Mogelijke steun van Rwanda aan rebellen in Congo |
|
Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht van Human Rights Watch van 4 juni 2012 getiteld «DR Congo: Rwanda should stop aiding war crimes suspect»?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat het Rwandese leger rebellen in de Democratische Republiek Congo ondersteunt door nieuwe rekruten, wapens en munitie te leveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op basis van welke bronnen?
De berichten over steun vanuit Rwanda aan muitende soldaten in de DRC en aan Bosco Ntaganda zijn verontrustend. In een op 29 juni gepubliceerd addendum bij het interim-rapport van de VN Group of Experts on DRC worden sterke aanwijzingen gepresenteerd van betrokkenheid hierbij van hoge Rwandese militairen. Daarmee zou Rwanda het VN wapenembargo en sanctieregime schenden. Het is aan Rwanda om tekst en uitleg te geven in antwoord op deze ernstige constateringen.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Rwanda zeer waarschijnlijk militaire steun verleent aan Bosco Ntaganda, die sinds 2006 gezocht wordt door het Internationaal Strafhof (ICC)? Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Bosco Ntaganda ongehinderd in Rwanda kan verblijven en verbleven heeft terwijl hij een door het ICC gezochte oorlogsmisdadiger is?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Nederlandse overheid alleen of samen met andere landen al contact gezocht met de Rwandese overheid om over de inhoud van deze berichtgeving te spreken en de Rwandese overheid ter verantwoording te roepen? Zo ja, wanneer, door wie en wat was de uitkomst van dit gesprek? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
De Internationale Contactgroep voor het Grote Merengebied heeft op 24 mei onder Nederlands voorzitterschap afgesproken gezamenlijke boodschappen uit te dragen bij de autoriteiten in Rwanda en de DRC. Daarin wordt zorg uitgesproken over de ontwikkelingen in het oosten van de DRC, wordt de muiterij veroordeeld en wordt aangedrongen op de arrestatie en berechting van Bosco Ntaganda.
Ook heeft Nederland dit onderwerp in Brussel op de agenda van de EU gezet.
EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 7 juni jl. een verklaring uitgegeven over de situatie, op 25 juni gevolgd door de Europese Raad, die zorg heeft uitgesproken over berichten van externe steun aan de muiters.
De Nederlandse ambassadeur te Kigali heeft de ontwikkelingen bij meerdere gelegenheden besproken met vertegenwoordigers van de Rwandese regering, onder andere op 5 juni met de Minister van Justitie, op 6 juni met de Minister van Buitenlandse Zaken en op 3 juli met de Minister van Defensie.
De Rwandese regering ontkent alle betrokkenheid bij de muiterij in de DRC en benadrukt dat stabiliteit in het grensgebied ook in het belang van Rwanda is.
Bent u bereid de Rwandese regering op te roepen geen steun te geven aan Congolese rebellen of rebellenleiders die gezocht worden door het ICC? Zo ja, wanneer en hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze speelt de Nederlandse ambassade in Kigali een rol bij het ter verantwoording roepen van de Rwandese overheid waar het gaat om de relaties van die overheid met rebellen in Congo en verdachte oorlogsmisdadigers zoals Bosco Ntaganda?
Zie antwoord vraag 4.
Shell’s gebrekkige rapportage over olielekkages in Nigeria en compensatie daarvan |
|
Pauline Smeets (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) , Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het persbericht «Shell’s wildly inaccurate reporting of Niger Delta oil spill exposed»1 en het bericht «Hoeveel erger moet het nog worden?2
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat volgens onafhankelijk onderzoek er tijdens een mankement aan een oliepijplijn van Shell in Bodo (Nigeria) in 2008 minimaal 60 keer meer olie is gelekt dan Shell herhaaldelijk naar buiten heeft gebracht?
De bepaling van de omvang van de lekkages in Bodo is een van de onderwerpen die aan de orde zijn in een rechtszaak die in het Verenigd Koninkrijk tegen Shell Petroleum Development Company of Nigeria Ltd Joint Venture (SPDC) is aangespannen. Die rechtszaak zal naar verwachting informatie opleveren die kan leiden tot een oordeel over de argumenten van dit bericht.
Deelt u de mening dat Shell onvoldoende aandacht schenkt aan het zorgvuldig registreren van en rapporteren over olielekkages in de Niger Delta? Zo nee, waarom niet?
Elementen van deze vraag zijn momenteel aan de orde in de behandeling van een melding bij het Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO Richtlijnen. De behandeling van deze melding door het NCP zal tot nadere duidelijkheid van de feiten leiden.
Bent u van mening dat onderzoek naar olielekkages onafhankelijk moet plaatsvinden, in plaats van het huidige proces waarbij de oliemaatschappijen een belangrijke rol spelen bij de vaststelling van oorzaak en omvang van de lekkages? Zo nee, waarom niet?
De Nigeriaanse overheid heeft in regelgeving neergelegd dat het onderzoek naar olielekkages dient plaats te vinden in zogenaamde Joint Investigation Teams, bestaande uit vertegenwoordigers van de Nigeriaanse overheid, de oliemaatschappijen en de getroffen gemeenschappen. Het is primair aan de Nigeriaanse overheid om deze procedure, zo nodig, aan te passen. De Nederlandse ambassade in Nigeria ondersteunt het overleg daarover tussen de betrokken Nigeriaanse overheidsorganisaties, de olie-industrie en het maatschappelijk middenveld.
Bent u van mening dat Shell zich niet aan de belofte houdt, gedaan naar aanleiding van het kritische UNEP rapport uit 2011, om de olielekkages die onder verantwoordelijkheid van Shell vallen, op te ruimen, aangezien Shell volgens het persbericht van Amnesty International drie jaar na de lekkage noch de vervuiling ten gevolge van de lekkage fatsoenlijk heeft opgeruimd, noch de getroffen gemeenschappen officieel heeft gecompenseerd voor de geleden schade? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de publicatie en aanbevelingen in het UNEP-rapport heeft SPDC zich, bij monde van de managing director, bereid verklaard samen met de Nigeriaanse regering, UNEP en andere belanghebbenden vervolgstappen te nemen. De Nigeriaanse overheid heeft nog geen reactie gegeven op het rapport. Wel heeft President Jonathan een speciaal comité geïnstalleerd dat moet adviseren over opvolging van de aanbevelingen uit het rapport.
Bent u van mening dat Shell de gelekte olie moet opruimen en getroffenen moet compenseren voor geleden schade? Zo nee, waarom niet?
SPDC heeft reeds zijn verantwoordelijkheid erkend voor de vervuiling door lekkage uit oliepijpleidingen bij Bodo in Ogoniland in 2008 en is bereid de kosten voor sanering te dragen. De omvang van de vervuiling en de hoogte van de schadeloosstelling zijn onderwerp van een civiel proces.
Op welke wijze(n) spoort u, mede in het kader van de door u zelf onderschreven plicht om mensenrechten te beschermen, Shell aan om eventuele vervuiling als gevolg van lekkages op te ruimen en getroffen gemeenschappen te compenseren voor geleden schade?
De regering hecht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). De Nigerdelta-problematiek en MVO zijn prominente onderwerpen in de contacten van de Nederlandse overheid met SPDC, Shell en de Nigeriaanse overheid. Nederland ondersteunt verschillende initiatieven die kunnen bijdragen aan oplossingen. Steunt Nederland het «Extractive Industries Transparency Initiative» (EITI), dat zich richt op transparantie in geldstromen die voortkomen uit grondstoffenwinning. Geeft Nederland financiële steun aan organisaties die zich inzetten voor verbetering van de mensenrechten, de leefomgeving in de Nigerdelta en de versterking van de rechtspositie van lokale gemeenschappen. Heeft Nederland ook een serie van ronde tafel-bijeenkomsten in de Nigerdelta geïnitieerd. Nederland heeft de Nigeriaanse overheid tevens aangeboden haar bij te staan op het gebied van onafhankelijk toezicht. Er is een positieve reactie van de Nigeriaanse National Oil Spill Detection and Response Agency (NOSDRA).
Bent u het eens met de constatering in het persbericht dat de aanwijzingen van onverantwoord ondernemen door Shell in de Niger Delta zich opstapelen en dat Shell meer aandacht schenkt aan haar PR dan aan het opruimen van gelekte olie? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor de antwoorden op de voorgaande vragen.
Wat is uw reactie op de visie van Milieudefensie dat Shell een solide plan moet opstellen om de vervuiling ten gevolge van olielekkages in de Niger Delta die onder Shell’s verantwoordelijkheid vallen, volledig op te ruimen, dat Shell de oliebronnen waar illegaal gas wordt afgefakkeld, moet sluiten voor 1 januari 2013, dat Shell meer moet doen om de pijpleidingen te onderhouden en te beschermen tegen sabotage, en dat Shell getroffen boeren en vissers afdoende moet compenseren voor eventueel geleden schade?
Zie antwoord vraag 8.
De vernieuwing van de licentie van Shell in Nigeria |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Pauline Smeets (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nigeria vernieuwt licentie Shell in juni»?1
Ja.
Deelt u de kritiek dat de verlenging van de licentie van Shell haaks staat op de commotie omtrent de bedrijfsactiviteiten van Shell in Nigeria? Zo nee, waarom niet?
Verlenging van licenties is een zaak tussen de Nigeriaanse overheid en bedrijven waar de Nigeriaanse overheid zaken mee wenst te doen.
Vindt u het acceptabel dat de licentie van Shell in Nigeria vernieuwd wordt en dat de oliemaatschappij enorm profiteert van Nigeria’s bodemschatten terwijl de bevolking blootstaat aan onder meer vervuild drinkwater en besmet voedsel? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe interpreteert u het gegeven dat de president-directeur van Shell Nederland bij «NOS op 3» zegt geen water uit Nigeria te willen drinken dat vervuild is door olielekkages in de Nigerdelta, terwijl de lokale bevolking dit vervuilde water dagelijks moet drinken als gevolg van olielekkages uit oliepijpleidingen van Shell die nog steeds niet zijn opgeruimd?2
Het is aan de president-directeur van Shell Nederland om te bepalen hoe om te gaan met protestacties tijdens de aandeelhoudersvergadering.
Heeft u of hebben medewerkers van of namens uw ministerie recentelijk nog gesproken met de president-directeur of een andere medewerker van Shell Nederland over het compenseren van de lokale bevolking in Nigeria voor de gevolgen van de olielekkages? Zo ja, wat is er besproken, wanneer en door wie? Zo nee, bent u voornemens dit zo snel mogelijk te doen?
De Nederlandse regering heeft intensief contact met Shell op ambtelijk en politiek niveau. De situatie in de Nigerdelta en de invulling van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) aan de hand van de OESO Richtlijnen staan daarbij hoog op de agenda.
Het vinden van oplossingen voor onder andere de vervuilingsproblematiek in de Nigerdelta is deel van de doorlopende dialoog die de Nederlandse overheid faciliteert tussen de Nigeriaanse overheid, de lokale bevolking en de oliemaatschappijen, waaronder de Shell Petroleum Development Company of Nigeria Ltd Joint Venture (SPDC). Wij verwijzen hierbij ook naar de antwoorden op eerdere Kamervragen hierover (Aanhangsel van de Handelingen vergaderjaar 2011–2012, 1469).
Het bericht dat het gehele Noorden van Mali in handen is van extremisten. |
|
Frans Timmermans (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht getiteld «Extremisten vestigen macht in N-Mali»?1
Ja
Deelt u de zorg dat de toenemende macht van gewapende groeperingen als de Mouvement National pour la Liberation de l'Azawad (MNLA) en extremisten zoals Al-Qaeda-in-de-Islamitische-Maghreb (AQIM) en Ansar ud-Din in Mali en West-Afrika een bedreiging vormen voor zowel de veiligheid in Mali als voor veiligheid in Nederland en Europa als geheel? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke wijze wapent Nederland zich tegen deze toenemende dreiging?
De toenemende macht van rebellengroeperingen als de MNLA en extremistische groepen als AQIM en Ansar ud-Din is zorgwekkend. Zij bedreigen de stabiliteit in West- en Noord-Afrika (Maghreb) met ook effecten buiten deze regio.
Nederland steunt programma’s ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit in de regio, bijvoorbeeld projecten via de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) voor de capaciteitsopbouw van de politiemacht. Nederland neemt ook deel aan het Europese Maritime Analysis and Operations Centre – Narcotics (MAOC-N) in Lissabon, dat drugsstromen uit Latijns-Amerika via Afrika naar Europa in kaart brengt en bestrijdt. Daarnaast zoekt Nederland aansluiting bij de EU-Sahelstrategie. Deze richt zich op een parallelle aanpak van veiligheid en ontwikkeling om armoede te bestrijden en bedreigingen van terrorisme, ontvoeringen, grensoverschrijdende criminaliteit, drugs- en mensenhandel tegen te gaan.
Wat doet Nederland zelfstandig en in Europees verband om het toenemende extremisme en geweld in Noord-Mali op te lossen en de legitieme regering van het land te ondersteunen bij het bestrijden van extremisme en geweld?
De Economische Gemeenschap van West Afrikaanse Staten (ECOWAS) heeft het voortouw genomen in de onderhandelingen met de verschillende rebellengroeperingen in het noorden van Mali. De EU steunt deze aanpak van ECOWAS. Nederland is voorstander van een aanpak in multilateraal verband.
Overweegt u vanwege de toenemende macht van extremisten en gewapende groeperingen nu wel, zoals eerder aan u gevraagd middels mondelinge vragen2, te pleiten voor een contactgroep Mali en daar als Nederland actief aan bij te dragen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Afrikaanse Unie heeft aangekondigd een internationale ondersteunings- en follow-up groep voor Mali in te stellen. Nederland volgt, samen met EU-partners, de ontwikkeling en samenstelling van een dergelijke groep nauwlettend. Indien Nederland wordt gevraagd toe te treden tot een dergelijke internationale groep, zullen wij op basis van dan beschikbare gegevens een zorgvuldige afweging maken.
Is er vooruitgang geboekt via de Economische Organisatie van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) om dit probleem aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke punten wel en nog niet?
Ja. Dankzij de inspanningen van ECOWAS hebben de coupplegers de macht relatief snel overgedragen aan een interim-president, een benoemde premier en een regering van nationale eenheid. Inmiddels is een transitieperiode van 12 maanden overeengekomen waarbinnen presidents- en parlementsverkiezingen moeten plaatsvinden. Daarmee is een vorm van civiel bestuur hersteld.
Daarentegen is de bezetting van het noorden van Mali niet opgelost.
ECOWAS is betrokken bij de onderhandelingen met groeperingen in het noorden van Mali. ECOWAS zou bereid zijn een troepenmacht in te zetten als de Malinese autoriteiten hier om vragen.
Op welke wijze zet Nederland zich in om ontheemden, zoals de honderden vluchtelingen in Mopti, als gevolg van het geweld in Noord-Mali bij te staan?
Nederland draagt indirect bij aan de bestrijding van de humanitaire crisis in Mali en omringende landen via de algemene jaarlijkse bijdragen aan de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR (Eur 38 mln), aan het CERF (Centrale Noodhulpfonds van de VN – bijdrage Eur 40 mln) en aan de Internationale Confederatie van het Rode Kruis ICRC (Eur 25 mln). Hiermee worden o.a. activiteiten in Mali en ten behoeve van Malinese vluchtelingen gefinancierd.
De Europese Commissie heeft voor de Sahel een bedrag van Eur 123 mln ter beschikking gesteld. Voor Mali, inclusief de vluchtelingenproblematiek heeft de Commissie Eur 9 mln extra gealloceerd. Nederland heeft hier aan bijgedragen.
Op welke wijze wordt de voedselzekerheid in Mali aangetast als gevolg van het conflict en de toenemende macht van extremisten?
Het conflict in Mali heeft de voedselzekerheid in Mali verslechterd. De vluchtelingenstromen naar de omliggende landen en naar het zuiden van Mali leiden tot extra druk op beschikbare voedselvoorraden. Daarnaast belemmert het conflict projecten en programma’s van de Malinese overheid en nationale en internationale NGOs ter verbetering van de voedselzekerheidssituatie. Bovendien worden door het conflict noordelijke markten moeilijker bevoorraad, waardoor de prijzen stijgen. Ten slotte accepteren verschillende rebellenorganisaties nauwelijks hulp; hierdoor komt het nieuwe agrarische seizoen in gevaar. Ook op langere termijn wordt ook de voedselzekerheid hiermee in gevaar gebracht.
Wordt de humanitaire hulp aan het land en het Noorden nog steeds onverkort voortgezet? Zo ja, welke rol speelt Nederland daarbij? Zo nee, waarom niet?
Enkele noodhulpkonvooien hebben Timboektoe, Gao en Kidal kunnen bereiken. Daarnaast zijn enkele organisaties erin geslaagd enige ondersteuning te geven aan de ziekenhuizen in deze steden.
De Nederlandse ambassade bevordert de dialoog en afstemming tussen de humanitaire coördinator van de VN en OCHA enerzijds en de associatie van Malinese gemeenten en de federatie van gezondheidscomités anderzijds over de hulpverlening. De ambassade adviseert voorts over Nederlandse financiering van het aankomende «consolidated appeal» voor Mali.
Mogelijke steun van Rwanda aan rebellen in Congo |
|
Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht van Human Rights Watch van 4 juni 2012 getiteld «DR Congo: Rwanda should stop aiding war crimes suspect»?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat het Rwandese leger rebellen in de Democratische Republiek Congo ondersteunt door nieuwe rekruten, wapens en munitie te leveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op basis van welke bronnen?
De berichten over steun vanuit Rwanda aan muitende soldaten in de DRC en aan Bosco Ntaganda zijn verontrustend. In een op 29 juni gepubliceerd addendum bij het interim-rapport van de VN Group of Experts on DRC worden sterke aanwijzingen gepresenteerd van betrokkenheid hierbij van hoge Rwandese militairen. Daarmee zou Rwanda het VN wapenembargo en sanctieregime schenden. Het is aan Rwanda om tekst en uitleg te geven in antwoord op deze ernstige constateringen.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Rwanda zeer waarschijnlijk militaire steun verleent aan Bosco Ntaganda, die sinds 2006 gezocht wordt door het Internationaal Strafhof (ICC)? Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Bosco Ntaganda ongehinderd in Rwanda kan verblijven en verbleven heeft terwijl hij een door het ICC gezochte oorlogsmisdadiger is?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Nederlandse overheid alleen of samen met andere landen al contact gezocht met de Rwandese overheid om over de inhoud van deze berichtgeving te spreken en de Rwandese overheid ter verantwoording te roepen? Zo ja, wanneer, door wie en wat was de uitkomst van dit gesprek? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
De Internationale Contactgroep voor het Grote Merengebied heeft op 24 mei onder Nederlands voorzitterschap afgesproken gezamenlijke boodschappen uit te dragen bij de autoriteiten in Rwanda en de DRC. Daarin wordt zorg uitgesproken over de ontwikkelingen in het oosten van de DRC, wordt de muiterij veroordeeld en wordt aangedrongen op de arrestatie en berechting van Bosco Ntaganda.
Ook heeft Nederland dit onderwerp in Brussel op de agenda van de EU gezet.
EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 7 juni jl. een verklaring uitgegeven over de situatie, op 25 juni gevolgd door de Europese Raad, die zorg heeft uitgesproken over berichten van externe steun aan de muiters.
De Nederlandse ambassadeur te Kigali heeft de ontwikkelingen bij meerdere gelegenheden besproken met vertegenwoordigers van de Rwandese regering, onder andere op 5 juni met de Minister van Justitie, op 6 juni met de Minister van Buitenlandse Zaken en op 3 juli met de Minister van Defensie.
De Rwandese regering ontkent alle betrokkenheid bij de muiterij in de DRC en benadrukt dat stabiliteit in het grensgebied ook in het belang van Rwanda is.
Bent u bereid de Rwandese regering op te roepen geen steun te geven aan Congolese rebellen of rebellenleiders die gezocht worden door het ICC? Zo ja, wanneer en hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze speelt de Nederlandse ambassade in Kigali een rol bij het ter verantwoording roepen van de Rwandese overheid waar het gaat om de relaties van die overheid met rebellen in Congo en verdachte oorlogsmisdadigers zoals Bosco Ntaganda?
Zie antwoord vraag 4.
De vernieuwing van de licentie van Shell in Nigeria |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Pauline Smeets (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nigeria vernieuwt licentie Shell in juni»?1
Ja.
Deelt u de kritiek dat de verlenging van de licentie van Shell haaks staat op de commotie omtrent de bedrijfsactiviteiten van Shell in Nigeria? Zo nee, waarom niet?
Verlenging van licenties is een zaak tussen de Nigeriaanse overheid en bedrijven waar de Nigeriaanse overheid zaken mee wenst te doen.
Vindt u het acceptabel dat de licentie van Shell in Nigeria vernieuwd wordt en dat de oliemaatschappij enorm profiteert van Nigeria’s bodemschatten terwijl de bevolking blootstaat aan onder meer vervuild drinkwater en besmet voedsel? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe interpreteert u het gegeven dat de president-directeur van Shell Nederland bij «NOS op 3» zegt geen water uit Nigeria te willen drinken dat vervuild is door olielekkages in de Nigerdelta, terwijl de lokale bevolking dit vervuilde water dagelijks moet drinken als gevolg van olielekkages uit oliepijpleidingen van Shell die nog steeds niet zijn opgeruimd?2
Het is aan de president-directeur van Shell Nederland om te bepalen hoe om te gaan met protestacties tijdens de aandeelhoudersvergadering.
Heeft u of hebben medewerkers van of namens uw ministerie recentelijk nog gesproken met de president-directeur of een andere medewerker van Shell Nederland over het compenseren van de lokale bevolking in Nigeria voor de gevolgen van de olielekkages? Zo ja, wat is er besproken, wanneer en door wie? Zo nee, bent u voornemens dit zo snel mogelijk te doen?
De Nederlandse regering heeft intensief contact met Shell op ambtelijk en politiek niveau. De situatie in de Nigerdelta en de invulling van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) aan de hand van de OESO Richtlijnen staan daarbij hoog op de agenda.
Het vinden van oplossingen voor onder andere de vervuilingsproblematiek in de Nigerdelta is deel van de doorlopende dialoog die de Nederlandse overheid faciliteert tussen de Nigeriaanse overheid, de lokale bevolking en de oliemaatschappijen, waaronder de Shell Petroleum Development Company of Nigeria Ltd Joint Venture (SPDC). Wij verwijzen hierbij ook naar de antwoorden op eerdere Kamervragen hierover (Aanhangsel van de Handelingen vergaderjaar 2011–2012, 1469).
Bent u op de hoogte van het feit dat 18,4 miljoen mensen in de Sahel volgens VN-noodhulporganisatie OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) bedreigd worden door een groeiende voedselcrisis en dat deze crisis de komende maanden kan uitlopen op een ernstige humanitaire ramp? Onderschrijft u de urgentie van de situatie?
De situatie in de Sahel wordt nauwlettend gevolgd. Er is inderdaad sprake van een zeer ernstige situatie. Volgens actuele schattingen van VN-OCHA zijn meer dan 18 mln. mensen getroffen door een ernstige voedselcrisis. Om deze reden heeft VN-OCHA de afgelopen maanden de financiële behoeftes om de crisis te bestrijden verhoogd van USD 724 miljoen naar USD 1,06 miljard.
Kunt u een overzicht geven van datgene wat er tot nu toe en gedurende de laatste decennia gedaan is in deze droogtegevoelige regio om rampen zoals deze te voorkomen? Kunt u daarnaast aangeven waarom het niet gelukt is de dreiging van een nieuwe droogte te voorkomen?
Zowel de overheid van Mali als van Burkina Faso heeft de afgelopen jaren met steun van donoren, waaronder Nederland, African Development Bank, Wereldbank, Frankrijk en Duitsland, maatregelen genomen om voedselzekerheid in droge periodes te verbeteren door het aanleggen van strategische voedselvoorraden. Het Comité International de la Lutte contre la Sécheresse du Sahel (CILSS) werkt samen met OESO-Club du Sahel aan een project voor het opzetten van een regionaal netwerk voor beheer van strategische nationale voedselvoorraden. Het CILSS steunt ook overheden in de Sahel-regio bij verbetering van landbouwmethoden. Zeventien landen in West-Afrika hebben in maart 2012 een samenwerkingskader getekend voor het opzetten van een netwerk voor het beheer van nationale strategische voedselvoorraden. Dit regionale solidariteitsmechanisme is één van de belangrijkste onderdelen van een regionale voedselzekerheidsstrategie (zoals de regionale voedselreserve van ECOWAS).
Vanaf eind jaren 70, begin jaren 80 is zowel in Mali als Burkina Faso door Nederland ingezet op grote ontwikkelingsprojecten, met name gericht op water en landbouw. In Burkina Faso bestond de hoofdmoot van het OS-programma tot 2002 uit een viertal grote streekontwikkelingsprojecten in vier provincies. Focus was daarbij verbetering van de landbouw, steun aan boerenorganisaties, alfabetisering en gezondheidszorg.
In Mali is sinds de late jaren 70 ingezet op landbouw en irrigatie ter verbetering van de voedselzekerheid. Het «Office du Niger» ontving tussen 1978 en 1998 omgerekend EUR 70 miljoen aan Nederlandse steun en tussen 1998 en 2006 nog eens EUR 20 miljoen. De totale rijstproductie steeg van 60 000 ton in 1982 naar 500 000 ton in 2008. Niet alleen het geïrrigeerde areaal werd uitgebreid, ook de opbrengsten per ha stegen van 1,5 ton in de beginjaren naar ruim 5 ton per ha in deze eeuw. Sinds 2010 worden ook in de binnendelta ten noorden van het Office du Niger kleinschalige irrigatiegebieden ontwikkeld. Dit gebied is zeer kwetsbaar voor droogte en verwoestijning.
Droogte is niet te voorkomen. Echter, door in te zetten op verbetering van het waterbeheer, de verdere ontwikkeling van de geïrrigeerde akkerbouw en maatregelen om de veerkracht van veehouders te verbeteren hoopt Nederland de kwetsbaarheid voor onregelmatige en onevenredig verdeelde regen waarmee Mali steeds vaker te kampen heeft, te mitigeren.
Ook het «Office du Niger» had door het uitblijven van regen in het gebied waar de Nigerrivier ontspringt in 2011 een 30 à 40% lagere oogst; door volledig gecontroleerde irrigatie wordt echter nog altijd veel voedsel geproduceerd. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor sustainable land use planningmet de beschikbare hoeveelheid water als criterium voor de keuze van gewassen en productiesystemen.
De huidige omstandigheden gaan de veerkracht van de bevolking te boven, mede omdat deze de vorige droogteperiode nog niet te boven was.
Gezien het feit dat OCHA verwacht dat de behoefte aan extra internationale steun zal oplopen tot 1,17 miljard euro en er momenteel ongeveer 470 miljoen euro (600 miljoen dollar) is toegezegd, bent u bereid de huidige extra bijdrage van 4 miljoen te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft op 24 mei jl. EUR 0,9 miljoen extra beschikbaar gesteld via de Internationale Federatie van het Rode Kruis en Rode Halve Maan voor de getroffen bevolking van Burkina Faso en Tsjaad. Nederland heeft al eerder in 2012 EUR 2 miljoen aan Niger en EUR 2 miljoen aan Tsjaad bijgedragen. Indirect draagt Nederland daarnaast bij via de ongeoormerkte bijdrage aan het VN noodhulpfonds CERF (EUR 40 miljoen). CERF stelde tot nu toe USD 82 miljoen beschikbaar voor de Sahel. De Europese Commissie draagt EUR 287 miljoen bij om de humanitaire crisis in de Sahel te bestrijden, waarvan EUR 123,5 miljoen naar noodhulp gaat. Het Nederlandse aandeel in de EU-hulp bedraagt 5% oftewel bijna 15 miljoen EUR.
Daarnaast zal, zodra de VN en de Malinese autoriteiten een formeel noodhulpverzoek uitdoen, welke zeer binnenkort verwacht wordt, worden bekeken of een extra bijdrage aan Mali opportuun is op basis van de behoeften en van de bijdragen van andere donoren. Getracht wordt daar bij te springen waar de noden het hoogst zijn. Ook wordt geprobeerd versnippering te voorkomen.
De humanitaire hulp door de internationale gemeenschap is gaande: de VS hebben USD 284 miljoen bijgedragen, Duitsland USD 22 miljoen en het VK USD 15 miljoen.
Deelt u de overtuiging dat het van belang is om, mede gezien de toenemende frequentie van droogteperiodes en voedselcrises in de regio, meer in te zetten op programma’s voor Disaster Risk Reduction (DRR)?
Ja. De versterkte inzet op DRR komt naar voren in het beleidskader Humanitaire Hulp dat met uw Kamer besproken werd op 28 maart jl. Een van de vier beleidsprioriteiten is de inzet op zelfredzaamheid en veerkracht. Onderdeel hiervan is een versterkte inzet op rampenrisicovermindering (Disaster Risk Reduction). Deze inzet gaat het werk van humanitaire hulp te boven en komt vooral tot uiting in mijn speerpunten water en voedselzekerheid.
Is het waar dat van het budget van 140 miljoen euro voor humanitaire hulp in 2012 dat beschikbaar is buiten de ongeoormerkte bijdragen aan multilaterale instellingen, er 2% beschikbaar is voor DRR? Bent u bereid het percentage te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Voor 2012 is geen exact bedrag vastgesteld voor Disaster Risk Reduction (DRR) uitgaven binnen het humanitaire budget. Vooralsnog is EUR 3 miljoen vrijgemaakt voor bijdragen aan de Internationale Strategie voor Disaster Risk Reduction van de VN (UNISDR) en de Global Facility voor Disaster Reduction and Recovery (GFDRR) van de Wereldbank in 2012. UNISDR en GFDRR zijn de twee grootste multilaterale organisaties die zich exclusief richten op DRR. Nederland is van november 2011 tot november 2012 voorzitter van de Consultative Group van GFDRR. Daarnaast wordt binnen lopende noodhulpactiviteiten aandacht besteed aan «preparedness» en transitie, zonder exacte cijfermatige toekenning. Ook via MSFII wordt aandacht besteed aan DRR middels het ondersteunen van het Partnership for Resilience dat ook in Mali actief is.
Verder is Nederland nauw betrokken bij de vormgeving van DRR beleid van de EU door deelname in de recent opgerichte DRR Steering Committee en input te leveren aan EU-SHARE (Supporting the Horn of Africa’s Resilience). Op termijn streeft Nederland naar een besteding van 10 procent van het budget voor humanitaire hulp en ten minste 1 procent van de Nederlandse ODA voor DRR.
Kunt u toelichten op welke manier en in welke mate (d.w.z. met hoeveel middelen) de internationale gemeenschap zich inzet voor DRR in de Sahel?
Op dit moment is het zogenoemde «aid tracking» van DRR activiteiten, het labellen van de DRR-dimensie van OS activiteiten, nog niet mogelijk. In internationaal verband, bijvoorbeeld binnen OESO/DAC, wordt gekeken naar de mogelijkheid van uniforme registratie. Ook zonder exacte toekenning hebben programma’s in uitvoering vrijwel altijd DRR elementen. De inzet van veel humanitaire en OS-bijdragen is evenzeer gericht op het voorkomen van noodsituaties in de toekomst en het doorbreken van de vicieuze cirkel van elkaar opvolgende humanitaire crises.
Het World Food Programme (WFP) wil haar operaties in de Sahel opvoeren om in totaal 9,6 miljoen mensen te kunnen bereiken. Daarvoor heeft WFP nog USD 360 miljoen nodig. Het WFP heeft als hoofddoelstelling het verstrekken van voedsel in noodsituaties, zoals bijv. de huidige natuurramp in de Sahel. Sinds een jaar is het WFP bezig met de overgang van «food aid» naar «food assistance», een goede stap richting meer langere termijn ontwikkeling en bevorderen van zelfredzaamheid van de bevolking. Daarbij spelen «cash transfers» een belangrijke rol.
Sinds 2010 heeft de Food and Agricultural Organization (FAO) USD 25,4 miljoen aan de Sahel regio bijgedragen. Voor de huidige crisis is USD 73,8 miljoen nodig, aldus de FAO, waarvan op dit moment USD 4,4 miljoen ontvangen is.
De FAO heeft een «emergency response» taak: als WFP het voedsel heeft uitgedeeld, komt FAO in actie om te voorkomen dat de eerstvolgende oogst (weer) zal mislukken, bijvoorbeeld door het gebrek aan inputs. Daarmee wordt de zgn. «resilience» van de betrokken bevolking verhoogd. Omdat uit ervaring is gebleken dat de opzet van de initiële «emergency response» (WFP) cruciaal is voor de vervolgfase van «resilience building» (FAO), wordt FAO tegenwoordig al vroeg betrokken bij deze eerste humanitaire respons.
Er wordt goed samengewerkt tussen deze beide instellingen waarbij WFP qua taken dichter naar de FAO schuift en de FAO dichter naar WFP, en er in de praktijk een beter geïntegreerde humanitaire respons plaatsvindt, die soepeler kan overgaan in «resilience building».
Kunt u toelichten op welke manier en in welke mate (d.w.z. met hoeveel middelen) Nederland zich inzet voor DRR-programma’s in de Sahel? Kunt u eventuele extra middelen voor de Sahel deels oormerken voor DRR-activiteiten, bijvoorbeeld voor voedselreserves of sociale zekerheidsprogramma’s?
Zie antwoord vraag 6 en 8.
Met hoeveel middelen en op welke manier zet de regering zich in de Sahel-landen, via bilaterale en multilaterale hulp, in voor het versterken van de positie en zelfredzaamheid van kleinschalige boeren en veehouders?
Onder DRR vallen het voorkomen van rampen (preventie), het beperken van de effecten van rampen (mitigatie) en het voorbereid zijn op rampen. Preventie en mitigatie zijn in hoge mate verbonden met in de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking (maart 2011) genoemde speerpunten water en voedselzekerheid.
In Mali is het bilaterale programma gericht op een geïntegreerde benadering van voedselzekerheid en water. Nu de relatie met de overheid sinds de staatsgreep van 22 maart is stopgezet, verloopt de hulp van de ambassade via NGO’s. Voor 2012 gaat het om een bedrag van ongeveer 11 miljoen EUR. Voor de periode 2012–2015 is een bedrag voorzien van ongeveer 80 miljoen EUR, te besteden aan efficiënt watergebruik, hogere landbouwproductiviteit en meer toegevoegde waarde in agrarische ketens. Deze activiteiten dragen bij aan meer zelfredzaamheid van arme boeren en boerinnen en verminderen de afhankelijkheid van de bevolking van humanitaire hulp en het risico op rampen in de toekomst. In andere Sahellanden worden geen programma’s op dit terrein meer uitgevoerd.
Er zijn multilaterale programma’s van onder meer IFAD, FAO, WFP, AfDB en EU, die met Nederlands geld regionale en/of landenspecifieke programma’s uitvoeren die voedselzekerheid op verschillende manieren stimuleren, bijvoorbeeld via de versterking van waardeketens waar kleinschalige boeren en veehouders deel van uitmaken.
Tenslotte zet de regering in op een sterkere positie en zelfredzaamheid van boeren en veehouders via programma’s van ondermeer AgentschapNL, IFDC, Agriterra, AgriProFocus, Wereldbank en MFS organisaties (bv. Oxfam/Novib).
Door verschillen in gehanteerde definities v.w.b. de afbakening van de Sahel is het niet mogelijk de hoeveelheid door de regering ingezette middelen exact aan te geven; via een ruwe schatting kom ik op een bedrag van 15 mln. EUR.
Voornoemde programma’s dragen in hoge mate bij aan het verbeteren van voedselzekerheid en derhalve aan het verminderen van het risico op een voedselcrisis.
Bent u bereid de komende jaren meer in te zetten op structurele oplossingen door de structurele jaarlijkse bijdrage aan de VN Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) te verhogen?
De algemene vrijwillige bijdrage van Nederland aan FAO bedroeg in 2010 en 2011 EUR 2,5 miljoen per jaar. In 2012 geeft Nederland geen algemene vrijwillige bijdrage, omdat de FAO op institutioneel en operationeel gebied niet afdoende positief werd beoordeeld. Per 1 januari jl. is er een nieuwe Directeur-Generaal bij FAO aangetreden, die met een grondige reorganisatie begonnen is, gebaseerd op een nieuwe strategische visie met betrekking tot de organisatie. Zijn plannen worden binnenkort in de FAO Raad besproken. In dat licht zal Nederland bezien of in 2013 weer een algemene vrijwillige bijdrage aan de FAO zal worden gegeven.
Daarnaast worden in samenwerking met IFAD (International Fund for Agricultural Development) mogelijkheden tot activiteiten in de Sahel, gericht op een structureel verbeterde voedselproductie, waterbeheer en bodemvruchtbaarheid bekeken. Hierbij moet klimaatrobuustheid van de interventies worden geborgd. Economische ontwikkeling en zelfredzaamheid worden hierdoor bevorderd en de afhankelijkheid van noodhulp en het risico op rampen in de toekomst verminderd.
Gezien het feit dat Nederland een belangrijke donor is van het Central Emergency Response Fund (CERF), wil Nederland bij het CERF pleiten voor meer flexibiliteit, zodat op termijn ook «vroege actie» en DRR-programma’s uit dit fonds gefinancierd kunnen worden? Zo ja, hoe gaat Nederland dit aanpakken?
Nederland zal daar niet voor pleiten. Kracht van CERF is snelle actie. CERF is gespecialiseerd in snelle humanitaire financiering van levensreddende activiteiten bij acute crises, chronische crises en de zogeheten « vergeten» crises. Vroege actie en Disaster Risk Reduction programma’s betreffen voor het overgrote deel preventie en rampenrisicovermindering in het kader van structurele ontwikkelingsactiviteiten. Nederland acht financiering via activiteiten van ontwikkelingsorganisaties als Wereldbank, UNDP en FAO daarvoor beter geschikt. CERF en ontwikkelingsorganisaties werken complementair aan elkaar.
Kunt u de vragen binnen één week beantwoorden gezien de urgentie van de situatie in de Sahel?
Helaas is dit niet gelukt.
Het bericht dat het gehele Noorden van Mali in handen is van extremisten. |
|
Frans Timmermans (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht getiteld «Extremisten vestigen macht in N-Mali»?1
Ja
Deelt u de zorg dat de toenemende macht van gewapende groeperingen als de Mouvement National pour la Liberation de l'Azawad (MNLA) en extremisten zoals Al-Qaeda-in-de-Islamitische-Maghreb (AQIM) en Ansar ud-Din in Mali en West-Afrika een bedreiging vormen voor zowel de veiligheid in Mali als voor veiligheid in Nederland en Europa als geheel? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke wijze wapent Nederland zich tegen deze toenemende dreiging?
De toenemende macht van rebellengroeperingen als de MNLA en extremistische groepen als AQIM en Ansar ud-Din is zorgwekkend. Zij bedreigen de stabiliteit in West- en Noord-Afrika (Maghreb) met ook effecten buiten deze regio.
Nederland steunt programma’s ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit in de regio, bijvoorbeeld projecten via de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) voor de capaciteitsopbouw van de politiemacht. Nederland neemt ook deel aan het Europese Maritime Analysis and Operations Centre – Narcotics (MAOC-N) in Lissabon, dat drugsstromen uit Latijns-Amerika via Afrika naar Europa in kaart brengt en bestrijdt. Daarnaast zoekt Nederland aansluiting bij de EU-Sahelstrategie. Deze richt zich op een parallelle aanpak van veiligheid en ontwikkeling om armoede te bestrijden en bedreigingen van terrorisme, ontvoeringen, grensoverschrijdende criminaliteit, drugs- en mensenhandel tegen te gaan.
Wat doet Nederland zelfstandig en in Europees verband om het toenemende extremisme en geweld in Noord-Mali op te lossen en de legitieme regering van het land te ondersteunen bij het bestrijden van extremisme en geweld?
De Economische Gemeenschap van West Afrikaanse Staten (ECOWAS) heeft het voortouw genomen in de onderhandelingen met de verschillende rebellengroeperingen in het noorden van Mali. De EU steunt deze aanpak van ECOWAS. Nederland is voorstander van een aanpak in multilateraal verband.
Overweegt u vanwege de toenemende macht van extremisten en gewapende groeperingen nu wel, zoals eerder aan u gevraagd middels mondelinge vragen2, te pleiten voor een contactgroep Mali en daar als Nederland actief aan bij te dragen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Afrikaanse Unie heeft aangekondigd een internationale ondersteunings- en follow-up groep voor Mali in te stellen. Nederland volgt, samen met EU-partners, de ontwikkeling en samenstelling van een dergelijke groep nauwlettend. Indien Nederland wordt gevraagd toe te treden tot een dergelijke internationale groep, zullen wij op basis van dan beschikbare gegevens een zorgvuldige afweging maken.
Is er vooruitgang geboekt via de Economische Organisatie van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) om dit probleem aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke punten wel en nog niet?
Ja. Dankzij de inspanningen van ECOWAS hebben de coupplegers de macht relatief snel overgedragen aan een interim-president, een benoemde premier en een regering van nationale eenheid. Inmiddels is een transitieperiode van 12 maanden overeengekomen waarbinnen presidents- en parlementsverkiezingen moeten plaatsvinden. Daarmee is een vorm van civiel bestuur hersteld.
Daarentegen is de bezetting van het noorden van Mali niet opgelost.
ECOWAS is betrokken bij de onderhandelingen met groeperingen in het noorden van Mali. ECOWAS zou bereid zijn een troepenmacht in te zetten als de Malinese autoriteiten hier om vragen.
Op welke wijze zet Nederland zich in om ontheemden, zoals de honderden vluchtelingen in Mopti, als gevolg van het geweld in Noord-Mali bij te staan?
Nederland draagt indirect bij aan de bestrijding van de humanitaire crisis in Mali en omringende landen via de algemene jaarlijkse bijdragen aan de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR (Eur 38 mln), aan het CERF (Centrale Noodhulpfonds van de VN – bijdrage Eur 40 mln) en aan de Internationale Confederatie van het Rode Kruis ICRC (Eur 25 mln). Hiermee worden o.a. activiteiten in Mali en ten behoeve van Malinese vluchtelingen gefinancierd.
De Europese Commissie heeft voor de Sahel een bedrag van Eur 123 mln ter beschikking gesteld. Voor Mali, inclusief de vluchtelingenproblematiek heeft de Commissie Eur 9 mln extra gealloceerd. Nederland heeft hier aan bijgedragen.
Op welke wijze wordt de voedselzekerheid in Mali aangetast als gevolg van het conflict en de toenemende macht van extremisten?
Het conflict in Mali heeft de voedselzekerheid in Mali verslechterd. De vluchtelingenstromen naar de omliggende landen en naar het zuiden van Mali leiden tot extra druk op beschikbare voedselvoorraden. Daarnaast belemmert het conflict projecten en programma’s van de Malinese overheid en nationale en internationale NGOs ter verbetering van de voedselzekerheidssituatie. Bovendien worden door het conflict noordelijke markten moeilijker bevoorraad, waardoor de prijzen stijgen. Ten slotte accepteren verschillende rebellenorganisaties nauwelijks hulp; hierdoor komt het nieuwe agrarische seizoen in gevaar. Ook op langere termijn wordt ook de voedselzekerheid hiermee in gevaar gebracht.
Wordt de humanitaire hulp aan het land en het Noorden nog steeds onverkort voortgezet? Zo ja, welke rol speelt Nederland daarbij? Zo nee, waarom niet?
Enkele noodhulpkonvooien hebben Timboektoe, Gao en Kidal kunnen bereiken. Daarnaast zijn enkele organisaties erin geslaagd enige ondersteuning te geven aan de ziekenhuizen in deze steden.
De Nederlandse ambassade bevordert de dialoog en afstemming tussen de humanitaire coördinator van de VN en OCHA enerzijds en de associatie van Malinese gemeenten en de federatie van gezondheidscomités anderzijds over de hulpverlening. De ambassade adviseert voorts over Nederlandse financiering van het aankomende «consolidated appeal» voor Mali.
Shell’s gebrekkige rapportage over olielekkages in Nigeria en compensatie daarvan |
|
Pauline Smeets (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Knapen (CDA) , Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het persbericht «Shell’s wildly inaccurate reporting of Niger Delta oil spill exposed»1 en het bericht «Hoeveel erger moet het nog worden?2
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat volgens onafhankelijk onderzoek er tijdens een mankement aan een oliepijplijn van Shell in Bodo (Nigeria) in 2008 minimaal 60 keer meer olie is gelekt dan Shell herhaaldelijk naar buiten heeft gebracht?
De bepaling van de omvang van de lekkages in Bodo is een van de onderwerpen die aan de orde zijn in een rechtszaak die in het Verenigd Koninkrijk tegen Shell Petroleum Development Company of Nigeria Ltd Joint Venture (SPDC) is aangespannen. Die rechtszaak zal naar verwachting informatie opleveren die kan leiden tot een oordeel over de argumenten van dit bericht.
Deelt u de mening dat Shell onvoldoende aandacht schenkt aan het zorgvuldig registreren van en rapporteren over olielekkages in de Niger Delta? Zo nee, waarom niet?
Elementen van deze vraag zijn momenteel aan de orde in de behandeling van een melding bij het Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO Richtlijnen. De behandeling van deze melding door het NCP zal tot nadere duidelijkheid van de feiten leiden.
Bent u van mening dat onderzoek naar olielekkages onafhankelijk moet plaatsvinden, in plaats van het huidige proces waarbij de oliemaatschappijen een belangrijke rol spelen bij de vaststelling van oorzaak en omvang van de lekkages? Zo nee, waarom niet?
De Nigeriaanse overheid heeft in regelgeving neergelegd dat het onderzoek naar olielekkages dient plaats te vinden in zogenaamde Joint Investigation Teams, bestaande uit vertegenwoordigers van de Nigeriaanse overheid, de oliemaatschappijen en de getroffen gemeenschappen. Het is primair aan de Nigeriaanse overheid om deze procedure, zo nodig, aan te passen. De Nederlandse ambassade in Nigeria ondersteunt het overleg daarover tussen de betrokken Nigeriaanse overheidsorganisaties, de olie-industrie en het maatschappelijk middenveld.
Bent u van mening dat Shell zich niet aan de belofte houdt, gedaan naar aanleiding van het kritische UNEP rapport uit 2011, om de olielekkages die onder verantwoordelijkheid van Shell vallen, op te ruimen, aangezien Shell volgens het persbericht van Amnesty International drie jaar na de lekkage noch de vervuiling ten gevolge van de lekkage fatsoenlijk heeft opgeruimd, noch de getroffen gemeenschappen officieel heeft gecompenseerd voor de geleden schade? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de publicatie en aanbevelingen in het UNEP-rapport heeft SPDC zich, bij monde van de managing director, bereid verklaard samen met de Nigeriaanse regering, UNEP en andere belanghebbenden vervolgstappen te nemen. De Nigeriaanse overheid heeft nog geen reactie gegeven op het rapport. Wel heeft President Jonathan een speciaal comité geïnstalleerd dat moet adviseren over opvolging van de aanbevelingen uit het rapport.
Bent u van mening dat Shell de gelekte olie moet opruimen en getroffenen moet compenseren voor geleden schade? Zo nee, waarom niet?
SPDC heeft reeds zijn verantwoordelijkheid erkend voor de vervuiling door lekkage uit oliepijpleidingen bij Bodo in Ogoniland in 2008 en is bereid de kosten voor sanering te dragen. De omvang van de vervuiling en de hoogte van de schadeloosstelling zijn onderwerp van een civiel proces.
Op welke wijze(n) spoort u, mede in het kader van de door u zelf onderschreven plicht om mensenrechten te beschermen, Shell aan om eventuele vervuiling als gevolg van lekkages op te ruimen en getroffen gemeenschappen te compenseren voor geleden schade?
De regering hecht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). De Nigerdelta-problematiek en MVO zijn prominente onderwerpen in de contacten van de Nederlandse overheid met SPDC, Shell en de Nigeriaanse overheid. Nederland ondersteunt verschillende initiatieven die kunnen bijdragen aan oplossingen. Steunt Nederland het «Extractive Industries Transparency Initiative» (EITI), dat zich richt op transparantie in geldstromen die voortkomen uit grondstoffenwinning. Geeft Nederland financiële steun aan organisaties die zich inzetten voor verbetering van de mensenrechten, de leefomgeving in de Nigerdelta en de versterking van de rechtspositie van lokale gemeenschappen. Heeft Nederland ook een serie van ronde tafel-bijeenkomsten in de Nigerdelta geïnitieerd. Nederland heeft de Nigeriaanse overheid tevens aangeboden haar bij te staan op het gebied van onafhankelijk toezicht. Er is een positieve reactie van de Nigeriaanse National Oil Spill Detection and Response Agency (NOSDRA).
Bent u het eens met de constatering in het persbericht dat de aanwijzingen van onverantwoord ondernemen door Shell in de Niger Delta zich opstapelen en dat Shell meer aandacht schenkt aan haar PR dan aan het opruimen van gelekte olie? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor de antwoorden op de voorgaande vragen.
Wat is uw reactie op de visie van Milieudefensie dat Shell een solide plan moet opstellen om de vervuiling ten gevolge van olielekkages in de Niger Delta die onder Shell’s verantwoordelijkheid vallen, volledig op te ruimen, dat Shell de oliebronnen waar illegaal gas wordt afgefakkeld, moet sluiten voor 1 januari 2013, dat Shell meer moet doen om de pijpleidingen te onderhouden en te beschermen tegen sabotage, en dat Shell getroffen boeren en vissers afdoende moet compenseren voor eventueel geleden schade?
Zie antwoord vraag 8.
De uitkomst van de 13e conferentie van de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) |
|
Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ontwikkelingslanden tevreden met slottekst UNCTAD XIII»?1
Ja.
Deelt u de tevredenheid van de deelnemende Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO's) en de G77+China omtrent het besluit om het mandaat van UNCTAD overeind te houden? Zo nee, waarom niet?
Hoewel de onderhandelingen nu en dan stroef verliepen, heeft de gedeelde uitkomst omtrent het nieuwe Doha Mandaat van UNCTAD de goede wil getoond en basis gelegd voor wederzijdse samenwerking.
Op welke wijze heeft Nederland bijgedragen aan de totstandkoming van de slottekst van de UNCTAD XIII?
De EU-landen, waaronder Nederland, hebben zich bij de totstandkoming van de slottekst van UNCTAD XIII gericht op het totstandbrengen van een voor alle landen aanvaardbare slottekst. Met name tussen de G77+China en verschillende economisch hoogontwikkelde landen waren er meningsverschillen van principiële aard. Mede door het optreden van het Deense voorzitterschap kon uiteindelijk overeenstemming op alle punten worden bereikt.
Bent u van mening dat het van groot belang is dat internationale instituties zoals UNCTAD onderzoek doen naar de relatie tussen handel en ontwikkeling alsmede de invloed van de financiële markten op ontwikkelingslanden? Zo nee, waarom niet?
UNCTAD kan een waardevolle bijdrage leveren bij het analyseren van de effecten van de financiële crisis op ontwikkelingslanden. Hierbij moet UNCTAD wel binnen haar mandaat blijven en zich richten op de onderwerpen waar ze een comparatief voordeel heeft opgebouwd. Deze voorwaarde is van belang om doublures met andere organisaties op dit terrein te voorkomen en de beperkte capaciteit bij UNCTAD niet te zwaar te belasten.
Deelt u de mening dat ook internationale instituties die tegenwicht bieden aan mainstream pleidooien voor al te snelle en ondoordachte liberalisering van groot belang zijn en dat UNCTAD hierin een belangrijke rol speelt en heeft gespeeld?
Een evenwichtig financieel-economisch beleid is essentieel voor ontwikkelingslanden. Dat betekent ook dat ontwikkelingslanden een tempo van liberalisering kiezen dat in het belang is van de eigen economische ontwikkeling. Verschillende internationale instituties ondersteunen dit. Ik acht dit ook van groot belang.
Over de rol en invloed van UNCTAD op dat terrein valt geen eenduidig oordeel te vellen. De organisatie heeft gedurende jaren een reputatie verworven van een weinig efficiënte, zwaar gepolitiseerde organisatie, waar op enkele uitzonderingen na, matig onderzoekswerk werd verricht. In de afgelopen jaren heeft de organisatie beleidsinhoudelijk weer de weg naar boven gevonden, onder andere door samenwerking aan te gaan met organisaties als de WTO en de Wereldbank.
Deelt u nu wel de mening van de G77 dat UNCTAD ook de impact van de huidige financiële crisis op handel en duurzame ontwikkeling moet kunnen onderzoeken zodat UNCTAD ontwikkelingslanden kan adviseren hoe het beste met deze impact om te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het dumpen van kippenvlees in Afrika |
|
Arjan El Fassed (GL), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Afrikaanse kip wordt weggespeeld»?1
Ja.
Deelt u de mening dat lokale boeren in Afrika grote schade wordt aangedaan omdat zij de markt uit zijn en worden geprezen door het dumpen van goedkoop kippenvlees uit Europa en Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet u om dit tegen te gaan?
Gezien het gebrekkige concurrentievermogen van de lokale pluimveesector in veel Afrikaanse landen is het mogelijk dat de import van goedkoop kippenvlees uit Europa tot schade bij lokale producenten kan leiden. De vraag is of er sprake is oneerlijke concurrentie.
Uit het artikel blijkt dat in het geval van Ghana sprake is van een forse importstijging. Een deel van deze toegenomen import kan ook verklaard worden door hogere consumptie die gepaard gaat met de sterk toegenomen economische welvaart in Ghana (BBP stijging van 13,6% in 2011).
De regering is van mening dat ontwikkelingslanden in de eerste plaats zelf hun handelsbeleid moeten inzetten als goedkope import tot verstoring van de lokale markt leidt. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid van het betreffende land om bij een dergelijke beslissing de verschillende binnenlandse belangen van regering, consumenten, lokale boeren en regionale markten tegen elkaar af te wegen.
In de tweede plaats is het aan overheden van landbouwexporterende landen om handelsverstoringen te voorkomen door alle vormen van exportsteun af te schaffen en de negatieve handelseffecten van de interne steun voor eigen producenten tegen te gaan. Dit vormt de inzet van de multilaterale landbouwonderhandelingen in WTO-kader die als onderdeel van de Doha ronde helaas nog steeds niet zijn afgerond. Nederland is daarover overigens van mening dat de EU alle exportrestituties uiterlijk in 2013 uit moet faseren, los van de uitkomst van de Doha-ronde.
Ontwikkelingslanden hebben binnen de huidige WTO-regels de ruimte om de eigen markt af te schermen om ongewenste gevolgen van de import van bepaalde producten teniet te doen. In de eerste plaats kunnen zij de importtarieven optrekken tot het niveau waarop zij de importtarieven voor hun producten gebonden hebben in de WTO, maar in de praktijk vaak niet heffen. Ook beschikken ontwikkelingslanden over de mogelijkheid om additionele tarieven te heffen op gesubsidieerde importproducten om het eventuele subsidievoordeel te neutraliseren. Ten slotte beschikken zij over de mogelijkheid om vrijwaringsmaatregelen in de vorm van extra heffingen of zelfs kwantitatieve maatregelen te nemen indien er sprake is van reguliere invoer (geen subsidies en geen dumping) die toch onvoorziene schade aanbrengt aan nationale producenten. Er kunnen allerlei redenen zijn zowel van binnenlandse als buitenlandse politieke aard waarom geen gebruik wordt gemaakt van het genoemde instrumentarium.
Bent u van mening dat het dumpen van kippenvlees uit Europa en Nederland in Afrika de effectiviteit van uw beleid op het gebied van voedselzekerheid beperkt en/of te niet doet? Zo ja, hoe bent u voornemens deze incoherentie aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Het is in zijn algemeenheid niet te beantwoorden of de toegenomen import van kippenvlees uit de EU in een aantal Afrikaanse landen de effectiviteit van het voedselzekerheidsbeleid beperkt. Het beleid van de Nederlandse regering is gericht op het afschaffen van oneerlijke concurrentie als gevolg van gesubsidieerde landbouwexport en het creëren van beleidsruimte voor ontwikkelingslanden om adequaat te handelen ten opzichte van invoer van belangrijke voedselproducten waarbij de voedselzekerheid op het spel staat. Daarbij dient bedacht te worden dat tegenover mogelijke schade voor de lokale pluimveesector, een welvaartseffect en daadwerkelijk koopkrachtverbetering voor stedelijke consumenten kan staan, die door de betaalbare import van kippenvlees dit product goedkoper kunnen kopen dan wanneer het door de eigen markt zou zijn geproduceerd.
Zeker is dat de lokale landbouwsector in Afrika, onafhankelijk van goedkope import, gehinderd wordt door grote structurele problemen waaronder toegang tot de eigen markt. Via onze voedselzekerheidsagenda (TK 23 605, nr. 54) proberen we de concurrentiekracht van de landbouwsector te verbeteren. Dit laat onverlet dat overheden in ontwikkelingslanden via hun handelsbeleid zelf moeten inspelen op marktverstoringen als gevolg van goedkope import.
Wordt het dumpen van kippenvlees of andere vleesproducten uit Nederland of Europa nog steeds direct of indirect gesubsidieerd? Zo ja, op welke wijze wordt het gesubsidieerd, door wie, en wat is uw opvatting daaromtrent?
Op de export van vleesproducten vanuit de EU naar Afrika zit geen exportrestituties. Zoals eerder aangegeven in de Kabinetsreactie op de Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB)-voorstellen van de Europese Commissie (TK 28 625, nr. 137) en in onze brief inzake de Nederlandse inzet ten aanzien van het GLB en ontwikkelingssamenwerking (TK 28 625, nr. 135), zet Nederland in op ambitieuze hervorming van het GLB. Dat houdt onder andere in het vervangen van interne steun door doelgerichte, ontkoppelde betalingen om de handelsverstorende werking van het GLB nog verder terug te dringen, beperking van het markt- en prijsbeleid tot een vangnetniveau, en uitfaseren van de nog resterende exportrestituties per 2013, onafhankelijk van het verloop van de WTO-onderhandelingen.
Nederland hecht veel waarde aan de coherentie van het beleid voor ontwikkelingslanden en het GLB. Overigens is het GLB, mede door de Nederlandse inzet in de laatste decennia ingrijpend gewijzigd. Zo werd in 1990 circa 90% van de totale GLB-steun voor (handelsverstorend) markt- en prijsbeleid uitgegeven. Inmiddels is dat verminderd tot circa 10%. (TK 28 625, nr. 135). Met de voorziene volledige uitfasering van resterende exportrestituties in 2013, zal de handelsverstoring van het GLB nog verder verminderen. (TK 28 625, nr. 117).
Het ILO rapport 'Buried in Bricks' en de betrokkenheid van NAVO/ISAF bij dwangarbeid in steenbakkerijen |
|
Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Jeroen de Lange (PvdA), Mariko Peters (GL) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onlangs gepubliceerde rapport van de International Labour Organization (ILO) «Buried in Bricks over slavenarbeid, van volwassenen en kinderen, in Afghaanse steenbakkerijen, waaruit blijkt dat bakstenen in Afghanistan bijna uitsluitend door slaven worden gemaakt, die in meerderheid bestaat uit kinderen?
Ja.
Deelt u het uitgangspunt van de campagne «Stop Kinderarbeid – School is de beste werkplaats» dat al het mogelijke in het werk moet worden gesteld om de vicieuze cirkel van armoede en dwangarbeid van kinderen en volwassenen te doorbreken en dat Nederland daar een zeer actieve rol in moet spelen?
Wij delen dit uitgangspunt. Nederland speelt in internationaal verband een actieve rol in de strijd tegen kinderarbeid. Zo wordt onder andere vanuit het Mensenrechtenfonds een tweejarig project (2011–2012) van de campagne «Stop Kinderarbeid» gefinancierd. Naar aanleiding van uw verzoek is op 29 februari jl. uw Kamer hierover per brief geïnformeerd.
Heeft International Security Assistance Force NAVO/(ISAF), gezien de constatering in het rapport dat de NAVO gebruik maakt van gedwongen (kinder)arbeid, inmiddels haar eigen aanvoerlijnen van onderaannemers in kaart gebracht, zoals is toegezegd in beantwoording van vragen?1
Heeft NAVO/ISAF inmiddels actie ondernomen om gedwongen (kinder)arbeid bij de producenten van hun bakstenen te stoppen, zoals is toegezegd in eerdere beantwoording?2 Zo nee, waarom niet?
Zoals gemeld in de antwoorden op eerdere Kamervragen over dit onderwerp van 16 juni 2011 (Vergaderjaar 2010–2011, nr. 2886) houdt de NAVO/ISAF zo goed mogelijk zicht op de aanvoerlijnen van onderaannemers. Hierbij zoekt de NAVO/ISAF actief de steun van internationale en VN organisaties zoals ILO, UNDP en UNHCR.
De NAVO doet haar uiterste best om zich ervan te verzekeren dat geen gebruik gemaakt wordt van kinderarbeid in steenbakkerijen. De controle hierop is echter moeilijk, omdat bakstenen gewoonlijk veelvuldig van eigenaar verwisselen voordat ze bij projecten aankomen, wat overigens ook in het ILO rapport wordt onderkend. Daarnaast zijn controlemogelijkheden beperkt vanwege de veiligheidssituatie in Afghanistan. Hierdoor is het vrijwel onmogelijk om met 100% zekerheid de aanvoerlijnen van bakstenen in kaart te brengen.
De belangrijkste conclusie van het rapport is dat door schulden, kwetsbaarheid, afhankelijkheid en armoede het onrealistisch is te verwachten dat «child bonded labour» bij Afghaanse steenbakkerijen binnen afzienbare tijd en zonder internationale coördinatie af te schaffen is. Nederland spant zich daarom in voor een gecoördineerde aanpak van dit probleem van de NAVO met organisaties als ILO en UNICEF.
Wat hebt u, zoals door u is toegezegd, samen met andere lidstaten gedaan om de strijd tegen kinder- en slavenarbeid, in het bijzonder in het onderhavige geval, bij de NAVO aan te kaarten? Welke resultaten heeft dit opgeleverd?
Nederland heeft recent samen met een aantal gelijkgestemde landen het initiatief genomen tot een overleg tussen de Noord Atlantische Raad en VN speciaal vertegenwoordiger voor kinderen en gewapend conflict Radhika Coomaraswamy. In de Noord Atlantische Raad heeft Nederland in het bijzonder aandacht gevraagd voor de bevindingen van het ILO rapport «Buried in Bricks» en ervoor gepleit dat de NAVO actief aandacht blijft besteden aan deze problematiek.
Uit de bespreking in de Noord Atlantische Raad volgen vier concrete afspraken. Ten eerste worden er door de militaire autoriteiten concrete richtlijnen opgesteld over kinderen in gewapend conflict, die moeten worden geïntegreerd in de bestaande militaire doctrine. Ten tweede worden binnen ISAF focal points voor kinderen in gewapend conflict aangewezen. Ten derde zal het sub-contractor-beleid van ISAF opnieuw worden bekeken en volledig in lijn worden gebracht met ILO standaarden. Als vierde is afgesproken dat de kwartaalrapportages aan de VN over ISAF voortaan expliciet aandacht besteden aan kinderen in gewapend conflict.
Hoe gaat u conform uw toezegging2, ervoor zorg dragen dat «de studie (van de ILO) zal dienen als basis voor het identificeren van beleidsinterventies om deze praktijk te stoppen»? Welke concrete maatregelen heeft u voor ogen?
Hoe gaat u uitvoering geven aan het verzoek, conform de motie Voordewind3, om «er voor te zorgen dat, indien er sprake is van kinder- en/of dwangarbeid, een tijdgebonden plan wordt gemaakt om dit snel beëindigen en te zorgen dat de kinderen naar school kunnen en de slaven worden bevrijd en als normale werknemers worden behandeld»?
In eerste instantie is het aan de Afghaanse regering om maatregelen te nemen tegen kinder- en slavenarbeid. Afghanistan heeft verschillende internationale conventies op dit terrein ondertekend, maar deze worden nog onvoldoende geïmplementeerd, gemonitord en gehandhaafd.4 Samen met partners spreekt Nederland de Afghaanse overheid geregeld aan op haar verantwoordelijkheid op dit gebied. Daarnaast biedt Nederland, evenals partners, ondersteuning op het gebied van ontwikkeling en armoedebestrijding, met OS-projecten.
Zoals wordt benadrukt in het ILO rapport is het van groot belang om alle maatregelen gericht op bestrijding van kinder- en slavenarbeid te coördineren met andere partijen.
Welke activiteiten zijn tot nu toe ondernomen, conform de motie Voordewind, om er voor te zorgen dat bij de Kunduz-missie geen producten gebruikt worden die door kinderen of slaven worden gemaakt? Hoe wordt dit gemonitord? Wat zijn daarvan tot nu toe de resultaten? Zijn er voor de Kunduz-missie bakstenen ingekocht die zonder kinder- en slavenarbeid zijn gemaakt?
Het ministerie van Defensie houdt zich aan het rijksbeleid op het gebied van sociale criteria, ook in crisisgebieden. De sociale criteria, waaronder fundamentele arbeidsnormen zoals het verbod op kinderarbeid en dwangarbeid, zijn opgenomen in de regelgeving en procedures voor duurzaam inkopen.
Wat betreft de geïntegreerde politietrainingsmissie zijn de verwervingsfunctionarissen in Kunduz geïnstrueerd om in alle verwervingscontracten een bepaling op te nemen waarmee de inzet van kinderen bij de realisatie van infraprojecten wordt uitgesloten. Daarnaast wordt er bij levering van diensten op locaties waar zich Nederlands personeel bevindt actief op toegezien dat hier geen kinderen bij betrokken zijn. Monitoring van de (deel)productie van goederen is daarbij niet altijd mogelijk.
Ten aanzien van de gebouwen die momenteel in Kunduz worden gebouwd is in de aannemingsovereenkomst opgenomen dat de aannemer, zijn leveranciers en onderaannemers de fundamentele normen van de ILO zullen respecteren. Voor de nieuwbouw in Kunduz wordt overigens niet gebruik gemaakt van bakstenen.
) Antwoord van minister Rosenthal en staatssecretaris Knapen op vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Dikkers (PvdA), Van Bommel (SP) en Peters (GroenLinks) over de bewering dat in Afghanistan producten met kinder- en slavenarbeid worden gebruikt in NAVO-projecten, 16 mei 2011 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2886).
Het bericht dat Zuid-Sudan afstevent op een hongersnood |
|
Frans Timmermans (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de rapportage van het World Food Program (WFP) en de Food and Agriculture Organization (FAO) waarin beschreven staat dat Zuid-Sudan afstevent op een hongersnood?1
Ja.
Kunt u aangeven of er specifieke verzoeken zijn geplaatst bij Nederland om actief bij te dragen aan voedselhulp in Zuid-Sudan? Indien ja, op welke wijze gaat Nederland hier concreet aan bijdragen? Indien nee, overweegt u dit te doen?
In december 2011 is het gezamenlijke hulpverzoek van VN-organisaties en ngo’s voor Zuid-Sudan gepresenteerd. Hierin wordt verzocht om USD 763 miljoen ter uitvoering van het humanitaire actieplan in Zuid-Sudan in 2012. Van dit totaalbedrag wordt USD 193,8 miljoen gereserveerd voor voedselhulp en middelen van bestaan voor de getroffen bevolking. Deze activiteiten worden gecoördineerd door FAO en WFP en vormen het belangrijkste onderdeel van het humanitaire actieplan.
Nederland is van plan EUR 4 miljoen bij te dragen aan dit humanitaire actieplan. Deze bijdrage wordt naar verwachting grotendeels ingezet via het gemeenschappelijke humanitaire fonds van de Verenigde Naties waar zowel VN-organisaties als ngo’s uit gefinancierd worden. Middelen uit dit fonds komen ten goede aan het gezamenlijke humanitaire actieplan voor Zuid-Sudan en dragen mede bij aan de programma’s van WFP en FAO.
Verder draagt Nederland bij aan een het Centrale Noodhulpfonds van de VN (CERF) € 40 miljoen; Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) € 25 miljoen; VN Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) € 38 miljoen en Wereldvoedselprogramma (WFP) € 36 miljoen. Uit het CERF is in 2011 USD 22,8 miljoen bijgedragen aan noodhulp in Zuid-Sudan. Voor 2012 staat een voorlopig bedrag van USD 20 miljoen gereserveerd vanuit het CERF voor Zuid-Sudan.
Bent u bereid het verzoek van de Zuid-Sudanese overheid aan het FAO te steunen waarmee het mogelijk wordt gezinnen te voorzien van contant geld zodat zij lokaal inkopen kunnen doen? Indien nee, waarom niet?
De FAO zal begin maart een identificatiemissie uitvoeren om te kijken naar mogelijkheden voor een «cash transfer programma» in Zuid Sudan. Nederland laat de besluitvorming over de wenselijkheid en haalbaarheid hiervan aan de inschatting van de FAO over. Via het gemeenschappelijke humanitaire fonds van de VN kan hier door Nederland aan bijgedragen worden.
Bent u bereid om gehoor te geven aan de oproep van VN Secretaris-Generaal Ban Ki-moon die de internationale gemeenschap dringend verzoekt helikopters en ander vliegtransport in te zetten om de voedselhulp in Zuid-Sudan in goede banen te leiden? Kunt u toelichten of een verzoek u al heeft bereikt?
De oproep van de VN Secretaris-Generaal refereert niet aan de voedselcrisis in Zuid-Sudan maar aan de recente uitbraak van interetnisch conflict in de deelstaat Jonglei en het mandaat van UNMISS ten bescherming van burgers. De VN kampt vaker met een tekort aan militair luchttransport voor verschillende VN-vredesmissies, waaronder UNMISS. Nederland heeft geen formeel verzoek ontvangen voor het bijdragen van helikopters. Het kabinet heeft op 30 september 2011 besloten om een in omvang en samenstelling bescheiden, maar relevante personele en financiële bijdrage aan UNMISS te leveren.
Voor het vervoer van hulpgoederen is momenteel voldoende transportcapaciteit aanwezig. Dit blijkt ook uit navraag van de ambassade bij hulporganisaties ter plaatse.
Deelt u de mening dat een hongersnood en interne ongeregeldheden de vrede niet dichterbij zullen brengen en dat de internationale gemeenschap juist nu een faciliterende rol moet spelen om een hongersnood te voorkomen? Indien ja, op welke wijze gaat u deze inzet tonen? Indien nee, waarom niet?
Voedselcrisis en interetnisch conflict vormen een risico voor het bevorderen van vrede en veiligheid in Zuid-Sudan. VN humanitair coördinator in Zuid-Sudan, Lise Grande, heeft in overleg met de Zuid-Sudanese autoriteiten en met steun van UNMISS en donoren, waaronder Nederland, een grootschalige humanitaire hulpoperatie op gang gebracht. Nederland steunt deze inzet o.a. door financiële bijdrage aan het gemeenschappelijk humanitair fonds en waar nodig diplomatieke inzet.
Een anti-homoseksualiteitswet in Oeganda |
|
Jeroen de Lange (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de recente berichtgeving dat een omstreden wetsvoorstel, waarin de doodstraf voor homoseksuelen wordt bepleit, deze week opnieuw is voorgelegd aan het parlement van Oeganda?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze wetgeving in strijd is met de fundamentele rechten van de mens?
Ja. Een dergelijke wet is in strijd met de mensenrechten en de Oegandese internationale verplichtingen op dit terrein.
Gezien uw eerdere antwoorden op vragen waarin u aangaf herhaaldelijk op politiek niveau uw zorgen te hebben geuit over deze wetgeving, kunt u de Kamer op de hoogte stellen van uw recente inspanningen?2
Nederland heeft herhaaldelijk in zowel bi- als multilateraal verband de Oegandese autoriteiten erop gewezen dat een dergelijke wet in strijd is met de mensenrechten en de Oegandese internationale verplichtingen op dit terrein. De Oegandese premier heeft met een schriftelijke verklaring laten weten dat dit voorstel geen onderdeel vormt van zijn legislatieve programma en neemt hij hiervan afstand.
Op welke wijze gaat u de druk opvoeren om de Oegandese regering duidelijk te maken dat het aannemen van deze wet bijdraagt aan een klimaat van de onderdrukking tegen homo's?
Zie antwoord vraag 3.