Het bericht 'Israelische ambassade dient klacht in bij Schiphol na incident met vrijgelaten gijzelaar' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over twee Israëlische vrouwen – waarvan er een eerder door Hamas werd gegijzeld – die vrijdag 5 april jongstleden zouden zijn «aangevallen, vernederd en/of gedegradeerd» op Schiphol door een veiligheidsmedewerker?1
Ja
Kunt u aangeven of dit bericht klopt?
Ik ben net als u, erg geschrokken van de berichtgeving. Het is natuurlijk heel verdrietig als een kwetsbaar iemand zich opnieuw gekwetst en onheus bejegend voelt. Ik heb daarom bij de betrokken partijen navraag gedaan over wat er voorgevallen is. De Koninklijke Marechaussee geeft aan dat zij ter plaatse een bemiddelende rol heeft gespeeld.
Het gaat hier om het handelen van een medewerker in dienst van Schiphol. Omdat het een medewerker van Schiphol betreft, heeft het Ministerie van IenW geen zeggenschap over deze medewerker. Dat is aan de luchthaven. De luchthaven heeft als werkgever zelf actie ondernomen richting betrokkenen. Schiphol geeft bij navraag aan in persoonlijk contact via de ambassade excuses te hebben aangeboden.
Indien dit bericht klopt, kunt u dan bevorderen dat de genoemde veiligheidsmedewerker wordt ontslagen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht 'Ingrijpend miljardenpakket voor opkoop boeren moet koude sanering veestapel voorkomen' |
|
Caroline van der Plas (BBB), Geert Wilders (PVV), Sophie Hermans (VVD), Pieter Omtzigt (NSC) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u een toelichting geven op de berichtgeving waarin wordt gesteld dat u voornemens bent om een aantal maatregelen uit te werken naar aanleiding van de aangenomen motie-Van Campen?1
Het kabinet wil voorkomen dat bedrijven, die passen in het landbouwsysteem van de toekomst, gaan omvallen vanwege de situatie op de mestmarkt en wil voorkomen dat er een ongecontroleerde koude sanering plaatsvindt en -conform de aangenomen motie Grinwis2- voorkomen dat er generieke kortingen plaats moeten gaan vinden. Het is onvermijdelijk dat er maatregelen worden getroffen om dit te voorkomen. De Kamer heeft daarnaast met de motie Van Campen3 het kabinet verzocht om een plan van aanpak te maken om een mogelijke mestcrisis het hoofd te bieden. Over de uitvoering van deze motie heb ik meerdere malen met de Kamer gesproken, en daarbij is door woordvoerders ingebracht dat er breed gekeken zou moeten worden naar alle mogelijk maatregelen om de situatie op de mestmarkt te verlichten. Er zijn noch in de motie Van Campen, noch in genoemde gedachtewisselingen daarover met de Kamer, voorbehouden gemaakt over de elementen die wel of geen onderdeel zouden mogen uitmaken van het plan van aanpak. Zoals ook door mij aangegeven in die wisselingen met de Kamer, zijn er geen simpele oplossingen voor de situatie op de mestmarkt, omdat met het vervallen van de derogatie, onder meer vanwege onvoldoende voortgang op de verbetering van de waterkwaliteit, de mestplaatsingsruimte substantieel afneemt. Het kabinet heeft de afgelopen maanden diepgaand en breed gekeken wat de inhoud van dit plan van aanpak zou kunnen en moeten zijn en wat daarvan de haalbaarheid en de effecten zouden kunnen zijn. Voor de situatie die gedurende vele decennia is ontstaan, zijn geen eenvoudige of pijnloze oplossingen, om de balans tussen mestproductie en mestplaatsing te herstellen. De afgelopen periode heb ik ook intensief gesproken met de agrarische sector, wetenschappers, de banken en de zuivelindustrie.
Ter uitvoering van de motie heeft het kabinet een samenhangend plan van aanpak in voorbereiding. Naar aanleiding van uw vraag 4 treft u in de bijlage de elementen van dit plan van aanpak. Het voorgenomen plan van aanpak is wel nadrukkelijk een samenhangend geheel aan gebalanceerde maatregelen, die elkaar versterken en niet los van elkaar kunnen worden gezien. Nadrukkelijk wordt daarbij aangetekend dat deze maatregelen ook Europeesrechtelijke dimensies kennen. Daar waar er middelen benodigd zijn voor maatregelen, zijn deze indicatief genoemd. Het plan van aanpak dat in overweging is, is breed en bevat verschillende elementen die de druk op de mestmarkt moeten verlichten. Een beëindigingsregeling is slechts één van de onderdelen van dit samenhangende pakket en vormt flankerend beleid bij de overige onderdelen van het pakket en is tegelijkertijd op zichzelf staand, zonder flankerende regelgeving, veel minder effectief. Het gaat hier nadrukkelijk om een samenhangend en integraal plan van aanpak met verschillende maatregelen die invloed hebben op mestproductie, mestplaatsing en mestverwerking/export.
Deelt u de mening dat deze motie vraagt om een plan van aanpak om de mestcrisis het hoofd te bieden en niet in de eerste plaats om een uitkoopregeling voor boeren zoals de berichtgeving in de Telegraaf suggereert?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om tijdens deze formatiefase geen nieuw beleid met uitbreiding van uitkoopregelingen af te kondigen?
Er zijn grote zorgen in de agrarische sector over de druk op de mestmarkt en de stijgende mestafzetkosten. Met de afbouw van de derogatie neemt deze spanning op de mestmarkt, die boerenbedrijven en hun gezinnen stevig raakt, nog verder toe. Ook jonge boeren delen hun zorgen en zien de toekomst van hun bedrijf somber in. Het verdienvermogen van boeren staat met de uitdagingen op het boerenerf en deze oplopende kosten voor mestafzet, behoorlijk onder druk. De zorg bestaat dat deze situatie zal leiden tot ongerichte faillissementen van in de kerngezonde bedrijven. Veehouderijen met meer mest dan zij op eigen grond mogen plaatsen, uitgedrukt in stikstof en/of fosfaat, hebben een mestoverschot en moeten dat afvoeren van het bedrijf. In 2023 hebben veehouderijen met een mestoverschot veelal meer moeite gehad om hun mest af te zetten. Waar 2022 een relatief goed jaar was om dierlijke mest af te zetten tegen relatief lage kosten, omdat de kunstmestprijzen hoog waren en de weersomstandigheden goed, was dat in 2023 niet het geval. De mestafzetprijzen, de vergoeding om mest af te nemen, zijn in 2023 na een nat voorjaar fors gestegen. Door het natte voorjaar konden akkerbouwers niet of minder bemesten met drijfmest, maar kozen zij deels voor het gebruik van kunstmest. Daarnaast is door maatregelen samenhangend met de derogatiebeschikking, zoals de invoering van bufferstroken, de aanwijzing van nutriënten verontreinigde gebieden en (de eerste stap in) de afbouw van de dierlijke stikstof mestgift op derogatiebedrijven, de plaatsingsruimte voor dierlijke mest afgenomen.
Met name de verdere afbouw van de derogatie heeft een groot effect op de mestmarkt in de komende jaren. De plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest neemt voor elke individueel bedrijf met een derogatievergunning af (tot 170 kilogram (kg). stikstof per hectare in 2026). De mate van afname van de plaatsingsruimte verschilt per bedrijf. Nationaal neemt hiermee de plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest af. Het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) heeft een inschatting gemaakt van de totale hoeveelheid (uitgedrukt in miljoen kg stikstof). Deze vermindering van plaatsingsruime is ongeveer 65 miljoen kg stikstof in 2026 (53 miljoen kg stikstof door afbouw derogatie en naar schatting ongeveer 12 miljoen kg stikstof in verband met invoering bufferstroken). Wat betreft fosfaat heeft alleen de invoering van bufferstroken een effect op de plaatsingsruimte, waardoor de plaatsingsruimte voor fosfaat slechts in beperkte mate verandert. Kortom, de mestmarkt zal verder uit balans raken omdat de plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest verder afneemt, terwijl de mestproductie zonder maatregelen niet evenredig zal afnemen. Dat heeft grote financiële gevolgen voor bedrijven die mest moeten afvoeren, met name voor melkveebedrijven en varkensbedrijven. Tot slot leidt de situatie zonder derogatie tot meer kunstmestgebruik, dat leidt tot CO2-emissie en hogere aankoopkosten voor agrarische ondernemers.
Gezien de moeilijke situatie op de mestmarkt en de wens vanuit sectorpartijen en de Tweede Kamer (motie Flach c.s., Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 76) heb ik met de Europese Commissie besproken of een nieuw derogatieverzoek mogelijk is. Een hogere norm dan 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare op grasland of voor bedrijven met grotendeels grasland is milieukundig vanuit de waterkwaliteit goed te onderbouwen, op basis waarvan de EC aan Nederland voorheen een derogatie heeft verleend. Hoewel de waterkwaliteit in Nederland nog niet aan de normen van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water voldeed, heeft de EC in 2022 nog éénmaal een derogatie verleend, mede tegen de achtergrond van de stikstofaanpak zoals gepresenteerd in het NPLG. In dit besef heb ik evengoed bij de EC, mede op verzoek van de Kamer en de sector, de mogelijkheden van een nieuwe, beperkte (grasland)derogatie besproken. De EC heeft mij duidelijk aangegeven hiervoor geen enkele ruimte te zien, ook niet voor een derogatie die zich zou beperken tot grasland en tot grondgebonden bedrijven, omdat er in Nederland geen verbetering is te zien in de waterkwaliteit. Hoewel ik de teleurstelling en het onbegrip van de agrarische sector over het verlies van derogatie begrijp, is er daarmee geen mogelijkheid om de plaatsingsruimte voor dierlijke mest groter te laten zijn dan het afbouwpad van de derogatie, dan – vanaf 2026 – 170 kg stikstof per hectare. Ik wil helder zijn dat er daarmee nu geen perspectief is op een nieuwe of aangepaste derogatie, om geen valse hoop te bieden aan de sector. Al zal ik mij in Europees verband blijven inzetten om verlichting te bieden voor de situatie op de mestmarkt.
De afbouw van de plaatsingsruimte voor dierlijke mest raakt veel familiebedrijven, onder meer in de melkveehouderij, die voorheen geen of nauwelijks mest hebben moeten afzetten, omdat zij met de derogatie (grotendeels) de mest op hun eigen grond konden plaatsen. En daarenboven een fors hogere prijs moeten betalen voor de mestafzet. Bedrijven waarvan de algemene consensus is dat zij horen bij een duurzaam toekomstperspectief van een grondgebonden melkveehouderij en dat zij mee moeten kunnen in de onvermijdelijke transitie van de landbouw. Zeker ook voor jonge boeren is dit een moeilijke situatie. Waar juist zij behoefte hebben aan toekomstperspectief, worden zij nu geconfronteerd met grote onzekerheid. Het kabinet wil voorkomen dat bedrijven, die passen in het landbouwsysteem van de toekomst, gaan omvallen wil voorkomen dat er een ongecontroleerde koude sanering plaatsvindt en -conform de aangenomen motie Grinwis4- voorkomen dat er generieke kortingen plaats moeten gaan vinden. Het kabinet meent dat de impact van een mogelijke generieke korting voor het voortbestaan van de (melkveehouderij)sector onvoorstelbaar groot is. Tot slot moet ook de mestproductie in balans worden gebracht met de mestplaatsingsruimte, vanuit het oogpunt van het behalen van de wettelijke doelen, zoals de KRW-doelen op het gebied van waterkwaliteit. Het nemen van maatregelen is daarbij onvermijdelijk, waarbij geen eenvoudige of pijnloze oplossingen zijn. Hoe langer hiermee wordt gewacht, hoe groter het probleem wordt, hoe langer de onzekerheid voortduurt voor agrarische bedrijven die juist vragen om een handelings- en toekomstperspectief.
Het is daarom volgens het kabinet noodzakelijk dat overheid en sector gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen om nu te handelen. Dit kabinet vindt de situatie zeer urgent en is voornemens om, na definitieve besluitvorming, op korte termijn een plan van aanpak aan de Kamer te sturen. Maatregelen uit het plan van aanpak vergen uitwerking, waarvan het nodig is deze zo spoedig mogelijk te starten en waar nodig zo snel mogelijk in procedure te brengen bij uw Kamer. Met vraag 3 vragen deze leden, waarvan de fracties waar zij onderdeel van zijn een meerderheid in de Kamer vormen, echter «of het kabinet bereid is om tijdens deze formatiefase geen nieuw beleid met uitbreiding van uitkoopregelingen af te kondigen». Het voorgenomen plan van aanpak is, zoals bovenstaand aangegeven, nadrukkelijk een samenhangend geheel aan gebalanceerde maatregelen die elkaar versterken en niet los van elkaar kunnen worden gezien. De beëindigingsregeling is één van de onderdelen van dit integrale en samenhangende pakket, vormt flankerend beleid bij de overige onderdelen van het pakket en is tegelijkertijd op zichzelf staand, zonder flankerende regelgeving, veel minder effectief. Ik constateer dat het verzoek in de Kamervragen van deze leden, wiens fracties een meerderheid hebben in de Kamer, wezenlijk anders is dan het verzoek van een meerderheid van de Kamer in de motie Van Campen, en dat er nu geen draagvlak lijkt te zijn voor het voorgenomen plan van aanpak van het kabinet. Hoewel ik de positie van de Kamer respecteer, is het kabinet van mening dat de urgentie groot is en daarom ga ik graag het gesprek aan met de Kamer over bijgaand samenhangend en integraal plan van aanpak. De Kamer heeft op 25 april a.s. een Commissiedebat mestbeleid gepland. Het kabinet ziet zich genoodzaakt de Kamer erop te wijzen dat door het niet-uitvoeren van de motie van Campen de zorgwekkende situatie op de mestmarkt gedurende de periode blijft bestaan, de kans op ongerichte en koude bedrijfsbeëindiging en de noodzaak van een generieke korting toenemen. Het is daarom noodzakelijk besluitvorming over de genoemde maatregelen zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor het zomerrreces, te laten plaatsvinden, om deze tijdig te kunnen implementeren.
In de tussenliggende periode zal tevens de voorbereiding voortgaan van instrumenten, maatregelen en andere bouwstenen voor de vanwege de derogatiebeschikking verplichte verlaging van de mestproductieplafonds en andere dwingende (Europese) verplichtingen, bijvoorbeeld voortvloeiend uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Dit komt voort uit de verantwoordelijkheden en verplichtingen die Nederland heeft onder nationale en Europese wetgeving, doet recht aan uitspraken van uw Kamer, en spaart het verloren gaan van kostbare tijd.
Wellicht ten overvloede wil ik uw Kamer erop wijzen dat dit demissionaire kabinet ook nog met een aantal andere voorstellen bij uw Kamer zal komen de komende maanden, onder andere rondom de Maatregel Gerichte Beëindiging (MGB) en de wijze waarop PAS-melders beter en sneller geholpen zullen worden. Dit demissionaire kabinet vindt het belangrijk om onverminderd vaart te houden op het behalen van de doelen van het NPLG voor natuur, stikstof, klimaat en water, en het bieden van een oplossing aan PAS-melders, en zodoende aan de wettelijk gestelde eisen te voldoen, enzal een voorstel aan uw Kamer sturen voor de WecR-II koploperstrajecten. Ook lopen er diverse juridische procedures die het belang onderstrepen van onverminderd vaart houden.
Kunt u per maatregel aangeven of u deze al dan niet in voorbereiding heeft? Zo ja, is dit een volledig beeld? Zo nee, aan welke regelingen werkt u aanvullend?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de urgentie beschrijven die maakt dat besluitvorming over een dergelijk pakket noodzakelijk is?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn de kritische beslismomenten voor het kabinet, de Tweede Kamer en de Europese Commissie over een dergelijk pakket?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen per ommegaande, in ieder geval nog deze week, beantwoorden?
Ja.
De aanwezigheid van een hoge Talibanfunctionaris op het WHO-congres in Den Haag. |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat op het Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-congres van afgelopen week een hoge functionaris van de Taliban, het hoofd van de Afghaanse Voedsel- en Medicijnautoriteit, aanwezig was?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op ondersteunende documenten zoals een gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO enbevestiging van deelname door het Ministerie van VWS op naam vormden een ondersteuning bij de toekenning van het visum. Ook is gecheckt of de aanvrager op signalerings- en/of sanctielijsten staat vermeld.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Klopt het dat, zoals Duitse media melden, Nederland aan deze man een Schengenvisum heeft afgegeven op basis waarvan hij zowel in Nederland als Duitsland activiteiten heeft kunnen verrichten?1
Ja. Bij visumverlening is de norm dat er een visum wordt verstrekt dat geldig is voor het hele Schengengebied.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat de betreffende persoon weliswaar niet op een sanctielijst stond, maar desondanks geen visum had moeten krijgen?
Ja.
Hoe ziet de gevolgde procedure eruit waaraan u refereert?2 Is de gemaakte fout een incident of is onder de huidige procedure het risico groot dat ongewenste personen een visum krijgen zolang zij niet op een sanctielijst staan?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt – naast de standaard toets op sanctie- en signaleringslijsten – o.a. ook getoetst op het reisdoel, de openbare orde, binnenlandse veiligheid, volksgezondheid, de internationale betrekkingen en op de ondersteunende documenten.
Elke visumaanvraag wordt op eigen merites beoordeeld. Ook in de toekomst zal telkens worden afgewogen of er voldoende grond is voor afwijzing op grond van de bepalingen in de Visumcode.
Op welke wijze gaat u de procedure herzien en aanscherpen?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen, omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Hoeveel en welke Talibanfunctionarissen staan er momenteel op de sanctielijst?
Onder het VN-sanctieregime m.b.t. Afghanistan staan momenteel 135 individuen en 5 entiteiten gelist. Daarnaast zijn er vijf individuele Talibanleden op de EU mensenrechtensanctielijst geplaatst voor ernstige schending van vrouwenrechten.
Indien dit een selecte groep is, bent u dan bereid deze uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Nederland speelt een actieve rol in het plaatsen van individuen die zich schuldig maken aan terreuracties op sanctielijsten. Om op de sanctielijst geplaatst te worden, is een van de vereisten dat bewezen moet zijn dat een persoon onderdeel is van een terroristische groepering die op de sanctielijst staat en/of terreuracties heeft begaan.
De ruwe verwijdering van de Israëlische ambassadeur bij de VN |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
In hoeverre bent u bekend met de verwijdering van de Israëlische ambassadeur uit de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN)?1
Ik ben bekend met het voorval.
Wat zegt het over de VN dat een moorddadige Iraanse president er spreektijd krijgt, maar een daartegen protesterende ambassadeur ruw wordt aangepakt?
Zowel Israël als Iran zijn lidstaten van de Verenigde Naties en krijgen als zodanig spreektijd tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Deelt u de mening dat praatjes over «mensenrechten» bij de VN een farce zijn als moordenaars, zoals de Iraanse president, er welkom blijven?
Ieder land heeft spreektijd bij de Verenigde Naties.
Waren er Nederlandse vertegenwoordigers in de zaal tijdens de toespraak van de Iraanse president, beter bekend als de «Slager van Teheran»? Zo ja, wie zaten er namens Nederland?
Het is staand beleid van Nederland dat er gedurende het zgn. General Debate altijd een vertegenwoordiger van het Koninkrijk der Nederlanden in de zaal zit. Tijdens de toespraak van de Iraanse president bestond deze presentie uit één ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (werkniveau).
Komt u, net als de Israëlische ambassadeur, op voor het Iraanse volk dat zich juist van het islamitische regime probeert te bevrijden?
Ik blijf opkomen voor de mensenrechten in Iran en Nederland blijft Iran hier voor en achter de schermen op aanspreken.
Zo ja, waarom sprak u dan uw Iraanse ambtsgenoot en wilt u de banden met het terroristische regime in Teheran aanhalen?2
Nederland en Iran onderhouden diplomatieke betrekkingen. In dat kader heeft er, net als de afgelopen jaren, een gesprek plaatsgevonden op ministersniveau tijdens de Algemene Vergadering van de VN. Dergelijke gesprekken bieden de gelegenheid om te spreken over zaken als mensenrechten, het Iraanse nucleaire programma en militaire steun aan Rusland. Het Nederlandse beleid ten aanzien van Iran is ook in andere opzichten ongewijzigd. Het aanhalen van betrekkingen is niet aan de orde.
Wilt u stoppen met dit soort diplomatieke miskleunen en kunt u garanderen dat u de banden met het Iraanse regime NIET gaat aanhalen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Israëlische ambassadeur een blijk van waardering te geven voor zijn moedige protest, in een voor Israël vijandige omgeving als de VN?
In reactie op de terroristische aanvallen van Hamas op Israël heeft onze Permanente Vertegenwoordiging bij de VN de Nederlandse steun voor en medeleven met Israël uitgedragen.
Het bericht dat Nederland en Pakistan de banden gaan aanhalen |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom gaat Nederland de banden aanhalen met een land waarvandaan dagelijks doodsbedreigingen worden afgevuurd op een Nederlandse volksvertegenwoordiger?1, 2
Heeft de ambassadeur zich gehouden aan de eerdere belofte van het kabinet om de zorgen over de doodsbedreigingen en doodsvonnissen (fatwa’s) «bij elke gelegenheid» te uiten?
Wilt u stoppen met de door Nederland gerunde «pilot projects» in Pakistan, aangezien de vele doodsbedreigingen uit dat land onze democratie blijven ondermijnen? Zo, nee waarom niet?
Kunt u tevens garanderen dat de gesprekken over technologieoverdracht er nooit toe zullen leiden dat onze militaire- of dual-use technologie naar Pakistan wordt geëxporteerd?
Bent u bereid alle inspanningen om de relatie met Pakistan te verbeteren te staken, zolang de Pakistaanse autoriteiten niets doen om de stroom aan doodsbedreigingen en fatwa’s te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Israelische ambassade dient klacht in bij Schiphol na incident met vrijgelaten gijzelaar' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over twee Israëlische vrouwen – waarvan er een eerder door Hamas werd gegijzeld – die vrijdag 5 april jongstleden zouden zijn «aangevallen, vernederd en/of gedegradeerd» op Schiphol door een veiligheidsmedewerker?1
Ja
Kunt u aangeven of dit bericht klopt?
Ik ben net als u, erg geschrokken van de berichtgeving. Het is natuurlijk heel verdrietig als een kwetsbaar iemand zich opnieuw gekwetst en onheus bejegend voelt. Ik heb daarom bij de betrokken partijen navraag gedaan over wat er voorgevallen is. De Koninklijke Marechaussee geeft aan dat zij ter plaatse een bemiddelende rol heeft gespeeld.
Het gaat hier om het handelen van een medewerker in dienst van Schiphol. Omdat het een medewerker van Schiphol betreft, heeft het Ministerie van IenW geen zeggenschap over deze medewerker. Dat is aan de luchthaven. De luchthaven heeft als werkgever zelf actie ondernomen richting betrokkenen. Schiphol geeft bij navraag aan in persoonlijk contact via de ambassade excuses te hebben aangeboden.
Indien dit bericht klopt, kunt u dan bevorderen dat de genoemde veiligheidsmedewerker wordt ontslagen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht 'Ingrijpend miljardenpakket voor opkoop boeren moet koude sanering veestapel voorkomen' |
|
Caroline van der Plas (BBB), Geert Wilders (PVV), Sophie Hermans (VVD), Pieter Omtzigt (NSC) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u een toelichting geven op de berichtgeving waarin wordt gesteld dat u voornemens bent om een aantal maatregelen uit te werken naar aanleiding van de aangenomen motie-Van Campen?1
Het kabinet wil voorkomen dat bedrijven, die passen in het landbouwsysteem van de toekomst, gaan omvallen vanwege de situatie op de mestmarkt en wil voorkomen dat er een ongecontroleerde koude sanering plaatsvindt en -conform de aangenomen motie Grinwis2- voorkomen dat er generieke kortingen plaats moeten gaan vinden. Het is onvermijdelijk dat er maatregelen worden getroffen om dit te voorkomen. De Kamer heeft daarnaast met de motie Van Campen3 het kabinet verzocht om een plan van aanpak te maken om een mogelijke mestcrisis het hoofd te bieden. Over de uitvoering van deze motie heb ik meerdere malen met de Kamer gesproken, en daarbij is door woordvoerders ingebracht dat er breed gekeken zou moeten worden naar alle mogelijk maatregelen om de situatie op de mestmarkt te verlichten. Er zijn noch in de motie Van Campen, noch in genoemde gedachtewisselingen daarover met de Kamer, voorbehouden gemaakt over de elementen die wel of geen onderdeel zouden mogen uitmaken van het plan van aanpak. Zoals ook door mij aangegeven in die wisselingen met de Kamer, zijn er geen simpele oplossingen voor de situatie op de mestmarkt, omdat met het vervallen van de derogatie, onder meer vanwege onvoldoende voortgang op de verbetering van de waterkwaliteit, de mestplaatsingsruimte substantieel afneemt. Het kabinet heeft de afgelopen maanden diepgaand en breed gekeken wat de inhoud van dit plan van aanpak zou kunnen en moeten zijn en wat daarvan de haalbaarheid en de effecten zouden kunnen zijn. Voor de situatie die gedurende vele decennia is ontstaan, zijn geen eenvoudige of pijnloze oplossingen, om de balans tussen mestproductie en mestplaatsing te herstellen. De afgelopen periode heb ik ook intensief gesproken met de agrarische sector, wetenschappers, de banken en de zuivelindustrie.
Ter uitvoering van de motie heeft het kabinet een samenhangend plan van aanpak in voorbereiding. Naar aanleiding van uw vraag 4 treft u in de bijlage de elementen van dit plan van aanpak. Het voorgenomen plan van aanpak is wel nadrukkelijk een samenhangend geheel aan gebalanceerde maatregelen, die elkaar versterken en niet los van elkaar kunnen worden gezien. Nadrukkelijk wordt daarbij aangetekend dat deze maatregelen ook Europeesrechtelijke dimensies kennen. Daar waar er middelen benodigd zijn voor maatregelen, zijn deze indicatief genoemd. Het plan van aanpak dat in overweging is, is breed en bevat verschillende elementen die de druk op de mestmarkt moeten verlichten. Een beëindigingsregeling is slechts één van de onderdelen van dit samenhangende pakket en vormt flankerend beleid bij de overige onderdelen van het pakket en is tegelijkertijd op zichzelf staand, zonder flankerende regelgeving, veel minder effectief. Het gaat hier nadrukkelijk om een samenhangend en integraal plan van aanpak met verschillende maatregelen die invloed hebben op mestproductie, mestplaatsing en mestverwerking/export.
Deelt u de mening dat deze motie vraagt om een plan van aanpak om de mestcrisis het hoofd te bieden en niet in de eerste plaats om een uitkoopregeling voor boeren zoals de berichtgeving in de Telegraaf suggereert?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om tijdens deze formatiefase geen nieuw beleid met uitbreiding van uitkoopregelingen af te kondigen?
Er zijn grote zorgen in de agrarische sector over de druk op de mestmarkt en de stijgende mestafzetkosten. Met de afbouw van de derogatie neemt deze spanning op de mestmarkt, die boerenbedrijven en hun gezinnen stevig raakt, nog verder toe. Ook jonge boeren delen hun zorgen en zien de toekomst van hun bedrijf somber in. Het verdienvermogen van boeren staat met de uitdagingen op het boerenerf en deze oplopende kosten voor mestafzet, behoorlijk onder druk. De zorg bestaat dat deze situatie zal leiden tot ongerichte faillissementen van in de kerngezonde bedrijven. Veehouderijen met meer mest dan zij op eigen grond mogen plaatsen, uitgedrukt in stikstof en/of fosfaat, hebben een mestoverschot en moeten dat afvoeren van het bedrijf. In 2023 hebben veehouderijen met een mestoverschot veelal meer moeite gehad om hun mest af te zetten. Waar 2022 een relatief goed jaar was om dierlijke mest af te zetten tegen relatief lage kosten, omdat de kunstmestprijzen hoog waren en de weersomstandigheden goed, was dat in 2023 niet het geval. De mestafzetprijzen, de vergoeding om mest af te nemen, zijn in 2023 na een nat voorjaar fors gestegen. Door het natte voorjaar konden akkerbouwers niet of minder bemesten met drijfmest, maar kozen zij deels voor het gebruik van kunstmest. Daarnaast is door maatregelen samenhangend met de derogatiebeschikking, zoals de invoering van bufferstroken, de aanwijzing van nutriënten verontreinigde gebieden en (de eerste stap in) de afbouw van de dierlijke stikstof mestgift op derogatiebedrijven, de plaatsingsruimte voor dierlijke mest afgenomen.
Met name de verdere afbouw van de derogatie heeft een groot effect op de mestmarkt in de komende jaren. De plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest neemt voor elke individueel bedrijf met een derogatievergunning af (tot 170 kilogram (kg). stikstof per hectare in 2026). De mate van afname van de plaatsingsruimte verschilt per bedrijf. Nationaal neemt hiermee de plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest af. Het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) heeft een inschatting gemaakt van de totale hoeveelheid (uitgedrukt in miljoen kg stikstof). Deze vermindering van plaatsingsruime is ongeveer 65 miljoen kg stikstof in 2026 (53 miljoen kg stikstof door afbouw derogatie en naar schatting ongeveer 12 miljoen kg stikstof in verband met invoering bufferstroken). Wat betreft fosfaat heeft alleen de invoering van bufferstroken een effect op de plaatsingsruimte, waardoor de plaatsingsruimte voor fosfaat slechts in beperkte mate verandert. Kortom, de mestmarkt zal verder uit balans raken omdat de plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest verder afneemt, terwijl de mestproductie zonder maatregelen niet evenredig zal afnemen. Dat heeft grote financiële gevolgen voor bedrijven die mest moeten afvoeren, met name voor melkveebedrijven en varkensbedrijven. Tot slot leidt de situatie zonder derogatie tot meer kunstmestgebruik, dat leidt tot CO2-emissie en hogere aankoopkosten voor agrarische ondernemers.
Gezien de moeilijke situatie op de mestmarkt en de wens vanuit sectorpartijen en de Tweede Kamer (motie Flach c.s., Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 76) heb ik met de Europese Commissie besproken of een nieuw derogatieverzoek mogelijk is. Een hogere norm dan 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare op grasland of voor bedrijven met grotendeels grasland is milieukundig vanuit de waterkwaliteit goed te onderbouwen, op basis waarvan de EC aan Nederland voorheen een derogatie heeft verleend. Hoewel de waterkwaliteit in Nederland nog niet aan de normen van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water voldeed, heeft de EC in 2022 nog éénmaal een derogatie verleend, mede tegen de achtergrond van de stikstofaanpak zoals gepresenteerd in het NPLG. In dit besef heb ik evengoed bij de EC, mede op verzoek van de Kamer en de sector, de mogelijkheden van een nieuwe, beperkte (grasland)derogatie besproken. De EC heeft mij duidelijk aangegeven hiervoor geen enkele ruimte te zien, ook niet voor een derogatie die zich zou beperken tot grasland en tot grondgebonden bedrijven, omdat er in Nederland geen verbetering is te zien in de waterkwaliteit. Hoewel ik de teleurstelling en het onbegrip van de agrarische sector over het verlies van derogatie begrijp, is er daarmee geen mogelijkheid om de plaatsingsruimte voor dierlijke mest groter te laten zijn dan het afbouwpad van de derogatie, dan – vanaf 2026 – 170 kg stikstof per hectare. Ik wil helder zijn dat er daarmee nu geen perspectief is op een nieuwe of aangepaste derogatie, om geen valse hoop te bieden aan de sector. Al zal ik mij in Europees verband blijven inzetten om verlichting te bieden voor de situatie op de mestmarkt.
De afbouw van de plaatsingsruimte voor dierlijke mest raakt veel familiebedrijven, onder meer in de melkveehouderij, die voorheen geen of nauwelijks mest hebben moeten afzetten, omdat zij met de derogatie (grotendeels) de mest op hun eigen grond konden plaatsen. En daarenboven een fors hogere prijs moeten betalen voor de mestafzet. Bedrijven waarvan de algemene consensus is dat zij horen bij een duurzaam toekomstperspectief van een grondgebonden melkveehouderij en dat zij mee moeten kunnen in de onvermijdelijke transitie van de landbouw. Zeker ook voor jonge boeren is dit een moeilijke situatie. Waar juist zij behoefte hebben aan toekomstperspectief, worden zij nu geconfronteerd met grote onzekerheid. Het kabinet wil voorkomen dat bedrijven, die passen in het landbouwsysteem van de toekomst, gaan omvallen wil voorkomen dat er een ongecontroleerde koude sanering plaatsvindt en -conform de aangenomen motie Grinwis4- voorkomen dat er generieke kortingen plaats moeten gaan vinden. Het kabinet meent dat de impact van een mogelijke generieke korting voor het voortbestaan van de (melkveehouderij)sector onvoorstelbaar groot is. Tot slot moet ook de mestproductie in balans worden gebracht met de mestplaatsingsruimte, vanuit het oogpunt van het behalen van de wettelijke doelen, zoals de KRW-doelen op het gebied van waterkwaliteit. Het nemen van maatregelen is daarbij onvermijdelijk, waarbij geen eenvoudige of pijnloze oplossingen zijn. Hoe langer hiermee wordt gewacht, hoe groter het probleem wordt, hoe langer de onzekerheid voortduurt voor agrarische bedrijven die juist vragen om een handelings- en toekomstperspectief.
Het is daarom volgens het kabinet noodzakelijk dat overheid en sector gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen om nu te handelen. Dit kabinet vindt de situatie zeer urgent en is voornemens om, na definitieve besluitvorming, op korte termijn een plan van aanpak aan de Kamer te sturen. Maatregelen uit het plan van aanpak vergen uitwerking, waarvan het nodig is deze zo spoedig mogelijk te starten en waar nodig zo snel mogelijk in procedure te brengen bij uw Kamer. Met vraag 3 vragen deze leden, waarvan de fracties waar zij onderdeel van zijn een meerderheid in de Kamer vormen, echter «of het kabinet bereid is om tijdens deze formatiefase geen nieuw beleid met uitbreiding van uitkoopregelingen af te kondigen». Het voorgenomen plan van aanpak is, zoals bovenstaand aangegeven, nadrukkelijk een samenhangend geheel aan gebalanceerde maatregelen die elkaar versterken en niet los van elkaar kunnen worden gezien. De beëindigingsregeling is één van de onderdelen van dit integrale en samenhangende pakket, vormt flankerend beleid bij de overige onderdelen van het pakket en is tegelijkertijd op zichzelf staand, zonder flankerende regelgeving, veel minder effectief. Ik constateer dat het verzoek in de Kamervragen van deze leden, wiens fracties een meerderheid hebben in de Kamer, wezenlijk anders is dan het verzoek van een meerderheid van de Kamer in de motie Van Campen, en dat er nu geen draagvlak lijkt te zijn voor het voorgenomen plan van aanpak van het kabinet. Hoewel ik de positie van de Kamer respecteer, is het kabinet van mening dat de urgentie groot is en daarom ga ik graag het gesprek aan met de Kamer over bijgaand samenhangend en integraal plan van aanpak. De Kamer heeft op 25 april a.s. een Commissiedebat mestbeleid gepland. Het kabinet ziet zich genoodzaakt de Kamer erop te wijzen dat door het niet-uitvoeren van de motie van Campen de zorgwekkende situatie op de mestmarkt gedurende de periode blijft bestaan, de kans op ongerichte en koude bedrijfsbeëindiging en de noodzaak van een generieke korting toenemen. Het is daarom noodzakelijk besluitvorming over de genoemde maatregelen zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor het zomerrreces, te laten plaatsvinden, om deze tijdig te kunnen implementeren.
In de tussenliggende periode zal tevens de voorbereiding voortgaan van instrumenten, maatregelen en andere bouwstenen voor de vanwege de derogatiebeschikking verplichte verlaging van de mestproductieplafonds en andere dwingende (Europese) verplichtingen, bijvoorbeeld voortvloeiend uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Dit komt voort uit de verantwoordelijkheden en verplichtingen die Nederland heeft onder nationale en Europese wetgeving, doet recht aan uitspraken van uw Kamer, en spaart het verloren gaan van kostbare tijd.
Wellicht ten overvloede wil ik uw Kamer erop wijzen dat dit demissionaire kabinet ook nog met een aantal andere voorstellen bij uw Kamer zal komen de komende maanden, onder andere rondom de Maatregel Gerichte Beëindiging (MGB) en de wijze waarop PAS-melders beter en sneller geholpen zullen worden. Dit demissionaire kabinet vindt het belangrijk om onverminderd vaart te houden op het behalen van de doelen van het NPLG voor natuur, stikstof, klimaat en water, en het bieden van een oplossing aan PAS-melders, en zodoende aan de wettelijk gestelde eisen te voldoen, enzal een voorstel aan uw Kamer sturen voor de WecR-II koploperstrajecten. Ook lopen er diverse juridische procedures die het belang onderstrepen van onverminderd vaart houden.
Kunt u per maatregel aangeven of u deze al dan niet in voorbereiding heeft? Zo ja, is dit een volledig beeld? Zo nee, aan welke regelingen werkt u aanvullend?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de urgentie beschrijven die maakt dat besluitvorming over een dergelijk pakket noodzakelijk is?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn de kritische beslismomenten voor het kabinet, de Tweede Kamer en de Europese Commissie over een dergelijk pakket?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen per ommegaande, in ieder geval nog deze week, beantwoorden?
Ja.
De aanwezigheid van een hoge Talibanfunctionaris op het WHO-congres in Den Haag. |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat op het Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-congres van afgelopen week een hoge functionaris van de Taliban, het hoofd van de Afghaanse Voedsel- en Medicijnautoriteit, aanwezig was?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op ondersteunende documenten zoals een gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO enbevestiging van deelname door het Ministerie van VWS op naam vormden een ondersteuning bij de toekenning van het visum. Ook is gecheckt of de aanvrager op signalerings- en/of sanctielijsten staat vermeld.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Klopt het dat, zoals Duitse media melden, Nederland aan deze man een Schengenvisum heeft afgegeven op basis waarvan hij zowel in Nederland als Duitsland activiteiten heeft kunnen verrichten?1
Ja. Bij visumverlening is de norm dat er een visum wordt verstrekt dat geldig is voor het hele Schengengebied.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat de betreffende persoon weliswaar niet op een sanctielijst stond, maar desondanks geen visum had moeten krijgen?
Ja.
Hoe ziet de gevolgde procedure eruit waaraan u refereert?2 Is de gemaakte fout een incident of is onder de huidige procedure het risico groot dat ongewenste personen een visum krijgen zolang zij niet op een sanctielijst staan?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt – naast de standaard toets op sanctie- en signaleringslijsten – o.a. ook getoetst op het reisdoel, de openbare orde, binnenlandse veiligheid, volksgezondheid, de internationale betrekkingen en op de ondersteunende documenten.
Elke visumaanvraag wordt op eigen merites beoordeeld. Ook in de toekomst zal telkens worden afgewogen of er voldoende grond is voor afwijzing op grond van de bepalingen in de Visumcode.
Op welke wijze gaat u de procedure herzien en aanscherpen?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen, omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Hoeveel en welke Talibanfunctionarissen staan er momenteel op de sanctielijst?
Onder het VN-sanctieregime m.b.t. Afghanistan staan momenteel 135 individuen en 5 entiteiten gelist. Daarnaast zijn er vijf individuele Talibanleden op de EU mensenrechtensanctielijst geplaatst voor ernstige schending van vrouwenrechten.
Indien dit een selecte groep is, bent u dan bereid deze uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Nederland speelt een actieve rol in het plaatsen van individuen die zich schuldig maken aan terreuracties op sanctielijsten. Om op de sanctielijst geplaatst te worden, is een van de vereisten dat bewezen moet zijn dat een persoon onderdeel is van een terroristische groepering die op de sanctielijst staat en/of terreuracties heeft begaan.
De ruwe verwijdering van de Israëlische ambassadeur bij de VN |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
In hoeverre bent u bekend met de verwijdering van de Israëlische ambassadeur uit de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN)?1
Ik ben bekend met het voorval.
Wat zegt het over de VN dat een moorddadige Iraanse president er spreektijd krijgt, maar een daartegen protesterende ambassadeur ruw wordt aangepakt?
Zowel Israël als Iran zijn lidstaten van de Verenigde Naties en krijgen als zodanig spreektijd tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Deelt u de mening dat praatjes over «mensenrechten» bij de VN een farce zijn als moordenaars, zoals de Iraanse president, er welkom blijven?
Ieder land heeft spreektijd bij de Verenigde Naties.
Waren er Nederlandse vertegenwoordigers in de zaal tijdens de toespraak van de Iraanse president, beter bekend als de «Slager van Teheran»? Zo ja, wie zaten er namens Nederland?
Het is staand beleid van Nederland dat er gedurende het zgn. General Debate altijd een vertegenwoordiger van het Koninkrijk der Nederlanden in de zaal zit. Tijdens de toespraak van de Iraanse president bestond deze presentie uit één ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (werkniveau).
Komt u, net als de Israëlische ambassadeur, op voor het Iraanse volk dat zich juist van het islamitische regime probeert te bevrijden?
Ik blijf opkomen voor de mensenrechten in Iran en Nederland blijft Iran hier voor en achter de schermen op aanspreken.
Zo ja, waarom sprak u dan uw Iraanse ambtsgenoot en wilt u de banden met het terroristische regime in Teheran aanhalen?2
Nederland en Iran onderhouden diplomatieke betrekkingen. In dat kader heeft er, net als de afgelopen jaren, een gesprek plaatsgevonden op ministersniveau tijdens de Algemene Vergadering van de VN. Dergelijke gesprekken bieden de gelegenheid om te spreken over zaken als mensenrechten, het Iraanse nucleaire programma en militaire steun aan Rusland. Het Nederlandse beleid ten aanzien van Iran is ook in andere opzichten ongewijzigd. Het aanhalen van betrekkingen is niet aan de orde.
Wilt u stoppen met dit soort diplomatieke miskleunen en kunt u garanderen dat u de banden met het Iraanse regime NIET gaat aanhalen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Israëlische ambassadeur een blijk van waardering te geven voor zijn moedige protest, in een voor Israël vijandige omgeving als de VN?
In reactie op de terroristische aanvallen van Hamas op Israël heeft onze Permanente Vertegenwoordiging bij de VN de Nederlandse steun voor en medeleven met Israël uitgedragen.
Het schieten met een pistool en mitrailleur op een foto van mijn hoofd |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het filmpje1 waarin een man met een pistool en vervolgens mitrailleur kogels op mijn hoofd schiet en vervolgens in brand steekt?
Ja.
Wat is uw oordeel hierover?
Bedreigingen, ongeacht of deze uit binnen- of buitenland komen, en in het bijzonder die gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. De beelden zijn verwerpelijk. Volksvertegenwoordigers moeten vrij en veilig hun werk kunnen doen. Daar zullen wij ons altijd voor inzetten.
Bent u hierover door de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) geïnformeerd?
Zoals bij uw Kamer bekend kunnen er over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, alsmede informatie over concrete dreigings-casuïstiek en beveiligingsmaatregelen van personen, in het openbaar geen uitspraken worden gedaan. Zoals aangegeven bij vraag 1 heb ik kennisgenomen van deze beelden en keuren wij deze nadrukkelijk af.
In het algemeen kan ik wel opmerken dat door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie doorlopend, zowel desgevraagd als ongevraagd, dreigingsproducten worden opgesteld. Op basis van de dreigingsproducten worden, indien daar aanleiding toe is, passende maatregelen getroffen.
Vindt u dit inmiddels zo normaal dat u er publiekelijk over zwijgt?
Nee, nooit.
Welke stappen zijn ondernomen om de dader met spoed op te sporen?
Als Minister van Justitie en Veiligheid kan ik niet ingaan op individuele zaken, dit om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie.
De heer Wilders zal op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen.
Bent u bereid – indien dit filmpje uit Pakistan komt – de Pakistaanse ambassadeur te ontbieden en onmiddellijk medewerking te vragen aan het opsporen en vervolgen van de persoon uit het filmpje? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet doet er alles aan wat in zijn macht ligt om een einde te maken aan deze bedreigingen en de risico’s ervan voor de heer Wilders te mitigeren.
Indien dit filmpje inderdaad uit Pakistan komt dan zullen de ernstige zorgen en afkeuring van het kabinet worden overgebracht aan de Pakistaanse ambassadeur.
Een eventuele vervolging zou kunnen leiden tot een verzoek om rechtshulp aan de autoriteiten van Pakistan.
Indien Pakistan opnieuw medewerking met de Nederlandse autoriteiten weigert bent u dan bereid de Pakistaanse ambassadeur uit te wijzen? Zo nee, waarom niet?
We zullen er alles aan doen om de daders te pakken en te berechten. Zoals ik eerder heb aangegeven moeten volksvertegenwoordigers vrij en veilig hun werk kunnen doen. Het is belangrijk om in contact te blijven met de Pakistaanse autoriteiten, ook om de daders te kunnen pakken en te berechten. Uitwijzen van een ambassadeur is een zeer zwaar middel dat ertoe leidt dat de contacten met de autoriteiten van het land in kwestie ernstig zullen worden bemoeilijkt.
Wilt u deze vragen apart en met spoed binnen 48 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Saudische universiteit betaalde Nederlandse wetenschappers voor prestige' |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Saudische universiteit betaalde Nederlandse wetenschappers voor prestige»?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat het internationale prestige van Saudi-Arabië zeer slecht is door de sharia-wetgeving op basis waarvan vrouwen institutioneel onderdrukt worden, zelfs geen bezittingen mogen hebben, er geen vrijheid van meningsuiting is, er tientallen onthoofdingen en verminkingen plaatsvinden, er nog veel meer gruwelijke mensenrechtenschendingen systematisch en geïnstitutionaliseerd plaatsvinden, kortom dat Saudi-Arabië een barbaars land is? En begrijpt u dat Saudi-Arabië door ondermeer de reputatie van de eigen universiteiten op oneigenlijke wijze op te krikken haar internationale prestige tracht te verbeteren?
Een kritische dialoog over mensenrechten is altijd onderdeel van het gesprek met Saoedi-Arabië. Nederland onderhoudt als enige land, naast de EU, een structurele mensenrechtendialoog met dit land. Deze dialoog biedt de gelegenheid om zorgen te uiten over ontwikkelingen in Saoedi-Arabië op het gebied van mensenrechten, zoals de uitvoering van de doodstraf. Dat gesprek vindt voortdurend plaats, bijvoorbeeld eerder deze maand toen de president van de Saoedische mensenrechtencommissie een bezoek bracht aan Nederland evenals tijdens het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken in april jl. waarbij hij onder meer heeft gesproken met de president van de Saoedische mensenrechtencommissie.
De totstandkoming van constructies waarbij Nederlandse wetenschappers de King Saud Universiteit (KSU) in Riyad ten onrechte te vermelden als hun eerste werkgever acht ik zorgelijk. Het is mij niet bekend in hoeverre Saudi-Arabië met dit soort constructies probeert haar internationale prestige te verbeteren.
Deelt u de mening dat het dus volstrekt ongewenst is dat een Saudische universiteit Nederlandse wetenschappers als het ware koopt om het aanzien van het islamitische Saudische regime internationaal te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het in alle gevallen zeer kwalijk als wetenschappers in Nederland aan constructies meewerken waarbij ze ten onrechte een buitenlandse universiteit vermelden als hun eerste werkgever, zoals hier gebeurd lijkt te zijn. Allereerst doen ze de Nederlandse universiteiten, die hun echte werkgever zijn, hiermee tekort. Wetenschappers kunnen topprestaties leveren mede dankzij de financiering en steun van Nederlandse universiteiten. Ten tweede ondermijnen ze op deze manier het vertrouwen in de wetenschap.
Deelt u de zorgen dat wetenschappelijke publicaties blijkbaar te koop zijn voor islamitische landen waar mensenrechten op geen enkele manier worden nageleefd? Zo nee, waarom niet?
Het is in alle gevallen zorgelijk als wetenschappers de wetenschappelijke integriteit schenden, ongeacht de context van de daardoor begunstigde partij.
Als u de zorg en verontwaardiging deelt, wat bent u van plan te doen om dit soort verbintenissen tussen Saudi-Arabië en Nederlandse wetenschappers in de toekomst te voorkomen?
Dit soort gevallen onderstreept opnieuw het belang van transparantie van universiteiten en wetenschappers als het gaat om hun financiering en de belangen van hun financiers. Daarvoor hebben universiteiten verschillende acties in gang gezet. Ik verwijs uw Kamer in dit verband naar de Kamerbrief over transparante financiering.2 Daarnaast laat dit soort voorbeelden zien dat rankings kwetsbaar zijn als het gaat om de vraag in hoeverre zij een goed beeld geven van de kwaliteit van universiteiten en onderzoekers. Deze kwetsbaarheid onderstreept voor mij het belang van de internationale beweging van het breder erkennen en waarderen van onderzoekers, niet alleen op basis van rankings. Verder heb ik de KNAW, UNL, VH, NWO, NFU en TO2-Federatie gevraagd de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) te evalueren. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd dat ik de uitkomsten hiervan eind dit jaar verwacht. Op basis van de laatste informatie hierover verwacht ik dat ik uw Kamer voor de zomer van 2024 hierover kan informeren. Aan de hand daarvan zal ik beoordelen of er nog verdere stappen nodig zijn wat betreft beleid op dit terrein.
Deelt u de mening dat de Nederlandse wetenschappers die wel akkoord zijn gegaan met het aannemen van het Saudische bloedgeld net zoals in Spanje geschorst zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
De universiteiten zijn in dit soort situaties aan zet. Zij zijn namelijk de werkgever van de onderzoekers. Ik vind dat Nederlandse universiteiten in hun rol als werkgever van de onderzoekers scherp moeten zijn op dit soort acties van hun onderzoekers. Allereerst doen onderzoekers in voorkomende gevallen de Nederlandse universiteiten, die hun echte werkgever zijn, hiermee tekort. Ten tweede ondermijnen ze op deze manier het vertrouwen in de wetenschap. Het is aan de universiteiten om in hun hoedanigheid als werkgever te bepalen wat in voorkomende gevallen een gepaste sanctie is. Ik ben ervan op de hoogte dat Wageningen UR hoogleraar levensmiddelentechnologieën Vincenzo Fogliano per direct voor twee jaar uit zijn leerstoelgroep heeft gezet. Ik vertrouw erop dat deze sanctie het resultaat is van een weloverwogen besluit.
De zaak De Mos |
|
Wybren van Haga (BVNL), Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat de stad Den Haag door het Openbaar Ministerie (OM) al 3,5 jaar politiek gegijzeld wordt, door een strafrechtelijk onderzoek naar de oud-wethouders Richard de Mos en Rachid Guenaoui, oud-raadslid Nino Davitualiani en betrokken ondernemers?
Ik ben bekend met het strafrechtelijk onderzoek naar de door u genoemde personen.
Bent u bekend met het bericht «Haagse oud-wethouder De Mos vrijgesproken van corruptie», waarbij alle betrokkenen volledig zijn vrijgesproken en het Openbaar Ministerie met een klip en klaar vonnis een oor wassing heeft gekregen van de Rotterdamse Rechtbank die de vloer heeft aangeveegd met de verdenkingen die het OM tegen de betrokkenen had?1
Ik ben bekend met het vonnis van de Rechtbank Rotterdam waarin vrijwel alle verdachten zijn vrijgesproken.
Deelt u de mening dat de zaak De Mos een politiek proces is geworden omdat Hart voor Den Haag in 2019 ten onrechte uit het college is gezet, de zaak over de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 is getild, Hart voor Den Haag als winnaar van die verkiezingen vanwege de zaak buiten de coalitie is gehouden en het nu maar afwachten is of de aangerichte schade wordt hersteld en Hart voor Den Haag volledig wordt gerehabiliteerd? Graag een gedetailleerd antwoord.
Deze mening deel ik niet. Onder een politiek proces versta ik een proces waarin beslissingen over opsporing, vervolging of berechting door politieke motieven zijn ingegeven. In ons land heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een eigenstandige bevoegdheid als het gaat om beslissingen in individuele strafrechtelijke onderzoeken. Het OM gaat over de eigen proces(planning) en neemt daar eigenstandige besluiten, waaronder instellen van het hoger beroep. Dergelijke beslissingen dienen te worden genomen door het OM zonder politieke inmenging, zoals dat hoort in een democratische rechtsstaat. Het OM heeft ook in deze zaak eigenstandig besloten om over te gaan tot een strafrechtelijke vervolging en het (voorlopig) instellen van het hoger beroep.
Het is verder niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op overwegingen van politieke partijen op gemeentelijk niveau die zien op coalitievorming. Die overwegingen zijn aan de lokale gemeentelijke politiek.
Deelt u de mening2 dat deze zaak veel te lang duurt en als een zwaard van Damocles boven de stad Den Haag hangt? Graag een gedetailleerd antwoord.
Indien hiermee wordt bedoeld dat de strafzaak mede door de lange duur een grote impact heeft gehad op de stad Den Haag, dan deel ik die mening. Van deze impact is ook het OM zich bewust en het OM heeft getracht om zo voortvarend mogelijk te werk te gaan in deze strafzaak. Tegelijkertijd is dit een omvangrijke en complexe zaak door het aantal verdachten, de functie van twee van de verdachten en de aard van de verdenkingen. Een zorgvuldige voorbereiding en behandeling van een dergelijke strafzaak kost tijd. Dat geldt voor alle partijen: het OM, de verdachten en de rechtbank. Het OM heeft mij laten weten dat – zoals vaker het geval is bij complexe zaken – naast het strafrechtelijk onderzoek ook de onderzoekswensen van de verdediging, het horen van getuigen en de zittingscapaciteit bij de rechtbank invloed op de duur van de zaak hebben gehad. Ook de uitbraak van de coronapandemie heeft op de gehele strafrechtketen en dus ook deze zaak impact gehad.
Bent u bekend met de uitspraken van scheidend OM-topman Van der Burg, die heeft gesteld niet blind en doof te zijn voor de signalen uit de samenleving?3 Zo ja, hoe duidt u dan het klip en klare vonnis van de Rotterdamse Rechtbank (volledige vrijspraak) tegenover het twijfelde OM, dat na jarenlang onderzoek niet verder komt met een voorlopig Hoger Beroep? Graag een gedetailleerd antwoord.
Ik ben bekend met de uitspraken van de heer Van der Burg. Het is echter niet aan mij om een vonnis te duiden.
De heer Van der Burg heeft in hetzelfde programma ook gezegd dat het invoelbaar is dat bij de heer De Mos en andere verdachten veel frustraties loskwamen en dat zij boos zijn op het OM. Verder heeft hij toegelicht dat het OM 180 graden anders kijkt naar de feiten dan de rechtbank en dat het OM niet over één nacht ijs is gegaan bij het instellen van vervolging. In deze uitspraken zie ik dat het OM zich juist rekenschap geeft van de signalen uit de samenleving en de beslissing om al dan niet het hoger beroep door te zetten, goed wil wegen. Het OM heeft aangegeven daar meer tijd voor nodig te hebben.
Bent u bekend met het feit dat de Haagse samenleving in een peiling van Maurice de Hond4 een duidelijk signaal heeft afgegeven, waarbij 64 procent van de Hagenaars Hart voor Den Haag terug wil in het college en nog eens 70 procent van de inwoners wil dat het OM afziet van het hoger beroep?
Ik heb kennisgenomen van het onderzoek dat is verricht door peil.nl in opdracht van Hart voor Den Haag op 5 en 6 mei.
Deelt u de mening dat de zaak De Mos lang genoeg heeft geduurd en enorm schadelijk is voor het democratische proces in de Hofstad, waarbij het vertrouwen in zowel de politiek als in de rechtsstaat smelt als sneeuw voor de zon? Zo ja, heeft u de bereidheid om gebruik te maken van uw aanwijzingsbevoegdheid en het OM op te leggen per direct met de zaak De Mos te stoppen, zodat het (democratische) helingsproces in de Hofstad kan aanvangen en de volledig vrijgesprokenen niet langer hoeven te bungelen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Voor de beantwoording van de eerste deelvraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Los daarvan, ben ik niet bereid gebruik te maken van mijn bijzondere aanwijzingsbevoegdheid, zoals bedoeld in artikelen 127 en 128 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Met deze bevoegdheid moet uiterst terughoudend worden omgegaan.
In het algemeen geldt dat ministeriële bemoeienis in individuele strafzaken op gespannen voet staat met het strafrechtelijk systeem van onze rechtsstaat waarin vervolgingsbesluiten zijn toegekend aan het OM. Hiervoor is juist gekozen om, onder andere, politieke beïnvloeding van vervolgingsbeslissingen te voorkomen.
De definitieve fatwa en de oproep aan Nederlandse moslims mij te vermoorden |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het recente filmpje en berichten waarin de Pakistaanse Mufti Jalali zijn fatwa – doodvonnis – tegen mij bevestigt en als onherroepelijk en definitief benoemd? Wat is uw oordeel daarover?
Het kabinet heeft kennis genomen van de fatwa van Mufti Jalali en vindt de teksten verwerpelijk en gevaarlijk. Bedreigingen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, horen absoluut niet thuis in onze samenleving, ongeacht of deze uit binnen- of buitenland komen. Dit ondermijnt onze democratie. De heer Wilders heeft het recht om, net als iedere volksvertegenwoordiger, in vrijheid zijn standpunten en mening te verkondigen. Dat is een groot goed en dat recht moet door ons allen worden beschermd.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft op 16 april jl. en de Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 17 april jl. de fatwa waarin Nederlandse moslims worden opgeroepen om de heer Wilders te vermoorden publiekelijk veroordeeld. Ik heb op 20 februari jl. nog mijn ernstige zorgen gedeeld met de premier van Pakistan. Dit is ook gebeurd tijdens het gesprek van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Pakistaanse collega op 18 januari jl., tijdens de hoogambtelijke politieke consultaties met Pakistan op 8 februari jl.Zoals op 17 april jl. bekend gemaakt werd, heeft het Openbaar Ministerie besloten tot vervolging over te gaan van een Pakistaanse onderdaan die in 2018 een beloning had uitgeloofd aan degene die de heer Wilders zou doden. Het kabinet is van mening dat hiermee een duidelijk signaal wordt afgegeven dat pogingen tot uitlokking van moord, opruiing en bedreiging zeer serieus worden genomen.
Heeft u er ook kennis van genomen dat in die fatwa Nederlandse moslims worden opgeroepen en aangemoedigd mij te vermoorden? Wat is uw oordeel daarover? Deelt u de mening dat dit walgelijk is en publiekelijk moet worden veroordeeld? Bent u daartoe bereid?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich nog dat afgelopen jaren – na eerdere soortgelijke bedreigingen van de Pakistaanse Taliban, ISIS en Al Qaida – ook andere Pakistaanse geestelijken fatwa’s over mij hebben uitgesproken maar daarnaast ook anderen zoals leiders van politieke partijen, bekende Pakistaanse cricketspelers en acteurs hebben opgeroepen mij te vermoorden en dat honderden zo niet duizenden Pakistanen mij inmiddels ook met de dood hebben bedreigd? Wat is uw oordeel daarover? Vindt u dat acceptabel?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich ook dat er eerder meerdere Pakistanen feitelijk naar Nederland zijn gekomen met het doel mij te vermoorden? Kunt u uitsluiten dat dit na alle (nieuwe) fatwa’s en bedreigingen opnieuw zal gebeuren?
Er kan hier niet in worden gegaan op concrete dreiging-casuïstiek en beveiligingsmaatregelen van personen, maar het kabinet keurt de fatwa’s en bedreigingen ten zeerste af. Bedreigingen aan het adres van een democratisch gekozen volksvertegenwoordiger zijn onacceptabel.
Wanneer komt voor u het moment dat u aan het herhaaldelijk oproepen tot het vermoorden van een Nederlands volksvertegenwoordiger en Tweede Kamerlid, zonder dat Pakistan ook maar één keer tot strafrechtelijke vervolging van de daders is overgegaan, stevige consequenties verbindt zoals het uitwijzen van de Pakistaanse ambassadeur in Nederland? Bent u bereid dat nu alsnog te doen? Zo nee, waarom niet en wat gaat u nu dan wel doen?
De afkeuring en diepe zorgen van het kabinet over de ernstige bedreigingen aan het adres van de heer Wilders worden door de Nederlandse overheid op alle niveaus en bij elke gelegenheid bij de Pakistaanse autoriteiten geuit en dit zullen we blijven doen. De Minister van Buitenlandse Zaken is voornemens zijn Pakistaanse ambtgenoot zo snel mogelijk te spreken over de recente bedreigingen en fatwa’s om ook persoonlijk zijn aandacht hiervoor te vragen.
De Nederlandse regering roept continu de Pakistaanse regering op zich tot het uiterste in te spannen om dergelijke bedreigingen een halt toe te roepen.
Heeft u de indruk dat de informatiepositie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) ter zake kwalitatief voldoende is en dat zij deze fatwa’s en bedreigingen naar behoren kunnen duiden en voldoende serieus nemen? Is de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) hierover voldoende adequaat door de AIVD geïnformeerd? Welke acties hebben AIVD en NCTV inmiddels ondernomen en is de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) afdoende geinformeerd?
Zoals bij uw Kamer bekend kan ik over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, alsmede informatie over concrete dreigings-casuïstiek en beveiligingsmaatregelen van personen, in het openbaar geen uitspraken doen. In het algemeen kan ik wel opmerken dat door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie doorlopend, zowel desgevraagd als ongevraagd, dreigingsproducten worden opgesteld. Op basis van de dreigingsproducten worden, indien daar aanleiding toe is, passende maatregelen getroffen.
Wilt u deze vragen gelet op de urgentie vóór donderdag 20 april, 12.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het artikel 'Terreurverdachten na foute grappen' |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «terreurverdachten na foute grappen»1?
Ja, ik heb kennisgenomen van de mediaberichten over deze zaak.
Wat vindt u ervan dat wordt gerefereerd aan een opmerking van betrokken moslims dat ze mij wilden ontvoeren en dat daar vervolgens hilariteit over ontstaat?
Ik kan me goed voorstellen dat het ontzettend heftig is om dit soort uitspraken (dagelijks) te ontvangen en dat het grote impact heeft. Dit zijn verwerpelijke opmerkingen waar ik de humor absoluut niet van in zie. Dergelijke uitspraken horen niet thuis in onze samenleving, ik zal me hier dan ook altijd tegen uitspreken.
Wat vindt u ervan dat er ook wordt gelachen nadat een van de betrokken moslims zegt: «dan ga ik hem live op Facebook onthoofden», waarbij met «hem» ik word bedoeld?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is het Openbaar Ministerie (OM) niet in hoger beroep gegaan? Welke inhoudelijke redenen heeft het OM hiervoor?
Het Openbaar Ministerie heeft mij gemeld dat na uitgebreide bestudering van het vonnis er geen hoger beroep wordt ingesteld, omdat het vonnis van de rechtbank volgens het Openbaar Ministerie goed gemotiveerd is en in lijn is met vaststaande jurisprudentie.
Deelt u de mening dat dit tuig dat te kennen gaf mij te willen ontvoeren en onthoofden langdurig achter de tralies hoort en een hoger beroep daarom zeer op zijn plaats was geweest en het OM opnieuw op een schandalige manier heeft gefaald door niet in beroep te gaan?
De conclusie dat het Openbaar Ministerie op enigerlei wijze heeft gefaald deel ik niet. Het gaat om verwerpelijke opmerkingen die niet thuishoren in onze samenleving. Daar mag geen misverstand over bestaan. Het Openbaar Ministerie gaat over de vervolging van strafbare feiten in individuele strafzaken en het al dan niet instellen van hoger beroep in deze strafzaken. Politieke inmenging daarbij dient te worden voorkomen. Ik constateer bovendien dat de rechter heeft geoordeeld dat de handelingen van deze personen niet strafbaar zijn. Als Minister onthoud ik mij van commentaar daarop.
Bent u bereid de hoogste baas van het OM – de voorzitter van het College van Procureurs -Generaal om opheldering te vragen en desnoods te demoveren dan wel te ontslaan?
Zoals bij de beantwoording van vraag 4 reeds genoemd heeft het Openbaar Ministerie mij gemeld dat het vonnis van de rechtbank is bestudeerd en dat naar aanleiding daarvan is besloten geen hoger beroep in te stellen.
Welke veiligheidsconsequenties zijn aan de vrijlating van betrokkenen verbonden?
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de coördinatie op nationale veiligheid en het stelsel bewaken en beveiligen kan ik in zijn algemeenheid zeggen dat de NCTV, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de ketenpartners – vanuit de gezamenlijke aanpak – continu alert zijn op het mitigeren van een potentiële dreiging en indien nodig maatregelen treffen. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op individuele zaken. Ook niet op concrete dreigingen en beveiligingsmaatregelen van personen.
Zeer recent in Pakistan herhaalde en herbevestigde fatwa en honderden dreigementen tegen een Nederlandse parlementariër |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich de fatwa die over mij is uitgesproken door de Pakistaanse TLP-leider Muhammad Ashraf Asif Jalali die zei: «the government of Pakistan must take a strong narrative on the adverse blasphemy committed by Geert Wilders» en «he must be handed over to Muslims for public execution to ensure world peace»?1
Ja.
Heeft u er kennis van genomen dat Jalali die fatwa tegen mij recent op 26 maart 2023 heeft herhaald en herbevestigd met de woorden «Our fatwa is final»? Wat is uw oordeel daarover?
Ja, ik heb kennis genomen van deze fatwa. Het kabinet keurt deze en eerdere fatwa’s nadrukkelijk af. Bedreigingen, en in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse samenleving. De Nederlandse overheid uit in bilaterale contacten met Pakistan regelmatig zijn afkeuring en ernstige zorgen ten aanzien van de ernstige bedreigingen die aan het adres van de heer Wilders zijn uitgesproken en zal dit blijven doen.
Bent u door de politie respectievelijk de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en/of de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) hierover geïnformeerd en tevens over het feit dat de herbevestiging van deze fatwa in één week tijd tot honderden doodsbedreigingen aan mijn adres heeft geleid waarvan vele die melden dat ik «de volgende ben na Salman Rushdie» en hun doodsbedreiging kracht bijzetten met de meest walgelijke filmpjes en plaatjes? Wat is uw oordeel daarover?
Zoals bekend kan ik niet ingaan op individuele zaken en eventuele ontvangen informatie hieromtrent. Zoals in antwoord op vraag 2 geschreven heb ik heb kennis genomen van deze fatwa. Het kabinet keurt deze en eerdere fatwa’s als ook dit soort filmpjes en plaatjes nadrukkelijk af.
Herinnert u zich dat er al eerder verschillende fatwa’s over mij zijn uitgesproken waaronder een fatwa die moslims in Nederland oproept mij te vermoorden en dat ik alleen al vorig jaar mede naar aanleiding daarvan zo’n 900 doodsbedreigingen heb ontvangen? Wat is uw oordeel daarover?
Ik ben op de hoogte van de verschillende fatwa’s die over de heer Wilders zijn uitgesproken. Zoals eerder gesteld, horen bedreigingen en fatwa’s absoluut niet thuis in onze samenleving. Het kabinet keurt deze dan ook nadrukkelijk af.
Wat is uw oordeel over het feit dat niemand van de vele buitenlandse bedreigers hier of in hun woonland strafrechtelijk zijn vervolgd? Deelt u de mening dat dat totaal onaanvaardbaar en onrechtvaardig is?
Bedreigingen, en in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse samenleving. Ik realiseer mij terdege dat de impact op de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers van deze bedreigingen enorm kunnen zijn. Zoals ook eerder kenbaar gemaakt door de Minister van Justitie en Veiligheid zet het Openbaar Ministerie zich blijvend in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen.2 Voor het identificeren van verdachten die bedreigingen uiten via met name sociale media, waarbij veelal geen gebruik wordt gemaakt van de eigen personalia en niet de volledige personalia zijn genoemd, is nagenoeg altijd nader onderzoek nodig. Wanneer een verdachte zich in een ander land dan Nederland bevindt, is voor dat onderzoek rechtshulp nodig. Uiteindelijk is het aan het betreffende land zelf om te bepalen of en in hoeverre uitvoering kan worden gegeven aan een rechtshulpverzoek. Het Openbaar Ministerie kan – als er door het buitenland geen rechtshulp wordt verleend – alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen. Op 17 april jl. maakte het Openbaar Ministerie bekend een in Pakistan woonachtige persoon te vervolgen voor een ernstig bedreigende uitlating aan het adres van de heer Wilders. In dit geval ging het om de uitloving van een beloning om de heer Wilders om het leven te brengen. Voor strafrechtelijk onderzoek door buitenlandse autoriteiten geldt dat dit aan de autoriteiten van dit land zelf is. De Nederlandse overheid uit in het geval van Pakistan regelmatig zijn ernstige zorgen ten aanzien van de ernstige bedreigingen aan het adres van de heer Wilders en zal dit blijven doen. Tijdens een onderhoud met de Pakistaanse ambassadeur op 17 april jl. zijn deze ernstige zorgen nogmaals overgebracht.
Realiseert u zich dat deze fatwa’s en doodsbedreigingen tot gevolg hebben dat mijn persoonlijke vrijheid en functioneren als parlementariër al bijna twintig jaar beperkt wordt en dat het alleen al daarom van belang is dat u zich er krachtig tegen uitspreekt en de daders strafrechtelijk ter verantwoording worden geroepen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van mening dat mensen die een fatwa over mij uitspreken – waaronder Jalali – en anderen die me met de dood bedreigen altijd strafrechtelijk dienen te worden vervolgd, danwel in hun woonland danwel zouden moeten worden uitgeleverd aan Nederland om hier te worden vervolgd? Wat gaat u doen om dit te bereiken zeker nu de fatwa van Jalali door hem is herhaald en herbevestigd?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom heeft u als Minister-President de recent herbevestigde fatwa over – en honderden doodsbedreigingen gericht aan – mij als Nederlands parlementariër niet meteen publiekelijk veroordeeld?
Het is onacceptabel dat de heer Wilders al vele jaren te maken heeft met bedreigingen uit binnen- en buitenland. Zoals eerder benoemd uit het kabinet regelmatig zijn ernstige zorgen over de bedreigingen. Ik heb deze ernstige zorgen overgebracht in mijn gesprek met de premier van Pakistan op 20 februari jl. Dit is ook gebeurd tijdens het gesprek van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Pakistaanse collega op 18 januari jl., tijdens de hoogambtelijke politieke consultaties met Pakistan op 8 februari jl. en laatstelijk op 17 april jl. bij de betekening van de dagvaarding aan de ambassadeur van Pakistan, zoals benoemd in het antwoord op de vragen 5, 6 en 7.
Waarom veroordeelt u publiekelijk wél de fakkeldragers tegen mevrouw Kaag maar niet de mensen die middels een fatwa oproepen mij te executeren of honderden moslims die hebben opgeroepen en aangekondigd mij te zullen onthoofden, op te hangen, de keel door te snijden of op andere wijze te vermoorden?
Alle bedreigingen aan het adres van volksvertegenwoordigers en personen zijn onacceptabel. Het kabinet keurt fatwa’s en de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders, zoals eerder benoemd, ook publiekelijk nadrukkelijk af.
Bent u bereid u deze vragen gelet op de actualiteit van de vele bedreigingen en de gevolgen voor mij van de genoemde fatwa, vóór dinsdag 4 april 11.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De stilgevallen vergunningverlening in Brabant |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Bent u bekend met het bericht «Vergunningverlening in Brabant op slot door stikstofuitstoot in kwetsbare natuur»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de conclusie dat het stilvallen van de vergunningverlening in Brabant voor de broodnodige woningbouw, infrastructuur etc. vanwege «het uit zicht raken van de EU-doelen op het gebied van natuurbescherming» totaal van de zotte is? Om hoeveel woningen, die nu niet gebouwd worden, gaat het hier?
Uit de Vogel- en Habitatrichtlijn volgt dat vergunningen voor plannen en projecten alleen verleend kunnen worden als onderbouwd kan worden dat significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten en als maatregelen om dergelijke effecten te mitigeren niet nodig zijn voor de natuur. De provincie Brabant concludeert op basis van de natuurdoelanalyses die zij heeft opgesteld voor haar Natura 2000-gebieden dat de natuur in een dusdanig verslechterde staat is dat een dergelijke onderbouwing niet meer mogelijk is en legt daarom vergunningverlening stil. Het valt binnen de verantwoordelijkheid van de provincie als bevoegd gezag om een dergelijke afweging te kunnen maken.
Twee plannen voor de bouw van in totaal 1050 woningen worden direct geraakt door dit besluit. De provincie Noord-Brabant is op dit moment bezig om verder in kaart te brengen wat de consequenties zijn van dit besluit. Lopende projecten zullen overigens veelal geen hinder ondervinden van het besluit. Voor vergunde projecten verandert niets. In 2023 groeit de Brabantse voorraad met 10.500 tot 11.000 woningen (excl. flex woningen die nog in ontwikkeling zijn). Er verandert ook niets voor projecten waarvan d.m.v. een ecologische voortoets is aangetoond dat deze niet vergunningplichtig zijn. Natuurvergunningen die zijn aangevraagd maar nog niet verleend, worden afgewezen. Het gaat om 100 vergunningaanvragen, waarvan 2 voor woningbouw (nl. 550 woningen in Den Bosch en 500 in Breda). Voor deze projecten wordt een oplossing gezocht.
Kunt u uitleggen wat deze Europese Unie (EU-)doelen precies voorschrijven wat betreft stikstof en op welke manier de vergunningverlening in Brabant hiermee aantoonbaar in strijd zou zijn? Deelt u de conclusie dat Nederland onmiddellijk van deze EU-regelzucht af moet?
De Vogel- en Habitatrichtlijn hebben tot doel om de natuur in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Ook schrijven deze richtlijnen voor dat verslechtering van beschermde natuurwaarden moet worden tegengegaan en dat projecten met mogelijk significant negatieve effecten alleen toegestaan mogen worden als onderbouwd kan worden dat deze significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. De richtlijnen gaan daarbij niet inhoudelijk in op alle mogelijke afzonderlijke factoren, zoals stikstof, die voor verslechtering van de natuur kunnen zorgen. Uit de richtlijnen volgt logischerwijs wel dat dreigende verslechtering door stikstof (en door andere drukfactoren) moet worden tegengegaan en dat plannen en projecten die voor een toename van overbelasting met stikstof zorgen alleen doorgang kunnen vinden als significante negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. De rechter toetst hier dus ook aan. Bovendien blijkt uit jurisprudentie dat maatregelen om dergelijke negatieve effecten te mitigeren alleen mogen worden ingezet als deze niet al nodig zijn om verslechtering van de natuur tegen te gaan en instandhoudingsdoelstellingen te realiseren.
Vanwege deze vereisten vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn heeft de provincie Noord-Brabant op basis van de uitkomsten van haar natuurdoelanalyses de afweging gemaakt om vergunningverlening stil te leggen, zie voor een verdere toelichting het antwoord op vraag 2.
Ik deel de conclusie dat we van deze EU regelgeving af zouden moeten niet. Het behouden en herstellen van biodiversiteit is van groot belang.
Hoe reageert u op de uitspraak van gedeputeerde Roijackers: «We moeten onze aanpak uitbreiden en versnellen; aanvullende maatregelen zijn nodig om aan de Europese doelstellingen te voldoen»? Wat voor aanvullende maatregelen worden hier zoal bedoeld, met welke gevolgen voor de agrarische sector?
Hierbij valt te denken aan de maatregelen waar de provincies samen met het Rijk aan werken in het kader van de stikstofaanpak en het Nationaal Programma Landelijk Gebied. De provincies moeten op 1 juli 2023 een gebiedsprogramma opleveren dat maatregelen bevat die onder andere voortvloeien uit de onderbouwing vanuit de natuurdoelanalyses. Het is daarom belangrijk dat de provincie Noord-Brabant haar natuurdoelanalyses heeft opgeleverd. Welke concrete aanvullende maatregelen zullen worden opgenomen, is dus aan de provincie Noord-Brabant; ze zijn nu nog niet bekend. Ook in het kader van de piekbelastersaanpak zullen door het Rijk aanvullende maatregelen getroffen worden (zie Kamerstuk 35 334, nr. 222). De gebiedsprogramma’s zullen worden voorzien van sociaal-economische effectanalyses waaruit onder andere zal blijken wat de gevolgen zijn voor de agrarische sector.
Hoe reageert u op de berekeningen van het Ministerie van Financiën waaruit blijkt dat zelfs als álle stikstofdoelen (voor een slordige € 37 miljard) worden gehaald Nederland nog altijd voor 96% rood kleurt, dus er alsnog geen vergunningen kunnen worden verstrekt? Én boeren weg, én geld weg, én alsnog geen woningen – waar bent u in ’s hemelsnaam mee bezig?
Op verzoek van de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heb ik een reactie geven op de achtergrondnotities met ambtelijke berekeningen van het Ministerie van Financiën (Kamerstuk 35 334, nr. 228). Ik ga daarin ook expliciet in op het onderwerp toestemmingsverlening. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik dus naar de betreffende brief.
Hoe beoordeelt u de update van het Aerius-model (waardoor aan de ene kant van het land het «stikstofprobleem» in één klap verdwenen is en aan de andere kant van het land het «stikstofprobleem» opeens veel groter is)? Welke gevolgen heeft dit specifiek voor Brabant?
Elk jaar wordt AERIUS geactualiseerd om ervoor te zorgen dat toestemmingverlening en beleid uitgaat van actuele kennis en cijfers. Met de meest recente actualisatie zijn onder andere actuele gegevens over emissies en nieuwe inzichten in modelberekeningen verwerkt. In het actualisatierapport dat het RIVM op 26 januari heeft gepubliceerd2 zijn de verschillen ten opzichte van de vorige versie weergegeven en toegelicht. Hierin is ook een kaartbeeld te vinden met de verschillen in totale depositie, waaronder voor provincie Noord-Brabant. De berekende resultaten worden jaarlijks door het RIVM geijkt aan metingen die op ruim 300 plekken in Natura 2000-gebieden worden uitgevoerd.
De aanpassingen in AERIUS hebben naar verwachting geen wezenlijke gevolgen voor de natuurdoelanalyses, want daarin wordt primair gekeken naar de daadwerkelijke kwaliteit in de natuurgebieden.
Klopt het dat de natuur eerst hersteld moet zijn voordat er nieuwe vergunningen verstrekt kunnen worden? Zo ja, hoe lang kan het stilvallen van de vergunningverlening dan gaan duren?
In ieder geval geldt de regel dat een nieuwe vergunning niet mag leiden tot significante negatieve effecten en verder geldt dat bij alle stikstofruimte die door bronmaatregelen wordt gecreëerd er een beperkte inzetbaarheid voor natuurvergunningen is. Uit de PAS-uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 blijkt al dat moet vaststaan dat die depositiedaling niet nodig is om verslechtering van Natura 2000-gebieden tegen te gaan en om perspectief te houden op herstel. Die beoordeling moet op gebiedsniveau plaatsvinden. Aan dit vereiste kan in sommige gevallen worden voldaan door gebruik te maken van salderen. Bij extern salderen daalt de depositie van de ene bron waar een andere bron (de vergunningaanvrager) gebruik van maakt om meer depositie te kunnen veroorzaken. Het uitgangspunt is dat de feitelijke depositie niet toeneemt. Dit principe mag door de overheid alleen worden toegepast als die daling niet al nodig is om verslechtering tegen te gaan en instandhoudingsdoelstellingen te realiseren. In beginsel kan dat van geval tot geval worden beoordeeld, waarbij natuurherstel de meeste zekerheid geeft, maar wellicht niet altijd noodzakelijk is als voldoende onderbouwd kan worden dat er andere maatregelen getroffen gaan worden om verslechtering tegen te gaan en instandhoudingsdoelstellingen te kunnen realiseren. Provincie Noord-Brabant heeft, in de rol van bevoegd gezag, er vanwege deze vereisten voor gekozen om vergunningverlening helemaal stil te leggen. Hoe lang deze situatie zal duren is ook aan het bevoegd gezag.
Bent u ertoe bereid een streep te zetten door het hele stikstofbeleid (dat van onzekerheid, foutmarges en gegoochel met cijfers aan elkaar hangt), opdat de bouwers kunnen bouwen en de boeren kunnen boeren?
Juist om onder andere bouwers en boeren perspectief te kunnen geven, is stikstofbeleid hard nodig.
Het nieuws dat het CIDI op een Iraanse terrorisme- en sanctielijst is geplaatst |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Welke maatregelen treft u, nu het Iraanse regime het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) op een terrorisme- en sanctielijst heeft geplaatst?1
Het kabinet acht het besluit van Iran verwerpelijk om de voorzitter van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), evenals het CIDI als entiteit, het IDSF en andere Europese personen en entiteiten te sanctioneren. Ik heb dit besluit dan ook op 22 februari jl. openlijk sterk veroordeeld, zoals ik dat tevens heb gedaan bij eerder ingestelde tegensancties tegen Nederlandse leden van het Europees parlement. Het kabinet heeft deze veroordeling ook direct overgebracht aan de Iraanse autoriteiten.
Vindt u het ook walgelijk dat de voorzitter van het CIDI met naam en toenaam op de terrorisme- en sanctielijst is geplaatst?
Zie antwoord vraag 1.
Wat doet dit met de veiligheid van personen en instellingen in Nederland die zich inzetten vóór Israël en tegen antisemitisme? Lopen zij extra risico?
De ingestelde sancties vallen onder het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en betreffen een inreisverbod en het bevriezen van tegoeden in het Iraanse systeem. Hoewel de concrete en materiele impact van de sancties beperkt is, acht het kabinet het signaal zorgelijk.
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) publiceert driemaal per jaar het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het DTN is een globale analyse van radicalisering, extremisme en de nationale en internationale terroristische dreiging tegen Nederland, en tegen Nederlandse belangen in het buitenland. Het beeld is een trendrapportage waarin de voornaamste dreigingsontwikkelingen op hoofdlijnen worden geschetst.
In de meest recente DTN (DTN 57, november 2022) wordt het dreigingsniveau in Nederland vastgesteld op niveau 3. Dit betekent dat een terroristische aanslag in Nederland voorstelbaar is. Er zijn in Nederland personen en groepen die radicaliseren of geradicaliseerd zijn. Zij kunnen een dreiging vormen tegen de nationale veiligheid. Er zijn echter geen concrete aanwijzingen dat geradicaliseerde personen een aanslag voorbereiden. Indien de dreiging en risico daar aanleiding toe geven kan de overheid (aanvullende) beveiligingsmaatregelen treffen. De verantwoordelijkheid voor de overheid ten aanzien van beveiliging van dergelijke organisaties is decentraal belegd.
Wat zegt deze actie u over het antisemitisme bij het regime van Iran? Gaat u eindelijk een hardere lijn kiezen in relatie tot Iran?
Het Iraanse besluit om opnieuw een aantal individuen en entiteiten in de EU en het VK op een Iraanse terrorismelijst te plaatsen dient te worden gezien in het licht van het de mensenrechtensancties die de EU heeft ingevoerd in reactie op het wijdverbreide en onevenredige gebruik van geweld tegen vreedzame demonstranten na de dood van Mahsa Amini. Het besluit kwam kort nadat het vijfde pakket mensenrechtensancties met brede steun werd aangenomen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 februari jl. Iran heeft 15 individuen en 13 entiteiten uit de EU en het VK op de sanctielijst geplaatst met uiteenlopende functies, waaronder enkele ministers en parlementsleden. Nederland blijft de situatie in Iran en diens rol in de regio nauwgezet volgen en zal zich hierover op alle niveaus blijven uitspreken, zowel voor als achter de schermen.
Bent u, naast uw veroordelende verklaring op Twitter, ook bereid om in internationaal verband uw afschuw uit te spreken over deze gang van zaken?2
Het kabinet zal bij gelegenheid ongenoegen uitspreken over de ingestelde sancties en deze veroordelen.
Wilt u het bestrijden van antisemitisme en Israëlhaat een topprioriteit maken en serieus forse stappen nemen tegen Iran? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zich ten volle in voor de bestrijding van antisemitisme, onder meer met de aanstelling van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), wiens Werkplan op 6 oktober 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Antisemitisme is altijd onaanvaardbaar en zal door het Nederland te allen tijden worden veroordeeld.
Het bericht ‘Radicaliseringsexpert Soumaya Sahla wil haar plek bij de VVD terugveroveren’ |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wilt u met inachtneming van artikel 68 van de Grondwet alle door mij in deze vragenreeks gestelde vragen volledig en waarheidsgetrouw beantwoorden?1
Vanzelfsprekend beantwoord ik uw vragen in overeenstemming met de inlichtingenplicht van art 68 Grondwet.
Wilt u deze vragen niet gebundeld maar per vraag beantwoorden?
Ja.
Wilt u deze vragen zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken, beantwoorden en ook eerlijk beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Waarom heeft u mijn vorige vragen van 19 januari op 13 februari op zo’n schandalige manier merendeels niet beantwoord door bij bijna ieder antwoord een onderscheid te maken tussen de premier en de VVD?
De inlichtingenplicht aan leden van de Tweede en Eerste Kamer geldt voor Ministers en Staatssecretarissen. Bewindslieden verrichten echter niet al hun werkzaamheden uit hoofde van hun ambt. Naast het ambt als Minister-President vervul ik ook een rol als partijpoliticus. Het is bij de beantwoording van schriftelijke vragen van leden van de Tweede Kamer aan de Minister-President niet aangewezen rollen te vermengen en dus in het ambt inlichtingen te verstrekken over aangelegenheden die primair de andere rol betreffen. Het karakter van de werkzaamheden is bepalend voor het antwoord op de vraag in welke hoedanigheid ze worden verricht, niet het moment waarop, de locatie waar, de eventueel gebruikte middelen of het al dan niet expliciet benoemen van een hoedanigheid.
Ik begrijp de verschillende, ook persoonlijke, overwegingen van de heer Wilders bij het stellen van zijn vragen. De herhaling en de opeenvolging van zijn vragen maken opnieuw volkomen duidelijk welk zwaar belang hij aan zijn vragen en de beantwoording daarvan hecht. Ik heb dat dan ook zwaar gewogen maar ik acht het ook nu –in het belang van de juiste verhouding tussen kamer en kabinet – van wezenlijk belang op de hiervoor genoemde punten te wijzen.
Wat bezielde u om zo respectloos om te gaan met legitieme vragen die bij mij als volksvertegenwoordiger en bedreigde persoon leven als het gaat om uw contacten met een veroordeelde moslimterrorist, die nota bene lid was van een islamitische terreurorganisatie die mij wilde vermoorden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Realiseert u zich dat u daarmee bovendien in strijd handelt met artikel 68 van de Grondwet, wat zegt dat de regering verplicht is om ieder individueel Kamerlid de inlichtingen te geven waar hij of zij om vraagt?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wilt u dat alsnog doen en alle vragen beantwoorden zonder te verwijzen naar de VVD? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Lijdt u aan een politiek Dr Jekyll en Mr Hyde complex? Zo nee, wilt u al deze vragen volledig en eerlijk beantwoorden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Kunt u voor uw antwoord bij vraag 4 van de vorige vragenreeks aangeven vanuit welke locatie en vanaf welke telefoon, uw privételefoon of uw zakelijke telefoon, u de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla op 5 december 2021 een sms-je heeft gestuurd met de tekst «Ik duik er erven in ASAP»? Wilt u deze vraag eerlijk beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023 nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Deelt u de mening dat, indien u dit sms-je heeft gestuurd vanuit het Torentje en/of vanaf uw zakelijke telefoon, u niet kunt volhouden dat ik mij voor een antwoord bij de VVD moet melden en u mijn vraag dus moet beantwoorden in uw hoedanigheid als Minister-President? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u in uw sms-je van 5 december 2021 aan Soumaya Sahla gezegd dat u dat sms-je stuurde als partijleider van de VVD of als Minister-President? Wilt u deze vraag eerlijk beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u de inhoud van dit sms-je alsnog met de Kamer delen? Zo nee, wat heeft u te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Indien u dit sms-je aan Souamya Sahla op 5 december 2021 niet vanuit het Torentje en/of vanaf uw privételefoon heeft gestuurd, bij wie van de VVD moet ik mij dan melden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u een naam bij wie ik mij moet melden en een bijbehorend telefoonnummer om het betreffende antwoord te krijgen, of stuurt u mij lafhartig met een kluitje in het riet omdat u iets te verbergen heeft? Wilt u er verstandig aan doen en deze vraag conform artikel 68 van de Grondwet nu en hier beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
In uw antwoord op vraag 5 van de vorige vragenreeks geeft u aan dat u niet alle informatie over uw contacten kunt openbaren. Waarom is dat?
Ik heb in het antwoord op vraag 4 het onderscheid tussen het ambt en andere hoedanigheden toegelicht. Bewindslieden houden contact met allerlei personen en organisaties. Het is belangrijk dat dergelijk contact in vertrouwen en in beslotenheid kan plaatsvinden. Dat brengt met zich dat niet al dergelijke contacten volledig openbaar kunnen zijn.
Suggereert u dat u informatie aangaande Soumaya Sahla achterhoudt?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom kunt u deze informatie niet openbaar maken? Wat heeft u te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien deze informatie wel openbaar zou worden gemaakt?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom probeert u de waarheid te verdoezelen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 7 uit de vorige vragenreeks niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 8 van de vorige vragenreeks aangeven vanuit welke locatie en vanaf welke telefoon, uw privételefoon of uw zakelijke telefoon, u op 25 januari 2022 een telefoongesprek gevoerd heeft met de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla waarin u heeft gezegd: «We buigen niet voor Wilders, wij zijn trots op jou, je hoort bij ons. Maar de mensen willen dat je sorry zegt. Doe dat nou gewoon. Geef een verklaring uit, ga bij een talkshow zitten en zoek daarna even de luwte op»?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Deelt u de mening dat, indien u dit telefoongesprek heeft gehouden vanuit het Torentje en/of vanaf uw zakelijke telefoon, u niet kunt volhouden dat ik mij voor een antwoord bij de VVD moet melden en u mijn vraag niet kunt beantwoorden in uw hoedanigheid als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Vanuit welke locatie en vanaf welke telefoon, uw privételefoon of uw zakelijke telefoon, heeft u de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla op 26 januari 2022 een sms-je heeft gestuurd met de tekst «Tekst van Kees gezien, ziet er goed uit»?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u in uw sms-je van 26 januari 2022 aan Soumaya Sahla gezegd dat u dat sms-je stuurde als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u de inhoud van dit sms-je alsnog met de Kamer delen? Zo nee, wat heeft u te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 8 uit de vorige vragenreeks niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u iets te verbergen? Wat heeft u te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Begrijpt u dat door het wegduiken voor eerlijke antwoorden steeds minder mensen u vertrouwen? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u met Soumaya Sahla afspraken gemaakt bij de beantwoording van de vragen van 19 januari jl.?
Nee
Heeft u direct of indirect via ambtenaren of anderen contact met haar gehad bij de beantwoording van mijn vragen uit de vorige vragenreeks?
Nee
Waarom beantwoordt u vraag 9 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 10 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 10 uit de vorige vragenreeks aangeven of u trots was op de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Hoe maakt u dit onderscheid? Lijdt u wellicht aan een gespleten politieke persoonlijkheid? Bent u daarvoor in behandeling?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u tijdens het telefoongesprek op 25 januari 2022 gezegd dat u deze opmerking maakte als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 11 uit de vorig vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 11 van de vorige vragenreeks aangeven of u de opmerking dat zij «bij ons» hoort heeft gedaan als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u tijdens het telefoongesprek op 25 januari 2022 gezegd dat u deze opmerking maakte als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 12 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 12 van de vorige vragenreeks aangeven of u de opmerking «maar de mensen willen dat je sorry zegt» heeft gedaan als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Heeft u tijdens het telefoongesprek op 25 januari 2022 gezegd dat u deze opmerking maakte als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 15 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u voor uw antwoord op vraag 15 van de vorige vragenreeks aangeven of u de opmerking «zoek daarna even de luwte op» heeft gedaan als partijleider van de VVD of als Minister-President?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u uitleggen waarom u tijdens de persconferentie van 28 januari 2022 wel vragen van journalisten beantwoordt, maar een Kamerlid, die op grond van artikel 68 Grondwet vragen stelt, doorverwijst naar de VVD? Deelt u mijn mening dat dit ongrondwettig en onbehoorlijk is, en een teken van politieke lafheid en zwakte? Zo nee waarom niet?
Terugkijkend had ik tijdens die persconferentie hierop scherper moeten reageren
Vindt u het beantwoorden van journalisten belangrijker dan het beantwoorden van Kamerleden?
Nee
Waarom beantwoordt u vraag 17 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 18 uit de vorige vragenreeks niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Laat u bewust de suggestie boven de markt hangen dat u de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla vaker heeft gesproken? Waarom bent u daar niet eerlijk over? Wat heeft u tegen het delen van de waarheid?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Realiseert u zich dat het op deze manier onduidelijk blijft of u haar vaker hebt gesproken?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Bent u bang om dit te onthullen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom ontkent u niet dat u haar vaker heeft gesproken?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Welke informatie over u en Soumaya Sahla kan er nog naar buiten komen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Zou u toch niet schoon schip maken en eerlijk antwoord geven op de vraag of u Soumaya Sahla vaker heeft gesproken, aangezien de waarheid dit vroeg of laat zal achterhalen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
In uw antwoord op vraag 21 van de vorige vragenreeks zegt u dat u Soumaya Sahla buiten de genoemde afspraak op 26 september 2019 niet op het Ministerie van Algemene Zaken heeft ontvangen, betekent dit dat u haar wel elders heeft gesproken?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 22 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom heeft u bij de beantwoording van vraag 23 uit de vorige vragenreeks niet de conclusie getrokken om de moslimterrorist Soumaya Sahla die veroordeeld is wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie en verboden wapenbezit, en gearresteerd is met een doorgeladen automatisch geweer, een Agram 2000, daarom niet te ontvangen in het Torentje?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Snapt u dat mensen, waaronder ikzelf, het totaal ongepast en walgelijk vinden dat een premier een veroordeelde terrorist ontvangt, fêteert en politiek behaagt?
De verschillende, ook persoonlijke, overwegingen van de heer Wilders bij het stellen van zijn vragen zijn begrijpelijk.
Waarom beantwoordt u vraag 23 uit de vorige vragenreeks wel, maar verwijst u mij in alle voorgaande vragen naar de VVD?
De verstrekte inlichtingen zijn relevant in mijn hoedanigheid als Minister-President.
Bedoelt u bij de beantwoording van vraag 25 uit de vorige vragenreeks dat u toegeeft dat u heeft gelogen, aangezien u, in tegenstelling tot hetgeen u op de persconferentie van 28 januari 2022 beweerde, zich wel degelijk in Soumaya Sahla had verdiept omdat u haar immers had uitgenodigd in het Torentje en sms- en telefooncontact met haar onderhield?
Ik heb geen reden om terug te komen op hetgeen ik heb gezegd op de wekelijkse persconferentie van 28 januari 2022.
Kunt u hier glashelder over zijn, en een klip en klaar eerlijk antwoord geven? Zo nee, waarom niet?
ja
Waarom geeft u niet eerlijk toe dat u tijdens de persconferentie van 28 januari 2022 heel goed wist met wie u te maken had? Kunt u daar een eerlijk antwoord op geven?
Zie het antwoord op vraag 67.
Waar bent u bang voor?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
U geeft bij vraag 26 uit de vorige vragenreeks aan dat u via mediaberichtgeving bekend was met het feit dat Soumaya Sahla fatwa’s had uitgesproken, maar wanneer was u hiermee bekend?
Ik heb deze berichtgeving gelezen ten behoeve van de beantwoording van de door u gestelde vragen (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532). Over de vraag of ik deze berichtgeving eerder tot mij heb genomen sinds de datum van publicatie meer dan 17 jaar geleden kan ik geen uitspraken met de hiervoor vereiste zekerheid doen.
Was dat vóórdat u haar in het Torentje had uitgenodigd op 26 september 2019 of daarna? Kunt u daar een eerlijk antwoord op geven?
Zie het antwoord op vraag 71.
Betekent uw antwoord op vraag 27, 37, 38, 39 en 50 uit de vorige vragenreeks, waarin u te kennen geeft afstand te nemen van uitspraken van Soumaya Sahla die strijdig zijn met de feiten waarvoor zij is veroordeeld, zoals: «Ik kwam in een complexe situatie terecht die ik niet meer onder controle had» en «Ben ik een moslimterrorist? Absoluut niet», dat u nooit meer een plaats voor haar in de politiek weggelegd ziet? Kunt u hier een eerlijk antwoord op geven?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 30 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 31 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 32 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waar bent u bang voor indien u deze vraag wel waarheidsgetrouw zou beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u aan de oud-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Asscher zelf, of aan zijn ambtsopvolger vragen of het klopt dat hij Soumaya Sahla heeft ontmoet?
De van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontvangen informatie (zie Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) geeft mij geen aanleiding verder navraag te doen.
Waarom houdt u bij de beantwoording van vraag 33 de oud-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Asscher, een hand boven het hoofd?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Wat hebben u en de Partij van de Arbeid hier te verbergen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Is hier een gespreksnotitie kwijtgeraakt?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Zo ja, bent u bereid deze alsnog op te laten sporen en met de Kamer te delen?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Bedoelt u met uw antwoord bij vraag 40 uit de vorige vragenreeks dat u wel veroordeelde terroristen spreekt of steunt? Zo ja, welke?
Ter voorkoming van verdere misverstanden zij hier herhaald dat er geen beleid van het kabinet is om met dergelijke personen te spreken, maar dat anderzijds niet kan worden uitgesloten dat, al dan niet bewust, eens een dergelijk contact plaatsheeft.
Zijn er meerdere veroordeelde terroristen die u heeft gesproken of gesteund?
Zie het antwoord op vraag 85.
Wanneer heeft u deze veroordeelde terroristen gesproken of gesteund?
Zie het antwoord op vraag 85.
Waarom bent u hier niet eerlijk over geweest?
Zie het antwoord op vraag 85.
Waarom beantwoordt u vraag 44 uit de vorige vragenreeks niet? Ik vraag u nogmaals of u de mening deelt dat het onverteerbaar en onacceptabel is als ik, als doelwit van de terroristische organisatie de Hofstadgroep, de terreurgroep die de aanleiding is dat ik dit jaar negentien jaar geleden mijn vrijheid ben kwijtgeraakt, in de Kamer zou kunnen worden geconfronteerd met een aldaar rondlopend voormalig lid van diezelfde terreurorganisatie?
Ter voorkoming van verdere misverstanden zij hier herhaald dat de Kamer regels stelt rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen, en het is daarom niet aan het kabinet te oordelen over wie er wel of niet toegang tot de Tweede Kamer gebouwen heeft of heeft gehad.
Wilt u alstublieft een normaal antwoord geven op deze vraag en niet naar iemand anders verwijzen? Snapt u dat dit voor mij belangrijk is? Zo nee, waarom niet?
De verschillende, ook persoonlijke, overwegingen van de heer Wilders bij het stellen van zijn vragen zijn begrijpelijk.
Waarom beantwoordt u vraag 45 uit de vorige vragenreeks niet? Ik vroeg helemaal niet naar de regels in de Tweede Kamer, dus nogmaals: Wat is uw oordeel over het feit dat de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla «best vaak» in de Tweede Kamer kwam?
Zie het antwoord op vraag 89.
Wat vindt u daarvan? Kunt u een eerlijk antwoord geven? Snapt u dat dit voor mij belangrijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 89.
Waarom beantwoordt u vraag 48 uit de vorige vragenreeks niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u alsnog antwoord geven op vraag 48?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom durft u niet te zeggen dat u niet 100% kunt uitluiten dat Soumaya Sahla nog een veiligheidsgevaar vormt of kan vormen? Snapt u dat dit voor mij belangrijk is? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom draait u om het antwoord op deze vraag heen? Bent u bang voor het antwoord?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Betekent dit dat u het ook niet volledig vertrouwt, aangezien u deze vraag niet met «ja» kunt beantwoorden?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Waarom beantwoordt u vraag 49 uit de vorige vragenreeks niet? Heeft u iets te verbergen? Kunt u alsnog antwoord geven op vraag 49?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Kunt u nu de beleefdheid opbrengen mijn vragen wel netjes en volledig te beantwoorden, en geen enkele keer meer te verwijzen naar de VVD maar zelf als Minister-President conform artikel 68 van de Grondwet antwoord te geven? Zo nee, waarom niet?
De vraag ziet op aangelegenheden waarover ik als Minister-President geen andere inlichtingen heb te verstrekken dan eerder met de Kamer gedeeld. Zie de eerdere antwoorden d.d. 8 maart 2022 en 14 februari 2023 ter zake (Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987 en Aanhangsels Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1532) in samenhang met het antwoord op vraag 4 en 15.
Realiseert u zich dat ik nooit op zal geven en altijd door zal gaan me het stellen van vragen inzake uw contacten met de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla, totdat u eerlijke antwoorden geeft en de waarheid boven tafel komt?
Van de in de vraag verwoorde intenties neem ik kennis.
De hoogst mogelijke koninklijke onderscheiding voor de heer Zwartendijk |
|
Jasper van Dijk , Christine Teunissen (PvdD), Tom van der Lee (GL), Agnes Mulder (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Don Ceder (CU), Marieke Koekkoek (D66), Kati Piri (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Nilüfer Gündoğan (Volt), Olaf Ephraim (FVD), Sylvana Simons (BIJ1), Tunahan Kuzu (DENK), Caroline van der Plas (BBB), Ruben Brekelmans (VVD), Liane den Haan (Fractie Den Haan), Ralf Dekker (FVD), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch), Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het verhaal over Jan Zwartendijk in het boek «De rechtvaardigen» van Jan Brokken (2018), waarin uiteen wordt gezet hoe hij duizenden Joden redde tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de heer Zwartendijk een reprimande kreeg voor zijn heldhaftige gedrag?1
Het moge duidelijk zijn dat de heer Zwartendijk geen berisping verdiende voor zijn buitengewoon moedig handelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als dit is gebeurd was dit volstrekt ongepast. De secretaris-generaal van mijn ministerie heeft deze boodschap, inclusief excuses, in 2018 dan ook nadrukkelijk gedeeld in een brief aan de familie van de heer Zwartendijk. Bij de onthulling van het monument voor de heer Zwartendijk in Kaunas in 2018 hebben Zijne Majesteit de Koning en mijn voorganger persoonlijk gesproken met de zoon en dochter van de heer Zwartendijk, waarbij grote bewondering is betuigd voor het optreden van hun vader in 1940.
Herinnert u zich dat de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken reeds aangaf dat Zwartendijk erkenning en eerbetoon verdient voor zijn dappere gedrag?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de open brief aan de Koning, waarin wordt opgeroepen om Zwartendijk alsnog de hoogst mogelijke Koninklijke onderscheiding te verlenen?3
Ja.
Deelt u de mening uit de genoemde open brief dat de belofte van «nooit meer» begint bij het voorkomen van haat en dat het eren van diegenen die destijds in verzet kwamen daar onderdeel van is, omdat dit de rolmodellen zijn om ons aan te spiegelen in tijden van morele dilemma’s?
Ja.
Bent u gezien het feit dat Zwartendijk in Litouwen handelde als vertegenwoordiger van de Nederlandse staat bereid om de heer Zwartendijk voor te dragen voor de hoogst mogelijke Koninklijke onderscheiding? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid daarvoor zo nodig het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau aan te passen om ook postume verlening van onderscheidingen mogelijk te maken?4
Ik deel de bewondering voor het heldhaftig optreden van de heer Zwartendijk die in uw vragen, en in de open brief naar de Koning, wordt geuit. Ik ben dan ook van harte bereid om het Kapittel voor de Civiele Orden om advies te vragen of de heer Zwartendijk postuum kan worden voorgedragen voor de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon, in goud. Bij een positief advies zal mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de heer Zwartendijk formeel voordragen voor deze onderscheiding. De Erepenning in goud geldt als één van de hoogste onderscheidingen van Nederland. Sinds 1822 werd deze onderscheiding slechts 99 keer toegekend, laatstelijk in 1964.
Op 9 juli 1951 besloot de ministerraad om (na het verstrijken van een termijn van een jaar) geen aanvragen voor onderscheidingen voor verzetsdaden begaan tijdens de Tweede Wereldoorlog meer in behandeling te nemen. Dit besluit is nog steeds van kracht, en er is sindsdien niet meer van afgeweken. De regering acht de verdiensten van de heer Zwartendijk echter dermate uitzonderlijk, gezien het zeer hoge aantal mensen die mede dankzij hem aan de Holocaust hebben kunnen ontkomen, dat zij bereid is om in zijn geval eenmalig van het besluit uit 1951 af te wijken. De ministerraad heeft tijdens haar vergadering op 21 april jl. hiertoe besloten. Hiermee wordt het Kapittel voor de Civiele Orden bij wijze van hoge uitzondering in staat gesteld om bovengenoemde adviesaanvraag inhoudelijk te behandelen.
Het is tot slot belangrijk om te vermelden dat de heer Zwartendijk in 1956 ook al Koninklijk is onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken. In de ondersteunende brief voor deze onderscheiding van zijn werkgever, Philips, wordt gerefereerd aan zijn functie als consul in Litouwen «in welke functie hij tal van personen van Joodse afkomst in de gelegenheid stelde de Duitse dreiging te ontlopen door uit te wijken naar Curaçao». In de officiële voordracht door Minister Beyen en Minister Luns uit 1956 voor deze onderscheiding wordt niet specifiek gerefereerd aan de visa die hij verleende, maar wel waarderend gesproken over zijn werk in Litouwen: «Tijdens de Russische bezetting heeft betrokkene zowel de Nederlandse als de specifieke Philipsbelangen met voorbeeldig vasthoudendheid beschermd.»De volle toedracht en de omvang van de inzet van de heer Zwartendijk zijn pas later bekend geworden.
Bent u bereid een standbeeld te plaatsen of gedenkplaat op te hangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Jan Zwartendijk en de overige bij deze reddingsactie betrokken diplomaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid bovenstaande met spoed te verwezenlijken gezien de leeftijd van de kinderen van de heer Zwartendijk?
Ik deel uw mening dat een gedenkteken op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de heer Zwartendijk en de diplomaten die zich met hem hebben ingezet voor Joodse vluchtelingen, passend zou zijn. De voorbereidingen daartoe zijn reeds in gang gezet.
Woningweigering door statushouders |
|
Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hoeveel woningweigeringen door statushouders hebben er in 2020, 2021 en 2022 plaatsgevonden, en wat waren hiervan de redenen?
Op 29 oktober 2021 is in reactie op vragen van de leden Kops, Wilders en Markuszower (PVV) uw Kamer geïnformeerd over het beleid ten aanzien woningweigering door statushouders.1 Wij hechten eraan om deze lijn te bevestigen. Betrokken partijen zijn zich zeer bewust van de schaarste aan woningen in Nederland. Een onterechte woningweigering staat haaks op de geboden bescherming en gastvrijheid en ondermijnt het draagvlak voor de opvang van asielzoekers en huisvesting van statushouders. De ruimte om een woning te weigeren is dan ook minimaal en vrijwel enkel gerelateerd aan medische omstandigheden. Bovendien is het ook in het belang van de statushouders dat zij zo snel mogelijk kunnen doorstromen naar een woning, zeker indien er sprake is van een gezin met minderjarige kinderen.
In 2020, 2021 en 2022 hebben respectievelijk circa 140, 270 en 300 initiële woningweigeringen plaatsgevonden, op circa 12.010, 22.380 en 29.050 gehuisveste statushouders. Zoals in de reactie van 29 oktober 2021 is aangegeven worden de redenen voor woningweigering niet gestructureerd geregistreerd. Zij variëren en zijn voornamelijk terug te voeren op dat een woning te klein of te duur wordt gevonden, op de locatie (te ver van studie, werk, voorzieningen en/of familie) of niet toegerust is op specifieke woonbehoeften (zoals voor rolstoelgebruikers of na een scheiding). Bij het weigeren van een woning start het COA een zogeheten woningweigeringsprocedure waarbij met betrokkenen in gesprek wordt gegaan om de reden van de weigering te achterhalen en te beoordelen of deze gegrond is. In het merendeel van de gevallen is de reden voor weigering ongegrond en aanvaardt de betrokkene alsnog de woning. Indien betrokkenen volharden in de woningweigering wordt direct de verstrekking van onder andere eet- en leefgeld beëindigd en wordt de aanzegging gedaan om de opvang te verlaten. Indien aangewezen wordt een ontruimingsprocedure en waar nodig een gerechtelijke procedure opgestart. Afgezet tegen het totaalaantal gehuisveste vergunninghouders volhardt uiteindelijk een minimaal aantal vergunninghouders in de woningweigering en wordt bij een nog kleiner aantal overgegaan tot ontruiming.
Gehuisveste vergunninghouders
12.010
22.380
29.050
Initiële woningweigering
140
270
300
Volhardend in woningweigering
30
30
30
Aantal opgestarte ontruimingsprocedures
10
20
20
Ontruimingstitels
< 5, voor 10 personen
10, voor 20 personen1
10, voor 10 personen
Bron: COA (afgerond op tientallen)
In het jaar 2021 waren 5 ontruimingstitels van toepassing op circa 20 personen. Vanwege de betrokkenheid van minderjarigen is voor drie gezinnen alsnog bemiddeld naar huisvesting of hebben betrokkenen zelfstandig huisvesting gevonden.
Hoeveel van de onterecht bevonden woningweigeringen hebben tot ontruiming (uit het asielzoekerscentrum) geleid, en waar zijn deze statushouders vervolgens heengegaan?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel woningweigeringen hebben geleid tot een gerechtelijke procedure, en wat waren hiervan de uitkomsten?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat het COA verantwoordelijk is voor de afhandeling van woningweigering als de betreffende statushouder zich op dat moment in een asielzoekerscentrum bevindt?
Ja, dat klopt.
Wie is er verantwoordelijk voor de afhandeling van woningweigering als de betreffende statushouder het asielzoekerscentrum al heeft verlaten en onder de gemeentelijke Hotel- en accommodatieregeling wordt opgevangen?
Bij het gebruik van de Hotel- en accommodatieregeling wordt de opvang door het COA beëindigd. Het COA keert dan nog enkel verstrekkingen zoals eet- en leefgeld uit voor een maximale periode van zes maanden. Het verblijf in het tijdelijk onderdak (zoals een hotel of (woon)boot) vindt plaats onder gemeentelijke verantwoordelijkheid tot de verantwoordelijke gemeente huisvesting aanbiedt. Indien de onwenselijke situatie zich voordoet dat een statushouder de aangeboden woning weigert, beëindigt de gemeente het tijdelijk onderdak.
Hoeveel statushouders hebben tot dusverre een woning geweigerd terwijl zij onder de Hotel- en accommodatieregeling werden opgevangen? Welke instantie (gemeente/COA) heeft dit vervolgens afgehandeld, en hoe?
Omdat statushouders zijn uitgestroomd bij het COA, wordt niet centraal bijgehouden hoeveel statushouders onder de Hotel- en accommodatieregeling een woning weigeren. Desalniettemin is mij bekend dat deze onwenselijke situatie zich af en toe voordoet. Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven is de gemeente primair verantwoordelijk. Het COA biedt waar mogelijk wel kennis en expertise. Daarnaast werkt het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan een handreiking voor gemeenten die te maken krijgen met woningweigering gedurende het verblijf onder de Hotel- en accommodatieregeling. De handreiking volgt de lijn die ook het COA hanteert bij woningweigering. De gemeente weegt uiteindelijk verschillende belangen en besluit op grond daarvan hoe verder te gaan. Indien de statushouder niet vrijwillig meewerkt aan het verlaten van de onderdakvoorziening, kan een ontruimingsbevel worden gevraagd bij de civiele rechter. Mogelijk doet zich hierbij een situatie voor van (lokaal) huisvredebreuk met eventuele strafrechtelijke gevolgen voor betrokkene.
Wat gebeurt er als een statushouder een woning weigert op het moment dat de maximale duur van zes maanden opvang onder de Hotel- en accommodatieregeling ten einde loopt of is gelopen?
Deze situatie verschilt in wezen niet van de situatie waarbij een statushouder gedurende het tijdelijk verblijf onder de Hotel- en accommodatieregeling een aangeboden woning weigert. In beide gevallen heeft de gemeente voldaan aan haar wettelijke taak om huisvesting aan te bieden. Omdat er (alternatieve) huisvesting is aangeboden, kan het tijdelijk onderdak worden beëindigd. Het is in dat geval aan de betrokkene zelf om huisvesting te organiseren. Het is echter aan de gemeente om, de situatie en alle belangen overziend, een keuze te maken in het te volgen proces.
Wat kost het hele proces woningweigering en wie draagt deze kosten?
Hier is geen centraal inzicht in. Deze vraag laat zich dan ook niet in algemene zin beantwoorden, maar hangt af van het verloop van de woningweigeringsprocedure, en van de in dat verband gemaakte kosten voor ambtelijke inzet, alsmede de eventuele extra kosten voor de inhuur van een advocaat.
Bent u ervan op de hoogte dat Nederlandse woningzoekenden niets te weigeren hebben, maar jarenlang op de wachtlijst moeten staan om überhaupt voor een woning in aanmerking te kunnen komen? Waar kunnen zij klagen over deze schandalige onrechtvaardigheid?
Nederlandse woningzoekenden (bijvoorbeeld met een urgentieverklaring) kunnen een aangeboden woning weigeren of niet reageren op een woning. Dit kan tot gevolg hebben dat zij langer moeten wachten op een woning en mogelijk dat ook de urgentieverklaring wordt ingetrokken. Dat neemt niet weg dat het voor veel woningzoekenden lastig is om een woning te vinden die aansluit bij hun wensen en financiële mogelijkheden. Daarom is een van de belangrijkste speerpunten van het kabinet dat er meer gebouwd wordt en huizen betaalbaarder worden. Met het programma «Woningbouw» zet de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in op het bouwen van 900.000 woningen tot 2030. Het streven is dat ten minste twee derde van de nieuwbouwwoningen betaalbare huur- en koopwoningen zijn en er door woningcorporaties 250.000 sociale huurwoningen worden gebouwd. Dit vraagt om meer regie van het Rijk; via woondeals en prestatieafspraken nemen alle gemeenten, provincies, corporaties en het Rijk hun deel van de taak en verantwoordelijkheid voor voldoende betaalbare woningen. Het proces en tijd voor het realiseren van een woning wordt ingekort en gemeenten worden financieel gesteund bij woningbouw. Met het programma «Een Thuis voor Iedereen» zorgt hij er daarnaast voor dat mensen die zich in een kwetsbare positie bevinden en minder kans op een woning hebben of extra zorg nodig hebben daadwerkelijk in aanmerking komen voor passende woonruimte. We doen er alles aan om ervoor te zorgen dat er voor iedereen een passende, duurzame en betaalbare woning is in veilige en leefbare wijken.
Deelt u de conclusie dat ondankbare, klagende statushouders beter kunnen gaan klagen in hun eigen land?
Nee. Wij weten dat ook voor de PVV de vrijheid van meningsuiting een uiterst belangrijk grondrecht is. Menig vergunninghouder is gevlucht uit een land waar dit recht allerminst gegarandeerd is.
Het opnieuw houden van een foeigesprek met een doodsbedreiger. |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat het Openbaar Ministerie (OM), Arrondisementsparket Amsterdam, mij per brief van 23 januari 2023 informeerde dat de bedreiger die me liet weten «Ik maak je af hoer», niet strafrechtelijk wordt vervolgd maar een reprimandegesprek door de politie krijgt want «Er is een betere oplossing dan straf», aldus de Officier van Justitie?1
Ik ben mij ervan bewust dat u dit soort berichten wekelijks krijgt en wil hier nogmaals benadrukken dat bedreigen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis hoort in onze samenleving. Dit ondermijnt onze democratie, en heeft bovendien een enorme impact op de volksvertegenwoordigers zelf. Dit heeft dan ook mijn volste aandacht als Minister van Justitie en Veiligheid.
Weet u dat ik dit soort brieven inmiddels wekelijks krijg?
Zie antwoord vraag 1.
Is het OM gek geworden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ermee bekend dat het OM meestal niets onderneemt tegen personen die mij vanuit een land buiten Europa – meestal islamitische landen – met de dood bedreigen? Weet u dat dit soort bedreigingen honderden keren per jaar plaatsvinden? Weet u dat die mensen – zoals een Pakistaan eerder daadwerkelijk heeft geprobeerd – dus onder de radar blijven en ieder moment naar Nederland kunnen komen om hun bedreigingen in de praktijk te brengen?
Uw stelling dat het Openbaar Ministerie meestal niets onderneemt tegen personen die u bedreigen uit een land buiten Europa onderschrijf ik niet.
Het Openbaar Ministerie beoordeelt aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid.
In de beantwoording van de Kamervragen van het lid Wilders van de PVV van 22 april 2022 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2620) is bijvoorbeeld aangegeven dat er rechtshulpverzoeken aan Pakistan zijn gericht met het verzoek om medewerking te verlenen aan het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek. Ondanks herhaaldelijk aandringen van de Nederlandse overheid zijn die rechtshulpverzoeken tot op heden onbeantwoord gebleven. Dit is vervolgens diverse malen op verschillende niveaus bij Pakistan onder de aandacht gebracht. Dit zullen we blijven doen. Daarnaast zijn vanwege de Nederlandse overheid op alle niveaus regelmatig ernstige zorgen geuit over de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders. Ook dit zullen we continueren.
Het Openbaar Ministerie zet zich blijvend in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Voor het identificeren van verdachten die bedreigingen uiten via met name sociale media, waarbij veelal geen gebruik wordt gemaakt van de eigen personalia en niet de volledige personalia zijn genoemd, is nagenoeg altijd nader onderzoek nodig. Wanneer een verdachte zich in een ander land dan Nederland bevindt, is voor dat onderzoek rechtshulp nodig. Uiteindelijk is het aan het betreffende land zelf om te bepalen of en in hoeverre uitvoering kan worden gegeven aan een rechtshulpverzoek. Het Openbaar Ministerie kan – als er door het buitenland geen rechtshulp wordt verleend – alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen.
Kunt u bij het OM nagaan wanneer ze hebben besloten mij vogelvrij te verklaren?
Ik wil vooropstellen dat bedreigingen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis horen in onze samenleving. Dit ondermijnt onze democratie, en ik kan mij voorstellen dat dit enorme impact heeft op de heer Wilders. Dit heeft dan ook mijn volste aandacht als Minister van Justitie en Veiligheid. Ik verzet mij dan ook tegen de suggestie dat het Openbaar Ministerie de heer Wilders vogelvrij verklaard zou hebben. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten zich continu in te zetten om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Het Openbaar Ministerie heeft mij bovendien verzekerd dat aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid worden beoordeeld.
De keuze om een strafbaar feit op een bepaalde manier af te doen is aan het Openbaar Ministerie; meer in het bijzonder aan de desbetreffende officier van justitie. Daarbij maakt de officier van justitie een beslissing op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. Hierbij speelt de identiteit of politieke kleur van de volksvertegenwoordiger geen rol. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op individuele zaken om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie.
Het is tot slot ook aan het Openbaar Ministerie om betrokkenen goed en zorgvuldig te informeren over hun afwegingen die leiden tot het nemen van een sepotbeslissing. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten altijd zijn uiterste best te doen om zo goed mogelijk zijn beslissingen te motiveren en ook altijd bereid te zijn te kijken waar dat beter kan.
Fatwa’s en bedreigingen |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert de Minister-President zich zijn antwoorden van 3 mei 2022 op mijn vragen van 22 april 2022 aangaande tegen mij uitgesproken fatwa’s en dreigementen?
Ik ben op de hoogte van de beantwoording van 3 mei 2022 op de vragen van 22 april 2022.
Kunt u aangeven of er aangaande de volgende zaken inmiddels mensen zijn opgespoord, aangehouden, vervolgd, veroordeeld of uitgeleverd: – de over mij uitgesproken fatwa uit 2018 uit Pakistan waarin opgeroepen werd mij te vermoorden, – de uitspraak van Al Qaida uit 2020 waarin ik als mede-doelwit werd verklaard bij hun dreigementen aan het adres van het Franse blad Charlie Hebdo en de vele doodsbedreigingen uit 2022 uit islamitische hoek na de aanslag op Salman Rushdie in de VS, waarin gesteld werd dat ik de volgende ben, – de over mij uitgesproken recente fatwa uit 2022 uit Pakistan waarin opnieuw werd opgeroepen mij te vermoorden, – de uitspraak van voormalig premier Khan van Pakistan die mij publiekelijk een blasphemist noemde, waar daar en elders in de islamistische wereld de doodstraf op staat, – de uitspraak van Pakistaanse TLP-leider Jalali die opriep mij te executeren? Kunt u dat voor alle in deze vraag genoemde zaken apart benoemen?
Ik kan niet ingaan op individuele zaken, het Openbaar Ministerie is de aangewezen instantie om u, als betrokkene, vertrouwelijk over dergelijke zaken te informeren of vragen over specifieke zaken te beantwoorden.
Wel kan ik verwijzen naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Wilders van de PVV van 22 april 2022 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2620) waarin is gemeld dat er rechtshulpverzoeken aan Pakistan zijn gericht met het verzoek om medewerking te verlenen aan het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van onder andere de fatwa uitgesproken in 2018. Die rechtshulpverzoeken zijn tot op heden onbeantwoord gebleven. Dit is diverse malen op verschillende niveaus bij Pakistan onder de aandacht gebracht. Ook uit de Nederlandse overheid op alle niveaus regelmatig ernstige zorgen over de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders.
Het Openbaar Ministerie zet zich blijvend in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Het Openbaar Ministerie heeft mij laten weten dat veelal niet kan worden vastgesteld welke personen uitlatingen hebben gedaan of in welk land deze zouden verblijven, zodat geen rechtshulpverzoek kan worden gedaan.
Het Openbaar Ministerie kan alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen. Zelfs in die gevallen zijn de mogelijkheden voor vervolging afhankelijk van de medewerking van het betreffende land waar de verdachte woonachtig is of verblijft, bijvoorbeeld naar aanleiding van een rechtshulpverzoek aan het betreffende land. Het OM weegt voortdurend alle factoren af om te beoordelen welke mogelijkheden er zijn.
Wat heeft u en wat hebben justitie, Buitenlandse Zaken, de NCTV en de AIVD in al deze zaken concreet gedaan om opsporing, aanhouding, vervolging, veroordeling of uitlevering gerealiseerd te krijgen?
Zoals in het vorige antwoord benoemd heeft de Nederlandse overheid bij de Pakistaanse autoriteiten herhaaldelijk aangedrongen op een reactie op de rechtshulpverzoeken die naar Pakistan zijn gestuurd. Dit zal de Nederlandse overheid blijven doen.
Ik kan verder niet ingaan op de stand van zaken en voortgang in lopende individuele strafzaken. Over specifieke zaken doet de AIVD in het openbaar ook geen uitspraken.
Bent u ervan op de hoogte dat ik daarnaast vorig jaar bijna 1.000 keer met de dood ben bedreigd door moslims in binnen- en buitenland? Wat doet u en wat hebben justitie, Buitenlandse Zaken, de NCTV en de AIVD hiermee gedaan? Hoevaak zijn betrokkenen vervolgd, hoe vaak zijn ze niet vervolgd en hoe vaak hebben ze slechts een reprimande of foei-gesprek gehad? Kunt u deze cijfers ook geven met bedreigingszaken richting politici die lid zijn van een coalitiepartij?
Ik ben er van op de hoogte dat het lid Wilders bedreigd wordt en ik keur deze bedreigingen stellig af. Zoals in deze en eerdere beantwoording op uw Kamervragen van 16 december 2022 gesteld, horen bedreigingen en in het bijzonder bedreigingen van onze volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis in onze samenleving.
Ik kan echter niet ingaan op zaken betreffende bedreigingen richting individuele volksvertegenwoordigers. Het is niet aan mij als Minister in te gaan op individuele zaken, juist om politieke bemoeienis te voorkomen. Het Openbaar Ministerie gaat over de vervolging van strafbare feiten.
In zijn algemeenheid kan ik u het volgende melden. Het Openbaar Ministerie en de politie zetten zich continu in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken. Wanneer de bedreiging wordt beoordeeld als strafbare bedreiging, wordt door het team bedreigde politici in beginsel aangifte opgenomen en wordt nader onderzoek verricht. Het Openbaar Ministerie beoordeelt iedere aangifte van mogelijke bedreiging van een politicus op strafbaarheid en beslist welke afdoening aangewezen is. Welke afdoening in een individueel geval passend is, wordt door het Openbaar Ministerie beoordeeld op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. De vraag of betrokkene al dan niet lid is van een coalitiepartij speelt daarbij absoluut geen enkele rol.
Voor het identificeren van verdachten die bedreigingen uiten via met name sociale media, waarbij veelal geen gebruik wordt gemaakt van de eigen personalia en niet de volledige personalia zijn genoemd, is nagenoeg altijd nader onderzoek nodig. Wanneer een verdachte zich in een ander land dan Nederland bevindt, is voor dat onderzoek rechtshulp nodig. Wanneer met een land geen rechtshulpverdrag bestaat, leert de ervaring dat die rechtshulp in dit soort zaken moeizaam gaat. Het Openbaar Ministerie kan – als er door het buitenland geen rechtshulp wordt verleend – alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen.
Zoals in de voorgaande beantwoording gegeven, spreekt de Nederlandse overheid op alle niveaus regelmatig ernstige zorgen uit over de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders. Onlangs gebeurde dit nog tijdens het gesprek van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Pakistaanse collega op 18 januari jl., tijdens de hoogambtelijke politieke consultaties met Pakistan op 8 februari jl. en het gesprek tussen de Minister-President met de premier van Pakistan op 20 februari jl.
Alle ontvangen berichten met (vermeende) bedreigingen van personen in het Rijksdomein, worden door de NCTV ter duiding doorgestuurd aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De AIVD kijkt vanuit zijn onderzoeksgebieden of er concrete of voorstelbare dreigingen zijn tegen een persoon, object of dienst die valt in het zogenoemde Rijksdomein. De inlichtingen van de AIVD dragen bij aan het stelstel dat onder meer politici, bewindspersonen en diplomatieke objecten bewaakt en beveiligt. De AIVD stelt in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen dreigings- en risicoanalyses op. Ook kan de AIVD in inlichtingenonderzoeken informatie verkrijgen over een persoon of organisatie die zich mogelijk schuldig maakt aan strafbare feiten. De AIVD kan dan een ambtsbericht uitbrengen aan het Openbaar Ministerie.
Hoeveel interesse hebben het OM en de AIVD überhaupt in zaken betreffende een politicus van de oppositie?
Het gegeven dat een bedreigde volksvertegenwoordiger onderdeel is van de oppositie of de coalitie speelt absoluut geen enkele rol voor de uitvoering van de taken van de AIVD of het Openbaar Ministerie.
Bent u ervan op de hoogte dat ik wekelijks, zo niet dagelijks, filmpjes krijg toegestuurd met beelden die vaak op de meest grove en beeldende manier laten zien dat en hoe ik moet worden vermoord? Heeft u zelf wel eens de moeite genomen ze te bekijken? Zo nee, waarom niet? Wat vindt u ervan en wat doet u en wat hebben justitie, Buitenlandse Zaken, de NCTV en de AIVD hiermee gedaan?
Ja, daar ben ik van op de hoogte. Ik heb meerdere van deze weerzinwekkende filmpjes en berichten gezien. Vooropgesteld, ik keur deze bedreigingen ten zeerste af. Naast dat ik me kan voorstellen dat het een enorme impact op de heer Wilders heeft, ondermijnt het onze democratie wanneer volksvertegenwoordigers worden bedreigd. Het Openbaar Ministerie beoordeelt aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid.
Zoals gesteld in de beantwoording op vraag 4, worden alle ontvangen berichten met (vermeende) bedreigingen van personen in het Rijksdomein, door de NCTV ter duiding doorgestuurd aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Voor de taak van de AIVD verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Het niet-vervolgen van doodsbedreigers |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat iemand die mij met de dood bedreigde geen straf, maar een reprimandegesprek krijgt?1
Ik ben bekend met de beslissing van het Openbaar Ministerie om de betreffende bedreiger niet te vervolgen.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is dat iemand die zegt «als ik jou tegenkom krijg jij een kogel door je hoofd heen» geen enkele straf maar slechts een foei-gesprek bij de politie krijgt? Zo nee, waarom niet?
Ik wil vooropstellen dat bedreigingen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis horen in onze samenleving. Dit ondermijnt onze democratie. Ik kan mij voorstellen dat dit een enorme impact heeft op de heer Wilders. Dit heeft dan ook mijn volste aandacht als Minister van Justitie en Veiligheid. U vraagt mij echter om in te gaan op een beslissing van het Openbaar Ministerie in een individuele zaak. Als Minister van Justitie en Veiligheid kan ik niet ingaan op individuele zaken, dit om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie.
De keuze om een strafbaar feit op een bepaalde manier af te doen is aan het Openbaar Ministerie; meer in het bijzonder aan de desbetreffende officier van justitie. Daarbij maakt de officier van justitie een beslissing op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. Hierbij speelt de identiteit of politieke kleur van de volksvertegenwoordiger geen enkele rol. Het Openbaar Ministerie heeft mij verzekerd dat aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid worden beoordeeld.
Bent u het ermee eens dat het bij een doodsbedreiging onacceptabel is dat de Officier van Justitie stelt dat er een «betere oplossing is dan straf»? Waarom heeft het Openbaar Ministerie (OM) veel sympathie voor de dader en niet voor het slachtoffer van bedreigingen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe past dit besluit van het OM in uw toezegging dat de strijd tegen bedreigingen van politici geïntensiveerd wordt?
Ik kan u verzekeren dat ik onverkort achter mijn toezegging blijf staan. De heer Wilders heeft het recht om, net als iedere volksvertegenwoordiger, in vrijheid zijn standpunten en mening te verkondigen. Dat recht moet door ons allen worden beschermd. Ik heb mede daarom meerdere malen aangegeven dat de versterking en de hervorming van het stelsel bewaken en beveiligen urgent is en daarmee een van mijn prioriteiten is. In mijn brief van 1 november 20222 heb ik uw Kamer nog geïnformeerd over de voortgang van deze versterking.
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 en 3 kan ik mij niet uitlaten over individuele beslissingen van het Openbaar Ministerie, om politieke bemoeienis te voorkomen.
Herinnert u zich mijn recente vorige vragen waar het OM besloot iemand die mij bedreigde met de tekst: «Kga vrijdag met mijn school naar de Tweede Kamer, knoop voor je dat je er dan ni bent want deze Turken slaan je dood», eveneens niet te vervolgen? Bent u ermee bekend dat het OM bij mij veel vaker besluit mensen die me met de dood bedreigen niet te vervolgen en straffen? Wat is uw oordeel daarover?
Het is van het grootste belang dat volksvertegenwoordigers in veiligheid hun werk kunnen doen. Ik heb hierover regelmatig contact met het Openbaar Ministerie.
Het Openbaar Ministerie beoordeelt aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid. Daarbij speelt de politieke voorkeur van de volksvertegenwoordiger geen rol. De keuze om een strafbaar feit op een bepaalde manier af te doen is aan het Openbaar Ministerie; meer in het bijzonder aan de desbetreffende officier van justitie. Daarbij maakt de officier van justitie een beslissing op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om in te gaan op individuele zaken om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie.
Kunt u uitleggen waarom personen die u als premier en u als vicepremier bedreigen altijd hard worden aangepakt en gestraft en vaak zelfs van hun bed worden gelicht, terwijl mensen die mij met de dood bedreigen vaker een foei-gesprek krijgen?
De politieke voorkeur van de bedreigde volksvertegenwoordiger mag nooit een rol spelen bij de beslissing of er vervolging wordt ingesteld. Het Openbaar Ministerie heeft mij bevestigd zich continu volop in te zetten om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Het Openbaar Ministerie doet dit met uiterste zorgvuldigheid. Welke afdoening in een individueel geval passend is, wordt door het Openbaar Ministerie beoordeeld op grond van de feiten en omstandigheden van het geval. Hierbij speelt de identiteit of politieke kleur van de volksvertegenwoordiger geen rol.
Deelt u de mening dat hier sprake is van pure rechtsongelijkheid?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom worden bedreigers van de premier en vicepremier, zijnde politici van VVD en D66-huize strenger gestraft en anders behandeld dan de leider van de grootste oppositiepartij PVV? Wat vindt u daarvan?
Zie antwoord vraag 6.
Wat heeft het voor zin voor mij om aangifte te doen als het resultaat is dat mensen die mij met de dood bedreigen vaak niet vervolgd worden?
Ik ben mij ervan bewust dat u wekelijks bedreigingen ontvangt en wil hier nogmaals benadrukken dat bedreigen, en in het bijzonder bedreigingen van volksvertegenwoordigers, absoluut niet thuis hoort in onze samenleving. Dit ondermijnt onze democratie, en heeft bovendien een enorme impact op de volksvertegenwoordigers zelf. De heer Wilders heeft het recht, net als iedere volksvertegenwoordiger, in vrijheid zijn standpunten en mening te verkondigen. Daar zal ik mij altijd voor inzetten.
Het Openbaar Ministerie en de politie zetten zich continu in om bedreigingen van volksvertegenwoordigers te onderzoeken en waar mogelijk te vervolgen. Het Openbaar Ministerie heeft mij verzekerd dat aangiftes over bedreigingen tegen volksvertegenwoordigers altijd en zonder uitzondering met de grootste zorgvuldigheid worden beoordeeld.
Wat betreft de AIVD: de AIVD heeft mij laten weten dat hij vanuit de onderzoeksgebieden kijkt of er concrete of voorstelbare dreigingen zijn tegen een persoon, object of dienst die valt in het zogenoemde Rijksdomein. De AIVD stelt in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen dreigings- en risicoanalyses op. De inlichtingen van de AIVD dragen bij aan het stelstel dat onder meer politici, bewindspersonen en diplomatieke objecten bewaakt en beveiligt. Ook kan de AIVD in onderzoeken aanlopen tegen een persoon of organisatie die zich mogelijk schuldig maakt aan strafbare feiten. De AIVD kan dan een ambtsbericht uitbrengen aan het Openbaar Ministerie, zodat het Openbaar Ministerie indien nodig kan acteren.
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten doet de AIVD in het openbaar geen uitspraken.
Wat voor signaal geeft u aan de bijna duizend personen die mij vorig jaar met de dood bedreigden en de mullahs die afgelopen jaren verschillende fatwa’s over mij hebben uitgesproken met de oproep mij te vermoorden, en de mensen die dat ook overwegen te doen, als ze zien dat doodsbedreigingen aan mij vaak onbestraft blijven en de daders er zonder straf mee wegkomen? Realiseert u zich dat dit de veiligheid van mij en mijn gezin schaadt? Heeft de AIVD hier aandacht voor?
Zie antwoord vraag 9.
Het recente AD-interview met de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wilt u met inachtneming van artikel 68 van de Grondwet alle door mij in deze vragenreeks gestelde vragen volledig en waarheidsgetrouw beantwoorden?
Vanzelfsprekend beantwoord ik uw vragen in overeenstemming met de inlichtingenplicht van art 68 Grondwet.
Wilt u deze vragen niet gebundeld maar per vraag beantwoorden en wilt u deze vragen niet door uw vakministers laten beantwoorden maar zelf beantwoorden? Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken te beantwoorden?
Ik beantwoord de vragen afzonderlijk en zo snel als mogelijk.
Heeft u kennisgenomen van het interview met de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla in het Algemeen Dagblad van zaterdag 14 januari 2023, getiteld: «VVD zou niet buigen voor Wilders, zei Rutte, toch vertrok Soumaya Sahla, maar nu keert ze terug»?1
Ja.
Klopt het dat u de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla op 5 december 2021 een sms-je heeft gestuurd met de tekst: «Ik duik er even in ASAP»? Waarom heeft u dat niet eerder aan de Kamer gemeld?
Ik kan hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Hoe vaak heeft u met Soumaya sms-contact gehad sinds haar veroordeling, en wat was de inhoud van dit sms-contact?
Ik onderhoud contact met allerlei personen en organisaties. Het is belangrijk dat dergelijk contact in vertrouwen en in beslotenheid kan plaatsvinden. Dat brengt met zich dat niet al mijn contacten volledig openbaar kunnen zijn. Ik ga hier dan ook niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Kunt u alle sms-jes, app-berichten en andere berichten tussen u en de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla inclusief tijdlijn openbaar maken en naar de Kamer sturen? Zo nee, wat heeft u te verbergen?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Welke handelingen heeft u naar aanleiding van dat sms-je van 5 december 2021 waarin u aangeeft er even «ASAP in te duiken» ten behoeve van Soumaya Sahla precies verricht? Kunt hier een uitputtend overzicht van naar de Kamer sturen?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Klopt het dat u op 25 januari 2022 tijdens een telefoongesprek tegen de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla heeft gezegd: «We buigen niet voor Wilders, wij zijn trots op jou, je hoort bij ons. Maar de mensen willen dat je sorry zegt. Doe dat nou gewoon. Geef een verklaring uit, ga bij een talkshow zitten en zoek daarna even de luwte op»? Waarom heeft u dit niet eerder aan de Kamer gemeld?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Wat bedoelde u precies met «wij buigen niet voor Wilders»? Waarom buigt u wel voor Kaag en niet voor Wilders?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Kunt u uitleggen waarom u trots bent op de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Wat bedoelt u precies met de opmerking dat zij «bij ons» hoort?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Waarom zei u op 25 januari 2022 tegen Soumaya Sahla «Maar de mensen willen dat je sorry zegt», en niet «ik wil dat je sorry zegt»?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Hoe rijmt u dat met het feit dat u tijdens de persconferentie van 28 januari 2022 juist tegen de pers zei «het ontbreken van het zelf uitspreken van een spijtbetuiging, dat vind ik essentieel»?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Waarom zei u daarover op 25 januari 2022 dus wat anders dan tegen de pers op 28 januari 2022? Waarom was u hier niet eerlijk over? Waarom heeft u dit niet eerder aan de Kamer gemeld?
Eerder gestelde vragen heb ik naar waarheid beantwoord. Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Waarom deed u Soumaya Sahla de suggestie «zoek daarna even de luwte op»? Wat beoogde u met dat advies precies te bereiken?
Ik ga hier om de in in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Wanneer besloot u adviseur van een veroordeelde moslimterrorist te worden? Vindt u dat passend voor een Minister-President?
Van een dergelijk adviseurschap is geen sprake.
Wat heeft u tijdens het telefoongesprek op 25 januari vorig jaar nog meer met Soumaya Sahla besproken? Kunt u hier uitputtend verslag over doen zonder u te excuseren vanwege uw vaker haperende geheugen?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Zijn er nog andere momenten geweest dat u met Soumaya Sahla heeft gesproken? Kunt u een overzicht geven van de data, inhoud en locatie van deze gesprekken?
Ik ga hier om de hiervoor in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Herinnert u zich dat u eerder in antwoord op vragen mijnerzijds aangaf dat u de veroordeelde moslimterorrist Soumaya Sahla op het Ministerie van Algemene Zaken heeft ontvangen?
Ja.
Was dat in het Torentje of liegt Soumaya Sahla daarover in het betreffende interview?2
Dit gesprek vond plaats in het Torentje. Zie ook mijn eerdere beantwoording (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987).
Klopt het dat zij u toen uitgebreid over haar verleden heeft verteld? Wat is er exact tijdens dit bezoek besproken? Wanneer was dit precies? Hoe vaak heeft u haar op het Ministerie van Algemene Zaken respectievelijk het Torentje ontvangen en gesproken?
Zoals ik eerder heb gemeld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987), heb ik buiten de genoemde afspraak die op 26 september 2019 plaatsvond, Soumaya Sahla niet ontvangen op het Ministerie van Algemene Zaken. Het betrof, zoals ik u eerder heb gemeld, een kennismaking. Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Heeft u haar toen of ooit beloftes gedaan? Zo ja, welke?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Vindt u het gepast een veroordeelde moslimterrorist die lid was van de Hofstadgroep welke groep mij als een lid van de Tweede Kamer wilde vermoorden, in uw kantoor, het kantoor van de Minister-President, te ontvangen?
Zoals gemeld in mijn eerdere beantwoording (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987) was ik bij mijn ontmoeting met haar op het Ministerie van Algemene Zaken op de hoogte van haar veroordeling, maar ik heb daaraan niet de conclusie verbonden dat ik haar daarom niet zou kunnen ontvangen.
Klopt de bewering uit het genoemde interview dat Soumaya Sahla u tijdens dat gesprek met haar op het Ministerie van Algemene Zaken respectievelijk het Torentje «uitgebreid over haar verleden heeft verteld», en dat u volgens haar «al goed op de hoogte was»?3
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Zo ja, erkent u dan dat u tijdens de wekelijkse persconferentie van 28 januari 2022, waarin u beweerde dat u zichzelf verweet u «niet al eerder in de kwestie-Soumaya Sahla te hebben verdiept» heeft gelogen, aangezien u haar jaren ervoor al in het Torentje had ontmoet, sms- en telefooncontact met haar onderhield en dat u naar nu blijkt volgens Soumaya Sahla, zelfs goed op de hoogte was van haar verleden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u aan die leugen?
Ik heb geen reden om terug te komen op hetgeen ik heb gezegd op de wekelijkse persconferentie van 28 januari 2022.
Wist u toen u Soumaya Sahla in het Torentje ontmoette dat zij zelf nota bene fatwa’s had uitgesproken? 4
Mij is hierover slechts mediaberichtgeving bekend waarnaar bij de gestelde vragen wordt verwezen.
Wat is uw oordeel daarover?
In zijn algemeenheid keur ik de opvattingen van betrokkene destijds die in relatie staan tot de feiten waarvoor zij is veroordeeld stellig af.
Is het gegeven dat ze zelf fatwa’s uitvaardigde niet reden genoeg om voor altijd contact met haar te mijden en haar uit het domein van de politiek en Tweede Kamer te houden?
In zijn algemeenheid keur ik de opvattingen van betrokkene destijds die in relatie staan tot de feiten waarvoor zij is veroordeeld stellig af. In 2016 is betrokkene onherroepelijk veroordeeld voor verboden wapenbezit en deelneming aan een terroristische organisatie. Betrokkene heeft haar straf uitgezeten. Of zij al dan niet toegang heeft tot het domein van politiek en Tweede Kamer is niet aan mij.
Kunt u de precieze inhoud van deze fatwa’s aan de Kamer doen toekomen?
Mij is hierover slechts mediaberichtgeving bekend waarnaar bij de gestelde vragen wordt verwezen.
Klopt het dat u Soumaya Sahla tijdens uw ontmoeting met haar in het Torentje het nummer van de voorzitter van de permanente scoutingscommissie van de VVD heeft gegeven? Wilt u ook deze vraag volledig beantwoorden en u niet verschuilen achter uw rol als partijleider nu u haar dat nummer in het Torentje – het kantoor van de premier – en dus niet op het VVD-partijbureau of elders heeft gegeven?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Heeft u vaker veroordeelde moslimterroristen gescout voor uw partij of voor een functie bij de overheid?
Ik ga hier om de in het antwoord op vraag 5 genoemde reden niet nader op in. Daarenboven kan ik hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Met welke intentie heeft u dat gedaan? Vond en vindt u Soumaya Sahla geschikt als (kandidaat-)Kamerlid? Heeft u ook contact opgenomen met (leden van) de scoutingscommissie om voor Soumaya Sahla een goed woordje te doen? Zo ja, bent u wel helemaal goed bij zinnen?
Ik kan hier slechts vragen beantwoorden in mijn hoedanigheid als Minister-President. Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Klopt het dat Soumaya Sahla in 2014 Lodewijk Asscher, toenmalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en tevens vicepremier in uw kabinet Rutte II, ontmoet heeft? Zo ja, wat is er tijdens die ontmoeting besproken? Was u vooraf of achteraf op de hoogte van die bespreking?5
Er is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nagegaan of deze ontmoeting heeft plaatsgevonden, maar daarvoor zijn geen aanwijzingen gevonden.
Waarom heeft u in uw beantwoording van 8 maart 2022 op vragen mijnerzijds van 8 februari 2022, in uw antwoord op vraag 5 ontkend dat zij met andere bewindslieden heeft gesproken sinds haar veroordeling? Heeft u hierover toen opnieuw niet de waarheid gesproken?6
Ik heb u destijds gemeld dat mij daarover geen informatie bekend was (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1987).
Kunt u nogmaals, maar deze keer wel volledig en waarheidsgetrouw, de vraag beantwoorden welke andere Ministers en of Staatssecretarissen met Soumaya Sahla contact hadden tijdens al uw kabinetten?
Ik kan in redelijkheid niet voldoende volledig en betrouwbaar beschikken over de gevraagde informatie. Thans is mij hierover geen informatie bekend, behoudens hetgeen mij bekend is geworden in het kader van de beantwoording van vraag 33 en, eerder, bij de beantwoording door de Ministers van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de op 26 januari 2022 gestelde schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1532).
Heeft u, of heeft een andere Minister of Staatsecretaris de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla gesproken op het VVD-congres van 19 november 2022?
Voor vragen die de VVD betreffen, verwijs ik u naar de VVD.
Wat vindt u van de uitspraak van Soumaya Sahla gedaan in het interview met het AD: «Ik kwam in een complexe situatie terecht, die ik niet meer onder controle had, met als uitkomst een strafvonnis. Ben ik een moslimterrorist? Absoluut niet.»?7
Ik neem afstand van uitlatingen van betrokkene die strijdig zijn met de feiten waarvoor zij in 2016 is veroordeeld.
Deelt u de mening dat die uitspraak te walgelijk voor woorden is nu betrokkene twee keer is veroordeeld, zowel voor het lidmaatschap van een terroristische organisatie als voor verboden wapenbezit en nu doet alsof het haar allemaal is overkomen?
Ik neem afstand van uitlatingen van betrokkene die strijdig zijn met de feiten waarvoor zij in 2016 is veroordeeld.
Deelt u de mening dat alleen deze uitspraak al impliceert dat ze niet oprecht is en dus geen schuld en spijt erkent noch verantwoordelijkheid voor haar daden neemt en nooit en te nimmer kan worden vertrouwd als het gaat om haar intenties?
Ik neem afstand van uitlatingen van betrokkene die strijdig zijn met de feiten waarvoor zij in 2016 is veroordeeld.
Is het regeringsbeleid om veroordeelde terroristen te spreken en/of te steunen?
Nee, waarmee overigens dergelijke contacten niet zijn uitgesloten.
Vindt u dat veroordeelde moslimterroristen Kamerlid mogen worden?
Het kiesrecht is een grondrecht dat is opgenomen in artikel 4 van de Grondwet. Dit recht mag alleen bij wet worden beperkt. Op grond van artikel 54, tweede lid, van de Grondwet kan de strafrechter een persoon, die wegens het begaan van een in de wet aangewezen delict (waaronder terroristische misdrijven) bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar, uitsluiten van het actieve en passieve kiesrecht. Het is aan de strafrechter om te bepalen of deze bijkomende straf in een individuele strafzaak dient te worden opgelegd.
Vindt u dat veroordeelde moslimterroristen Minister of Staatssecretaris mogen worden?
De benoemingsprocedure is vermeld in een brief van de Minister-President d.d. 20 december 2002. Aan de benoeming van een Minister (en Staatssecretaris) gaat een uitgebreide procedure vooraf: tijdens de kabinetsformatie wordt er gezocht naar kandidaten, vervolgens moeten zij gescreend worden en tot slot voeren zij een gesprek met de formateur, waarin wordt bekeken of er «enig beletsel is in het heden of verleden van de kandidaat om de functie te aanvaarden».
Bij de screening wordt van kandidaat-bewindslieden onderzocht of ze een strafblad hebben, bekend zijn bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en of er risico's zijn in de sfeer van hun belastinggedrag.
Vindt u dat veroordeelde moslimterroristen bij de overheid mogen werken?
Voor een specifieke taak of functie in de samenleving kan een strafblad met bepaalde antecedenten een beletsel zijn. Voor dergelijke functies wordt een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) gevraagd. Een VOG is een verklaring waaruit blijkt dat het justitiële verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van die specifieke taak of functie. Voor elke persoon met een strafblad kan dit mogelijk effect hebben op toekomstig werk.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar en onacceptabel is als ik, als doelwit van de terroristische organisatie de Hofstadgroep, welke terreurgroep de aanleiding is dat ik dit jaar 19 jaar geleden mijn vrijheid ben kwijtgeraakt, dadelijk in de Kamer kan worden geconfronteerd met een aldaar rondlopend voormalig lid van diezelfde terreurorganisatie?
Bedreigingen door terroristische organisaties behoren tot ernstigste misdrijven in onze samenleving, omdat zij naar hun aard een bedreiging voor de democratische rechtsorde vormen en omdat zij diep ingrijpen in het leven van de personen die zij raken. Over alle consequenties daarvan voor betrokkenen, waaronder de heer Wilders, denk ik niet licht.
De Tweede Kamer heeft krachtens artikel 72 van de Grondwet in artikel 152 van het Reglement van Orde regels vastgesteld rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen. Het presidium kan nadere regels stellen. Het is daarom niet aan mij om te bepalen wie toegang heeft tot gebouwen van de Staten-Generaal noch om daarover een oordeel te uiten.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de veroordeelde moslimterrorist Soumaya Sahla dat ze «best vaak» in de Tweede Kamer kwam? Wist u daarvan? Wat is uw oordeel daarover?
De Tweede Kamer heeft krachtens artikel 72 van de Grondwet in artikel 152 van het Reglement van Orde regels vastgesteld rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen. Het presidium kan nadere regels stellen. Het is daarom niet aan mij om te bepalen wie toegang heeft tot gebouwen van de Staten-Generaal noch om daarover een oordeel te uiten.
Deelt u de mening dat het totaal ongepast is dat een veroordeelde moslimterrorist in hetzelfde gebouw rondloopt als een van de belangrijkste doelwitten van de terreurorganisatie waarvan zij lid was en voor welk lidmaatschap ze ook veroordeeld is?
De Tweede Kamer heeft krachtens artikel 72 van de Grondwet in artikel 152 van het Reglement van Orde regels vastgesteld rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen. Het presidium kan nadere regels stellen. Het is daarom niet aan mij om te bepalen wie toegang heeft tot gebouwen van de Staten-Generaal noch om daarover een oordeel te uiten.
Heeft u er begrip voor dat ik haar nooit en te nimmer wil tegenkomen en zeker niet in mijn werkomgeving zijnde het gebouw van de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dat nooit zal gebeuren?
De Tweede Kamer heeft krachtens artikel 72 van de Grondwet in artikel 152 van het Reglement van Orde regels vastgesteld rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen. Het presidium kan nadere regels stellen. Het is daarom niet aan mij om te bepalen wie toegang heeft tot gebouwen van de Staten-Generaal noch om daarover een oordeel te uiten.
Kunt u 100% uitsluiten dat Soumaya Sahla nog een veiligheidsgevaar respectievelijk risico vormt of kan vormen?
Alle partners die een taak hebben in terrorismebestrijding in Nederland zijn erop gericht om radicalisering te signaleren en eventuele veiligheidsrisico’s te mitigeren.
Erkent u dat dat nooit het geval zal zijn daar veroordeelde moslimterroristen zich immers onbetrouwbaar en levensgevaarlijk hebben getoond en altijd onverwacht weer kunnen toeslaan en tot terreur en moord en doodslag kunnen overgaan? Wilt u het risico lopen dat het niet zo is?
Zie het antwoord op vraag 48.
Kunt u er alstublieft voor zorgen dat de «terugkeer» in de politiek van Soumaya Sahla nooit en te nimmer zal plaatsvinden?
Voor zover de vraag de VVD betreft, verwijs ik door naar de VVD. Voor zover de vraag andere politieke verbanden betreft is het niet aan mij te oordelen.