Het onder verscherpt toezicht stellen van de ZIKOS-afdelingen Harreveld en Zetten |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de ZIKOS-afdelingen in Harreveld en Zetten onder verscherpt toezicht heeft gesteld?1
Ja.
Kunt u concreet maken wat dat verscherpte toezicht precies inhoudt en waarom dat toezicht borgt dat niet opnieuw een kind in een instelling, ontoelaatbaar in zijn of haar vrijheid wordt beperkt door onwettelijke isolatiemaatregelen of hardhandig en ongeoorloofd wordt vastgepakt?
De jeugdzorgaanbieders die ZIKOS afdelingen hebben, willen stoppen met de ZIKOS. Zo lang er nog kinderen verblijven op de ZIKOS-afdelingen vindt de inspectie het noodzakelijk om de voortgang van de benodigde verbeteringen bij beide afdelingen te volgen. Door het instellen van verscherpt toezicht bij deze twee jeugdzorgaanbieders wil de inspectie bereiken dat de kinderen die nu nog op de ZIKOS-afdelingen verblijven passende hulp krijgen. De jeugdhulpaanbieders krijgen de kans om binnen zes maanden de tekortkomingen die de inspectie heeft gezien weg te nemen. Inspecteurs houden gedurende deze periode van verscherpt toezicht nauw contact met de instelling, bijvoorbeeld door extra (onverwachte) bezoeken te doen. Ook kan de IGJ op andere wijze onderzoek doen en de voortgang monitoren. Daarnaast is, voor de jeugdigen die nog op de ZIKOS afdelingen verblijven, het ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd (OZJ) betrokken om voor deze jeugdigen in samenspraak met naasten en professionals een passend (alternatief) zorgaanbod te organiseren.
Kunt u aangeven welke gevolgen de IGJ verbindt wanneer een instelling zoals Zikos nauwelijks nog vaste personeelsleden inzet en niet de hoog specialistische zorg levert waarvoor wel wordt gedeclareerd door de inzet van onvoldoende opgeleid en gekwalificeerd personeel?
De IGJ volgt nauw bij de ZIKOS-afdelingen via het verscherpt toezicht hoe de jeugdhulpaanbieders de benodigde verbeteringen doorvoeren. De inzet van voldoende opgeleid en toegerust personeel is hier onderdeel van. Als blijkt dat er tijdens het verscherpt toezicht onvoldoende verbeteringen zijn, dan kan de inspectie zwaardere (bestuursrechtelijke) maatregelen inzetten. Mocht de IGJ bij een andere jeugdhulpaanbieder constateren dat er sprake is van onvoldoende opgeleid en gekwalificeerd personeel, dan maakt de IGJ op maat een afweging welke interventie hierbij passend is.
Ziet u het verscherpte toezicht als een vorm van toezicht op een «inspanningsverplichting» van de betreffende instelling om verbeteringen door te voeren, of als een vorm van toezicht op het resultaat dat hoe dan ook geen buitenwettelijke en daarom ongeoorloofde vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen, of jongeren buiten de in de Jeugdwet geregelde gevallen fysiek worden begrensd?
De IGJ heeft verscherpt toezicht ingesteld omdat de IGJ wil bereiken dat de jongeren die nu nog op ZIKOS-afdelingen verblijven passende zorg krijgen die voldoet aan wetten en/of veldnormen voor goede zorg aan jeugdigen. Het verscherpt toezicht is tevens ingesteld om te bevorderen dat IHUB en Pactum de benodigde verbeteringen voortvarend doorvoeren en borgen.
Is het waar dat u de IGJ gevraagd heeft om te reflecteren op vorm en inhoud van het toezicht op de gesloten jeugdzorg? Vindt u dat de IGJ in haar toezichthoudende taak als het gaat om Woodbrookers en Zikos tekort is geschoten?
De IGJ heeft op eigen initiatief besloten te reflecteren op haar toezicht op de ZIKOS-afdelingen. Daaruit moet blijken welke lessen de IGJ kan trekken uit het toezicht op de ZIKOS. In ieder geval gaat de IGJ bezien hoe zij ervaringsdeskundigen beter kan betrekken bij het toezicht.
Uit de reflectie moet blijken of de IGJ haar toezichthoudende taak beter had kunnen uitvoeren, en zo ja hoe.
Zo ja, welke maatregelen treft u dan als verantwoordelijke Minister om het toezicht te versterken? En bent u van mening dat met het huidige instrumentarium de IGJ voldoende uitgerust is om toezicht te kunnen houden en passend te handhaven?
De IGJ is voldoende toegerust om toezicht te kunnen houden en passend te handhaven. Ik ben daarom niet voornemens om maatregelen te nemen om het toezicht van de IGJ nog verder te versterken. Wel volg ik met aandacht welke lessen de IGJ trekt uit de reflectie op haar toezicht op de ZIKOS-afdelingen.
Als u dat niet vindt, kunt u dan uitleggen hoe het kan dat pas nadat Jason Bhugwandas zijn rapport «Eenzaam Gesloten» aan de IGJ geeft, de IGJ tot onderzoek overgaat en in overwegende mate de schokkende ervaringen van jongeren feitelijk voor juist houdt en op die grond Zikos onder verscherpt toezicht stelt? Had de IGJ niet eerder moeten en kunnen ingrijpen?
De gespreksverslagen die Jason Bhugwandass voorafgaand aan publicatie van zijn rapport deelde, vormden voor de IGJ aanleiding om direct toezichtsbezoeken af te leggen bij de betreffende ZIKOS-afdelingen. Deze informatie van Jason Bhugwandass bevatte voor de IGJ nieuwe signalen, die zij niet heeft kunnen ophalen in haar eigen toezicht naar de gesloten jeugdhulp.2 Op basis van de conclusies naar aanleiding van de meest recente bezoeken heeft de IGJ verscherpt toezicht ingesteld.
De Inspectie reflecteert op dit moment op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen en welke lessen hieruit te trekken zijn. Dat geldt ook voor de vraag of de IGJ eerder had kunnen of moeten ingrijpen.
Is het waar dat in Zikos er vooral suïcidale jongeren werden geplaatst op de zwaarste afdeling van Zikos en dat deze plaatsing werd gegrond op het gevaar dat de jongere voor zichzelf of voor anderen oplevert?
Het klopt dat vooral jongeren werden aangemeld met veelal hoog risico op suïcide en of automutilatie. De grond voor een plaatsing op een ZIKOS-afdeling is altijd gebaseerd op de wet: jeugdhulp is noodzakelijk in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die nodig is onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Vaak zijn jongeren een gevaar voor zichzelf i.v.m. genoemde suïcide dan wel automutilatie of voor anderen (vanwege forse agressie) maar niet noodzakelijkerwijs.
Onderschrijft u dat het begrip «ernstig nadeel» in de Wet verplichte ggz onder meer het risico afdekt dat de patiënt zichzelf of anderen in levensgevaar brengt en dat op basis van dit criterium er verplichte zorg moet worden opgelegd?
Ernstig nadeel kan inderdaad betekenen dat sprake is van levensgevaar. In de Wet verplichte ggz (Wvggz) wordt ernstig nadeel omschreven als het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
Naast dat sprake moet zijn van ernstig nadeel moet aan meer voorwaarden worden voldaan om verplichte zorg op grond van de Wvggz te mogen verlenen. Indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien aan vier cumulatieve voorwaarden wordt voldaan. Er moet dus een verband zijn tussen de stoornis en het gedrag. De vier voorwaarden houden in dat er geen mogelijkheden zijn voor zorg op basis van vrijwilligheid en dat er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn. Daarbij moet het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig zijn en moet redelijkerwijs te verwachten zijn dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Vervolgens kan verplichte zorg alleen worden opgelegd op basis van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, een beslissing tot tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel of in geval van een noodsituatie.
Is het waar dat de Jeugdwet dit criterium niet kent en vindt u dat in die gevallen dat sprake is van dreigende suïcidaliteit gesloten jeugdhulp een geëigende maatregel is die voorgaat op verplichte zorg?
In de Jeugdwet is het begrip ernstig nadeel niet opgenomen. Een machtiging voor gesloten jeugdhulp kan worden verleend indien jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Daarnaast moet de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en moeten er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen. Indien een jeugdige is opgenomen met een machtiging gesloten jeugdhulp kunnen vrijheidsbeperkende maatregelen alleen worden toegepast als is voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet. Die voorwaarden komen overeen met de voorwaarden van de Wvggz.
Bij iedere individuele jeugdige moet worden afgewogen of verplichte zorg op grond van de Wvggz of plaatsing in een gesloten jeugdhulpinstelling noodzakelijk is. Indien ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen voorliggend zijn, dan ligt een machtiging voor gesloten jeugdhulp in de rede.
Is het waar dat een gesloten plaatsing van een jongere niet zonder meer inhoudt dat de jongere wordt geplaatst in een instelling waar ook psychiatrische hulp bij suïcidaliteit wordt aangeboden? Vindt u dat bij suïcidaliteit gesloten jeugdhulp mag worden ingezet, ook zonder voorafgaande beoordeling door een psychiater?
Als het gaat om plaatsing op beide ZIKOS-afdelingen heeft de IGJ in de rapporten die ten grondslag liggen aan het verscherpt toezicht geconstateerd dat op beide afdelingen een psychiater werkzaam is, zij het voor een beperkt aantal uren. De IGJ vond ook dat de werkwijze die de ZIKOS-Harreveld hanteert onvoldoende aansluit op de problematiek van een deel van de jongeren, waardoor niet alle jongeren passende hulp krijgen. En dat op ZIKOS-Zetten de deskundigheid, kennis en expertise van de (psychische) problematiek van de jongeren over het geheel genomen onvoldoende was.
Ik vind dat aan een gesloten plaatsing een verklarende analyse vooraf moet gaan. De verklarende analyse geeft inzicht in de samenhang van de vragen/situatie van de cliënt in relatie tot zijn of haar omgeving (gezin, maar ook school en hulpverlening), het ontstaan en het voortbestaan ervan en legt verbanden tussen deze factoren. Ingeval van suïcidaliteit dient een psychiater bij het opstellen van een verklarende analyse betrokken te zijn.
Hoeveel jongeren verblijven nu en op het moment van sluiting in Zikos en hoeveel jongeren zijn overgeplaatst en naar welke specifieke instellingen? En kunt u hierbij splitsen om hoeveel jongens en meisjes het gaat?
Van de veertien jeugdigen (acht meisjes, zes jongens) die op het moment van de opnamestopen op een ZIKOS-afdeling verbleven zijn er zes nog niet geplaatst. De uitgeplaatste jeugdigen zijn vrijwel allemaal uitgestroomd naar andere instellingen/woonvoorzieningen of zijn binnen de eigen organisatie naar een andere afdeling gegaan.
Welk aandeel van de jongeren dat is opgenomen in Zikos was geschorst uit een voorlopige hechtenis of PIJ-maatregel?
Dat aandeel is zo beperkt dat het om privacyredenen niet nader gespecificeerd kan worden. Volledigheidshalve wijs ik er op dat een schorsing uit een PIJ-maatregel niet bestaat.
Heeft de sluiting van Zikos ertoe geleid dat die schorsingen ongedaan zijn gemaakt, zodat jongeren zijn (terug)geplaatst in een Justitiële Jeugdinrichting?
Hiervan is geen sprake geweest. Een schorsing kan alleen ongedaan gemaakt worden als een jeugdige zich niet aan gestelde voorwaarden houdt. De jeugdreclasseerder meldt de jeugdige dan terug bij de Officier van Justitie en deze bepaalt of een schorsing opgeheven kan worden.
Is het waar dat jongeren uit Zikos zijn overgeplaatst naar de instelling die valt onder de oud-bestuurder van Zikos, de huidige (interim)bestuurder van Jeugdhulp Friesland, Woodbrookers thans ZIB geheten?
Dat is niet correct. Er zijn geen jongeren van een ZIKOS-afdeling naar Woodbrookers overgeplaatst.
Hoeveel jongeren zijn in het afgelopen jaar geplaatst in de Woodbrookers vanuit Zikos?
Er zijn ook het afgelopen jaar geen jongeren van een ZIKOS-afdeling naar Woodbrookers overgeplaatst.
Vindt u dat de commissie die op dit moment zich richt op doorplaatsen van de huidige jongeren die nu nog in Zikos verblijven (de OCJ), kinderen mag overplaatsen vanuit Zikos naar de Woodbrookers, gelet op het risico dat zij in laatstgenoemde instelling lopen?
Jeugdhulp Friesland is voornemens de locatie Woodbrookers op 1 juli 2024 te sluiten. Er vinden daarom geen nieuwe plaatsingen plaats. Inmiddels verblijven er geen jeugdigen meer op Woodbrookers.
Is het waar dat op dit moment in de Woodbrookers twee jongeren zijn geplaatst op een open en één jongere op een gesloten afdeling?
Er verblijven op dit moment geen jeugdigen meer op Woodbrookers.
Vindt u dat het plaatsen van kinderen in lege gebouwen in afzondering van leeftijdsgenoten een vorm van onmenselijke- en daarom ongeoorloofde behandeling is?
Het verblijf van jeugdigen in vrijwel lege gebouwen is niet wenselijk, maar kan soms onvermijdelijk zijn als een aanbieder stopt met het gebruik van een accommodatie. In dit geval streefde Jeugdhulp Friesland ernaar dat voor 1 juli 2024 de jeugdigen een passende vervolgplek krijgen omdat dat de beoogde sluitingsdatum is. Dat is inmiddels gelukt waardoor er nu geen jeugdigen meer verblijven op Woodbrookers.
Het rapport ‘Eenzaam gesloten’ van Jason Bhugwandass |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het rapport «Eenzaam gesloten van Jason Bhugwandass over de ZIKOS afdelingen in de gesloten jeugdzorg» dat vandaag, 12 maart 2024, is gepresenteerd?
Ja.
Kunt u zich nog herinneren dat de omstreden jeugdinstelling Woodbrookers in het Friese Kortehemmen dicht zou gaan, nadat een schokkend rapport openbaar werd gemaakt waaruit bleek dat stelselmatig kinderen werden mishandeld?1
Ja.
Heeft u er kennis van genomen dat in de media opnieuw in een tweetal instellingen waar kinderen civielrechtelijk zijn geplaatst, vergelijkbare fundamentele rechten van kinderen, net als in de Woodbrookers, ernstig zijn geschonden?2
Ja.
Wat vindt u ervan, dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van de laatste bevindingen over wat er met kinderen gebeurt in de instellingen voor gesloten jeugdzorg, zo geschrokken is dat de aangesloten gemeenten er geen kinderen meer willen plaatsen?3
Het besluit om nu geen kinderen te plaatsen op de ZIKOS-locaties steun ik.
Wat vindt u ervan, dat Bart Tromp, docent en onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen maar ook kinderrechter, eerder al publiekelijk het besluit nam om kinderen niet meer te plaatsen in een instelling waar fundamentele rechten van kinderen en ouders worden geschonden?4
Het is aan de rechter om te beslissen op een verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. Als een rechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleent, is het aan de instantie die de machtiging ten uitvoer brengt om te bepalen waar een kind wordt geplaatst. Dit is veelal een gecertificeerde instelling. Het komt zeer sporadisch voor dat een rechter in de beschikking concreet benoemt welke verblijfplaats binnen de grenzen van het verzochte een verleende machtiging (niet) is bedoeld. In de overwegingen van individuele rechters die daaraan ten grondslag liggen, kan ik niet treden.
Deelt u de mening dat met de nu beschikbare informatie over de ernstige tekortkomingen in de instellingen voor gesloten jeugdzorg, inmiddels niet meer kan worden gesproken van incidenten, maar dat er sprake is van een structureel probleem, dat hieruit bestaat dat bij gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel uit onmacht buitenwettelijke vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen?
Om te zorgen dat de gesloten jeugdhulp structureel beter wordt, hebben we afgesproken dat de instellingen in 2025 kleinschalig werken en dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn. Over hoe we dat willen bereiken staat in het Uitvoeringsplan af- en ombouw gesloten jeugdhulp ontvangen.5 De getuigenissen uit «Eenzaam gesloten» moeten ons aansporen met alle partijen een extra stap bij te zetten en de krachten te bundelen. In de brief die u gelijktijdig met deze antwoorden ontvangt ter voorbereiding van het debat op 28 maart staan de acties waarover ik met gemeenten en aanbieders voor de zomer bestuurlijke afspraken wil maken.
Als u dat niet vindt, welk antwoord heeft u dan op het structurele karakter van de tekortschietende zorg dat ontstaat door personeelsgebrek en onmacht om jongeren een veilige omgeving te bieden waar zij voor hun problemen kunnen worden behandeld?
Zoals hierboven genoemd moeten de getuigenissen uit «Eenzaam gesloten» ons aansporen met alle partijen een extra stap bij te zetten en de krachten te bundelen. In de brief die u gelijktijdig met deze antwoorden ontvangt ter voorbereiding van het debat op 28 maart staan de acties waarover ik met gemeenten en aanbieders voor de zomer bestuurlijke afspraken wil maken.
Is het openhouden van de instellingen nu nog aanvaardbaar gelet op de structurele schending van kinder- en mensen rechten die ermee gepaard gaan, gelet op het feit dat de regering eerder heeft besloten dat de gesloten jeugdzorg voor jongeren die zonder behandeling een risico voor zichzelf of hun omgeving vormen, moet worden afgebouwd en in 2030 volgens een kabinetsbesluit geen enkele jongere nog in de gesloten jeugdzorg moet zitten?
Op dit moment geldt voor de ZIKOS-locaties van beide instellingen een cliëntenstop. In de brief die de Tweede Kamer separaat ontvangt ter voorbereiding op het debat op 28 maart 2024 staat dat ik voornemens ben met gemeenten en aanbieders voor de zomer de afspraak te maken dat van de locaties gesloten jeugdhulp de locaties die voorheen een justitiële inrichting waren afgestoten moeten worden. Beide ZIKOS-locaties bevinden zich in dergelijke gebouwen.
Als u dat aanvaardbaar vindt, kunt u dan uitleggen hoe zich dat verhoudt met de verdragsrechtelijke taak van de overheid om kinderen juist te beschermen tegen mishandeling die zij in de instellingen ondergaan?
Ongerechtvaardigde of niet-toegestane vrijheidsbeperkende maatregelen zijn volstrekt af te keuren. Met het oog op een betere bescherming van jeugdigen in de gesloten jeugdhulp heb ik de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp opgesteld. Deze is sinds 1 januari 2024 van kracht en vormt de wettelijke basis voor het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp. Uitgangspunt bij de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen is het «nee, tenzij-beginsel»: een vrijheidsbeperkende maatregel wordt niet toegepast tenzij er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het proportioneel is en naar verwachting effectief. De wet is getoetst aan de Grondwet en internationale en Europeesrechtelijke verdragen, zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en het VN-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).
Als u nog steeds vindt dat het openhouden van de instellingen aanvaardbaar is, hoe wordt dan voorkomen dat nieuwe incidenten zich blijven voordoen?
Zoals hierboven verwoord vind ik dat de gebouwen van voormalige justitiële inrichtingen met voorrang afgestoten moeten worden. Daarover wil ik met gemeenten en aanbieders afspraken over maken. Voor de rest van de gesloten jeugdhulp werken we toe naar kleinschaligheid en dat vrijheidsbeperkende maatregelen steeds minder worden ingezet.
Is het juist dat ten tijde van het onderzoek naar de misstanden in de Woodbrookers, de Inspectie ook al Zikos op het oog had als een instelling waar de veiligheid van geplaatste jongeren niet was geborgd?
Ten tijde van de aandacht op Woodbrookers liep het toezicht van de inspectie op de gesloten jeugdhulp. Dit resulteerde op 29 februari 2024 in een Factsheet6. IHUB en Pactum, en daarmee de ZIKOS-afdelingen, waren onderdeel van dit toezicht.
Het toezicht naar de gesloten jeugdhulplocatievoorziening van iHUB ’t Anker op locatie Harreveld is in januari 2024 gepubliceerd.7 De ZIKOS afdelingen zijn bij dit toezicht betrokken. Specifiek voor de zeer intensieve kortdurende observatie en stabilisatie (ZIKOS) heeft de inspectie verbeterpunten benoemd over het insluiten van jongeren op hun kamer (overdag en in de nacht), over de inrichting van de Extra Beveiligde Kamer (EBK) en het ontbreken van toereikend behandelaanbod voor jongeren met psychiatrische problemen. Om dergelijke verbeterpunten adequaat te kunnen aanpakken, heeft de inspectie in dit rapport aangedrongen op lokale of landelijke besluitvorming rond het voortbestaan van de ZIKOS-afdeling. De inspectie heeft iHUB om een verbeterplan gevraagd, onder andere over het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.
Het toezicht naar de gesloten jeugdhulp van Pactum, locatie Zetten is in februari 2024 gepubliceerd.8 De ZIKOS-afdeling is bij dit toezicht betrokken. De inspectie constateerde dat Pactum, locatie Zetten op een groot aantal onderdelen niet aan de Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen voldoet (waaronder kamerplaatsing) en dat hierop verbetering nodig is. De inspectie heeft ook Pactum om een verbeterplan gevraagd, onder andere over het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Ook in dit rapport dringt de inspectie aan op het op orde brengen van de randvoorwaarden om bijvoorbeeld het open laten van de kamerdeuren van jongeren mogelijk te maken.
Kort na het ontvangen van de signalen van een ervaringsdeskundige over de ZIKOS heeft de inspectie op 15 februari 2024 opnieuw toezicht uitgevoerd, dit keer specifiek bij de ZIKOS-afdelingen van iHUB en Pactum.9 Het toezicht naar de ZIKOS-afdelingen naar aanleiding van recente signalen is nog niet afgerond, daar werkt de IGJ nu hard aan. Tot de openbaarmaking van de inspectierapporten kan de IGJ niet verder ingaan op de bevindingen en het toezicht.
Is het juist dat de Inspectie niet heeft ingegrepen vanuit de overtuiging dat het belang van het gesloten kunnen plaatsen van kinderen, opweegt tegen de belangen van een kind dat door mishandeling in die instelling wordt gedupeerd?
Dit is niet juist. De inspectie constateert al jaren dat het aan passend aanbod voor deze kinderen ontbreekt. Dat de jeugd-ggz hier een grotere rol zou moeten spelen, dat er onvoldoende deskundig personeel is en er nog steeds te veel vrijheidsbeperkende maatregelen worden ingezet. De inspectie benoemde de complexiteit van problematiek en het gebrek aan alternatieven voor deze kinderen.
Op 29 februari 2924 heeft de Inspectie een Factsheet over het toezicht op de JeugdzorgPlus gepubliceerd.10 IHUB en Pactum, en daarmee de ZIKOS-afdelingen, waren onderdeel van dit toezicht. In dit thematisch toezicht heeft de inspectie de instellingen gevraagd een verbeterplan te maken. Een complicerende factor voor de instellingen is de onduidelijkheid over de continuïteit van de (afdelingen van de) instellingen en de vraag of en hoe de instellingen de doelgroep blijven bedienen. Dit wacht op regionale en/of landelijke besluitvorming.
Hoe kan het dat de Woodbrookers, die gelet op de geconstateerde tekortkoming publiekelijk aankondigde te zullen sluiten en met die aankondiging verdere interventies door de Inspectie en politieke druk om te sluiten weg wist te nemen, nooit is dichtgegaan en een doorstart heeft gemaakt onder een andere naam?
Jeugdhulp Friesland heeft in oktober 2023 aangegeven dat zij voornemens was per 1 juli 2024 de gesloten jeugdhulp bij de locatie de Woodbrookers te sluiten. De aanbieder gaf destijds aan dat te doen uit de door hen ervaren politieke wens om de afbouw van dergelijke locaties te versnellen. De Friese gemeenten hebben daarop als opdrachtgever voor de uitvoering van de Jeugdwet Jeugdhulp Friesland gemeld dat bij sluiting van deze gesloten jeugdhulpplekken Jeugdhulp Friesland voor voldoende «gesloten plekken» moet zorgen op een wijze die aansluit bij de huidige zienswijze op gesloten jeugdhulp en de wettelijke vereisten. Daar heeft Jeugdhulp Friesland gevolg aan gegeven. Dat gebeurt weliswaar op dezelfde locatie, maar niet meer in de gesloten setting die het was. Dus geen oude wijn in nieuwe zakken, maar een wezenlijk andere voorziening met voor een belangrijk deel nieuwe mensen. De gemeente Leeuwarden ziet daar nauw op toe.
Hoe verhoudt dit zich met het hiervoor bedoelde kabinetsbesluit?
De Friese gemeenten hebben Jeugdhulp Friesland gevraagd te zorgen voor voldoende «gesloten plekken» op een wijze die aansluit bij de huidige zienswijze. Dat houdt in kleinschalig en met zo mijn mogelijk vrijheidsbeperkende maatregelen. Dat past in het beleid om de gesloten jeugdhulp te transformeren naar kleinschalige georganiseerde voorzieningen en dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk bij nul gesloten plaatsingen willen zijn.
Is nog te rechtvaardigen dat tot 2030 wordt gewacht met het beëindigen van deze hulp?
De doelstelling is dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn. Dat betekent niet dat we wachten tot die tijd met het sluiten van accommodaties gesloten jeugdhulp. Zoals hierboven vermeld wil ik voor de zomer afspraken maken met gemeenten en aanbieders over het sluiten van accommodaties.
Waarom vindt u nog steeds dat het opsluiten van kinderen een vorm van jeugdhulp is?
Het plaatsen van een jeugdige in een instelling voor gesloten jeugdhulp gebeurt om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt of onttrokken wordt aan de noodzakelijke jeugdhulp. In het Factsheet van de IGJ staan verschillende voorbeelden waarin voor een (beperkte) groep jongeren met complexe problemen vrijheidsbeperking op maat nodig blijft om hen bescherming te kunnen bieden en/of ontwikkelingsbedreiging weg te nemen.
De toepassing van de meldbriefprocedure en ondertoezichtstellingen |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de rapportage over de jeugdbescherming uit 2022, waarin het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aangeeft dat er van de in totaal 32.000 lopende kinderbeschermingsmaatregelen op 31 december 2021 sprake was van 2855 ondertoezichtstellingen?1
Ja, met de jaarlijkse rapportages van het CBS ben ik bekend. Volgens de rapportage van 2021 waren er op 31 december 2021 in totaal 32.005 lopende kinderbeschermingsmaatregelen, waarvan 21.855 kinderen met een ondertoezichtstelling. In de rapportage van 2022 waren er op 31 december 2022 in totaal 29.070 lopende kinderbeschermingsmaatregelen, waarvan 19.390 kinderen met een ondertoezichtstelling.
Kunt u aangeven hoeveel ondertoezichtstellingen zijn uitgesproken of verlengd in 2022 en 2023?
Uit de rapportage van het CBS over 2022 blijkt dat er 6.500 maatregelen voor ondertoezichtstelling zijn uitgesproken en 1.370 maatregelen voor voorlopige ondertoezichtstelling. Zie kolom instroom in onderstaande tabel. Het CBS beschikt niet over gegevens van het aantal verlengingen. Door het CBS wordt wel bijgehouden hoelang een maatregel gemiddeld duurt. Een maatregel voor ondertoezichtstelling duurt gemiddeld 2,4 jaar in 2022. De jaarcijfers over 2023 zijn nog niet bekend. Het CBS publiceert deze in mei 2024.
Beginstand
(1-1-2022)
Instroom
Uitstroom
Eindstand
(31-12-2022
Ondertoezichtstelling
21.890
6.500
9.000
19.390
Voorlopige ondertoezichtstelling
330
1.370
1.345
355
Is het u bekend dat uit de cijfers van het CBS beschikbaar tot 31 december 2021, naar voren komt dat een kwart van de jongeren met een ondertoezichtstelling geen jeugdhulp heeft gekregen?
Ja, deze cijfers van het CBS zijn mij bekend. Deze cijfers geven aan of kinderen die in 2021 een maatregel voor ondertoezichtstelling hadden, op enig moment in dat jaar ook jeugdhulp hebben gekregen. Uit deze cijfers komt naar voren dat ongeveer een kwart van die kinderen (22%) in 2021 geen jeugdhulp heeft gekregen. Dit hoeft niet te betekenen dat het kind of gezin helemaal geen hulp heeft ontvangen. Een kinderbeschermingsmaatregel is bedoeld om een ernstige ontwikkelingsbedreiging van een kind weg te nemen. Een belangrijke grond voor de ondertoezichtstelling is dat de zorg die in verband met het wegnemen van die bedreiging noodzakelijk is niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Met de «noodzakelijke zorg» wordt niet direct op jeugdhulp gedoeld, «noodzakelijke zorg» kan ook bestaan uit hulp van buiten het jeugddomein, zoals hulp in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Zorgverzekeringswet, schuldhulpverlening, etc.
Kunt u uitleggen waarom in 2021 in een kwart van de gevallen geen jeugdhulp wordt ingezet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel jongeren die onder toezicht staan in 2022 en 2023 geen jeugdhulp hebben gekregen?
In 2022 heeft 21% van de kinderen met een ondertoezichtstelling geen jeugdhulp gekregen. De jaarcijfers over 2023 zijn nog niet bekend. Het CBS publiceert deze in mei 2024.
Kan op grond van de wet een ondertoezichtstelling worden verlengd als er geen jeugdhulp is of wordt ingezet?
Ja, een ondertoezichtstelling kan worden verlengd als er geen jeugdhulp is of wordt ingezet, omdat de «noodzakelijke zorg» zoals eerder omschreven in antwoord op vraag 4, niet altijd over jeugdhulp hoeft te gaan, maar ook over andere vormen van hulp. Dus aan de gronden voor een verlenging van een ondertoezichtstelling kan nog steeds zijn voldaan bij geen inzet van jeugdhulp.
Is het u bekend dat uit de cijfers van het CBS blijkt dat gemiddeld genomen in de provincies Friesland en Groningen de meeste jongeren met jeugdbescherming wonen?
Uit de cijfers van het CBS over het eerste halfjaar van 2023 blijkt dat het aantal jongeren met jeugdbescherming in Friesland relatief het hoogst is. Gevolgd door de regio’s Twente, Midden-Limburg Oost, Noord-Limburg en Zuid-Limburg. In de cijfers van het CBS over 2022 komen beide provincies wel voor in de top 5.
Is het u voorts bekend dat de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen al geruime tijd geleden de meldbriefprocedure heeft afgeschaft?
Ja, daarmee ben ik bekend. De rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen heeft de meldbriefprocedure afgeschaft per 20 juni 2023.
Kunt u aangeven of het niet meer gebruik maken van de meldbrief invloed heeft gehad op het totale aantal ondertoezichtstellingen op de locatie Groningen van deze rechtbank?
Bij de locatie Groningen is een afname te zien van het aantal verzoeken tot ondertoezichtstelling dat is ingediend. Dat het afschaffen van de meldbriefprocedure hierop van invloed is geweest staat niet vast. Ook op landelijk niveau, dus bij de rechtbanken die de meldbriefprocedure nog wel gebruiken, is deze trend van afname van het aantal verzoeken zichtbaar.
Heeft de locatie Groningen hetzelfde aantal ondertoezichtstellingen behouden of is dat totale aantal afgenomen over de periode 2019 tot en met nu?
Het aantal verzoeken tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling op de locatie Groningen is gedaald van ongeveer 640 in de jaren 2020 en 2021 naar 540 in 2022 tot 440 in 2023.
Zijn er andere rechtbanken die inmiddels de meldbriefprocedure hebben afgeschaft? Zo ja, is daar het aantal ondertoezichtstellingen gelijk gebleven of afgenomen in de vorenbedoelde periode?
Op dit moment is de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen de enige rechtbank die de meldbriefprocedure heeft afgeschaft. Op 8 maart is tijdens de vergadering van het LOVF besloten de meldbriefprocedure bij alle gerechten af te schaffen. Dat betekent dat alle verlengingen van ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen op zitting worden gepland. Ouders of opvoeders worden voor de zitting opgeroepen met een aangetekende brief. Gerechten stoppen zo snel als mogelijk, en uiterlijk vóór 1 juli, met het versturen van meldbrieven.
Is het juist dat de Raad voor de Rechtspraak al in de tweede helft van 2022 wist dat de meldbriefprocedure niet wettelijk zou worden verankerd?
In mei 2022 heeft mijn ministerie de Raad voor de Rechtspraak geïnformeerd dat geen wettelijke grondslag zou worden geïntroduceerd voor de meldbriefprocedure in het Wetboek voor Rechtsvordering.
Op welke wijze is binnen de Rechtspraak gecommuniceerd dat de meldbriefprocedure een buitenwettelijke procedure betreft dieniet wettelijk zal worden verankerd?
Over het wetsvoorstel waar de meldbriefprocedure oorspronkelijk in was opgenomen is gecommuniceerd via een mailbericht en een nieuwsbrief, gericht aan het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en Jeugdrecht (LOVF) (rechtbanken en Hoven), en de leden van de Expertgroep Jeugdrechters. Inhoud van dit mailbericht was de boodschap dat per 1 juli 2023 het wetsvoorstel Huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen (waarvan de meldbriefprocedure er oorspronkelijk een was) in werking was getreden. Hierbij is aangegeven dat de aanvankelijk in het wetsvoorstel opgenomen wettelijke basis voor de meldbriefprocedure uit het wetsvoorstel was geschrapt.
Welke inspanningen zijn er geweest binnen het ministerie en de Raad voor de Rechtspraak om de meldbriefprocedure af te schaffen, nadat bekend was geworden dat de wettelijke verankering daarvan niet doorgaat?
De meldbriefprocedure is sinds 2006 geregeld in het procesreglement Civiel jeugdrecht. Met het schrappen van de wettelijke grondslag werd niet beoogd de meldbriefprocedure af te schaffen (zie ook Kamerstukken 36 123, nr. 3 Memorie van Toelichting onder punt 4).
In het reflectierapport van de familie- en jeugdrechters dat in februari 2023 verscheen naar aanleiding van de toeslagenaffaire werd de meldbriefprocedure als onwenselijk bestempeld. Het LOVF heeft in april 2023 ingestemd met het voorstel om het afschaffen/aanpassen van de werkwijze van de meldbrief prioriteit te geven. Het projectteam dat belast is met de implementatie van de aanbevelingen uit het reflectierapport heeft gewerkt aan de afschaffing van de meldbriefprocedure. Dat moest zorgvuldig gebeuren gezien de gevolgen die het afschaffen van de meldbriefprocedure heeft voor de administraties, het rooster van rechters en gerechtsjuristen en de extra zittingen die nodig zijn om deze zaken mondeling te kunnen behandelen.
Het projectteam heeft een aantal mogelijke manieren van afschaffen voorgelegd aan het LOVF. Op 8 maart is tijdens de vergadering van het LOVF besloten de meldbriefprocedure bij alle gerechten af te schaffen. Gerechten stoppen zo snel als mogelijk, en uiterlijk vóór 1 juli, met het versturen van meldbrieven.
De meldbriefprocedure, die de rechtspraak gebruikt om zittingen te voorkomen als een verlening van een ondertoezicht of uithuisplaatsing wordt verzocht. |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel dat is verschenen in het Nederlands Juristenblad over de zogeheten «meldbriefprocedure», die gebruikt wordt om rechtszittingen te voorkomen als een verlenging van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing wordt verzocht?1
Ja, hiervan heb ik kennisgenomen.
Herinnert u zich de initiatiefnota «Recht doen waar recht ontbreekt» van Omtzigt c.s., waarin de indieners hun zorgen uiten over deze gang van zaken?
Ja, dat kan ik mij herinneren.
Hoeveel zaken zijn in de afgelopen vijf jaar met een meldbriefprocedure afgedaan en kunt u hierin een splitsing maken van zaken met een onderzichttoezichtstelling en zaken met een uithuisplaatsing?
In de systemen van de Rechtspraak wordt geregistreerd of zaken met of zonder zitting worden afgedaan. Als een zaak zonder zitting wordt afgedaan zal dit vaak samenhangen met een meldbrief. Kortgezegd een brief die uitgaat naar ouders (en kinderen) met de mededeling dat er een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling dan wel machtiging uithuisplaatsing is ingekomen en waarin hen de mogelijkheid wordt geboden kenbaar te maken of een mondelinge behandeling ter zitting in hun ogen gewenst is. Er kunnen ook andere redenen zijn voor het afzien van een zitting. In de registratie wordt onderscheid gemaakt tussen zaken met een ondertoezichtstelling en zaken met een uithuisplaatsing. Verlenging van een uithuisplaatsing kan alleen als er ook een ondertoezichtstelling is uitgesproken.
In de periode 2020–2023 werden jaarlijks ongeveer 12.000 verlengingsverzoeken ingediend, waarvan gemiddeld iets minder dan 4.000 verzoeken zonder zitting werden afgedaan.
Hoe verhoudt dat aantal zich procentueel ten op zichte van het aantal verlengingsverzoeken dat wel na een mondelinge behandeling wordt afgedaan?
Over de periode 2020–2023 werd gemiddeld iets meer dan 70% van de zaken met zitting afgedaan, en iets minder dan 30% zonder zitting.
Is er in de zaken die zonder behandeling op zitting zijn verlengd wel de gevraagde en passende hulp ingezet en hoe wordt dit gemonitord?
Er zijn geen registraties beschikbaar over het aantal zaken waarin wel of geen hulp is ingezet.
Als de kinderrechter op basis van het verzoekschrift constateert dat (nog) geen hulp is ingezet, kan dit voor de kinderrechter reden zijn om het verzoek mondeling te behandelen op zitting en de medewerker van de GI hierop te bevragen, ook als de ouder niet heeft gereageerd op de meldbrief of heeft aangegeven dat een zitting wat hem betreft niet nodig is.
Een kinderrechter heeft ook de mogelijk om een vinger aan te pols te houden, bijvoorbeeld door het verzoek voor kortere duur toe te wijzen.
Zitten er verschillen in het wel of niet inzetten van hulp in de zaken die met behulp van de meldbriefprocedure zijn afgedaan en zaken die wel mondeling op zitting zijn behandeld?
Zie antwoord vraag 5.
Kan de kinderrechter bij een verlenging zonder mondelinge behandeling volgens volgens u op basis van enkel de stukken in voldoende mate toetsen of de inbreuk die met kinderbeschermingsmaatregelen wordt gemaakt op het gezinsleven noodzakelijk is in een democratische samenleving, zoals op grond van artikel 8 lid 2 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is vereist,? Zo ja waarop baseert u die conclusie?
Bij verlengingsverzoeken kan de verzoeker, in de meeste gevallen is dat de GI, aangeven dat een mondelinge behandeling niet nodig wordt geacht, omdat betrokkenen het eens zijn met het verzoek. Alleen in die gevallen wordt eventueel de meldbrief verzonden. Het is de kinderrechter die uiteindelijk beslist of een zitting wordt gehouden. Daartoe maakt de kinderrechter bij ieder verzoek opnieuw de afweging of hij op basis van de beschikbare informatie in de stukken geïnformeerd en onderbouwd kan beslissen op het verzoek, daarmee ook toetsend of een inbreuk op het gezinsleven gerechtvaardigd is. In hoeverre dat lukt op basis van de beschikbare stukken of dat een mondelinge behandeling daartoe nodig is, zal daarom per geval verschillen.
Hoe groot is de vergoeding per jaar die aan een gecertificeerde instelling wordt betaald voor een verlenging?
Een GI wordt per maatregel voor kinderbescherming bekostigd door de gemeente. Daarbij wordt door de gemeente veelal een gemiddeld tarief per jaar per maatregel gehanteerd. Bij de meeste GI’s geldt daarbij een apart tarief voor het eerste jaar van de OTS, voor het vervolg na het eerste jaar OTS en voor de voogdij. In dit decentrale veld stelt de gemeente dit tarief vast; het tarief kan dan ook per gemeente verschillen. Wanneer een maatregel voor kinderbescherming door de rechter wordt verlengd, wordt de GI conform het afgesproken tarief bekostigd voor zolang de maatregel (in dat jaar) loopt.
In oktober 2023 hebben het Rijk en de VNG bestuurlijke afspraken2 gemaakt over de invoering van landelijke tarieven voor de uitvoering van maatregelen voor kinderbescherming, die uiterlijk eind 2025 gerealiseerd moet worden. Indien een gemeente al in 2024 een GI conform dat landelijk tarief zou bekostigen, dan zouden de volgende tarieven gelden voor een eerste dan wel volgend jaar: OTS € 13.525 per jaar, voogdij € 10.342 per jaar.
Is het juist dat er voor de meldbriefprocedure geen wettelijke grondslag (meer) is die dit mogelijk/toelaatbaar maakt, omdat gelijktijdig met wetsvoorstel Kamerstuk 35 348 (de invoering van de wettelijke verankering) wetsvoorstel Kamerstuk 36 123 (de schrapping van de wettelijke verankering) inwerking is getreden? Zo ja, wat vindt u hiervan?
In het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen) onder Kamerstuknummer 35 348 werd in eerste instantie een grondslag geboden voor een al lang bestaande en in het Procesreglement Civiel jeugdrecht geregelde praktijk om in een deel van de zaken gebruik te maken van de zogenoemde meldbriefprocedure. In verband met de discussie over versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming is besloten deze verankering te schrappen uit het wetsvoorstel door middel van de novelle bij dit wetsvoorstel onder Kamerstuknummer 36 123. Het Procesreglement Civiel jeugdrecht is als grondslag voor de meldbriefprocedure in stand gebleven.
Bent u het eens met de uitspraak in het artikel uit het Nederlands Juristenblad dat onder artikel 6 EVRM ontwikkelde jurisprudentieprincipes duidelijk wordt dat de meldbrief kan worden beschouwd als een ontoelaatbare beperking van het recht op (effectieve) toegang van de ouders tot de rechter? Waarom wel of waarom niet?
Ik ben het eens dat ouders en belanghebbenden effectieve toegang tot het recht moet worden geboden. Ook de rechtspraak vindt het recht op een effectieve toegang tot de rechter vanzelfsprekend van groot belang. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en jeugdrecht (LOVF) heeft in overleg met mijn ministerie aangegeven hoge prioriteit te geven aan het zoeken naar een alternatief voor de meldbriefprocedure in de huidige vorm, mede ook naar aanleiding van het reflectierapport «Recht doen aan kinderen en ouders».
Met dit alternatief wordt in de eerste plaats beoogd de rechtsbescherming van ouders en kinderen en hun effectieve toegang tot de rechter beter te waarborgen en tegelijkertijd negatieve neveneffecten zo veel mogelijk te voorkomen. Denk daarbij aan de ervaren emotionele belasting van een zitting voor ouders terwijl een zitting voor hen niet had gehoeven, een (druk- bezette) jeugdzorgmedewerker die op zitting komt terwijl de ouders er niet zijn, of het verlies aan zittingscapaciteit voor zaken waarin de ouder niet verschijnt.
Bent u het ermee eens dat er door de sociale omstandigheden van veel ouders er veel redenen zijn om geen gebruik te maken van de meldbriefprocedure en dat de organisatorische en financiële belangen geen voorrang mogen hebben op de rechten van de ouders? Waarom wel of waarom niet?
Ja. In het ene geval heeft de ouder de meldbrief gelezen, begrepen en weloverwogen de keuze gemaakt om geen zitting te willen. In het andere geval heeft de ouder mogelijk niet de cognitieve en praktische vaardigheden om een weloverwogen afweging te maken. Ik onderken dus dat er gevallen zijn waarin ouders onvoldoende zelfredzaam zijn om adequaat te reageren op een verzoek om een kinderbeschermingsmaatregel.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Jeugd van de begrotingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie en Veiligheid (J&V) 2024 van 29 januari 2024?
Ja.
De rechtsbescherming van ouders en kinderen bij spoedverzoeken aan de kinderrechter |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel van Tromp over de tekortschietende rechtsbescherming van ouders en kinderen bij spoedverzoeken aan de kinderechter?1
Deelt u de daarin neergelegde visie dat de urgentie om een spoedmaatregel te nemen niet afdoet aan de verplichting van de kinderrechter om de genomen beslissing controleerbaar en aanvaardbaar te motiveren, zowel ten aanzien van (i) de beslissing om zonder zitting een beslissing te nemen en ten aanzien van (ii) de concrete feiten en omstandigheden waarop de genomen beslissing rust?
Deelt u de in het artikel neergelegde visie dat de rechtsbescherming van ouders (en kinderen) moet worden versterkt doordat wanneer beslissing is genomen zonder voorafgaande zitting, alsnog binnen uiterlijk drie dagen een zitting moet plaatsvinden?
Deelt u de in het artikel neergelegde visie dat de rechtsbescherming van ouders (en kinderen) moet worden versterkt door toevoeging van een advocaat aan de ouders?
Deelt u de in het artikel neergelegde visie dat bezien vanuit de artikelen 6 en 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het besluitvormingsproces na een spoedverzoek de in het artikel beschreven gebreken vertoont?
Deelt u de in het artikel neergelegde visie dat wanneer de wetgever de spoedprocedure in het jeugdrecht zou inrichten in overeenstemming met de eisen die voortvloeien uit het EVRM, de procedure zou zijn ingericht in overeenstemming met de in 2020 ingevoerde Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd)?
Als u die visie deelt, welke maatregelen wilt u dan treffen om de rechtsbescherming in lijn met het artikel te versterken, zodat ouders en kinderen in ieder geval de minimale rechtsbescherming krijgen die hen verdragsrechtelijk toekomt?
Deelt u de visie van Tromp die stelt dat bij het nemen van een crisismaatregel op grond van de Wvggz en de Wzd een inbreuk wordt gemaakt op dezelfde fundamentele rechten als bij een spoedmaatregel in de jeugdzorg? Zo ja, noodzaakt dat dan niet dat ouders en kinderen hetzelfde hoge niveau van rechtsbescherming krijgen? Zo nee, waarom niet?
U hebt besloten om onderzoek te doen naar de onterechte uithuisplaatsingen2: wat is de stand van zaken met betrekking tot dat onderzoek?
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2024, waarin opnieuw een onterechte uithuisplaatsing centraal staat als gevolg van een – zo blijkt uit de uitspraak – een onzorgvuldig genomen spoedmaatregel?3
Vindt u dat die uitspraak van de rechtbank Den Haag in samenhang genomen met de eerdere uitspraken die u onderzoekt en die hebben geleid tot onterechte uithuisplaatsingen, noopt tot onmiddellijke versterking van de rechtsbescherming van ouders en kinderen?
Bent u bereid om, vooruitlopend op wetgeving, maatregelen te nemen die ertoe leiden dat in lijn met het hoge niveau van rechtsbescherming die de Wvggz en de Wzd aan de betrokkene bieden, ouders en kinderen altijd een controleerbaar en aanvaardbaar gemotiveerde beschikking krijgen, binnen uiterlijk drie dagen na het nemen van een spoedmaatregel worden gehoord en dan worden bijgestaan door een advocaat naar eigen keuze of bij gebreke van een eigen keuze ambtshalve toe te voegen advocaat?
Als die bereidheid bij u ontbreekt, kunt u dan toelichten hoe in weerwil van wat Tromp in zijn artikel stelt, wel kan worden aangenomen dat de rechtsbescherming van ouders en kinderen beantwoordt aan de verdragsrechtelijke uitgangspunten die in het artikel worden genoemd?
Het onder verscherpt toezicht stellen van de ZIKOS-afdelingen Harreveld en Zetten |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de ZIKOS-afdelingen in Harreveld en Zetten onder verscherpt toezicht heeft gesteld?1
Ja.
Kunt u concreet maken wat dat verscherpte toezicht precies inhoudt en waarom dat toezicht borgt dat niet opnieuw een kind in een instelling, ontoelaatbaar in zijn of haar vrijheid wordt beperkt door onwettelijke isolatiemaatregelen of hardhandig en ongeoorloofd wordt vastgepakt?
De jeugdzorgaanbieders die ZIKOS afdelingen hebben, willen stoppen met de ZIKOS. Zo lang er nog kinderen verblijven op de ZIKOS-afdelingen vindt de inspectie het noodzakelijk om de voortgang van de benodigde verbeteringen bij beide afdelingen te volgen. Door het instellen van verscherpt toezicht bij deze twee jeugdzorgaanbieders wil de inspectie bereiken dat de kinderen die nu nog op de ZIKOS-afdelingen verblijven passende hulp krijgen. De jeugdhulpaanbieders krijgen de kans om binnen zes maanden de tekortkomingen die de inspectie heeft gezien weg te nemen. Inspecteurs houden gedurende deze periode van verscherpt toezicht nauw contact met de instelling, bijvoorbeeld door extra (onverwachte) bezoeken te doen. Ook kan de IGJ op andere wijze onderzoek doen en de voortgang monitoren. Daarnaast is, voor de jeugdigen die nog op de ZIKOS afdelingen verblijven, het ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd (OZJ) betrokken om voor deze jeugdigen in samenspraak met naasten en professionals een passend (alternatief) zorgaanbod te organiseren.
Kunt u aangeven welke gevolgen de IGJ verbindt wanneer een instelling zoals Zikos nauwelijks nog vaste personeelsleden inzet en niet de hoog specialistische zorg levert waarvoor wel wordt gedeclareerd door de inzet van onvoldoende opgeleid en gekwalificeerd personeel?
De IGJ volgt nauw bij de ZIKOS-afdelingen via het verscherpt toezicht hoe de jeugdhulpaanbieders de benodigde verbeteringen doorvoeren. De inzet van voldoende opgeleid en toegerust personeel is hier onderdeel van. Als blijkt dat er tijdens het verscherpt toezicht onvoldoende verbeteringen zijn, dan kan de inspectie zwaardere (bestuursrechtelijke) maatregelen inzetten. Mocht de IGJ bij een andere jeugdhulpaanbieder constateren dat er sprake is van onvoldoende opgeleid en gekwalificeerd personeel, dan maakt de IGJ op maat een afweging welke interventie hierbij passend is.
Ziet u het verscherpte toezicht als een vorm van toezicht op een «inspanningsverplichting» van de betreffende instelling om verbeteringen door te voeren, of als een vorm van toezicht op het resultaat dat hoe dan ook geen buitenwettelijke en daarom ongeoorloofde vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen, of jongeren buiten de in de Jeugdwet geregelde gevallen fysiek worden begrensd?
De IGJ heeft verscherpt toezicht ingesteld omdat de IGJ wil bereiken dat de jongeren die nu nog op ZIKOS-afdelingen verblijven passende zorg krijgen die voldoet aan wetten en/of veldnormen voor goede zorg aan jeugdigen. Het verscherpt toezicht is tevens ingesteld om te bevorderen dat IHUB en Pactum de benodigde verbeteringen voortvarend doorvoeren en borgen.
Is het waar dat u de IGJ gevraagd heeft om te reflecteren op vorm en inhoud van het toezicht op de gesloten jeugdzorg? Vindt u dat de IGJ in haar toezichthoudende taak als het gaat om Woodbrookers en Zikos tekort is geschoten?
De IGJ heeft op eigen initiatief besloten te reflecteren op haar toezicht op de ZIKOS-afdelingen. Daaruit moet blijken welke lessen de IGJ kan trekken uit het toezicht op de ZIKOS. In ieder geval gaat de IGJ bezien hoe zij ervaringsdeskundigen beter kan betrekken bij het toezicht.
Uit de reflectie moet blijken of de IGJ haar toezichthoudende taak beter had kunnen uitvoeren, en zo ja hoe.
Zo ja, welke maatregelen treft u dan als verantwoordelijke Minister om het toezicht te versterken? En bent u van mening dat met het huidige instrumentarium de IGJ voldoende uitgerust is om toezicht te kunnen houden en passend te handhaven?
De IGJ is voldoende toegerust om toezicht te kunnen houden en passend te handhaven. Ik ben daarom niet voornemens om maatregelen te nemen om het toezicht van de IGJ nog verder te versterken. Wel volg ik met aandacht welke lessen de IGJ trekt uit de reflectie op haar toezicht op de ZIKOS-afdelingen.
Als u dat niet vindt, kunt u dan uitleggen hoe het kan dat pas nadat Jason Bhugwandas zijn rapport «Eenzaam Gesloten» aan de IGJ geeft, de IGJ tot onderzoek overgaat en in overwegende mate de schokkende ervaringen van jongeren feitelijk voor juist houdt en op die grond Zikos onder verscherpt toezicht stelt? Had de IGJ niet eerder moeten en kunnen ingrijpen?
De gespreksverslagen die Jason Bhugwandass voorafgaand aan publicatie van zijn rapport deelde, vormden voor de IGJ aanleiding om direct toezichtsbezoeken af te leggen bij de betreffende ZIKOS-afdelingen. Deze informatie van Jason Bhugwandass bevatte voor de IGJ nieuwe signalen, die zij niet heeft kunnen ophalen in haar eigen toezicht naar de gesloten jeugdhulp.2 Op basis van de conclusies naar aanleiding van de meest recente bezoeken heeft de IGJ verscherpt toezicht ingesteld.
De Inspectie reflecteert op dit moment op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen en welke lessen hieruit te trekken zijn. Dat geldt ook voor de vraag of de IGJ eerder had kunnen of moeten ingrijpen.
Is het waar dat in Zikos er vooral suïcidale jongeren werden geplaatst op de zwaarste afdeling van Zikos en dat deze plaatsing werd gegrond op het gevaar dat de jongere voor zichzelf of voor anderen oplevert?
Het klopt dat vooral jongeren werden aangemeld met veelal hoog risico op suïcide en of automutilatie. De grond voor een plaatsing op een ZIKOS-afdeling is altijd gebaseerd op de wet: jeugdhulp is noodzakelijk in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die nodig is onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Vaak zijn jongeren een gevaar voor zichzelf i.v.m. genoemde suïcide dan wel automutilatie of voor anderen (vanwege forse agressie) maar niet noodzakelijkerwijs.
Onderschrijft u dat het begrip «ernstig nadeel» in de Wet verplichte ggz onder meer het risico afdekt dat de patiënt zichzelf of anderen in levensgevaar brengt en dat op basis van dit criterium er verplichte zorg moet worden opgelegd?
Ernstig nadeel kan inderdaad betekenen dat sprake is van levensgevaar. In de Wet verplichte ggz (Wvggz) wordt ernstig nadeel omschreven als het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
Naast dat sprake moet zijn van ernstig nadeel moet aan meer voorwaarden worden voldaan om verplichte zorg op grond van de Wvggz te mogen verlenen. Indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien aan vier cumulatieve voorwaarden wordt voldaan. Er moet dus een verband zijn tussen de stoornis en het gedrag. De vier voorwaarden houden in dat er geen mogelijkheden zijn voor zorg op basis van vrijwilligheid en dat er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn. Daarbij moet het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig zijn en moet redelijkerwijs te verwachten zijn dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Vervolgens kan verplichte zorg alleen worden opgelegd op basis van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of een zorgmachtiging, een beslissing tot tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel of in geval van een noodsituatie.
Is het waar dat de Jeugdwet dit criterium niet kent en vindt u dat in die gevallen dat sprake is van dreigende suïcidaliteit gesloten jeugdhulp een geëigende maatregel is die voorgaat op verplichte zorg?
In de Jeugdwet is het begrip ernstig nadeel niet opgenomen. Een machtiging voor gesloten jeugdhulp kan worden verleend indien jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Daarnaast moet de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en moeten er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen. Indien een jeugdige is opgenomen met een machtiging gesloten jeugdhulp kunnen vrijheidsbeperkende maatregelen alleen worden toegepast als is voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet. Die voorwaarden komen overeen met de voorwaarden van de Wvggz.
Bij iedere individuele jeugdige moet worden afgewogen of verplichte zorg op grond van de Wvggz of plaatsing in een gesloten jeugdhulpinstelling noodzakelijk is. Indien ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen voorliggend zijn, dan ligt een machtiging voor gesloten jeugdhulp in de rede.
Is het waar dat een gesloten plaatsing van een jongere niet zonder meer inhoudt dat de jongere wordt geplaatst in een instelling waar ook psychiatrische hulp bij suïcidaliteit wordt aangeboden? Vindt u dat bij suïcidaliteit gesloten jeugdhulp mag worden ingezet, ook zonder voorafgaande beoordeling door een psychiater?
Als het gaat om plaatsing op beide ZIKOS-afdelingen heeft de IGJ in de rapporten die ten grondslag liggen aan het verscherpt toezicht geconstateerd dat op beide afdelingen een psychiater werkzaam is, zij het voor een beperkt aantal uren. De IGJ vond ook dat de werkwijze die de ZIKOS-Harreveld hanteert onvoldoende aansluit op de problematiek van een deel van de jongeren, waardoor niet alle jongeren passende hulp krijgen. En dat op ZIKOS-Zetten de deskundigheid, kennis en expertise van de (psychische) problematiek van de jongeren over het geheel genomen onvoldoende was.
Ik vind dat aan een gesloten plaatsing een verklarende analyse vooraf moet gaan. De verklarende analyse geeft inzicht in de samenhang van de vragen/situatie van de cliënt in relatie tot zijn of haar omgeving (gezin, maar ook school en hulpverlening), het ontstaan en het voortbestaan ervan en legt verbanden tussen deze factoren. Ingeval van suïcidaliteit dient een psychiater bij het opstellen van een verklarende analyse betrokken te zijn.
Hoeveel jongeren verblijven nu en op het moment van sluiting in Zikos en hoeveel jongeren zijn overgeplaatst en naar welke specifieke instellingen? En kunt u hierbij splitsen om hoeveel jongens en meisjes het gaat?
Van de veertien jeugdigen (acht meisjes, zes jongens) die op het moment van de opnamestopen op een ZIKOS-afdeling verbleven zijn er zes nog niet geplaatst. De uitgeplaatste jeugdigen zijn vrijwel allemaal uitgestroomd naar andere instellingen/woonvoorzieningen of zijn binnen de eigen organisatie naar een andere afdeling gegaan.
Welk aandeel van de jongeren dat is opgenomen in Zikos was geschorst uit een voorlopige hechtenis of PIJ-maatregel?
Dat aandeel is zo beperkt dat het om privacyredenen niet nader gespecificeerd kan worden. Volledigheidshalve wijs ik er op dat een schorsing uit een PIJ-maatregel niet bestaat.
Heeft de sluiting van Zikos ertoe geleid dat die schorsingen ongedaan zijn gemaakt, zodat jongeren zijn (terug)geplaatst in een Justitiële Jeugdinrichting?
Hiervan is geen sprake geweest. Een schorsing kan alleen ongedaan gemaakt worden als een jeugdige zich niet aan gestelde voorwaarden houdt. De jeugdreclasseerder meldt de jeugdige dan terug bij de Officier van Justitie en deze bepaalt of een schorsing opgeheven kan worden.
Is het waar dat jongeren uit Zikos zijn overgeplaatst naar de instelling die valt onder de oud-bestuurder van Zikos, de huidige (interim)bestuurder van Jeugdhulp Friesland, Woodbrookers thans ZIB geheten?
Dat is niet correct. Er zijn geen jongeren van een ZIKOS-afdeling naar Woodbrookers overgeplaatst.
Hoeveel jongeren zijn in het afgelopen jaar geplaatst in de Woodbrookers vanuit Zikos?
Er zijn ook het afgelopen jaar geen jongeren van een ZIKOS-afdeling naar Woodbrookers overgeplaatst.
Vindt u dat de commissie die op dit moment zich richt op doorplaatsen van de huidige jongeren die nu nog in Zikos verblijven (de OCJ), kinderen mag overplaatsen vanuit Zikos naar de Woodbrookers, gelet op het risico dat zij in laatstgenoemde instelling lopen?
Jeugdhulp Friesland is voornemens de locatie Woodbrookers op 1 juli 2024 te sluiten. Er vinden daarom geen nieuwe plaatsingen plaats. Inmiddels verblijven er geen jeugdigen meer op Woodbrookers.
Is het waar dat op dit moment in de Woodbrookers twee jongeren zijn geplaatst op een open en één jongere op een gesloten afdeling?
Er verblijven op dit moment geen jeugdigen meer op Woodbrookers.
Vindt u dat het plaatsen van kinderen in lege gebouwen in afzondering van leeftijdsgenoten een vorm van onmenselijke- en daarom ongeoorloofde behandeling is?
Het verblijf van jeugdigen in vrijwel lege gebouwen is niet wenselijk, maar kan soms onvermijdelijk zijn als een aanbieder stopt met het gebruik van een accommodatie. In dit geval streefde Jeugdhulp Friesland ernaar dat voor 1 juli 2024 de jeugdigen een passende vervolgplek krijgen omdat dat de beoogde sluitingsdatum is. Dat is inmiddels gelukt waardoor er nu geen jeugdigen meer verblijven op Woodbrookers.
Het rapport ‘Eenzaam gesloten’ van Jason Bhugwandass |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het rapport «Eenzaam gesloten van Jason Bhugwandass over de ZIKOS afdelingen in de gesloten jeugdzorg» dat vandaag, 12 maart 2024, is gepresenteerd?
Ja.
Kunt u zich nog herinneren dat de omstreden jeugdinstelling Woodbrookers in het Friese Kortehemmen dicht zou gaan, nadat een schokkend rapport openbaar werd gemaakt waaruit bleek dat stelselmatig kinderen werden mishandeld?1
Ja.
Heeft u er kennis van genomen dat in de media opnieuw in een tweetal instellingen waar kinderen civielrechtelijk zijn geplaatst, vergelijkbare fundamentele rechten van kinderen, net als in de Woodbrookers, ernstig zijn geschonden?2
Ja.
Wat vindt u ervan, dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van de laatste bevindingen over wat er met kinderen gebeurt in de instellingen voor gesloten jeugdzorg, zo geschrokken is dat de aangesloten gemeenten er geen kinderen meer willen plaatsen?3
Het besluit om nu geen kinderen te plaatsen op de ZIKOS-locaties steun ik.
Wat vindt u ervan, dat Bart Tromp, docent en onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen maar ook kinderrechter, eerder al publiekelijk het besluit nam om kinderen niet meer te plaatsen in een instelling waar fundamentele rechten van kinderen en ouders worden geschonden?4
Het is aan de rechter om te beslissen op een verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. Als een rechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleent, is het aan de instantie die de machtiging ten uitvoer brengt om te bepalen waar een kind wordt geplaatst. Dit is veelal een gecertificeerde instelling. Het komt zeer sporadisch voor dat een rechter in de beschikking concreet benoemt welke verblijfplaats binnen de grenzen van het verzochte een verleende machtiging (niet) is bedoeld. In de overwegingen van individuele rechters die daaraan ten grondslag liggen, kan ik niet treden.
Deelt u de mening dat met de nu beschikbare informatie over de ernstige tekortkomingen in de instellingen voor gesloten jeugdzorg, inmiddels niet meer kan worden gesproken van incidenten, maar dat er sprake is van een structureel probleem, dat hieruit bestaat dat bij gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel uit onmacht buitenwettelijke vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen?
Om te zorgen dat de gesloten jeugdhulp structureel beter wordt, hebben we afgesproken dat de instellingen in 2025 kleinschalig werken en dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn. Over hoe we dat willen bereiken staat in het Uitvoeringsplan af- en ombouw gesloten jeugdhulp ontvangen.5 De getuigenissen uit «Eenzaam gesloten» moeten ons aansporen met alle partijen een extra stap bij te zetten en de krachten te bundelen. In de brief die u gelijktijdig met deze antwoorden ontvangt ter voorbereiding van het debat op 28 maart staan de acties waarover ik met gemeenten en aanbieders voor de zomer bestuurlijke afspraken wil maken.
Als u dat niet vindt, welk antwoord heeft u dan op het structurele karakter van de tekortschietende zorg dat ontstaat door personeelsgebrek en onmacht om jongeren een veilige omgeving te bieden waar zij voor hun problemen kunnen worden behandeld?
Zoals hierboven genoemd moeten de getuigenissen uit «Eenzaam gesloten» ons aansporen met alle partijen een extra stap bij te zetten en de krachten te bundelen. In de brief die u gelijktijdig met deze antwoorden ontvangt ter voorbereiding van het debat op 28 maart staan de acties waarover ik met gemeenten en aanbieders voor de zomer bestuurlijke afspraken wil maken.
Is het openhouden van de instellingen nu nog aanvaardbaar gelet op de structurele schending van kinder- en mensen rechten die ermee gepaard gaan, gelet op het feit dat de regering eerder heeft besloten dat de gesloten jeugdzorg voor jongeren die zonder behandeling een risico voor zichzelf of hun omgeving vormen, moet worden afgebouwd en in 2030 volgens een kabinetsbesluit geen enkele jongere nog in de gesloten jeugdzorg moet zitten?
Op dit moment geldt voor de ZIKOS-locaties van beide instellingen een cliëntenstop. In de brief die de Tweede Kamer separaat ontvangt ter voorbereiding op het debat op 28 maart 2024 staat dat ik voornemens ben met gemeenten en aanbieders voor de zomer de afspraak te maken dat van de locaties gesloten jeugdhulp de locaties die voorheen een justitiële inrichting waren afgestoten moeten worden. Beide ZIKOS-locaties bevinden zich in dergelijke gebouwen.
Als u dat aanvaardbaar vindt, kunt u dan uitleggen hoe zich dat verhoudt met de verdragsrechtelijke taak van de overheid om kinderen juist te beschermen tegen mishandeling die zij in de instellingen ondergaan?
Ongerechtvaardigde of niet-toegestane vrijheidsbeperkende maatregelen zijn volstrekt af te keuren. Met het oog op een betere bescherming van jeugdigen in de gesloten jeugdhulp heb ik de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp opgesteld. Deze is sinds 1 januari 2024 van kracht en vormt de wettelijke basis voor het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp. Uitgangspunt bij de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen is het «nee, tenzij-beginsel»: een vrijheidsbeperkende maatregel wordt niet toegepast tenzij er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het proportioneel is en naar verwachting effectief. De wet is getoetst aan de Grondwet en internationale en Europeesrechtelijke verdragen, zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en het VN-Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).
Als u nog steeds vindt dat het openhouden van de instellingen aanvaardbaar is, hoe wordt dan voorkomen dat nieuwe incidenten zich blijven voordoen?
Zoals hierboven verwoord vind ik dat de gebouwen van voormalige justitiële inrichtingen met voorrang afgestoten moeten worden. Daarover wil ik met gemeenten en aanbieders afspraken over maken. Voor de rest van de gesloten jeugdhulp werken we toe naar kleinschaligheid en dat vrijheidsbeperkende maatregelen steeds minder worden ingezet.
Is het juist dat ten tijde van het onderzoek naar de misstanden in de Woodbrookers, de Inspectie ook al Zikos op het oog had als een instelling waar de veiligheid van geplaatste jongeren niet was geborgd?
Ten tijde van de aandacht op Woodbrookers liep het toezicht van de inspectie op de gesloten jeugdhulp. Dit resulteerde op 29 februari 2024 in een Factsheet6. IHUB en Pactum, en daarmee de ZIKOS-afdelingen, waren onderdeel van dit toezicht.
Het toezicht naar de gesloten jeugdhulplocatievoorziening van iHUB ’t Anker op locatie Harreveld is in januari 2024 gepubliceerd.7 De ZIKOS afdelingen zijn bij dit toezicht betrokken. Specifiek voor de zeer intensieve kortdurende observatie en stabilisatie (ZIKOS) heeft de inspectie verbeterpunten benoemd over het insluiten van jongeren op hun kamer (overdag en in de nacht), over de inrichting van de Extra Beveiligde Kamer (EBK) en het ontbreken van toereikend behandelaanbod voor jongeren met psychiatrische problemen. Om dergelijke verbeterpunten adequaat te kunnen aanpakken, heeft de inspectie in dit rapport aangedrongen op lokale of landelijke besluitvorming rond het voortbestaan van de ZIKOS-afdeling. De inspectie heeft iHUB om een verbeterplan gevraagd, onder andere over het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.
Het toezicht naar de gesloten jeugdhulp van Pactum, locatie Zetten is in februari 2024 gepubliceerd.8 De ZIKOS-afdeling is bij dit toezicht betrokken. De inspectie constateerde dat Pactum, locatie Zetten op een groot aantal onderdelen niet aan de Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen voldoet (waaronder kamerplaatsing) en dat hierop verbetering nodig is. De inspectie heeft ook Pactum om een verbeterplan gevraagd, onder andere over het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Ook in dit rapport dringt de inspectie aan op het op orde brengen van de randvoorwaarden om bijvoorbeeld het open laten van de kamerdeuren van jongeren mogelijk te maken.
Kort na het ontvangen van de signalen van een ervaringsdeskundige over de ZIKOS heeft de inspectie op 15 februari 2024 opnieuw toezicht uitgevoerd, dit keer specifiek bij de ZIKOS-afdelingen van iHUB en Pactum.9 Het toezicht naar de ZIKOS-afdelingen naar aanleiding van recente signalen is nog niet afgerond, daar werkt de IGJ nu hard aan. Tot de openbaarmaking van de inspectierapporten kan de IGJ niet verder ingaan op de bevindingen en het toezicht.
Is het juist dat de Inspectie niet heeft ingegrepen vanuit de overtuiging dat het belang van het gesloten kunnen plaatsen van kinderen, opweegt tegen de belangen van een kind dat door mishandeling in die instelling wordt gedupeerd?
Dit is niet juist. De inspectie constateert al jaren dat het aan passend aanbod voor deze kinderen ontbreekt. Dat de jeugd-ggz hier een grotere rol zou moeten spelen, dat er onvoldoende deskundig personeel is en er nog steeds te veel vrijheidsbeperkende maatregelen worden ingezet. De inspectie benoemde de complexiteit van problematiek en het gebrek aan alternatieven voor deze kinderen.
Op 29 februari 2924 heeft de Inspectie een Factsheet over het toezicht op de JeugdzorgPlus gepubliceerd.10 IHUB en Pactum, en daarmee de ZIKOS-afdelingen, waren onderdeel van dit toezicht. In dit thematisch toezicht heeft de inspectie de instellingen gevraagd een verbeterplan te maken. Een complicerende factor voor de instellingen is de onduidelijkheid over de continuïteit van de (afdelingen van de) instellingen en de vraag of en hoe de instellingen de doelgroep blijven bedienen. Dit wacht op regionale en/of landelijke besluitvorming.
Hoe kan het dat de Woodbrookers, die gelet op de geconstateerde tekortkoming publiekelijk aankondigde te zullen sluiten en met die aankondiging verdere interventies door de Inspectie en politieke druk om te sluiten weg wist te nemen, nooit is dichtgegaan en een doorstart heeft gemaakt onder een andere naam?
Jeugdhulp Friesland heeft in oktober 2023 aangegeven dat zij voornemens was per 1 juli 2024 de gesloten jeugdhulp bij de locatie de Woodbrookers te sluiten. De aanbieder gaf destijds aan dat te doen uit de door hen ervaren politieke wens om de afbouw van dergelijke locaties te versnellen. De Friese gemeenten hebben daarop als opdrachtgever voor de uitvoering van de Jeugdwet Jeugdhulp Friesland gemeld dat bij sluiting van deze gesloten jeugdhulpplekken Jeugdhulp Friesland voor voldoende «gesloten plekken» moet zorgen op een wijze die aansluit bij de huidige zienswijze op gesloten jeugdhulp en de wettelijke vereisten. Daar heeft Jeugdhulp Friesland gevolg aan gegeven. Dat gebeurt weliswaar op dezelfde locatie, maar niet meer in de gesloten setting die het was. Dus geen oude wijn in nieuwe zakken, maar een wezenlijk andere voorziening met voor een belangrijk deel nieuwe mensen. De gemeente Leeuwarden ziet daar nauw op toe.
Hoe verhoudt dit zich met het hiervoor bedoelde kabinetsbesluit?
De Friese gemeenten hebben Jeugdhulp Friesland gevraagd te zorgen voor voldoende «gesloten plekken» op een wijze die aansluit bij de huidige zienswijze. Dat houdt in kleinschalig en met zo mijn mogelijk vrijheidsbeperkende maatregelen. Dat past in het beleid om de gesloten jeugdhulp te transformeren naar kleinschalige georganiseerde voorzieningen en dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk bij nul gesloten plaatsingen willen zijn.
Is nog te rechtvaardigen dat tot 2030 wordt gewacht met het beëindigen van deze hulp?
De doelstelling is dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen zijn. Dat betekent niet dat we wachten tot die tijd met het sluiten van accommodaties gesloten jeugdhulp. Zoals hierboven vermeld wil ik voor de zomer afspraken maken met gemeenten en aanbieders over het sluiten van accommodaties.
Waarom vindt u nog steeds dat het opsluiten van kinderen een vorm van jeugdhulp is?
Het plaatsen van een jeugdige in een instelling voor gesloten jeugdhulp gebeurt om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt of onttrokken wordt aan de noodzakelijke jeugdhulp. In het Factsheet van de IGJ staan verschillende voorbeelden waarin voor een (beperkte) groep jongeren met complexe problemen vrijheidsbeperking op maat nodig blijft om hen bescherming te kunnen bieden en/of ontwikkelingsbedreiging weg te nemen.
De toepassing van de meldbriefprocedure en ondertoezichtstellingen |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de rapportage over de jeugdbescherming uit 2022, waarin het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aangeeft dat er van de in totaal 32.000 lopende kinderbeschermingsmaatregelen op 31 december 2021 sprake was van 2855 ondertoezichtstellingen?1
Ja, met de jaarlijkse rapportages van het CBS ben ik bekend. Volgens de rapportage van 2021 waren er op 31 december 2021 in totaal 32.005 lopende kinderbeschermingsmaatregelen, waarvan 21.855 kinderen met een ondertoezichtstelling. In de rapportage van 2022 waren er op 31 december 2022 in totaal 29.070 lopende kinderbeschermingsmaatregelen, waarvan 19.390 kinderen met een ondertoezichtstelling.
Kunt u aangeven hoeveel ondertoezichtstellingen zijn uitgesproken of verlengd in 2022 en 2023?
Uit de rapportage van het CBS over 2022 blijkt dat er 6.500 maatregelen voor ondertoezichtstelling zijn uitgesproken en 1.370 maatregelen voor voorlopige ondertoezichtstelling. Zie kolom instroom in onderstaande tabel. Het CBS beschikt niet over gegevens van het aantal verlengingen. Door het CBS wordt wel bijgehouden hoelang een maatregel gemiddeld duurt. Een maatregel voor ondertoezichtstelling duurt gemiddeld 2,4 jaar in 2022. De jaarcijfers over 2023 zijn nog niet bekend. Het CBS publiceert deze in mei 2024.
Beginstand
(1-1-2022)
Instroom
Uitstroom
Eindstand
(31-12-2022
Ondertoezichtstelling
21.890
6.500
9.000
19.390
Voorlopige ondertoezichtstelling
330
1.370
1.345
355
Is het u bekend dat uit de cijfers van het CBS beschikbaar tot 31 december 2021, naar voren komt dat een kwart van de jongeren met een ondertoezichtstelling geen jeugdhulp heeft gekregen?
Ja, deze cijfers van het CBS zijn mij bekend. Deze cijfers geven aan of kinderen die in 2021 een maatregel voor ondertoezichtstelling hadden, op enig moment in dat jaar ook jeugdhulp hebben gekregen. Uit deze cijfers komt naar voren dat ongeveer een kwart van die kinderen (22%) in 2021 geen jeugdhulp heeft gekregen. Dit hoeft niet te betekenen dat het kind of gezin helemaal geen hulp heeft ontvangen. Een kinderbeschermingsmaatregel is bedoeld om een ernstige ontwikkelingsbedreiging van een kind weg te nemen. Een belangrijke grond voor de ondertoezichtstelling is dat de zorg die in verband met het wegnemen van die bedreiging noodzakelijk is niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Met de «noodzakelijke zorg» wordt niet direct op jeugdhulp gedoeld, «noodzakelijke zorg» kan ook bestaan uit hulp van buiten het jeugddomein, zoals hulp in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, de Zorgverzekeringswet, schuldhulpverlening, etc.
Kunt u uitleggen waarom in 2021 in een kwart van de gevallen geen jeugdhulp wordt ingezet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoeveel jongeren die onder toezicht staan in 2022 en 2023 geen jeugdhulp hebben gekregen?
In 2022 heeft 21% van de kinderen met een ondertoezichtstelling geen jeugdhulp gekregen. De jaarcijfers over 2023 zijn nog niet bekend. Het CBS publiceert deze in mei 2024.
Kan op grond van de wet een ondertoezichtstelling worden verlengd als er geen jeugdhulp is of wordt ingezet?
Ja, een ondertoezichtstelling kan worden verlengd als er geen jeugdhulp is of wordt ingezet, omdat de «noodzakelijke zorg» zoals eerder omschreven in antwoord op vraag 4, niet altijd over jeugdhulp hoeft te gaan, maar ook over andere vormen van hulp. Dus aan de gronden voor een verlenging van een ondertoezichtstelling kan nog steeds zijn voldaan bij geen inzet van jeugdhulp.
Is het u bekend dat uit de cijfers van het CBS blijkt dat gemiddeld genomen in de provincies Friesland en Groningen de meeste jongeren met jeugdbescherming wonen?
Uit de cijfers van het CBS over het eerste halfjaar van 2023 blijkt dat het aantal jongeren met jeugdbescherming in Friesland relatief het hoogst is. Gevolgd door de regio’s Twente, Midden-Limburg Oost, Noord-Limburg en Zuid-Limburg. In de cijfers van het CBS over 2022 komen beide provincies wel voor in de top 5.
Is het u voorts bekend dat de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen al geruime tijd geleden de meldbriefprocedure heeft afgeschaft?
Ja, daarmee ben ik bekend. De rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen heeft de meldbriefprocedure afgeschaft per 20 juni 2023.
Kunt u aangeven of het niet meer gebruik maken van de meldbrief invloed heeft gehad op het totale aantal ondertoezichtstellingen op de locatie Groningen van deze rechtbank?
Bij de locatie Groningen is een afname te zien van het aantal verzoeken tot ondertoezichtstelling dat is ingediend. Dat het afschaffen van de meldbriefprocedure hierop van invloed is geweest staat niet vast. Ook op landelijk niveau, dus bij de rechtbanken die de meldbriefprocedure nog wel gebruiken, is deze trend van afname van het aantal verzoeken zichtbaar.
Heeft de locatie Groningen hetzelfde aantal ondertoezichtstellingen behouden of is dat totale aantal afgenomen over de periode 2019 tot en met nu?
Het aantal verzoeken tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling op de locatie Groningen is gedaald van ongeveer 640 in de jaren 2020 en 2021 naar 540 in 2022 tot 440 in 2023.
Zijn er andere rechtbanken die inmiddels de meldbriefprocedure hebben afgeschaft? Zo ja, is daar het aantal ondertoezichtstellingen gelijk gebleven of afgenomen in de vorenbedoelde periode?
Op dit moment is de rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen de enige rechtbank die de meldbriefprocedure heeft afgeschaft. Op 8 maart is tijdens de vergadering van het LOVF besloten de meldbriefprocedure bij alle gerechten af te schaffen. Dat betekent dat alle verlengingen van ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen op zitting worden gepland. Ouders of opvoeders worden voor de zitting opgeroepen met een aangetekende brief. Gerechten stoppen zo snel als mogelijk, en uiterlijk vóór 1 juli, met het versturen van meldbrieven.
Is het juist dat de Raad voor de Rechtspraak al in de tweede helft van 2022 wist dat de meldbriefprocedure niet wettelijk zou worden verankerd?
In mei 2022 heeft mijn ministerie de Raad voor de Rechtspraak geïnformeerd dat geen wettelijke grondslag zou worden geïntroduceerd voor de meldbriefprocedure in het Wetboek voor Rechtsvordering.
Op welke wijze is binnen de Rechtspraak gecommuniceerd dat de meldbriefprocedure een buitenwettelijke procedure betreft dieniet wettelijk zal worden verankerd?
Over het wetsvoorstel waar de meldbriefprocedure oorspronkelijk in was opgenomen is gecommuniceerd via een mailbericht en een nieuwsbrief, gericht aan het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en Jeugdrecht (LOVF) (rechtbanken en Hoven), en de leden van de Expertgroep Jeugdrechters. Inhoud van dit mailbericht was de boodschap dat per 1 juli 2023 het wetsvoorstel Huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen (waarvan de meldbriefprocedure er oorspronkelijk een was) in werking was getreden. Hierbij is aangegeven dat de aanvankelijk in het wetsvoorstel opgenomen wettelijke basis voor de meldbriefprocedure uit het wetsvoorstel was geschrapt.
Welke inspanningen zijn er geweest binnen het ministerie en de Raad voor de Rechtspraak om de meldbriefprocedure af te schaffen, nadat bekend was geworden dat de wettelijke verankering daarvan niet doorgaat?
De meldbriefprocedure is sinds 2006 geregeld in het procesreglement Civiel jeugdrecht. Met het schrappen van de wettelijke grondslag werd niet beoogd de meldbriefprocedure af te schaffen (zie ook Kamerstukken 36 123, nr. 3 Memorie van Toelichting onder punt 4).
In het reflectierapport van de familie- en jeugdrechters dat in februari 2023 verscheen naar aanleiding van de toeslagenaffaire werd de meldbriefprocedure als onwenselijk bestempeld. Het LOVF heeft in april 2023 ingestemd met het voorstel om het afschaffen/aanpassen van de werkwijze van de meldbrief prioriteit te geven. Het projectteam dat belast is met de implementatie van de aanbevelingen uit het reflectierapport heeft gewerkt aan de afschaffing van de meldbriefprocedure. Dat moest zorgvuldig gebeuren gezien de gevolgen die het afschaffen van de meldbriefprocedure heeft voor de administraties, het rooster van rechters en gerechtsjuristen en de extra zittingen die nodig zijn om deze zaken mondeling te kunnen behandelen.
Het projectteam heeft een aantal mogelijke manieren van afschaffen voorgelegd aan het LOVF. Op 8 maart is tijdens de vergadering van het LOVF besloten de meldbriefprocedure bij alle gerechten af te schaffen. Gerechten stoppen zo snel als mogelijk, en uiterlijk vóór 1 juli, met het versturen van meldbrieven.
De meldbriefprocedure, die de rechtspraak gebruikt om zittingen te voorkomen als een verlening van een ondertoezicht of uithuisplaatsing wordt verzocht. |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel dat is verschenen in het Nederlands Juristenblad over de zogeheten «meldbriefprocedure», die gebruikt wordt om rechtszittingen te voorkomen als een verlenging van een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing wordt verzocht?1
Ja, hiervan heb ik kennisgenomen.
Herinnert u zich de initiatiefnota «Recht doen waar recht ontbreekt» van Omtzigt c.s., waarin de indieners hun zorgen uiten over deze gang van zaken?
Ja, dat kan ik mij herinneren.
Hoeveel zaken zijn in de afgelopen vijf jaar met een meldbriefprocedure afgedaan en kunt u hierin een splitsing maken van zaken met een onderzichttoezichtstelling en zaken met een uithuisplaatsing?
In de systemen van de Rechtspraak wordt geregistreerd of zaken met of zonder zitting worden afgedaan. Als een zaak zonder zitting wordt afgedaan zal dit vaak samenhangen met een meldbrief. Kortgezegd een brief die uitgaat naar ouders (en kinderen) met de mededeling dat er een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling dan wel machtiging uithuisplaatsing is ingekomen en waarin hen de mogelijkheid wordt geboden kenbaar te maken of een mondelinge behandeling ter zitting in hun ogen gewenst is. Er kunnen ook andere redenen zijn voor het afzien van een zitting. In de registratie wordt onderscheid gemaakt tussen zaken met een ondertoezichtstelling en zaken met een uithuisplaatsing. Verlenging van een uithuisplaatsing kan alleen als er ook een ondertoezichtstelling is uitgesproken.
In de periode 2020–2023 werden jaarlijks ongeveer 12.000 verlengingsverzoeken ingediend, waarvan gemiddeld iets minder dan 4.000 verzoeken zonder zitting werden afgedaan.
Hoe verhoudt dat aantal zich procentueel ten op zichte van het aantal verlengingsverzoeken dat wel na een mondelinge behandeling wordt afgedaan?
Over de periode 2020–2023 werd gemiddeld iets meer dan 70% van de zaken met zitting afgedaan, en iets minder dan 30% zonder zitting.
Is er in de zaken die zonder behandeling op zitting zijn verlengd wel de gevraagde en passende hulp ingezet en hoe wordt dit gemonitord?
Er zijn geen registraties beschikbaar over het aantal zaken waarin wel of geen hulp is ingezet.
Als de kinderrechter op basis van het verzoekschrift constateert dat (nog) geen hulp is ingezet, kan dit voor de kinderrechter reden zijn om het verzoek mondeling te behandelen op zitting en de medewerker van de GI hierop te bevragen, ook als de ouder niet heeft gereageerd op de meldbrief of heeft aangegeven dat een zitting wat hem betreft niet nodig is.
Een kinderrechter heeft ook de mogelijk om een vinger aan te pols te houden, bijvoorbeeld door het verzoek voor kortere duur toe te wijzen.
Zitten er verschillen in het wel of niet inzetten van hulp in de zaken die met behulp van de meldbriefprocedure zijn afgedaan en zaken die wel mondeling op zitting zijn behandeld?
Zie antwoord vraag 5.
Kan de kinderrechter bij een verlenging zonder mondelinge behandeling volgens volgens u op basis van enkel de stukken in voldoende mate toetsen of de inbreuk die met kinderbeschermingsmaatregelen wordt gemaakt op het gezinsleven noodzakelijk is in een democratische samenleving, zoals op grond van artikel 8 lid 2 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is vereist,? Zo ja waarop baseert u die conclusie?
Bij verlengingsverzoeken kan de verzoeker, in de meeste gevallen is dat de GI, aangeven dat een mondelinge behandeling niet nodig wordt geacht, omdat betrokkenen het eens zijn met het verzoek. Alleen in die gevallen wordt eventueel de meldbrief verzonden. Het is de kinderrechter die uiteindelijk beslist of een zitting wordt gehouden. Daartoe maakt de kinderrechter bij ieder verzoek opnieuw de afweging of hij op basis van de beschikbare informatie in de stukken geïnformeerd en onderbouwd kan beslissen op het verzoek, daarmee ook toetsend of een inbreuk op het gezinsleven gerechtvaardigd is. In hoeverre dat lukt op basis van de beschikbare stukken of dat een mondelinge behandeling daartoe nodig is, zal daarom per geval verschillen.
Hoe groot is de vergoeding per jaar die aan een gecertificeerde instelling wordt betaald voor een verlenging?
Een GI wordt per maatregel voor kinderbescherming bekostigd door de gemeente. Daarbij wordt door de gemeente veelal een gemiddeld tarief per jaar per maatregel gehanteerd. Bij de meeste GI’s geldt daarbij een apart tarief voor het eerste jaar van de OTS, voor het vervolg na het eerste jaar OTS en voor de voogdij. In dit decentrale veld stelt de gemeente dit tarief vast; het tarief kan dan ook per gemeente verschillen. Wanneer een maatregel voor kinderbescherming door de rechter wordt verlengd, wordt de GI conform het afgesproken tarief bekostigd voor zolang de maatregel (in dat jaar) loopt.
In oktober 2023 hebben het Rijk en de VNG bestuurlijke afspraken2 gemaakt over de invoering van landelijke tarieven voor de uitvoering van maatregelen voor kinderbescherming, die uiterlijk eind 2025 gerealiseerd moet worden. Indien een gemeente al in 2024 een GI conform dat landelijk tarief zou bekostigen, dan zouden de volgende tarieven gelden voor een eerste dan wel volgend jaar: OTS € 13.525 per jaar, voogdij € 10.342 per jaar.
Is het juist dat er voor de meldbriefprocedure geen wettelijke grondslag (meer) is die dit mogelijk/toelaatbaar maakt, omdat gelijktijdig met wetsvoorstel Kamerstuk 35 348 (de invoering van de wettelijke verankering) wetsvoorstel Kamerstuk 36 123 (de schrapping van de wettelijke verankering) inwerking is getreden? Zo ja, wat vindt u hiervan?
In het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen) onder Kamerstuknummer 35 348 werd in eerste instantie een grondslag geboden voor een al lang bestaande en in het Procesreglement Civiel jeugdrecht geregelde praktijk om in een deel van de zaken gebruik te maken van de zogenoemde meldbriefprocedure. In verband met de discussie over versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming is besloten deze verankering te schrappen uit het wetsvoorstel door middel van de novelle bij dit wetsvoorstel onder Kamerstuknummer 36 123. Het Procesreglement Civiel jeugdrecht is als grondslag voor de meldbriefprocedure in stand gebleven.
Bent u het eens met de uitspraak in het artikel uit het Nederlands Juristenblad dat onder artikel 6 EVRM ontwikkelde jurisprudentieprincipes duidelijk wordt dat de meldbrief kan worden beschouwd als een ontoelaatbare beperking van het recht op (effectieve) toegang van de ouders tot de rechter? Waarom wel of waarom niet?
Ik ben het eens dat ouders en belanghebbenden effectieve toegang tot het recht moet worden geboden. Ook de rechtspraak vindt het recht op een effectieve toegang tot de rechter vanzelfsprekend van groot belang. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en jeugdrecht (LOVF) heeft in overleg met mijn ministerie aangegeven hoge prioriteit te geven aan het zoeken naar een alternatief voor de meldbriefprocedure in de huidige vorm, mede ook naar aanleiding van het reflectierapport «Recht doen aan kinderen en ouders».
Met dit alternatief wordt in de eerste plaats beoogd de rechtsbescherming van ouders en kinderen en hun effectieve toegang tot de rechter beter te waarborgen en tegelijkertijd negatieve neveneffecten zo veel mogelijk te voorkomen. Denk daarbij aan de ervaren emotionele belasting van een zitting voor ouders terwijl een zitting voor hen niet had gehoeven, een (druk- bezette) jeugdzorgmedewerker die op zitting komt terwijl de ouders er niet zijn, of het verlies aan zittingscapaciteit voor zaken waarin de ouder niet verschijnt.
Bent u het ermee eens dat er door de sociale omstandigheden van veel ouders er veel redenen zijn om geen gebruik te maken van de meldbriefprocedure en dat de organisatorische en financiële belangen geen voorrang mogen hebben op de rechten van de ouders? Waarom wel of waarom niet?
Ja. In het ene geval heeft de ouder de meldbrief gelezen, begrepen en weloverwogen de keuze gemaakt om geen zitting te willen. In het andere geval heeft de ouder mogelijk niet de cognitieve en praktische vaardigheden om een weloverwogen afweging te maken. Ik onderken dus dat er gevallen zijn waarin ouders onvoldoende zelfredzaam zijn om adequaat te reageren op een verzoek om een kinderbeschermingsmaatregel.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Jeugd van de begrotingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie en Veiligheid (J&V) 2024 van 29 januari 2024?
Ja.