificeren per provincie?
Voor de Top X-aanpak worden een zogeheten brutolijst samengesteld met overlastgevende en/of criminele bewoners van COA, aan de hand van de incidentenregistraties van het COA en de verdachtenregistraties van de politie. In de lokale ketenoverleggen (LKO’s) wordt bepaald op wie de top X-aanpak daadwerkelijk wordt toegepast. Op deze manier vormen de LKO’s de brutolijst om tot een nettolijst.
Op de Top X-brutolijst van januari 2025 staan 1.180 bewoners van COA. Voor deze brutolijst was het aantal COA-bewoners per provincie als volgt.
Drenthe
70
Flevoland
70
Fryslân
70
Gelderland
170
Groningen
70
Limburg
60
Noord-Brabant
180
Noord-Holland
180
Overijssel
80
Utrecht
70
Zeeland
30
Zuid-Holland
140
Kunt u aangegeven hoeveel asielzoekers op de Top X-lijst op dit moment verblijven in locaties van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)?
Een van de voorwaarden voor plaatsing op de Top X-brutolijst is dat betrokkene bewoner is van het COA. Alle vreemdelingen op de Top X-brutolijst verblijven dus bij COA.
Kunt u aangeven hoe groot het aandeel veelplegers en het aandeel ernstige misdrijven op de Top X-lijst is?
Van alle vreemdelingen op de brutolijst van januari 2025 was 17% veelpleger en 17% verdachte van misdrijf met grote impact. Vreemdelingen kunnen onder beide groepen vallen.
Overigens is het doel van de Top-X aanpak niet het uitzetten van asielzoekers, maar het verkrijgen van zicht op, en inzicht in de omvang en aard van de zwaarste groep overlastgevende en/of criminele asielzoekers die bij COA verblijven. De meeste vreemdelingen op de Top X-brutolijst staan op de lijst vanwege incidenten bij het COA. Daarbij geldt dat er verschillende type incidenten zijn, die naar gelang de aard van het incident niet altijd leiden tot strafrechtelijke vervolging. In zulke gevallen zullen overlastgevers niet snel voldoen aan de strengere criteria die de jurisprudentie op grond van de Kwalificatierichtlijn stelt aan het weigeren of intrekken van een asielvergunning. Door deze groep goed in beeld te brengen, is op lokaal niveau wel een geïntensiveerde, individuele aanpak mogelijk met als doel het verminderen en stopzetten van overlastgevend gedrag.
Kunt u inzichtelijk maken uit welke landen asielzoekers die op de Top X-lijst staan, komen?
In onderstaande tabel zijn de nationaliteiten opgenomen van de personen op de Top X-brutolijst van januari 2025.
Syrische
580
Eritrese
80
Somalische
50
Algerijnse
50
Nigeriaanse
40
Onbekend
30
Jemenitische
30
Marokkaanse
30
Soedanese
30
Iraakse
30
Overige
250
Overigens speelt nationaliteit geen rol bij de plaatsing op de Top-X brutolijst.
Kunt u aangeven hoe groot het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) op de Top X-lijst is?
Het aandeel amv op de Top X-brutolijst van januari 2025 was 41%.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel asielzoekers op de Top X-lijst op dit moment vastzitten, hoeveel er in een handhavings-en toezichtslocatie verblijven, hoeveel er een gebiedsverbod hebben en hoeveel er een meldplicht hebben?
Personen die in strafrechtelijke detentie zitten, zijn geen bewoner van COA en staan derhalve niet op de Top X-brutolijst. Van de personen op de Top X-brutolijst van januari 2025 zaten er circa 20 in de handhavings-en toezichtslocatie (HTL). Het aantal keren dat een gebiedsverbod of meldplicht werd opgelegd kan niet aan de geautomatiseerde informatiesystemen van de migratieketen worden ontleend.
Hoeveel asielzoekers op de Top X-lijst zijn er sinds uw aantreden uitgezet?
Omdat de gevraagde cijfers op die manier niet systematisch worden bijgehouden, en gegeven de beantwoordingstermijn, is het niet mogelijk gebleken de in vragen 8 en 9 gevraagde cijfers te genereren.
Zoals toegelicht in antwoord op vraag 4, geldt dat de jurisprudentie op grond van de Kwalificatierichtlijn strengere criteria stelt bij het weigeren of intrekken van een asielvergunning.
Kunt u aangeven hoeveel asielzoekers die op de Top X-lijst staan sinds de aangenomen motie van het lid Eerdmans alsnog een verblijfsvergunning hebben gekregen?1
Zie antwoord vraag 8.
Indien er sinds bovengenoemde aangenomen motie van het lid Eerdmans alsnog verblijfsvergunningen zijn afgegeven, wat is daar dan uw verklaring voor?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u voor uw uitvoeringsorganisatie(s) zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken hoeveel geld er de komende jaren zal worden besteed aan diversiteits-, gender-, en inclusiebeleid?1
Het RIVM heeft momenteel een Diversiteit & Inclusie (D&I) beleidsbudget van € 50.000,– euro gereserveerd voor 2025.
Kunt u voor uw uitvoeringsorganisatie(s) zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken hoe het diversiteits-, gender- en inclusiebeleid de komende jaren wordt vormgegeven? Bent u voornemens dit beleid binnen uw uitvoeringsorganisatie(s) te intensiveren of af te bouwen?
De komende jaren zet het RIVM het huidige beleid voort. Het RIVM sluit daarbij aan op het Rijksbrede beleid en geeft hieraan invulling door:
Kunt u voor uw uitvoeringsorganisatie(s) inzichtelijk maken welke diversiteits-, gender-, en inclusiecursussen er worden aangeboden?
Medewerkers van het RIVM kunnen gebruik maken van het Rijksbrede aanbod.
Is er de afgelopen jaren op uw uitvoeringsorganisatie(s) sprake geweest van het weghalen van kunstobjecten, omdat deze bijvoorbeeld «niet meer van deze tijd» zouden zijn?
Nee.
Kunt u zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken in hoeverre uw uitvoeringsorganisatie(s) een gender-en diversiteitsquotum hanteert voor uw personeel?
Het RIVM hanteert het wettelijk afgestemde quotum voor de Banenafspraak, dat is 2,76%. Daarnaast hanteert het RIVM de Rijksbrede streefcijfers voor culturele diversiteit en een evenwichtige man-vrouw verhouding. Voor culturele diversiteit, medewerkers met een herkomst buiten Europa, is dit streefcijfer in 2026 16% voor de schalen 11–14 en 12% voor de schalen 15 en hoger. Voor een evenwichtige man-vrouw verhouding is de Rijksbrede richtlijn om 45–55% vrouwelijke medewerkers vanaf schaal 15 en hoger te hebben.
Op welke manier wordt het succes van het diversiteits-, gender- en inclusiebeleid binnen uw uitvoeringsorganisatie(s) gemeten? Welke criteria of key performance indicators (KPI’s) hanteert u om het beleid te beoordelen?
Het RIVM monitort het bovengenoemde quotum van de Banenafspraak. Het RIVM meet ook via vragen over inclusie op de werkvloer, die opgenomen zijn in de medewerkersonderzoeken.
Kunt u inzichtelijk maken welke externe organisaties of consultants zijn ingehuurd om uw uitvoeringsorganisatie(s) te adviseren over diversiteits-, gender- en inclusiebeleid? Wat waren de kosten en uitkomsten van deze adviezen?
In 2024 heeft het RIVM een projectleider ingehuurd. De kosten hiervoor waren € 24.000,–. De projectleider heeft samen met het RIVM een beleidsvisie en een plan van aanpak opgesteld.
Zou u de beantwoording per uitvoeringsinstantie afzonderlijk kunnen aanleveren?
Ja.
Het bericht 'Minister wijst verder onderzoek naar eilanden met zonnepanelen in IJsselmeer definitief van de hand' |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (VVD), Beljaarts |
|
![]() |
Welke procedures, zoals de rijkscoördinatieregeling, lopen er op dit moment nog om project Wieringerhoek alsnog doorgang te laten vinden?1
Er lopen op dit moment geen procedures. Onlangs heeft het kabinet het besluit genomen om de aanvraag van Meerlicht B.V., tot het nemen van een projectbesluit voor het project Buitendijks Plan, af te wijzen.
Is het definitieve standpunt van u dat het project Wieringerhoek geen doorgang kan vinden?
De ontwikkeling van een zon-op-waterproject in de Wieringerhoek staat op gespannen voet met een aantal andere belangrijke opgaven in het gebied (waterberging, zoetwatervoorraad, ecologie en Defensie). Als Rijk vinden wij het van belang om deze opgaven, die al onder druk staan, niet verder in de verdrukking te brengen met de ontwikkeling van een zon-op-waterproject. Daarmee concludeert het kabinet dat er op dit moment geen of onvoldoende zicht is op het verkrijgen van de vereiste toestemmingen en vergunningen voor het project.
Bent u op de hoogte dat provincie Noord-Holland en gemeente Medemblik stappen zetten om het project Wieringerhoek alsnog te realiseren?
Het is het kabinet bekend dat de provincie Noord-Holland en de gemeente Medemblik het project een warm hart toedragen, maar het kabinet is niet op de hoogte van eventuele stappen die zij zetten om het project alsnog mogelijk te maken.
Vindt u het ook een vreemde en onwenselijke situatie dat de provincie Noord-Holland en de gemeente Medemblik doorgaan om project Wieringerhoek te realiseren, ondanks dat de Minister heeft aangegeven het project stop te zetten? Bent u voornemens om alle verdere stappen van de provincie Noord-Holland en de gemeente Medemblik een halt toe te roepen?
Het Rijk is eigenaar van het IJsselmeer. Dit betekent dat medewerking van het Rijk vereist is voor het verkrijgen van de voor het project benodigde gronden. Bovendien geldt dat Rijksenergieprojecten (waar ook zonprojecten met een capaciteit van ten minste 50 megawatt (MW) onder vallen), onder de Omgevingswet de projectprocedure dienen te doorlopen. Ik ben samen met de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) bevoegd gezag voor deze projectprocedure. Gezien dit gegeven en het kabinet de aanvraag van Meerlicht B.V. tot toepassing van de projectprocedure reeds heeft afgewezen, ziet het kabinet op dit moment geen aanleiding om gevolg te geven aan uw oproep.
De antwoorden op vragen over 'asielopvang in hotels' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
|
Heeft het college van Vlaardingen gelijk als zij stelt dat uw antwoorden op de eerdere Kamervragen niet op kort verblijf in hotels betrekking hadden?1 en 2
Klopt de informatie van de burgemeester van Vlaardingen die in een interview na afloop van het debat van 9 januari 2025 met lokale omroep Twee stelde dat de asielzoekers in Vlaardingen als hotelgasten verblijven vanwege het korte verblijf?3
Klopt het dat een gemeente alleen op basis van de openbare orde en veiligheid asielopvang kan weigeren of zou dit ook op basis van andere gronden/motivering kunnen, zoals kort verblijf in hotels of zelfs zonder opgaaf van redenen?
Deelt u de mening van het college van Vlaardingen dat op 20 september 2024 stelde dat «de gemeente hier (lees: het weigeren van asielopvang in een hotel) geen zeggenschap over heeft»?4
Mogen er volgens het huidige bestemmingsplan überhaupt 100 asielzoekers worden gehuisvest, aangezien de bestemming horeca is?
Bent u bereid de democratische beslissing van de gemeenteraad, die het raadsvoorstel om 100 asielzoekers te huisvesten in een hotel niet heeft aangenomen, alsnog te respecteren en het Vlaardingse bod te vernietigen?
Bent u gezien de maatschappelijke ophef binnen en buiten Vlaardingen, zeker nu zij al 1.000 Oekraïners opvangen, bereid om met spoed, in overleg met het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), een andere vorm van huisvesting voor deze asielzoekers buiten Vlaardingen te zoeken en Vlaardingen te ontzien van de spreidingswet?
Zijn er andere gemeenten die net als Vlaardingen tegen de wens van gemeenteraad en/of college gedwongen worden om asielzoekers op te vangen?
Hoe blikt u terug op de herdenking, die naar aanleiding van de bevrijding van Auschwitz precies tachtig jaar geleden werd gehouden, waar zes dagen en vijf nachten lang de namen van de meer dan 100.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust werden voorgelezen in voormalig Kamp Westerbork?
Ik heb zelf tijdens deze herdenking namen voorgelezen, ik vond dit indrukwekkend en emotioneel. Ik vind het van groot belang dat de namen van de oorlogsslachtoffers niet worden vergeten en wij blijvend herinnerd worden waartoe discriminatie, uitsluiting en antisemitisme kunnen leiden.
Deelt u de mening dat in een tijd waarin polarisatie, antisemitisme en racisme toenemen, terwijl de kennis over de Holocaust zorgwekkend afneemt, het van belang is de kennis en geschiedenis over wat zich heeft afgespeeld in Kamp Westerbork over te dragen aan nieuwe generaties?
Ja, ik deel deze mening. Het is van groot belang dat de geschiedenis zoals deze zich heeft afgespeeld op de tastbare plekken waar nu de Nationale Herinneringscentra gevestigd zijn, zoals Kamp Westerbork, wordt overgedragen aan huidige en toekomstige generaties.
Wat is uw reactie op de financiële tekorten waarmee Herinneringscentrum Kamp Westerbork al jaren wordt geconfronteerd waardoor er groot achterstallig onderhoud is ontstaan?
De afgelopen jaren zijn er vanuit het Ministerie van VWS structureel extra middelen beschikbaar gekomen voor onder meer groot onderhoud en educatie. Tevens heb ik tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS toegezegd- in reactie op de motie Bikker c.s1 – dat ik samen met de herinneringscentra een solide toekomstplan uit zal werken. Vooruitlopend op dit plan heb ik voor 2025 eenmalig extra middelen gereserveerd voor de door het Ministerie van VWS gesubsidieerde herinneringscentra, waaronder ook een bedrag voor Kamp Westerbork. Ik zal u middels een reguliere brief over de stand van zaken rond het beleid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII (OHW) informeren over de versterking van de herinneringscentra. Deze brief zal ik naar verwachting rond de zomer van 2025 naar de Kamer versturen.
Deelt u de mening dat, in lijn met het kabinet dat veel waarde hecht aan holocausteducatie, het noodzakelijk is om Herinneringscentrum Kamp Westerbork toekomstbestendig te maken? Zo ja, welke plannen heeft u hiervoor?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u een reactie geven op het plan voor de toekomst dat Herinneringscentrum Kamp Westerbork zelf heeft voorgesteld?
Op 30 januari jl. heeft Kamp Westerbork een financieringsplan voor de vernieuwing met het Ministerie van VWS gedeeld. Ik ben dit plan aan het bestuderen en bekijken welke rol de Rijksoverheid daarin kan spelen.
Vindt u ook dat het Herinneringscentrum Kamp Westerbork zich moet kunnen ontwikkelen om aan de stijgende vraag te voldoen naar informatie over de rol van Kamp Westerbork tijdens de Tweede Wereldoorlog maar ook daarna, onder andere ten aanzien van de Molukse geschiedenis?
Ik vind het van belang dat – nu en in de toekomst – zoveel mogelijk mensen een bezoek kunnen brengen aan Kamp Westerbork. Dit opdat iedereen kennis kan nemen van de rol van het kamp in de geschiedenis, inclusief de Molukse geschiedenis.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het voeren van gesprekken met herinneringscentra en specifiek Herinneringscentrum Kamp Westerbork over het toekomstbestendig maken?1
De afgelopen periode zijn vanuit het Ministerie van VWS gesprekken gevoerd met de herinneringscentra over de financiële situatie en toekomstbestendigheid. Op basis hiervan bepaal ik verdere vervolgstappen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 informeer ik de Kamer hierover via de stand van zaken brief OHW.
Het weigeren van een Israëlische comedian door theaters in Amsterdam |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Mirjam Bikker (CU), Don Ceder (CU), Claudia van Zanten (BBB), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Boom Chicago cancelt shows van Joods-Israëlische comedian: «Gezien de reacties konden we niet anders»»?1
Het is onverteerbaar dat een culturele instelling zodanige reacties krijgt of zodanig wordt bedreigd dat een voorstelling wordt geannuleerd. Het is zeer te betreuren dat daardoor het optreden van Yohay Sponder niet heeft plaatsgevonden. Een artiest of kunstenaar is op grond van de vrijheid van meningsuiting vrij om zich zonder politieke of maatschappelijke inmenging te uiten naar eigen inzicht. Ik sta voor een vrije sector waar ruimte is voor alle stemmen. Dat geldt ook voor de stem van Sponder.
Hoe beoordeelt u dat de Joods-Israëlische comedian Yohay Sponder wordt verwezen naar een «Joodse locatie» en wie spreekt u daar op aan?
De suggestie dat een Joodse artiest zou moeten optreden in een Joodse locatie is een hoogst ongelukkige uiting. Ik heb begrepen dat Boom Chicago inmiddels heeft aangegeven deze uiting te betreuren.
Wat zegt het u dat er niet is overlegd met politie of gemeente voordat de shows werden geannuleerd?
Het is onwenselijk dat Boom Chicago niet de weg naar de lokale driehoek heeft gevonden. Er is door de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een protocol gemaakt over hoe om te gaan met incidenten. De grotere podia weten inmiddels de weg naar de lokale driehoek te vinden, maar ik zie ook dat nog niet alle partijen dit weten. Boom Chicago is een zelfstandige BV en geen lid van een koepelorganisatie. Dat lijkt de oorzaak te zijn dat de organisatie niet volgens het protocol heeft gehandeld.
Klopt het dat sindsdien ongeveer vijftien theaters in Amsterdam geweigerd hebben om Sponder een podium te bieden, waarbij veiligheid als reden wordt aangedragen en hoe beoordeelt u dat?
Ik heb begrepen dat er contact is gelegd met een aantal Amsterdamse instellingen. Bij het vinden van een alternatieve locatie op korte termijn spelen verschillende zaken een rol, zoals beschikbaarheid en geschiktheid. Programmeringen staan lang van te voren vast, waardoor ruimte op korte termijn niet in overvloed aanwezig is. Als veiligheid als reden wordt aangedragen is het eens te meer zorgwekkend dat culturele instellingen zich blijkbaar niet vrij voelen om te programmeren en zich zorgen maken over veiligheid van publiek en medewerkers.
Bent u ermee bekend of in deze gevallen telkens het contact met de Amsterdamse driehoek is opgezocht?
Ik heb contact gehad met de wethouder en met Kunsten ’92 over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan gewist dat B&W Amsterdam is aangehaakt en daarmee indirect de lokale driehoek.
Is er inmiddels een oplossing gevonden zodat Sponder alsnog kan optreden?
Er lopen gesprekken om het optreden alsnog mogelijk te maken en samen te kijken wat daarvoor nodig is. Als er een podium is dat op korte termijn ruimte kan maken in de programmering zal OCW contact opnemen met de betreffende burgemeester om te overleggen wat nodig is uit veiligheidsoverwegingen.
Hoe beoordeelt u deze weigeringen, mede in het licht van de afspraken die met de culturele sector zijn gemaakt gedurende de Catshuissessies en meent u dat er in lijn met deze afspraken wordt gehandeld?
Het is belangrijk dat culturele instellingen hun uiterste best doen om artistieke vrijheid te garanderen. Tegelijk is het onverteerbaar dat culturele instellingen wordt bedreigd of geïntimideerd vanwege hun programmering. Dat is een aantasting van het vrije woord en de vrijheid van expressie. Mede op basis van de Catshuissessies verwacht ik een inspanning vanuit de culturele sector om meerstemmigheid in de sector mogelijk te maken. Daar hebben de aanwezigen zich aan verbonden en ik vertrouw daar ook op.
Is er in deze gevallen gehandeld in lijn met de handreiking zoals die is opgesteld door Kunsten’92? Zo nee, hoe beoordeelt u dat?
Nee, er is niet in lijn met deze handreiking gehandeld. Boom Chicago is een commerciële organisatie die niet is aangesloten bij een koepelorganisatie waardoor de handreiking de instelling niet bereikt heeft.
Welke vervolgacties onderneemt u naar aanleiding van deze weigeringen en in het licht van uw antwoorden op bovenstaande vragen?
Ik heb contact gehad met de Amsterdamse wethouder en met Kunsten ’92 waarbij ik mijn zorgen heb geuit over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan vergewist dat er naar wordt gestreefd een podium te vinden voor het geannuleerde optreden. Overigens is de beschikbare tijd daarvoor beperkt omdat dhr. Sponder op dit moment bezig is met een internationale tour.
Daarbij is het goed te vermelden dat Kunsten ’92 mede met financiële steun van mijn ministerie dit jaar een traject is gestart om polarisatie en antisemitisme in de culturele sector tegen te gaan.
Het persbericht 'Defensie over op 100% duurzame elektriciteit' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
|
Kunt u toelichten hoe de overstap op 100% duurzame elektriciteit binnen de primaire verantwoordelijkheid van Defensie past om altijd operationeel en inzetbaar te zijn, ongeacht de beschikbaarheid van hernieuwbare energiebronnen?
De recente geopolitieke ontwikkelingen onderstrepen het belang van een sterke en slimme krijgsmacht die weerbaar is en zo min mogelijk strategische afhankelijkheden kent. Daarom investeert Defensie, zoals vastgelegd in de Defensienota 20241, in extra gevechtskracht. Extra gevechtskracht vereist ook extra ondersteuning om te beschikken over voldoende voortzettingsvermogen. Dit vergt energie, zowel voor de gevechtskracht zelf, als voor de ondersteuning ervan.
Energie is dan ook een essentiële randvoorwaarde voor de gevechtskracht, en daarmee mission critical. Daarom is in de Defensienota 2024 ook opgenomen dat Defensie inzet op energiezekerheid en energieonafhankelijkheid. Dit vermindert de strategische afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, vergroot het voortzettingsvermogen van operationele eenheden, en helpt om de inzet te continueren. Hierdoor wordt Defensie meer toekomstbestendig en weerbaarder, en blijft de slagvaardigheid én ondersteuning op niveau: energie uit fossiele brandstoffen waar dat noodzakelijk is, energie uit duurzame en hernieuwbare bronnen waar het kan. Voor zowel het thema energie, als de thema’s duurzaamheid en circulariteit zal Defensie haar uitvoeringsagenda actualiseren, met als nadrukkelijke focus het versterken van de krijgsmacht. Na actualisatie wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
De overstap voor defensielocaties op duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem past in de bovengenoemde inzet en versterkt het primaire proces. Defensielocaties die zijn aangesloten op de landelijke energie-infrastructuur ontvangen met de nieuwe contracten 100% duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem. Door dit rijksbreed in te kopen wordt de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kleiner, wordt een bijdrage geleverd om Nederland meer zelfredzaam te maken met betrekking tot energie en draagt Defensie bij aan de klimaatdoelen van de Rijksoverheid.
De continuïteit van de energievoorziening wordt gewaarborgd door de beheerders van de landelijke energie-infrastructuur die voor de beschikbaarheid van stroom zorgen, ook in periodes waar er weinig tot geen energie wordt opgewekt door middel van zon en wind.
Hoe wordt geborgd dat deze overstap de militaire autonomie en leveringszekerheid niet in gevaar brengt, met name tijdens situaties van verhoogde dreiging of crisis?
De overstap naar 100% duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem geldt alleen voor de vaste objecten van Defensie, zoals de marinebasis, kazernes en vliegbases. Zie het antwoord op vraag 1 voor de borging van de leveringszekerheid voor deze defensielocaties. De energievoorziening voor wapensystemen en missie-kritische ondersteuning is geen onderdeel van deze overstap. Overigens geldt voor missie-gebieden dat de beschikbaarheid van energie altijd een uitdaging is. Over het algemeen is fossiele brandstof het meest voorradig, wat de noodzaak onderstreept dat de operationele systemen altijd een fossiele variant hebben.
Voor essentiële processen die vanuit de landelijke energie-infrastructuur worden gevoed (bijvoorbeeld de aansturing van operaties tijdens crisissituatie), heeft Defensie noodstroomvoorzieningen zoals aggregaten. Deze kunnen tijdelijke uitval, door bijvoorbeeld storingen in de energielevering, opvangen.
Wat gebeurt er met de energievoorziening van Defensie tijdens perioden van beperkte opwekking, bijvoorbeeld door weersomstandigheden, en welke back-upsystemen zijn daarvoor ingericht?
Defensielocaties zijn aangesloten op de landelijke energie-infrastructuur. De netbeheerders werken continu aan de afstemming van de elektriciteitsvraag met het elektriciteitsaanbod, en vangen zo de pieken en dalen in vraag en aanbod op. Dit doen de netbeheerders met de eigen energiebronnen, maar ook samen met Europese netbeheerders. Hierdoor is er ook in periodes met weinig energie van zon of wind toch voldoende stroom beschikbaar.
Overigens zorgt het kabinet dat de landelijke energie-infrastructuur minder kwetsbaar wordt, door een mix van (schone) energiebronnen, waaronder fossiele brandstoffen, wind- en zonne-energie. Daarbij kijkt het kabinet naar de mogelijkheden rondom de productie van meer kernenergie in Nederland. Defensie zal aansluiten indien dit mogelijk en wenselijk is.
Kunt u specificeren welke contracten zijn afgesloten voor de elektriciteitslevering in 2026 en 2027? Hoe wordt voorkomen dat strategische afhankelijkheid ontstaat van bepaalde marktpartijen of landen?
Om onder meer risicovolle strategische afhankelijkheden van marktpartijen te verminderen, is Defensie voor de inkoop van elektriciteit aangesloten bij de Categorie Energie van het Rijk. De Categorie Energie bevraagt de markt voor verschillende soorten leveringscontracten. Hierdoor maken meer partijen kans op een opdracht, wat het risico op afhankelijkheid van een enkele marktpartij sterk verkleint.
Voor 2025, 2026 en 2027 zijn voor Defensie met Eneco en Vattenfall leveringsovereenkomsten afgesloten voor de levering van (duurzame) elektriciteit.
Welke kosten zijn gemoeid met deze transitie en hoe rechtvaardigt u deze investering in relatie tot de militaire kerntaak van Defensie?
De overstap bestaat uit het inkopen van stroom die is opgewekt uit duurzame bronnen. Dat gebeurt door de aanschaf van Nederlandse garanties van oorsprong (GVO2), in plaats van Europese GVO. De Nederlandse GVO zijn duurder dan Europese GVO, wat vooral komt door vraag en aanbod (in het buitenland wordt meer duurzame energie opgewekt dan dat er ter plaatse wordt verbruikt). Voor 2025 zijn deze extra kosten voor Nederlandse GVO geraamd op 0,3% van de totale kosten van elektriciteitcontracten (de inhoud en financiële omvang hiervan is commercieel vertrouwelijk).
Voor het kunnen blijven uitvoeren van de militaire kerntaak zijn keuzes die Defensie meer toekomstbestendig en weerbaar maken cruciaal. Dit vergt het stapsgewijs toewerken naar een duurzame mix van energiesoorten. Een van de stappen is de inkoop van duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem.
Hoeveel fte wordt binnen Defensie ingezet om (verdere) duurzaamheidsdoelen te behalen en te handhaven?
Momenteel zijn binnen Defensie 17 FTE specifiek betrokken bij het realiseren en monitoren van duurzaamheidsdoelen, en zijn daarmee gericht op klimaatweerbaarheid, energiezekerheid en zelfvoorzienendheid (circulariteit). Deze medewerkers werken op verschillende niveaus, variërend van defensiebreed beleid en strategie tot operationele implementatie bij de diverse defensieonderdelen.
Het Nationaal Klimaat Platform |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
|
Kunt u aangeven hoe het Nationaal Klimaat Platform aan de ondersteunende financiële middelen komt?
De middelen van het Nationaal Klimaat Platform (NKP) komen uit de «projecten klimaat en energieakkoord» van de begroting van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG). De financiële middelen worden overgeheveld naar het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) binnen de directie Participatie van het Ministerie van Infrastructuur &Waterstaat (I&W). Het NKP is onderdeel van het Overlegorgaan Fysieke leefomgeving.
Hoeveel financiële middelen en/of subsidie ontvangt het Nationaal Klimaat Platform jaarlijks van de Rijksoverheid?
Het NKP ontvangt maximaal 2,4 miljoen per jaar, voor de jaren 2023 tot en met 2026. De 2,4 miljoen per jaar is opgebouwd uit twee delen: (1) de salariskosten voor de medewerkers en de voorzitter, ongeveer 1,4 miljoen euro en (2) een bijdrage aan het programma van het NKP, maximaal 1 miljoen euro. In 2023 is die 1 miljoen voor minder dan de helft benut, vanwege de opstartfase.
Waarom is ertoe besloten het Nationaal Klimaat Platforrm niet onder de Wet open overheid (Woo) te laten vallen?
Bij de oprichting van het NKP was de uitkomst van juridische analyse dat het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (en dus ook het NKP) niet onder de Wet open overheid (Woo) valt, omdat het onafhankelijke secretariaat van OFL niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het ministerie.
Die analyse is opnieuw gedaan en leidt tot de conclusie dat dit niet terecht was. Het OFL is een bestuursorgaan, omdat het bij wet is ingesteld (de Wet overleg fysieke leefomgeving) en bestuursorganen vallen onder de Woo.
De passage over het niet vallen onder de Woo is per februari 2024 verwijderd van de website van het NKP.
Hoe en aan wie legt het Nationaal Klimaat Platforrm dan financiële verantwoording af over de ontvangen publieke middelen?
Het inhoudelijke werkprogramma bespreekt het Nationaal Klimaat Platform altijd in september met het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Deze inhoudelijke gesprekken zijn richtinggevend voor de inzet van de beschikbare middelen. De financiële verantwoording maakt onderdeel uit van de verantwoording die het Ministerie I&W jaarlijks aflegt over de financiën. In het financieel jaarverslag van IenW vallen de uitgaven van directie Participatie (inclusief het OFL) en de andere stafdiensten onder begrotingsartikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement. Dat is een «niet beleidsartikel» en hierover wordt op hoofdlijnen gerapporteerd en niet op het niveau van directies of afdelingen daarbinnen, of projecten zoals het NKP.
Waar kan het jaarverslag met financiële verantwoording van het Nationaal Klimaat Platform worden ingezien?
Het inhoudelijk jaarverslag is beschikbaar op de website van het NKP (www.nationaalklimaatplatform.nl). De financiële verantwoording wordt nu nog niet separaat gepubliceerd op de website. De tabel hieronder bevat een overzicht op hoofdlijnen van de jaarlijkse projectbegroting.
Personele kosten (voorzitter + medewerkers, 10 FTE)
1,4 miljoen euro
Huisvesting en kantoorfaciliteiten
130.000 euro
Opdrachten voor onderzoek en advies
340.000 euro
Evenementen (waaronder Top van Onderop)
300.000 euro
Werkbijeenkomsten en webinars
175.000 euro
Overig (o.m. communicatie, website, opleiding)
55.000 euro
Indien het jaarverslag met financiële verantwoording niet in kan worden gezien, bent is de bereid om dit alsnog openbaar te maken? Zo ja, op welke termijn kan dit verwacht worden?
Jazeker, het kabinet en het NKP vinden het wenselijk dat deze informatie publiek beschikbaar is. Het NKP is publicatie van de financiële verantwoording van de afgelopen twee jaar nu aan het voorbereiden en zal deze voor 10 maart op hun website publiceren.
Kunt u inzicht geven in de salarishuishouding van het Nationaal Klimaat Platform, inclusief de salarissen van de directie/secretariaat en andere leidinggevende posities?
Voorzitter NKP (32 uur)
Schaal 18
Programma directeur NKP (36 uur)
Schaal 16
Werknemers secretariaat
Gemiddeld schaal 12
Hoe worden de salarissen van de medewerkers van het Nationaal Klimaat Platform vastgesteld en welke richtlijnen worden hierbij gehanteerd?
Voorzitter en secretariaat zijn aangesteld als ambtenaren van het Ministerie van I&W. Salarissen zijn vastgesteld volgens de standaard richtlijnen voor salarissen van ambtenaren binnen de rijksoverheid, via het functiegebouw Rijk, waarbij de zwaarte van de functie bepalend is voor de salarisschaal, zie hiervoor de Handleiding Overheidstarieven 20251.
Ben u van plan het mandaat van Nationaal Klimaat Platform, dat tot november 2026 loopt, te verlengen?
Bij instelling van het NKP is besloten na twee jaar een korte externe evaluatie uit te voeren van de functie van het NKP in de context van de gehele klimaat-governance. De uitkomsten hiervan verwacht het kabinet in Q2 met de Kamer te delen. Op basis van de uitkomsten van die evaluatie neemt het kabinet een besluit over het eventueel voortzetten van het NKP.
Welke criteria zijn daar mee gemoeid om dat besluit af te wegen?
De belangrijkste criteria zijn of het NKP nog past bij de huidige fase van de klimaat- en energietransitie en of het NKP op een zinvolle wijze invulling weet te geven aan hun mandaat2. Het mandaat bestaat uit twee kerntaken:
Het Nationaal Burgerberaad Klimaat |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Sophie Hermans (VVD), Judith Uitermark (NSC) |
|
|
In hoeverre vindt u de deelnemers van het Nationaal Burgerberaad Klimaat daadwerkelijk een afspiegeling van de samenleving en representatief, aangezien mensen zich hier zelf voor konden aanmelden (na een loting) waardoor de verwachting is dat vooral klimaat-geïnteresseerden zich hiervoor aanmelden?
Het burgerberaad is qua samenstelling een soort Nederland in het klein. Het is een afspiegeling van onze samenleving, ook als het gaat om hun opvattingen en zorgen over het klimaat. De samenstelling van de 175 deelnemers aan het Nationaal Burgerberaad Klimaat (hierna: burgerberaad) kunt u zien in bijgevoegde infographic1. Deze is gemaakt door de onafhankelijk voorzitter van het burgerberaad. De deelnemers zijn geselecteerd op een vijftal kenmerken2: leeftijd, geslacht, geografische spreiding, opleidingsniveau en mening over klimaatbeleid.
Kunt u inzichtelijk maken wie de hoofdvraag «Hoe kunnen we als Nederland eten, spullen gebruiken en reizen op een manier die beter is voor het klimaat?» van het Nationaal Burgerberaad Klimaat heeft bedacht? Mocht deze vraag vanuit het vorige kabinet bepaald zijn, waarom is besloten deze vraag niet te wijzigen?
Zowel het ontwerp als de hoofvraag van het burgerberaad zijn tot stand gekomen in een zorgvuldig gezamenlijk proces van de Kamer en het kabinet. Na een uitnodiging door het kabinet3 heeft een voorbereidingsgroep vanuit de Kamer verkend hoe een burgerberaad zou kunnen worden vormgegeven. Deze verkenning is besproken met het vorige kabinet (d.d. 5 april 2023). Het kabinet heeft vervolgens een voorstel voor het ontwerp en de vraag gedaan.4 Dit ontwerp is besproken met de Kamer (d.d. 28 juni 2023). Het kabinet heeft de vraagstelling daarna vastgelegd in het Instellingsbesluit.5 Het huidige kabinet heeft vastgesteld dat de vraagstelling nog steeds voldoet aan de eisen6 voor een geschikte vraag: de vraag is concreet en behapbaar, technisch niet te ingewikkeld, raakt aan de persoonlijke levenssfeer, heeft voldoende dilemma’s en geeft voldoende ruimte in beleidsontwikkeling.
Waarom heeft dit nieuwe kabinet besloten geen einde te maken aan het traject Nationaal Burgerberaad Klimaat dat door voormalig Minister voor Klimaat en Energie Rob Jetten is ingezet?
De totstandkoming van het Nationaal Burgerberaad Klimaat is een zorgvuldig en gezamenlijk proces van kabinet en Kamer geweest. Dit kabinet hecht eraan dat burgers zich gehoord voelen en meer zeggenschap hebben over zaken die hen aangaan. Het klimaat gaat ons allemaal aan. Op 20 december 2024 heeft het kabinet dan ook een brief aan uw Kamer gestuurd7 waarin het kabinet aangeeft uit te kijken naar een spoedige start van het burgerberaad klimaat.
Kunt u zo specifiek mogelijk inzichtelijk maken wat de verwachte kosten zijn van het gehele traject van het Nationaal Burgerberaad Klimaat?
Het burgerberaad klimaat is begroot op 6,18 miljoen euro en wordt bekostigd uit het Klimaatfonds. De voorzitter van het burgerberaad heeft in de voortgangsrapportage8 aangegeven dat, op basis van het begrote bedrag, circa 10–15% aanvullende middelen nodig zijn. Deze aanvullende claim wordt op dit moment beoordeeld door beide verantwoordelijke ministeries en zal meelopen in de reguliere begrotingscyclus.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel middelen er zijn gereserveerd voor de uitvoering van de uitkomsten van het Nationaal Burgerberaad Klimaat?
Het kabinet besluit per advies of het wel of niet wordt overgenomen, waarbij een zorgvuldige motivatie van de afweging wordt gegeven. Daarbij wordt ook geïnventariseerd welke middelen nodig zijn voor uitvoering van de adviezen.
Kunt u inzicht geven op welke manier de uitkomsten van het Burgerberaad geborgd zijn en wat de waarde is van de uitkomsten en adviezen?
Het kabinet committeert zich om recht te doen aan de tijd, moeite en expertise die in het advies van het burgerberaad zit. Zoals vastgelegd in het Instellingsbesluit9 stuurt het kabinet uiterlijk zes maanden na ontvangst van de adviezen een kabinetsreactie naar de Kamer. Hierbij wordt op ieder advies afzonderlijk ingegaan (motiveringsplicht). Het kabinet heeft tevens het voornemen om bij elk overgenomen advies een tijdspad m.b.t. de opvolging te schetsen en de kabinetsreactie in begrijpelijke taal te publiceren. De Kamer heeft toegezegd het advies en de kabinetsreactie te bespreken (besprekingsplicht).10 In een slotbijeenkomst bespreekt het kabinet samen met de deelnemers op welke wijze opvolging is gegeven aan het advies. Deze bijeenkomst vindt twaalf maanden na de overhandiging van de adviezen plaats.
Het artikel 'Ruim 700 aanhoudingen bij demonstratie Extinction Rebellion op A12' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
van Weel |
|
|
Bent u bekend met de zoveelste onrechtmatige «demonstratie» van XR?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Hoeveel van de ruim 700 opgepakte demonstranten zijn reeds vervolgd? Kunt u de Kamer informeren wanneer duidelijk is hoeveel van deze «demonstranten» vervolgd zijn?
Het Openbaar Ministerie (OM) doet op dit moment onderzoek naar mogelijke misdrijven die tijdens de demonstratie zijn gepleegd en zal daarna afwegen of vervolging opportuun is. Indien tot vervolging wordt overgegaan zal het OM hierover een persbericht uitbrengen.
Deelt u de mening dat de blokkades om deze demonstratie te voorkomen onvoldoende waren?
Het waar mogelijk faciliteren van een demonstratie en de beoordeling wat wel en niet nodig en mogelijk is aan (preventieve) maatregelen is aan de burgemeester. Hierover vindt afstemming plaats in de lokale driehoek. Het is een lokale aangelegenheid en de burgemeester legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Het is dan ook niet aan mij om in deze beoordeling te treden.
In algemene zin kan daarbij opgemerkt worden dat de politie-inzet bij demonstraties in de eerste plaats gericht is op dialoog en de-escalatie. Preventief optreden is namelijk altijd wenselijker dan repressief optreden.
Tegelijker voelt het kabinet de spanningen die gepaard gaan met de categorie van vreedzame, maar wel ontwrichtende demonstraties. Omdat daar de wet bewust wordt overtreden, het tot gevaarlijke situaties leidt en het een enorm beslag legt op capaciteit bij de politie, het OM en gemeenten. Het gaat weliswaar om vreedzame demonstraties, maar het kabinet vindt het geen houdbare situatie.
Ook om die reden richt het onderzoek dat op dit moment via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) wordt uitgevoerd zich onder andere specifiek op deze categorie demonstraties. Met als doel het handelingsperspectief van alle betrokkenen te verstevigen en het wettelijke kader rondom het demonstratierecht te bestendigen. Daarnaast wordt indachtig de motie Eerdmans en Stoffer2 – en in lijn met de uitgangspunten uiteengezet in de Kamerbrief van 10 januari over actuele dilemma's over demonstreren in Nederland3 – in het eerste kwartaal van 2025 (dus parallel aan het lopende WODC-onderzoek) een wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties verkend.
Dit alles om als daar aanleiding toe is ook echt sneller, effectiever en gerichter op te kunnen treden tegen bewust ontwrichtende acties. Om de kleine groep relschoppers die hiervoor verantwoordelijk is scherper te kunnen onderscheiden van de rest. Dit vanzelfsprekend ongeacht het doel of de boodschap van de demonstratie.
Welke extra (preventieve) maatregelen gaat u nemen om de volgende geplande snelwegblokkade op 25 januari te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel personen langer hebben moeten wachten op een ambulance vanwege de snelwegblokkade? Kunt u tevens aangeven wat de gemiddelde extra aanrijtijd van ambulances bedroeg? Kunt u tevens aangeven of hier in enig geval sprake is geweest van een dodelijk dan wel ernstig gewond slachtoffer?
De Regionale Ambulance Voorziening Haaglanden heeft laten weten dat drie ambulances hinder hebben ondervonden. Daarvan hebben zij opgemerkt dat dit te wijten was aan een combinatie van factoren, waaronder de blokkade, drukte op de weg en gladheid op de weg waardoor er meer verkeersongelukken waren.
Kunt u deze vragen uiterlijk voor het plenaire debat over het demonstratierecht beantwoorden?
Dat is helaas niet gelukt.