Het bericht ‘OM vervolgt niemand na aangifte om mishandeling NS-conducteur’ |
|
Emiel van Dijk (PVV), Hidde Heutink (PVV) |
|
Chris Jansen (PVV), van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «OM vervolgt niemand na aangifte om mishandeling NS-conducteur»?1
Bent u het ermee eens dat het niet aan slachtoffers van geweld uit te leggen valt dat er na zo’n zwaar incident niet tot vervolging wordt overgegaan?
Wordt aan geweldplegers in het OV, ongeacht of zij strafrechtelijk vervolgd kunnen worden of niet, hoe dan ook een reisverbod opgelegd? Zo ja, hoe gaat dit in zijn werk? Zo nee, waarom niet?
Hoe denkt u overlast en agressie in het openbaar vervoer te kunnen stoppen nu blijkt dat daders gewoon hun gang kunnen gaan en niet eens vervolgd worden?
Kunt u aangeven wat er sinds dit incident interdepartementaal gedaan is om het geweld in het OV terug te dringen?
Welke maatregelen teneinde reizigers en personeel beter te beschermen heeft NS genomen sinds deze mishandeling in april 2024?
Kunt u aangeven of, indien het bewijs voor mishandeling niet rond te krijgen is, het OM niet kan vervolgen voor minder zware delictsomschrijvingen, zoals openbare geweldpleging, verstoring van de openbare orde etc.?
Bent u van plan om extra veiligheidsmaatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat toekomstige mishandelingen in de trein geseponeerd worden vanwege een gebrek aan bewijs? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens met de stelling dat nu, wegens het gebrek bewijsmateriaal, het OM tandeloos blijkt, de tijd van afwachten en onderzoeken voorbij is en dat NS en de ministeries per direct met aanvullende maatregelen moeten komen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan het dat er geen camerabeelden zijn van het incident, terwijl er al voldoende mogelijkheden zijn, zoals het op vrijwillige basis uitrusten van het personeel met een bodycam?
Draagt iedere werknemer van NS, die dat vrijwillig wil, al een bodycam? Zo nee, waarom moet dat zo lang duren en wanneer is deze uitrol volledig?
Het bericht ‘Klap in het gezicht van winkelier Mia: dief gaat na greep uit kluis vrijuit, ‘want al eerder gestraft’ |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klap in het gezicht van winkelier Mia: dief gaat na greep uit kluis vrijuit, «want al eerder gestraft»»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat een veelpleger van diefstal, na het stelen van 4.200 euro uit de kluis van een Etos-winkel, niet vervolgd wordt, omdat hij al voor een ander vergrijp is gestraft?
Het is verschrikkelijk wanneer je als winkelier bestolen wordt. Als de zaak vervolgens wordt geseponeerd, dan kan ik het mij goed voorstellen dat dit bij het slachtoffer, in dit geval de winkelier uit Deurne, tot een gevoel van teleurstelling leidt. Het is echter niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid, maar aan het Openbaar Ministerie (OM) om vervolgingsbeslissingen te nemen en aldus te bepalen welke strafbare feiten het voor de strafrechter wil brengen. Het OM weegt daarbij verschillende belangen af. Ik kan mij daar niet in mengen.
Het OM heeft mij in algemene zin als volgt geïnformeerd. De situatie kan zich voordoen dat een verdachte wordt veroordeeld en bestraft voor strafbare feiten en dat daarna een verdenking blijkt van een strafbaar feit dat is gepleegd vóór de genoemde veroordeling. Gelijktijdige berechting was dan mogelijk geweest, maar heeft niet plaatsgevonden. Indien het strafbare feit van eerdere datum alsnog voor de strafrechter wordt gebracht, moet de strafrechter daar in de strafoplegging rekening mee houden. Dit staat in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Deze omstandigheid kan door het OM worden meegewogen bij het nemen van een vervolgingsbeslissing voor het eerdere feit. Indien het OM in een dergelijke situatie tot de conclusie komt dat de strafoplegging door de strafrechter waarschijnlijk niet wezenlijk anders zou zijn geweest indien dit strafbare feit wel was meegenomen bij de eerdere berechting, wordt een nieuwe strafvervolging niet kansrijk geacht.
Kunt u uitleggen hoe en waarom het Openbaar Ministerie (OM) tot deze beslissing is gekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een veelpleger, in plaats van coulance te krijgen van het OM, juist harder bestraft moet worden?
Het is aan het OM om vervolgingsbeslissingen te nemen en aldus te bepalen welke strafbare feiten het voor de strafrechter brengt. Indien een zaak voor de strafrechter wordt gebracht, is het aan de strafrechter om eventueel een straf op te leggen. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om een oordeel te geven over (vervolgingsbeslissingen in) individuele zaken. Ik beschik daarnaast niet over dergelijke cijfers.
Kunt u aangeven of het vaker voorkomt dat het OM een zaak seponeert omdat een verdachte een veelpleger is of al vervolgd wordt voor andere misdrijven? Kunt u daarbij cijfers geven van dit jaar en de afgelopen vijf jaar?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in de rechtsstaat juist door dit soort beslissingen van het OM afbrokkelt en tegelijkertijd de aangiftebereidheid ernstig aantast?
Het is aan het OM om vervolgingsbeslissingen te nemen en deze te motiveren. Een gedegen motivering kan het begrip voor een beslissing om al dan niet te vervolgen vergroten. Het kan zijn dat de officier van justitie besluit om de zaak niet te vervolgen, terwijl belanghebbenden vinden dat de zaak voor de rechter moet worden gebracht. In dat geval kunnen direct belanghebbenden een bijzondere klachtprocedure starten op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering en de zaak rechtstreeks aan een gerechtshof voorleggen.
Kunt u aangeven hoe de eigenaar van de Etos-winkel haar gestolen 4.200 euro nu kan terugkrijgen?
In algemene zin kan ik zeggen dat de mogelijkheid bestaat een procedure op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering te starten, waarmee de mogelijkheid tot voeging in het strafproces als benadeelde partij kan ontstaan. Daarnaast kunnen er bijvoorbeeld mogelijkheden bestaan om schade te verhalen bij een verzekeringsmaatschappij of via een civiele procedure. Er bestaan naar mijn oordeel op dit moment voldoende mogelijkheden om geleden schade te kunnen verhalen op plegers van strafbare feiten.
Deelt u de mening dat de geleden schade te allen tijde op de daders moet kunnen worden verhaald? Zo ja, wat moet er gebeuren om dit in de toekomst mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen voor het eind van volgende week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht inzake het Rapport dat de beveiliging staatsgeheimen NCTV en politie niet op orde is. |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat beveiliging staatsgeheimen NCTV en politie niet op orde is?1
Ja.
Bent u bekend met andere casussen binnen de politie, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) of enige andere (semi) overheidsorganisatie waar staatsgeheime informatie verwerkt wordt dan wel ingezien of op enig andere wijze interactie mee plaatsvindt en sprake is van de verdenking van het bezitten en/of naar buiten brengen van deze informatie?
Ik heb op dit moment geen informatie die aanleiding geeft tot vermoedens van het bestaan van andere casussen binnen de politie of de NCTV waar sprake is van de verdenking van het bezitten en/of naar buiten brengen van deze informatie. Ik heb op dit moment geen informatie dat er binnen de politie en NCTV nog andere systemen zijn waarbij er (signalen van) verdenkingen zijn van het bezitten en naar buiten brengen van staatsgeheime informatie.
Zijn er binnen de politie en NCTV nog andere systemen en processen waarbij er (signalen van) verdenkingen zijn van het bezitten en naar buiten brengen van staatsgeheime informatie die niet direct onder de specifieke casus binnen de reikwijdte van het onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR) vallen?
Zie antwoord vraag 2.
Is er door de ADR enkel onderzoek gedaan naar verzamelen en verspreiden of ook naar beide zaken afzonderlijk?
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld heeft de ADR geen persoonsgericht onderzoek gedaan, nu dit onder het strafrechtelijk onderzoek valt.
Het onderzoek van de ADR heeft zich toegespitst op de volgende onderzoeksvragen:
Op verzoek van mijn departement zijn daarbij aanvullend drie elementen in het onderzoek meegenomen:
Voor de bevindingen van de ADR op deze onderzoeksvragen verwijs ik naar het rapport dat ik uw Kamer op 13 december 2024 heb toegestuurd.
Welke zaken buiten het verzamelen en verspreiden van informatie door een persoon die werkzaam is binnen een van deze organisaties is de ADR tegengekomen in haar onderzoek die zij relevant achtten, maar niet in het rapport zijn opgenomen?
Deze vraag richt zich tot de ADR en kan ik daarom niet beantwoorden.
Voor wat betreft de peildatum 1 oktober 2023; hoe ver is door de ADR exact teruggekeken en zijn er in die zoektocht andere zaken bekend die raakvlak hebben met het verzamelen of verspreiden van informatie door 1 of meerdere (groepen van) personen werkzaam binnen, met of voor politie of NCTV?
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld heeft de ADR geen persoonsgericht onderzoek gedaan. Dat is aan het openbaar ministerie. De ADR heeft als uitgangspunt voor de werking van systemen de periode van 1 oktober 2023 tot en met 1 oktober 2022 genomen.
Heeft de ADR ook gekeken naar de samenwerking van meerdere personen in groepen, koppels, clusters of personen die in andere verbanden werkzaam waren binnen of voor de organisatie (al dan niet op afstand, middels digitale toegang)?
De ADR heeft zich met haar onderzoek, zoals ook in het antwoord op vraag 4 benoemd, gericht op welke wijze de NCTV en politie hebben ingeregeld dat bijzondere informatie in de daarvoor gebruikte processen en systemen wordt behandeld conform het VIR-BI 2013 of de Rubriceringsregeling Politie 2015. Hiertoe behoort onder andere het mogelijk misbruik maken van deze processen en systemen. De focus van het ADR onderzoek lag op de afdeling Analyse Nationale Veiligheid van de NCTV en het CTER-cluster van de politie. Daarbij is door de ADR geen persoonsgericht onderzoek gedaan.
Hoeveel van deze personen zijn er werkzaam bij de NCTV en Politie die toegang hebben tot staatsgeheime/gerubriceerde informatie?
De medewerkers van de NCTV hebben toegang tot staatsgeheime informatie voor zover zij die nodig hebben in de uitoefening van hun werkzaamheden. Samenwerking in het kader van en toegang tot deze informatie vindt plaats op need to know-basis. Op deze toegang is een autorisatiebeleid van toepassing.
Medewerkers van de politie hebben toegang tot gerubriceerde en/of staatsgeheime informatie als dit nodig is voor de uitoefening van hun werkzaamheden. Op deze toegang is autorisatiebeleid van toepassing.
Omwille van de vertrouwelijkheid kan ik geen uitspraken doen over aantallen medewerkers.
Heeft de ADR in het onderzoek ook gekeken naar personen die op ZZP basis, als zelfstandige, o.b.v. detachering of andere wijze binnen de organisaties werkzaamheden hebben verricht en waarvan wordt vermoed dat zij staatsgeheime informatie hebben verzameld, verspreid of op andere wijze naar buiten hebben gebracht?
De ADR heeft geen persoonsgericht onderzoek gedaan. Voor zover bekend zijn er geen personen waarvan wordt vermoed dat zij staatsgeheime informatie hebben verzameld, verspreid of op andere wijze naar buiten hebben gebracht buiten het lopende strafrechtelijke onderzoek.
Kunt u alle beleidsstukken die na de peildatum van 1 oktober 2023 (1oktober incluis) naar de Kamer sturen, ook die stukken die wellicht niet als relevant worden geacht voor het in beeld brengen van maatregelen in geval van mogelijk misbruik?
Naar aanleiding van vraag 5 van de leden Six Dijkstra (NSC) en Mutluer (Groen Links-PvdA) d.d. 20 december 2024 nr 1187 heb ik relevante stukken geïnventariseerd en via separate Kamerbrief parallel aan deze beantwoordingaan uw Kamer verstrekt. De formulering van onderhavige vraag geeft mij geen concrete aanknopingspunten voor een andere of nadere inventarisatie van stukken. Ik ga er daarom vanuit dat met de stukken die worden verstrekt naar aanleiding van voornoemd informatieverzoek van de leden Six Dijkstra (NSC) en Mutluer (Groen Links-PvdA) mede aan het onderhavige verzoek is voldaan.
In algemene zin merk ik op dat de uitwerking van concrete maatregelen om misbruik te voorkomen grotendeels gerubriceerd zijn en om die reden niet openbaar gemaakt kunnen worden. Wel kan ik uw Kamer meegeven dat dit onderdeel zal zijn van het herhaalonderzoek van de ADR, waarover uw Kamer zal worden geïnformeerd.
Is bij de beantwoording van de onderzoeksvragen ook gekeken naar personen/groepen van personen die niet (al dan niet langdurig) als tolk zijn ingezet(dus ook naar medewerkers met een andere functie/titel)?
Het onderzoek van de ADR was niet gericht op personen. Het onderzoek richtte zich op de vragen die zijn benoemd in vraag 4.
Kunt u alle informatie die verband houdt met de verdenking van het verzamelen dan wel het verspreiden van staatsgeheime/vertrouwelijke of anderszins gerubriceerde informatie door personen al dan niet werkzaam bij voor of met de politie of NCTV sturen in de periode van de peildatum van 1 oktober 2023 tot en met de arrestatie van de verdachte op 26 oktober 2023?
Informatie die verband houdt met de verdenking van het verzamelen dan wel verspreiden van staatsgeheime/vertrouwelijke informatie is onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om daar in te treden.
Is er nog andere informatie die betrekking heeft of verband houdt met bovengenoemde casus, waar u weet van heeft of weet van zou moeten hebben die buiten de rijkweidte van het ADR rapport vallen of niet in het ADR rapport zijn opgenomen?
De ADR heeft geen persoonsgericht onderzoek gedaan. Ik kan verder niet ingaan op een individuele casus en zaken die raken aan het strafrechtelijk onderzoek
Waarom heeft de NCTV niets tot weinig gedaan met de uitkomsten van het in 2017 uitgevoerde Kwetsbaarheidsanalyse Spionage (KWAS) onderzoek? (De nota van dit onderzoek bevatte concrete en bruikbare aanbevelingen, volgens de ADR.)
De ADR heeft geconcludeerd dat binnen de NCTV meer aandacht nodig was voor informatiebeveiliging. Sinds de aanhouding zijn veel maatregelen getroffen om dit te verbeteren. Zo is binnen elke afdeling opnieuw bepaald welke functionaris welke rechten heeft en zijn de meest verstrekkende rechten, zoals printen, beperkt tot enkele medewerkers. Daarbij wordt scherp gecontroleerd, aan de hand van een PDCA (Plan, Do, Check, Act)-cyclus die wordt ingericht, of gestelde regels worden gevolgd en of dit ordentelijk gebeurt. Hiervoor is onder meer een afdeling in oprichting die moet gaan toezien op Risicomanagement en Compliance binnen de NCTV. Ook wordt het beveiligingscoördinator (BVC)-cluster versterkt. Tot slot is een toezichtsplan opgesteld en zal dit jaarlijks worden geüpdatet. De taken in het toezicht worden daarin meegenomen. Voor een uitgebreide toelichting hierop verwijs ik naar de kabinetsreactie van 13 december 2024 en de bijbehorende bijlage.
Waarom heeft de NCTV geen zichtbare opvolging gegeven aan de actiepunten die uit het in 2022 uitgevoerde IB-quickscans (dit is een toets voor het bepalen van het beveiligingsniveau van een informatiesysteem; belang, dreigingsprofiel en betrouwbaarheidseisen worden meegenomen) volgden? (De nota’s die zijn opgesteld a.d.h.v. dit onderzoek bevatten concrete actiepunten en risico-overzichten.)
Zie antwoord vraag 14.
Wat heeft de CTER (politie) met de signalering (2023) van het Concern Audit gedaan dat stelde dat «de organisatie langzaam vastloopt door de huidige inrichting en stelselkeuze, de werking van de governance, het ontbreken van integraal risicomanagement en intern toezicht»? Welke concrete maatregelen heeft de Politie genomen?
In het rapport komt naar voren dat er door de concern audit wel aanbevelingen werden gedaan, maar dat deze niet altijd werden opgevolgd. Zo constateert de ADR dat de concern audit van de politie weliswaar aan de bel heeft getrokken over het ontbreken van integraal risicomanagement en intern toezicht, maar dat er niet is geacteerd op de aanbevelingen. De politie zal de doorwerking van interne audits versterken. De korpsleiding zal toezien op de opvolging en borging van aanbevelingen die door concernaudit worden gedaan. Tevens zal de politie bezien of de expertise van concern audit kan worden versterkt door politiemensen uit de operationele werkpraktijk toe te voegen aan audits op informatiebeveiliging.
Waarom heeft de NCTV, zonder het aan de BVA (Bureau van de Beveiligingsautoriteit van J&V) voor te leggen, gekozen om de herhaalonderzoeken van de Verklaring Omtrent Geen Bezwaar uit te stellen?
De NCTV heeft besloten om onderzoeken van nieuwe medewerkers te prioriteren over herhaalonderzoeken van medewerkers die (dus) reeds in bezit waren van een verklaring van geen bezwaar. Dit om de capaciteit van de AIVD in het doen van veiligheidsonderzoeken niet verder te belasten, daar waar destijds de AIVD te maken had met lange doorlooptijden. Dit sloot overigens aan bij de departementale lijn van dat moment om herhaalonderzoeken uit te stellen, tenzij er dringende omstandigheden waren die noodzaakten tot een snel herhaalonderzoek. Ik wil daarbij benadrukken dat het uitvoeren van herhaalonderzoeken van groot belang is. Zoals geschetst in de kabinetsreactie op het ADR-rapport van 13 december jl. zijn – waar nodig – herhaalonderzoeken met spoed aangevraagd en mitigerende maatregelen getroffen op het gebied van toegang tot informatie. Daarnaast heeft de NCTV maatregelen genomen om het beleid ten aanzien van het tijdig aanvragen van herhaalonderzoeken en het melden van gewijzigde omstandigheden bij vertrouwensfunctionarissen aan de BVA aangescherpt na te leven. Hiermee is het beleid ten aanzien van het aanvragen van herhaalonderzoeken op orde.
Hoe kan het zo zijn dat de mannelijke verdachte (de analist) al sinds 2019 niet over een rechtsgeldige
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. In algemene zin kan ik u informeren dat in 2019 in intern beleid van de NCTV de hoogte van het veiligheidsonderzoek per functie opnieuw is bepaald. Zo moesten analisten van de afdeling Analyse vanaf dat moment een VGB-A hebben. Het klopt dat voor analisten die op dat moment een VGB-B hadden niet direct een VGB-A is aangevraagd daar waar dat gezien de nieuwe functie wel had gemoeten. Er is voor gekozen om deze mee te nemen bij de aanvraag voor een herhaalonderzoek. Zoals ook is benoemd in de kabinetsreactie die uw Kamer op 13 december 2024 met de daarbij behorende bijlage ontving, zijn hiervoor inmiddels maatregelen getroffen zodat ervoor is zorggedragen dat alle medewerkers van de NCTV in het bezit van een geldige VGB. In het verlengde hiervan wijs ik erop dat een veiligheidsonderzoek nooit de enige mitigerende maatregel kan zijn om informatiebeveiliging te versterken, maar dat een samenspel van maatregelen noodzakelijk is.
Verklaring van geen bezwaar (VGB) beschikt bij de AIVD? Waarom had meneer in die periode nog wel altijd toegang tot staatsgeheime informatie? Hoe is dit in lijn met het beleid van de NCTV dat iedere NCTV-medewerker in het bezit moet zijn van een actuele VGB om werkzaamheden uit te mogen voeren?
Voor het uitoefenen van tolk- en vertaalwerkzaamheden bij de politie zijn bepaalde eisen vastgelegd. Naast inschrijving in het landelijke tolkenregister, waarbij onder andere het overleggen van een verklaring omtrent gedrag vereist is, screent de politie ook zelf tolken en vertalers. De benodigde screening is afhankelijk van het type inzet. De verdachte heeft wel een screening gehad bij aanvang van zijn werkzaamheden bij de politie. Een herscreening heeft niet meer plaatsgevonden. De politie is hier destijds te laat achter gekomen. Dit vergt dat de politie richting de toekomst scherper moet zijn op naleving van geldende procedures en voorschriften die als waarborg dienen voor het beveiligen van bijzondere informatie.
Met de implementatie van het Besluit screening ambtenaren van politie en politie-externen is de herhaalscreening bij wet geregeld. Ook is de continucontrole in deze wet opgenomen waarbij registraties bij JustiID automatisch worden gemeld bij de politie. Daarnaast is na dit onderzoek het sceeningsniveau van de tolk/vertalers verhoogd.
Volledigheidshalve merk ik op dat er voor werkzaamheden bij de politie in beginsel sprake is van een politiescreening en niet van een verklaring van geen bezwaar. De politie heeft reeds verduidelijkt voor welke functies binnen het CTER-cluster een AIVD-A VGB nodig is. De politie zal concretiseren in welke gevallen tolken die bij het CTER-cluster werken bovenop hun politie screening (op een hoger niveau dan voorheen) een AIVD-A VGB nodig hebben.
Hoe kan het zo zijn dat, de herscreening zou op 11-10-2016 plaatsvinden, de mannelijke verdachte (de analist) al sinds 2016 over geen rechtsgeldige VGB beschikt bij de CTER (politie)?
Het is niet mogelijk om alle potentiële veiligheidsrisico’s uit te sluiten. Beveiligingsmaatregelen zoals een VGB (voor werkzaamheden bij de NCTV) of een politiescreening (voor werkzaamheden bij politie) dragen bij aan het verlagen van deze risico’s. Een veiligheidsonderzoek is het sluitstuk van al die beveiligingsmaatregelen. Het is niet te voorspellen of de verdachte destijds eerder in beeld zou zijn gekomen bij dergelijke screenings.
Schat de NCTV en de CTER in dat de verdachte met deze herscreening beter in beeld was gekomen bij de dienst?
Ten aanzien van alle NCTV medewerkers voor wie dat relevant is geldt dat een (herhaal)veiligheidsonderzoek bij de AIVD is aangevraagd, loopt of inmiddels is afgerond. Ten aanzien van een aantal medewerkers zijn vervolgens mitigerende maatregelen getroffen in afwachting van de uitkomst van een hernieuwd veiligheidsonderzoek van de AIVD.
Ook is de NCTV, met advies van de Beveiligingsautoriteit van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: BVA), gestart met de 5-jaarlijkse actualisatie van de lijst vertrouwensfuncties, zodat deze aansluit bij de laatste inzichten. Tot slot heeft de NCTV maatregelen genomen om het beleid t.a.v. het tijdig aanvragen van herhaalonderzoeken en het melden van gewijzigde omstandigheden bij vertrouwensfunctionarissen aan de BVA aangescherpt na te leven.
De politie heeft mij laten weten dat medewerkers van het CTER-cluster beschikken over het juiste screeningsniveau. Daarnaast worden alle tolken en vertalers die werkzaam zijn bij of ingehuurd worden door de politie (dus niet alleen specifiek bij het CTER cluster) momenteel opnieuw gescreend. Hierbij zal de politie deze groep functionarissen op een hoger niveau dan voorheen screenen. De politie heeft reeds verduidelijkt voor welke functies binnen het CTER-cluster een AIVD-A screening nodig is. De politie zal concretiseren in welke gevallen tolken die bij het CTER-cluster werken bovenop hun politie screening (op een hoger niveau dan voorheen) een AIVD-A screening nodig hebben.
Hoeveel medewerkers hadden op de peildatum van 1 oktober 2023 geen rechtsgeldige VGB en hoeveel medewerkers lopen op dit moment bij de NCTV of CTER zonder rechtsgeldige VGB terwijl die voor hun werkzaamheden (ongeacht feitelijke functie) wel nodig zou zijn?
Zie antwoord vraag 21.
Uit waarneming blijkt dat op 1 oktober 2023 en 18 maart 2024 respectievelijk 41 (7,7% van de 533 medewerkers) en 48 (9 procent van de medewerkers) medewerkers van de NCTV een verouderde VGB hadden. Wat gaat de NCTV concreet doen om een inhaalslag te maken en al deze mensen direct te screenen?
Zie antwoord vraag 21.
Het Ministerie van Justitie heeft beslist dat elke vijf jaar een herhaalonderzoek moet plaatsvinden van medewerkers. Erkent de NCTV het belang hiervan? Wat gaat de NCTV eraan doen om dit beleid nog voor eind 2025 on track te krijgen?
Zoals reeds aangegeven kan ik niet ingaan op de individuele casus.
Bij de politie was er behoefte aan een vaste tolk, en de mannelijke verdachte kreeg «het daarbij passende vertrouwen» stelt het onderzoek. Wat is er gepast aan het toegang geven tot staatsgeheime informatie aan een persoon zonder de juiste security clearances?
De ADR is ook verzocht om specifiek aandacht te hebben voor de berichtgeving over eerdere signalen en de (wenselijkheid van de) samenloop van functies. Uit het ADR rapport komt niet naar voren dat er principiële bezwaren tegen de samenloop van functies waren of zijn. De ADR komt dan ook niet tot aanbevelingen op dit punt.
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie is de casus aanleiding geweest om te concluderen dat de combinatie van functies en vooral ook de bijbehorende informatiepositie per functie gewogen moeten worden bij verzoeken tot eventuele samenloop, omdat een grotere informatiepositie kan leiden tot grotere risico’s bij schending van de geheimhoudingsplicht. Dat zal nadrukkelijker gewogen worden, waarbij vooropstaat dat dit altijd per geval en op basis van de omstandigheden van dat geval moet worden beoordeeld. Ook vraagt zo’n eventuele samenloop om een kritische periodieke evaluatie naar de houdbaarheid daarvan, waarbij actief eventuele signalen ten aanzien van de samenloop en informatiepositie worden meegenomen.
Ik kan geen uitspraken doen over de functies van individuele werknemers.
In hoeverre is het wenselijk dat mensen binnen deze diensten (politie/NCTV) een dubbelfunctie hebben? Hoe vaak komt dit voor? (graag specifiëren per functie)
Het is niet mogelijk een verband te duiden tussen zijn vermeende status en hetgeen waarvan hij wordt verdacht.
De mannelijke verdachte (de analist) werd langdurig ingezet als tolk en kreeg vertrouwen van medewerkers van de CTER waardoor informatie werd gedeeld. Ook bij de NCTV noemt men dat de analist «een aparte status» had. Hoe beoordelen beide de CTER als de NCTV de positie die deze man had en zijn uiteindelijk blijkende onbetrouwbaarheid?
Over de signalen over de analist/tol en de opvolging daarvan verwijs ik naar hetgeen opgenomen in het ADR rapport. Voor het overige acht ik het niet zinvol om te speculeren.
Waarom zijn de alarmbellen bij de diensten niet gaan rinkelen over de meerdere meldingen en bezwaren over de dubbelfunctie toen de mannelijke verdachte in 2015, 2017, 2018 en 2021 slordig en verdacht omging met de data die hij in beide rollen ontving?
De ADR constateert dat signalen niet altijd als zodanig werden herkend of doorgegeven. Daardoor kwamen mogelijke signalen niet op de plek waar het mogelijk tot maatregelen had geleid. Om dit te verbeteren zijn per organisatie maatregelen getroffen, zoals ook in de kabinetsreactie toegelicht. Bij nevenfuncties is het van belang dat bij signalen ook aandacht is voor de mogelijke noodzaak tot het leggen van contact met de counterpart bij de andere organisatie om te toetsen of daar ook signalen zijn. Dat moet onderdeel zijn van het maatwerk dat nodig is in de opvolging van signalen en moet op het juiste niveau worden gewogen. Ten aanzien van samenloop van functies verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 25.
Waarom is er niets gedaan met de melding van de drie medewerkers van de CTER. Die aangaven dat de tolk zijn rol binnen de NCTV en binnen de politie niet goed kan scheiden?
Zie antwoord vraag 28.
Waarom is er in 2015 niets gedaan met de melding van drie medewerkers van de CTER over het feit dat de tolk zijn rol binnen de NCTV en de politie niet goed kon scheiden?
Het is niet toegestaan om vertrouwelijke informatie te delen met personen die daartoe niet bevoegd zijn en waarvoor geldt dat de informatie niet nodig is voor een goede uitoefening van de taak. Er zijn veel maatregelen getroffen om de uitwisseling van vertrouwelijke informatie beter te borgen. Voor een uitgebreide toelichting daarop verwijs ik naar de Kabinetsreactie en bijbehorende bijlage die op 13 december jl. aan uw kamer is toegestuurd.
Hoe beoordeelt u het delen van vertrouwelijke politie-informatie door de analist/tolk buiten het politiedomein richting een ambtenaar van SZW in 2017? Welke maatregelen zijn hierop genomen?
Het ADR rapport verwijst naar een feitenrelaas van de politie waaruit naar voren komt dat de tolk in 2018 buiten kantoortijd wordt aangetroffen in een werkruimte terwijl hij ogenschijnlijk een kast doorzoekt. De medewerker van CTER heeft dit naar eigen zeggen mondeling gemeld aan zijn leidinggevende maar deze herinnert zich de melding niet. Dit voorval heeft niet geleid tot een vervolgactie.
Ik merk op dat niet duidelijk is of er is gemeld dat de tolk buiten kantoortijd aanwezig was of ogenschijnlijk een kast doorzocht. Ik acht het niet opportuun om met de kennis van nu informatie uit het verleden te herwaarderen.
Voor de reactie t.a.v. de constatering van de ADR dat voorvallen niet altijd als signaal zijn opgevat, verwijs ik naar het antwoord op vragen 27 en 28 en de Kabinetsreactie en bijbehorende bijlage die op 13 december jl. aan uw Kamer is toegestuurd.
Waarom is er geen actie ondernomen na de melding uit 2018 waarin de tolk buiten kantoortijd in een werkruimte werd aangetroffen terwijl hij ogenschijnlijk een kast doorzocht?
In zijn algemeenheid geldt dat als iemand ook werkzaam is (geweest) bij bijvoorbeeld de politie of de AIVD, dat diegene dan gebonden is aan de geheimhoudingsverklaring die hij of zij bij die organisatie heeft getekend. Het is niet toegestaan om deze informatie te delen binnen de NCTV.
Zoals uit het ADR-rapport valt op te maken is er in de loop van 2021 contact geweest tussen de Nationaal Coördinator en de politie naar aanleiding van een publicatie in NRC. In 2022 is besloten om in samenspraak met de analist over te gaan tot een overplaatsing van de analyse-afdeling naar de NCTV Academie.
Welke stappen heeft de NCTV genomen na de melding in 2021 over het delen van operationele politie-informatie tijdens analyses door de analist?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de Kabinetsreactie die op 13 december jl. aan uw Kamer is toegestuurd. De bewuste medewerker had toestemming voor het gebruik van een beperkt aantal specifieke datadragers die vanuit de werkgever waren verstrekt. De journalist in kwestie stelde tijdens het interview echter dat er sprake zou zijn van het gebruik van een eigen harde schijf. Het gebruik van een privéschijf zou een veiligheidsincident zijn. Dit is, op basis van de toen beschikbare informatie, zorgvuldig uitgelopen door de NCTV. Geconcludeerd is dat er geen sprake was van het gebruik van een privéschijf. Dat misbruik van datadragers in zijn algemeenheid nadere aandacht had verdiend, onderschrijf ik. Om deze reden worden datadragers alleen nog beperkt in noodzakelijke gevallen, voor een specifiek doel en na voorafgaande instemming van een leidinggevende uitgegeven.
Waarom heeft de Nationaal Coördinator in 2021 het meenemen van een harde schijf naar huis door de analist niet opgevat als aanleiding voor verdere actie, ondanks latere publicatie in NRC in 2023?
Ik acht het niet opportuun om uitspraken of gevoelens van individuele medewerkers in samenwerkingen met andere medewerkers te waarderen. Ten aanzien van een samenloop van functies verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 25.
Hoe verklaart u dat medewerkers van de CTER de analist als een «verlengstuk» van de NCTV bestempelen? Welke risico's worden hierin onderkend?
Ik herken mij niet in het beeld dat de melding niet verder is onderzocht ondanks het advies van het Openbaar Ministerie. Voor de afhandeling van de specifieke melding verwijs ik naar het ADR rapport.
Waarom werd de melding van integriteitsschendingen door de tolk op 15 april 2021 niet verder onderzocht, ondanks het advies van het Openbaar Ministerie om de werkzaamheden tegen het licht te houden?
De mededeling van de inspecteur-generaal van de Inspectie JenV dat er uit onderzoek van de inspectie JenV bij CTER signalen kwamen dat er spanningen waren rondom de analist/tolk zijn toentertijd geplaatst in de context dat er binnen de politie altijd veel discussie is over tolken vanwege o.a. het verschil in financiële vergoeding tussen tolken en politiepersoneel. De Nationaal Coördinator heeft aan de inspecteur-generaal aangegeven het signaal bij de politie te melden omdat het betrekking had op het werk van de analist/tolk bij de politie en niet op de werkzaamheden van betrokkene bij de NCTV.
Waarom heeft de NCTV na een telefoontje van de inspecteur-generaal van de Inspectie JenV besloten geen verdere actie te ondernemen?
Hoe kan een van binnenlands meest geheime en belangrijke dienst al een aantal jaren niet meer beschikken over een actuele set beveiligingsmaatregelen, terwijl ieder overheidsapparaat dient de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) te hanteren?
Waarom werden er al sinds 2020 geen rapportages meer gemaakt over de beveiligingsmaatregelen en sinds 2021 geen monitoring meer van de werking van de maatregelingen?
Waarom hebben beide de NCTV en de CTER geen geïmplementeerde baseline van informatiebeveiligingsmaatregelen, terwijl de Politie dit wel heeft?
Het onderzoek noemt dat «de capaciteit bij de NCTV voor de implementatie van informatiebeveiligingsmaatregelen beperkt was.» Waarom was dit beperkt? Welke factoren spelen hierbij een rol? Speelde de behoefte er wel binnen de NCTV om de maatregelen te implementeren? Hoe kwam dit tot uiting?
Nee, dit is niet wenselijk en niet toegestaan.
Is het wenselijk dat een medewerker van de NCTV of CTER staatsgeheime stukken kan downloaden en printen en «eenvoudig» meenemen naar huis, zelfs als dit volledig buiten zijn/haar werkzaamheden valt?
Ik herken mij niet in het beeld dat er geen moeite is gedaan om informatie en dossiers af te schermen voor hen die hier niet bij hoeven vanwege hun werkzaamheden. Wel onderschrijf ik de boodschap van de ADR dat de informatiebeveiliging en het toezicht daarop beter kan en moet, volledig en worden de aanbevelingen omarmd. Sinds de aanhoudingen zijn er binnen de NCTV en politie direct maatregelen getroffen. Het gaat dan om zowel noodmaatregelen als gelijktijdig ingezette maatregelen gericht op de lange(re) termijn. Voor een overzicht de maatregelen die zijn getroffen verwijs ik u naar de kabinetsreactie op het rapport van de ADR van 13 december jl. en de bijlage daarbij.
Waarom is er zowel bij de NCTV als CTER geen moeite gedaan om informatie en dossiers af te schermen voor hen die hier niet bij hoeven vanwege hun werkzaamheden?
Het is nooit met zekerheid uit te sluiten dat er misbruik wordt gemaakt van bevoegdheden en toegang tot informatie. Er zijn aanvullende maatregelen getroffen om deze toegang te beperken en mogelijk misbruik te identificeren. Daarvoor verwijs ik naar de Kabinetsreactie van 13 december jl. en bijbehorende bijlage.
Hoe weet de NCTV zeker dat niet meer medewerkers staatsgeheime documenten in bezit hebben of doorgespeeld hebben naar vreemde mogendheden?
De politie zal onderzoeken of het nodig is om het aantal personen te beperken dat in Summ-IT gemachtigd is om andere toegang te geven. Het feit alleen dat een relatief groot aantal personele hiertoe gemachtigd is hoeft niet in strijd te zijn met het need to know principe. In de operationele werkpraktijk van de politie bestaat dikwijls de noodzaak nieuwe personen bij een zaak te betrekken, bijvoorbeeld omdat een (grootschalig) onderzoek 24/7 doorgaat en/of bij een onderzoek verschillende specialismes moeten worden betrokken.
De politie had reeds ingeregeld dat Summ-IT accounts na verloop van tijd automatisch op niet actief worden gezet, waardoor het account niet langer bruikbaar is en er geen toegang meer kan worden verkregen tot zaken in Summ-IT. Daarmee is er sprake van een geautomatiseerde periodieke controle. De politie zal onderzoeken of een meer fijnmazige aanpak nodig is, bijvoorbeeld het mogelijk maken van variatie in de periode waarna een account op non-actief wordt gesteld.
Hoeveel personen hebben toegang tot de onderzoeken van de CTER (Politie) en is dit aantal noodzakelijk en wenselijk?
Toegang tot bijzondere informatie, waaronder in het bijzonder staatsgeheime informatie, op «need to know»-basis was binnen de NCTV altijd een uitgangspunt. Tegelijkertijd heeft het genoemde incident aangetoond dat een aanscherping van de getroffen maatregelen nodig was en dat de toegang tot het documentatiesysteem te ruim was ingericht. Dit is nu steviger ingericht conform het «need to know» principe. Alleen die personen die dit ook echt nodig hebben voor hun werk mogen documenten inzien. Ook het staatsgeheime digitale archiefsysteem is nog maar beperkt toegankelijk, en inzage kan alleen na toestemming van een directeur op een specifieke vraag.
Bij de politie zijn de bestaande regels voor het raadplegen van politiesystemen ook reeds gebaseerd op het need to know principe. Het eerstelijns toezicht op het naleven hiervan wordt verscherpt.
Waarom is er nooit een «need to know»-systeem ingericht, terwijl het onderzoek aangeeft dat de systemen hier de ruimte voor bieden?
Dit is de verantwoordelijkheid van de leidinggevende. Deze vraagt de autorisatie ook aan voor de medewerker.
De politie had reeds ingeregeld dat Summ-IT accounts na verloop van tijd automatisch op nietactief worden gezet, waardoor het account niet langer bruikbaar is en er geen toegang meer kan worden verkregen tot zaken in Summ-IT. Daarmee is er sprake van een geautomatiseerde periodieke controle. De politie zal onderzoeken of een meer fijnmazige aanpak nodig is, bijvoorbeeld het mogelijk maken van variatie in de periode waarna een account op non-actief wordt gesteld.
Wie controleert momenteel de autorisaties op de systemen binnen de CTER?
Autorisaties voor systemen worden toegekend naar gelang het nodig is voor de functie en werkzaamheden. Hierbij wordt ook gekeken naar het screeningsniveau. Bij wijziging of beëindiging van de werkzaamheden en/of functie worden de autorisaties ingetrokken of gewijzigd.
Hoe vaak worden autorisaties binnen de CTER-systemen ingetrokken?
Of het noodzakelijk is om autorisaties te beperken en wat gevolgen zijn voor de organisatie hangt af van de omstandigheden van het geval. Zoals toegezegd in de Kabinetsreactie wordt onderzocht of het bij de politie nodig is om het aantal personen te beperken dat in Summ-IT gemachtigd is om andere toegang te geven. Het feit alleen dat een relatief groot aantal personele hiertoe gemachtigd is hoeft niet in strijd te zijn met het need to know principe. In de operationele werkpraktijk van de politie bestaat dikwijls de noodzaak nieuwe personen bij een zaak te betrekken, bijvoorbeeld omdat een (grootschalig) onderzoek 24/7 doorgaat en/of bij een onderzoek verschillende specialismes moeten worden betrokken.
In hoeverre is het noodzakelijk om autorisaties te beperken en welke gevolgen heeft dit voor de organisatie?
Zie antwoord vraag 48.
In hoeverre is het wenselijk dat geautoriseerde personen anderen toegang kunnen verlenen tot dossiers? Moet het verlenen van toegang tot deze systemen gecentraliseerd worden?
De politie heeft maatregelen getroffen om te verzekeren dat tolken zelf passende faciliteiten hebben om hun werk te doen. Tolken hebben een eigen basispolitieaccount met zeer beperkte toegangsrechten. Er zijn faciliteiten om veilig te werken op politielocaties en er zijn veilige digitale middelen beschikbaar om bij hoge uitzondering werkzaamheden vanaf afstand uit te voeren. Volgens geldend beleid voert een tolk zijn/haar werkzaamheden altijd uit in de nabijheid van een politiemedewerker.
In hoeverre moet de rechercheur fysiek aanwezig zijn wanneer de tolk gebruikmaakt van de laptop met autorisaties?
Aan tolken worden geen autorisaties verleend door rechercheurs. Tolken hebben een eigen basispolitieaccount met zeer beperkte toegangsrechten. De autorisatie voor een tolk wordt toegekend door de leiding van het onderzoek.
Wie bepaalt welke rechercheur zijn autorisaties aan de tolk verleent?
De situatie dat een tolk autorisaties krijgt van een rechercheur is niet toegestaan, dus van een toezicht daarop is geen sprake.
Wordt er toezicht gehouden op de activiteiten van de tolk in deze situaties?
Dit is niet wenselijk en niet toegestaan.
In hoeverre is het wenselijk dat een tolk met geleende autorisatie toegang heeft tot vertrouwelijke informatie, inclusief de mogelijkheid deze in te zien en op te slaan?
Medewerkers van de politie hebben toegang tot vertrouwelijke informatie als dit nodig is voor de uitoefening van hun werkzaamheden. Op deze toegang is autorisatiebeleid van toepassing.
Welke andere personen naast tolken hebben eveneens onbedoelde of bedoelde toegang tot de politiesystemen en daarmee vertrouwelijke gegevens?
Het is van belang dat wordt voldaan aan de algemene verordening gegevensbescherming. Om die reden wordt er regelmatig en met klem op gewezen dat persoonsgegevens moeten worden verwijderd van schijven, mailboxen en informatiesystemen.
Waarom is de schoningsactie bij de NCTV in 2021 om persoonsgegevens te verwijderen van schijven, mailboxen en informatiesystemen nooit afgerond, en blijven haken op 30% voltooiing?
Zoals ook in de kabinetsreactie is geschetst had de mannelijke verdachte een beperkt aantal specifieke USB-sticks tot zijn beschikking.
Zoals ook gemeld in de beantwoording van vraag 18 van de leden Six Dijkstra (Nieuw Sociaal Contract) en Mutluer (Groen Links-PvdA) van 31 januari jl. geeft het ADR rapport aan dat volgens de administratie circa 200 USB sticks in omloop zijn die mogelijk staatsgeheime informatie bevatten. In het ADR Rapport is tevens opgenomen dat de NCTV heeft aangegeven dat het aantal lager is dan 200. Ter nadere context geef ik nog het volgende mee. Het gaat om USB-sticks die tot september 2021 bij de NCTV werden gebruikt om bijvoorbeeld presentaties op te slaan die ergens anders gegeven moesten worden. Het ging hierbij veelal om presentaties voor gemeenten en lokale partners om de dreiging te duiden, waarbij geen staatsgeheime informatie werd gebruikt. Een zeer beperkt aantal werd daadwerkelijk gebruikt voor staatsgeheime informatie, bijvoorbeeld om informatie over te zetten van het interdepartementale staatsgeheime netwerk dat in beheer is bij de AIVD, op het netwerk voor de staatsgeheime informatie binnen de NCTV. Dit zijn twee stand alone netwerken die niet op elkaar aangesloten zijn. Verder is het van belang om te melden dat het om USB’s gaat die beveiligd waren met een wachtwoord. Mocht een USB vermist raken, dan is de informatie dus niet zomaar voor een ieder toegankelijk. Ook passen deze USB-sticks sinds september 2021 niet meer op het staatsgeheime netwerk. De informatie die erop staat is dus niet zomaar voor een ieder toegankelijk en ze kunnen niet meer gebruikt worden om informatie van de huidige systemen af te halen.
In het verlengde hiervan beschikt de NCTV over een loggingssysteem van de meest relevante handelingen die medewerkers op het netwerk voor de verspreiding van staatsgeheime informatie verrichten. Hierbij kan gedacht worden aan het opslaan, openen en printen van bestanden op het staatsgeheime netwerk. De ADR heeft geconstateerd, dat hoewel dit systeem er al was, er onvoldoende monitoring en controle op de daadwerkelijke handelingen van medewerkers plaatsvond. Dit moet beter. Daarom wordt meer toegezien op handelingen van medewerkers rond het verwerken van staatsgeheime informatie en is de aandacht voor misbruik onder andere verstevigd door veel duidelijkere kaders te stellen voor de individuele medewerkers waar zij op aangesproken worden.
Hoe kan het zo zijn dat niet één systeem aangeslagen is op een hoeveelheid van 11,5 miljard A4’tjes stond op de 200 USB-sticks van de mannelijke verdachte?
Zie antwoord vraag 56.
Waarom wordt er door de monitoring van het loggingssysteem wel een «signaal geregistreerd als er 5 verkeerde inlogpogingen zijn in 5 minuten», maar de NCTV verder «nog niet bepaald heeft welk gedrag van medewerkers en welke gebeurtenissen moeten worden geregistreerd en gedetecteerd?»
Er is bij de politie reeds een pilot gedraaid met protective monitoring waarmee gebruikershandelingen proactief en geautomatiseerd worden geanalyseerd op atypische signalen om onrechtmatig gebruik van systemen te detecteren. Per 1 januari 2025 is protective monitoring ingevoerd in de gehele politieorganisatie. Deze informatie is tevens opgenomen in de kabinetsreactie die op 13 december jl. aan uw Kamer is toegezonden.
Waarom vindt er ook bij de CTER geen structurele logging plaats van gebruikshandelingen? Acht de Politie het in het licht van deze casus wel noodzakelijk om over te gaan tot deze log? Zo ja, per wanneer is dit voltooid?
Het toezicht op de beveiliging van staatsgeheime informatie was aanwezig. Wel is uit het ADR-rapport gebleken dat dit toezicht moest worden versterkt. Hiervoor is onder meer een afdeling in oprichting die moet gaan toezien op Risicomanagement en Compliance binnen de NCTV. Ook wordt het beveiligingscoördinator (BVC)-cluster versterkt. Tot slot is een toezichtsplan opgesteld en zal dit jaarlijks worden geüpdatet. De taken in het toezicht worden daarin meegenomen. Voor een uitgebreide toelichting hierop verwijs ik naar de kabinetsreactie van 13 december 2024 en de bijbehorende bijlage.
Waarom was er geen enkele duidelijkheid of aandacht bij de NCTV om toezicht te installeren op de beveiliging van staatsgeheime informatie?
Ja, dat is van belang. Voor maatregelen die op dit vlak getroffen zijn verwijs ik naar de kabinetsreactie op het ADR-rapport en de daarbij horende bijlage van 13 december jl.
Is het voor de NCTV niet van groot belang dat er een overzicht is van de hoeveelheid exemplaren in omloop van staatsgeheime documenten?
Het beleid bij de NCTV t.a.v. informatiebeveiliging is geactualiseerd. In dit beleid zijn de vereisten van het VIR, de BIO en het VIR-BI opgenomen. De uitwerking van dit beleid in concrete maatregelen is een doorlopend proces. Dat houdt in dat wordt getoetst of de praktijk aansluit bij het beleid of dat aanpassingen in de werking of de praktijk nodig zijn. Waar nodig worden aanvullende maatregelen getroffen. Hier vindt ook scherpe controle op plaats. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 14, 15, 59 en de kabinetsreactie van 13 december 2024 en de bijbehorende bijlage.
De politie heeft begin 2025 haar Rubriceringsregeling geactualiseerd. De nieuwe rubriceringsregeling sluit nu beter aan bij de rubriceringsregeling van de Rijksoverheid: het VIR-BI. De politie is weliswaar geen onderdeel van de Rijksoverheid, maar op het gebied van informatiebeveiliging is nu gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het beleid van de Rijksoverheid. De ADR heeft geconstateerd dat er veel bruikbaars op papier is bij de politie (beleid, werkinstructies), maar dat implementatie in de praktijk aandacht vergt. Hiertoe worden verschillende stappen gezet om de implementatie daarvan in de praktijk te verbeteren en de PDCA-cyclus sluitend te maken.
Welke beleid en werkinstructies kennen de NCTV en de CTER over hoe om te gaan met staatsgeheimen? In hoeverre zijn deze geïmplementeerd in de werkzaamheden? Zijn deze up-to-date?
De procedure rond gegevensdragers is aangepast, waardoor toestemming is vereist voor het verkrijgen – en het kunnen gebruiken – van de gegevensdragers. De administratie is verbeterd waarbij ontvangst, inname en vernietiging worden geregistreerd. Zo kan er geen twijfel meer over bestaan dat dit niet zomaar de bedoeling is en dat dit gecontroleerd wordt op mogelijk misbruik.
Hoe wordt het gebruik van USB-sticks door de NCTV «beperkt»? Hoe ziet deze beperking er in de praktijk uit, aangezien de mannelijke verdachte beschikking had over drie USB-sticks en een harde schijf?
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie is, zoals ook gemeld in de Kamerbrief van 8 december 2023, goed bezien welke informatie – met het oog op de zorgvuldigheid en de veiligheid die moet worden betracht – niet openbaar gemaakt kan worden. Dat heeft ertoe geleid te besluiten om enkele passages, waaronder passages waar deze vraag aan refereert, uit het rapport niet openbaar te maken, omdat deze ofwel2 de belangen van de Staat kunnen schaden dan wel3 veiligheidsrisico’s opleveren omdat concreet inzicht wordt gegeven in de operationele werkwijze van de politie. Ik kan derhalve op dit punt geen nadere informatie verstrekken dan de informatie die reeds aan uw Kamer is toegekomen.
Wat zijn de onveilige kanalen, waarvan het onderzoek stelt dat informatie tussen tolken en rechercheurs bij de Politie onveilig met elkaar wordt gedeeld? Hoe wenselijk zijn deze kanalen? Breiden deze kanalen de mogelijkheden uit om over te gaan tot ongewenste verspreiding? Vallen whatsapp, Signal of Telegram bijvoorbeeld onder deze kanalen? Zo ja, graag een uitsplitsing per kanaal welke hoeveelheden data er zijn gedeeld per kanaal.
Zie antwoord vraag 63.
Kunt u aangeven bij welke andere partijen de data die via onveilige kanalen is gedeeld, terecht is gekomen? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de staatsveiligheid?
De opvolging van de aanbevelingen van de ADR is niet met een enkele toegespitste maatregel te bereiken.
Voor de maatregelen die zijn getroffen om ongewenste verspreiding van bijzondere informatie te voorkomen verwijs ik naar de Kabinetsreactie en bijbehorende bijlage die op 13 december jl. aan uw Kamer is toegezonden. Voorbeelden van concrete maatregelen die door de NCTV zijn getroffen zijn:
De omvangrijke stappen die reeds sinds de aanhoudingen en naar aanleiding van het ADR rapport zijn gezet illustreren dat de aanbevelingen met de nodige urgentie en zorgvuldigheid zijn opgepakt en zullen blijven worden opgepakt. Er zal in het verdere proces continu getoetst worden waar nog verdere verbeteringen doorgevoerd kunnen worden.
Welke maatregelen gaat de NCTV nemenom ongewenste verspreiding te voorkomen?
De NCTV houdt rekening met het feit dat alle typen gerubriceerde informatie in meer of mindere mate zijn gecompromitteerd.
Is er duidelijk voor de diensten van welke classificatie documenten zijn gelekt door de verdachte in kwestie?
Ik kan niet ingaan op het individuele geval.
Waaruit bleek dat de verdachte «de rollen van analist/tolk niet goed kon scheiden en soms informatie van de ene organisatie gebruikte binnen een andere organisatie»?
Omwille van de vertrouwelijkheid kan ik geen uitspraken doen over aantallen en functies van individuele werknemers. Wel kan ik uw Kamer in algemene zin meegeven dat het gaat om een zeer beperkt aantal. Ten aanzien van het bekleden van dubbelfuncties verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 25.
Hoeveel mensen hebben bij de NCTV een dubbelfunctie vergelijkbaar met de mannelijke verdachte?
De ADR heeft geen persoonsgericht onderzoek gedaan, zoals reeds meermaals aan uw Kamer gemeld. Ik kan niet ingaan op zaken die raken aan het strafrechtelijk onderzoek, waar deze vraag op ziet.
Waarom lees ik in het onderzoek weinig over de tweede persoon (de vrouw)? Waaruit bestonden haar handelingen?
Voor het staatsgeheime digitale archiefsysteem waren reeds maatregelen ingericht in lijn met het «need to know» principe. Deze procedures voor dit archiefsysteem zijn aangescherpt naar aanleiding van deze casus. Dit betekent dat alleen die medewerkers de documenten te zien krijgen die dit ook echt nodig hebben voor hun werk. Ook het archief is nog maar beperkt toegankelijk, en inzage kan alleen na toestemming van een directeur op een specifieke vraag. De politie werkt niet met het staatsgeheime digitale archiefsysteem.
Is de beperkte toegang van de politie en NCTV tot het staatsgeheime digitale archiefsysteem vanuit het «need to know» principe? Van hoeveel personen is de toegang ingetrokken?
Ten aanzien van het loggingsysteem van de NCTV verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 56. De politie stelt zelf geen staatsgeheime documenten op, maar kan deze wel ontvangen van partners. Er vindt logging plaats binnen het systeem van de politie waarin dit type informatie wordt ontvangen.
Gaat er nu ook een log bijgehouden worden hoe medewerkers omgaan met staatsgeheime documenten?
Er is geen sprake van een open autorisatie. Autorisaties worden door de leiding toegekend aan de hand van werkzaamheden en screeningsniveau. Het is dan ook niet toegestaan elkaar toegang te verlenen.
Hoe gaat het «capaciteitsprobleem» opgelost worden dat beide diensten zeggen te hebben?
Sinds de aanhoudingen zijn er binnen de NCTV en politie direct maatregelen getroffen. Het gaat dan om zowel noodmaatregelen als gelijktijdig ingezette maatregelen gericht op de lange(re) termijn. Voor een overzicht van deze maatregelen verwijs ik u naar de kabinetsreactie op het ADR-rapport van 13 december en de bijlage daarbij.
In hoeverre wordt de open autorisatie ingeperkt, en het elkaar toegang verlenen?
Zoals ook aangegeven in de bijlage bij de kabinetsreactie heeft de politie reeds maatregelen getroffen om te verzekeren dat tolken passende faciliteiten hebben om hun werk te doen. Tolken hebben een eigen basispolitieaccount met zeer beperkte toegangsrechten. Er zijn faciliteiten om veilig te werken op politielocaties en er zijn veilige digitale middelen beschikbaar om bij hoge uitzondering werkzaamheden vanaf afstand uit te voeren. De politie inventariseert momenteel of er voldoende veilige faciliteiten zijn voor tolken op politielocaties. Zo niet, dan zal het aantal faciliteiten worden uitgebreid.
Verder is de politie reeds gestart met het opstellen van een gedetailleerd werkproces op basis van het geldende beleid, zodat relevante teams en personen eenvoudig praktische informatie voorhanden hebben inzake het veilig werken met tolken
Wat zijn de maatregelen omtrent de toegang van de tolken of vergelijkbare functies tot de systemen die nu nog de autorisatie van de rechercheur nodig hebben?
Het bericht ‘Ongehoord Nederland zoekt man of vrouw, ’geen X’, OM doet onderzoek naar discriminatie’ |
|
Martine van der Velde (PVV), Emiel van Dijk (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Eppo Bruins (CU), van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht inzake het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar Ongehoord Nederland vanwege «man/vrouw, geen X» in vacaturetekst voor hoofdredacteur?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vindt u het niet vreemd dat, terwijl het OM zegt geen tijd te hebben om vervolging in te stellen van de XR-snelwegblokkeerders en dat zij vrijwel alle Jodenjagers in Amsterdam vrijuit laat gaan, het OM zich wel bezig denkt te moeten houden met onderzoek naar omroep ON! omwille van een vacature invulling?
Het Openbaar Ministerie stelt op eigen gezag en op basis van kenbare uitgangspunten strafrechtelijke onderzoeken in. Ik heb geen reden om er aan te twijfelen dat het Openbaar Ministerie in dit geval daarvan af zou wijken.
Erkent u dat er biologisch gezien slechts twee geslachten zijn, namelijk man en vrouw?
Nee, er is sprake van seksediversiteit. De meeste mensen in Nederland hebben geslachtskenmerken die vallen binnen de normatieve definitie van een mannelijk of vrouwelijk lichaam. Er zijn ook intersekse personen. Dat zijn mensen die biologisch gezien geboren worden met een lichaam dat niet past binnen de heersende definities van mannelijk of vrouwelijk lichaam.
Deelt u de mening dat de Omroep Ongehoord Nederland over haar eigen HR-selectie gaat?
Ja, alle omroepen gaan over hun eigen personeelsbeleid. Daarbij hebben zij zich, net als iedereen, te houden aan de regels die onder andere op het gebied van gelijke behandeling gelden.
Welke maatregelen gaat u nemen om de prioriteiten van het OM op orde te krijgen om Nederland daadwerkelijk veilig te maken?
Zoals afgeleid mag worden uit mijn antwoord op vraag 2 zie ik naar aanleiding van deze zaak geen aanleiding om maatregelen te nemen die het Openbaar Ministerie betreffen.
Kunt u deze vragen voor het eind van volgende week beantwoorden?
Dat is helaas niet gelukt.
De Burgerdialoog over de rol van sociale media bij openbare ordeverstoringen |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
van Weel |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de specifieke motivatie is geweest om een Burgerdialoog te organiseren?
Kunt u aangeven hoe u toch een positief besluit heeft genomen ten aanzien van het organiseren van de Burgerdialoog, ondanks alle problematiek en waanzinnigheid bij het Burgerberaad Klimaat?
Kunt u een duidelijk beeld schetsen wie er achter de organisatie van de Burgerdialoog schuilgaat? Hoe bent u tot deze organisatie gekomen en welke competenties waren er vereist?
Hoeveel kosten zijn er reeds gemaakt in de voorbereiding van de Burgerdialoog?
Kunt u aangeven welke faciliteiten er voorzien zijn voor de bijeenkomsten?
Kunt u aangeven welke functieomschrijvingen alle medewerkers van het Burgerdialoog krijgen en over hoeveel functies we spreken?
Kunt u aangeven waarom u de Kamer hierover niet geïnformeerd heeft?
Hoeveel kosten zijn er beraamd voor de Burgerdialoog en hoe zijn deze kosten opgebouwd?
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe het proces omtrent het selecteren van deelnemers vormgegeven wordt?
Welke experts zijn er voorzien en aan de hand van welke criteria zullen zij uitgekozen worden?
Ayoub M. die in 2021 de 18-jarige Rik van de Rakt doodstak |
|
Marina Vondeling (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Marjolein Faber (PVV), van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Twee jaar extra cel tbs voor Ayoub Y, die wel al trots in de keuken werkt»?1
Is de tijdelijke verblijfsvergunning van Ayoub M. in 2021 ingetrokken nadat hij was veroordeeld voor het doodsteken van de 18-jarige Rik van der Rakt? Zo nee, waarom niet?
Hoe is het mogelijk dat een levensgevaarlijke gek als Ayoub Y. die, terwijl hij een tijdelijke verblijfsvergunning had een willekeurige jongen doodstak op straat, binnenkort in aanmerking komt voor proefverlof?
Vindt u het niet schandalig dat Ayoub Y. geen gevangenisstraf heeft gekregen voor deze verschrikkelijke moord en nu vrolijk staat te koken voor de hele kliniek waar hij verblijft?
Gaat u ervoor zorgen dat Ayoub M. niet wordt losgelaten op de Nederlandse samenleving maar in plaats daarvan heel snel Nederland wordt uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘OM vervolgt niemand na aangifte om mishandeling NS-conducteur’ |
|
Emiel van Dijk (PVV), Hidde Heutink (PVV) |
|
Chris Jansen (PVV), van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «OM vervolgt niemand na aangifte om mishandeling NS-conducteur»?1
Bent u het ermee eens dat het niet aan slachtoffers van geweld uit te leggen valt dat er na zo’n zwaar incident niet tot vervolging wordt overgegaan?
Wordt aan geweldplegers in het OV, ongeacht of zij strafrechtelijk vervolgd kunnen worden of niet, hoe dan ook een reisverbod opgelegd? Zo ja, hoe gaat dit in zijn werk? Zo nee, waarom niet?
Hoe denkt u overlast en agressie in het openbaar vervoer te kunnen stoppen nu blijkt dat daders gewoon hun gang kunnen gaan en niet eens vervolgd worden?
Kunt u aangeven wat er sinds dit incident interdepartementaal gedaan is om het geweld in het OV terug te dringen?
Welke maatregelen teneinde reizigers en personeel beter te beschermen heeft NS genomen sinds deze mishandeling in april 2024?
Kunt u aangeven of, indien het bewijs voor mishandeling niet rond te krijgen is, het OM niet kan vervolgen voor minder zware delictsomschrijvingen, zoals openbare geweldpleging, verstoring van de openbare orde etc.?
Bent u van plan om extra veiligheidsmaatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat toekomstige mishandelingen in de trein geseponeerd worden vanwege een gebrek aan bewijs? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens met de stelling dat nu, wegens het gebrek bewijsmateriaal, het OM tandeloos blijkt, de tijd van afwachten en onderzoeken voorbij is en dat NS en de ministeries per direct met aanvullende maatregelen moeten komen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan het dat er geen camerabeelden zijn van het incident, terwijl er al voldoende mogelijkheden zijn, zoals het op vrijwillige basis uitrusten van het personeel met een bodycam?
Draagt iedere werknemer van NS, die dat vrijwillig wil, al een bodycam? Zo nee, waarom moet dat zo lang duren en wanneer is deze uitrol volledig?
Het bericht ‘Klap in het gezicht van winkelier Mia: dief gaat na greep uit kluis vrijuit, ‘want al eerder gestraft’ |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klap in het gezicht van winkelier Mia: dief gaat na greep uit kluis vrijuit, «want al eerder gestraft»»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat een veelpleger van diefstal, na het stelen van 4.200 euro uit de kluis van een Etos-winkel, niet vervolgd wordt, omdat hij al voor een ander vergrijp is gestraft?
Het is verschrikkelijk wanneer je als winkelier bestolen wordt. Als de zaak vervolgens wordt geseponeerd, dan kan ik het mij goed voorstellen dat dit bij het slachtoffer, in dit geval de winkelier uit Deurne, tot een gevoel van teleurstelling leidt. Het is echter niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid, maar aan het Openbaar Ministerie (OM) om vervolgingsbeslissingen te nemen en aldus te bepalen welke strafbare feiten het voor de strafrechter wil brengen. Het OM weegt daarbij verschillende belangen af. Ik kan mij daar niet in mengen.
Het OM heeft mij in algemene zin als volgt geïnformeerd. De situatie kan zich voordoen dat een verdachte wordt veroordeeld en bestraft voor strafbare feiten en dat daarna een verdenking blijkt van een strafbaar feit dat is gepleegd vóór de genoemde veroordeling. Gelijktijdige berechting was dan mogelijk geweest, maar heeft niet plaatsgevonden. Indien het strafbare feit van eerdere datum alsnog voor de strafrechter wordt gebracht, moet de strafrechter daar in de strafoplegging rekening mee houden. Dit staat in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Deze omstandigheid kan door het OM worden meegewogen bij het nemen van een vervolgingsbeslissing voor het eerdere feit. Indien het OM in een dergelijke situatie tot de conclusie komt dat de strafoplegging door de strafrechter waarschijnlijk niet wezenlijk anders zou zijn geweest indien dit strafbare feit wel was meegenomen bij de eerdere berechting, wordt een nieuwe strafvervolging niet kansrijk geacht.
Kunt u uitleggen hoe en waarom het Openbaar Ministerie (OM) tot deze beslissing is gekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een veelpleger, in plaats van coulance te krijgen van het OM, juist harder bestraft moet worden?
Het is aan het OM om vervolgingsbeslissingen te nemen en aldus te bepalen welke strafbare feiten het voor de strafrechter brengt. Indien een zaak voor de strafrechter wordt gebracht, is het aan de strafrechter om eventueel een straf op te leggen. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om een oordeel te geven over (vervolgingsbeslissingen in) individuele zaken. Ik beschik daarnaast niet over dergelijke cijfers.
Kunt u aangeven of het vaker voorkomt dat het OM een zaak seponeert omdat een verdachte een veelpleger is of al vervolgd wordt voor andere misdrijven? Kunt u daarbij cijfers geven van dit jaar en de afgelopen vijf jaar?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in de rechtsstaat juist door dit soort beslissingen van het OM afbrokkelt en tegelijkertijd de aangiftebereidheid ernstig aantast?
Het is aan het OM om vervolgingsbeslissingen te nemen en deze te motiveren. Een gedegen motivering kan het begrip voor een beslissing om al dan niet te vervolgen vergroten. Het kan zijn dat de officier van justitie besluit om de zaak niet te vervolgen, terwijl belanghebbenden vinden dat de zaak voor de rechter moet worden gebracht. In dat geval kunnen direct belanghebbenden een bijzondere klachtprocedure starten op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering en de zaak rechtstreeks aan een gerechtshof voorleggen.
Kunt u aangeven hoe de eigenaar van de Etos-winkel haar gestolen 4.200 euro nu kan terugkrijgen?
In algemene zin kan ik zeggen dat de mogelijkheid bestaat een procedure op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering te starten, waarmee de mogelijkheid tot voeging in het strafproces als benadeelde partij kan ontstaan. Daarnaast kunnen er bijvoorbeeld mogelijkheden bestaan om schade te verhalen bij een verzekeringsmaatschappij of via een civiele procedure. Er bestaan naar mijn oordeel op dit moment voldoende mogelijkheden om geleden schade te kunnen verhalen op plegers van strafbare feiten.
Deelt u de mening dat de geleden schade te allen tijde op de daders moet kunnen worden verhaald? Zo ja, wat moet er gebeuren om dit in de toekomst mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen voor het eind van volgende week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Ongehoord Nederland zoekt man of vrouw, ’geen X’, OM doet onderzoek naar discriminatie’ |
|
Martine van der Velde (PVV), Emiel van Dijk (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Eppo Bruins (CU), van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht inzake het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar Ongehoord Nederland vanwege «man/vrouw, geen X» in vacaturetekst voor hoofdredacteur?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vindt u het niet vreemd dat, terwijl het OM zegt geen tijd te hebben om vervolging in te stellen van de XR-snelwegblokkeerders en dat zij vrijwel alle Jodenjagers in Amsterdam vrijuit laat gaan, het OM zich wel bezig denkt te moeten houden met onderzoek naar omroep ON! omwille van een vacature invulling?
Het Openbaar Ministerie stelt op eigen gezag en op basis van kenbare uitgangspunten strafrechtelijke onderzoeken in. Ik heb geen reden om er aan te twijfelen dat het Openbaar Ministerie in dit geval daarvan af zou wijken.
Erkent u dat er biologisch gezien slechts twee geslachten zijn, namelijk man en vrouw?
Nee, er is sprake van seksediversiteit. De meeste mensen in Nederland hebben geslachtskenmerken die vallen binnen de normatieve definitie van een mannelijk of vrouwelijk lichaam. Er zijn ook intersekse personen. Dat zijn mensen die biologisch gezien geboren worden met een lichaam dat niet past binnen de heersende definities van mannelijk of vrouwelijk lichaam.
Deelt u de mening dat de Omroep Ongehoord Nederland over haar eigen HR-selectie gaat?
Ja, alle omroepen gaan over hun eigen personeelsbeleid. Daarbij hebben zij zich, net als iedereen, te houden aan de regels die onder andere op het gebied van gelijke behandeling gelden.
Welke maatregelen gaat u nemen om de prioriteiten van het OM op orde te krijgen om Nederland daadwerkelijk veilig te maken?
Zoals afgeleid mag worden uit mijn antwoord op vraag 2 zie ik naar aanleiding van deze zaak geen aanleiding om maatregelen te nemen die het Openbaar Ministerie betreffen.
Kunt u deze vragen voor het eind van volgende week beantwoorden?
Dat is helaas niet gelukt.
Het bericht inzake het Rapport dat de beveiliging staatsgeheimen NCTV en politie niet op orde is. |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat beveiliging staatsgeheimen NCTV en politie niet op orde is?1
Ja.
Bent u bekend met andere casussen binnen de politie, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) of enige andere (semi) overheidsorganisatie waar staatsgeheime informatie verwerkt wordt dan wel ingezien of op enig andere wijze interactie mee plaatsvindt en sprake is van de verdenking van het bezitten en/of naar buiten brengen van deze informatie?
Ik heb op dit moment geen informatie die aanleiding geeft tot vermoedens van het bestaan van andere casussen binnen de politie of de NCTV waar sprake is van de verdenking van het bezitten en/of naar buiten brengen van deze informatie. Ik heb op dit moment geen informatie dat er binnen de politie en NCTV nog andere systemen zijn waarbij er (signalen van) verdenkingen zijn van het bezitten en naar buiten brengen van staatsgeheime informatie.
Zijn er binnen de politie en NCTV nog andere systemen en processen waarbij er (signalen van) verdenkingen zijn van het bezitten en naar buiten brengen van staatsgeheime informatie die niet direct onder de specifieke casus binnen de reikwijdte van het onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR) vallen?
Zie antwoord vraag 2.
Is er door de ADR enkel onderzoek gedaan naar verzamelen en verspreiden of ook naar beide zaken afzonderlijk?
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld heeft de ADR geen persoonsgericht onderzoek gedaan, nu dit onder het strafrechtelijk onderzoek valt.
Het onderzoek van de ADR heeft zich toegespitst op de volgende onderzoeksvragen:
Op verzoek van mijn departement zijn daarbij aanvullend drie elementen in het onderzoek meegenomen:
Voor de bevindingen van de ADR op deze onderzoeksvragen verwijs ik naar het rapport dat ik uw Kamer op 13 december 2024 heb toegestuurd.
Welke zaken buiten het verzamelen en verspreiden van informatie door een persoon die werkzaam is binnen een van deze organisaties is de ADR tegengekomen in haar onderzoek die zij relevant achtten, maar niet in het rapport zijn opgenomen?
Deze vraag richt zich tot de ADR en kan ik daarom niet beantwoorden.
Voor wat betreft de peildatum 1 oktober 2023; hoe ver is door de ADR exact teruggekeken en zijn er in die zoektocht andere zaken bekend die raakvlak hebben met het verzamelen of verspreiden van informatie door 1 of meerdere (groepen van) personen werkzaam binnen, met of voor politie of NCTV?
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld heeft de ADR geen persoonsgericht onderzoek gedaan. Dat is aan het openbaar ministerie. De ADR heeft als uitgangspunt voor de werking van systemen de periode van 1 oktober 2023 tot en met 1 oktober 2022 genomen.
Heeft de ADR ook gekeken naar de samenwerking van meerdere personen in groepen, koppels, clusters of personen die in andere verbanden werkzaam waren binnen of voor de organisatie (al dan niet op afstand, middels digitale toegang)?
De ADR heeft zich met haar onderzoek, zoals ook in het antwoord op vraag 4 benoemd, gericht op welke wijze de NCTV en politie hebben ingeregeld dat bijzondere informatie in de daarvoor gebruikte processen en systemen wordt behandeld conform het VIR-BI 2013 of de Rubriceringsregeling Politie 2015. Hiertoe behoort onder andere het mogelijk misbruik maken van deze processen en systemen. De focus van het ADR onderzoek lag op de afdeling Analyse Nationale Veiligheid van de NCTV en het CTER-cluster van de politie. Daarbij is door de ADR geen persoonsgericht onderzoek gedaan.
Hoeveel van deze personen zijn er werkzaam bij de NCTV en Politie die toegang hebben tot staatsgeheime/gerubriceerde informatie?
De medewerkers van de NCTV hebben toegang tot staatsgeheime informatie voor zover zij die nodig hebben in de uitoefening van hun werkzaamheden. Samenwerking in het kader van en toegang tot deze informatie vindt plaats op need to know-basis. Op deze toegang is een autorisatiebeleid van toepassing.
Medewerkers van de politie hebben toegang tot gerubriceerde en/of staatsgeheime informatie als dit nodig is voor de uitoefening van hun werkzaamheden. Op deze toegang is autorisatiebeleid van toepassing.
Omwille van de vertrouwelijkheid kan ik geen uitspraken doen over aantallen medewerkers.
Heeft de ADR in het onderzoek ook gekeken naar personen die op ZZP basis, als zelfstandige, o.b.v. detachering of andere wijze binnen de organisaties werkzaamheden hebben verricht en waarvan wordt vermoed dat zij staatsgeheime informatie hebben verzameld, verspreid of op andere wijze naar buiten hebben gebracht?
De ADR heeft geen persoonsgericht onderzoek gedaan. Voor zover bekend zijn er geen personen waarvan wordt vermoed dat zij staatsgeheime informatie hebben verzameld, verspreid of op andere wijze naar buiten hebben gebracht buiten het lopende strafrechtelijke onderzoek.
Kunt u alle beleidsstukken die na de peildatum van 1 oktober 2023 (1oktober incluis) naar de Kamer sturen, ook die stukken die wellicht niet als relevant worden geacht voor het in beeld brengen van maatregelen in geval van mogelijk misbruik?
Naar aanleiding van vraag 5 van de leden Six Dijkstra (NSC) en Mutluer (Groen Links-PvdA) d.d. 20 december 2024 nr 1187 heb ik relevante stukken geïnventariseerd en via separate Kamerbrief parallel aan deze beantwoordingaan uw Kamer verstrekt. De formulering van onderhavige vraag geeft mij geen concrete aanknopingspunten voor een andere of nadere inventarisatie van stukken. Ik ga er daarom vanuit dat met de stukken die worden verstrekt naar aanleiding van voornoemd informatieverzoek van de leden Six Dijkstra (NSC) en Mutluer (Groen Links-PvdA) mede aan het onderhavige verzoek is voldaan.
In algemene zin merk ik op dat de uitwerking van concrete maatregelen om misbruik te voorkomen grotendeels gerubriceerd zijn en om die reden niet openbaar gemaakt kunnen worden. Wel kan ik uw Kamer meegeven dat dit onderdeel zal zijn van het herhaalonderzoek van de ADR, waarover uw Kamer zal worden geïnformeerd.
Is bij de beantwoording van de onderzoeksvragen ook gekeken naar personen/groepen van personen die niet (al dan niet langdurig) als tolk zijn ingezet(dus ook naar medewerkers met een andere functie/titel)?
Het onderzoek van de ADR was niet gericht op personen. Het onderzoek richtte zich op de vragen die zijn benoemd in vraag 4.
Kunt u alle informatie die verband houdt met de verdenking van het verzamelen dan wel het verspreiden van staatsgeheime/vertrouwelijke of anderszins gerubriceerde informatie door personen al dan niet werkzaam bij voor of met de politie of NCTV sturen in de periode van de peildatum van 1 oktober 2023 tot en met de arrestatie van de verdachte op 26 oktober 2023?
Informatie die verband houdt met de verdenking van het verzamelen dan wel verspreiden van staatsgeheime/vertrouwelijke informatie is onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om daar in te treden.
Is er nog andere informatie die betrekking heeft of verband houdt met bovengenoemde casus, waar u weet van heeft of weet van zou moeten hebben die buiten de rijkweidte van het ADR rapport vallen of niet in het ADR rapport zijn opgenomen?
De ADR heeft geen persoonsgericht onderzoek gedaan. Ik kan verder niet ingaan op een individuele casus en zaken die raken aan het strafrechtelijk onderzoek
Waarom heeft de NCTV niets tot weinig gedaan met de uitkomsten van het in 2017 uitgevoerde Kwetsbaarheidsanalyse Spionage (KWAS) onderzoek? (De nota van dit onderzoek bevatte concrete en bruikbare aanbevelingen, volgens de ADR.)
De ADR heeft geconcludeerd dat binnen de NCTV meer aandacht nodig was voor informatiebeveiliging. Sinds de aanhouding zijn veel maatregelen getroffen om dit te verbeteren. Zo is binnen elke afdeling opnieuw bepaald welke functionaris welke rechten heeft en zijn de meest verstrekkende rechten, zoals printen, beperkt tot enkele medewerkers. Daarbij wordt scherp gecontroleerd, aan de hand van een PDCA (Plan, Do, Check, Act)-cyclus die wordt ingericht, of gestelde regels worden gevolgd en of dit ordentelijk gebeurt. Hiervoor is onder meer een afdeling in oprichting die moet gaan toezien op Risicomanagement en Compliance binnen de NCTV. Ook wordt het beveiligingscoördinator (BVC)-cluster versterkt. Tot slot is een toezichtsplan opgesteld en zal dit jaarlijks worden geüpdatet. De taken in het toezicht worden daarin meegenomen. Voor een uitgebreide toelichting hierop verwijs ik naar de kabinetsreactie van 13 december 2024 en de bijbehorende bijlage.
Waarom heeft de NCTV geen zichtbare opvolging gegeven aan de actiepunten die uit het in 2022 uitgevoerde IB-quickscans (dit is een toets voor het bepalen van het beveiligingsniveau van een informatiesysteem; belang, dreigingsprofiel en betrouwbaarheidseisen worden meegenomen) volgden? (De nota’s die zijn opgesteld a.d.h.v. dit onderzoek bevatten concrete actiepunten en risico-overzichten.)
Zie antwoord vraag 14.
Wat heeft de CTER (politie) met de signalering (2023) van het Concern Audit gedaan dat stelde dat «de organisatie langzaam vastloopt door de huidige inrichting en stelselkeuze, de werking van de governance, het ontbreken van integraal risicomanagement en intern toezicht»? Welke concrete maatregelen heeft de Politie genomen?
In het rapport komt naar voren dat er door de concern audit wel aanbevelingen werden gedaan, maar dat deze niet altijd werden opgevolgd. Zo constateert de ADR dat de concern audit van de politie weliswaar aan de bel heeft getrokken over het ontbreken van integraal risicomanagement en intern toezicht, maar dat er niet is geacteerd op de aanbevelingen. De politie zal de doorwerking van interne audits versterken. De korpsleiding zal toezien op de opvolging en borging van aanbevelingen die door concernaudit worden gedaan. Tevens zal de politie bezien of de expertise van concern audit kan worden versterkt door politiemensen uit de operationele werkpraktijk toe te voegen aan audits op informatiebeveiliging.
Waarom heeft de NCTV, zonder het aan de BVA (Bureau van de Beveiligingsautoriteit van J&V) voor te leggen, gekozen om de herhaalonderzoeken van de Verklaring Omtrent Geen Bezwaar uit te stellen?
De NCTV heeft besloten om onderzoeken van nieuwe medewerkers te prioriteren over herhaalonderzoeken van medewerkers die (dus) reeds in bezit waren van een verklaring van geen bezwaar. Dit om de capaciteit van de AIVD in het doen van veiligheidsonderzoeken niet verder te belasten, daar waar destijds de AIVD te maken had met lange doorlooptijden. Dit sloot overigens aan bij de departementale lijn van dat moment om herhaalonderzoeken uit te stellen, tenzij er dringende omstandigheden waren die noodzaakten tot een snel herhaalonderzoek. Ik wil daarbij benadrukken dat het uitvoeren van herhaalonderzoeken van groot belang is. Zoals geschetst in de kabinetsreactie op het ADR-rapport van 13 december jl. zijn – waar nodig – herhaalonderzoeken met spoed aangevraagd en mitigerende maatregelen getroffen op het gebied van toegang tot informatie. Daarnaast heeft de NCTV maatregelen genomen om het beleid ten aanzien van het tijdig aanvragen van herhaalonderzoeken en het melden van gewijzigde omstandigheden bij vertrouwensfunctionarissen aan de BVA aangescherpt na te leven. Hiermee is het beleid ten aanzien van het aanvragen van herhaalonderzoeken op orde.
Hoe kan het zo zijn dat de mannelijke verdachte (de analist) al sinds 2019 niet over een rechtsgeldige
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. In algemene zin kan ik u informeren dat in 2019 in intern beleid van de NCTV de hoogte van het veiligheidsonderzoek per functie opnieuw is bepaald. Zo moesten analisten van de afdeling Analyse vanaf dat moment een VGB-A hebben. Het klopt dat voor analisten die op dat moment een VGB-B hadden niet direct een VGB-A is aangevraagd daar waar dat gezien de nieuwe functie wel had gemoeten. Er is voor gekozen om deze mee te nemen bij de aanvraag voor een herhaalonderzoek. Zoals ook is benoemd in de kabinetsreactie die uw Kamer op 13 december 2024 met de daarbij behorende bijlage ontving, zijn hiervoor inmiddels maatregelen getroffen zodat ervoor is zorggedragen dat alle medewerkers van de NCTV in het bezit van een geldige VGB. In het verlengde hiervan wijs ik erop dat een veiligheidsonderzoek nooit de enige mitigerende maatregel kan zijn om informatiebeveiliging te versterken, maar dat een samenspel van maatregelen noodzakelijk is.
Verklaring van geen bezwaar (VGB) beschikt bij de AIVD? Waarom had meneer in die periode nog wel altijd toegang tot staatsgeheime informatie? Hoe is dit in lijn met het beleid van de NCTV dat iedere NCTV-medewerker in het bezit moet zijn van een actuele VGB om werkzaamheden uit te mogen voeren?
Voor het uitoefenen van tolk- en vertaalwerkzaamheden bij de politie zijn bepaalde eisen vastgelegd. Naast inschrijving in het landelijke tolkenregister, waarbij onder andere het overleggen van een verklaring omtrent gedrag vereist is, screent de politie ook zelf tolken en vertalers. De benodigde screening is afhankelijk van het type inzet. De verdachte heeft wel een screening gehad bij aanvang van zijn werkzaamheden bij de politie. Een herscreening heeft niet meer plaatsgevonden. De politie is hier destijds te laat achter gekomen. Dit vergt dat de politie richting de toekomst scherper moet zijn op naleving van geldende procedures en voorschriften die als waarborg dienen voor het beveiligen van bijzondere informatie.
Met de implementatie van het Besluit screening ambtenaren van politie en politie-externen is de herhaalscreening bij wet geregeld. Ook is de continucontrole in deze wet opgenomen waarbij registraties bij JustiID automatisch worden gemeld bij de politie. Daarnaast is na dit onderzoek het sceeningsniveau van de tolk/vertalers verhoogd.
Volledigheidshalve merk ik op dat er voor werkzaamheden bij de politie in beginsel sprake is van een politiescreening en niet van een verklaring van geen bezwaar. De politie heeft reeds verduidelijkt voor welke functies binnen het CTER-cluster een AIVD-A VGB nodig is. De politie zal concretiseren in welke gevallen tolken die bij het CTER-cluster werken bovenop hun politie screening (op een hoger niveau dan voorheen) een AIVD-A VGB nodig hebben.
Hoe kan het zo zijn dat, de herscreening zou op 11-10-2016 plaatsvinden, de mannelijke verdachte (de analist) al sinds 2016 over geen rechtsgeldige VGB beschikt bij de CTER (politie)?
Het is niet mogelijk om alle potentiële veiligheidsrisico’s uit te sluiten. Beveiligingsmaatregelen zoals een VGB (voor werkzaamheden bij de NCTV) of een politiescreening (voor werkzaamheden bij politie) dragen bij aan het verlagen van deze risico’s. Een veiligheidsonderzoek is het sluitstuk van al die beveiligingsmaatregelen. Het is niet te voorspellen of de verdachte destijds eerder in beeld zou zijn gekomen bij dergelijke screenings.
Schat de NCTV en de CTER in dat de verdachte met deze herscreening beter in beeld was gekomen bij de dienst?
Ten aanzien van alle NCTV medewerkers voor wie dat relevant is geldt dat een (herhaal)veiligheidsonderzoek bij de AIVD is aangevraagd, loopt of inmiddels is afgerond. Ten aanzien van een aantal medewerkers zijn vervolgens mitigerende maatregelen getroffen in afwachting van de uitkomst van een hernieuwd veiligheidsonderzoek van de AIVD.
Ook is de NCTV, met advies van de Beveiligingsautoriteit van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: BVA), gestart met de 5-jaarlijkse actualisatie van de lijst vertrouwensfuncties, zodat deze aansluit bij de laatste inzichten. Tot slot heeft de NCTV maatregelen genomen om het beleid t.a.v. het tijdig aanvragen van herhaalonderzoeken en het melden van gewijzigde omstandigheden bij vertrouwensfunctionarissen aan de BVA aangescherpt na te leven.
De politie heeft mij laten weten dat medewerkers van het CTER-cluster beschikken over het juiste screeningsniveau. Daarnaast worden alle tolken en vertalers die werkzaam zijn bij of ingehuurd worden door de politie (dus niet alleen specifiek bij het CTER cluster) momenteel opnieuw gescreend. Hierbij zal de politie deze groep functionarissen op een hoger niveau dan voorheen screenen. De politie heeft reeds verduidelijkt voor welke functies binnen het CTER-cluster een AIVD-A screening nodig is. De politie zal concretiseren in welke gevallen tolken die bij het CTER-cluster werken bovenop hun politie screening (op een hoger niveau dan voorheen) een AIVD-A screening nodig hebben.
Hoeveel medewerkers hadden op de peildatum van 1 oktober 2023 geen rechtsgeldige VGB en hoeveel medewerkers lopen op dit moment bij de NCTV of CTER zonder rechtsgeldige VGB terwijl die voor hun werkzaamheden (ongeacht feitelijke functie) wel nodig zou zijn?
Zie antwoord vraag 21.
Uit waarneming blijkt dat op 1 oktober 2023 en 18 maart 2024 respectievelijk 41 (7,7% van de 533 medewerkers) en 48 (9 procent van de medewerkers) medewerkers van de NCTV een verouderde VGB hadden. Wat gaat de NCTV concreet doen om een inhaalslag te maken en al deze mensen direct te screenen?
Zie antwoord vraag 21.
Het Ministerie van Justitie heeft beslist dat elke vijf jaar een herhaalonderzoek moet plaatsvinden van medewerkers. Erkent de NCTV het belang hiervan? Wat gaat de NCTV eraan doen om dit beleid nog voor eind 2025 on track te krijgen?
Zoals reeds aangegeven kan ik niet ingaan op de individuele casus.
Bij de politie was er behoefte aan een vaste tolk, en de mannelijke verdachte kreeg «het daarbij passende vertrouwen» stelt het onderzoek. Wat is er gepast aan het toegang geven tot staatsgeheime informatie aan een persoon zonder de juiste security clearances?
De ADR is ook verzocht om specifiek aandacht te hebben voor de berichtgeving over eerdere signalen en de (wenselijkheid van de) samenloop van functies. Uit het ADR rapport komt niet naar voren dat er principiële bezwaren tegen de samenloop van functies waren of zijn. De ADR komt dan ook niet tot aanbevelingen op dit punt.
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie is de casus aanleiding geweest om te concluderen dat de combinatie van functies en vooral ook de bijbehorende informatiepositie per functie gewogen moeten worden bij verzoeken tot eventuele samenloop, omdat een grotere informatiepositie kan leiden tot grotere risico’s bij schending van de geheimhoudingsplicht. Dat zal nadrukkelijker gewogen worden, waarbij vooropstaat dat dit altijd per geval en op basis van de omstandigheden van dat geval moet worden beoordeeld. Ook vraagt zo’n eventuele samenloop om een kritische periodieke evaluatie naar de houdbaarheid daarvan, waarbij actief eventuele signalen ten aanzien van de samenloop en informatiepositie worden meegenomen.
Ik kan geen uitspraken doen over de functies van individuele werknemers.
In hoeverre is het wenselijk dat mensen binnen deze diensten (politie/NCTV) een dubbelfunctie hebben? Hoe vaak komt dit voor? (graag specifiëren per functie)
Het is niet mogelijk een verband te duiden tussen zijn vermeende status en hetgeen waarvan hij wordt verdacht.
De mannelijke verdachte (de analist) werd langdurig ingezet als tolk en kreeg vertrouwen van medewerkers van de CTER waardoor informatie werd gedeeld. Ook bij de NCTV noemt men dat de analist «een aparte status» had. Hoe beoordelen beide de CTER als de NCTV de positie die deze man had en zijn uiteindelijk blijkende onbetrouwbaarheid?
Over de signalen over de analist/tol en de opvolging daarvan verwijs ik naar hetgeen opgenomen in het ADR rapport. Voor het overige acht ik het niet zinvol om te speculeren.
Waarom zijn de alarmbellen bij de diensten niet gaan rinkelen over de meerdere meldingen en bezwaren over de dubbelfunctie toen de mannelijke verdachte in 2015, 2017, 2018 en 2021 slordig en verdacht omging met de data die hij in beide rollen ontving?
De ADR constateert dat signalen niet altijd als zodanig werden herkend of doorgegeven. Daardoor kwamen mogelijke signalen niet op de plek waar het mogelijk tot maatregelen had geleid. Om dit te verbeteren zijn per organisatie maatregelen getroffen, zoals ook in de kabinetsreactie toegelicht. Bij nevenfuncties is het van belang dat bij signalen ook aandacht is voor de mogelijke noodzaak tot het leggen van contact met de counterpart bij de andere organisatie om te toetsen of daar ook signalen zijn. Dat moet onderdeel zijn van het maatwerk dat nodig is in de opvolging van signalen en moet op het juiste niveau worden gewogen. Ten aanzien van samenloop van functies verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 25.
Waarom is er niets gedaan met de melding van de drie medewerkers van de CTER. Die aangaven dat de tolk zijn rol binnen de NCTV en binnen de politie niet goed kan scheiden?
Zie antwoord vraag 28.
Waarom is er in 2015 niets gedaan met de melding van drie medewerkers van de CTER over het feit dat de tolk zijn rol binnen de NCTV en de politie niet goed kon scheiden?
Het is niet toegestaan om vertrouwelijke informatie te delen met personen die daartoe niet bevoegd zijn en waarvoor geldt dat de informatie niet nodig is voor een goede uitoefening van de taak. Er zijn veel maatregelen getroffen om de uitwisseling van vertrouwelijke informatie beter te borgen. Voor een uitgebreide toelichting daarop verwijs ik naar de Kabinetsreactie en bijbehorende bijlage die op 13 december jl. aan uw kamer is toegestuurd.
Hoe beoordeelt u het delen van vertrouwelijke politie-informatie door de analist/tolk buiten het politiedomein richting een ambtenaar van SZW in 2017? Welke maatregelen zijn hierop genomen?
Het ADR rapport verwijst naar een feitenrelaas van de politie waaruit naar voren komt dat de tolk in 2018 buiten kantoortijd wordt aangetroffen in een werkruimte terwijl hij ogenschijnlijk een kast doorzoekt. De medewerker van CTER heeft dit naar eigen zeggen mondeling gemeld aan zijn leidinggevende maar deze herinnert zich de melding niet. Dit voorval heeft niet geleid tot een vervolgactie.
Ik merk op dat niet duidelijk is of er is gemeld dat de tolk buiten kantoortijd aanwezig was of ogenschijnlijk een kast doorzocht. Ik acht het niet opportuun om met de kennis van nu informatie uit het verleden te herwaarderen.
Voor de reactie t.a.v. de constatering van de ADR dat voorvallen niet altijd als signaal zijn opgevat, verwijs ik naar het antwoord op vragen 27 en 28 en de Kabinetsreactie en bijbehorende bijlage die op 13 december jl. aan uw Kamer is toegestuurd.
Waarom is er geen actie ondernomen na de melding uit 2018 waarin de tolk buiten kantoortijd in een werkruimte werd aangetroffen terwijl hij ogenschijnlijk een kast doorzocht?
In zijn algemeenheid geldt dat als iemand ook werkzaam is (geweest) bij bijvoorbeeld de politie of de AIVD, dat diegene dan gebonden is aan de geheimhoudingsverklaring die hij of zij bij die organisatie heeft getekend. Het is niet toegestaan om deze informatie te delen binnen de NCTV.
Zoals uit het ADR-rapport valt op te maken is er in de loop van 2021 contact geweest tussen de Nationaal Coördinator en de politie naar aanleiding van een publicatie in NRC. In 2022 is besloten om in samenspraak met de analist over te gaan tot een overplaatsing van de analyse-afdeling naar de NCTV Academie.
Welke stappen heeft de NCTV genomen na de melding in 2021 over het delen van operationele politie-informatie tijdens analyses door de analist?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de Kabinetsreactie die op 13 december jl. aan uw Kamer is toegestuurd. De bewuste medewerker had toestemming voor het gebruik van een beperkt aantal specifieke datadragers die vanuit de werkgever waren verstrekt. De journalist in kwestie stelde tijdens het interview echter dat er sprake zou zijn van het gebruik van een eigen harde schijf. Het gebruik van een privéschijf zou een veiligheidsincident zijn. Dit is, op basis van de toen beschikbare informatie, zorgvuldig uitgelopen door de NCTV. Geconcludeerd is dat er geen sprake was van het gebruik van een privéschijf. Dat misbruik van datadragers in zijn algemeenheid nadere aandacht had verdiend, onderschrijf ik. Om deze reden worden datadragers alleen nog beperkt in noodzakelijke gevallen, voor een specifiek doel en na voorafgaande instemming van een leidinggevende uitgegeven.
Waarom heeft de Nationaal Coördinator in 2021 het meenemen van een harde schijf naar huis door de analist niet opgevat als aanleiding voor verdere actie, ondanks latere publicatie in NRC in 2023?
Ik acht het niet opportuun om uitspraken of gevoelens van individuele medewerkers in samenwerkingen met andere medewerkers te waarderen. Ten aanzien van een samenloop van functies verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 25.
Hoe verklaart u dat medewerkers van de CTER de analist als een «verlengstuk» van de NCTV bestempelen? Welke risico's worden hierin onderkend?
Ik herken mij niet in het beeld dat de melding niet verder is onderzocht ondanks het advies van het Openbaar Ministerie. Voor de afhandeling van de specifieke melding verwijs ik naar het ADR rapport.
Waarom werd de melding van integriteitsschendingen door de tolk op 15 april 2021 niet verder onderzocht, ondanks het advies van het Openbaar Ministerie om de werkzaamheden tegen het licht te houden?
De mededeling van de inspecteur-generaal van de Inspectie JenV dat er uit onderzoek van de inspectie JenV bij CTER signalen kwamen dat er spanningen waren rondom de analist/tolk zijn toentertijd geplaatst in de context dat er binnen de politie altijd veel discussie is over tolken vanwege o.a. het verschil in financiële vergoeding tussen tolken en politiepersoneel. De Nationaal Coördinator heeft aan de inspecteur-generaal aangegeven het signaal bij de politie te melden omdat het betrekking had op het werk van de analist/tolk bij de politie en niet op de werkzaamheden van betrokkene bij de NCTV.
Waarom heeft de NCTV na een telefoontje van de inspecteur-generaal van de Inspectie JenV besloten geen verdere actie te ondernemen?
Hoe kan een van binnenlands meest geheime en belangrijke dienst al een aantal jaren niet meer beschikken over een actuele set beveiligingsmaatregelen, terwijl ieder overheidsapparaat dient de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) te hanteren?
Waarom werden er al sinds 2020 geen rapportages meer gemaakt over de beveiligingsmaatregelen en sinds 2021 geen monitoring meer van de werking van de maatregelingen?
Waarom hebben beide de NCTV en de CTER geen geïmplementeerde baseline van informatiebeveiligingsmaatregelen, terwijl de Politie dit wel heeft?
Het onderzoek noemt dat «de capaciteit bij de NCTV voor de implementatie van informatiebeveiligingsmaatregelen beperkt was.» Waarom was dit beperkt? Welke factoren spelen hierbij een rol? Speelde de behoefte er wel binnen de NCTV om de maatregelen te implementeren? Hoe kwam dit tot uiting?
Nee, dit is niet wenselijk en niet toegestaan.
Is het wenselijk dat een medewerker van de NCTV of CTER staatsgeheime stukken kan downloaden en printen en «eenvoudig» meenemen naar huis, zelfs als dit volledig buiten zijn/haar werkzaamheden valt?
Ik herken mij niet in het beeld dat er geen moeite is gedaan om informatie en dossiers af te schermen voor hen die hier niet bij hoeven vanwege hun werkzaamheden. Wel onderschrijf ik de boodschap van de ADR dat de informatiebeveiliging en het toezicht daarop beter kan en moet, volledig en worden de aanbevelingen omarmd. Sinds de aanhoudingen zijn er binnen de NCTV en politie direct maatregelen getroffen. Het gaat dan om zowel noodmaatregelen als gelijktijdig ingezette maatregelen gericht op de lange(re) termijn. Voor een overzicht de maatregelen die zijn getroffen verwijs ik u naar de kabinetsreactie op het rapport van de ADR van 13 december jl. en de bijlage daarbij.
Waarom is er zowel bij de NCTV als CTER geen moeite gedaan om informatie en dossiers af te schermen voor hen die hier niet bij hoeven vanwege hun werkzaamheden?
Het is nooit met zekerheid uit te sluiten dat er misbruik wordt gemaakt van bevoegdheden en toegang tot informatie. Er zijn aanvullende maatregelen getroffen om deze toegang te beperken en mogelijk misbruik te identificeren. Daarvoor verwijs ik naar de Kabinetsreactie van 13 december jl. en bijbehorende bijlage.
Hoe weet de NCTV zeker dat niet meer medewerkers staatsgeheime documenten in bezit hebben of doorgespeeld hebben naar vreemde mogendheden?
De politie zal onderzoeken of het nodig is om het aantal personen te beperken dat in Summ-IT gemachtigd is om andere toegang te geven. Het feit alleen dat een relatief groot aantal personele hiertoe gemachtigd is hoeft niet in strijd te zijn met het need to know principe. In de operationele werkpraktijk van de politie bestaat dikwijls de noodzaak nieuwe personen bij een zaak te betrekken, bijvoorbeeld omdat een (grootschalig) onderzoek 24/7 doorgaat en/of bij een onderzoek verschillende specialismes moeten worden betrokken.
De politie had reeds ingeregeld dat Summ-IT accounts na verloop van tijd automatisch op niet actief worden gezet, waardoor het account niet langer bruikbaar is en er geen toegang meer kan worden verkregen tot zaken in Summ-IT. Daarmee is er sprake van een geautomatiseerde periodieke controle. De politie zal onderzoeken of een meer fijnmazige aanpak nodig is, bijvoorbeeld het mogelijk maken van variatie in de periode waarna een account op non-actief wordt gesteld.
Hoeveel personen hebben toegang tot de onderzoeken van de CTER (Politie) en is dit aantal noodzakelijk en wenselijk?
Toegang tot bijzondere informatie, waaronder in het bijzonder staatsgeheime informatie, op «need to know»-basis was binnen de NCTV altijd een uitgangspunt. Tegelijkertijd heeft het genoemde incident aangetoond dat een aanscherping van de getroffen maatregelen nodig was en dat de toegang tot het documentatiesysteem te ruim was ingericht. Dit is nu steviger ingericht conform het «need to know» principe. Alleen die personen die dit ook echt nodig hebben voor hun werk mogen documenten inzien. Ook het staatsgeheime digitale archiefsysteem is nog maar beperkt toegankelijk, en inzage kan alleen na toestemming van een directeur op een specifieke vraag.
Bij de politie zijn de bestaande regels voor het raadplegen van politiesystemen ook reeds gebaseerd op het need to know principe. Het eerstelijns toezicht op het naleven hiervan wordt verscherpt.
Waarom is er nooit een «need to know»-systeem ingericht, terwijl het onderzoek aangeeft dat de systemen hier de ruimte voor bieden?
Dit is de verantwoordelijkheid van de leidinggevende. Deze vraagt de autorisatie ook aan voor de medewerker.
De politie had reeds ingeregeld dat Summ-IT accounts na verloop van tijd automatisch op nietactief worden gezet, waardoor het account niet langer bruikbaar is en er geen toegang meer kan worden verkregen tot zaken in Summ-IT. Daarmee is er sprake van een geautomatiseerde periodieke controle. De politie zal onderzoeken of een meer fijnmazige aanpak nodig is, bijvoorbeeld het mogelijk maken van variatie in de periode waarna een account op non-actief wordt gesteld.
Wie controleert momenteel de autorisaties op de systemen binnen de CTER?
Autorisaties voor systemen worden toegekend naar gelang het nodig is voor de functie en werkzaamheden. Hierbij wordt ook gekeken naar het screeningsniveau. Bij wijziging of beëindiging van de werkzaamheden en/of functie worden de autorisaties ingetrokken of gewijzigd.
Hoe vaak worden autorisaties binnen de CTER-systemen ingetrokken?
Of het noodzakelijk is om autorisaties te beperken en wat gevolgen zijn voor de organisatie hangt af van de omstandigheden van het geval. Zoals toegezegd in de Kabinetsreactie wordt onderzocht of het bij de politie nodig is om het aantal personen te beperken dat in Summ-IT gemachtigd is om andere toegang te geven. Het feit alleen dat een relatief groot aantal personele hiertoe gemachtigd is hoeft niet in strijd te zijn met het need to know principe. In de operationele werkpraktijk van de politie bestaat dikwijls de noodzaak nieuwe personen bij een zaak te betrekken, bijvoorbeeld omdat een (grootschalig) onderzoek 24/7 doorgaat en/of bij een onderzoek verschillende specialismes moeten worden betrokken.
In hoeverre is het noodzakelijk om autorisaties te beperken en welke gevolgen heeft dit voor de organisatie?
Zie antwoord vraag 48.
In hoeverre is het wenselijk dat geautoriseerde personen anderen toegang kunnen verlenen tot dossiers? Moet het verlenen van toegang tot deze systemen gecentraliseerd worden?
De politie heeft maatregelen getroffen om te verzekeren dat tolken zelf passende faciliteiten hebben om hun werk te doen. Tolken hebben een eigen basispolitieaccount met zeer beperkte toegangsrechten. Er zijn faciliteiten om veilig te werken op politielocaties en er zijn veilige digitale middelen beschikbaar om bij hoge uitzondering werkzaamheden vanaf afstand uit te voeren. Volgens geldend beleid voert een tolk zijn/haar werkzaamheden altijd uit in de nabijheid van een politiemedewerker.
In hoeverre moet de rechercheur fysiek aanwezig zijn wanneer de tolk gebruikmaakt van de laptop met autorisaties?
Aan tolken worden geen autorisaties verleend door rechercheurs. Tolken hebben een eigen basispolitieaccount met zeer beperkte toegangsrechten. De autorisatie voor een tolk wordt toegekend door de leiding van het onderzoek.
Wie bepaalt welke rechercheur zijn autorisaties aan de tolk verleent?
De situatie dat een tolk autorisaties krijgt van een rechercheur is niet toegestaan, dus van een toezicht daarop is geen sprake.
Wordt er toezicht gehouden op de activiteiten van de tolk in deze situaties?
Dit is niet wenselijk en niet toegestaan.
In hoeverre is het wenselijk dat een tolk met geleende autorisatie toegang heeft tot vertrouwelijke informatie, inclusief de mogelijkheid deze in te zien en op te slaan?
Medewerkers van de politie hebben toegang tot vertrouwelijke informatie als dit nodig is voor de uitoefening van hun werkzaamheden. Op deze toegang is autorisatiebeleid van toepassing.
Welke andere personen naast tolken hebben eveneens onbedoelde of bedoelde toegang tot de politiesystemen en daarmee vertrouwelijke gegevens?
Het is van belang dat wordt voldaan aan de algemene verordening gegevensbescherming. Om die reden wordt er regelmatig en met klem op gewezen dat persoonsgegevens moeten worden verwijderd van schijven, mailboxen en informatiesystemen.
Waarom is de schoningsactie bij de NCTV in 2021 om persoonsgegevens te verwijderen van schijven, mailboxen en informatiesystemen nooit afgerond, en blijven haken op 30% voltooiing?
Zoals ook in de kabinetsreactie is geschetst had de mannelijke verdachte een beperkt aantal specifieke USB-sticks tot zijn beschikking.
Zoals ook gemeld in de beantwoording van vraag 18 van de leden Six Dijkstra (Nieuw Sociaal Contract) en Mutluer (Groen Links-PvdA) van 31 januari jl. geeft het ADR rapport aan dat volgens de administratie circa 200 USB sticks in omloop zijn die mogelijk staatsgeheime informatie bevatten. In het ADR Rapport is tevens opgenomen dat de NCTV heeft aangegeven dat het aantal lager is dan 200. Ter nadere context geef ik nog het volgende mee. Het gaat om USB-sticks die tot september 2021 bij de NCTV werden gebruikt om bijvoorbeeld presentaties op te slaan die ergens anders gegeven moesten worden. Het ging hierbij veelal om presentaties voor gemeenten en lokale partners om de dreiging te duiden, waarbij geen staatsgeheime informatie werd gebruikt. Een zeer beperkt aantal werd daadwerkelijk gebruikt voor staatsgeheime informatie, bijvoorbeeld om informatie over te zetten van het interdepartementale staatsgeheime netwerk dat in beheer is bij de AIVD, op het netwerk voor de staatsgeheime informatie binnen de NCTV. Dit zijn twee stand alone netwerken die niet op elkaar aangesloten zijn. Verder is het van belang om te melden dat het om USB’s gaat die beveiligd waren met een wachtwoord. Mocht een USB vermist raken, dan is de informatie dus niet zomaar voor een ieder toegankelijk. Ook passen deze USB-sticks sinds september 2021 niet meer op het staatsgeheime netwerk. De informatie die erop staat is dus niet zomaar voor een ieder toegankelijk en ze kunnen niet meer gebruikt worden om informatie van de huidige systemen af te halen.
In het verlengde hiervan beschikt de NCTV over een loggingssysteem van de meest relevante handelingen die medewerkers op het netwerk voor de verspreiding van staatsgeheime informatie verrichten. Hierbij kan gedacht worden aan het opslaan, openen en printen van bestanden op het staatsgeheime netwerk. De ADR heeft geconstateerd, dat hoewel dit systeem er al was, er onvoldoende monitoring en controle op de daadwerkelijke handelingen van medewerkers plaatsvond. Dit moet beter. Daarom wordt meer toegezien op handelingen van medewerkers rond het verwerken van staatsgeheime informatie en is de aandacht voor misbruik onder andere verstevigd door veel duidelijkere kaders te stellen voor de individuele medewerkers waar zij op aangesproken worden.
Hoe kan het zo zijn dat niet één systeem aangeslagen is op een hoeveelheid van 11,5 miljard A4’tjes stond op de 200 USB-sticks van de mannelijke verdachte?
Zie antwoord vraag 56.
Waarom wordt er door de monitoring van het loggingssysteem wel een «signaal geregistreerd als er 5 verkeerde inlogpogingen zijn in 5 minuten», maar de NCTV verder «nog niet bepaald heeft welk gedrag van medewerkers en welke gebeurtenissen moeten worden geregistreerd en gedetecteerd?»
Er is bij de politie reeds een pilot gedraaid met protective monitoring waarmee gebruikershandelingen proactief en geautomatiseerd worden geanalyseerd op atypische signalen om onrechtmatig gebruik van systemen te detecteren. Per 1 januari 2025 is protective monitoring ingevoerd in de gehele politieorganisatie. Deze informatie is tevens opgenomen in de kabinetsreactie die op 13 december jl. aan uw Kamer is toegezonden.
Waarom vindt er ook bij de CTER geen structurele logging plaats van gebruikshandelingen? Acht de Politie het in het licht van deze casus wel noodzakelijk om over te gaan tot deze log? Zo ja, per wanneer is dit voltooid?
Het toezicht op de beveiliging van staatsgeheime informatie was aanwezig. Wel is uit het ADR-rapport gebleken dat dit toezicht moest worden versterkt. Hiervoor is onder meer een afdeling in oprichting die moet gaan toezien op Risicomanagement en Compliance binnen de NCTV. Ook wordt het beveiligingscoördinator (BVC)-cluster versterkt. Tot slot is een toezichtsplan opgesteld en zal dit jaarlijks worden geüpdatet. De taken in het toezicht worden daarin meegenomen. Voor een uitgebreide toelichting hierop verwijs ik naar de kabinetsreactie van 13 december 2024 en de bijbehorende bijlage.
Waarom was er geen enkele duidelijkheid of aandacht bij de NCTV om toezicht te installeren op de beveiliging van staatsgeheime informatie?
Ja, dat is van belang. Voor maatregelen die op dit vlak getroffen zijn verwijs ik naar de kabinetsreactie op het ADR-rapport en de daarbij horende bijlage van 13 december jl.
Is het voor de NCTV niet van groot belang dat er een overzicht is van de hoeveelheid exemplaren in omloop van staatsgeheime documenten?
Het beleid bij de NCTV t.a.v. informatiebeveiliging is geactualiseerd. In dit beleid zijn de vereisten van het VIR, de BIO en het VIR-BI opgenomen. De uitwerking van dit beleid in concrete maatregelen is een doorlopend proces. Dat houdt in dat wordt getoetst of de praktijk aansluit bij het beleid of dat aanpassingen in de werking of de praktijk nodig zijn. Waar nodig worden aanvullende maatregelen getroffen. Hier vindt ook scherpe controle op plaats. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 14, 15, 59 en de kabinetsreactie van 13 december 2024 en de bijbehorende bijlage.
De politie heeft begin 2025 haar Rubriceringsregeling geactualiseerd. De nieuwe rubriceringsregeling sluit nu beter aan bij de rubriceringsregeling van de Rijksoverheid: het VIR-BI. De politie is weliswaar geen onderdeel van de Rijksoverheid, maar op het gebied van informatiebeveiliging is nu gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het beleid van de Rijksoverheid. De ADR heeft geconstateerd dat er veel bruikbaars op papier is bij de politie (beleid, werkinstructies), maar dat implementatie in de praktijk aandacht vergt. Hiertoe worden verschillende stappen gezet om de implementatie daarvan in de praktijk te verbeteren en de PDCA-cyclus sluitend te maken.
Welke beleid en werkinstructies kennen de NCTV en de CTER over hoe om te gaan met staatsgeheimen? In hoeverre zijn deze geïmplementeerd in de werkzaamheden? Zijn deze up-to-date?
De procedure rond gegevensdragers is aangepast, waardoor toestemming is vereist voor het verkrijgen – en het kunnen gebruiken – van de gegevensdragers. De administratie is verbeterd waarbij ontvangst, inname en vernietiging worden geregistreerd. Zo kan er geen twijfel meer over bestaan dat dit niet zomaar de bedoeling is en dat dit gecontroleerd wordt op mogelijk misbruik.
Hoe wordt het gebruik van USB-sticks door de NCTV «beperkt»? Hoe ziet deze beperking er in de praktijk uit, aangezien de mannelijke verdachte beschikking had over drie USB-sticks en een harde schijf?
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie is, zoals ook gemeld in de Kamerbrief van 8 december 2023, goed bezien welke informatie – met het oog op de zorgvuldigheid en de veiligheid die moet worden betracht – niet openbaar gemaakt kan worden. Dat heeft ertoe geleid te besluiten om enkele passages, waaronder passages waar deze vraag aan refereert, uit het rapport niet openbaar te maken, omdat deze ofwel2 de belangen van de Staat kunnen schaden dan wel3 veiligheidsrisico’s opleveren omdat concreet inzicht wordt gegeven in de operationele werkwijze van de politie. Ik kan derhalve op dit punt geen nadere informatie verstrekken dan de informatie die reeds aan uw Kamer is toegekomen.
Wat zijn de onveilige kanalen, waarvan het onderzoek stelt dat informatie tussen tolken en rechercheurs bij de Politie onveilig met elkaar wordt gedeeld? Hoe wenselijk zijn deze kanalen? Breiden deze kanalen de mogelijkheden uit om over te gaan tot ongewenste verspreiding? Vallen whatsapp, Signal of Telegram bijvoorbeeld onder deze kanalen? Zo ja, graag een uitsplitsing per kanaal welke hoeveelheden data er zijn gedeeld per kanaal.
Zie antwoord vraag 63.
Kunt u aangeven bij welke andere partijen de data die via onveilige kanalen is gedeeld, terecht is gekomen? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de staatsveiligheid?
De opvolging van de aanbevelingen van de ADR is niet met een enkele toegespitste maatregel te bereiken.
Voor de maatregelen die zijn getroffen om ongewenste verspreiding van bijzondere informatie te voorkomen verwijs ik naar de Kabinetsreactie en bijbehorende bijlage die op 13 december jl. aan uw Kamer is toegezonden. Voorbeelden van concrete maatregelen die door de NCTV zijn getroffen zijn:
De omvangrijke stappen die reeds sinds de aanhoudingen en naar aanleiding van het ADR rapport zijn gezet illustreren dat de aanbevelingen met de nodige urgentie en zorgvuldigheid zijn opgepakt en zullen blijven worden opgepakt. Er zal in het verdere proces continu getoetst worden waar nog verdere verbeteringen doorgevoerd kunnen worden.
Welke maatregelen gaat de NCTV nemenom ongewenste verspreiding te voorkomen?
De NCTV houdt rekening met het feit dat alle typen gerubriceerde informatie in meer of mindere mate zijn gecompromitteerd.
Is er duidelijk voor de diensten van welke classificatie documenten zijn gelekt door de verdachte in kwestie?
Ik kan niet ingaan op het individuele geval.
Waaruit bleek dat de verdachte «de rollen van analist/tolk niet goed kon scheiden en soms informatie van de ene organisatie gebruikte binnen een andere organisatie»?
Omwille van de vertrouwelijkheid kan ik geen uitspraken doen over aantallen en functies van individuele werknemers. Wel kan ik uw Kamer in algemene zin meegeven dat het gaat om een zeer beperkt aantal. Ten aanzien van het bekleden van dubbelfuncties verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 25.
Hoeveel mensen hebben bij de NCTV een dubbelfunctie vergelijkbaar met de mannelijke verdachte?
De ADR heeft geen persoonsgericht onderzoek gedaan, zoals reeds meermaals aan uw Kamer gemeld. Ik kan niet ingaan op zaken die raken aan het strafrechtelijk onderzoek, waar deze vraag op ziet.
Waarom lees ik in het onderzoek weinig over de tweede persoon (de vrouw)? Waaruit bestonden haar handelingen?
Voor het staatsgeheime digitale archiefsysteem waren reeds maatregelen ingericht in lijn met het «need to know» principe. Deze procedures voor dit archiefsysteem zijn aangescherpt naar aanleiding van deze casus. Dit betekent dat alleen die medewerkers de documenten te zien krijgen die dit ook echt nodig hebben voor hun werk. Ook het archief is nog maar beperkt toegankelijk, en inzage kan alleen na toestemming van een directeur op een specifieke vraag. De politie werkt niet met het staatsgeheime digitale archiefsysteem.
Is de beperkte toegang van de politie en NCTV tot het staatsgeheime digitale archiefsysteem vanuit het «need to know» principe? Van hoeveel personen is de toegang ingetrokken?
Ten aanzien van het loggingsysteem van de NCTV verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 56. De politie stelt zelf geen staatsgeheime documenten op, maar kan deze wel ontvangen van partners. Er vindt logging plaats binnen het systeem van de politie waarin dit type informatie wordt ontvangen.
Gaat er nu ook een log bijgehouden worden hoe medewerkers omgaan met staatsgeheime documenten?
Er is geen sprake van een open autorisatie. Autorisaties worden door de leiding toegekend aan de hand van werkzaamheden en screeningsniveau. Het is dan ook niet toegestaan elkaar toegang te verlenen.
Hoe gaat het «capaciteitsprobleem» opgelost worden dat beide diensten zeggen te hebben?
Sinds de aanhoudingen zijn er binnen de NCTV en politie direct maatregelen getroffen. Het gaat dan om zowel noodmaatregelen als gelijktijdig ingezette maatregelen gericht op de lange(re) termijn. Voor een overzicht van deze maatregelen verwijs ik u naar de kabinetsreactie op het ADR-rapport van 13 december en de bijlage daarbij.
In hoeverre wordt de open autorisatie ingeperkt, en het elkaar toegang verlenen?
Zoals ook aangegeven in de bijlage bij de kabinetsreactie heeft de politie reeds maatregelen getroffen om te verzekeren dat tolken passende faciliteiten hebben om hun werk te doen. Tolken hebben een eigen basispolitieaccount met zeer beperkte toegangsrechten. Er zijn faciliteiten om veilig te werken op politielocaties en er zijn veilige digitale middelen beschikbaar om bij hoge uitzondering werkzaamheden vanaf afstand uit te voeren. De politie inventariseert momenteel of er voldoende veilige faciliteiten zijn voor tolken op politielocaties. Zo niet, dan zal het aantal faciliteiten worden uitgebreid.
Verder is de politie reeds gestart met het opstellen van een gedetailleerd werkproces op basis van het geldende beleid, zodat relevante teams en personen eenvoudig praktische informatie voorhanden hebben inzake het veilig werken met tolken
Wat zijn de maatregelen omtrent de toegang van de tolken of vergelijkbare functies tot de systemen die nu nog de autorisatie van de rechercheur nodig hebben?
Het bericht inzake de aanhouding van de 27-jarige verdachte voor de moord op een 76-jarige vrouw in Den Dolder |
|
Thiadens , Emiel van Dijk (PVV) |
|
Coenradie , Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over de aanhouding van de 27-jarige verdachte op 3 januari voor een dodelijk steekincident in Den Dolder op een 76-jarige vrouw?1
Ja, daar zijn wij mee bekend. Het is een tragisch incident en ons medeleven gaat uit naar de nabestaanden en naasten, de bewoners van Den Dolder, de werknemers van de kliniek en andere betrokkenen.
Bent u bekend met het feit dat de verdachte uit dezelfde kliniek komt als Michael P. die tijdens zijn verlof Anne Faber vermoordde?
De verdachte is bij dezelfde zorgaanbieder in zorg. Het betreft een andere afdeling van een andere kliniek, maar beide klinieken bevinden zich in Den Dolder.
Kunt u aangeven wie er verantwoordelijk is en wanneer het besluit genomen is om deze man met verlof de straat op te sturen waar hij vervolgens een nietsvermoedende onschuldige vrouw doodstak?
Nee, dat kunnen we niet. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft laten weten onderzoek te doen naar het incident2. In afwachting van dit onderzoek kunnen we niet ingaan op vragen over dit specifieke incident. De betreffende zorgaanbieder, Fivoor, heeft laten weten dat de verdachte op het moment van aanhouding niet onder justitie viel. Dit betekent dat de zorg die hij de afgelopen periode ontving, niet verleend werd binnen het kader van een strafrechtelijke maatregel of voorwaarde. Hiervoor gelden andere regels en voorwaarden rondom verlof. In algemene zin is het zo dat bij verblijf in een intramurale instelling de zorgaanbieder verantwoordelijk is voor haar cliënten, en eventuele vrijheden of verlof die zij krijgen. Daarbij is het goed te realiseren dat verblijf in een intramurale instelling niet zonder meer gepaard gaat met vrijheidsbeperkende interventies. Per individu wordt door behandelaren bezien of, en zo ja, welke mate van vrijheidsbeperking passend is, waarbij de zorgtitel leidend is in de mate van deze vrijheidsbeneming en manier waarop besloten wordt wanneer vrijheden zijn toegestaan.
Waarom heeft de man bij de risicobeoordeling van het verlof geen negatieve beoordeling gekregen, waren er contra-indicaties?
In afwachting van het onderzoek van Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kunnen we niet ingaan op deze vragen, zie ook het antwoord op vraag 3.
Op welke datum is deze man met verlof gegaan?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft deze man een verleden van incidenten of enige vorm van geweld in of buiten de kliniek?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel psychisch gestoorden zijn er op dit moment met verlof in Nederland?
We merken op dat we spreken over mensen met een psychische aandoening of stoornis. In Nederland worden mensen met een psychiatrische aandoening of stoornis of een verstandelijke beperking die al dan niet tijdelijk de grip op hun leven zijn kwijtgeraakt en/of een gevaar kunnen vormen voor de samenleving, behandeld. Dit is in het belang van henzelf en de veiligheid van onze maatschappij.
In het geval deze mensen in aanraking zijn gekomen met politie of justitie, kan zorg onderdeel worden van een (voorwaardelijke) straf of maatregel. Van de cliënten die in dit kader ter beschikking zijn gesteld, worden de verlofbewegingen gemonitord en met de Tweede Kamer gedeeld in de voortgangsbrief forensische zorg.3
Hoe vaak is het in de afgelopen tien jaar in Nederland voorgekomen dat een bewoner van een kliniek een ernstig misdrijf pleegt tijdens zijn verlof?
Het antwoord op deze vraag kan op dit moment niet worden gegenereerd uit de geautomatiseerde systemen van de strafrechtketen. In reactie op uw vraag zal de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in de eerstvolgende staat van de forensische zorg in kaart brengen hoeveel terbeschikkinggestelden de afgelopen jaren tijdens verlof een ernstig misdrijf hebben gepleegd.
Deelt u de mening dat dat dit soort psychische gestoorden nooit vrij op straat mogen rondlopen en het liefst op cel vastgezet moeten worden?
Nee, deze mening delen we niet. Het is in strijd met onder andere de Grondwet en andere nationale en internationale wet- en regelgeving en verdragen om mensen hun vrijheid te ontnemen puur op basis van een psychische stoornis of welke aandoening dan ook. Slechts in het uiterste geval kan de vrijheid van mensen met een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking worden ingeperkt. Dat is geregeld in de Wet verplichte ggz (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd), die hiervoor een zorgvuldige procedure vereisen.
Gedwongen zorg – waaronder opname op een gesloten afdeling – is dus een ultimum remedium en dient niet lichtvaardig of breed toegepast te worden. Daarbij kan het zo zijn dat patiënten vrij zijn om naar buiten te gaan – ook omdat dit hoort bij hun behandeling en resocialisatie – tenzij er zeer zwaarwegende redenen zijn om die vrijheid te beperken. Laten we daarnaast benadrukken dat het grootste deel van de groep mensen die gedwongen zorg ontvangt niet voor incidenten zorgt. Sinds 2020 is voor ruim 30.000 mensen een crisismaatregel of zorgmachtiging afgegeven op grond van de Wvggz. Dat gaat om mensen die ambulant behandeld kunnen worden, maar ook om mensen die langdurig in een instelling verblijven.
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om de straten veilig te houden van deze psychisch gestoorden om situaties als deze ten alle tijden te voorkomen?
Zoals in verschillende Kamerbrieven aangegeven is het niet mogelijk om alle incidenten te voorkomen. Wel wordt er door de hele zorg- en veiligheidsketen hard gewerkt om de kans hierop zo veel als mogelijk te verkleinen. Diverse maatregelen die hierop toezien worden beschreven in de werkagenda aansluiting reguliere en forensische zorg. Hierover is op 25 november 2024 een brief naar uw kamer verstuurd.4 Daarnaast wordt er gewerkt aan een brede aanpak onder de verschillende ministeries rondom verward en/of onbegrepen gedrag naar aanleiding van de parlementaire verkenning naar dit onderwerp. Hierover is uw kamer op 18 november 2024 geïnformeerd.5
Kunt u in detail aangeven wat er na aanleiding van de moord op Anne Faber is gedaan aan veiligheidsmaatregelen in de klinieken om de maatschappij te beschermen van deze psychisch gestoorden?
De moord op Anne Faber heeft een enorme impact gehad op het land, maar ook op de manier waarop men naar veiligheid in de (forensische) klinieken kijkt.
Anders dan bij in het incident waar in vraag 1 naar verwezen wordt, was Michael P. in zorg bij de forensische afdeling van de kliniek en daarmee onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Naar aanleiding van het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV), de IGJ en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming in maart 2019 zeven maatregelen aangekondigd om herhaling van dergelijke ernstige incidenten in de forensische zorg te voorkomen.6 Deze maatregelen zijn getroffen naar aanleiding van de conclusie uit de rapportages dat de balans tussen zorg en beveiliging was doorgeschoten naar zorg. Om deze balans te herstellen zijn de volgende maatregelen geïmplementeerd:
Daarnaast heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming onderzoek gedaan naar de problemen ten aanzien van de complexiteit van de doelgroep, administratieve lasten, financiële druk en de arbeidsmarkt. Uit de conclusie bleek dat de forensische sector onder druk staat. De periodieke voortgangsrapportages forensische zorg beschrijven hoe het Ministerie van JenV hier mee om gaat.7 Een voorbeeld hiervan in het de inwerkingtreding van het Kwaliteitskader Forensische Zorg (KKFZ) in oktober 2022. Het KKFZ formuleert op heldere wijze wat wordt verstaan onder «kwalitatief goede forensische zorg» en heeft tot doel de kwaliteit van de forensische zorg inzichtelijk te maken en verder te verbeteren.
Meest recentelijk zijn na het steekincident in Den Dolder op 2 januari 2025 de verlofbewegingen van de cliënten van Fivoor tijdelijk stopgezet en extra buurtcoaches ingezet. Voorts heeft Staatssecretaris Coenradie van Justitie en Veiligheid op 5 februari jl. overleg gehad met burgemeester Langenacker en wethouder van Dijk van de gemeente Zeist, én commissaris van de Koning van de provincie Utrecht, dhr. Oosters. Hierbij is onder meer besproken of en hoe Rijksvastgoed kan worden ingezet voor de verhuizing van Fivoor. Ook is gesproken over de veiligheid in Den Dolder. De zorgen en gevoelens van onveiligheid van de omwonenden zijn begrijpelijk en nemen wij serieus. Daarom wordt bekeken naast de reeds ingezette maatregelen wat verder nodig is om de veiligheid en leefbaarheid in Den Dolder te verbeteren. Op uitnodiging van burgemeester Langenacker, gaan wij binnenkort op werkbezoek naar Den Dolder om hierover verder te praten met omwonenden.
Klopt het bericht dat er plannen waren dat deze kliniek zou gaan verhuizen? Zo ja, waarom is dit niet doorgezet, helemaal gezien het feit dat omwonenden al jaren waarschuwen voor de onveiligheid en overlast afkomstig van veelal criminelen die deze kliniek huisvest?
Ja, dat klopt. Het vinden van een nieuwe plek is ingewikkeld, juist vanwege de zorg van omwonenden bij incidenten laat Fivoor weten. Overigens willen we er wel op wijzen dat het niet aan de bewindspersonen van de Ministeries van Justitie en Veiligheid dan wel Volksgezondheid, Welzijn en Sport is om de kliniek te sluiten of aan te sturen op een tijdspad richting de voorgenomen verhuizing. Fivoor is een private zorginstelling, die zelf verantwoordelijk is voor haar vastgoedbeheer.
Het bericht 'Verdachten van mishandeling in zorgboerderij voorlopig op vrije voeten na blunder van justitie' |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Verdachten van mishandeling in zorgboerderij voorlopig op vrije voeten na blunder van justitie»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kunt u uitleggen hoe een dergelijke blunder heeft kunnen plaats vinden?
Van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) heb ik begrepen dat in deze zaak niet tijdig een vordering gevangenhouding is gedaan.
Op 18 juli 2024 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in deze zaak en zijn beide verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van ruim vijf jaar. Op het moment van de uitspraak waren de verdachten vrij, omdat de voorlopige hechtenis geschorst was. De rechtbank heeft deze schorsing opgeheven, hetgeen betekende dat de verdachten weer vastgezet moesten worden voor maximaal veertien dagen. Kort na de uitspraak zijn de verdachten daarop opnieuw aangehouden en vastgezet. De verdachten hebben daarna hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Nadat bovenstaande bewaringstermijn van maximaal veertien dagen was geëindigd, bleek bij het OM dat de termijn van veertien dagen was overschreden en de verdachten nog vast zaten. Het OM had tijdig de verlenging van de voorlopige hechtenis moeten vorderen, zodat de verdachten vast konden blijven zitten. Van het OM heb ik begrepen dat door foutieve registratie van de voorlopige hechtenis in de verschillende systemen, dit niet is gebeurd. Van het CJIB heb ik begrepen dat het CJIB het OM had moeten informeren over de aanhouding van de verdachten en het OM had moeten attenderen op het naderen van het einde van de bewaringstermijn van maximaal veertien dagen. Het OM heeft om deze redenen niet tijdig een vordering tot verlenging van de voorlopige hechtenis bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gedaan. Het OM heeft dit na de constatering dat de bewaringstermijn van veertien dagen was afgelopen alsnog bij het gerechtshof gevorderd. Het gerechtshof heeft de vorderingen van het OM enkele dagen later echter afgewezen, waarna de verdachten voorlopig in vrijheid zijn gesteld. Deze invrijheidstelling ziet op de voorlopige hechtenis van de verdachten en staat los van de eventuele gevangenisstraf die het gerechtshof op een later moment zou kunnen opleggen.
Het OM en het CJIB nemen maatregelen om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen, waar nodig wordt de Rechtspraak hierbij betrokken.
Deelt u de mening dat dit soort situaties in de toekomst niet meer voor zouden moeten komen en dat degenen die deze knullige fouten bij het Openbaar Ministerie maken, beter ander werk zouden moeten zoeken?
Ik betreur deze gang van zaken en dit had niet zo gemoeten. Het OM heeft de oorzaak van het niet tijdig doen van de vordering gevangenhouding onderzocht en neemt maatregelen om dit in de toekomst te voorkomen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de twee weerzinwekkende mannen, die lichamelijk en geestelijk beperkte mensen op hun «zorgboerderij» mishandelden en vernederden, zo snel mogelijk weer achter slot en grendel verdwijnen?
Het is aan het OM om te bepalen of er vorderingen tot gevangenneming dan wel gevangenhouding bij het gerechtshof worden ingediend. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, heeft het OM die vorderingen na constatering ingediend bij het gerechtshof en zijn deze door het gerechtshof afgewezen. Ik treed als Minister van Justitie en Veiligheid niet in de beslissing van het gerechtshof.
Het bericht opgeven soevereiniteit voor interne markt EU |
|
Emiel van Dijk (PVV), Jeremy Mooiman (PVV) |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rutte zet deur open naar opgeven soevereiniteit voor interne markt EU»?1
Ja.
Kunt u uitleggen welke specifieke aspecten van de Nederlandse soevereiniteit het kabinet bereid is op te geven voor de vervolmaking van de kapitaalmarktunie?
Veel regelgeving ten aanzien van de ontwikkeling van de kapitaalmarktunie is reeds Europees vormgegeven. Dit volgt veelal uit het Verdrag van de Werking van de Europese Unie (VWEU). Dit verdrag geeft de Europese Unie (EU) onder meer de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen voor de onderlinge aanpassing van nationale bepalingen, met als doel de totstandbrenging en goede werking van de interne markt. Daaronder valt ook het vrije verkeer van kapitaal. Aan deze bevoegdheid is door de Unie uitoefening gegeven ten aanzien van de regelgeving voor de kapitaalmarkten. Zo zijn bijvoorbeeld de regels voor uitgifte van en handel in financiële instrumenten, bescherming van beleggers en prudentiële eisen voor financiële ondernemingen, alsmede het toezicht hierop door nationale en Europese toezichthouders, Europees gereguleerd. Maar ook op andere beleidsterreinen, zoals faillissementswetgeving, ondernemingsrecht of fiscaliteit, kan de EU tot op zekere hoogte maatregelen vaststellen (en heeft de EU reeds maatregelen vastgesteld) om de interne markt voor kapitaal te bevorderen.
Zoals beschreven in het visiedocument dat ik uw Kamer eerder heb gestuurd, voorziet het kabinet vooralsnog geen beleidsterreinen waarop nieuwe bevoegdheden voor de Unie noodzakelijk zijn voor de gewenste versterking van de kapitaalmarktunie.2 De beoogde versterkingen kunnen binnen de huidige bevoegdheden van de Unie ten aanzien van de interne markt worden bereikt door (herziening van) richtlijnen en verordeningen inzake de hierboven genoemde beleidsterreinen. Juist door samenwerking bij de aanpak van grensoverschrijdende uitdagingen, kunnen de lidstaten hun soevereiniteit als geheel versterken, zoals we bijvoorbeeld zien bij de aanpak van belastingontwijking. Daarbij zet het kabinet wel in op verdere standaardisering en gerichte harmonisatie, zodat de nationale wet- en regelgeving van de EU-lidstaten ten aanzien van de kapitaalmarkten beter op elkaar aansluit en barrières tot (grensoverschrijdende) marktfinanciering worden weggenomen. Ook pleit het kabinet, evenals de toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten, voor een sterkere rol van de Europese toezichthoudende instanties (ESA’s) bij het toezicht op de kapitaalmarkten.3 Hierbij ziet het kabinet kansen voor meer direct toezicht door de ESA’s en betere samenwerking met de nationale toezichthouders, vergelijkbaar met het toezicht op systeemrelevante banken dat door DNB (en andere nationale centrale banken) en de ECB gezamenlijk wordt uitgevoerd.
In hoeverre heeft deze positie concreet invloed op de autonomie en besluitvormingscapaciteit van Nederland en ook specifiek onze nationale instituties?
Zoals ik in mijn antwoord op de vorige vraag toelicht, voorziet het kabinet momenteel geen beleidsterreinen waarop nieuwe bevoegdheden voor de Unie nodig zijn ter versterking van de kapitaalmarktunie, maar kan deze versterking plaatsvinden binnen de huidige bevoegdheden van de EU ten aanzien van de bevordering van de interne markt. Als er binnen deze bevoegdheden meer EU-wetgeving wordt geharmoniseerd en toezicht verder convergeert of centraliseert om de kapitaalmarkten te versterken, dan zal de beleidsruimte die Nederland bij die regelgeving of invulling van het toezicht heeft logischerwijs afnemen, maar kunnen de beoogde publieke doelstellingen wel beter worden bereikt.
Het is mogelijk dat in de toekomst gezamenlijk door alle lidstaten wordt besloten om bepaalde nieuwe bevoegdheden aan de Unie toe te kennen. De lidstaten blijven in dat geval zelf bepalen welke bevoegdheden aan de EU worden toebedeeld, en welke bevoegdheden de lidstaten behouden. Voor het toebedelen van een nieuwe bevoegdheden aan de EU is altijd een wijziging van de Europese verdragen nodig, waarvoor instemming van elke lidstaat vereist is. Dit gebeurt dus alleen als Nederland daarmee ook instemt. Het betekent bovendien niet dat Nederland, als een bevoegdheid eenmaal is toebedeeld aan de Unie, geen invloed meer heeft op het betreffende beleidsterrein. Zo heeft Nederland nog steeds een stem bij besluitvorming in de Raad over nieuwe Europese wetgeving of herzieningen hiervan. De uitoefening van de bevoegdheden van de Unie wordt bovendien beperkt door de grondbeginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Deze aspecten worden bij elk wetgevend voorstel van de Europese Commissie geapprecieerd door het kabinet in het zogeheten BNC-fiche, waarmee ook de Nederlandse Eerste en Tweede Kamer worden betrokken bij de Europese besluitvorming.
Zijn er alternatieve strategieën overwogen om de financiële markten te versterken en te verdiepen zonder het opgeven van nationale soevereiniteit en besluitvormingscapaciteiten? Zo ja, welke zijn dit? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse financiële markten hebben een sterke internationale verwevenheid met Europese en internationale financiële markten. Om die reden is al veel regelgeving op Europees niveau tot stand gekomen, waarbij regelmatig invulling wordt gegeven aan internationale afspraken of richtlijnen. Het gaat bij versterking van de financiële markten om een van de vier vrijheden van de EU, de vrijheid van kapitaal. Verbetering hiervan vergt daarom een Europese aanpak, waarbij Nederland – zoals in voorgaande antwoorden uiteengezet – binnen de Raad, en Nederlandse parlementariërs in het Europees Parlement, meestemt over de besluitvorming. Alternatieven om een versterking van de financiële markten tot stand te brengen vergen eveneens besluitvorming in de EU. Zoals uit recente onderzoeken blijkt, waaronder het rapport van denktank Instituut voor Publieke Economie dat op verzoek van uw Kamer is opgesteld, vergt verdere actie ter versterking van de kapitaalmarkten meer bereidheid van lidstaten om over nationale of sectorale belangen heen te stappen.4 Dat is ook in het belang van de Nederlandse economie, burgers en bedrijfsleven. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Op welke wijze verzekert u dat Nederland niet ongewild garant komt te staan voor financiële verplichtingen van andere EU-lidstaten, of vast komt te zitten in EU-afspraken die niet in het nationale belang zijn en hoe betrekt u het parlement hierbij?
Zoals genoemd in mijn antwoord op de vorige vraag, is een sterke, diepe en geïntegreerde kapitaalmarkt in het belang van Nederland. Zowel voor Nederlandse huishoudens, bedrijven als de economie als geheel. Dat is ook de conclusie van het bij antwoord 4 genoemde rapport dat uw Kamer heeft laten uitvoeren en waarop ik uw Kamer recent mijn reactie heb gestuurd.5 Juist daarom zet het kabinet zich hiervoor in Europa in. Versterking van de kapitaalmarktunie draagt bij aan grotere private risicodeling tussen beleggers en financiers in verschillende lidstaten. Hiermee neemt de noodzaak tot meer publieke risicodeling af. Zoals eerder gedeeld met uw Kamer is het kabinet geen voorstander van het op structurele basis gemeenschappelijk financieren van elkaars begrotingstekorten en schulden via eurobonds.6
Ten aanzien van het parlementaire proces, in aanvulling op mijn antwoorden op vragen 2 en 3, het volgende. Het kabinet zal uw Kamer conform de reguliere afspraken betrekken bij de Nederlandse appreciatie van en inzet bij nieuwe wit-of groenboeken, mededelingen (actieplannen) en/of wetgevende voorstellen van de Europese Commissie. Dit zal onder meer verlopen via BNC-fiches en geannoteerde agenda’s en verslagen van bijeenkomsten van de Ecofinraad en Eurogroep.
Het bericht dat het Europees Parlement heeft ingestemd met een nieuwe rijbewijsrichtlijn |
|
Emiel van Dijk (PVV), Hidde Heutink (PVV) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het krantenartikel1 en de bijbehorende stemmingen van het Europees Parlement (EP) waaruit blijkt dat het EP van mening is dat een elektrische bestelbus tot 4.250 kilogram gewoon met een B-rijbewijs bestuurd mag worden?
Ja, dit artikel is bekend.
Gaat uw inzet op dit voorstel in lijn zijn met de wens van het EP, namelijk het voorkomen dat een elektrische bestelbus niet langer als «vrachtwagen» wordt gezien en dus met een B-rijbewijs kan worden bestuurd?
De inzet van het kabinet op dit dossier is vastgelegd in het BNC Fiche Herziening rijbewijsrichtlijn. Voor een uitgebreidere uiteenzetting van de inzet wordt verwezen naar dit Fiche.2 Er is met betrekking tot dit onderwerp gevraagd naar een verduidelijking van wat met «alternatief aangedreven voertuigen» precies bedoeld wordt3. Daarnaast is de Kamer geïnformeerd dat bij de Transportraad ook wordt ingezet op een zo duurzaam en verkeersveilig mogelijke oplossing en uitwerking van dit voorstel.4
De vierde rijbewijsrichtlijn bepaalt niet of het voertuig al dan niet als vrachtwagen wordt beschouwd. Een voertuig voor goederenvervoer met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg blijft een vrachtauto volgens zowel de internationale als nationale regelgeving. Verkeersregels en verkeerstekens voor vrachtwagens en de tachograafeis blijven daardoor nog steeds van kracht. De vierde rijbewijsrichtlijn en de lezing ervan door het Europees Parlement veranderen hier niets aan.
Wat is het gevolg van deze uitspraak op uw besluit om per 1 juli 2024 de gedoogconstructie voor het niet langer toestaan van het besturen van een elektrische bestelbus met een B-rijbewijs te stoppen?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft kennisgenomen van het bepalen van de eerste lezing van het Europees Parlement als startpunt voor de zogenaamde «triloogfase». Dit geeft op dit moment nog geen nieuwe grond voor verandering van het eerder genomen besluit om de gedoogperiode op 1 juli 2024 te beëindigen zoals uiteengezet in de eerdere Kamerbrief van 6 december 20235. Daarvoor zijn eerst nog extra stappen nodig.
De onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Raad in de triloog moeten eerst worden afgewacht. Na de triloog volgt eventueel een tweede lezing, gevolgd door het definitieve standpunt van het Europees Parlement. Pas na het doorlopen van de hele wetgevingsprocedure in Brussel (naar verwachting niet eerder dan eind 2025) zal er volledige duidelijkheid zijn over de definitieve vorm van het voorstel en kan de nationale wet- en regelgeving in gang worden gezet. Op dit moment kan het voorstel nog aanzienlijk veranderen tijdens de onderhandelingen, waardoor het nog niet mogelijk is om het in te voeren.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat blijft zich, conform de aangenomen motie van het lid Van Zanten (BBB)6, er voor inspannen in Europa om zo snel mogelijk meer duidelijkheid te verkrijgen voor een oplossing onder de huidige regelgeving. Het ministerie is actief betrokken bij de onderhandelingen in de nog te starten trilogen. Er is dan ook regelmatig contact met de Europese Commissie. Zoals aangegeven is het echter geenszins zeker of dit ook daadwerkelijk tot een oplossing leidt voor de periode tussen 1 juli 2024 en inwerkingtreding van het voorstel onder de vierde rijbewijsrichtlijn.
Ziet u mogelijkheden om alsnog de gedoogconstructie te verlengen?
Zoals vermeld in antwoord op vraag 3 biedt de bepaling van het standpunt van het Europees Parlement helaas geen concreet zicht op legalisatie. Hierdoor worden op dit moment geen nieuwe mogelijkheden gezien om de gedoogsituatie te verlengen.
Snapt u dat het niet uit te leggen is dat de regering ondernemers nu verplicht om in elektrische bestelbussen een tachograaf te laten inbouwen en al hun personeel moeten voorzien van een C-rijbewijs, in de wetenschap dat deze regels, wellicht op korte termijn, zullen veranderen? Zo ja, hoe gaat u tegemoet komen aan deze ondernemers?
Dit blijft een vervelende boodschap voor ondernemers. In de afgelopen maanden zijn er grote inspanningen geleverd om de tijdelijke gedoogconstructie om te zetten in een permanente wettelijke oplossing. Vanwege de juridische en uitvoeringsaspecten is dat met de huidige Europese regelgeving niet mogelijk. Daarnaast is en blijft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, zoals in antwoord op vraag 4 aangegeven, intensief met de Europese Commissie in gesprek, maar het is geenszins zeker of dit leidt tot een oplossing. Voor wat betreft de tachograaf blijft de huidige regelgeving en de uitzonderingen die daaronder vallen van kracht. Bij beroepsmatig goederenvervoer geldt daarmee op grond van de Verordening (EU) 561/2006 voor voertuigen vanaf 3.500 kg toegestane maximum massa (TMM) een tachograafplicht.
Het is belangrijk op te merken, zoals eerder aangegeven in antwoord op eerdere Kamervragen van het lid Bamenga (D66)7, dat slechts een beperkt aantal ondernemers die overstappen naar zero-emissievoertuigen te maken zal krijgen met deze rijbewijseisen en tachograafplicht.
Bestelauto’s zijn bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa (TMM) van ten hoogste 3.500 kg. Op basis van data van de RDW heeft ongeveer 75% van de bestelauto’s een TMM van 3.200 kg of lager. Deze voertuigen zullen bij de huidige gangbare additionele massa van elektrische aandrijving van minder dan 300 kg ook in elektrische uitvoering nog steeds onder de grens van 3.500 kg blijven.
De resterende 25% van de voertuigen heeft in de huidige uitvoering een TMM tussen 3.200 en 3.500 kg, waarmee zij mogelijk rekening moeten houden met de regelgeving omtrent rijbewijs C en de tachograaf. In deze groep voertuigen hangt het echter af van het daadwerkelijk laadgewicht in de praktijk. Bij sommige voertuigen in deze groep wordt niet het volledige laadvermogen benut en kan bij gelijke belading worden volstaan met een elektrische variant van 3.500 kg, zonder rijbewijs C en tachograaf. In andere gevallen kan met een aanpassing van de belading worden volstaan met een variant van 3.500 kg, waardoor eveneens geen rijbewijs C of tachograaf nodig is. Daarbij is ook de ontwikkeling naar steeds lichtere batterijen in volle gang.
Het bericht ‘Asielzoekers (14, 15 en 16) aangehouden na gewelddadige inbraak Oisterwijk.’ |
|
Emiel van Dijk (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u dit bericht?1
Ja.
Deelt u de mening dat u eens zou moeten opkomen voor de slachtoffers van dit soort gruwelijke misdrijven en per direct moet regelen dat op veertien-, vijftien en zestienjarigen die zeer ernstige misdrijven plegen altijd het volwassenstrafrecht toegepast zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Met de bestaande sancties in het jeugdstrafrecht en de mogelijkheid in voorkomende gevallen het gewone strafrecht voor volwassenen toe te passen, is het stelsel in beginsel voldoende toegerust om passend te reageren op delicten. Daarbinnen bestaan afdoende mogelijkheden om de belangen van slachtoffers mee te wegen en geleden schade te vergoeden. Om te onderzoeken of de strafmaxima voor 16 en 17-jarigen in het jeugdstrafrecht voldoende ruimte bieden voor vergelding van zeer ernstige delicten, wordt een conferentie georganiseerd met wetenschappers, deskundigen uit de jeugdstrafrechts-praktijk en vertegenwoordigers van slachtoffers en nabestaanden.2
Kunt u precies aangeven hoeveel minderjarige asielzoekers in 2015, 2016, 2017, 2018, 2019, 2020 en tot nu toe in 2021 verdachten waren van een misdrijf, uitgesplist per delict en land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Sinds vorig jaar is het Incidentenoverzicht uitgebreid met onder andere informatie over de nationaliteit en de alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv)-status van vreemdelingen. Voor de aantallen amv’s die in de jaren 2018 en 2019 zijn verdacht van een misdrijf verwijs ik u graag door naar het Incidentenoverzicht 2019.3
Er is geen data beschikbaar over amv’s die verdacht waren van een misdrijf in de jaren 2015, 2016 en 2017. Om deze gegevens te verzamelen is onderzoek op detailniveau nodig in samenwerking met het COA, de IND, de DT&V, de politie, het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Rechtspraak. De cijfers voor het jaar 2020 zullen worden meegenomen in de Staat van Migratie, waarvan ik voornemens ben dit in mei met uw Kamer te delen.4 Volgend jaar zal het onderzoek naar incidentencijfers uitgevoerd worden door het WODC.
Bent u ook van mening dat deze drie criminele asielzoekers helemaal niets in Nederland te zoeken hebben? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat het plegen van ernstige strafbare feiten niet zonder consequenties moet blijven. Het plegen van strafbare feiten kan een reden zijn om een aanvraag af te wijzen, of een vergunning in te trekken. Uw Kamer is hierover uitgebreid geïnformeerd bij onder meer de brieven van 25 november 20155, 25 mei 20166 en 1 juli 20207. Ik merk hierbij op dat als familieleden een zelfstandig verblijfsrecht hebben, dit verblijfsrecht niet kan worden ingetrokken vanwege de veroordeling van hun familielid. Als het zo is dat het gepleegde feit voldoende is om verder verblijf te weigeren, zal inderdaad worden ingezet op terugkeer. In die gevallen waarin een gevangenisstraf wordt opgelegd en er geen sprake (meer) is van rechtmatig verblijf, zal al gedurende de gevangenisstraf worden ingezet op terugkeer, zodat de vreemdelingen zo veel mogelijk direct na het einde van de straf kunnen worden uitgezet. Natuurlijk kan ik vanwege de wet bescherming persoonsgegevens niet in gaan op de individuele dossiers.
Bent u bereid deze criminelen inclusief hun familieleden, nadat zij veroordeeld zijn, per direct het land uit te sturen naar het land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is de maat nu eindelijk vol voor u en bent u bereid de grenzen per direct te sluiten voor asielzoekers en immigranten uit islamitische landen en alle asielzoekerescentra te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Iedereen heeft recht op een eerlijke asielprocedure. Tijdens de asielprocedure hebben asielzoekers recht op opvang en onderdak. Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit volstrekt onacceptabel en zet ik samen met onder meer partijen uit de migratieketen, de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten in op een harde aanpak. Zoals eerder aangegeven is het kabinet van mening dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.8
Het bericht dat gemeenten subsidie krijgen om overlastgevende asielzoekers bezig te houden |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat overlastgevende asielzoekers niet moeten worden gepamperd met allerlei projectjes en overheidssubsidies en het behoud van hun eigen buslijn, maar juist Nederland moeten worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?1
Nederland biedt bescherming aan mensen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging. Er is draagvlak voor de opvang van asielzoekers in Nederland, maar dit wordt ondermijnd door een kleine groep asielzoekers die zorgt voor overlast en criminaliteit. Deze overlastgevers zijn een zware belasting voor onder meer omwonenden, winkeliers, openbaar vervoerders, medewerkers van de migratieketen en medebewoners van opvanglocaties. Dit is onaanvaardbaar en de aanpak van deze groep overlastgevende en criminele asielzoekers heeft mijn absolute prioriteit. Ik zet dan ook in op een harde, integrale aanpak van overlast in samenwerking met organisaties in de migratieketen (COA, DT&V, IND), gemeenten, politie en het OM. Bij crimineel gedrag wordt aangifte gedaan, zodat de strafrechtketen strafrechtelijke maatregelen kan treffen.
Ik heb uw Kamer bij brief van heden geïnformeerd over de maatregelen die ik tref in de aanpak van overlastgevende asielzoekers. Bij die aanpak ben ik gebonden aan (inter)nationale wet- en regelgeving, maar daarbinnen zoek ik de grenzen op om de overlast terug te dringen. Gezien het feit dat iedereen recht heeft op een eerlijke asielprocedure, is het niet mogelijk asielzoekers in afwachting van hun asielprocedure Nederland uit te zetten op grond van het veroorzaken van overlast. Bij overlastgevers die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben wordt altijd gekeken of gedwongen vertrek mogelijk is.
Samen met alle betrokken partijen zoek ik voortdurend naar mogelijkheden om de bestaande maatregelen uit te breiden of aan te scherpen.
Deelt u de mening dat de ongein met al die gelukszoekers die u Nederland heeft binnen gelaten wel lang genoeg geduurd heeft en het tijd wordt voor echte oplossingen in plaats van pappen en nathouden ten koste van de Nederlanders en hun zuurverdiende belastingcenten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom wringt u zich in allerlei bochten, bedenkt u allemaal projectjes en smijt u met belastinggeld om overlastgevende asielzoekers vooral in Nederland te blijven opvangen, terwijl het toch echt véél goedkoper is (en rechtvaardiger) om ze de grens over te zetten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
Ja.
Het advies van de Raad van Europa over aandacht voor de Limburgse taal |
|
Kelly Regterschot (VVD), Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Emiel van Dijk (PVV), Selçuk Öztürk (DENK), Martijn van Helvert (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA), Rens Raemakers (D66), Dion Graus (PVV), Gijs van Dijk (PvdA), Geert Wilders (PVV), Lilianne Ploumen (PvdA), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u het advies van de Raad van Europa over aandacht voor de Limburgse taal?1
Ja.
Deelt u de mening van de Raad van Europa dat de Limburgse taal en andere streektalen meer aandacht dienen te krijgen van de regering?
Onlangs is de 6e monitoringscyclus voor het Europees Handvest afgerond. De evaluatie van de Raad van Europa (RvE) was overwegend positief. De RvE constateert op een aantal punten vooruitgang ten opzichte van de vorige cyclus, met name op het gebied van het promoten van het Limburgs, contact met sprekers van andere talen, wederzijds begrip tussen diverse taalgroepen en het in acht nemen van wensen vanuit de taalgroep.
De regering heeft ruime aandacht voor het Limburgs en de andere streektalen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft als coördinerend departement nauw contact met de provincie Limburg over het Limburgs en de lokale overheden betrokken bij de andere streektalen. In 2019 sloot ik met de provincie het convenant inzake de Nederlandse erkenning van de Limburgse taal. De provincie heeft een voortrekkersrol met betrekking tot het ontwikkelen van Limburgs taalbeleid. Het ministerie schakelt indien nodig met andere betrokken departementen.
Naar aanleiding van de terugkerende aanbeveling van het comité van experts van de Raad van Europa, over het ontbreken van dialoog met de taalgroepen, organiseerde het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2017 bovendien een eerste Streektalensymposium. In 2019 heeft het symposium een vervolg gekregen. Doel van de symposia is om beleidsmakers, sprekers, taalinstituten en experts van de erkende, regio-gebonden talen (Fries, Nedersaksisch en Limburgs) om het jaar samen te brengen en kennis en ervaringen uit te wisselen over diverse thema’s. In 2021 vindt een volgend symposium plaats. Dit wordt in overleg met betrokken taalorganisaties, overheden en wetenschappers georganiseerd.
Wat doet de regering op dit moment voor de Limburgse taal?
De Wet op het primair onderwijs (artikel 9 lid 12 Wet op het Primair Onderwijs) maakt het mogelijk het Limburgs mede als voertaal, naast het Nederlands, in het primair onderwijs te gebruiken. Dit is eveneens het geval voor de kinderopvang (artikel 55, lid 1 Wet Kinderopvang). In het voortgezet onderwijs kan het Limburgs, in aanvulling op de verplichte lesstof, vakken en andere programmaonderdelen worden aangeboden.
In 2019 sloot het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met Provincie Limburg een convenant inzake de Nederlandse erkenning van de Limburgse taal. Het convenant erkent de Limburgse taal als een wezenlijke, volwaardige en zelfstandige regionale taal in Nederland. Deze erkenning is complementair aan de erkenning onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. In het convenant is afgesproken dat de provincie Limburg met betrekking tot het ontwikkelen van het Limburgs taalbeleid een voortrekkersrol heeft, waarbij de provincie zelf bepaalt waar op passende wijze aandacht gegeven kan worden aan de bescherming van het Limburgs. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervult daar waar mogelijk een complementaire rol. Het ministerie heeft bij de ondertekening van het convenant een bedrag van € 25.000 beschikbaar gesteld aan de provincie voor de bevordering van de Limburgse taal.
Provincie Limburg is op verzoek van diverse taalorganisaties in Limburg gestart met de doorontwikkeling van het taalveld. Verjonging, modernisering en professionalisering zijn hierin belangrijke uitgangspunten. Dit wordt ondersteund door het Huis voor de Kunsten Limburg, dat hiervoor een plan van aanpak aan het ontwikkelen is. Inhoud en vormgeving vindt samen met taalorganisaties plaats, maar ook met partners uit verschillende domeinen zoals cultuur, bibliotheken en onderwijs. Voor een toekomstbestendig taalbeleid moet de rol van professional en vrijwilliger duidelijk zijn. Het streektaalveld moet gemoderniseerd worden en zich slagvaardig op partners, de jeugd én de toekomst van de Limburgse taal gaan richten.
Hoe is de regering van plan om het gebruik van de streektaal te bevorderen?
Het convenant inzake de Nederlandse erkenning van de Limburgse taal onderschrijft de wenselijkheid van het volwaardig bestaan van het Limburgs als regionale taal in levend gebruik, in gesproken zowel als in geschreven vorm, ten einde het gebruik van de taal te stimuleren. Het convenant moet bijdragen aan de verbetering van het imago van het Limburgs en de gebruiksmogelijkheden stimuleren zodat oudere generaties sprekers eerder gemotiveerd zijn hun taal door te geven aan jongere generaties en jongeren meer gemotiveerd raken het Limburgs te (blijven) gebruiken. In de beantwoording van vraag 3 is reeds aangegeven dat het primaat van de ontwikkeling van beleid met betrekking tot het Limburgs ligt bij de provincie Limburg. Daar waar een praktische of complementaire rol weggelegd kan of moet zijn voor de rijksoverheid ben ik bereid deze te vervullen of doen vervullen.
In welke mate werkt de regering aan het erkennen van het Limburgs als overheidstaal?
De regering werkt niet aan het erkennen van het Limburgs als overheidstaal. Dit is geen deel van de erkenning van de taal onder deel II van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden of het convenant inzake de Nederlandse erkenning van de Limburgse taal. Het convenant is niet gericht op de totstandkoming van nieuwe verplichtingen, maar op het bevorderen van het gebruik van het Limburgs.
Welke tastbare resultaten heeft het door de Minister erkennen van het Limburgs als officiële streektaal opgeleverd?
Naar aanleiding van de ondertekening van het Convenant Limburgse taal in november 2019 heeft Provincie Limburg besloten de bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van € 25.000 te verdubbelen. Het beschikbare budget van € 50.000 zal worden besteed aan initiatieven die het gebruik van de Limburgse taal stimuleren. Dit zal gebeuren door middel van een prijsvraag, van waaruit uiteindelijk vier initiatieven beloond zullen worden met een bijdrage van € 12.500. De provincie richt zich in deze prijsvraag op initiatieven voor de nieuwe, jonge, Limburgers (0–12 jaar). De provincie verwacht in maart 2021 de winnende initiatieven van de prijsvraag bekend te kunnen maken. Het Provinciebestuur maakt zich veel zorgen over het feit dat kinderen in peuterspeelzalen standaard vaak slechts Nederlandstalig toegesproken worden. Door partijen in de kinderopvangsector wordt gewerkt aan pilots om hier meer Limburgs toe te passen. Meertaligheid vanuit het Limburgs als eerste of tweede taal en de sociaal-emotionele veiligheid van kinderen staan hierbij centraal. De provincie wil al doende ervaren wat het toepassen van het Limburgs, naast het Nederlands, doet. Dit staat ook opgenomen in de beleidsbrief Erfgoed 2020–2021 «Erfgoed leeft!»2 van de provincie Limburg.
Kunt u deze vragen van de Limburgse Kamerleden, die dit advies van de Raad van Europa onderschrijven, zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat de Universiteit van Amsterdam (UvA) in de jacht op internationale studenten de grenzen opzoekt |
|
Harm Beertema (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Universiteit van Amsterdam (UvA) in de jacht op internationale studenten de grenzen opzoekt?1
Ja.
Deelt u de mening dat het inschrijven van internationale studenten door de UvA voor een voorbereidend jaar aan een andere opleiding dan de gewenste opleiding om zo verblijfsvergunningen te kunnen verkrijgen onacceptabel is en bent u voornemens om aan deze frauduleuze praktijken zo snel mogelijk een einde te maken? Zo nee, waarom niet?
De UvA is voor zover bekend de enige hoger onderwijsinstelling die een voorbereidend traject aanbiedt voor een opleiding met een numerus fixus (de opleiding Business Administration). Daarnaast kent de opleiding Politics, Psychology, Law and Economics een selectieprocedure. De UvA vraagt, volgens het onderzoek naar het voorbereidend jaar van de Landelijke Commissie Gedragscode Hoger Onderwijs, in dat geval de verblijfsvergunning aan voor een andere opleiding, zonder fixus of selectie, en het bijbehorend voorbereidend jaar.
Volgens de Gedragscode Internationale Student in het Nederlands Hoger Onderwijs, waarvan een herziene versie per 1 september 2017 van kracht is geworden, moet bij toelating voor een voorbereidend jaar al getoetst worden of de student toelaatbaar is voor de hoofdopleiding (mits het voorbereidend jaar met succes wordt afgerond). De beoordeling van de toelaatbaarheid van een internationale student tot de opleiding is de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling. Het uitgangspunt hierbij is dat een student direct toelaatbaar is voor de opleiding, of dat de student na afronding van het voorbereidend jaar direct toelaatbaar is voor de opleiding. Bij opleidingen met een numerus fixus of selectie is de toelating tot de opleiding ook bij succesvolle afronding van het voorbereidend jaar nog onzeker. De Gedragscode gaat er vanuit dat de internationale student op adequate wijze wordt begeleid bij het maken van een bewuste en juiste studiekeuze. Het inschrijven van studenten voor een andere opleiding, inclusief het bijbehorend voorbereidend jaar, dan de opleiding die de student wenst te volgen, is niet in overeenstemming met de intentie van de Gedragscode. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zal hierover in overleg treden met de UvA.
Deelt u de mening dat het aanbieden van een voorbereidend jaar voor een studie met fixus, waarvoor de toelaatbaarheid allerminst zeker is, onverenigbaar met de gedragscode is, die stelt dat voorafgaand aan een voorbereidend jaar de toelaatbaarheid van een student getest moet worden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat het aanbieden van een voorbereidend jaar voor een opleiding met een numerus fixus of selectieprocedure niet past bij de afspraak in de landelijke gedragscode dat de toelaatbaarheid van een student voor de hoofdopleiding al bij toelating tot het voorbereidend traject beoordeeld dient te worden. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het omzeilen van de regels van de Immigratie- & Naturalisatiedienst (IND) door de UvA een duidelijk voorbeeld is van een doorgeslagen internationalisering waarin universiteiten op nietsontziende wijze en op een zo’n grote mogelijke schaal buitenlandse studenten proberen te werven? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dat internationalisering van grote waarde is voor het Nederlands hoger onderwijs, de wetenschap en de kenniseconomie. Wel ben ik van mening dat een voorbereidend traject bedoeld is voor het wegwerken van enkele specifieke achterstanden, zoals het niveau van taalbeheersing, kennis over een bepaald vak of het opdoen van vaardigheden die een student nodig heeft in het Nederlands hoger onderwijs. De IND heeft tevens te kennen gegeven met de UvA in gesprek te gaan over de werkwijze van het aanvragen van een verblijfsvergunning voor een andere opleiding dan de opleiding die de student in werkelijkheid zal gaan volgen. Zie ook mijn antwoorden op vraag 2 en vraag 3.
Bent u bereid om in kaart te brengen welke universiteiten gebruik maken van internationale wervingsagentschappen zoals «Nuohan Education & Technology» en universiteiten te verzoeken direct te banden te verbreken met dit soort internationale wervingsagentschappen en een einde maken aan het op deze wijze werven van internationale studenten? Zo nee, waarom niet?
De Landelijke Commissie Gedragscode Hoger Onderwijs heeft onderzoek gedaan naar voorbereidende trajecten. In dat onderzoek is de commissie ook ingegaan op de werving van studenten voor deze trajecten door de hoger onderwijsinstellingen danwel door de private aanbieders van de voorbereidende trajecten. Daarmee geeft dit onderzoek een beeld van de universiteiten en hogescholen die hier gebruik van maken.
De commissie heeft op basis van haar onderzoek onder andere aanbevolen om op basis van kwaliteit van onderwijs en strikte opvatting van het wegwerken van deficiënties, (stringenter) beleid te ontwikkelen ten aanzien van het actief, al dan niet via agenten, werven van studenten die (nog) niet toelaatbaar zijn. Ik stel vast dat de commissie een gedegen onderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan met relevante aanbevelingen komt. De commissie heeft de VSNU en VH gevraagd om voor 1 november 2020 met een reactie op dit rapport te komen. Ik verwacht dat de koepelorganisaties deze aanbevelingen zeer serieus zullen nemen en zal hierover met hen in overleg treden.
Het aan hun lot overlaten van kwetsbare Nederlanders ten gunste van statushouders in Amsterdam. |
|
Alexander Kops (PVV), Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Links college: statushouders krijgen voorrang op mensen met medische problemen»?1
Ik ken het bericht.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de gemeente Amsterdam mensen met medische problemen aan hun lot overlaat ten gunste van profiteurs die hier in eerste instantie niet eens hadden mogen zijn?
In Nederland wordt geen onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit. Iedereen in Nederland wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld. Dat uitgangspunt is in onze Grondwet verankerd. De gemeente is verantwoordelijk voor het huisvesten van vergunninghouders conform de halfjaarlijkse taakstelling. Veelal wordt in samenwerking met corporaties gezocht naar een passende woning voor vergunninghouders, waarvan is bepaald dat zij verblijfsrecht in Nederland hebben, en andere doelgroepen, zoals de medische urgenten. Gemeenten kunnen er ook voor kiezen om statushouders op een andere wijze te huisvesten.
Nadat de verplichte urgentiestatus van statushouders per 1 juli 2017 uit de Huisvestingswet is gehaald kunnen gemeenten zelf bepalen welke categorieën woningzoekenden ze als urgentiecategorie in de huisvestingsverordening wensen op te nemen. Deze keuze wordt daarmee lokaal bepaald. Dat statushouders op dit moment nog steeds door de meeste gemeenten in een urgentieregeling als voorrangscategorie worden beschouwd, is het gevolg van de afwegingen die gemeenten hebben gemaakt gegeven enerzijds de huidige lokale situatie op de woningmarkt en anderzijds de taakstelling die gemeenten hebben om statushouders te huisvesten.
Tijdige huisvesting is niet alleen in het belang van statushouders, maar ook in het belang van de Nederlandse samenleving. Dan kunnen zij sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Bovendien zorgt een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke impact en financiële kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt worden gehouden. Omdat er in het gegeven voorbeeld geen sprake is van discriminatie en de gemeente Amsterdam moet voldoen aan de wettelijke taakstelling, ben ik niet voornemens om steun aan de gemeente stop te zetten of in te trekken.
Nog belangrijker dan de toewijzing van woningen is de beschikbaarheid van voldoende woningen. Door veel partijen wordt daarom gezamenlijk hard gewerkt om het aanbod te vergroten. Daarbij is het van belang te zorgen voor meer flexibiliteit op de woningmarkt en betere aansluiting met de asielopvang te creëren. Het kabinet heeft daarom 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een tiental pilots waarbij zal worden geëxperimenteerd met flexibele opvang- en/of huisvestingsoplossingen. Te denken valt aan het tijdelijk en gemixt huisvesten van verschillende doelgroepen alsook het aanbieden van opvangoplossingen in de buurt van de gemeente van uitplaatsing. De eerste pilots zijn dit jaar gestart. Ten slotte wijs ik op het beschikbaar stellen van 50 miljoen euro voor 2020 als stimulans voor de bouw van (flexibele) huisvesting voor kwetsbare groepen. Deze woningen kunnen doorgaans snel geplaatst worden, doordat een impuls wordt gegeven aan concrete projecten die snel te realiseren zijn.
Gaat u eindelijk ingrijpen bij linkse gemeentebesturen die woningen met voorrang vergeven aan statushouders ten koste van Nederlanders? Zo neen, waarom houdt u deze ongegeneerde vorm van discriminatie van Nederlanders in stand?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om alle subsidies, overheidsgelden en andere steun van de rijksoverheid aan de gemeente Amsterdam per direct stop te zetten / in te trekken zolang deze discriminatie van (kwetsbare) Nederlanders niet is gestopt? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht 'Irakees die zijn Friese vrouw voor ogen van hun kinderen doodde alweer vrij' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Deelt u de mening dat het te gek voor woorden is dat de barbaarse moordenaar van een Friese vrouw al na zo’n korte tijd is vrijgelaten door de Iraakse autoriteiten?
Allereerst wil ik benadrukken dat het hier om een zeer schokkende zaak gaat. Ik begrijp volkomen dat het voor de nabestaanden erg moeilijk is dat de dader eerder dan verwacht weer is vrijgekomen. Tegelijkertijd is het naar mijn mening niet aan een bewindspersoon om een oordeel uit te spreken over de berechting van een strafbaar feit. De scheiding der machten is immers een belangrijke basis voor de democratische rechtstaat en de rechterlijke macht maakt haar eigen afwegingen in individuele zaken. Dit geldt ook nu het een strafrechtelijke procedure in het buitenland betreft. De berechting van een eigen onderdaan is een interne Iraakse aangelegenheid, waar Nederland niet in kan treden, ondanks het feit dat een Nederlandse familie slachtoffer is geworden van een verschrikkelijk misdrijf.
Bent u bereid om de Iraakse ambassadeur op het matje te roepen en ervoor te laten zorgen dat deze Iraakse moordenaar weer zo snel mogelijk in Irak achter slot en grendel komt te zitten? Zo nee, waarom accepteert u deze onrechtvaardige situatie?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u er in het vervolg voor zorgen dat dergelijke gestoorde gekken Nederland in beginsel helemaal niet meer binnen mogen komen en dat u dus eindelijk eens stopt met het bieden van onderdak aan oorlogsmisdadigers, terroristen, nep-vluchtelingen en gestoorde psychopaten, en dus een inreisverbod regelt voor o.a. Irak? Zo nee, waarom niet?
Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag biedt de mogelijkheid om personen uit te sluiten van asielrechtelijke bescherming, onder andere als zij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf, een misdrijf tegen de menselijkheid of een ernstig niet-politiek misdrijf hebben gepleegd. Nederland maakt waar nodig gebruik van deze mogelijkheid. Bescherming is er immers voor de slachtoffers, niet voor de daders. In iedere individuele asielprocedure wordt daarom onderzocht of er aanwijzingen zijn dat de aanvrager betrokken is bij zulke daden of een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.
Naar mijn oordeel is het een illusie om te denken dat het nemen van een maatregel zoals hier voorgesteld criminele vreemdelingen voorgoed buiten de deur zou kunnen houden. Crimineel gedrag, of een psychische stoornis die tot dergelijk gedrag leidt, kan zich immers ook ontwikkelen eerst nadat iemand toelating tot Nederland heeft gekregen. Daarnaast laten nieuwsberichten zien dat dit gedrag overal voorkomt en niet is gebonden aan land van herkomst, cultuur, religie of wat dan ook. De oplossing kan dan ook niet liggen in een inreisverbod voor onderdanen van een beperkt aantal landen.
Deelt u de mening dat het terugreizen van de moordenaar eens te meer heeft aangetoond dat het ten eerste in alle gevallen prima mogelijk is om terug te keren naar het land van herkomst, het ten tweede klaarblijkelijk hartstikke veilig is in Irak en we dus helemaal geen asielverzoeken meer zouden moeten toelaten uit dergelijke landen en ten derde dat we helemaal zouden moeten stoppen met het bieden van onderdak, gratis zorg etc. aan lieden die door zowat 10 veilige landen heen zijn gereisd om hier op de kosten van de Nederlandse belastingbetaler te komen parasiteren? Zo nee, waarom niet? Kunt u hierop een duidelijk antwoord geven?
Nee, die mening deel ik niet. De redenen waarom iemand heeft te vrezen in zijn of haar land van herkomst verschillen van persoon tot persoon. Daarom moet ieder asielmotief individueel beoordeeld worden. Het is zeer goed mogelijk dat een land voor de ene persoon (weer) veilig is, terwijl een ander er nog steeds te vrezen heeft voor zijn of haar leven, voor marteling of voor andere daden van vervolging of onmenselijke behandeling.
Het Kabinet heeft in het Regeerakkoord opgenomen dat vluchtelingen die aan het noodlot willen ontsnappen, bescherming moeten krijgen. Dat is ook vastgelegd in internationale verdragen. Als we zouden stoppen met het behandelen van asielverzoeken uit een bepaald land, zouden we geen kennis meer kunnen nemen van de asielmotieven van een persoon, waardoor we die persoon bij terugkeer mogelijk in gevaar brengen. Zolang er geen mogelijkheid is om asielverzoeken elders te beoordelen, is het dus van belang deze te blijven behandelen.
Vanzelfsprekend is daarbij het uitgangspunt dat personen uit veilige landen, criminele vreemdelingen en personen die elders bescherming kunnen vinden geen bescherming in Nederland krijgen.
De door het ministerie van J&V en het COA ondersteunde promotievideo over Nederland als bestemmingsland voor asielzoekers |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met deze video?1
Ja.
Waarom ondersteunt u een video waarin Nederland wordt gepromoot als ideaal bestemmingsland voor Arabisch sprekende asielzoekers en waarom faciliteert u daarmee de islamisering van ons land?
Het gaat hier om een korte videoboodschap uit 2015. Het initiatief en de productie van dit filmpje is van een externe partij en volgde op vergelijkbare initiatieven in andere EU-lidstaten. Het is gemaakt voor en door jongeren en geeft informatie over de asielprocedure en de rechten en verplichtingen die hierbij komen kijken. De IND en het COA zijn hiervoor geraadpleegd.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid, COA en IND zijn niet de afzender van het filmpje en hebben dit ook niet gefinancierd.
Waarom is ervoor gekozen om Nederland in de kijker te spelen als luilekkerland waar je «als je de juiste dingen vertelt aan de IND» (bijvoorbeeld: I was in a war) recht hebt op een huis, zorg, onderwijs etc.?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het al erg genoeg is dat er afgelopen decennia vrachtladingen vol asielzoekers naar Nederland zijn gekomen en dat zonder allerlei zoetsappige promotievideo’s waarin Nederland als ideale asielbestemming wordt gepromoot?
Zoals hiervoor gezegd, betreft het een korte videoboodschap gemaakt en gefinancierd door externe partijen. Ik draag hier geen verantwoordelijkheid voor en zie ook geen reden om te speculeren over de mogelijke gevolgen.
Kunt u aangeven of u uw zinnen heeft gezet op de import van nog meer asielzoekers uit islamitische landen, daar u ervoor heeft gekozen om de video in het Arabisch te ondertitelen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat heeft deze waanzin de Nederlandse belastingbetaler gekost?
Het filmpje is niet gefinancierd vanuit de overheid.
Deelt u de mening dat er van een dergelijke propagandavideo een enorme aanzuigende werking uitgaat en dat dat juist het laatste is dat we kunnen gebruiken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de betreffende video zo snel mogelijk te laten verwijderen en ervoor te zorgen dat er niet nog meer kansloze gelukszoekers naar Nederland komen, maar er juist voor te zorgen dat we vervelende asielzoekers die hier nu zijn gaan terugsturen naar waar ze vandaan komen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik draag geen verantwoordelijkheid voor deze videoboodschap.
Wanneer gaat u nu eindelijk eens de grenzen sluiten voor al deze kansloze (asiel)migranten?
Het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen is geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing voor het complexe migratievraagstuk. De IND beoordeelt aan de hand van wettelijke voorwaarden of een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te mogen verblijven.
Het bericht dat de overheid wil dat Nederlanders een asielzoeker in huis nemen |
|
Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Statushouder Faie (35) logeert bij Manon (54): In het azc kwam ik niet tot mijn recht»?1
Ja.
Waarom wentelt u de door uw opengrenzenbeleid gecreëerde problemen af op de Nederlandse bevolking in plaats van deze zelf op te lossen door de grenzen te sluiten en geen asielzoekers meer binnen te laten?
De opvang van asielzoekers is de verantwoordelijkheid van het COA. De meeste asielzoekers worden opgevangen in een opvanglocatie. Het COA kent naast deze centrale opvang ook de logeerregeling die vergunninghouders de mogelijkheid biedt om op vrijwillige basis tijdelijk te verblijven bij familie, vrienden of een gastgezin. Stichting Takecarebnb verzorgt de matches tussen vergunninghouder en zo’n gastgezin dat, om hun moverende redenen, een bijdrage wenst te leveren aan een goede start van de vergunninghouder in de Nederlandse samenleving. Dit is in lijn met het kabinetsbeleid dat erop is gericht om vergunninghouders vanaf dag één mee te laten doen. Daarnaast stelt het kabinet zich op het standpunt dat het categorisch sluiten van de grenzen, zoals door u voorgesteld, geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.
Heeft u zelf al een asielzoeker in huis genomen? Zo neen, per wanneer kunnen wij Achmed, Mohammed of Youssef de apotheker in huize Knol verwelkomen?
Ik hecht eraan om te vermelden dat alleen vergunninghouders deel kunnen nemen aan de logeerregeling; voor asielzoekers bestaat die mogelijkheid niet. Van het in huis nemen van een asielzoeker is dus sowieso geen sprake.
Of ik al dan niet deel heb genomen aan de logeerregeling of dat van plan ben te doen, staat mijns inziens los van dit beleid.
Heeft u al die bekende Nederlanders die beloofd hebben een asielzoeker in huis te nemen aangeschreven dit alsnog te doen? Zo ja, hoeveel van deze BN’ers hebben hieraan gehoor gegeven?
Door middel van de logeerregeling wordt de mogelijkheid aan vergunninghouders geboden om tijdelijk bij een gastgezin te verblijven. Het gaat hierbij nadrukkelijk om vrijwillige deelname, zowel vanuit de vergunninghouder als vanuit het gastgezin, en daarbij past een handeling zoals door u geschetst niet. Stichting Takecarebnb geeft aan dat alle Nederlanders van harte welkom zijn, ongeacht of zij wel of niet bekend zijn.
Kunt u de garantie geven dat het waardeloze plan van asielzoekers in huis te plaatsen bij Nederlanders nooit en te nimmer een verplichting zal worden? Zo nee, waarom niet?
De logeerregeling geldt niet voor asielzoekers maar alleen voor vergunninghouders. Deelname aan de logeerregeling geschiedt zowel voor de vergunninghouder als voor het gastgezin nadrukkelijk op vrijwillige basis. Dit uitgangspunt van de regeling staat niet ter discussie.
Een massale vechtpartij in AZC Budel |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Grote vechtpartij in AZC Budel, vier gewonden en een arrestatie»1?
Ja.
Waarom is er maar 1 asielzoeker opgepakt terwijl er 100 asielzoekers bij de vechtpartij betrokken zijn geweest?
Op dinsdagochtend 28 juli 2020 heeft op COA-locatie Budel een geweldsincident plaatsgevonden. Ten tijde van het incident waren er volgens het COA circa 15 personen direct of indirect betrokken bij het incident. Gedurende het lopende strafrechtelijke onderzoek kan ik geen verdere mededelingen doen over de uitkomst van dit onderzoek.
Gaat u ervoor zorgen dat alle relschoppers achter slot en grendel worden gezet en vervolgens na het uitzitten van hun straf Nederland worden uitgezet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid naar aanleiding van de zoveelste geweldsuitbarsting het Asielzoekerscentrum (AZC) Budel en alle overige AZC’s per direct te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Vanzelfsprekend is elke vorm van geweld op COA-locaties onacceptabel. Naast eventuele strafrechtelijke sancties kunnen aan bewoners die betrokken zijn bij dergelijke incidenten ook door het COA maatregelen worden opgelegd in het kader van de regeling onthouding verstrekkingen (ROV), bijvoorbeeld plaatsing op een time-out plek of de handhavings- en toezichtslocatie (HTL). Zoals eerder aangegeven2 is het kabinet van mening dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.
Deelt u de mening dat het afgelopen moet zijn met het spelen met de veiligheid van de Nederlanders die deze ellende in hun buurten opgelegd krijgen en dat we daarom zo snel mogelijk een volledige asielstop moeten afkondigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Een verdubbeling van criminaliteit door asielzoekers. |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Incidenten in azc’s verdubbeld»?1
Ja.
Waarom is de media wederom eerder ingelicht over belangrijke informatie dan de Tweede Kamer? Deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is?
Zoals ik heb aangegeven in het vragenuur op 19 mei jl. is de berichtgeving (in de NRC) vóór de verzending aan uw Kamer op 13 mei gebaseerd op een versie van het incidentenoverzicht die niet door mij is verstrekt. Het door mij vastgestelde incidentenoverzicht is pas op 13 mei gepubliceerd.
Kunt u de Kamer nog deze week een volledig overzicht sturen met het aantal incidenten gepleegd door asielzoekers, welke incidenten het betreft, hoeveel verblijfsvergunningen zijn afgewezen dan wel ingetrokken en hoeveel van deze asielzoekers zijn vastgezet en uitgezet?
In het incidentenoverzicht 2019 dat ik op 13 mei jl. aan uw Kamer heb aangeboden treft u achtereenvolgens aan incidenten op COA-locaties, registraties van misdrijven waarvan vreemdelingen worden verdacht en verblijfsrechtelijke consequenties van criminaliteit door vreemdelingen.
Bent u nu eindelijk bereid een volledige asielstop in te stellen nu wederom blijkt dat de criminaliteit onder asielzoekers is toegenomen?
Nee. Zoals ik de leden Emiel van Dijk en Helder eerder heb gemeld (Kamervragen (Aanhangsel) 2019–2020, nr. 1287), is het kabinet van mening dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Het kabinet kiest ervoor risico’s voor de openbare orde zo veel mogelijk te beperken en de veiligheid te bevorderen, waarbij tevens bescherming wordt geboden aan die asielzoekers die bescherming behoeven.