Het persbericht 'Defensie over op 100% duurzame elektriciteit' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
|
Kunt u toelichten hoe de overstap op 100% duurzame elektriciteit binnen de primaire verantwoordelijkheid van Defensie past om altijd operationeel en inzetbaar te zijn, ongeacht de beschikbaarheid van hernieuwbare energiebronnen?
De recente geopolitieke ontwikkelingen onderstrepen het belang van een sterke en slimme krijgsmacht die weerbaar is en zo min mogelijk strategische afhankelijkheden kent. Daarom investeert Defensie, zoals vastgelegd in de Defensienota 20241, in extra gevechtskracht. Extra gevechtskracht vereist ook extra ondersteuning om te beschikken over voldoende voortzettingsvermogen. Dit vergt energie, zowel voor de gevechtskracht zelf, als voor de ondersteuning ervan.
Energie is dan ook een essentiële randvoorwaarde voor de gevechtskracht, en daarmee mission critical. Daarom is in de Defensienota 2024 ook opgenomen dat Defensie inzet op energiezekerheid en energieonafhankelijkheid. Dit vermindert de strategische afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, vergroot het voortzettingsvermogen van operationele eenheden, en helpt om de inzet te continueren. Hierdoor wordt Defensie meer toekomstbestendig en weerbaarder, en blijft de slagvaardigheid én ondersteuning op niveau: energie uit fossiele brandstoffen waar dat noodzakelijk is, energie uit duurzame en hernieuwbare bronnen waar het kan. Voor zowel het thema energie, als de thema’s duurzaamheid en circulariteit zal Defensie haar uitvoeringsagenda actualiseren, met als nadrukkelijke focus het versterken van de krijgsmacht. Na actualisatie wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
De overstap voor defensielocaties op duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem past in de bovengenoemde inzet en versterkt het primaire proces. Defensielocaties die zijn aangesloten op de landelijke energie-infrastructuur ontvangen met de nieuwe contracten 100% duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem. Door dit rijksbreed in te kopen wordt de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kleiner, wordt een bijdrage geleverd om Nederland meer zelfredzaam te maken met betrekking tot energie en draagt Defensie bij aan de klimaatdoelen van de Rijksoverheid.
De continuïteit van de energievoorziening wordt gewaarborgd door de beheerders van de landelijke energie-infrastructuur die voor de beschikbaarheid van stroom zorgen, ook in periodes waar er weinig tot geen energie wordt opgewekt door middel van zon en wind.
Hoe wordt geborgd dat deze overstap de militaire autonomie en leveringszekerheid niet in gevaar brengt, met name tijdens situaties van verhoogde dreiging of crisis?
De overstap naar 100% duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem geldt alleen voor de vaste objecten van Defensie, zoals de marinebasis, kazernes en vliegbases. Zie het antwoord op vraag 1 voor de borging van de leveringszekerheid voor deze defensielocaties. De energievoorziening voor wapensystemen en missie-kritische ondersteuning is geen onderdeel van deze overstap. Overigens geldt voor missie-gebieden dat de beschikbaarheid van energie altijd een uitdaging is. Over het algemeen is fossiele brandstof het meest voorradig, wat de noodzaak onderstreept dat de operationele systemen altijd een fossiele variant hebben.
Voor essentiële processen die vanuit de landelijke energie-infrastructuur worden gevoed (bijvoorbeeld de aansturing van operaties tijdens crisissituatie), heeft Defensie noodstroomvoorzieningen zoals aggregaten. Deze kunnen tijdelijke uitval, door bijvoorbeeld storingen in de energielevering, opvangen.
Wat gebeurt er met de energievoorziening van Defensie tijdens perioden van beperkte opwekking, bijvoorbeeld door weersomstandigheden, en welke back-upsystemen zijn daarvoor ingericht?
Defensielocaties zijn aangesloten op de landelijke energie-infrastructuur. De netbeheerders werken continu aan de afstemming van de elektriciteitsvraag met het elektriciteitsaanbod, en vangen zo de pieken en dalen in vraag en aanbod op. Dit doen de netbeheerders met de eigen energiebronnen, maar ook samen met Europese netbeheerders. Hierdoor is er ook in periodes met weinig energie van zon of wind toch voldoende stroom beschikbaar.
Overigens zorgt het kabinet dat de landelijke energie-infrastructuur minder kwetsbaar wordt, door een mix van (schone) energiebronnen, waaronder fossiele brandstoffen, wind- en zonne-energie. Daarbij kijkt het kabinet naar de mogelijkheden rondom de productie van meer kernenergie in Nederland. Defensie zal aansluiten indien dit mogelijk en wenselijk is.
Kunt u specificeren welke contracten zijn afgesloten voor de elektriciteitslevering in 2026 en 2027? Hoe wordt voorkomen dat strategische afhankelijkheid ontstaat van bepaalde marktpartijen of landen?
Om onder meer risicovolle strategische afhankelijkheden van marktpartijen te verminderen, is Defensie voor de inkoop van elektriciteit aangesloten bij de Categorie Energie van het Rijk. De Categorie Energie bevraagt de markt voor verschillende soorten leveringscontracten. Hierdoor maken meer partijen kans op een opdracht, wat het risico op afhankelijkheid van een enkele marktpartij sterk verkleint.
Voor 2025, 2026 en 2027 zijn voor Defensie met Eneco en Vattenfall leveringsovereenkomsten afgesloten voor de levering van (duurzame) elektriciteit.
Welke kosten zijn gemoeid met deze transitie en hoe rechtvaardigt u deze investering in relatie tot de militaire kerntaak van Defensie?
De overstap bestaat uit het inkopen van stroom die is opgewekt uit duurzame bronnen. Dat gebeurt door de aanschaf van Nederlandse garanties van oorsprong (GVO2), in plaats van Europese GVO. De Nederlandse GVO zijn duurder dan Europese GVO, wat vooral komt door vraag en aanbod (in het buitenland wordt meer duurzame energie opgewekt dan dat er ter plaatse wordt verbruikt). Voor 2025 zijn deze extra kosten voor Nederlandse GVO geraamd op 0,3% van de totale kosten van elektriciteitcontracten (de inhoud en financiële omvang hiervan is commercieel vertrouwelijk).
Voor het kunnen blijven uitvoeren van de militaire kerntaak zijn keuzes die Defensie meer toekomstbestendig en weerbaar maken cruciaal. Dit vergt het stapsgewijs toewerken naar een duurzame mix van energiesoorten. Een van de stappen is de inkoop van duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem.
Hoeveel fte wordt binnen Defensie ingezet om (verdere) duurzaamheidsdoelen te behalen en te handhaven?
Momenteel zijn binnen Defensie 17 FTE specifiek betrokken bij het realiseren en monitoren van duurzaamheidsdoelen, en zijn daarmee gericht op klimaatweerbaarheid, energiezekerheid en zelfvoorzienendheid (circulariteit). Deze medewerkers werken op verschillende niveaus, variërend van defensiebreed beleid en strategie tot operationele implementatie bij de diverse defensieonderdelen.
Uitspraken tijdens de BNR-podcast Boekestijn & De Wijk inzake stikstofregels |
|
Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Wat bedoelt u met uw uitspraak tijdens de BNR-podcast Boekestijn & De Wijk van 14 januari jl. dat de stikstofregels die gelden voor The Holland Gate «onacceptabel» zijn?1
Als gevolg van de recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 18 december 2024 gelden aangescherpte eisen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit (hierna: natuurvergunning). Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing en heeft niet alleen gevolgen voor lopende en toekomstige vergunningprocedures, maar ook voor activiteiten die de afgelopen vijf jaar met toepassing van intern salderen vergunningvrij zijn gerealiseerd en waarvoor nu mogelijk alsnog een natuurvergunning nodig is. De strenge beoordelings- en vergunningseisen kunnen onacceptabele consequenties hebben voor de gereedstelling van de Krijgsmacht en versterking van Defensie.
Wat bedoelt u met de uitspraak dat dit u direct raakt in uw gereedstelling?
De uitspraken van de Afdeling van 18 december 2024 kunnen ertoe leiden dat de uitbreiding van bestaande activiteiten of de toevoeging van nieuwe activiteiten die noodzakelijk zijn om onze militairen voor te bereiden op een gevecht onvergunbaar zijn. Dit terwijl het in tijden van conflict op het Europese continent essentieel is dat militairen voorbereid zijn op een confrontatie.
Wat bedoelt u met de uitspraak dat u «bereid bent grenzen op te zoeken» en er «voor uw part ergens over heen te gaan»?
Het uitgangspunt is dat Defensie de activiteiten en projecten die nodig zijn voor de gereedstelling, zoals trainen en oefenen, binnen de bestaande wettelijke kaders en procedures uitvoert. De reële dreiging als gevolg van de geopolitieke situatie in Europa vereist echter dat de krijgsmacht zich sneller, beter en in grotere mate gereed moet stellen om hoofdtaak 1 te kunnen uitvoeren: het beschermen van ons grondgebied en/of dat van onze bondgenoten. Dit is een grote opgave voor Defensie. De tijdige en stelselmatige gereedstelling – het voorbereiden van militairen op een gevecht – wordt in sommige gevallen belemmerd door de (aanscherping van) huidige wet- en regelgeving en procedures. Voor dit soort specifieke gevallen en situaties overwegen we met de Wet op de defensiegereedheid – die nu in voorbereiding is – te voorzien in daarop toegespitste wettelijke kaders.
Wat bedoelt u met uw uitspraak dat u uiteindelijk over wilt gaan tot «een rechtszaak»? Tegen welk besluit van welk bevoegd gezag overweegt u op basis van welke juridische grondslag een rechtszaak te starten?
Als er niet aan de strengere voorwaarden voor intern salderen kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag mogelijk geen vergunning(en) afgeven en kan – behoudens projecten die onder de overgangsperiode vallen – handhavend worden opgetreden. Als Defensie hierdoor direct wordt belemmerd in het uitvoeren van haar grondwettelijke taak en het nakomen van internationale afspraken (NAVO-commitments), behoort het ondernemen van juridische stappen tot de mogelijkheden.
Wat bedoelt u precies met uw uitspraak dat uw ambtenaren «het erover eens zijn»? Waar zijn zij het precies over eens? Welke adviezen hebben zij u hierover gegeven? Kunt u deze stukken met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Er is binnen het ministerie ambtelijke overeenstemming dat de Afdelingsuitspraken van 18 december 2024 een grote impact hebben op de (groei)opgaven van Defensie. De precieze omvang van de impact wordt nog uitgewerkt. Dit kan daarom nog niet met uw Kamer worden gedeeld.
Op basis van welke feiten en argumenten meent u dat een rechtszaak nodig is om te bepalen welke wetgeving «bovenliggend» is: EU-wetgeving, Nederlandse wetgeving, de Grondwet of «NAVO-commitments»? Hoe beoordeelt u de hiërarchie van deze juridische kaders binnen de Nederlandse rechtsorde? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag verwijzen naar juridische bronnen waar u uw uitspraken op baseert?
Het is evident dat de EU-regelgeving voorgaat op nationale wetgeving. Het Verdrag van de Europese Unie erkent echter ook expliciet de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor nationale en grondwettelijke taken voor de territoriale integriteit. Afspraken die Nederland in NAVO-verband maakt en die worden vastgelegd in NAVO-commitments zijn onderdeel van die taak. Het is van groot belang dat EU-regelgeving het nakomen van deze verplichtingen niet belemmert. Door het EU Hof van Justitie is tot nu toe nog niet getoetst wanneer EU-regelgeving die verplichtingen in de weg staat. De vraag die ik heb willen opwerpen is hoe wij ons kunnen bewegen in dit spanningsveld tussen verplichtingen uit (bijvoorbeeld) de vogel- en habitatrichtlijn aan de ene kant en de grondwettelijke taken voor Defensie inclusief onze NAVO-commitments aan de andere kant.
Wat is uw reactie op de op 10 januari jl. gepubliceerde signaalrapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) waaruit blijkt dat Defensie jarenlang milieu en geluidsregels overtreden heeft en dat hierdoor de belangen van omwonenden onvoldoende beschermd kunnen worden?2 Bent u van mening dat de overschreden regelgeving afgezwakt dient te worden? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u doen om Defensie in de toekomst zich aan deze regels te laten houden?
De Signaalrapportage is op 10 januari tezamen met een beleidsreactie naar uw Kamer verzonden (Kamerstuk 29 383, nr. 423). In de signaalrapportage geeft ILT aan dat de vergunningen die zijn verleend voor de milieubelastende activiteiten die Defensie uitvoert, zijn verouderd en dat de naleving van de vergunning door Defensie tekortschiet. In de beleidsreactie is aangegeven dat Defensie zich aan de geldende wet- en regelgeving dient te houden. Tegelijkertijd staat ook vast dat de verantwoordelijkheden en maatschappelijke opgaven van Defensie niet vergelijkbaar zijn met andere sectoren in Nederland. Nu Defensie door de noodzakelijke intensiveringen groeit vanwege de toegenomen geopolitieke dreiging, nemen ook de activiteiten van Defensie in Nederland toe. ILT concludeert dat duidelijke politieke keuzes nodig zijn om het gewenste evenwicht te vinden tussen de belangen van omwonenden, de bescherming van de leefomgeving en het uitvoeren van Defensieactiviteiten voor de nationale veiligheid en de voorbereiding van onze militairen op een gevecht. Ten behoeve van die politieke keuzes lopen nu verschillende initiatieven, te weten het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie en het voornemen om te komen tot een Wet op de defensiegereedheid.
Deelt u de mening dat het in het belang van de gereedstelling van Defensie is dat er snel een adequate stikstofaanpak komt zodat geldende stikstofregels en gerechtelijke uitspraken worden nageleefd en er weer ruimte is voor nieuwe activiteiten waaronder ook activiteiten van Defensie? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat ruimte wordt geboden voor urgente maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de tijdige en stelselmatige gereedstelling van de krijgsmacht. Helder en uitvoerbaar stikstofbeleid draagt daaraan bij. Defensie draagt zorgt voor ruim 17.000 hectare Natuur Netwerk Nederland (NNN) en ruim 15.000 hectare Natura-2000 gebied. In het beheer en in het gebruik wordt rekening gehouden met de aanwezige natuurwaarden en deze worden waar mogelijk versterkt. Defensie wil een actieve rol nemen in het versterken van de natuur in Nederland, zodat de ruimte voor eigen en andere maatschappelijke opgaven snel kan worden gerealiseerd.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met het Telegraaf-artikel «Rendement innovatie defensie erg groot: «magnetron, mobieltje en ducttape met dank aan leger»»1 en het gerelateerde onderzoek van RaboResearch?
Ja, wij zijn bekend met zowel het artikel als het onderzoek van RaboResearch.
Hoe beoordeelt u de conclusie uit het onderzoek van RaboResearch dat iedere geïnvesteerde euro in kennis en innovatie in de defensiesector een rendement van grofweg tussen de 8,10 euro en 9,40 euro oplevert? Bent u bereid hieraan concrete acties te verbinden? Zo ja, welke?
Het belang van kennis en innovatie (research & development (R&D)) voor een toekomstbestendige Defensieorganisatie en breder voor de welvaart van Nederland wordt onderkend. Onze Nederlandse krijgsmacht moet altijd een minimale voorsprong behouden op onze tegenstanders, op elk moment, op elke plek en voor iedere missie, om het gevecht te kunnen winnen. Daarom moeten we bij Defensie continu kennis opbouwen, leren en innoveren. De onderzoeks- en innovatiekracht van Nederland kan onze krijgsmacht en industrie versterken en daarmee actief en effectief bijdragen aan afschrikking en strategische autonomie. Sinds de Defensienota 2022 zijn er dan ook, jaarlijks, toenemende middelen beschikbaar gesteld om ons innovatief vermogen te vergroten.
Met de Defensienota 2022 zijn de middelen die vanuit Defensie beschikbaar worden gesteld voor kennis en innovatie fors toegenomen.2 Hiermee zijn diverse activiteiten gefinancierd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het versterken van onze strategische kennispartners TNO, NLR en Marin (TO2), de verbreding van onze samenwerking met nieuwe (inter)nationale kennispartners, het additionele budget voor technologieontwikkeling met industriepartners, de borging van innovatiecentra over de gehele Defensieorganisatie en het budget om te experimenteren met o.a. dual-use technologieën.3 Met deze middelen zijn al verschillende resultaten behaald en speelt innovatie een belangrijke rol in materieelprojecten.4
Met de Defensienota 2024 is er wederom extra geoormerkt budget beschikbaar gesteld voor R&D en de opschaling naar industriële kansen. In 2024 zijn vijf NLD gebieden geselecteerd waar Nederland een sterke kennis- en/of industriepositie in heeft en die van belang zijn voor de toekomst van de krijgsmacht: slimme materialen, intelligente systemen, quantum, ruimtevaart en sensoren. De nieuwe R&D- en industriemiddelen worden primair hierop gericht. Dit zijn gebieden met toepassingsmogelijkheden in zowel het civiele- als het militaire domein. In lijn met het RaboResearch onderzoek, is het mogelijk dat er op deze gebieden spill-over winst ontstaat vanuit Defensie R&D voor civiel of andersom. Op deze gebieden is ook een koppeling te maken naar de Nationale Technologie Strategie (NTS) en wordt met het Ministerie van Economische Zaken (EZ) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) gekeken naar de mogelijkheden om samen op te trekken om multipliers te creëren. Samen met EZ en OCW werken we ook aan het bouwen van verschillende landelijke en regionale ecosystemen waarin er onderzoek wordt gefaciliteerd in zowel het civiele- als het militaire domein. Als Nederland komen we van ver, maar we zetten nu, middels de Defensienota 2024, grote stappen in het realiseren van onze ambities.
De beleidsambities worden uiteengezet in een nieuwe Strategische Agenda op kennis, innovatie en industrie die aankomend voorjaar met uw Kamer wordt gedeeld en bouwen voort op onder andere de Defensienota 2024. Tevens is in de kabinetsreactie5 op het AWTI adviesrapport «Kennisoffensief voor Defensie» uiteengezet op welke manier Defensie, OCW en EZ de samenwerking opzoeken, mede ten gunste van zowel de Nederlandse kennis- en innovatiepositie als de effectiviteit van de krijgsmacht.
Het RaboResearch onderzoek is verricht door vooraanstaande economen van één van de grootste banken in Nederland, een wereldwijd gerenommeerde financiële instelling. Wij hechten daarom waarde aan het onderzoek en zullen het nader beschouwen. De conclusies zijn ten opzichte van eerdere studies grotendeels vernieuwend. Gezien de geopolitieke ontwikkelingen en investeringen van en in Defensie (R&D), zijn de bevindingen betekenisvol voor Defensie, maar ook zeer relevant voor EZ, OCW, het Ministerie van Financiën (FIN) en kennis- en industriepartners. Defensie is voornemens in gesprek te treden met diverse stakeholders, waaronder de auteurs van het artikel, om de beleidsimplicaties nader te duiden.
Hoe beoordeelt u de constatering dat de achterstand van Europa (ten opzichte van de VS en China) op het gebied van onder andere AI, quantum en cybersecurity mede veroorzaakt is door de relatief gezien lage uitgaven aan kennis en innovatie op defensiegebied? Kunt u dit onderbouwen?
De kennis- en innovatie budgetten van Europa en Nederland zijn in zowel absolute zin als procentueel lager dan de budgetten van de VS en China. Het is aannemelijk dat de achterstand op AI, quantum en cybersecurity ten opzichte van deze landen, mede veroorzaakt is door lagere investeringen in deze gebieden en het (ongunstigere) investerings- en innovatieklimaat in Europa.6 Hiernaast kunnen deze landen ook sneller opschalen door minder beperkende omgevingsfactoren en komen zij op die manier sneller tot use casesom van te leren en door te ontwikkelen. Met ingang van de Defensienota 2022 zijn de Defensie R&D-investeringen, onder andere op deze gebieden, aanzienlijk toegenomen. Daarnaast komen deze gebieden terug in de hiervoor genoemde NLD gebieden (intelligente systemen en quantum) waar geoormerkt budget voor beschikbaar is en zijn zij ook opgenomen in de NTS.7 De ambities op de 5 NLD gebieden worden in de aankomende Strategische Agenda verder uiteengezet. Ook wordt in deze Strategische Agenda ingegaan op hoe Defensie, EZ en OCW kunnen samenwerken op de NLD gebieden en toepassingsgebieden van de NTS. Hiernaast is een speerpunt van de nieuwe Europese Commissie om het concurrentievermogen, waaronder het investerings- en innovatieklimaat van de EU, te versterken. Het kabinet deelt de urgentie8 die de Europese Commissie hiervoor voelt en kijkt uit naar de voorstellen die de Commissie zal doen als concrete opvolging van bijvoorbeeld het Draghi rapport. De beoordeling van de verschillende voorstellen komt via de gebruikelijke route naar uw Kamer toe.
Gegeven de grote meerwaarde die de US DARPA (c.q. het Amerikaanse hoofdkwartier voor de ontwikkeling van militaire technologie) heeft gehad voor de vele toepassingen waarop de huidige Amerikaanse economie gebaseerd is; bent u van mening dat Europa ook een dergelijk instituut zou moeten opzetten? Zo niet, waarom?
DARPA financiert en stimuleert onderzoek naar nieuwe technologieën die de nationale veiligheid van de VS bevorderen. Zij versnellen innovatie van militaire toepassingen door samen met universiteiten, bedrijven en andere overheidsinstanties snel nieuwe technologieën te ontwikkelen en toe te passen in de praktijk. In het volledige innovatietraject hebben zij een rol. Hiernaast richt DARPA zich op het voorspellen en aanpakken van toekomstige veiligheidsuitdagingen om een technologische voorsprong te hebben in toekomstige conflicten. Voor deze taken hadden zij in 2024 een budget van ruim $ 4,1 miljard.
Voor Europa zijn de taken die in de VS bij DARPA belegd zijn, zowel in NAVO-verband als op Europees en nationaal niveau belegd. Op Europees niveau financiert (met een budget van € 1 miljard per jaar) en stimuleert het Europees Defensiefonds (EDF) onderzoek naar nieuwe technologieën voor 27 landen. Het EDF is een financieringsinstrument van de Europese Unie dat tot doel heeft de samenwerking en innovatie binnen de Europese Defensie-industrie te versterken en is sinds 2021 volledig operationeel. Het biedt financiële steun aan projecten die gericht zijn op de ontwikkeling van geavanceerde technologieën en creëert samenwerking tussen private en publieke partijen. Zij zetten bijvoorbeelddevelopment calls uit waarin aan gezamenlijke ontwikkelingen wordt gewerkt tussen landen, inclusief onderzoeksinstellingen en industrie. Naast het EDF faciliteert NAVO ook (internationale) kennis en innovatie, bijvoorbeeld in de NATO Science & Technology Organisation (STO) waar Nederland actief aan deelneemt, het NATO Innovation Fund wat haar hoofdkwartier in Amsterdam heeft en de Defence Innovation Accelerator for the North Atlantic (DIANA) waar Nederland actief gebruik van maakt.
Nationaal heeft Defensie drie strategische kennispartners (TNO, NLR en Marin) die ontwikkelingen op technologieën, en breder op concepten, stimuleren met andere kennis- en industriepartners. Daarnaast werkt Defensie structureel samen met denktanks en in toenemende mate met civiele kennispartners. Het ecosysteem van Defensie is met ingang van 2022 aan het groeien en het aantal kennis- en industriepartners stijgt. Met de keuze voor 5 NLD gebieden met dual-use toepassingen wordt deze samenwerking verder gefaciliteerd en kunnen positieve spill-over effecten richting zowel civiel als militair worden vergroot. Hiernaast zijn we momenteel ervaring aan het opdoen met het opzetten en uitzetten van DARPA-achtige calls op de 5 NLD gebieden, zoals ook genoemd in de kabinetsreactie op het rapport van de AWTI «Kennisoffensief voor Defensie». Concreet worden er Purple Nectar Quantum challenges opgelopen vanuit Defensie en wordt onderzocht of Defensie mee kan doen met calls die dit voorjaar door Quantum Delta NL worden uitgeschreven. Het doel van deze calls is om disruptieve innovatie en de toepassing van quantumtechnologie te stimuleren.
Op dit moment wordt er geen meerwaarde gezien in het oprichten van een aanvullend DARPA-achtig instituut op Europees of nationaal niveau, omdat de al aanwezige instituten en instrumenten deze rol in samenwerking naar wens vervullen. Hiernaast is het budget van DARPA vele malen groter dan het Europees of nationaal budget waardoor samenwerking essentieel is om dezelfde slagkracht te hebben als dat het DARPA-instituut in de VS heeft.
Bent u van mening dat Nederland mogelijk zelf een equivalent van het Amerikaanse DARPA zou moeten opzetten? Kunt u hierop reflecteren?
Op dit moment niet. Zie het antwoord op vraag 4 voor toelichting.
Bent u nog steeds van mening – blijkens uw antwoorden tijdens de plenaire behandeling van de Defensiebegroting 2025 – dat het Europese Defensiefonds (EDF) qua impact vergelijkbaar is met de US DARPA? Zo ja, waaruit blijkt dit volgens u?
Het EDF is een belangrijk instrument voor Europese Defensie-innovatie. Het blijft echter zo dat DARPA in financiële omvang veel groter is dan het EDF, al veel langer bestaat en slechts één klant bedient. Het kennis-, innovatie- en (Defensie-)industrielandschap in de VS is tevens ook niet één-op-één te vergelijken met dat van Europa of Nederland. Daarom is het niet mogelijk om deze vergelijking alleen op het EDF te richten, zie het antwoord op vraag 4 voor toelichting op meer instellingen en instrumenten die een deel van de rollen van DARPA ondervangen.
Op welke manier wil het kabinet, gezien de alarmerende veiligheidssituatie, zowel in nationaal als Europees verband de nodige inhaalslag maken op het gebied van kennis en innovatie in de defensiesector?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Met de Defensienota 2022 en de Defensienota 2024 zijn de middelen voor kennis en innovatie aanzienlijk toegenomen. Met de Defensienota 2024 is er € 1,1 miljard beschikbaar gekomen voor productiezekerheid en opschaling, met een focus op innovatieve kansen die Nederland te bieden heeft. Door meer focus te kiezen (NLD gebieden), wordt er gerichter geïnvesteerd en met andere (overheids)partners gezocht naar multipliers, om als Nederland echt uit te blinken op een aantal sleuteltechnologieën. Op deze manier kan Nederland een strategische plek innemen in cruciale waardenketens. Ook dragen we met de middelen voor innovatie bij aan nieuwe digitale technologieën in het veld en versterkt de digitale transformatiestrategie andersom weer ons innovatief vermogen. In de aankomende Strategische Agenda wordt het nieuwe kennis, innovatie en industriebeleid verder uiteengezet, voortbouwend op de Defensienota 2024, recente Kamerbrieven en de kabinetsreactie op het hiervoor genoemde AWTI-advies. Het streven is bijvoorbeeld om, in lijn met het AWTI-adviesrapport, bestaande kennis en infrastructuur in die gebieden zo goed mogelijk te benutten. Daarom wordt er gewerkt aan het intensiveren van de samenwerking met publieke kennisinstellingen. Daarmee ontsluiten we nieuwe en bestaande inzichten voor kennis en innovatie in de Defensiesector.
Hoe reflecteert u op het gegeven dat nog geen tien procent van de defensiekennis- en innovatietrajecten in Europese gezamenlijkheid plaatsvindt? Welke gevolgen heeft dit voor de positie van Europa op het gebied van ontwikkeling van militaire technologie ten opzichte van de VS en China? Kunt u hierop reflecteren?
Binnen Europa wordt beoogd fragmentatie te voorkomen omdat dit onze concurrentiepositie kan verzwakken. Dit is één van de redenen waarom het EDF is opgericht. Het EDF is pas sinds 2021 volledig operationeel. In vier jaar tijd heeft dit fonds er mede voor gezorgd dat er meer Defensiekennis- en innovatietrajecten in Europese gezamenlijkheid plaatsvinden. We streven naar meer Europese samenwerking om onze Europese autonomie te versterken en onze concurrentiepositie te verbeteren. Dit kabinet zet zich hiervoor in en wil meer strategisch en gericht op de lange termijn acteren in het EDF om in gezamenlijkheid meer kennis en innovatietrajecten te starten. Een betere samenwerking en een toename van het aantal gezamenlijke trajecten zorgt ervoor dat onze achterstand op de VS en China verkleind kan worden.
Welke concrete acties onderneemt u om meer onderzoek en innovatie in gezamenlijk Europees verband te stimuleren? Welke concrete resultaten heeft het kabinet tot dusverre geboekt?
Er zijn verschillende manieren waarop onderzoek en innovatie in Europees verband gestimuleerd worden. In bilateraal overleg werkt Nederland nauw en uitgebreid samen op diverse onderwerpen met omringende landen, zoals Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Nederland is ook actief in verschillende activiteiten van het Europees Defensieagentschap (EDA) en binnen het EDF, waarin ook diverse Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven actief zijn. Ook worden er in samenwerking met EZ en RVO jaarlijkse innovatiemissies naar Europese landen georganiseerd om de Defensie-industrie met elkaar in contact te brengen. Hiernaast treedt Nederland regelmatig in gesprek met landen in Europa die dezelfde ambities hebben en onderzoeken we gezamenlijk hoe we concrete acties hieraan kunnen verbinden om onze gezamenlijke positie te verbeteren.
Erkent u het belang van de 2%-norm die in Europees verband is overeengekomen op het gebied van investeringen in fundamentele kennis en innovatie in de defensiesector? Kunt u hierop reflecteren?
Het EDA heeft als doel gesteld om een collectieve benchmark af te spreken van 2% van de totale Defensie-uitgaven voor Research & Technology (R&T). Dit gaat om een specifiek gedeelte van de R&D-activiteiten waar het RaboResearch onderzoek over gaat. Een dergelijke benchmark in Europees verband heeft meerwaarde omdat het zorgt voor aandacht en onderkenning van het belang van R&D en specifiek fundamenteel onderzoek- en technologieontwikkeling (R&T) waar de markt gesteund dient te worden, zoals voor de Defensie-industrie veelal nodig is (geweest).
Waarom blijft Nederland al jaren steken op 1,3% aan investeringen in fundamentele kennis en innovatie in defensie als onderdeel van het totale defensiebudget? Hoe vindt u dit te verantwoorden in een tijd waarin er een grootschalige oorlog plaatsvindt op het Europese continent? Kunt u dit onderbouwen?
Tussen 2021 en 2024 zijn de bestedingen vanuit Defensie aan Research & Technology (R&T) met ruim 60% toegenomen, van circa € 150 mln. per jaar naar circa € 250 mln. per jaar.9 Deze groei reflecteert het streven om meer middelen beschikbaar te stellen voor fundamentele kennis en innovatie. Zie het antwoord op vraag 2 voor meer informatie over hoe deze middelen ingezet zijn. Naast de uitgave aan lang-cyclische innovatie (m.a.w. de R&T uitgave), wordt er sinds 2022 aanzienlijk geïnvesteerd in kort-cyclische innovatie. Dit gaat o.a. om innovaties die in materieelprojecten kunnen landen, zoals een innovatieproject op gebied van Unmanned Surface Vessels(USV’s) dat meegenomen kan worden in de verwerving van USV’s voor aan boord van de, nu in aanbouw, Anti Submarine Warfare-fregatten en een innovatieproject naar het ombouwen van een Bushmaster naar een hybride variant. Kort-cyclische innovatiemiddelen worden niet meegerekend in de KPI R&T. Ondanks de toenames in budgetten voor Defensie, heeft Defensie een grote groeiopgave en zijn er alsnog meer behoeftes om de krijgsmacht op orde te krijgen dan dat hier middelen voor beschikbaar zijn. Er moeten keuzes gemaakt worden, waarbij er gekozen is voor een sterke toename in R&T-budgetten. Deze toenemende budgetten volgen een realistisch groeipad waarbij rekening wordt gehouden met het absorptievermogen van zowel onze (kennis)partners als de Defensieorganisatie zelf om behoeftes te stellen en bevindingen te absorberen. Het doel van Defensie is om waardevolle R&D-activiteiten te ondernemen t.b.v. de toekomstbestendige slagkracht van de krijgsmacht, het vergroten van onze strategische autonomie en positieve spill-overste creëren naar het civiele domein. Het laten toenemen van het percentage voor fundamentele kennis en innovatie activiteiten is zodoende wel een streven maar niet de enige richtsnoer in een context waar financiële keuzes alsnog gemaakt moeten worden.
Bent u van mening dat met een procentuele toename van het totale defensiebudget er – naast een absolute toename – ook een procentuele toename van het fundamentele kennis- en innovatiebudget moet plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet van mening dat een procentuele toename van het totale Defensiebudget automatisch een procentuele toename van het R&T-budget moet betekenen. De verdeling van de beschikbare middelen is gebaseerd op verschillende behoeften en prioriteiten, rekening houdend met o.a. operationele eisen, capaciteitsontwikkeling, internationale afspraken en langetermijneffecten, niet alleen één norm. We beseffen wel dat een stijgend Defensiebudget mede ten goede moet komen aan innovatie. Zie het antwoord op vraag 11 voor verdere toelichting.
Bent u bereid uw standpunt te herzien en in samenwerking met partners uit het (defensie)kennis- en ecosysteem te komen tot een groeipad richting de 2% uitgaven aan fundamenteel onderzoek en innovatie als onderdeel van de defensiebegroting? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er is sinds 2022 een steil groeipad in gang gezet in de R&T-uitgaven, deze is met de Defensienota 2024 verder toegenomen. Ondanks een grote kennis- en innovatiebehoefte vanuit de Defensieorganisatie, is de financiële ruimte voor R&T op dit moment in lijn met het beschikbare absorptievermogen en is het passend gemaakt binnen de bredere financiële afwegingen die gemaakt dienen te worden. Zie ook de antwoorden op vragen 11 en 12 voor verdere toelichting.
Kunt u de bovenstaande vragen apart van elkaar beantwoorden?
Ja, alle bovenstaande vragen zijn apart beantwoord.
Het lopende onderzoek van FIOD naar scheepsbouwbedrijf Damen Shipyards in verband met corruptieverdenkingen |
|
Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Scheepsbouwer Damen beloofde beterschap na corruptieverdenkingen, maar zet nog steeds verdachte transacties op»?1
Ja.
Kunt u inmiddels aangeven wanneer de FIOD het onderzoek naar mogelijke corruptie door Damen Shipyards zal afronden? Zo nee, waarom kunt u dit nog steeds niet en wanneer verwacht u dit wel te kunnen?
Over lopende strafrechtelijke onderzoeken kunnen geen mededelingen worden gedaan en Defensie heeft geen inzage in de werkwijze van de FIOD en het lopende onderzoek.
Defensie beschikt niet over informatie of andere bedrijven die deelnemen aan haar aanbestedingstrajecten, onderwerp zijn of zijn geweest van een strafrechtelijk onderzoek.
Klopt het dat Damen Shipyards er door het openbaar ministerie (OM) van verdacht wordt via tussenpersonen steekpenningen te hebben gegeven aan buitenlandse overheidsambtenaren ter verkrijging van overheidsopdrachten?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het wenselijk dat binnen de bestaande aanbestedingsregels voor Defensiematerieel lopende strafrechtelijke onderzoeken naar aanbieders niet worden meegewogen? Zo ja, waarom? Zo nee, staat iets u in de weg om dit aan te passen?
In de Europese aanbestedingsregelgeving is bepaald dat een onderneming moet worden uitgesloten van een aanbesteding wanneer deze in de afgelopen vier jaar onherroepelijk is veroordeeld voor bepaalde strafbare feiten, waaronder fraude en omkoping.
Een lopend strafrechtelijk onderzoek en vermoedens van fraude en omkoping zijn geen dwingende grond voor uitsluiting van een onderneming bij een aanbesteding. Ik zie geen noodzaak voor Defensie om van bestaande regelgeving af te wijken.
Deelt u de mening dat het feit dat Damen Shipyards eerder met de Wereldbank heeft geschikt in een sanctie voor corruptie in Sierra Leone an sich al een overweging dient te zijn in het betrekken van het bedrijf in aanbestedingsprocedures? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van een onherroepelijke veroordeling voor strafbare feiten en de genoemde schikking is daarmee conform de regelgeving geen grond voor uitsluiting van Damen Shipyards in aanbestedingsprocedures.
Heeft u indicaties op basis waarvan u kunt aannemen dat Damen Shipyards inmiddels de bedrijfsvoering dusdanig heeft aangepast dat er redelijke grond is om te vertrouwen dat corruptie in de toekomst niet meer voor zal komen? Zo ja, welke?
Damen Shipyards heeft sinds 2014, deels mede onder toezicht van de Wereldbank, een verbeterprogramma op het terrein van compliance doorgevoerd. Zo zijn de interne maatregelen aangescherpt. Er is onder meer een nieuwe gedragscode opgesteld en het eigen personeel is getraind in het herkennen van verdachte situaties. Daarnaast heeft Damen Shipyards een interne commissie ingesteld die alle overeenkomsten met agenten goedkeurt en periodiek alle bestaande agenten beoordeelt. De Wereldbank heeft Damen Shipyards in 2017 van haar uitsluitingslijst afgehaald. Damen hanteert al meer dan tien jaar een compliance-programma dat wereldwijd van toepassing is op alle Damen entiteiten, hun medewerkers en derde partijen die voor Damen opereren. Dit programma wordt periodiek gecontroleerd door de externe accountant en beschreven in het jaarlijkse Corporate Sustainability Report.
Ook heeft Damen Shipyards, na een korte uitsluiting in 2016, weer toegang tot de exportkredietverzekeringen (EKV’n) van de Nederlandse Staat. Atradius Dutch State Business (ADSB), dat namens de Staat EKV’n uitvoert, heeft het compliance beleid van Damen Shipyards als gedegen beoordeeld. Wel geldt onder de EKV, voor Damen Shipyards, nog steeds een verscherpt toezicht. Dat betekent dat Damen Shipyards bij EKV-aanvragen extra informatie moet aanleveren over de mogelijke betrokkenheid van derden. Ook voert ADSB sinds 2016 jaarlijks een Customer Due Diligence uit. Hieruit is tot op heden geen informatie over mogelijke nieuwe corruptiezaken naar voren gekomen.
Acht u het denkbaar dat Defensie materieel verwerft bij een bedrijf dat opereert met steekpenningen voor het verkrijgen van opdrachten doordat op het moment van aanbesteding het strafrechtelijk onderzoek nog niet is afgerond? Zo ja, kunt u de rationale van de moraliteit achter die stellingname toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn u lopende of afgeronde strafrechtelijke onderzoeken bekend tegen andere aanbieders in lopende aanbestedingstrajecten van Defensie? Zo ja, om welke aanbieders gaat het en van welke feiten worden zij verdacht?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Vanwege de samenhang van vragen geef ik u bij enkele vragen gebundeld antwoord.
Pensioenfondsen en verzekeraars die bereid zijn geld te steken in de versterking van defensie |
|
Inge van Dijk (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat diverse pensioenfondsen en verzekeraars bereid zijn geld te steken in de versterking van defensie, maar dat daarvoor een plan van aanpak nodig is vanuit politiek Den Haag?1
Deelt u de mening dat de urgentie momenteel zodanig groot is, dat er geen dag verspild mag worden als het gaat om investeren in de versterking van defensie?
Hoe verklaart u dat pensioenfondsen aangeven al sinds het begin van de oorlog in Oekraïne er tegenaan te lopen dat de roep om kapitaal en de roep om de opbouw van de krijgsmacht er is, maar dat er nog geen beeld is van hoe dat eruit moet zien? Waarom moet dit zo lang duren?
Deelt u de opvatting van het Verbond van Verzekeraars dat de bal hiervoor nadrukkelijk in Den Haag ligt? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven aan welke initiatieven het kabinet momenteel werkt om private investeringen in defensie aan te jagen? Wanneer zijn deze initiatieven volgens planning klaar?
Wat is uw reactie op de suggestie van verzekeraar NN Group, dat ook een Nederlandse variant van een defensie-bond kan helpen om private investeringen in defensie op gang te helpen?
Hoe zorgt u ervoor dat er zo spoedig mogelijk sprake is van een goedgevuld, langlopend en meerjarig orderboek en een consistent investeringsbeleid van overheden, zodat private investeerders zoals ABP meer investeringen kunnen doen in initiatieven die gericht zijn op uitbreiding van de defensieproductie?
Waarom komen vertegenwoordigers van Defensie, Financiën, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken en Klimaat pas in april langs bij de verzekeraars om eventuele investeringsmogelijkheden te bespreken? Kan hier meer spoed op gezet worden?
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van uitvoering van de voorstellen uit de Initiatiefnota van het lid Boswijk over het structureel verhogen van de Europese munitieproductie?2
De uitbreiding van militaire trainingsfaciliteiten op ’t Harde (Artillerie Schietkamp) |
|
Mirjam Bikker (CU), Don Ceder (CU) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Mona Keijzer (BBB), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Welke gemiddelde doorloopsnelheid hebben de huidige vergunningprocedures voor uitbreiding van Nederlandse militaire (trainings)faciliteiten? Vindt u deze snelheid passend bij de huidige opgave waar Nederland voor staat? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorg dat de lengte en complexiteit van de huidige vergunningsprocedures de uitbreiding van Nederlandse militaire infrastructuur onnodig vertragen en daarmee de militaire weerbaarheid van Nederland ondermijnen?
Welke concrete stappen neemt u om procedures voor uitbreiding van militaire oefenterreinen te versnellen, zonder de noodzakelijke zorgvuldigheid en participatie te schaden?
Heeft u beeld bij tegen welke juridische en bestuurlijke belemmeringen er wordt opgelopen op het moment dat er intensiever moet worden getraind, andere militaire voertuigen of artillerie nodig is bij een training vanwege nieuwe samenwerking met bondgenoten of munitiegebrek? Zo ja, welke zijn de belangrijkste? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen?
Bent u ermee bekend dat niet geoefend kan worden met een ander type wapen van bondgenoten dat dezelfde munitie afvuurt met dezelfde geluidsbelasting? Zo nee, zou dit kunnen voorkomen binnen de huidige regelgeving?
Is de huidige regelgeving toereikend om beter en effectiever te kunnen trainen met moderne wapensystemen en gezamenlijk te kunnen trainen met buitenlandse eenheden? Zo nee, op welke punten kan dit verbeterd worden?
Hoe weegt u de zorgen van omwonenden en natuurorganisaties over geluidsoverlast, stikstofuitstoot en natuurbescherming tegen de noodzaak van opschaling van trainingscapaciteit?
Welke keuzes voor de ruimtelijke regelgeving maakt u om de basisinfrastructuur voor defensie verder op orde te brengen, zowel als het gaat om ruimtebeslag, vergunningen voor gebruik en extra onderkomens bij de kazernes? Ziet u het gevaar van jarenlange procedures en heeft u die tijd?
De problemen met de Scania Gryphus |
|
Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Eerst kopen, dan kijken: Defensie komt in de knel met nieuwe vrachtwagens» van Follow the Money?1
Welke doctrine lag ten grondslag aan de keuze om de Scania Gryphus aan te schaffen?
Hoe groot is de impact van minder lucht in de banden op het laadvermogen?
Waarom zijn de mariniers in Noorwegen verkeerd geïnformeerd over de ontheffing door hun korpsleiding?
Vindt u het ook onverteerbaar dat er geen geschikte winterbanden zijn voor de Scania Gryphus terwijl de behoefte aan inzet in winterse omstandigheden alleen maar toeneemt gezien de hernieuwde focus op hoofdtaak 1 en de spanning aan de NAVO-oostflank?
Waarom moesten er eerst ongelukken gebeuren en een integriteitsmelding gemaakt worden voordat de veiligheidszorgen, die mariniers al langer uitten, serieus werden genomen? Waarom duurde het zo lang voordat deze veiligheidsrisico’s met andere krijgsmachtsonderdelen werden gedeeld? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dergelijke meldingen in de toekomst sneller opgepakt worden en gedeeld worden met alle onderdelen?
Wat vindt u ervan dat krijgsmachtonderdelen gedwongen worden om om de beperkingen van de Scania Gryphus heen te werken? Het «nieuwe werkpaard van de krijgsmacht' zou toch een solide ruggengraat moeten vormen in plaats van beperking op te leggen?
Hoe beoordeelt u de uitspraken van aangehaalde interne bronnen die stellen dat de doctrinewijziging van het Korps Mariniers (deels) is ingegeven door de aanschaf van vrachtwagens die lastig op hun schepen passen? Dit is toch de verkeerde volgorde? Deelt u de mening dat materieel aangeschaft dient te worden op basis van een doctrine en niet een doctrine moet worden bedacht op basis van nieuw materieel?
Wat is volgens u het nut van een logistiek voertuig dat niet geschikt is voor Europese infrastructuur zoals tunnels? Wat voor problemen brengt dit met zich mee voor eventuele mobilisatie richting de NAVO-oostflank?
Verminderen de problemen van de Scania Gryphus volgens u de gereedheid en inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmachtsonderdelen? Kunt u uw antwoord motiveren?
Is volgens u de keuze voor het ombouwen van een in beginsel civiel product achteraf de juiste gebleken voor militair gebruik? Kunt u uw antwoord motiveren?
Is Scania Gryphus achteraf een miskoop gebleken? Kunt u uw antwoord motiveren?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Het werkbezoek van de staatssecretaris van Defensie aan Microsoft en Amazon |
|
Jimme Nordkamp (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen wat het doel was van uw werkbezoek van 3 tot en met 5 maart 2025 aan Microsoft en Amazon in Seattle?1
Kunt u het volledige programma van uw werkbezoek delen, met een overzicht van wie u heeft gesproken en wat het onderwerp van deze gesprekken was?
Heeft u op dit werkbezoek concrete toezeggingen gedaan of afspraken gemaakt? Wat was uw boodschap richting de bedrijven?
Is de inhoud van het werkbezoek en uw inbreng bij de activiteiten afgestemd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Ministerie van Economische Zaken?
Deelt u de mening dat, in deze geopolitieke context, Nederland de afhankelijkheid van niet-Europese techbedrijven juist zou moeten verminderen?
Acht u de totale afhankelijkheid van clouddiensten van niet-Europese techbedrijven een mogelijk risico voor de Nederlandse en Europese autonomie en veiligheid?
Heeft het Ministerie van Defensie een strategie voor het terugdringen van strategische afhankelijkheden van niet-Europese techbedrijven? Zo ja, hoe gaat u deze afhankelijkheden verminderen? Zo nee, waarom niet en bent u bereid deze strategie alsnog te ontwikkelen?
Welke strategische investeringen doet het Ministerie van Defensie op het gebied van autonomie in het digitale domein? Acht u het in het belang van de Nederlandse veiligheid om de capaciteit van de Nederlandse en Europese techsector te benutten en versterken door te investeren in hun diensten en deze af te nemen?
Welke acties onderneemt u om Nederlandse en Europese techbedrijven structureel meer te betrekken bij Defensie-aanbestedingen en strategische IT-infrastructuur?
Heeft u een plan om bestaande samenwerkingen met Nederlandse en Europese techbedrijven binnen Defensie op te schalen? Welke acties onderneemt u om dit te bereiken?
Hoe stimuleert u Nederlandse en Europese partijen om mee te dingen naar aanbestedingen op het gebied van defensie en veiligheid? Welke drempels ervaren deze bedrijven momenteel en hoe gaat u die wegnemen?
Heeft u, naast de samenwerking met niet-Europese techbedrijven, ook onderzocht welke Europese cloud- en technologiealternatieven beschikbaar zijn voor Defensie? Zo ja, welke Europese partijen heeft u hiervoor in beeld? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid (alsnog) gesprekken te initiëren met Europese alternatieven zoals OVHcloud, Nextcloud, of het GAIA-X-initiatief?
Wat bedoelt u precies met uw openbare uitspraak: «Met een slimme mix van eigen en commerciële cloudoplossingen vergroten we onze digitale slagkracht»?2
Hoe worden de diensten van Microsoft en Amazon momenteel gebruikt in de Defensie-architectuur? Welke Defensie-onderdelen zijn afhankelijkheid van deze diensten?
Welke gegevens worden door Defensie bewaard, verwerkt, of gedeeld via de clouddiensten van Microsoft en Amazon? Heeft de Verenigde Staten, onder de CLOUD Act, toegang tot deze (gevoelige) gegevens?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Beperkte oefenmogelijkheden voor de luchtmacht |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Na Ramstein Flag kan op vliegbasis amper nog gevlogen worden»1? Hoe beoordeelt u dit bericht, vooral als het gaat om de zeer beperkte oefenmogelijkheden die resteren na Ramstein Flag?
Bent u bereid het Besluit Militaire luchthavens te evalueren en te bezien welk effect de regels en de kosteneenheden hebben op de oefenmogelijkheden voor de luchtmacht? Zo ja, kunt u dit naar de Kamer sturen?
Bent u van mening dat de Luchtmacht vanaf Leeuwarden genoeg vlieguren per jaar kan maken of zou u dit idealiter verhogen? Kunt u dit nader onderbouwen?
Is er binnen het luchtvaartbesluit en de overige wet- en regelgeving enig maatwerk mogelijk dat rekening houdt met de grootte van oefeningen en spreiding gedurende het jaar?
Bent u bereid de nachtstraffactor voor de geluidsruimte te beschouwen en eventueel bij te stellen als deze excessief beperkend is voor het adequate oefenen en vliegen onder omstandigheden als nachtvliegen?
Welke rol speelt het Besluit Militaire luchthavens in de vormgeving van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie? En kunt u schetsen hoeveel men erop vooruit gaat met het aantal vliegbewegingen en vlieguren bij de nieuwe ruimtebehoeften inzake laagvlieggebieden en jachtvlieggebieden?
Welke overige knelpunten zijn er bekend rond het oefenen en voldoende vlieguren maken en vliegbewegingen uitvoeren voor operationele piloten van de Koninklijke Luchtmacht? Kunt u de Kamer daarover informeren?
De natuurvergunningproblematiek bij Defensie |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Wiersma |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Tegenslag dreigt voor Defensie: rechtbank heropent onderzoek naar natuurvergunning» van Omrop Fryslân?1
Klopt het dat de stikstofregels momenteel uitbreidingen en trainingen van Defensie blokkeren?
Klopt het dat oefenterreinen en kazernes momenteel niet kunnen uitbreiden vanwege stikstofbeperkingen? Welke gevolgen heeft dit voor de operationele inzetbaarheid van onze krijgsmacht?
Hoeveel tijd, geld en capaciteit gaan er binnen Defensie op aan het verkrijgen en verdedigen van natuurvergunningen?
Deelt u de analyse dat strenge stikstofregels onze nationale veiligheid in gevaar brengen?
Bent u bereid om Defensie volledig vrij te stellen van stikstofregels om haar taken niet in gevaar te brengen? Zo nee, waarom niet?
Het persbericht 'Defensie over op 100% duurzame elektriciteit' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
|
Kunt u toelichten hoe de overstap op 100% duurzame elektriciteit binnen de primaire verantwoordelijkheid van Defensie past om altijd operationeel en inzetbaar te zijn, ongeacht de beschikbaarheid van hernieuwbare energiebronnen?
De recente geopolitieke ontwikkelingen onderstrepen het belang van een sterke en slimme krijgsmacht die weerbaar is en zo min mogelijk strategische afhankelijkheden kent. Daarom investeert Defensie, zoals vastgelegd in de Defensienota 20241, in extra gevechtskracht. Extra gevechtskracht vereist ook extra ondersteuning om te beschikken over voldoende voortzettingsvermogen. Dit vergt energie, zowel voor de gevechtskracht zelf, als voor de ondersteuning ervan.
Energie is dan ook een essentiële randvoorwaarde voor de gevechtskracht, en daarmee mission critical. Daarom is in de Defensienota 2024 ook opgenomen dat Defensie inzet op energiezekerheid en energieonafhankelijkheid. Dit vermindert de strategische afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, vergroot het voortzettingsvermogen van operationele eenheden, en helpt om de inzet te continueren. Hierdoor wordt Defensie meer toekomstbestendig en weerbaarder, en blijft de slagvaardigheid én ondersteuning op niveau: energie uit fossiele brandstoffen waar dat noodzakelijk is, energie uit duurzame en hernieuwbare bronnen waar het kan. Voor zowel het thema energie, als de thema’s duurzaamheid en circulariteit zal Defensie haar uitvoeringsagenda actualiseren, met als nadrukkelijke focus het versterken van de krijgsmacht. Na actualisatie wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
De overstap voor defensielocaties op duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem past in de bovengenoemde inzet en versterkt het primaire proces. Defensielocaties die zijn aangesloten op de landelijke energie-infrastructuur ontvangen met de nieuwe contracten 100% duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem. Door dit rijksbreed in te kopen wordt de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kleiner, wordt een bijdrage geleverd om Nederland meer zelfredzaam te maken met betrekking tot energie en draagt Defensie bij aan de klimaatdoelen van de Rijksoverheid.
De continuïteit van de energievoorziening wordt gewaarborgd door de beheerders van de landelijke energie-infrastructuur die voor de beschikbaarheid van stroom zorgen, ook in periodes waar er weinig tot geen energie wordt opgewekt door middel van zon en wind.
Hoe wordt geborgd dat deze overstap de militaire autonomie en leveringszekerheid niet in gevaar brengt, met name tijdens situaties van verhoogde dreiging of crisis?
De overstap naar 100% duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem geldt alleen voor de vaste objecten van Defensie, zoals de marinebasis, kazernes en vliegbases. Zie het antwoord op vraag 1 voor de borging van de leveringszekerheid voor deze defensielocaties. De energievoorziening voor wapensystemen en missie-kritische ondersteuning is geen onderdeel van deze overstap. Overigens geldt voor missie-gebieden dat de beschikbaarheid van energie altijd een uitdaging is. Over het algemeen is fossiele brandstof het meest voorradig, wat de noodzaak onderstreept dat de operationele systemen altijd een fossiele variant hebben.
Voor essentiële processen die vanuit de landelijke energie-infrastructuur worden gevoed (bijvoorbeeld de aansturing van operaties tijdens crisissituatie), heeft Defensie noodstroomvoorzieningen zoals aggregaten. Deze kunnen tijdelijke uitval, door bijvoorbeeld storingen in de energielevering, opvangen.
Wat gebeurt er met de energievoorziening van Defensie tijdens perioden van beperkte opwekking, bijvoorbeeld door weersomstandigheden, en welke back-upsystemen zijn daarvoor ingericht?
Defensielocaties zijn aangesloten op de landelijke energie-infrastructuur. De netbeheerders werken continu aan de afstemming van de elektriciteitsvraag met het elektriciteitsaanbod, en vangen zo de pieken en dalen in vraag en aanbod op. Dit doen de netbeheerders met de eigen energiebronnen, maar ook samen met Europese netbeheerders. Hierdoor is er ook in periodes met weinig energie van zon of wind toch voldoende stroom beschikbaar.
Overigens zorgt het kabinet dat de landelijke energie-infrastructuur minder kwetsbaar wordt, door een mix van (schone) energiebronnen, waaronder fossiele brandstoffen, wind- en zonne-energie. Daarbij kijkt het kabinet naar de mogelijkheden rondom de productie van meer kernenergie in Nederland. Defensie zal aansluiten indien dit mogelijk en wenselijk is.
Kunt u specificeren welke contracten zijn afgesloten voor de elektriciteitslevering in 2026 en 2027? Hoe wordt voorkomen dat strategische afhankelijkheid ontstaat van bepaalde marktpartijen of landen?
Om onder meer risicovolle strategische afhankelijkheden van marktpartijen te verminderen, is Defensie voor de inkoop van elektriciteit aangesloten bij de Categorie Energie van het Rijk. De Categorie Energie bevraagt de markt voor verschillende soorten leveringscontracten. Hierdoor maken meer partijen kans op een opdracht, wat het risico op afhankelijkheid van een enkele marktpartij sterk verkleint.
Voor 2025, 2026 en 2027 zijn voor Defensie met Eneco en Vattenfall leveringsovereenkomsten afgesloten voor de levering van (duurzame) elektriciteit.
Welke kosten zijn gemoeid met deze transitie en hoe rechtvaardigt u deze investering in relatie tot de militaire kerntaak van Defensie?
De overstap bestaat uit het inkopen van stroom die is opgewekt uit duurzame bronnen. Dat gebeurt door de aanschaf van Nederlandse garanties van oorsprong (GVO2), in plaats van Europese GVO. De Nederlandse GVO zijn duurder dan Europese GVO, wat vooral komt door vraag en aanbod (in het buitenland wordt meer duurzame energie opgewekt dan dat er ter plaatse wordt verbruikt). Voor 2025 zijn deze extra kosten voor Nederlandse GVO geraamd op 0,3% van de totale kosten van elektriciteitcontracten (de inhoud en financiële omvang hiervan is commercieel vertrouwelijk).
Voor het kunnen blijven uitvoeren van de militaire kerntaak zijn keuzes die Defensie meer toekomstbestendig en weerbaar maken cruciaal. Dit vergt het stapsgewijs toewerken naar een duurzame mix van energiesoorten. Een van de stappen is de inkoop van duurzame elektriciteit van Nederlandse bodem.
Hoeveel fte wordt binnen Defensie ingezet om (verdere) duurzaamheidsdoelen te behalen en te handhaven?
Momenteel zijn binnen Defensie 17 FTE specifiek betrokken bij het realiseren en monitoren van duurzaamheidsdoelen, en zijn daarmee gericht op klimaatweerbaarheid, energiezekerheid en zelfvoorzienendheid (circulariteit). Deze medewerkers werken op verschillende niveaus, variërend van defensiebreed beleid en strategie tot operationele implementatie bij de diverse defensieonderdelen.
Uitspraken tijdens de BNR-podcast Boekestijn & De Wijk inzake stikstofregels |
|
Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Wat bedoelt u met uw uitspraak tijdens de BNR-podcast Boekestijn & De Wijk van 14 januari jl. dat de stikstofregels die gelden voor The Holland Gate «onacceptabel» zijn?1
Als gevolg van de recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 18 december 2024 gelden aangescherpte eisen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit (hierna: natuurvergunning). Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing en heeft niet alleen gevolgen voor lopende en toekomstige vergunningprocedures, maar ook voor activiteiten die de afgelopen vijf jaar met toepassing van intern salderen vergunningvrij zijn gerealiseerd en waarvoor nu mogelijk alsnog een natuurvergunning nodig is. De strenge beoordelings- en vergunningseisen kunnen onacceptabele consequenties hebben voor de gereedstelling van de Krijgsmacht en versterking van Defensie.
Wat bedoelt u met de uitspraak dat dit u direct raakt in uw gereedstelling?
De uitspraken van de Afdeling van 18 december 2024 kunnen ertoe leiden dat de uitbreiding van bestaande activiteiten of de toevoeging van nieuwe activiteiten die noodzakelijk zijn om onze militairen voor te bereiden op een gevecht onvergunbaar zijn. Dit terwijl het in tijden van conflict op het Europese continent essentieel is dat militairen voorbereid zijn op een confrontatie.
Wat bedoelt u met de uitspraak dat u «bereid bent grenzen op te zoeken» en er «voor uw part ergens over heen te gaan»?
Het uitgangspunt is dat Defensie de activiteiten en projecten die nodig zijn voor de gereedstelling, zoals trainen en oefenen, binnen de bestaande wettelijke kaders en procedures uitvoert. De reële dreiging als gevolg van de geopolitieke situatie in Europa vereist echter dat de krijgsmacht zich sneller, beter en in grotere mate gereed moet stellen om hoofdtaak 1 te kunnen uitvoeren: het beschermen van ons grondgebied en/of dat van onze bondgenoten. Dit is een grote opgave voor Defensie. De tijdige en stelselmatige gereedstelling – het voorbereiden van militairen op een gevecht – wordt in sommige gevallen belemmerd door de (aanscherping van) huidige wet- en regelgeving en procedures. Voor dit soort specifieke gevallen en situaties overwegen we met de Wet op de defensiegereedheid – die nu in voorbereiding is – te voorzien in daarop toegespitste wettelijke kaders.
Wat bedoelt u met uw uitspraak dat u uiteindelijk over wilt gaan tot «een rechtszaak»? Tegen welk besluit van welk bevoegd gezag overweegt u op basis van welke juridische grondslag een rechtszaak te starten?
Als er niet aan de strengere voorwaarden voor intern salderen kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag mogelijk geen vergunning(en) afgeven en kan – behoudens projecten die onder de overgangsperiode vallen – handhavend worden opgetreden. Als Defensie hierdoor direct wordt belemmerd in het uitvoeren van haar grondwettelijke taak en het nakomen van internationale afspraken (NAVO-commitments), behoort het ondernemen van juridische stappen tot de mogelijkheden.
Wat bedoelt u precies met uw uitspraak dat uw ambtenaren «het erover eens zijn»? Waar zijn zij het precies over eens? Welke adviezen hebben zij u hierover gegeven? Kunt u deze stukken met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Er is binnen het ministerie ambtelijke overeenstemming dat de Afdelingsuitspraken van 18 december 2024 een grote impact hebben op de (groei)opgaven van Defensie. De precieze omvang van de impact wordt nog uitgewerkt. Dit kan daarom nog niet met uw Kamer worden gedeeld.
Op basis van welke feiten en argumenten meent u dat een rechtszaak nodig is om te bepalen welke wetgeving «bovenliggend» is: EU-wetgeving, Nederlandse wetgeving, de Grondwet of «NAVO-commitments»? Hoe beoordeelt u de hiërarchie van deze juridische kaders binnen de Nederlandse rechtsorde? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag verwijzen naar juridische bronnen waar u uw uitspraken op baseert?
Het is evident dat de EU-regelgeving voorgaat op nationale wetgeving. Het Verdrag van de Europese Unie erkent echter ook expliciet de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor nationale en grondwettelijke taken voor de territoriale integriteit. Afspraken die Nederland in NAVO-verband maakt en die worden vastgelegd in NAVO-commitments zijn onderdeel van die taak. Het is van groot belang dat EU-regelgeving het nakomen van deze verplichtingen niet belemmert. Door het EU Hof van Justitie is tot nu toe nog niet getoetst wanneer EU-regelgeving die verplichtingen in de weg staat. De vraag die ik heb willen opwerpen is hoe wij ons kunnen bewegen in dit spanningsveld tussen verplichtingen uit (bijvoorbeeld) de vogel- en habitatrichtlijn aan de ene kant en de grondwettelijke taken voor Defensie inclusief onze NAVO-commitments aan de andere kant.
Wat is uw reactie op de op 10 januari jl. gepubliceerde signaalrapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) waaruit blijkt dat Defensie jarenlang milieu en geluidsregels overtreden heeft en dat hierdoor de belangen van omwonenden onvoldoende beschermd kunnen worden?2 Bent u van mening dat de overschreden regelgeving afgezwakt dient te worden? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u doen om Defensie in de toekomst zich aan deze regels te laten houden?
De Signaalrapportage is op 10 januari tezamen met een beleidsreactie naar uw Kamer verzonden (Kamerstuk 29 383, nr. 423). In de signaalrapportage geeft ILT aan dat de vergunningen die zijn verleend voor de milieubelastende activiteiten die Defensie uitvoert, zijn verouderd en dat de naleving van de vergunning door Defensie tekortschiet. In de beleidsreactie is aangegeven dat Defensie zich aan de geldende wet- en regelgeving dient te houden. Tegelijkertijd staat ook vast dat de verantwoordelijkheden en maatschappelijke opgaven van Defensie niet vergelijkbaar zijn met andere sectoren in Nederland. Nu Defensie door de noodzakelijke intensiveringen groeit vanwege de toegenomen geopolitieke dreiging, nemen ook de activiteiten van Defensie in Nederland toe. ILT concludeert dat duidelijke politieke keuzes nodig zijn om het gewenste evenwicht te vinden tussen de belangen van omwonenden, de bescherming van de leefomgeving en het uitvoeren van Defensieactiviteiten voor de nationale veiligheid en de voorbereiding van onze militairen op een gevecht. Ten behoeve van die politieke keuzes lopen nu verschillende initiatieven, te weten het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie en het voornemen om te komen tot een Wet op de defensiegereedheid.
Deelt u de mening dat het in het belang van de gereedstelling van Defensie is dat er snel een adequate stikstofaanpak komt zodat geldende stikstofregels en gerechtelijke uitspraken worden nageleefd en er weer ruimte is voor nieuwe activiteiten waaronder ook activiteiten van Defensie? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat ruimte wordt geboden voor urgente maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de tijdige en stelselmatige gereedstelling van de krijgsmacht. Helder en uitvoerbaar stikstofbeleid draagt daaraan bij. Defensie draagt zorgt voor ruim 17.000 hectare Natuur Netwerk Nederland (NNN) en ruim 15.000 hectare Natura-2000 gebied. In het beheer en in het gebruik wordt rekening gehouden met de aanwezige natuurwaarden en deze worden waar mogelijk versterkt. Defensie wil een actieve rol nemen in het versterken van de natuur in Nederland, zodat de ruimte voor eigen en andere maatschappelijke opgaven snel kan worden gerealiseerd.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met het Telegraaf-artikel «Rendement innovatie defensie erg groot: «magnetron, mobieltje en ducttape met dank aan leger»»1 en het gerelateerde onderzoek van RaboResearch?
Ja, wij zijn bekend met zowel het artikel als het onderzoek van RaboResearch.
Hoe beoordeelt u de conclusie uit het onderzoek van RaboResearch dat iedere geïnvesteerde euro in kennis en innovatie in de defensiesector een rendement van grofweg tussen de 8,10 euro en 9,40 euro oplevert? Bent u bereid hieraan concrete acties te verbinden? Zo ja, welke?
Het belang van kennis en innovatie (research & development (R&D)) voor een toekomstbestendige Defensieorganisatie en breder voor de welvaart van Nederland wordt onderkend. Onze Nederlandse krijgsmacht moet altijd een minimale voorsprong behouden op onze tegenstanders, op elk moment, op elke plek en voor iedere missie, om het gevecht te kunnen winnen. Daarom moeten we bij Defensie continu kennis opbouwen, leren en innoveren. De onderzoeks- en innovatiekracht van Nederland kan onze krijgsmacht en industrie versterken en daarmee actief en effectief bijdragen aan afschrikking en strategische autonomie. Sinds de Defensienota 2022 zijn er dan ook, jaarlijks, toenemende middelen beschikbaar gesteld om ons innovatief vermogen te vergroten.
Met de Defensienota 2022 zijn de middelen die vanuit Defensie beschikbaar worden gesteld voor kennis en innovatie fors toegenomen.2 Hiermee zijn diverse activiteiten gefinancierd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het versterken van onze strategische kennispartners TNO, NLR en Marin (TO2), de verbreding van onze samenwerking met nieuwe (inter)nationale kennispartners, het additionele budget voor technologieontwikkeling met industriepartners, de borging van innovatiecentra over de gehele Defensieorganisatie en het budget om te experimenteren met o.a. dual-use technologieën.3 Met deze middelen zijn al verschillende resultaten behaald en speelt innovatie een belangrijke rol in materieelprojecten.4
Met de Defensienota 2024 is er wederom extra geoormerkt budget beschikbaar gesteld voor R&D en de opschaling naar industriële kansen. In 2024 zijn vijf NLD gebieden geselecteerd waar Nederland een sterke kennis- en/of industriepositie in heeft en die van belang zijn voor de toekomst van de krijgsmacht: slimme materialen, intelligente systemen, quantum, ruimtevaart en sensoren. De nieuwe R&D- en industriemiddelen worden primair hierop gericht. Dit zijn gebieden met toepassingsmogelijkheden in zowel het civiele- als het militaire domein. In lijn met het RaboResearch onderzoek, is het mogelijk dat er op deze gebieden spill-over winst ontstaat vanuit Defensie R&D voor civiel of andersom. Op deze gebieden is ook een koppeling te maken naar de Nationale Technologie Strategie (NTS) en wordt met het Ministerie van Economische Zaken (EZ) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) gekeken naar de mogelijkheden om samen op te trekken om multipliers te creëren. Samen met EZ en OCW werken we ook aan het bouwen van verschillende landelijke en regionale ecosystemen waarin er onderzoek wordt gefaciliteerd in zowel het civiele- als het militaire domein. Als Nederland komen we van ver, maar we zetten nu, middels de Defensienota 2024, grote stappen in het realiseren van onze ambities.
De beleidsambities worden uiteengezet in een nieuwe Strategische Agenda op kennis, innovatie en industrie die aankomend voorjaar met uw Kamer wordt gedeeld en bouwen voort op onder andere de Defensienota 2024. Tevens is in de kabinetsreactie5 op het AWTI adviesrapport «Kennisoffensief voor Defensie» uiteengezet op welke manier Defensie, OCW en EZ de samenwerking opzoeken, mede ten gunste van zowel de Nederlandse kennis- en innovatiepositie als de effectiviteit van de krijgsmacht.
Het RaboResearch onderzoek is verricht door vooraanstaande economen van één van de grootste banken in Nederland, een wereldwijd gerenommeerde financiële instelling. Wij hechten daarom waarde aan het onderzoek en zullen het nader beschouwen. De conclusies zijn ten opzichte van eerdere studies grotendeels vernieuwend. Gezien de geopolitieke ontwikkelingen en investeringen van en in Defensie (R&D), zijn de bevindingen betekenisvol voor Defensie, maar ook zeer relevant voor EZ, OCW, het Ministerie van Financiën (FIN) en kennis- en industriepartners. Defensie is voornemens in gesprek te treden met diverse stakeholders, waaronder de auteurs van het artikel, om de beleidsimplicaties nader te duiden.
Hoe beoordeelt u de constatering dat de achterstand van Europa (ten opzichte van de VS en China) op het gebied van onder andere AI, quantum en cybersecurity mede veroorzaakt is door de relatief gezien lage uitgaven aan kennis en innovatie op defensiegebied? Kunt u dit onderbouwen?
De kennis- en innovatie budgetten van Europa en Nederland zijn in zowel absolute zin als procentueel lager dan de budgetten van de VS en China. Het is aannemelijk dat de achterstand op AI, quantum en cybersecurity ten opzichte van deze landen, mede veroorzaakt is door lagere investeringen in deze gebieden en het (ongunstigere) investerings- en innovatieklimaat in Europa.6 Hiernaast kunnen deze landen ook sneller opschalen door minder beperkende omgevingsfactoren en komen zij op die manier sneller tot use casesom van te leren en door te ontwikkelen. Met ingang van de Defensienota 2022 zijn de Defensie R&D-investeringen, onder andere op deze gebieden, aanzienlijk toegenomen. Daarnaast komen deze gebieden terug in de hiervoor genoemde NLD gebieden (intelligente systemen en quantum) waar geoormerkt budget voor beschikbaar is en zijn zij ook opgenomen in de NTS.7 De ambities op de 5 NLD gebieden worden in de aankomende Strategische Agenda verder uiteengezet. Ook wordt in deze Strategische Agenda ingegaan op hoe Defensie, EZ en OCW kunnen samenwerken op de NLD gebieden en toepassingsgebieden van de NTS. Hiernaast is een speerpunt van de nieuwe Europese Commissie om het concurrentievermogen, waaronder het investerings- en innovatieklimaat van de EU, te versterken. Het kabinet deelt de urgentie8 die de Europese Commissie hiervoor voelt en kijkt uit naar de voorstellen die de Commissie zal doen als concrete opvolging van bijvoorbeeld het Draghi rapport. De beoordeling van de verschillende voorstellen komt via de gebruikelijke route naar uw Kamer toe.
Gegeven de grote meerwaarde die de US DARPA (c.q. het Amerikaanse hoofdkwartier voor de ontwikkeling van militaire technologie) heeft gehad voor de vele toepassingen waarop de huidige Amerikaanse economie gebaseerd is; bent u van mening dat Europa ook een dergelijk instituut zou moeten opzetten? Zo niet, waarom?
DARPA financiert en stimuleert onderzoek naar nieuwe technologieën die de nationale veiligheid van de VS bevorderen. Zij versnellen innovatie van militaire toepassingen door samen met universiteiten, bedrijven en andere overheidsinstanties snel nieuwe technologieën te ontwikkelen en toe te passen in de praktijk. In het volledige innovatietraject hebben zij een rol. Hiernaast richt DARPA zich op het voorspellen en aanpakken van toekomstige veiligheidsuitdagingen om een technologische voorsprong te hebben in toekomstige conflicten. Voor deze taken hadden zij in 2024 een budget van ruim $ 4,1 miljard.
Voor Europa zijn de taken die in de VS bij DARPA belegd zijn, zowel in NAVO-verband als op Europees en nationaal niveau belegd. Op Europees niveau financiert (met een budget van € 1 miljard per jaar) en stimuleert het Europees Defensiefonds (EDF) onderzoek naar nieuwe technologieën voor 27 landen. Het EDF is een financieringsinstrument van de Europese Unie dat tot doel heeft de samenwerking en innovatie binnen de Europese Defensie-industrie te versterken en is sinds 2021 volledig operationeel. Het biedt financiële steun aan projecten die gericht zijn op de ontwikkeling van geavanceerde technologieën en creëert samenwerking tussen private en publieke partijen. Zij zetten bijvoorbeelddevelopment calls uit waarin aan gezamenlijke ontwikkelingen wordt gewerkt tussen landen, inclusief onderzoeksinstellingen en industrie. Naast het EDF faciliteert NAVO ook (internationale) kennis en innovatie, bijvoorbeeld in de NATO Science & Technology Organisation (STO) waar Nederland actief aan deelneemt, het NATO Innovation Fund wat haar hoofdkwartier in Amsterdam heeft en de Defence Innovation Accelerator for the North Atlantic (DIANA) waar Nederland actief gebruik van maakt.
Nationaal heeft Defensie drie strategische kennispartners (TNO, NLR en Marin) die ontwikkelingen op technologieën, en breder op concepten, stimuleren met andere kennis- en industriepartners. Daarnaast werkt Defensie structureel samen met denktanks en in toenemende mate met civiele kennispartners. Het ecosysteem van Defensie is met ingang van 2022 aan het groeien en het aantal kennis- en industriepartners stijgt. Met de keuze voor 5 NLD gebieden met dual-use toepassingen wordt deze samenwerking verder gefaciliteerd en kunnen positieve spill-over effecten richting zowel civiel als militair worden vergroot. Hiernaast zijn we momenteel ervaring aan het opdoen met het opzetten en uitzetten van DARPA-achtige calls op de 5 NLD gebieden, zoals ook genoemd in de kabinetsreactie op het rapport van de AWTI «Kennisoffensief voor Defensie». Concreet worden er Purple Nectar Quantum challenges opgelopen vanuit Defensie en wordt onderzocht of Defensie mee kan doen met calls die dit voorjaar door Quantum Delta NL worden uitgeschreven. Het doel van deze calls is om disruptieve innovatie en de toepassing van quantumtechnologie te stimuleren.
Op dit moment wordt er geen meerwaarde gezien in het oprichten van een aanvullend DARPA-achtig instituut op Europees of nationaal niveau, omdat de al aanwezige instituten en instrumenten deze rol in samenwerking naar wens vervullen. Hiernaast is het budget van DARPA vele malen groter dan het Europees of nationaal budget waardoor samenwerking essentieel is om dezelfde slagkracht te hebben als dat het DARPA-instituut in de VS heeft.
Bent u van mening dat Nederland mogelijk zelf een equivalent van het Amerikaanse DARPA zou moeten opzetten? Kunt u hierop reflecteren?
Op dit moment niet. Zie het antwoord op vraag 4 voor toelichting.
Bent u nog steeds van mening – blijkens uw antwoorden tijdens de plenaire behandeling van de Defensiebegroting 2025 – dat het Europese Defensiefonds (EDF) qua impact vergelijkbaar is met de US DARPA? Zo ja, waaruit blijkt dit volgens u?
Het EDF is een belangrijk instrument voor Europese Defensie-innovatie. Het blijft echter zo dat DARPA in financiële omvang veel groter is dan het EDF, al veel langer bestaat en slechts één klant bedient. Het kennis-, innovatie- en (Defensie-)industrielandschap in de VS is tevens ook niet één-op-één te vergelijken met dat van Europa of Nederland. Daarom is het niet mogelijk om deze vergelijking alleen op het EDF te richten, zie het antwoord op vraag 4 voor toelichting op meer instellingen en instrumenten die een deel van de rollen van DARPA ondervangen.
Op welke manier wil het kabinet, gezien de alarmerende veiligheidssituatie, zowel in nationaal als Europees verband de nodige inhaalslag maken op het gebied van kennis en innovatie in de defensiesector?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Met de Defensienota 2022 en de Defensienota 2024 zijn de middelen voor kennis en innovatie aanzienlijk toegenomen. Met de Defensienota 2024 is er € 1,1 miljard beschikbaar gekomen voor productiezekerheid en opschaling, met een focus op innovatieve kansen die Nederland te bieden heeft. Door meer focus te kiezen (NLD gebieden), wordt er gerichter geïnvesteerd en met andere (overheids)partners gezocht naar multipliers, om als Nederland echt uit te blinken op een aantal sleuteltechnologieën. Op deze manier kan Nederland een strategische plek innemen in cruciale waardenketens. Ook dragen we met de middelen voor innovatie bij aan nieuwe digitale technologieën in het veld en versterkt de digitale transformatiestrategie andersom weer ons innovatief vermogen. In de aankomende Strategische Agenda wordt het nieuwe kennis, innovatie en industriebeleid verder uiteengezet, voortbouwend op de Defensienota 2024, recente Kamerbrieven en de kabinetsreactie op het hiervoor genoemde AWTI-advies. Het streven is bijvoorbeeld om, in lijn met het AWTI-adviesrapport, bestaande kennis en infrastructuur in die gebieden zo goed mogelijk te benutten. Daarom wordt er gewerkt aan het intensiveren van de samenwerking met publieke kennisinstellingen. Daarmee ontsluiten we nieuwe en bestaande inzichten voor kennis en innovatie in de Defensiesector.
Hoe reflecteert u op het gegeven dat nog geen tien procent van de defensiekennis- en innovatietrajecten in Europese gezamenlijkheid plaatsvindt? Welke gevolgen heeft dit voor de positie van Europa op het gebied van ontwikkeling van militaire technologie ten opzichte van de VS en China? Kunt u hierop reflecteren?
Binnen Europa wordt beoogd fragmentatie te voorkomen omdat dit onze concurrentiepositie kan verzwakken. Dit is één van de redenen waarom het EDF is opgericht. Het EDF is pas sinds 2021 volledig operationeel. In vier jaar tijd heeft dit fonds er mede voor gezorgd dat er meer Defensiekennis- en innovatietrajecten in Europese gezamenlijkheid plaatsvinden. We streven naar meer Europese samenwerking om onze Europese autonomie te versterken en onze concurrentiepositie te verbeteren. Dit kabinet zet zich hiervoor in en wil meer strategisch en gericht op de lange termijn acteren in het EDF om in gezamenlijkheid meer kennis en innovatietrajecten te starten. Een betere samenwerking en een toename van het aantal gezamenlijke trajecten zorgt ervoor dat onze achterstand op de VS en China verkleind kan worden.
Welke concrete acties onderneemt u om meer onderzoek en innovatie in gezamenlijk Europees verband te stimuleren? Welke concrete resultaten heeft het kabinet tot dusverre geboekt?
Er zijn verschillende manieren waarop onderzoek en innovatie in Europees verband gestimuleerd worden. In bilateraal overleg werkt Nederland nauw en uitgebreid samen op diverse onderwerpen met omringende landen, zoals Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Nederland is ook actief in verschillende activiteiten van het Europees Defensieagentschap (EDA) en binnen het EDF, waarin ook diverse Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven actief zijn. Ook worden er in samenwerking met EZ en RVO jaarlijkse innovatiemissies naar Europese landen georganiseerd om de Defensie-industrie met elkaar in contact te brengen. Hiernaast treedt Nederland regelmatig in gesprek met landen in Europa die dezelfde ambities hebben en onderzoeken we gezamenlijk hoe we concrete acties hieraan kunnen verbinden om onze gezamenlijke positie te verbeteren.
Erkent u het belang van de 2%-norm die in Europees verband is overeengekomen op het gebied van investeringen in fundamentele kennis en innovatie in de defensiesector? Kunt u hierop reflecteren?
Het EDA heeft als doel gesteld om een collectieve benchmark af te spreken van 2% van de totale Defensie-uitgaven voor Research & Technology (R&T). Dit gaat om een specifiek gedeelte van de R&D-activiteiten waar het RaboResearch onderzoek over gaat. Een dergelijke benchmark in Europees verband heeft meerwaarde omdat het zorgt voor aandacht en onderkenning van het belang van R&D en specifiek fundamenteel onderzoek- en technologieontwikkeling (R&T) waar de markt gesteund dient te worden, zoals voor de Defensie-industrie veelal nodig is (geweest).
Waarom blijft Nederland al jaren steken op 1,3% aan investeringen in fundamentele kennis en innovatie in defensie als onderdeel van het totale defensiebudget? Hoe vindt u dit te verantwoorden in een tijd waarin er een grootschalige oorlog plaatsvindt op het Europese continent? Kunt u dit onderbouwen?
Tussen 2021 en 2024 zijn de bestedingen vanuit Defensie aan Research & Technology (R&T) met ruim 60% toegenomen, van circa € 150 mln. per jaar naar circa € 250 mln. per jaar.9 Deze groei reflecteert het streven om meer middelen beschikbaar te stellen voor fundamentele kennis en innovatie. Zie het antwoord op vraag 2 voor meer informatie over hoe deze middelen ingezet zijn. Naast de uitgave aan lang-cyclische innovatie (m.a.w. de R&T uitgave), wordt er sinds 2022 aanzienlijk geïnvesteerd in kort-cyclische innovatie. Dit gaat o.a. om innovaties die in materieelprojecten kunnen landen, zoals een innovatieproject op gebied van Unmanned Surface Vessels(USV’s) dat meegenomen kan worden in de verwerving van USV’s voor aan boord van de, nu in aanbouw, Anti Submarine Warfare-fregatten en een innovatieproject naar het ombouwen van een Bushmaster naar een hybride variant. Kort-cyclische innovatiemiddelen worden niet meegerekend in de KPI R&T. Ondanks de toenames in budgetten voor Defensie, heeft Defensie een grote groeiopgave en zijn er alsnog meer behoeftes om de krijgsmacht op orde te krijgen dan dat hier middelen voor beschikbaar zijn. Er moeten keuzes gemaakt worden, waarbij er gekozen is voor een sterke toename in R&T-budgetten. Deze toenemende budgetten volgen een realistisch groeipad waarbij rekening wordt gehouden met het absorptievermogen van zowel onze (kennis)partners als de Defensieorganisatie zelf om behoeftes te stellen en bevindingen te absorberen. Het doel van Defensie is om waardevolle R&D-activiteiten te ondernemen t.b.v. de toekomstbestendige slagkracht van de krijgsmacht, het vergroten van onze strategische autonomie en positieve spill-overste creëren naar het civiele domein. Het laten toenemen van het percentage voor fundamentele kennis en innovatie activiteiten is zodoende wel een streven maar niet de enige richtsnoer in een context waar financiële keuzes alsnog gemaakt moeten worden.
Bent u van mening dat met een procentuele toename van het totale defensiebudget er – naast een absolute toename – ook een procentuele toename van het fundamentele kennis- en innovatiebudget moet plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet van mening dat een procentuele toename van het totale Defensiebudget automatisch een procentuele toename van het R&T-budget moet betekenen. De verdeling van de beschikbare middelen is gebaseerd op verschillende behoeften en prioriteiten, rekening houdend met o.a. operationele eisen, capaciteitsontwikkeling, internationale afspraken en langetermijneffecten, niet alleen één norm. We beseffen wel dat een stijgend Defensiebudget mede ten goede moet komen aan innovatie. Zie het antwoord op vraag 11 voor verdere toelichting.
Bent u bereid uw standpunt te herzien en in samenwerking met partners uit het (defensie)kennis- en ecosysteem te komen tot een groeipad richting de 2% uitgaven aan fundamenteel onderzoek en innovatie als onderdeel van de defensiebegroting? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er is sinds 2022 een steil groeipad in gang gezet in de R&T-uitgaven, deze is met de Defensienota 2024 verder toegenomen. Ondanks een grote kennis- en innovatiebehoefte vanuit de Defensieorganisatie, is de financiële ruimte voor R&T op dit moment in lijn met het beschikbare absorptievermogen en is het passend gemaakt binnen de bredere financiële afwegingen die gemaakt dienen te worden. Zie ook de antwoorden op vragen 11 en 12 voor verdere toelichting.
Kunt u de bovenstaande vragen apart van elkaar beantwoorden?
Ja, alle bovenstaande vragen zijn apart beantwoord.
Het lopende onderzoek van FIOD naar scheepsbouwbedrijf Damen Shipyards in verband met corruptieverdenkingen |
|
Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Scheepsbouwer Damen beloofde beterschap na corruptieverdenkingen, maar zet nog steeds verdachte transacties op»?1
Ja.
Kunt u inmiddels aangeven wanneer de FIOD het onderzoek naar mogelijke corruptie door Damen Shipyards zal afronden? Zo nee, waarom kunt u dit nog steeds niet en wanneer verwacht u dit wel te kunnen?
Over lopende strafrechtelijke onderzoeken kunnen geen mededelingen worden gedaan en Defensie heeft geen inzage in de werkwijze van de FIOD en het lopende onderzoek.
Defensie beschikt niet over informatie of andere bedrijven die deelnemen aan haar aanbestedingstrajecten, onderwerp zijn of zijn geweest van een strafrechtelijk onderzoek.
Klopt het dat Damen Shipyards er door het openbaar ministerie (OM) van verdacht wordt via tussenpersonen steekpenningen te hebben gegeven aan buitenlandse overheidsambtenaren ter verkrijging van overheidsopdrachten?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het wenselijk dat binnen de bestaande aanbestedingsregels voor Defensiematerieel lopende strafrechtelijke onderzoeken naar aanbieders niet worden meegewogen? Zo ja, waarom? Zo nee, staat iets u in de weg om dit aan te passen?
In de Europese aanbestedingsregelgeving is bepaald dat een onderneming moet worden uitgesloten van een aanbesteding wanneer deze in de afgelopen vier jaar onherroepelijk is veroordeeld voor bepaalde strafbare feiten, waaronder fraude en omkoping.
Een lopend strafrechtelijk onderzoek en vermoedens van fraude en omkoping zijn geen dwingende grond voor uitsluiting van een onderneming bij een aanbesteding. Ik zie geen noodzaak voor Defensie om van bestaande regelgeving af te wijken.
Deelt u de mening dat het feit dat Damen Shipyards eerder met de Wereldbank heeft geschikt in een sanctie voor corruptie in Sierra Leone an sich al een overweging dient te zijn in het betrekken van het bedrijf in aanbestedingsprocedures? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van een onherroepelijke veroordeling voor strafbare feiten en de genoemde schikking is daarmee conform de regelgeving geen grond voor uitsluiting van Damen Shipyards in aanbestedingsprocedures.
Heeft u indicaties op basis waarvan u kunt aannemen dat Damen Shipyards inmiddels de bedrijfsvoering dusdanig heeft aangepast dat er redelijke grond is om te vertrouwen dat corruptie in de toekomst niet meer voor zal komen? Zo ja, welke?
Damen Shipyards heeft sinds 2014, deels mede onder toezicht van de Wereldbank, een verbeterprogramma op het terrein van compliance doorgevoerd. Zo zijn de interne maatregelen aangescherpt. Er is onder meer een nieuwe gedragscode opgesteld en het eigen personeel is getraind in het herkennen van verdachte situaties. Daarnaast heeft Damen Shipyards een interne commissie ingesteld die alle overeenkomsten met agenten goedkeurt en periodiek alle bestaande agenten beoordeelt. De Wereldbank heeft Damen Shipyards in 2017 van haar uitsluitingslijst afgehaald. Damen hanteert al meer dan tien jaar een compliance-programma dat wereldwijd van toepassing is op alle Damen entiteiten, hun medewerkers en derde partijen die voor Damen opereren. Dit programma wordt periodiek gecontroleerd door de externe accountant en beschreven in het jaarlijkse Corporate Sustainability Report.
Ook heeft Damen Shipyards, na een korte uitsluiting in 2016, weer toegang tot de exportkredietverzekeringen (EKV’n) van de Nederlandse Staat. Atradius Dutch State Business (ADSB), dat namens de Staat EKV’n uitvoert, heeft het compliance beleid van Damen Shipyards als gedegen beoordeeld. Wel geldt onder de EKV, voor Damen Shipyards, nog steeds een verscherpt toezicht. Dat betekent dat Damen Shipyards bij EKV-aanvragen extra informatie moet aanleveren over de mogelijke betrokkenheid van derden. Ook voert ADSB sinds 2016 jaarlijks een Customer Due Diligence uit. Hieruit is tot op heden geen informatie over mogelijke nieuwe corruptiezaken naar voren gekomen.
Acht u het denkbaar dat Defensie materieel verwerft bij een bedrijf dat opereert met steekpenningen voor het verkrijgen van opdrachten doordat op het moment van aanbesteding het strafrechtelijk onderzoek nog niet is afgerond? Zo ja, kunt u de rationale van de moraliteit achter die stellingname toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn u lopende of afgeronde strafrechtelijke onderzoeken bekend tegen andere aanbieders in lopende aanbestedingstrajecten van Defensie? Zo ja, om welke aanbieders gaat het en van welke feiten worden zij verdacht?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Vanwege de samenhang van vragen geef ik u bij enkele vragen gebundeld antwoord.
Het bericht ‘Omwonenden Rossum-Agelo langer in onzekerheid over mogelijk munitiedepot: "Kan maart worden"' |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Wat zijn de consequenties en concrete beperkingen die de verschillende veiligheidszoneringen (A, B en C-zones) rondom een grootschalig munitiedepot met zich meebrengen?1
Rondom militaire munitieopslagen gelden drie explosieaandachtsgebieden: A, B en C. De afstanden voor deze explosieaandachtsgebieden tot het munitiedepot zijn afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen explosieven. De regels hiervoor zijn beschreven in artikel 5.32 van het Bkl (Besluit kwaliteit leefomgeving).
Binnen explosieaandachtsgebied A rondom het munitiedepot zijn niet toegestaan:
Binnen explosieaandachtsgebied B rondom het munitiedepot zijn niet toegestaan:
Binnen explosieaandachtsgebied C rondom het munitiedepot zijn niet toegestaan:
Een toelichting op wat wordt verstaan onder de termen (beperkt) kwetsbare locaties en gebouwen is in de bijlage opgenomen.
Klopt het dat waardevolle landbouwgronden niet voor een grootschalig munitiedepot worden opgeofferd?
De afwegingen voor het voorkeursalternatief voor een grootschalig munitiedepot worden gemaakt op basis van de uitkomsten van het planMER, bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak en operationele noodzaak. Daarbij worden bij voorbaat geen potentiele locaties uitgesloten en volgt de voorkeurslocatie uit een transparante en navolgbare afweging, waarbij landbouwgrond, maar ook natuur tot opties behoren.
Wat verstaat u onder waardevolle landbouwgronden?
In het Regeerprogramma worden de voedselproductie en landbouwkundige waarde als uitgangspunten genomen voor de definiëring van «hoogwaardige» landbouwgrond. De kwaliteit en waarde van landbouwgronden verschillen van locatie tot locatie. In de ontwerpbeleidsvisie zal de impact op o.a. landbouw inzichtelijk worden gemaakt voor de verschillende locaties om de locatiealternatieven onderling goed te kunnen vergelijken. Deze uitkomsten worden onderdeel van de bovengenoemde beoordeling op basis waarvan het kabinet een integraal en onderbouwd besluit zal nemen over het voorkeursalternatief. Het Ministerie van LVVN werkt momenteel aan een nieuw afwegingskader voor de bescherming van hoogwaardige landbouwgrond.
Wat verstaat u onder agrarische activiteiten die een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen vereisen en in welke veiligheidszonering(en) wordt dit beperkt?
Binnen explosieaandachtsgebied A zijn agrarische activiteiten zoals stallen of tuinbouw niet toegestaan, omdat daarbij meer dan incidenteel personen aanwezig zijn. Akkerbouw en veeteelt zijn binnen explosiegebied A wel toegestaan, zolang dit niet een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen vereist. Binnen explosieaandachtsgebieden B en C gelden ten aanzien van agrarische activiteiten geen beperkingen.
Wat verstaat u onder cultuurhistorische waardevolle gebieden/objecten en hoe worden deze in het onderzoek naar geschikte locaties voor een grootschalig munitiedepot meegenomen?
Onder cultuurhistorische waardevolle gebieden/objecten wordt verstaan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten, UNESCO-werelderfgoed en andere door de provincie aangewezen beschermde gebieden, zoals landgoederen. In het planMER worden de cultuurhistorische waardevolle gebieden/objecten rondom de drie locatiealternatieven die nog in onderzoek zijn in beeld gebracht en wordt de impact van een mogelijk munitiedepot op die locaties beschreven. In de ontwerp Beleidsvisie Ruimte voor Defensie wordt de impact daarvan op de verschillende locaties vergeleken en ten opzichte van de andere onderzochte thema’s gewogen. Het kabinet zal hier uiteindelijk een integraal besluit over nemen.
Hoe wordt de impact op een gemeenschap in het onderzoek naar geschikte locaties voor een grootschalig munitiedepot meegenomen?
In het planMER worden diverse aspecten onderzocht die invloed hebben op de sociale cohesie binnen een gemeenschap, zoals het aantal woningen dat mogelijk moet worden geamoveerd, de impact op recreatiemogelijkheden, de impact op bouwmogelijkheden en de bijdrage aan de lokale economie. Op basis van dergelijke aspecten zal met het planMER inzicht worden gegeven in de impact van een grootschalig munitiedepot op de gemeenschap.
Kunt u het proces tot het vaststellen van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) zo concreet mogelijk beschrijven?
Na bestuurlijk overleg door Defensie met de provincies en gemeenten in het voorjaar van 2025 zal het kabinet een besluit nemen over de voorlopige voorkeursalternatieven voor het NPRD. Deze voorkeursalternatieven worden als onderdeel van het ontwerp van de Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie ter inzage gelegd. Ook uw Kamer ontvangt de ontwerp Beleidsvisie. Iedereen kan zienswijzen indienen op de ontwerp Beleidsvisie. Deze zienswijzen zullen worden meegenomen in de besluitvorming over de definitieve locaties door het kabinet. Ook hierover zal uw Kamer worden geïnformeerd. Na vaststelling van de voorkeursalternatief zal – ook dan in nauw contact met andere overheden en met de omwonenden van betreffende locaties – verdere uitwerking van de plannen plaatsvinden.
Hoe en op welke momenten worden directbetrokkenen en medeoverheden over de voortgang tot het vaststellen van het NPRD geïnformeerd?
Zie het antwoord op vraag 7. In aanvulling hierop informeert Defensie kaveleigenaren persoonlijk indien de locatie waar zij grond in bezit hebben, wordt aangewezen als voorkeursalternatief. Dit gebeurt voorafgaand aan de openbare bekendmaking.
Het dreigende tekort aan nieuwe commando’s |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het mede vanwege de te lage instroom aan nieuwe commando’s van groot belang is onnodige uitstroom binnen de SOF-community zo veel mogelijk te voorkomen?1
Ja.
Deelt u de mening dat het verloop van ervaren operators onwenselijk en zelfs zorgwekkend is voor het voortbestaan van een kwalitatief hoogwaardige SOF-community op de middel- en langetermijn?
Kwalitatief hoogwaardige speciale eenheden zijn voor de krijgsmacht van groot belang. Er is veel tijd en geld geïnvesteerd in het opleiden, trainen en inzetgereed maken van commando’s. Het aantal ervaren commando’s is schaars, terwijl de behoefte aan deze specifieke kwaliteiten onverminderd hoog is. Behoud van deze kwaliteiten is relevant, waarbij een beperkt verloop gezond is voor elke organisatie.
Verloop van medewerkers betekent niet automatisch uitstroom. Indien het gaat om doorstroom dan is dit een manier van loopbaanontwikkeling en groei. De krijgsmacht streeft naar een goede balans waarbij ervaring wordt behouden en medewerkers tegelijkertijd kunnen groeien in hun loopbaan.
Klopt het dat er afgelopen jaren sprake is geweest van verhoogde irreguliere uitstroom? Kunt u uw antwoord cijfermatig onderbouwen?
De irreguliere uitstroom van commando’s is na een piek van 8,7% (t.o.v. de bezetting) in 2022 gedaald naar 2,3% (t.o.v. de bezetting) in 2024. Er is dus geen sprake meer van een verhoogde irreguliere uitstroom in 2024. In vergelijking met Defensie in zijn geheel: daar is de irreguliere uitstroom over het afgelopen jaar 3%.
Klopt het dat er al een jaar of zestien discussie is over het mogelijk instellen van een SOF-toelage?
Jazeker, ik ben ermee bekend dat er geruime tijd van gedachten wordt gewisseld over het mogelijk instellen van een toelage voor speciale eenheden. Er wordt immers al geruime tijd met bindingspremies gewerkt bij speciale eenheden. Het gesprek over een «SOF-toelage» is van recentere aard. Het verzoek uit de SOF-gemeenschap om te komen tot een SOF-toelage is breder bezien in het licht van andere arbeidsvoorwaardelijke maatregelen, waarbij een zorgvuldige afweging is gemaakt. Defensie beziet de verschillende bindingspremies die worden gehanteerd binnen de organisatie in samenhang. Defensie volgt de ontwikkelingen op de markt zonder daarbij een zorgvuldige financiële verantwoording uit het oog te verliezen.
Herinnert u zich dat u tijdens het wetgevingsoverleg Personeel/Materieel van 21 oktober jl. hebt aangegeven dat u de oproep om serieus te kijken naar het voorstel voor een SOF-toelage meeneemt in uw plannen om de uitstroom bij de SOF te beperken?
De functies binnen het SOF-domein zijn specifiek voor Defensie en daarmee niet te vergelijken met functies op de arbeidsmarkt. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik hierover gezegd dat «wanneer je de functie-gebonden toelage, de inzettoelages en de bindingspremies bij elkaar pakt, de SOF-operators een goed en competitief pakket hebben.» Ook heb ik gezegd dat «onze partners, of ze nou Amerikaans, Deens of Frans zijn, allemaal een andere constructie hebben en dat onze medewerkers daar mee in lijn zitten.» Daarbij streef ik altijd naar manieren om te vereenvoudigen en versimpelen. Los daarvan blijf ik naar alle opties kijken om irreguliere uitstroom te beperken en te werken aan een goed gevulde krijgsmacht.
Deelt u de mening dat het voor behoud van ervaren operators kan helpen om een marktconcurrerende SOF-toelage voor SOF personeel in te stellen? Als u het daar niet mee eens bent, kunt u dan specifiek onderbouwen waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat SOF-personeel te allen tijde de beschikking moet hebben over de beste uitrusting die op de markt beschikbaar is?
Wij werken te allen tijde, binnen de wettelijke randvoorwaarden, aan de juiste uitrusting die aan alle gestelde eisen voldoet. In de context waarin SOF-personeel opereert, gelden vaak unieke eisen en behoeften, in het bijzonder in het kader van de uitrusting van deze eenheden. De SOF-community speelt daarom een belangrijke rol in de innovatie en ontwikkeling van uitrusting voor de krijgsmacht. Een voorbeeld is het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) (Kamerstuk 34 000 A, nr. 98 van 4 juni 2015). In dit project zijn de door het Korps Commandotroepen (KCT) in Afghanistan geteste gevechtsjas, regenjas en operationeel vest als basis gebruikt.
Deelt u ook de mening dat aanbestedingsprocessen voor technologisch verbeterde uitrusting niet tot onnodige vertraging mag leiden, en niet mag uitlopen op een keuze voor goedkopere, suboptimale alternatieven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is de verantwoordelijkheid van Defensie als werkgever om voor de kwaliteit en veiligheid van de uitrusting te zorgen. Militairen ontvangen een uitrustingspakket dat is afgestemd op de specifieke functie en taak en dat voldoet aan de geldende veiligheids- en kwaliteitseisen. Bovendien is het van groot dat onze militairen op tijd over de juiste middelen beschikken. Door de sterk toegenomen vraag op de defensiemarkt en problemen in de toeleveringsketen kan het soms voorkomen dat een artikel niet (op tijd) leverbaar is. Defensie streeft ernaar om het aantal situaties waarin artikelen niet tijdig beschikbaar zijn te minimaliseren. In het geval dat het toch voorkomt dat een specifiek artikel niet op voorraad is, zijn er andere mogelijkheden om toch in deze behoefte te voorzien, zoals het verstrekken van een alternatief. Binnen het beschikbare budget streeft Defensie naar een goed evenwicht tussen de kostprijs, de tijdige beschikbaarheid en de kwaliteit van de uitrusting. In alle gevallen zal het verstrekte artikel aan de gestelde eisen moeten voldoen.
Bent u bereid te zorgen voor een zo gestroomlijnd mogelijke aanbestedingsprocedure gericht op de unieke behoeften van de SOF-community, bijvoorbeeld door bij COMMIT een vast aanspreekpunt in te richten en een specifiek budget voor SOF daarbij te hanteren? Zo nee, waarom niet?
De huidige SOF-processen zijn er op ingericht om snel te voorzien in de specifieke behoefte, de veiligheid en kwaliteit van de uitrusting te waarborgen en innovatie te bevorderen. Binnen deze processen zijn reeds vaste aanspreekpunten belegd binnen de organisatie en lopen er initiatieven voor verdere optimalisatie. Er is geen structureel SOF-budget, maar SOF heeft in de afgelopen Defensienota’s wel specifieke budgetten gekregen, waarmee in additionele behoeftes kan worden voorzien. Daarnaast wordt SOF, indien relevant, bij algemene behoeftes ook als betrokken partij meegenomen.
Militairen die op missie niet worden doorbetaald in het weekend en over reservisten zonder verlof. |
|
Hanneke van der Werf (D66) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Klopt het dat militairen op uitzending alleen een uitzendtoelage ontvangen voor de weekenddagen (die bedoeld is ter compensatie van het niet thuis zijn, overwerken en onregelmatige werktijden) en dat zij daarnaast geen salaris of urencompensatie ontvangen voor deze dagen? Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?
De militair ontvangt zijn salaris over 30 dagen per maand. Gedurende uitzendingen ontvangen militairen daarnaast dagelijks de uitzendtoelage, dus ook op de weekenddagen. Dit is een dagvergoeding van 157,– plus een netto onkostenvergoeding van 38,14.
Hier is voor gekozen omdat voor militairen die op uitzending zijn, de Regeling voorzieningen bij vredes- en humanitaire operaties (VVHO) daarnaast nog andere financiële en niet financiële voorzieningen biedt.
Klopt het dat militairen die op oefening zijn, in tegenstelling tot bij een uitzending, naast een oefentoelage ook urencompensatie ontvangen voor weekenddagen? Zo ja, kunt u uitleggen waarom er een verschil is in de behandeling van weekendwerk tijdens oefeningen en uitzendingen? Vindt u dit verschil gerechtvaardigd en eerlijk?
Het klopt dat de militair die op oefening is, naast een oefentoelage voor elke weekenddag een compensatie van 8 uur ontvangt. De verschillende regelingen, bieden elk een ander totaalpakket aan compensatie en voorzieningen voor de militair, passend bij de activiteit, ofwel oefening, ofwel echte inzet. Ik vind de verschillen gerechtvaardigd en uitlegbaar. Zij berusten op eerder met de vakbonden gemaakte keuzes.
Bent u bereid om in overleg te treden met defensiepersoneel en de vakbonden om te komen tot een eerlijkere vergoeding voor weekendwerk tijdens uitzendingen, die meer in lijn ligt met de regeling voor oefeningen?
Het arbeidsvoorwaardelijk overleg vindt plaats tussen Defensie en vakbonden, niet direct met het Defensiepersoneel.
Daarbij maken Defensie en bonden binnen de voorhanden arbeidsvoorwaardelijke ruimte keuzes. Ik stel hierin de belangen van het Defensiepersoneel zo veel als mogelijk voorop. In het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2024 hebben Defensie en bonden de afspraak gemaakt om te komen tot een nieuwe regeling militaire inzet. De nieuwe regeling beoogt beter aan te sluiten bij de operationele omstandigheden van vandaag, en brengt een duidelijker onderscheid aan tussen inzet en functionele werkzaamheden in het kader van varen of oefenen. Ook zijn er voor inzet hogere dagbedragen afgesproken.
Defensie en de vakbonden werken deze regeling momenteel uit. Dit overleg is vertrouwelijk.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de uitspraak van het Europees Hof juncto de rechtbank in Den Haag met betrekking tot de status van reservisten, overwegende dat het Europees Hof in 2003 heeft uitgesproken dat alle vormen van arbeid, inclusief deeltijd- en flexibele arbeid, recht hebben op betaald verlof, en overwegende dat dit recht momenteel niet geldt voor reservisten, en dat de rechtbank in Den Haag vorig jaar een reservist in het gelijk heeft gesteld?1
Defensie heeft met de vakbonden nieuwe afspraken gemaakt. Ook reservisten die korter dan 85 aaneengesloten dagen opkomen, maken nu vanaf 1 januari 2024 aanspraak op verlof voor elk gewerkt uur. Daarnaast hebben sociale partners een afspraak gemaakt omtrent compensatie van de verlofuren. Dit geldt ook voor reservisten die in de periode 2018–2023 Defensie hebben verlaten.
Op basis van welke overwegingen is ervoor gekozen om de compensatie voor reservisten alleen voor de afgelopen vijf jaar uit te betalen, in plaats van vanaf de datum van de uitspraak van het Europees Hof in 2003?
Defensie heeft met vakbonden de afspraak gemaakt om het niet genoten verlof over de vijf jaar voor de datum uitspraak Rechtbank te compenseren. Om in hele jaren te werken gaat de terugwerkende kracht terug tot 1-1-’18. Deze afspraak volgt de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep waarbij de verjaring van een financiële aanspraak op grond van dienstbetrekking niet verder terug gaat dan vijf jaar.
Hoe is de regeling voor verlof (en eventuele compensatie) en pensioensopbouw voor reservisten in andere Europese landen geregeld? Kunt u voorbeelden geven van landen die hierin een voorbeeldrol vervullen, overwegende dat Nederland de algehele weerbaarheid wil verhogen en het aantal reservisten uit wil breiden van 8.000 tot 20.000 in de komende jaren?2
Over hoe de regeling voor verlof en pensioenopbouw voor reservisten in andere Europese landen is geregeld kunnen we nog niks zeggen, daar wordt onderzoek naar gedaan.
We hebben reservisten hard nodig. Ik zie ze dan ook gezien als volwaardig deel van de organisatie. Daarbij streef ernaar dat de rechtspositie van de reservist synchroon loopt met de rol die de reservist heeft binnen de Krijgsmacht.
De Scandinavische landen, en dan met name Noorwegen en Zweden, zijn mogelijk een voorbeeld voor Nederland. Deze landen hebben een reservistenbeleid met een solide maatschappelijke verankering.
De uitrusting van speciale troepen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat sommige commando’s van Nederlandse speciale eenheden graag zélf hun uitrusting zouden willen aanschaffen, omdat ze niet de spullen krijgen die ze zouden willen krijgen via de centrale inkoop of daar soms heel lang op moeten wachten?
Ja. Het is bekend dat er aanvullende wensen zijn voor het beschikbare pakket en dat men soms te maken krijgt met relatief langere levertijden van uitrustingsstukken via centrale inkoop.
Bent u ermee bekend dat sommige commando’s daarom maar zelf en op eigen kosten(!) de benodigde uitrusting aanschaffen?
Dit is geen wenselijke situatie. Voor de uitrusting van haar personeel hecht Defensie in lijn met haar verantwoordelijkheid als werkgever aan de bewezen kwaliteit, veiligheid, draagcomfort en tijdige beschikbaarheid van de uitrusting. Daarnaast draagt in een professionele organisatie als Defensie de juiste uitrusting ook bij aan de werkbeleving, de uitstraling en de tevredenheid van haar personeel. Om dit te waarborgen moet de uitrusting voldoen aan strenge eisen. Zo moet de uitrusting bijvoorbeeld brandwerend en -vertragend zijn en de camouflagesignatuur verminderen. Defensie zorgt ervoor dat de verstrekte uitrusting aan de kwaliteits- en veiligheidsnormen voldoet door de uitrusting zorgvuldig te testen. Bijvoorbeeld door het uitvoeren van draagproeven, waarbij militairen onder uiteenlopende klimatologische omstandigheden prototypes dragen en gebruiken. Ook vanuit operationeel oogpunt is het van belang dat de uitrusting goed op elkaar aansluit. Om effectief op te treden moet de uitrusting van de militair een samenhangend geheel vormen en afgestemd zijn als een compleet systeem op de uit te voeren taken.
Bij het gebruik van particulier aangeschafte uitrusting kan Defensie niet instaan voor de kwaliteit van de uitrusting en de veiligheid van de gebruiker. Het is namelijk niet met zekerheid vast te stellen of civiele leveranciers aan de kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen. Zo is bijvoorbeeld bekend dat in sommige gevallen particulier aangeschafte uitrusting zichtbaar is met nachtkijkers en daardoor niet voldoet aan de gestelde eisen voor camouflagesignatuur.
Vindt u dit een wenselijke situatie?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben onze speciale troepen, die bereid zijn hun leven voor onze veiligheid in de waagschaal te stellen, niet recht op de best mogelijke uitrusting zonder dat ze zich gedwongen voelen dat van hun eigen salaris te moeten betalen?
Het is van groot belang dat onze militairen op tijd beschikken over de juiste middelen om hun taak uit te voeren, vaak onder extreme omstandigheden. Het is de verantwoordelijkheid van Defensie als werkgever om voor de kwaliteit en veiligheid van de uitrusting te zorgen.
Alle militairen ontvangen daarom een uitrustingspakket dat is afgestemd op de specifieke functie en taak en de geldende veiligheids- en kwaliteitseisen. Door gebruik te maken van goed lopende raamcontracten, het tijdig toepassen van noodprocedures en voorraadvorming en -beheer zijn de artikelen uit dit assortiment snel leverbaar. Door problemen in de toeleveringsketen kan het soms voorkomen dat een artikel niet (op tijd) leverbaar is. Defensie streeft ernaar om het aantal situaties waarin artikelen benodigd voor het uitoefenen van de functie niet tijdig beschikbaar of op voorraad zijn te minimaliseren. In het geval dat het toch voorkomt dat een specifiek artikel niet op voorraad is, zijn er andere mogelijkheden om toch in deze behoefte te voorzien, zoals het verstrekken van een alternatief, het zo snel mogelijk naleveren van een artikel of het bieden van financiële middelen voor zelfstandige aanschaf. Deze centrale voorziening zorgt ervoor dat de verstrekking van uitrusting efficiënter, beter uitvoerbaar en beheersbaar verloopt.
In de context waarin de special operation forces (SOF) opereren gelden vaak unieke eisen en behoeften, in het bijzonder in het kader van de uitrusting van deze eenheden. Om snel te voorzien in deze specifieke behoefte, zijn de voor SOF-ingerichte processen kort-cyclisch en hoog-innovatief. De SOF-community speelt daarom een belangrijke rol in de innovatie en ontwikkeling van uitrusting voor de krijgsmacht. Een voorbeeld is het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) (Kamerstuk 34 000 A, nr. 98 van 4 juni 2015). In dit project zijn de door het Korps Commandotroepen (KCT) in Afghanistan geteste gevechtsjas, regenjas en operationeel vest als basis gebruikt. Een ander voorbeeld zijn de scherfvesten voor vrouwelijke militairen. De scherfvesten van de special forces bleken beter geschikt voor vrouwelijke militairen en worden nu defensiebreed geïntroduceerd.
Zijn speciale troepen niet zelf het best in staat om te weten welke uitrusting voor hen het beste is?
Defensie staat open voor verbeteringen en heeft begrip voor individuele voorkeuren van de gebruikers. Daarom neemt Defensie de ervaring van de individuele militair mee in de gestelde eisen bij de aanschaf van nieuwe uitrusting. Echter is bij particulier aangeschafte uitrusting niet met zekerheid vast te stellen of aan deze zorgvuldig gestelde eisen voor veiligheid, kwaliteit, draagcomfort en uniformiteit wordt voldaan.
Bent u van mening dat het in staat stellen van speciale eenheden of individuele commando’s om (een deel van) hun uitrusting zélf in te kopen niet alleen de veiligheid zou verbeteren en motivatieverhogend zou kunnen werken, maar ook de innovatie kan bevorderen omdat het speciale eenheden in staat stelt snel en op basis van hun eigen ervaring uit te vinden welke uitrusting voor hen het beste is? Zo nee, waarom niet?
De huidige SOF-processen zijn er op ingericht om de veiligheid en kwaliteit te waarborgen en innovatie te bevorderen. Door het continue testen en (door)ontwikkelen van de uitrusting in samenwerking met de eenheden en defensieonderdelen kan op basis van de individuele ervaring worden geïnnoveerd. Deze werkwijze heeft ook een motiverende werking.
Bent u bereid te onderzoeken of een deel van het uitrustingsbudget, indien dit wordt gewenst, rechtstreeks aan speciale eenheden of individuele leden van die eenheden kan worden gealloceerd, zodat eenheden of commando’s voortaan zélf (een deel van) hun uitrusting (snel) kunnen kopen (zoals in een aantal andere landen overigens al gebruikelijk is)? Zo nee, waarom niet?
Een individueel uitrustingsbudget is om bovengenoemde redenen niet wenselijk. Om de kwaliteit, het draagcomfort en de levertijd van de uitrusting te verbeteren lopen er verschillende projecten. Defensie heeft met de invoering van het eerder genoemde project VOSS de uitrusting van de militair verbeterd. Met de invoering van het Defensie Operationeel Kleding Systeem (DOKS) (Kamerstuk 27 830, nr. 429 van 8 april 2024) zet Defensie eveneens belangrijke stappen in de verbetering van de uitrusting van alle militairen. In dit project staan bescherming, individuele veiligheid en draagcomfort centraal. Uw Kamer wordt via het Defensie Projectenoverzicht (DPO) geïnformeerd over de voortgang van dit project.
Daarnaast zet Defensie stappen om meer maatwerk mogelijk te maken. Het keuzeconcept gevechtslaarzen is hier een voorbeeld van. Binnen dit concept krijgen militairen de ruimte om te kiezen uit een breed assortiment van gevechtslaarzen, passend bij hun gebruikersprofiel. Zo waarborgt Defensie zowel de veiligheid en kwaliteit van de uitrusting, en biedt tegelijkertijd keuzevrijheid aan haar mensen.
De productiecapaciteit voor munitie en defensiematerieel |
|
Wijen-Nass |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Gijs Tuinman (BBB) |
|
Bent u, in het kader van de garantstelling en financiering van startups en andere bedrijven in deze sector, voornemens om bijvoorbeeld ook een (strategisch) aandeel in dit soort bedrijven te nemen? Zo ja, wat is hiervan de status? Zo nee, zou het kabinet kunnen onderzoeken of dit een optie zou kunnen zijn?
In de Kamerbrief «Voortgang Structureel Versterken Europese productie munitie en Defensiematerieel» is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang die Defensie met partners maakt om de financieringspositie van start-ups, scale-ups, het MKB en de gevestigde defensie-industrie te versterken.1 Mocht Defensie overwegen om staatsdeelnemingen in een bedrijf in de sector te nemen, staat daar bijvoorbeeld de Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid voor ter beschikking.2 Uw Kamer wordt in Q1 2025 geïnformeerd over hoe Defensie en Economische Zaken (EZ) de strategische positie van de defensie-industrie verder gaan versterken op de lange termijn. Het instrumentarium dat de rijksoverheid daarin voorhanden heeft, waaronder de mogelijkheid van een strategisch aandeel in bedrijven, wordt hierin meegenomen. Ook wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang die Defensie en haar partners hebben geboekt met het recent aangekondigde publiek-private platform Defport.
Bent u bereid contact op te nemen met de Duitse Minister van Economische Zaken om te onderzoeken of een deel van de tekorten aan munitie en defensiematerieel bij deze bedrijven (die te kampen hebben met productie-uitval door de afgenomen vraag) kan worden geproduceerd, om niet alleen de Europese productie snel op te schalen maar ook een economische impuls te geven en daarbij ook Nederlandse bedrijven te betrekken?
Defensie is voortdurend in gesprek met Duitsland over verschillende materieelprojecten, bijvoorbeeld de aanschaf van de Leopard gevechtstanks en de Boxer gevechtsvoertuigen. Het leveren van gevechtskracht voor de krijgsmacht staat hierbij centraal, Defensie staat open voor kansen voor versnelling. De Staatssecretaris heeft regelmatig overleg met zijn Duitse collega over de voortgang van deze materieelprojecten. Daarnaast spreekt de Minister regelmatig met zijn Duitse collega over concrete mogelijkheden om gezamenlijk de Defensieproductie op te schalen, zoals onlangs bij zijn officiële bezoek aan Berlijn en gedurende de Raad Buitenlandse Zaken Defensie in Brussel. In deze gesprekken positioneren wij, in samenwerking met het Ministerie van EZ, actief de Nederlandse (defensie-)industrie. Zo kunnen onze internationale partners rekenen op Nederlandse (technologische) oplossingen en versterken wij de positie van Nederlandse bedrijven in de keten. Wij zoeken zo veel als mogelijk de samenwerking op, maar elk land maakt hier een eigen afweging in, bijvoorbeeld op basis van de militaire behoefte, industriële productiecapaciteit of economische grondslagen. Het is aan Duitsland om te beoordelen of er sprake is van overcapaciteit bij haar nationale (civiele) industrie en zo ja, of men het opportuun acht deze in te zetten voor de opschaling van de defensie-industrie.
Het nieuws dat pro-Palestinademonstranten een bijeenkomt van Defensie en de NIDV op de Kromhoutkazerne hebben verstoord. |
|
Joeri Pool (PVV) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Demonstranten Kromhoutkazerne vertrokken, bijeenkomst Defensie afgelast»?1
Ja, ik ben bekend met het genoemde bericht.
Kunt u opheldering geven over deze demonstratie en waarom ervoor gekozen is de bijeenkomst af te gelasten? Zo nee, waarom niet?
In de ochtend van dinsdag 25 september verzamelden ongeveer 50 actievoerders zich bij de Kromhoutkazerne (KHK). Het doel van hun actie was om de vergadering van de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) zodanig te verstoren dat deze niet kon plaatsvinden of vroegtijdig beëindigd zou worden. Daartoe hebben enkele van deze actievoerders zich vastgeketend aan de toegangspoort van de KHK zodat de toegang tot de KHK geblokkeerd werd. Doordat de blokkade enige uren duurde, konden de deelnemers aan het evenement niet gemakkelijk op de juiste bestemming komen. Daarom is in samenspraak met NIDV besloten het evenement te annuleren. Niet veel later na dat besluit zijn de demonstranten vertrokken.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de geplande bijeenkomst vanwege de demonstratie is afgelast? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is zeer teleurstellend dat dit evenement afgebroken moest worden vanwege een demonstratie. Vooral omdat we daar voor de veiligheid van Nederland en onze bondgenoten de relatie met het bedrijfsleven koesteren. Evenementen als deze dragen bij aan gewenste kennisuitwisseling tussen krijgsmacht, industrie en kennisinstellingen.
Als er sprake is van een demonstratie rondom een militaire terrein dient door de burgemeester te worden bezien of er gronden bestaan om het demonstratierecht te beperken, in het bijzonder de vrees voor of bestrijding van wanordelijkheden. Bij de afweging of er sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden wordt in voorkomende gevallen de nationale veiligheid betrokken. Voor Defensie is het daarbij in de huidige geopolitieke situatie van eminent belang dat de uitvoering van de grondwettelijke taken onverminderd doorgang kunnen vinden. Overigens is via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) een onderzoek uitgezet naar de mogelijkheden voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en de bestendigheid van het wettelijke kader rond demonstraties. Dat onderzoek richt zich ook op demonstraties waarbij de nationale veiligheid in het gedrang kan komen.
Deelt u de mening dat toegeven aan dergelijke acties een aanmoediging kan zijn voor de actievoerders om door te gaan met deze (en mogelijk nog verdergaande) wijze van actievoeren? Zo nee, waarom niet?
Het besluit om de bijeenkomst af te lasten is in gezamenlijk overleg tussen de NIDV en Defensie genomen. Er is gekozen voor de veiligheid van de deelnemers. Bij een volgende bijeenkomst zullen we in gezamenlijkheid met de NIDV – voor zover dat passend is – de nodige maatregelen treffen, zodat de bijeenkomst doorgang kan vinden.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om de afgelaste bijeenkomst met Defensie en de Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) zo snel als mogelijk alsnog plaats te laten vinden? Zo nee, waarom niet?
We zijn in overleg met de NIDV over een nieuwe datum voor de projectendag.
Het rapport 'Onderzoek naar een sociaal veilige werkomgeving bij Defensie' |
|
Heite |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
Herinnert u zich het rapport «Onderzoek naar een sociaal veilige werkomgeving bij Defensie»? (Kamerstuk 35 000 X, nr. 13)
Ja.
Kunt u aangeven wat er met elk van de aanbevelingen is gebeurd?
Uw Kamer is op verschillende momenten over (de implementatie van) de aanbevelingen geïnformeerd (Kamerstukken 35 000 X, nr. 75; 35 925 X, nr. 71 en nr. 88; 36 410 X, nr. 82). Daarom beperk ik mij in dit antwoord tot de hoofdlijnen, waarbij ik voor de volledigheid eerst de vijf aanbevelingen van de commissie Giebels weergeef.
Ter uitvoering van de eerste en derde aanbeveling biedt Defensie verschillende trainingen aan op het gebied van leiderschap, sociale veiligheid en integriteit aan leidinggevenden, medewerkers en organieke teams. Daarnaast zijn voor leidinggevenden trainingen over onder meer gesprekstechnieken beschikbaar. Deze trainingen dragen bij aan het bevorderen van een open aanspreekcultuur en mensgerichte aanpak. Verder loopt sinds 2019 bij alle defensieonderdelen een actieonderzoek, waarbij medewerkers zelf, onder professionele begeleiding, de gelegenheid krijgen het initiatief te nemen om voor hun onderdeel passende interventies op het gebied van sociale veiligheid te bedenken, te implementeren en te evalueren.
Op basis van de tweede aanbeveling is het meldproces vereenvoudigd en vertrouwelijker gemaakt. Voor medewerkers is het mogelijk om buiten het bevoegd gezag om een melding te doen. Meldingen en klachten worden sinds een aantal jaar in een apart systeem geregistreerd, waar alleen specifieke medewerkers toegang tot hebben.
Ten aanzien van aanbeveling vier is het beleid rondom functieroulatie aangepast. Bij nieuwe plaatsingen van militairen geldt als uitgangspunt een minimale plaatsingsduur van drie jaar en een maximum van zeven jaar. Dit is ook overeengekomen in de CAO 2021–2023.
Naar aanleiding van de vijfde aanbeveling stelde Defensie in april 2019 de Commissie Langlopende Zaken in. Deze commissie heeft geadviseerd over langlopende, vastgelopen zaken over sociale onveiligheid of vermoedens van misstanden tussen Defensie en (ex-)medewerkers. De commissie werd volgend op ontvangst van haar eindrapport op 21 oktober 2020 ontbonden. Er is blijvende aandacht voor langlopende en complexe zaken door de oprichting van het Cluster Individuele Casuïstiek.
Kunt u aangeven of het interne meldsysteem op orde is gebracht en volledig is?
Ik ben van mening dat ons meldsysteem in de basis op orde is. Tegelijkertijd zijn altijd verbeteringen mogelijk.
Sinds het uitkomen van het rapport van de commissie-Giebels heeft Defensie het interne meldsysteem verbeterd. Wel blijft Defensie doorlopend kritisch kijken naar de inrichting en uitvoering van het meldproces en voert zij frequent tussentijdse evaluaties uit naar delen van het meldsysteem. Mijn ambtsvoorganger heeft op 10 april van dit jaar de Kamer proactief geïnformeerd over waar nog winst te behalen is (Kamerstuk 36 410 X, nr. 82). Dit betreft het consequent toepassen van de menselijke maat gedurende het gehele proces, de-escalerend optreden en het ondersteunen van melders en leidinggevenden. Verder bereidt Defensie momenteel – in lijn met de toekomstige verplichting hiertoe uit de Wet bescherming klokkenluiders – de inrichting voor van het anoniem melden van vermoedens van misstanden.
Hoeveel mensen hebben in de afgelopen vijf jaar een klokkenluidersmelding gedaan? Kunt u dat per jaar uitsplitsen?
Een klokkenluider is een melder van een vermoeden van een misstand. Een misstand is een bijzondere categorie binnen de integriteitsschendingen. In de Wet bescherming klokkenluiders wordt beschreven wanneer hiervan sprake is. Wanneer de secretaris-generaal vaststelt dat er sprake is van een vermoeden van een misstand en een onderzoek hiernaar instelt, wordt de melder van dit vermoeden aangemerkt als klokkenluider.
In praktijk gaat een melding vaker om een (vermoeden van een) integriteitsschending in meer algemene zin dan om een (vermoeden van een) misstand. Bijvoorbeeld over ongewenst gedrag (onder andere (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie en pesten), fraude, corruptie of misbruik van bevoegdheid. Hieronder vindt u de cijfers die zien op meldingen die vallen binnen de definitie van een vermoeden van een misstand. De meldingen van vermoedens van een integriteitsschending zijn te vinden in het Jaarverslag Integriteit Defensie (Kamerstuk 36 410 X, nr. 85).
In totaal heeft Defensie in de periode 2019–2023 zes meldingen van een vermoeden van een misstand ontvangen:
Op het moment van versturen van deze Kamerbrief zijn er in het jaar 2024 nog geen meldingen van vermoedens van misstanden bij Defensie bekend.
Hoeveel van die meldingen zijn per jaar onderzocht?
Bij één van bovengenoemde meldingen is na een eerste analyse vastgesteld dat er geen sprake was van een vermoeden van een misstand, dan wel een vermoeden van een integriteitsschending. De overige vijf meldingen zijn wel als een vermoeden van een misstand beoordeeld en daarom onderzocht, conform de hiervoor geldende procedure.
Hoeveel mensen zijn in elk van die jaren erkend als klokkenluider? Kunt u, met inachtneming van de privacy, zoveel mogelijk informatie over de erkende zaken geven?
De melders van de vijf (als vermoeden van een misstand erkende) meldingen zijn door de secretaris-generaal aangemerkt als klokkenluider.
Defensie behandelt klokkenluidersmeldingen vertrouwelijk en conform de Wet bescherming Klokkenluiders. In het belang van de privacy van de individuele medewerkers doe ik geen uitspraken over de inhoud van de erkende gevallen. Vanwege de geringe aantallen zou informatieverstrekking namelijk tot herleidbaarheid naar de melder kunnen leiden.
Hoeveel werknemers zitten op dit moment langer dan twee jaar ziek thuis? Hoeveel van hen zijn erkend als klokkenluider?
Begin oktober 2024 zaten circa 146 medewerkers van Defensie langer dan twee jaar ziek thuis. Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, is sprake van een zeer beperkt aantal klokkenluiders. Informatie over hoeveel melders van vermoedens van misstanden ziek thuis zijn, dan wel op non-actief staan, is daarmee mogelijk herleidbaar naar individuen. In het belang van de privacy van melders doe ik daarom geen uitspraken over het gevraagde aantal.
Hoeveel mensen die erkend zijn als klokkenluider zijn op non-actief gesteld?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel vaststellingsovereenkomsten zijn er gesloten zijn met Defensiepersoneel (burger en militair) waarin een geheimhoudingsclausule is opgenomen?
De bevoegdheid tot het sluiten van vaststellingsovereenkomsten is op verschillende commandantenniveaus in de organisatie belegd. Defensie houdt hier geen centrale registratie van bij. Daarom kan ik niet aangeven hoeveel van dit soort overeenkomsten zijn gesloten.
Defensie neemt in vaststellingsovereenkomsten met klokkenluiders geen geheimhoudingsverklaringen op over de tussen partijen gemaakte afspraken. Dit is in lijn met het verbod hierop in de Wet bescherming klokkenluiders.
Hoeveel vaststellingsovereenkomsten zijn er gesloten met Defensiepersoneel (burger en militair) na een periode van meer dan zes maanden ziekte, waarin een geheimhoudingsclausule is opgenomen?
Zie antwoord vraag 9.
Hoeveel van de melders hebben uiteindelijk een schikking met een zwijgbeding getroffen? Kunt u dat per jaar uitsplitsen?
Met één van de melders van de eerdergenoemde vijf meldingen is een vaststellingsovereenkomst gesloten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 neemt Defensie in dergelijke vaststellingsovereenkomsten geen geheimhoudingsverklaringen op, in lijn met de Wet bescherming klokkenluiders.
Zijn er schikkingen met een zwijgbeding getroffen met melders na ingang van de nieuwe Wet bescherming klokkenluiders?
Zie antwoord vraag 11.
Is anoniem melden mogelijk bij Defensie? Zo ja, hoe werkt dat?
Vermoedens van integriteitsschendingen kunnen anoniem gemeld worden bij het Meldpunt Integriteit Defensie, een extern bemenst meldpunt, momenteel vanuit Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). Een melding vervolgens volledig anoniem bespreken is in de praktijk lastig. Informatie moet namelijk gedeeld worden en deze is mogelijk herleidbaar naar de melder. Wel kan een (coördinator) vertrouwenspersoon als tussenpersoon optreden, zodat de melding zo vertrouwelijk mogelijk wordt besproken en de melder zelf hier niet direct betrokken hoeft te zijn.
Voor vermoedens van misstanden geldt nu nog het uitgangspunt dat vertrouwelijk kan worden gemeld. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, bereidt Defensie momenteel de inrichting voor van het anoniem melden van vermoedens van misstanden.
Hoe omschrijft u de meldcultuur voor klokkenluiders bij Defensie?
Ik zie sociale veiligheid als een randvoorwaarde voor het voortzettingsvermogen van onze organisatie, te meer nu we vol inzetten op groei en ontwikkeling. Defensie werkt dan ook doorlopend aan een cultuur waarin de norm is dat wij elkaar aanspreken op ongewenst gedrag, fouten bespreekbaar maken en van en met elkaar leren. Een positieve meldcultuur, waarin medewerkers zich vrij voelen om te melden, is hier onderdeel van. Daarvoor is het noodzakelijk dat medewerkers vertrouwen hebben in de professionaliteit van de organisatie bij de behandeling van hun melding. Uit onderzoek blijkt dat dit vertrouwen bij veel medewerkers aanwezig is. Ik weet ook dat er melders zijn die geen positieve ervaringen aan het doen van een melding hebben overgehouden. Dat is een vervelende en onwenselijke situatie. Niet alleen voor de melders in kwestie, maar ook voor andere bij de melding betrokken personen. Daarom blijf ik werken aan verbeteringen, zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 3.
Melders van vermoedens van misstanden melden over het algemeen over complexe situaties die (aanvullend) onderzoek vereisen. Hierdoor zijn de behandeltrajecten vaak langer. Dit is belastend voor zowel de melder als de andere betrokkenen. Ik wil deze melders zo goed mogelijk ondersteunen en beschermen. Daarom staan in de regel onze meest ervaren vertrouwenspersonen hen bij en voeren onze meest ervaren onderzoekers de vereiste onderzoeken uit of coördineren deze. Omdat elke melding uniek is, wordt maatwerk toegepast.
In de gevallen dat melders van (mogelijke) misstanden desondanks van mening zijn dat zij niet juist zijn behandeld door Defensie, kunnen zij dit intern kenbaar maken bij of het Huis voor Klokkenluiders.
Kunt u deze vragen ten minste drie dagen voor het wetgevingsoverleg Personeel/Materieel d.d. 21 oktober 2024 beantwoorden?
Ja.
Gaten in de beveiliging van defensiecomplexen |
|
Hanneke van der Werf (D66), Bart van Kent |
|
Gijs Tuinman (BBB), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het nieuws dat er (nog steeds) grote gaten zitten in de beveiliging van defensielocaties en dat insluiping op kazernes daardoor kinderspel is?1
Zodra het probleem met de tourniquets bij ons bekend werd, heeft Defensie meteen een noodmaatregel genomen, waardoor het insluipen nog voor de uitzending onmogelijk is gemaakt. Ook is direct aan de leverancier van de tourniquets opdracht gegeven een duurzame oplossing te ontwikkelen zodat insluipen op deze manier niet meer mogelijk is.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is dat toegangspoorten van diverse defensiekazernes eenvoudig te omzeilen zijn gezien de daar aanwezige wapens, explosieven en data?
Nee, deze mening deel ik niet. Het betreden van een defensieterrein door onbevoegden is verboden en strafbaar. Echter, ook na het passeren van de toegangspoort is er geen directe toegang tot wapens, explosieven en data. De beveiliging van defensieterreinen is ingedeeld in vier categorieën. Binnen deze categorieën zijn de zogenaamde te beschermen belangen (TBB) gedefinieerd. Hoe zwaarder het TBB weegt, hoe robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregel per TBB-categorie is. Op basis van risicomanagement wordt per categorie beoordeeld wat proportionele maatregelen zijn.
Enkele voorbeelden per TBB zijn:
TBB-1: jachtvliegtuigen, cryptosleutels en STG-Zeer geheim gerubriceerde informatie;
TBB-2: helikopters, marineschepen, voertuigen en wapens;
TBB-3: niet-operationele gevechtsvoertuigen, pepperspray en medische voorraad;
TBB-4: defensieterreinen.
Op de delen van defensieterreinen die onder het beveiligingsregime van TBB 4 vallen en waar geen hogere TBB’en aanwezig zijn, zijn de reguliere beveiligingsmaatregelen van toepassing. De door u genoemde wapens, explosieven en informatiesystemen waarmee hoog gerubriceerde informatie wordt verwerkt, vallen binnen de zwaarst beveiligde categorieën, TBB-2 en TBB-1, met bijbehorende beveiligingsmaatregelen. De inhoud van deze maatregelen kan ik niet delen in het openbaar omdat dit hoog gerubriceerde informatie betreft.
Op hoeveel en bij welke defensielocaties zijn nog tourniquetpoorten in gebruik die insluiping mogelijk maken?
Zie antwoord onder vraag 4.
Kunt u toezeggen dat voor het eind van dit jaar alle tourniquetpoorten die insluiping mogelijk maken zijn vervangen? Kunt u daarnaast toezeggen dat op alle defensielocaties de ruimte naast de tourniquetpoortjes die insluiping mogelijk maakt per direct worden gedicht?
Insluipen via het tourniquet is niet meer mogelijk. Er zijn direct noodmaatregelen genomen op alle betreffende tourniquetpoorten op alle Defensieterreinen, waarbij de laatste aanpassing op zaterdag 14 september jl. gereed was, voor de uitzending op die zondag (zie eveneens antwoord bij vraag 1). De leverancier zorgt voor een duurzame aanpassing van de bestaande tourniquets die insluiping permanent onmogelijk maakt. De leverancier is reeds begonnen om de aanpassing te realiseren. Alle betreffende tourniquets zijn voor het eind van het jaar structureel aangepast. De aanpassingen zijn voldoende en complete vervanging van de betreffende tourniquets is niet nodig.
Wat is er sinds de herhaaldelijke infiltraties van undercoverjournalisten ondernomen om het veiligheidsbewustzijn bij defensiepersoneel te verhogen?
Er wordt continu gewerkt aan het beveiligingsbewustzijn van defensiemedewerkers. Dat gebeurt onder andere met behulp van campagnes gericht op verhoging van het beveiligingsbewustzijn, voorlichtings- en themadagen en het uitvoeren van testen. Hierbij wordt onder andere ingezet op het versterken van de aanspreekcultuur en het vergroten van kennis over specifiek objectbeveiliging. Ook is het zichtbaar dragen van een defensiepas verplicht.
Welke risico’s loopt defensiepersoneel, werkzaam op de diverse defensielocaties, als gevolg van de gaten in de beveiliging van defensiecomplexen?
Veiligheid van ons personeel heeft onze hoogste prioriteit. Daarom zijn direct maatregelen genomen (zie het antwoord op vraag 1). Het risico dat defensiepersoneel als gevolg van de gaten in de tourniquets loopt, is laag, maar elk beveiligingsrisico is onwenselijk.
Kunt u aangeven wat er is gedaan met de waarschuwingen van de Algemene Rekenkamer over het niet op orde zijn van de beveiliging van militaire objecten, de zogenoemde te beschermen belangen (TBB)? (Kamerstuk 36 360 X, nr. 2)
Naar aanleiding van de onvolkomenheid die de Algemene Rekenkamer heeft toegekend, is een projectofficier aangesteld. Er is een oorzakenanalyse in uitvoering en op basis daarvan wordt een plan van aanpak verder uitgewerkt en voor het eind van 2024 aan de Algemene Rekenkamer aangeboden. Er wordt ingezet op digitale beveiligingsmaatregelen en het aanstellen van extra bewakingspersoneel. Een Red Team test de beveiliging met inbraakpogingen. Tevens is een defensiebreed onderzoek uitgevoerd naar de beveiligingsbewustwording van het defensiepersoneel. Dat wordt omgezet in een communicatieplan, in aanvulling op de maatregelen, zoals verwoord in het antwoord op vraag 5.
Is sinds het uitbrengen van het rapport van de Algemene Rekenkamer getest of de geldende beveiligingsmaatregelen zorgen voor een adequate beveiliging van militaire objecten, zoals is aanbevolen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke inzichten en acties heeft dit opgeleverd?
Ja, onze beveiliging wordt regelmatig getest. Deze testen worden uitgevoerd door de defensieonderdelen zelf en ook door een extern bedrijf. Indien een test punten oplevert die kunnen worden verbeterd, wordt een verbeterplan opgesteld en in uitvoering genomen. De testen worden de komende jaren verder geïntensiveerd.
Welke maatregelen gaat u nu treffen om toekomstige infiltratie onmogelijk te maken?
De toegangspoorten dienen in orde te zijn en daar ligt de focus op. Daar blijf ik op toezien. Hierbij vormt ook het gedrag van de defensiemedewerkers zelf een belangrijke schakel in de naleving van de regelgeving. Ook het gedrag draagt bij aan het succes van de getroffen beveiligingsmaatregelen. Met de aanpassing op de tourniquets sluiten we uit dat insluiping op deze manier mogelijk is.
Zoals u in deze beantwoording heeft kunnen lezen, hanteert Defensie verschillende beveiligingsniveaus. Wat betreft de algemene toegang tot een defensieterrein, kan ik niet garanderen dat niemand binnen kan komen. Dat betekent niet dat indringers ook meteen bij zeer belangrijke eigendommen (TBB’en), zoals wapens, explosieven en data kunnen komen. Defensie maakt de afweging welke beveiligingsmaatregel proportioneel is ten opzichte van het risico dat Defensie loopt. Hoe zwaarder het te beschermen belang is, des te robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregelen zijn.
De handhaving van de internationale rechtsorde ten aanzien van Israël |
|
Kati Piri (PvdA), Jimme Nordkamp (PvdA), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() |
Kunt u een lijst opstellen van exportvergunningen uitgegeven in 2024 voor de levering van militaire en dual-use goederen aan Israël en voor iedere vergunning aangeven waar de goederen toe dienen?
Sinds 7 oktober 2023 zijn er twee vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen met eindbestemming Israël toegewezen. Dat ging om onderdelen voor het Iron Dome-luchtafweersysteem en om schokdempers voor containers op marineschepen. Uw Kamer werd hierover op 29 februari 2024 geïnformeerd (Kamerstuk 22 054, nr. 416).
Daarnaast zijn vergunningen afgegeven voor de tijdelijke uitvoer naar, of doorvoer via, Israël voor productie- of onderhoudsdoeleinden. Deze goederen kwamen na een productie- en of onderhoudshandeling in Israël terug naar Nederland of werden na deze handelingen naar een eindgebruiker in een derde land uitgevoerd. In geen van deze gevallen is sprake van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
In 2024 zijn er 28 exportvergunningen voor dual-use goederen uitgegeven aan Israël. Hieronder vindt u een overzicht van het opgegeven eindgebruik.
Informatiebeveiliging x2
Observatie in en rondom wildparken x3
Ontwikkeling van civiele (infrarood) camerasystemen x4
Waterzuivering
Drankindustrie x2
Test- en evaluatiedoeleinden
Opsporing en reddingsdoeleinden
Halfgeleiderindustrie x10
Scannen van goederen in containers/vrachtwagens
Inspectie wafermachines
Computersystemen
Telecommunicatie
Kunt u een lijst opstellen van militaire en dual-use goederen die Nederland in 2024 naar Israël heeft geëxporteerd onder exportvergunningen die vóór 2024 zijn afgegeven?
In 2024 zijn op aangiften ten uitvoer die bij de Nederlandse Douane zijn ingediend (peildatum 25 september 2024), de volgende militaire en dual-use goederen aangegeven onder exportvergunningen die vóór 2024 zijn afgegeven. Waar relevant is de goederencategorie voorzien van aanvullende duiding.
Voor de delen voor F-35 gevechtsvliegtuigen geldt dat deze zijn uitgevoerd vóór het arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 februari 2024. Het kabinet heeft opvolging gegeven aan het arrest door (middels de aanpassing van de algemene vergunningen NL007 en NL009) de uit- en doorvoer van goederen binnen het kader van het F-35-programma met eindbestemming Israël niet langer toe te staan.
Voor de overige categorieën militaire goederen geldt dat het ging om de (tijdelijke) uitvoer naar, of doorvoer via, Israël voor ontwikkel-, productie- of onderhoudsdoeleinden. Deze goederen worden voor testen in Israël gebruikt, komen na een productie- en of onderhoudshandeling in Israël terug naar Nederland of worden na deze handelingen naar een eindgebruiker in een derde land uitgevoerd. In geen van deze gevallen is sprake van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
Bij de categorie «Systemen, apparatuur en onderdelen voor informatiebeveiliging» gaat het om netwerk routers, switches en firewalls en apparatuur en programmatuur die gebruikt wordt in interne data netwerken.
Met betrekking tot de exporten waarvoor geen aangifte ten uitvoer hoeft te worden gedaan (bijvoorbeeld voor intra-EU-verkeer) zijn de gegevens niet meegenomen in de beantwoording aangezien rapportages over deze exporten op een later moment door bedrijven kunnen worden aangeleverd.
Kunt u een lijst opstellen van militaire goederen die Nederland in 2024 uit Israël heeft geïmporteerd en een lijst van nieuwe contracten voor de import van militair materieel die het kabinet in 2024 met Israëlische bedrijven heeft getekend of voornemens is te tekenen?
Voor Defensie staat voorop dat militairen, binnen wat financieel mogelijk is, het beste materieel tot hun beschikking hebben. Dit is belangrijk voor de doorontwikkeling en modernisering van de Nederlandse krijgsmacht. In sommige gevallen wordt het beste materieel dat tijdig beschikbaar is geleverd door Israëlische bedrijven.
Dit jaar zijn de volgende militaire goederen door Israëlische bedrijven geleverd.
Defensie is dit jaar verplichtingen aangegaan, of is dit – voor zover nu bekend – voornemens te doen voor de volgende militaire goederen.
Is uitgesloten dat motoren van de F-35 die in Woensdrecht worden onderhouden in Israëlische gevechtstoestellen terecht kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
De motoronderhoudsfaciliteit onderhoudt F-135-motormodules die worden aangeboden vanuit het internationale F-35-programma. In het F-35-programma geldt dat uitgebouwde onderdelen, ook motormodules, Amerikaans eigendom zijn zodra deze zijn aangeboden in de logistieke keten van het internationale programma. Op het moment dat een motormodule voor reparatie wordt uitgebouwd wordt deze vervangen door een andere motormodule uit de wereldwijde onderhoudspool. Voor motormodules geldt dus, net als voor andere onderdelen, dat zij niet aan een specifiek land toebehoren.
Naar aanleiding van het arrest van 12 februari 2024 van het Gerechtshof Den Haag heeft het kabinet de relevante algemene vergunningen voor de door- en uitvoer van militaire goederen aangepast. Door deze aanpassingen is uit- en doorvoer van F-35-onderdelen naar Israël niet langer toegestaan, dat geldt ook voor motoren.
Bent u bekend met de open brief van Duitse journalisten aan Israël met de oproep journalisten toe te laten in Gaza en met de brief van Europese journalisten, waaronder de Nederlandse Vereniging van Journalisten, die vragen om opschorting van het Europese Unie (EU)-Israël Associatieakkoord vanwege o.a. het (opzettelijk) doden van journalisten en de zware inperkingen op de persvrijheid door Israël?1 2
Ja.
Hoe verhoudt het (opzettelijk) doden van journalisten en het weigeren van toegang tot Gaza aan journalisten zich tot uw inzet op democratische waarden, vrijheden en rechtsstatelijke normen?
Het kabinet onderschrijft het belang van journalisten voor de toegang tot betrouwbare en onafhankelijke informatie, zeker in conflictsituaties waar journalisten de oren en ogen van de lokale en internationale gemeenschap zijn. Journalisten moeten hun werk vrij en veilig kunnen uitvoeren. Deze boodschap draagt het kabinet ook uit, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Dit deed de Minister van Buitenlandse Zaken recent nog tijdens zijn reis aan Israël en de Palestijnse gebieden op 2 en 3 september jl. Daarnaast heeft Nederland tijdens de verklaring over journalisten in conflictsituaties in de mensenrechtenraad op 10 september jl. opgeroepen tot bescherming en toegang van journalisten tot de Gazastrook, en de noodzaak van onafhankelijk onderzoek naar de gedode journalisten. Daarnaast heeft Nederland in een verklaring op 17 oktober jl. in de derde commissie van de Verenigde Naties opgeroepen tot toegang en het waarborgen van de veiligheid van journalisten in de Gazastrook. Tevens heeft Nederland het belang onderstreept voor onafhankelijk onderzoek naar vermeende schendingen van de rechten van journalisten.
Heeft u, de Minister van Buitenlandse Zaken, bij uw recente gesprek met de Israëlische Minister van Defensie Gallant, waarin u naar eigen zeggen heeft gesproken «over het beschermen van journalisten», ook geëist dat Israël aan journalisten toegang tot Gaza moet verlenen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb het belang benadrukt van toegang van journalisten tot de Gazastrook en opgeroepen dat Israël dit moet verlenen.
Welke consequenties verbindt u aan het kabinetsbeleid als de Israëlische autoriteiten journalisten toegang tot Gaza blijven weigeren?
Toegang voor journalisten tot de Gazastrook is belangrijk voor onafhankelijke verslaglegging van het conflict. Tevens heeft de Minister van Buitenlandse Zaken zorgen overgebracht over de 45 dagen sluiting van het Al Jazeera kantoor in Ramallah door Israël. Zie ook antwoord vraag 6.
Bent u bekend met de berichtgeving dat Israël is gestopt met het verstrekken van visa aan hoofden en medewerkers van internationale ngo’s?3
Ja.
Hoe verhoudt deze visumstop zich tot de voorlopige voorzieningen van het Internationaal Gerechtshof die Israël verplichten om meer humanitaire hulp tot Gaza toe te laten?
Visumverlening voor internationale staf van hulporganisaties staat niet apart genoemd in de voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof. Wel moet Israël volgens deze besluiten de toegang tot humanitaire hulp voor de noodlijdende burgerbevolking van de Gazastrook toestaan en faciliteren. Het kabinet maakt zich zorgen over het aanhoudende gebrek aan humanitaire toegang in brede zin en roept Israël op uitvoering te geven aan de voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof.
Bent u van mening dat door de visumstop minder humanitaire hulp aan Gaza en de Westelijke Jordaanoever kan worden verleend? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat Israël met deze visumstop de voorlopige voorzieningen schendt? Zo nee, waarom niet?
Israël moet humanitaire organisaties voldoende in staat stellen om de noodlijdende bevolking in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever van hulp te voorzien. De berichten over een visumstop zijn daarom zorgwekkend. Zo’n visumstop maakt de reeds complexe humanitaire hulpoperaties in de Palestijnse Gebieden nog lastiger. Nederland roept Israël op om het werk van hulporganisaties te faciliteren, inclusief middels verbetering van visumverlening.
Welke consequenties voor de diplomatieke betrekkingen met Israël verbindt u aan de beperkingen die Israël oplegt aan internationale ngo’s die humanitaire hulp verlenen in de Westelijke Jordaanoever en Gaza?
Zie het antwoord op vraag 10.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en voorafgaand aan het dertigledendebat over de gerechtelijke uitspraak over de uitvoer naar Israël van onderdelen voor F-35 beantwoorden?
In de diplomatieke contacten met Israël laat Nederland geen twijfel bestaan over het feit dat alle partijen – waaronder Israël – te allen tijde gebonden zijn aan het internationaal recht. Nederland blijft expliciet oproepen om de voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof na te leven. Onderdeel hiervan is dat humanitaire hulpverleners hun werk moeten kunnen doen.
Het platform DBDAAP |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Is het Defensie Big Data Advanced Analytics Platform (DBDAAP) ook in gebruik genomen? Zo ja, wanneer?
Ja. Nadat het platform in april 2022 is opgeleverd, hebben in september 2022 de eerste gebruikers gebruik gemaakt van het platform.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, hoe wordt deze ingebruikname gemeten?
De ingebruikname van DBDAAP wordt «gemeten» aan de hand van het aantal defensiemedewerkers dat gebruik maakt van de aangeboden tooling en het aantal toepassingen dat ontwikkeld wordt op het platform.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, hoeveel ontwikkelaars hebben in april 2024 ongeveer op het DBDAAP-platform ingelogd?
In april 2024 hebben circa 90 ontwikkelaars ingelogd op DBDAAP.
Hoeveel van deze ontwikkelaars draaien daadwerkelijk diensten op het DBDAAP-platform?
In april 2024 werkten circa 70 ontwikkelaars aan toepassingen op DBDAAP.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, hoeveel applicaties draaiden er op 30 april 2024 op het DBDAAP-platform? Kunt u wellicht ook de namen van deze applicaties geven?
Op 30 april draaiden er 34 applicaties op DBDAAP. Vanwege het vertrouwelijke karakter van deze applicaties is het niet mogelijk de namen hiervan te delen.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, hoeveel gigabyte was er op 30 april 2024 in totaal op het DBDAAP-platform (ongeveer) opgeslagen? Hoeveel inkomend en uitgaand dataverkeer is er (ongeveer) in totaal op deze datum voor het DBDAAP-platform gerealiseerd?
In april 2024 werd er al meer dan 20 terabyte aan data opgeslagen op DBDAAP. Het inkomend en uitgaand verkeer wordt niet bijgehouden.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, is daarmee het platform DBDAAP ook binnen de gehele krijgsmacht in gebruik genomen?
Ja. Er draaien toepassingen op DBDAAP van alle defensieonderdelen, met uitzondering van de Koninklijke Marechaussee. Vanwege de Wet Politiegegevens vallen de meeste datatoepassingen van de Koninklijke Marechaussee buiten het rubriceringsniveau van DBDAAP.
Welke krijgsmachtonderdelen hadden DBDAAP op 30 april 2024 eventueel niet in gebruik? Waarom hebben zij dit platform niet in gebruik genomen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat zijn de totale kosten van het project DBDAAP tot op de dag van vandaag?
Tot september 2024 is circa 8,2 miljoen euro uitgegeven aan de ontwikkeling en de exploitatie van DBDAAP.
Wordt DBDAAP wellicht ook nog doorontwikkeld op dit moment en zo ja, welke partijen zijn hierbij betrokken?
Ja. DBDAAP wordt doorontwikkeld door het datalab van Defensie. De prioriteit voor de doorontwikkeling wordt bepaald door de Chief Data Officersvan de verschillende defensieonderdelen.