Het bericht 'Goudkoorts blokkeert de weg naar vrede in Sudan' |
|
Don Ceder (CU), Sarah Dobbe , Derk Boswijk (CDA) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Goudkoorts blokkeert de weg naar vrede in Sudan»?1
Wij hebben kennisgenomen van het artikel en delen de daarin genoemde zorgen omtrent het conflict in Soedan.
Bent u op de hoogte van het verergerde geweld tegen Sudanese burgers en deelt u de zorgen om de Sudanese bevolking? Bent u met de Verenigde Naties (VN)2 en Amnesty International3 eens dat de strijdende partijen moeten worden gewezen op hun plicht om burgers en humanitaire hulpverleners te beschermen? Welke stappen heeft u naar aanleiding hiervan ingezet, in lijn met diverse aangenomen moties, én welke stappen zijn er internationaal gezet? Hoe komt het dat deze acties tot nu toe onsuccesvol zijn gebleken? Welke stappen gaat u (in Europees verband) nog zetten?
De oorlog en humanitaire crisis in Soedan zijn zeer zorgwekkend. Het conflict raakt de Soedanese bevolking en heeft daarnaast gevolgen voor stabiliteit en veiligheid in de regio maar ook daarbuiten. Nederland blijft zich inspannen voor humanitaire en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen.
Graag verwijzen wij uw Kamer naar de recente Kamerbrief van 21 februari 2025 waarmee wij uw Kamer informeren over de huidige situatie in Soedan met betrekking tot de oorlog en humanitaire crisis en de Nederlandse inzet.4 Via verschillende bilaterale en multilaterale kanalen spant Nederland zich, op ministerieel en hoog-ambtelijk niveau, er voor in om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen en aandacht te vragen voor de oorlog en humanitaire ramp. Zo heeft Nederland individueel en in EU-verband in de VN Mensenrechtenraad steun uitgesproken voor de onafhankelijke internationale fact-finding mission, opgeroepen tot een staakt-het-vuren en de strijdende partijen opgeroepen zich te houden aan geldend oorlogsrecht. De EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika blijft intensief engageren met beide strijdende partijen en wijst hen op hun plicht om burgers en humanitaire hulpverleners te beschermen. Bij de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het belang benadrukt van intensievere betrokkenheid van de EU en voorgesteld een EU-kerngroep te vormen.
Deelt u de conclusie dat de goudhandel de strijd faciliteert en dient als «brandstof voor het conflict»? Kunt u garanderen dat er op de Nederlandse markt geen goud wordt verkocht dat afkomstig is uit de Sudanese mijnen? Zo nee, wat vindt u ervan dat de Nederlandse vraag op deze manier bijdraagt aan facilitering van het conflict en bovendien bijdraagt aan het feit dat mijnwerkers onder gevaarlijke omstandigheden moeten werken in de mijnen?
Het kabinet verwacht dat Nederlandse bedrijven ondernemen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-RL). Wanneer Nederlandse (en Europese) bedrijven boven bepaalde drempelwaarden de zogeheten conflictmineralen (o.a. tin, wolfraam, tantaal en goud) importeren hebben zij, op basis van de Europese Conflictmineralenverordening (Verordening 2017/821), een gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Dat betekent dat zij potentiële negatieve effecten op mens en milieu in hun waardeketens moeten identificeren en waar mogelijk tegen moeten gaan. In Nederland houdt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) toezicht op de verordening. De verordening heeft als doel de controle op handel in de genoemde mineralen uit conflict- en hoog risicogebieden en is een van de middelen om een einde te maken aan de financiering van gewapende groepen en gedwongen arbeid in mijnen. Ondersteunend aan de verordening bestaat er een indicatieve, niet-uitputtende lijst van conflict- en hoog risicogebieden5. Dertien regio’s in Soedan staan op deze lijst.
Daarnaast is de Anti-dwangarbeidverordening (Verordening 2024/3015) relevant wanneer de delving van goud gepaard gaat met gedwongen arbeid. Deze verordening verbiedt bedrijven namelijk om producten gemaakt met dwangarbeid op de markt van de Unie te plaatsen. Door de complexe context kunnen misstanden echter niet uitgesloten worden. Het is aan bedrijven om risico’s zo goed mogelijke te identificeren en waar mogelijk tegen te gaan. Het kabinet ondersteunt bedrijven bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid, o.a. met het MVO steunpunt en sectorale samenwerking.
Gaat de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) borgen dat de Europese markt niet meer (indirect) bijdraagt aan het conflict in Sudan? Zo nee, welke stappen gaat u zowel in nationaal als Europees verband zetten om dit wel te borgen?
Zoals aangegeven bij vraag 3 is er reeds specifieke wetgeving van kracht op het terrein van conflictmineralen en dwangarbeid. De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) bevat een overkoepelende gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor grote bedrijven om zo risico’s voor mens en milieu te identificeren, te voorkomen en aan te pakken. Onder de reikwijdte van de richtlijn vallen in de EU gevestigde bedrijven met meer dan 1.000 medewerkers en een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen wereldwijd, en niet in de EU gevestigde bedrijven met een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen op de Europese markt. Elke lidstaat zal in de omzetting naar nationaal recht een nationale toezichthouder aanwijzen en de richtlijn voorziet in een Europees netwerk waarin deze toezichthouders samenwerken. In het geval dat Europese ondernemingen of niet-EU ondernemingen die onder de richtlijn vallen bijdragen aan het conflict in Soedan kan dat aanleiding zijn voor een toezichthouder om in dialoog te gaan met deze onderneming en in het uiterste geval een boete op te leggen van minimaal 5% van de wereldwijde netto omzet.
Overigens heeft de Europese Commissie op 26 februari jl. het eerste zogenoemde omnibusvoorstel gepresenteerd waarin een aantal duurzaamheidswetten, waaronder de CSDDD, met het oog op regeldrukvermindering worden gestroomlijnd. Het kabinet zal uw Kamer volgens de gebruikelijke BNC-procedure hierover informeren.
Zijn er reeds maatregelen genomen tegen landen (zoals de Verenigde Arabische Emiraten) die wapendeals sluiten met de strijdende partijen? Zo nee, wat is uw inzet om ervoor te zorgen dat deze maatregelen komen?
Het speelveld van actoren betrokken bij één of beide partijen in de oorlog, en de verschillende bewapenings- en financieringsstromen en -routes, is complex en diffuus.
Tijdens de RBZ van oktober 2024 heeft het kabinet opgeroepen tot meer diplomatieke druk door middel van een derde sanctiepakket gericht op RSF- en SAF-leden, en op diegenen die zich in strijd met het geldende wapenembargo schuldig maken aan het bewapenen, financieren of logistieke ondersteuning bieden aan de strijdende partijen, zowel binnen als buiten Soedan. In EU-kader is er al sinds 1994 een EU-wapenembargo van kracht op geheel Soedan dat meermaals is verlengd en uitgebreid. Daarnaast is er een VN-wapenembargo voor Darfoer van kracht, dat in september 2024 in de VN Veiligheidsraad is verlengd. In oktober 2024 heeft Nederland in EU-kader gepleit voor het uitbreiden van het VN-wapenembargo op Darfoer naar heel Soedan. Tevens bespreekt Nederland de zorgwekkende situatie in Soedan ook met de regionale partners, en benadrukt daarbij de noodzaak tot een einde aan het geweld en het belang van naleving van het VN wapenembargo op Darfoer.
Nederland vraagt via verschillende kanalen aandacht voor financiering door derde partijen, onder meer in EU verband en in bilaterale gesprekken met derde landen betrokken bij het conflict. Tevens is het afsnijden van financieringsstromen een aandachtspunt bij het vaststellen van namen van entiteiten binnen het EU sanctieregime.
Welke stappen zet u om de financiering van de strijdende partijen vanuit derde landen aan verder banden te leggen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke extra stappen bent u bereid te zetten om te voorkomen dat Europese wapens nogmaals in handen van de strijdende partijen vallen, zoals bij de vondst van Franse wapens in Darfur?
In de Kamerbrief van 21 februari jl. inzake de oorlog en humanitaire ramp in Soedan wordt onder andere ingegaan op de inzet van Nederland betreffende de mogelijke indirecte export van wapens naar Soedan. Als deel van de inspanning heeft Nederland de zorgen hierover geuit in de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 en aandacht gevraagd voor het specifieke omleidingsrisico van wapens naar Soedan via derde landen.
Conform de toezegging gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is de Kamer via de geannoteerde agenda voor de RBZ van december 2024 geïnformeerd over contact met de Franse autoriteiten naar aanleiding van mediaberichtgeving over militaire goederen van Franse makelij die in Soedan terecht zouden zijn gekomen.6 De Franse autoriteiten nemen deze berichtgeving zeer serieus en hebben een onderzoek ingesteld. Het kabinet heeft vertrouwen in het Franse wapenexportcontrolebeleid. Ten aanzien van het risico op omleiding van militaire goederen naar Soedan blijft het kabinet conform staand beleid voor elke vergunningaanvraag zorgvuldig toetsen. In dat proces van toetsing wordt ook secuur gekeken naar het risico dat goederen door omleiding in Soedan terechtkomen. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd, wordt een vergunningaanvraag afgewezen.
Hoe reflecteert u op de rol van Rusland in het conflict en op het feit dat zij profiteren van de goudhandel? Welke mogelijkheden ziet u om in Europees verband deze Russische inmenging tegen te gaan, mede vanwege de agressie-oorlog in Oekraïne en de bedreiging die Rusland vormt voor de gehele Europese veiligheid?
Het is hoogst waarschijnlijk dat Rusland banden heeft met beide strijdende partijen in Soedan. Dit is voornamelijk te zien via militaire steun van zogenaamde Private Military Companies (PMC’s) zoals het Africa Corps, maar ook via strategische bilaterale overeenkomsten tussen Rusland en Soedan zoals het openen van een Russische marinebasis aan de Rode Zee. De rol van Rusland op het Afrikaanse continent is groot en neemt toe. In Soedan, maar ook elders op het continent, is Rusland via PMC’s bezig om toegang te krijgen tot natuurlijke grondstoffen zoals goud om o.a. de oorlog in Oekraïne te financieren. Deze ontwikkelingen zijn voor Nederland uiterst zorgelijk, keuren wij af en worden consequent in EU-verband door Nederland opgebracht.
Welke stappen heeft u in Europees verband tot nu toe gezet om te komen tot een vredesproces en meer humanitaire hulp, ook mede in het licht van het besluit van de Amerikaanse regering om de activiteiten van USAID te staken, waardoor de bestaande crisis nog verder zal verslechteren? Welke stappen gaat u nog zetten, zowel als het gaat om humanitaire hulp als om het vredesproces?
Nederland spant zich via verschillende bilaterale en multilaterale kanalen in voor humanitaire en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen. De recente Kamerbrief van 21 februari 2025 gaat in op deze inzet en de gezamenlijke stappen in Europees verband.7 Nederland zet zich in voor een versterkte EU benadering ten aanzien van Soedan, en heeft mede daarvoor het initiatief genomen voor de oprichting van een EU kerngroep. Ook heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Hoge Vertegenwoordiger Kallas verzocht om bespreking tijdens de Raad Buitenlandse Zaken. Zij onderschreef dit belang. Wij verwachten dat tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van april zal worden gesproken over Soedan. Gelet op de grote hoeveelheid buitenland prioriteiten sluiten wij niet uit dat dit ook later zou kunnen worden. De Minister van Buitenlandse Zaken blijft zich hier hoe dan ook voor inspannen.
Daarnaast pleit Nederland in Europees verband actief voor humanitaire uitzonderingen binnen sanctieregimes, wat heeft geleid tot een dergelijke uitzondering in het EU-sanctieregime voor Soedan. Verder leidt Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk de Humanitarian Donor Working Group (HDWG) voor Soedan in Nairobi. Deze groep richt zich op informatie-uitwisseling, coördinatie en belangenbehartiging. Het kantoor van de Resident Coordinator/Humanitairan Coordinator(RC/HC) is bezig met een analyse om de verwachte impact van het stopzetten van USAID-activiteiten in kaart te brengen. Gezien de omvang van de Amerikaanse financiering is duidelijk dat een groot deel van de weggevallen steun niet door andere donoren kan worden opgevangen.
Christenvervolging in de Democratische Republiek Congo |
|
Don Ceder (CU), Henk Vermeer (BBB), Derk Boswijk (CDA), Isa Kahraman (NSC), Joost Eerdmans (EénNL), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «70 mensen onthoofd gevonden in kerk Congo»1 en «D.R. Congo: 70 mensen onthoofd gevonden in Kerk in Kasanga»2?
Ja.
Spreekt u met ons uw afschuw uit over deze bloedige aanval?
Ja. Het kabinet veroordeelt geweld tegen religieuze minderheden. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 24 februari jl. heb ik aandacht gevraagd voor deze vreselijke gewelddaad.
De Democratische Republiek Congo staat op nummer 35 van de Open Doors Ranglijst, welke inzet heeft u en heeft de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging om daar christenvervolging tegen te gaan?
In de Democratische Republiek Congo (DRC) worden christenen niet door de overheid gediscrimineerd en spelen de verschillende kerken een grote rol in het openbare leven. Bovengenoemd geweld komt voort uit de activiteiten van gewapende groepen in Oost-Congo. Zodoende ziet het kabinet het bereiken van een duurzame vrede in Oost-Congo als belangrijkste uitdaging om geweld tegen christenen te voorkomen. Inzet van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging in de DRC heeft naar mening van het kabinet vanuit dit perspectief op dit moment niet meteen toegevoegde waarde. Wel wordt er op ambtelijk niveau gesproken over dit thema met belangrijke religieuze en politieke leiders in de DRC. Het kabinet blijft de ontwikkelingen scherp volgen en zal indien nuttig en nodig de inzet van de Speciaal Gezant in de toekomst niet schromen.
Staan de Allied Democratic Forces (ADF) reeds op de Europese terreurlijst? Zo nee, bent u bereid daarvoor te pleiten, zeker gezien hun registratie in de kennisbank terroristische organisaties3?
De Allied Democratic Forces staan niet op de Europese terrorisme-sanctielijst. Ik ben bereid te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om deze groep op de Europese terrorisme-sanctielijst of de Europese ISIS/Al-Qaida sanctielijst te plaatsen. De groep is zeer versplinterd en ADF-leiders zien streng toe op de informatie die over de organisatie naar buiten komt, zoals de Kennisbank Terroristische Organisaties van de NCTV ook aangeeft.
Is bekend of er buitenlandse steun of steun van andere landen is voor de ADF? Zo ja, welke landen en bent u bereid die landen aan te spreken?
Hierover is op dit moment geen informatie bekend. Ook hiervoor geldt dat het ADF leiderschap streng toeziet op de informatie die naar buiten komt.
Welke steun kan Nederland of de Europese Unie (EU) in de Democratische Republiek Congo leveren om straffeloosheid tegen te gaan, zowel bij deze aanval als bij vele andere mensenrechtenschendingen?
De Congolese staat oefent beperkte controle uit over de regio’s waar de ADF actief zijn. Het herstellen van het staatsgezag zal een cruciale voorwaarde zijn om de straffeloosheid te bestrijden die op dit moment in deze regio’s plaatsvindt. Nederland en de EU roepen op tot steun voor de vredesprocessen die erop gericht zijn de gewapende groepen in Oost-Congo de wapens neer te laten leggen.
Sinds 2015 draagt Nederland middels programma’s bij aan het versterken van het staatsgezag door middel van het verbeteren van veiligheidsbeleid op lokaal niveau in Oost-DRC en de bredere regio.
Nederland zetelt in de Verenigde Naties mensenrechtenraad, ziet u de mogelijkheid om christenvervolging in de VN aan te kaarten? Ziet u ook de mogelijkheid om de gewelddadige opmars van M23 en mensenrechtenschendingen daar te adresseren?
Nederland steunde op 7 februari jl. de speciale zitting van de VN Mensenrechtenraad over DRC, waarbij een tweetraps-onderzoeksmechanisme werd opgezet voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal humanitair recht in de periode vanaf januari 2025 in de provincies Noord- en Zuid-Kivu. Het VN Kantoor voor de Mensenrechten zal onmiddellijk van start gaan met dit onderzoek, gevolgd door een aanvullend onderzoek door een onafhankelijke Fact Finding Mission. Tijdens de zitting sprak de EU een verklaring uit waarin het de mensenrechtendingen in de DRC veroordeelde. Deze verklaring werd door Nederland gesteund.
Hoe kijkt u naar een speciale VN-resolutie op het gebied van religie in conflict en vrede, zoals er een landmark VN-resolutie 1325 is rond Women, Peace and Security?
Een nieuwe resolutie via de VN Veiligheidsraad, zoals de VN-resolutie 1325 (Women, Peace and Security), vereist de benodigde steun van de leden van de VN Veiligheidsraad. Mede gezien de geopolitieke ontwikkelingen en de polarisatie binnen de VN Veiligheidsraad, acht ik een dergelijke overeenstemming weinig waarschijnlijk.
Tijdens de 58ste zitting van de Mensenrechtenraad dit jaar heeft de EU opnieuw een resolutie ingediend over vrijheid van religie en levensovertuiging, waarin religieuze haat, discriminatie en geweld worden veroordeeld. Ook de Organisation of Islamic Cooperation (OIC) dient regelmatig een resolutie in op het gebied van religie en levensovertuiging. Terwijl de EU in haar resolutie nadruk legt op het individuele recht op vrijheid van religie, richt de OIC zich op bescherming van religies, soms ten koste van vrijheid van meningsuiting. Hoewel de EU en de OIC elkaars visie niet volledig onderschrijven, bestaat er een evenwicht dat ervoor zorgt dat beide resoluties meestal unaniem worden aangenomen. Een aanvullende resolutie over religie in conflict en vrede zou dit evenwicht kunnen verstoren en mogelijk kunnen leiden tot een minder gewenst eindresultaat voor Nederland en de EU.
Bent u bekend met de berichten «Oppermachtig Rwanda is in Congo vooral op zoek naar kostbare grondstoffen»1 en «EU speelt gevaarlijk dubbelspel met Rwanda in Congo»?2
Ja.
Welke stappen onderneemt het kabinet om de 400.000 mensen die volgens de Verenigde Naties (VN) al op de vlucht zijn geslagen,3 op te vangen en te voorzien van humanitaire hulpgoederen, al dan niet in samenwerking met de overheid van de Democratische Republiek Congo (DRC)?
De situatie in Oost-Congo is zeer zorgwekkend. De humanitaire situatie was al ernstig en is verder verslechterd door de opmars van M23 en het opgelaaide geweld. Het land had al te kampen met 7 miljoen ontheemden, voornamelijk in het oosten, en dat aantal stijgt nu in hoog tempo verder. De humanitaire hulpverlening is grotendeels stilgevallen. Momenteel kijken organisaties hoe ze de hulpverlening weer op kunnen starten onder de huidige omstandigheden.
Nederland draagt bij aan verlichting van de humanitaire noden door middel van financiële bijdragen aan verschillende humanitaire programma’s en fondsen. In 2024 droeg Nederland EUR 10 miljoen bij aan het Humanitaire Fonds voor de DRC van de VN. Daarnaast draagt Nederland via de Dutch Relief Alliance (DRA) voor de periode 2024–2026 zo’n EUR 17,4 miljoen bij aan de humanitaire respons in Oost-Congo. Verder maakte de Dutch Relief Alliance (DRA) op 6 februari 2025 3 euro miljoen vrij voor hulp in Oost-Congo en steunde Nederland in 2024 het humanitaire landenfonds in de DRC met een bijdrage van 10 miljoen euro. Ook in 2025 zal Nederland aan het humanitaire landenfonds bijdragen.
Verder draagt Nederland bij aan de humanitaire respons via ongeoormerkte middelen. Zo is er 17 miljoen dollar vrijgemaakt voor urgente noden in Oost-Congo uit het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN, waarvan Nederland een grote donor is. Tot slot draagt Nederland ook in EU-verband bij aan de crisisrespons. De EU heeft EUR 60 miljoen toegezegd om de nieuwe noden in Oost-Congo te ledigen, waarvan EUR 25 miljoen al is gealloceerd.
Deelt u de constatering van de VN dat het Rwandese leger feitelijk controle heeft over de militaire acties van M23?4 Beoordeelt u het handelen van Rwanda als een inbreuk op de soevereiniteit van de Congolese staat en daarmee dus als een oorlogsdaad? Zo ja, welke stappen onderneemt u? Zo nee, waarom beoordeelt u het handelen zo niet?
Nederland deelt de visie van de VN over de Rwandese steun aan M23, zoals ook aangetoond in rapporten van de VN Group of Experts. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) en de EU hebben verklaard dat de opmars van M23 en de aanwezigheid van Rwandese troepen op Congolees grondgebied een schending van het internationaal recht en het VN Handvest betekent. Tijdens de VN Veiligheidsraad op 21 februari jl. werd dan ook resolutie 2773 unaniem aangenomen, die M23 oproept om de gewelddadigheden te staken en zich onmiddellijk terug te trekken uit Goma, Bukavu en andere veroverde gebieden. Ook wordt Rwanda in deze resolutie opgeroepen steun aan M23 te staken en Rwandese troepen van DRC grondgebied terug te trekken. De VNVR sprak ook de mogelijkheid uit tot opleggen van aanvullende maatregelen om het bovenstaande te bewerkstelligen.
Nederland spreekt Rwanda bilateraal, via de EU, en via de International Contact Group for the Great Lakes (ICG) aan op steun aan M23 en de schending van de soevereiniteit van de DRC door de aanwezigheid van duizenden Rwandese militairen op Congolees grondgebied. Deze zaken zijn ook veroordeeld in de EU-verklaring over de situatie van 25 januari, en de ICG verklaringen van 25 januari 2025 en 19 februari 2025, respectievelijk na de val van Goma en de val van Kavumu en Bukavu. In een recent telefoongesprek met zijn Rwandese ambtsgenoot heeft de Minister van Buitenlandse Zaken dringend aandacht gevraagd voor de humanitaire situatie, en de Rwandese steun aan M23 veroordeeld. Ook riep de Minister op tot het respecteren van de territoriale integriteit van de DRC, en tot een diplomatieke oplossing van het conflict.
In de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) op 24 februari jl. benadrukte de Minister voorts opnieuw dat de territoriale integriteit van de DRC gerespecteerd moet worden en riep op tot concrete maatregelen richting Rwanda, specifiek de opschorting van de veiligheidsdialoog en het opschorten van de EU-Rwanda afspraken (memorandum van overeenstemming) over duurzame waardeketens voor kritieke grondstoffen. Ook pleitte Nederland voor een onmiddellijk en onvoorwaardelijk staakt-het-vuren en steun aan de regionale vredesprocessen.5
Bent u bereid om in EU-verband te pleiten voor sancties tegen de Rwandese overheid vanwege haar inbreuk op de Congolese soevereiniteit?
Er zijn momenteel EU-sancties in werking tegen leden van M23 en functionarissen van het Rwandese leger. In de eerdergenoemde EU-verklaring van 25 januari 2025 benadrukte de Hoge Vertegenwoordiger (HV) van de Unie dat de EU alle middelen waarover zij beschikt zal overwegen om degenen die verantwoordelijk zijn voor de instandhouding van het gewapende conflict en van instabiliteit en onveiligheid in de DRC ter verantwoording te roepen. Sancties maken hier ook onderdeel van uit. Nederland heeft tijdens de EU RBZ op 24 februari 2025 aangegeven additionele sancties te verwelkomen. Na afloop van de RBZ kondigde de HV een politiek besluit op het implementeren van sancties aan.
Waarom is de ambassadeur van Rwanda niet ontboden om tekst en uitleg te geven?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft rechtstreeks gebeld met zijn Rwandese ambtsgenoot en de steun van Rwanda aan M23 en de aanwezigheid van Rwandese troepen op Congolees grondgebied veroordeeld. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 3. Daarnaast heeft de EU op 21 februari jl. de Rwandese ambassadeur voor de EU ontboden.
Wat is uw reactie op de bevindingen van experts dat het grootste deel van de grondstoffen afkomstig is uit Congo en niet uit Rwanda zelf? Welke stappen neemt u en/of de EU om te garanderen dat de grondstoffen enkel en alleen uit Rwanda zelf afkomstig zijn?
Het kabinet is op de hoogte van de wijdverspreide illegale handel in grondstoffen in de Grote Meren-regio waarin zowel regionale als internationale actoren een rol spelen. Ook is het kabinet zich bewust van de rol van grondstoffen in het al decennia voortdurende conflict in het Oost-Congo. De VN Group of Experts heeft dit beeld recent bevestigd en benoemt de rol van Rwanda daarin.6
De EU en Nederland beogen daarom verantwoorde winning, transparantie van grondstoffenketens en traceerbaarheid/certificering van grondstoffen uit de Grote Merenregio te vergroten en tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan de directe veiligheidssituatie en de (werk)omstandigheden in de mijnbouw en lokale handel.
Dit gebeurt ten eerste door ondersteuning aan autoriteiten in de regio. Nederland, evenals de EU, steunt de International Conference on the Great Lakes Region (ICGRL) ter versterking van het certificeringsmechanisme voor grondstoffen. Daarnaast steunt Nederland ontwikkelingsprojecten in Oost-Congo gericht op verantwoorde winning en handel van artisanale kleinschalige mijnen. Voorts leveren internationale organisaties een bijdrage aan capaciteitsopbouw en kennisopbouw over de rol van grondstoffen in de regio en het bevorderen van legale en traceerbare handel in grondstoffen. Nederland financiert op dit gebied de implementatie en toetreding van ontwikkelingslanden tot het Extractive Industries Transparancy Initiative Hier is Rwanda (nog) geen lid van, het EU – Rwanda grondstoffenpartnerschap gaat o.a. over toetreding van Rwanda tot EITI. en het Intergovernmental Forum on Mining, Minerals, Metals and Sustainable Development.7
Een ander element is de Europese wetgeving ten aanzien van de import van conflictmineralen (Verordening 2017/821) die sinds 2021 van kracht is. De Verordening verplicht bedrijven in de EU die goud, tin, tantaal of wolfraam importeren – dit zijn grondstoffen die in Oost-Congo gewonnen worden – om gepaste zorgvuldigheid toe te passen op basis van de «OESO richtsnoeren inzake passende zorgvuldigheid voor verantwoorde toeleveringsketens voor mineralen uit conflict- en hoogrisicogebieden». Nederland, en de EU, steunen tevens het implementatieprogramma van de OESO voor deze richtsnoeren. Als «flankerende maatregel» heeft Nederland het European Partnership for Responsible Minerals mede-opgericht dat projecten in conflict- en hoogrisicogebieden financiert gericht op betere omstandigheden en markttoegang voor artisanale kleinschalige mijnbouw. Ook liep Nederland internationaal voorop met de ontwikkeling van de IMVO-convenanten goud en metaal (beide inmiddels afgelopen) waarin bedrijven samen met vakbonden, maatschappelijke organisaties en de overheid werkten aan een schone keten.
Bent u bereid om vanwege deze inbreuk van de Congolese soevereiniteit door Rwanda binnen de EU te pleiten voor het verbreken van de grondstoffendeal tussen de EU en Rwanda uit 2024? Zo nee, waarom niet?
Het grondstoffenpartnerschap met Rwanda is in de vorm van een niet-bindend Memorandum of Understanding (MoU). Daarin wordt gesteld dat het partnerschap beoogt bij te dragen aan de transparantie, traceerbaarheid en het versterken van de strijd tegen de illegale handel in grondstoffen in de regio. Het partnerschap ziet specifiek toe op het aanpakken van illegale handel en witwassen, inclusief het bestrijden van gesmokkelde mineralen. Het MoU dient zodoende als vertrekpunt voor de dialoog met Rwanda over deze zorgen. In EU verband is gesproken over maatregelen richting Rwanda om de steun aan M23 en de recente opmars in Oost-Congo te veroordelen. Een mogelijke opschorting van het MoU maakt hier onderdeel van uit. Tijdens de EU RBZ op 24 februari jl. heeft Nederland gepleit, net als verscheidene andere lidstaten, voor een schorsing van het MoU. Wel benadrukt Nederland dat maatregelen als deze hand in hand moeten gaan met politieke dialoog op hoog niveau. Tijdens de RBZ werd geconcludeerd dat het opschorten van het MoU nader zal worden besproken in onderraden.
Wat zijn de Nederlandse beleidsdoelstellingen ten aanzien van de DRC en het grondstoffenbeleid? Bent u van mening dat Nederland voldoende heeft gedaan om toe te werken naar deze doelstellingen?
De DRC is een partner van (geo)-strategisch belang voor Nederland en de EU, op het gebied van onder andere stabiliteit, grondstoffen en duurzame handel. Het is derhalve van belang in te blijven zetten op de relatie met de DRC.
De algemene doelstellingen van het grondstoffenbeleid op het gebied van verduurzaming van grondstoffenketens en diversificatie zijn gegeven in de Nederlandse grondstoffenstrategie.
Ten aanzien van de grondstoffenwinning in (Oost-)Congo zet Nederland in op verantwoorde winning en handel in grondstoffen, zodat deze sector bijdraagt aan duurzame economische ontwikkeling en stabiliteit in de regio. Nederland pleit daarbij voor inzet op lokale waardetoevoeging in grondstofproducerende landen. Nederland heeft specifiek aandacht voor de sociale omstandigheden (waaronder vrouwenrechten) en milieu-impact in de artisanale kleinschalige mijnbouw zoals die in de Grote Merenregio veelvoorkomend is. Deze sector kan een belangrijke motor zijn voor inkomen, werkgelegenheid en economische ontwikkeling maar gaat gepaard met grote uitdagingen. Nederland werkt, met gelijkgezinde partners, toe naar verantwoorde productie en internationale markttoegang van artisanale kleinschalige mijnbouw-grondstoffen. Zie verder het antwoord op vraag 6.
De beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad over wat dient te worden verstaan onder ‘eerste aflossing’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Struycken , Nobel |
|
![]() |
Bent u bekend met de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Hoge Raad over wat dient te worden verstaan onder «eerste aflossing» in het kader van een buitengerechtelijke schuldenregeling zoals bedoeld in artikel 285 eerste lid onder f en artikel 349a lid 1 Faillissementswet ECLI:NL:HR:2024:1913?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat de antwoorden van de Hoge Raad van grote invloed zijn op de huidige praktijk van (gemeentelijke) schuldhulpverlening?
Ja, wij zien dat de antwoorden van de Hoge Raad mogelijk grote gevolgen hebben voor zowel een buitengerechtelijke schuldregeling2 als het wettelijke schuldsaneringstraject.
De Hoge Raad biedt verduidelijking over wat wordt verstaan onder «eerste aflossing», «in het kader van» en een «buitengerechtelijke schuldregeling» als bedoeld in artikel 285, eerste lid, onder f» in art. 349a lid 1 Fw. Dit wetsartikel is per 1 juli 2023 gewijzigd en geeft de mogelijkheid om de termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) in te laten gaan vanaf de dag waarop een eerste aflossing is gedaan in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling. De datum per wanneer de Wsnp van toepassing wordt verklaard kan daarmee voor de datum liggen waarop de rechter uitspraak doet. De Hoge Raad overweegt onder meer dat de periode tussen het moment dat de eerste aflossing is gedaan in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling en het moment dat de rechter de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitspreekt het minnelijke voortraject is. Uit de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad blijkt dat onder de «eerste aflossing», «in het kader van» en «buitengerechtelijke schuldregeling» wordt verstaan dat ook aflossingen aan een of enkele schuldeisers wegens een door hen gelegd beslag als eerste aflossing kunnen gelden. Ook wanneer blijkt dat de schuldenaar geen aflossingscapaciteit heeft moet dit worden gezien als «een eerste aflossing» in de zin van art. 349a lid 1 Fw. Dit kan daarmee ook gevolgen hebben voor de ingangsdatum van de toepassing van de Wsnp. De ingangsdatum van de Wsnp is afhankelijk van hoe het proces van een buitengerechtelijke schuldregeling heeft plaatsgevonden. Zo dient de schuldenaar, om in aanmerking te komen voor vervroeging van het aanvangsmoment van de termijn van de schuldsaneringsregeling, te hebben voldaan aan de verplichtingen uit het buitengerechtelijk traject voortvloeien. Wij blijven monitoren hoe deze beantwoording zich in de praktijk verder ontwikkelt, voor zowel een buitengerechtelijke schuldregeling als het wettelijke traject.
Op welke wijze borgt u dat deze nieuwe toepassing zowel in beleid als uitvoering in alle gemeenten beschikbaar is, zodat mensen in een minnelijk schuldhulpverleningstraject erop kunnen vertrouwen dat dit traject in overeenstemming met de antwoorden van de Hoge Raad wordt uitgevoerd? Op welke wijze worden medewerkers in de schuldhulpverlening en het bredere werkveld geïnformeerd en geïnstrueerd over de juiste interpretatie van deze wet- en regelgeving, conform de antwoorden van de Hoge Raad?
Het kabinet werkt aan het Nationaal Programma Armoede en schulden. Hierin worden de maatregelen uit de kabinetsreactie op het IBO rapport over problematische schulden3 verder uitgewerkt. Hierbij wordt bekeken hoe de beantwoording van de Hoge Raad zich tot deze maatregelen verhoudt.
De invulling van een buitengerechtelijke schuldregeling is niet in wetgeving vastgelegd. Het is aan de uitvoerders zelf om naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad richtlijnen op te stellen en overeenstemming te bereiken met schuldeisers. De branchevereniging NVVK heeft aangekondigd de gedragscode voor schuldhulpverleners te wijzigen naar aanleiding van de antwoorden van de Hoge Raad.
Wordt bij de verdere ontwikkeling van de basisdienstverlening rekening gehouden worden met de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad? Zo ja, op welke wijze?
Nee, de basisdienstverlening4 blijft ongewijzigd. Deze is middels bestuurlijke afspraken op 24 maart 2024 vastgesteld.5 De basisdienstverlening gaat niet expliciet over een buitengerechtelijke schuldregeling, maar kijkt naar verschillende aspecten binnen de gehele schuldhulpverlening, zoals de aanmeldfase en nazorg. De basisdienstverlening is vastgesteld en wordt momenteel geïmplementeerd via het actieplan van de basisdienstverlening.6
Hoe beoordeelt u het verschil van inzicht tussen de «Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen» en de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Hoge Raad?
Het is duidelijk dat er een verschil zit in de huidige Recofa-richtlijnen en de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad. Dit verschil ziet met name op wat kan worden verstaan onder de eerste aflossing in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling.
Tot voor kort werd ervan uit gegaan dat een eerste aflossing aan het collectief van schuldeisers diende te geschieden. Gelet op de beantwoording van de Hoge Raad zal moeten worden bezien wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor de praktijk. Recofa heeft aangegeven dat het arrest van de Hoge Raad aanleiding geeft om de richtlijnen, voor zover deze zien op de in het arrest behandelde vraagstukken, opnieuw kritisch tegen het licht te houden en te bezien of wijziging daarvan noodzakelijk is.
Zou het – in het vervolg – niet beter c.q. zorgvuldiger zijn wanneer dusdanig concrete uitwerking van wet- en regelgeving wordt vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), zodat het onder directe democratische controle staat, in plaats van in een richtlijn van Recofa? Zo nee, waarom niet?
De Recofa-richtlijnen zijn geen recht of wet in de zin van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, maar landelijke afspraken tussen insolventierechters ten einde te zorgen voor een zoveel mogelijk gelijke behandeling van gelijke gevallen. Deze richtlijnen worden op www.rechtspraak.nl gepubliceerd zodat schuldhulpverleners hier rekening mee kunnen houden en de beslissing van de rechter voor de schuldenaar voorspelbaarder wordt. Iedere rechter is evenwel bij de beoordeling van een schuldsaneringsverzoek, binnen de grenzen van de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad, vrij te beslissen op dat verzoek. Er zijn veel verschillen in de buitengerechtelijke schuldregelingen onderling, omdat zoals benoemd bij vraag 3, de invulling niet is vastgelegd in wetgeving. Juist daarom is het belangrijk dat de rechter een afweging kan maken op basis van maatwerk op basis van de situatie van de debiteur en de invulling van een buitengerechtelijke regeling. Wij zien vooral voordelen in deze Recofa-richtlijnen. Deze zijn namelijk door gespecialiseerde rechters opgesteld, zijn relatief snel aan te passen en bieden ruimte aan rechters om in concrete gevallen maatwerk te bieden. Er is bovendien geen grondslag in de Faillissementswet om tot een AMvB te komen om voor dit onderwerp regels te stellen.
Bent u het eens dat deze uitspraak er niet toe moet leiden dat de schuldhulpverlener geen maatregelen meer treft om een loonbeslag tegen te gaan binnen het minnelijke traject om de gelijkheid van schuldeisers te waarborgen?
Hier zijn wij het mee eens. We volgen de ontwikkelingen hieromtrent op de voet. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijven hierover in gesprek met de direct betrokken belanghebbenden. Bij de uitwerking van de IBO maatregelen wordt bekeken hoe de beantwoording van de Hoge Raad zich hiertoe verhoudt en waar nodig wordt dit meegenomen in de verdere uitwerking.
Bent u bekend met de brandbrief die Amsterdamse kerken stuurden in verband met het gebrek aan fysieke ruimte om hun diensten en activiteiten plaats te laten vinden? Hoe luidt uw reactie op deze brief?1
Herkent u het beeld dat kerkelijke gemeenschappen in toenemende mate te kampen hebben met ruimtegebrek, door groei van het aantal kerkgangers, doordat huurcontracten van zaalruimte worden opgezegd of doordat noodgedwongen gebruik wordt gemaakt van eigenlijk ongeschikte locaties voor erediensten? Hoe luidt uw reactie hierop?
Erkent u dat kerkelijke gemeenschappen overal in Nederland, maar zeker ook in Amsterdam, een nauwelijks te onderschatten bijdrage leveren aan het functioneren van onze samenleving, bijvoorbeeld op het gebied van vrijwilligerswerk, welzijnswerk, eerstelijnszorg en armoedebestrijding? Hoe waardeert u dit gegeven? Bent u ook bang dat doordat geen ruimte wordt geboden aan kerkelijke gemeenschappen ook dergelijke maatschappelijke initiatieven zullen verdwijnen?
Kunt u bevestigen dat het in vrijheid uitoefenen van het recht op godsdienst (artikel 6 van de Grondwet) óók behelst dat er voldoende fysieke ruimte beschikbaar is om erediensten te houden?
Wat vindt u in het licht van voorgaande vraag van de uitlatingen van het Amsterdamse college van burgemeester en Wethouders «Daarnaast hebben we een scheiding tussen kerk en staat. Ik vind het geen overheidstaak om in de gebiedsontwikkeling in religieuze huisvesting te voorzien» en «principieel vind ik niet dat wij in huisvestingsplannen een x aantal vierkante meters moeten reserveren voor religieuze instellingen»?2
Wat is volgens u een historisch juiste interpretatie van het begrip «scheiding tussen kerk en staat»?
Deelt u de mening dat de scheiding van kerk en staat gemeenten niet belemmert om het gesprek aan te gaan en te spreken over uitdagingen op het gebied van fysieke ruimte om samen te komen? Deelt u de mening dat de scheiding van kerk en staat gemeenten niet belemmert om fysieke ruimte aan kerkelijke gemeenschappen te faciliteren?
Bent u bereid het Amsterdamse college aan te spreken op de grote verantwoordelijk die zij heeft om de vrijheid van godsdienst te waarborgen, ook in de vorm van het faciliteren van voldoende fysieke ruimte om erediensten te laten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Herinnert u zich dat de gemeente Rotterdam in 2017 besloot kerkelijke gemeenschappen uit te sluiten van verhuur van buurthuizen?3 Hoe luidt uw reactie daarop? Deelt u de mening dat het een zorgelijke trend is dat gemeenten onder het mom van «neutraliteit» de uitoefening van de vrijheid van godsdienst onder druk zet?
Ziet u ook in dat het uitoefenen van de vrijheid van godsdienst onder druk komt te staan als meer en meer gemeenten kerkelijke gemeenschappen uitsluiten van het gebruik van hun gemeentelijk vastgoed en weigeren onvoldoende ruimte voor kerkelijke gemeenschappen te reserveren bij stedelijke ontwikkelingen?
Hoe gaat u zich inspannen om gemeenten bewuster te maken van de rol die zij hebben om de uitoefening van het recht op godsdienst te faciliteren door hier ruimte voor beschikbaar te stellen? Kan een herijking van de landelijke handreiking hier een rol in spelen?
Hoe gaat u zich inspannen om voldoende fysieke ruimte voor kerken te waarborgen en kerkelijke gemeenschappen zoals in Amsterdam en Rotterdam perspectief te bieden?
Bent u bereid een verplichting op te nemen om gemeenten in hun Omgevingsvisie of volkshuisvestelijk programma aandacht aan te laten schenken aan voldoende huisvesting voor kerkelijke gemeenschappen? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze geeft u in de rol van Minister van Eredienst invulling aan het waarborgen van voldoende fysieke ruimte voor kerkelijke gemeenschappen? Bent u bereid de kwestie van voldoende fysieke ruimte voor kerkelijke gemeenschappen aan te kaarten in het regulier overleg met de vertegenwoordigers van de kerkelijke gemeenschappen?
De aanhouding van de burgemeester van Istanbul |
|
Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66), Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Don Ceder (CU), Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de burgemeester van Istanbul Ekrem Imamoglu en circa honderd anderen vanmorgen zijn opgepakt?
Deelt u de mening dat de aantijgingen tegen de burgemeester politiek gemotiveerd lijken te zijn?
Deelt u de mening dat zulke grove schendingen van burgerlijke vrijheden en democratische en rechtsstatelijke principes niet zonder consequenties kunnen blijven?
Bent u bereid om deze zaak aan te kaarten bij uw Turkse collega? Zo nee, waarom niet?
Bent u voornemens om in de Europese Unie (EU) te pleiten voor concrete maatregelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen liggen voor u op tafel?
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk en met spoed beantwoorden?
Het vervolg ten aanzien van de zaak van Tent of Nations en effectieve bescherming van Palestijnen |
|
Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger over de zaak van Tent of Nations?1 Klopt het dat de zaak van Tent of Nations, die al langer dan dertig jaar loopt, het langstlopende landregistratieproces in Israël is?
Heeft u, zoals toegezegd bij het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken in februari, bij de Europese Unie (EU)-Israël Associatieraad Minister Sa’ar aangesproken op de zaak Tent of Nations? Zo ja, wat was de reactie van Minister Sa’ar?
Is er inmiddels duidelijkheid gegeven waarom de beoordeling van de stukken zo lang duurt en waarom er opnieuw vertraging is? Zou u deze kwestie opnieuw en met spoed kunnen aankaarten bij de Israëlische autoriteiten?
In eerdere beantwoording gaf het kabinet aan dat uit gesprekken met de Coordination of Government Activities in the Territories (COGAT) bleek dat het aanleggen van de twee wegen in de buurt van de Tent of Nations niet is toegestaan en dat COGAT stelde hierop zullen handhaven; is dit inmiddels gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat het Hooggerechtshof op 8 oktober 2024 de uitspraak heeft gedaan dat de staat Israël de wegen moest verwijderen binnen zestig dagen en dat als de staat in gebreke zou blijven, de familie Nassar naar de Civil Court in Jeruzalem zou kunnen gaan?
Klopt het dat op 6 februari 2025 bij de Civil Court de uitspraak werd gedaan dat het land waar de wegen zijn aangelegd inderdaad aan de familie Nassar toebehoren? Indien dat zo is, kan het kabinet dan bij COGAT en Israëlische autoriteiten ook op directe naleving aandringen? Welke pressiemiddelen heeft de familie indien aan de uitspraak geen gehoor wordt gegeven?
Ziet u ook dat er meer constructies en wegen worden gebouwd en de incidenten toenemen? Kan u opnieuw met spoed contact opnemen met COGAT om te handhaven en de illegale structuren te verwijderen en te zorgen voor feitelijke bescherming aan de eigenaren van het gebied en hun bezoekers?
Erkent u dat door te lang te wachten een feitelijk onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan en dat dit, in afwachting van een definitieve uitspraak, zeer onwenselijk is? Kan u COGAT wijzen op hun eerdere toezegging om op te treden en verzoeken dit alsnog te doen?
Hoe verhouden de antwoorden van uw ambtsvoorganger dat volgens het bezettingsrecht de Israëlische militaire commandant verantwoordelijk is voor de veiligheid van de Palestijnse burgerbevolking zich tot de afspraken die tussen de Israëlische autoriteiten en de Palestijnse Autoriteit (PA) zijn gemaakt en de verschillende rollen ten aanzien van Area A, B, C? Kan het kloppen dat de praktische afspraken niet te verklaren zijn vanuit het bezettingsrecht, maar juist uit de lex specialis, voortvloeiend uit afspraken die rond de Oslo-akkoorden zijn gemaakt?
Herinnert u zich het antwoord van uw ambtsvoorganger dat Israëlische politiebureaus zich geregeld in gesloten nederzettingen bevinden, die Palestijnen alleen mogen betreden na goedkeuring en onder begeleiding? Bent u bereid om de Israëlische regering aan te spreken op het feitelijk mogelijk te maken van het doen van aangifte op bereikbare locaties?
Kunt u uiteenzetten welke afspraken er zijn gemaakt tussen de PA en de Israëlische autoriteiten ten aanzien van de veiligheid en bescherming van Palestijnse burgers in Area C? Zou u hierbij ook specifiek in kunnen gaan op afspraken ten aanzien van de mogelijkheid voor Palestijnen om ongehinderd aangifte te kunnen doen?
Kunt u aangeven welke afspraken er specifiek zijn gemaakt ten aanzien van de rollen van de Palestijnse politie en de Israëlische autoriteiten en de afbakening van de verschillende bevoegdheden? Zou u, indien deze er zijn, kunnen verwijzen naar documenten waarin deze afspraken zijn vastgelegd?
Het bericht ‘Despair Haunts Ramadan for Palestinians Displaced in West Bank’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Despair Haunts Ramadan for Palestinians Displaced in West Bank» (New York Times, 11 maart 2025)?1
Hoe kijkt het kabinet naar de huidige situatie in het noorden van de Westelijke Jordaanoever? Deelt u de zorgen over de ontheemding en burgerslachtoffers? Op welke manier zet het kabinet zich in voor het handhaven van het internationaal (humanitair) oorlogsrecht, ook als het gaat om militaire operaties daar?
Hoe verhoudt de huidige militaire operatie tot de acties van de Palestijnse Autoriteit (PA) van eind dit jaar en begin vorig jaar onder de naam «Operatie bescherm het Vaderland» uitgevoerd in Jenin?2 Welke formele rol heeft de PA in Jenin (mede op grond van de Oslo-akkkoorden) en specifiek als het gaat om het uitschakelen van Hamas en de Islamitische Jihad in Jenin? Welke feitelijke rol pakt de PA nu bij de militaire operatie van Israël? Waarom heeft niet de PA maar het Israëlische leger nu de leiding en is er de operatie nog in overeenstemming met de PA?
Uit berichtgeving blijkt dat 40.000 mensen inmiddels zijn ontheemd als gevolg van het conflict; hoe beoordeelt het kabinet deze cijfers? Hoeveel Palestijnen hebben er in totaal sinds het begin van «operatie bescherm het Vaderland» moeten vertrekken uit hun huizen? En hoeveel na de Israëlische operatie? En hoeveel zijn er sindsdien al teruggekeerd? Deelt u de zorgen dat deze ontheemding lange tijd kan duren?
Welke voorzieningen zijn er voor deze groep ontheemden getroffen? Is er voldoende hulp aanwezig? Zo nee, bent u bereid om de Israëlische regering daarop aan te spreken? Wat kan Nederland betekenen in het leveren van noodzakelijke essentiële basisvoorzieningen?
Wat doet Nederland (bijvoorbeeld in Europese Unie (EU)-verband) op internationaal gebied om te voorkomen dat terrorisme op de Westbank broeit en specifiek in en rond Jenin; en daarmee een gevaar vormt voor de veiligheid en stabiliteit van de Westelijke Jordaanoever, Israël en de omliggende regio?
Welke duidelijkheid is er inmiddels ten aanzien van de terugkeer van de Palestijnen? Op welke manier komt de situatie rond ontheemde Palestijnen aan de orde van de gesprekken die de Nederlandse regering heeft met de Israëlische regering? Welke stappen gaat u nog zetten?
De uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens: discriminatie vanwege medische redenen bij onder bewind gestelde klant |
|
Don Ceder (CU) |
|
Struycken |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens (met oordeelnummer 2024-69)?1
Wat is uw visie op het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens waarin wordt gesteld dat Coolblue Energie discrimineert vanwege medische redenen en verboden onderscheidt maakt door een onder bewind gestelde klant een borg te vragen?
Hoe beoordeelt u het gebruik van het bewindsregister door kredietonderzoekers? En heeft u zicht op in welke mate dit gebeurt?
In hoeverre heeft u kennisgenomen van soortgelijke situaties waar barrières worden opgeworpen voor personen onder bewind in het afsluiten van energie-, huur-, telecom- en/ of gelijksoortige contracten?
Is er volgens u sprake van een incidenteel misverstand of schuilt er een structureel probleem achter deze uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens?
Hoe beoordeelt u de stelling dat het aanvaarden van hulp bij geldzaken door een bewindvoerder juist zekerheden moet bieden en dit daarmee geen risico is voor een verkopende partij?
Onderschrijft u dat mensen onder bewind, waarbij veelal sprake is van lichamelijke en/of geestelijke toestand, beschermend dienen te worden tegen discriminerende factoren waardoor zij financieel nadeel ondervinden? Zo ja, welke beleidsstukken blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Welke rol heeft de Autoriteit Persoonsgegevens in deze kwestie ten aanzien van persoonsgegevens?
De uitbreiding van militaire trainingsfaciliteiten op ’t Harde (Artillerie Schietkamp) |
|
Mirjam Bikker (CU), Don Ceder (CU) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Mona Keijzer (BBB), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Welke gemiddelde doorloopsnelheid hebben de huidige vergunningprocedures voor uitbreiding van Nederlandse militaire (trainings)faciliteiten? Vindt u deze snelheid passend bij de huidige opgave waar Nederland voor staat? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorg dat de lengte en complexiteit van de huidige vergunningsprocedures de uitbreiding van Nederlandse militaire infrastructuur onnodig vertragen en daarmee de militaire weerbaarheid van Nederland ondermijnen?
Welke concrete stappen neemt u om procedures voor uitbreiding van militaire oefenterreinen te versnellen, zonder de noodzakelijke zorgvuldigheid en participatie te schaden?
Heeft u beeld bij tegen welke juridische en bestuurlijke belemmeringen er wordt opgelopen op het moment dat er intensiever moet worden getraind, andere militaire voertuigen of artillerie nodig is bij een training vanwege nieuwe samenwerking met bondgenoten of munitiegebrek? Zo ja, welke zijn de belangrijkste? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen?
Bent u ermee bekend dat niet geoefend kan worden met een ander type wapen van bondgenoten dat dezelfde munitie afvuurt met dezelfde geluidsbelasting? Zo nee, zou dit kunnen voorkomen binnen de huidige regelgeving?
Is de huidige regelgeving toereikend om beter en effectiever te kunnen trainen met moderne wapensystemen en gezamenlijk te kunnen trainen met buitenlandse eenheden? Zo nee, op welke punten kan dit verbeterd worden?
Hoe weegt u de zorgen van omwonenden en natuurorganisaties over geluidsoverlast, stikstofuitstoot en natuurbescherming tegen de noodzaak van opschaling van trainingscapaciteit?
Welke keuzes voor de ruimtelijke regelgeving maakt u om de basisinfrastructuur voor defensie verder op orde te brengen, zowel als het gaat om ruimtebeslag, vergunningen voor gebruik en extra onderkomens bij de kazernes? Ziet u het gevaar van jarenlange procedures en heeft u die tijd?
Het bericht 'Goudkoorts blokkeert de weg naar vrede in Sudan' |
|
Don Ceder (CU), Sarah Dobbe , Derk Boswijk (CDA) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Goudkoorts blokkeert de weg naar vrede in Sudan»?1
Wij hebben kennisgenomen van het artikel en delen de daarin genoemde zorgen omtrent het conflict in Soedan.
Bent u op de hoogte van het verergerde geweld tegen Sudanese burgers en deelt u de zorgen om de Sudanese bevolking? Bent u met de Verenigde Naties (VN)2 en Amnesty International3 eens dat de strijdende partijen moeten worden gewezen op hun plicht om burgers en humanitaire hulpverleners te beschermen? Welke stappen heeft u naar aanleiding hiervan ingezet, in lijn met diverse aangenomen moties, én welke stappen zijn er internationaal gezet? Hoe komt het dat deze acties tot nu toe onsuccesvol zijn gebleken? Welke stappen gaat u (in Europees verband) nog zetten?
De oorlog en humanitaire crisis in Soedan zijn zeer zorgwekkend. Het conflict raakt de Soedanese bevolking en heeft daarnaast gevolgen voor stabiliteit en veiligheid in de regio maar ook daarbuiten. Nederland blijft zich inspannen voor humanitaire en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen.
Graag verwijzen wij uw Kamer naar de recente Kamerbrief van 21 februari 2025 waarmee wij uw Kamer informeren over de huidige situatie in Soedan met betrekking tot de oorlog en humanitaire crisis en de Nederlandse inzet.4 Via verschillende bilaterale en multilaterale kanalen spant Nederland zich, op ministerieel en hoog-ambtelijk niveau, er voor in om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen en aandacht te vragen voor de oorlog en humanitaire ramp. Zo heeft Nederland individueel en in EU-verband in de VN Mensenrechtenraad steun uitgesproken voor de onafhankelijke internationale fact-finding mission, opgeroepen tot een staakt-het-vuren en de strijdende partijen opgeroepen zich te houden aan geldend oorlogsrecht. De EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika blijft intensief engageren met beide strijdende partijen en wijst hen op hun plicht om burgers en humanitaire hulpverleners te beschermen. Bij de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het belang benadrukt van intensievere betrokkenheid van de EU en voorgesteld een EU-kerngroep te vormen.
Deelt u de conclusie dat de goudhandel de strijd faciliteert en dient als «brandstof voor het conflict»? Kunt u garanderen dat er op de Nederlandse markt geen goud wordt verkocht dat afkomstig is uit de Sudanese mijnen? Zo nee, wat vindt u ervan dat de Nederlandse vraag op deze manier bijdraagt aan facilitering van het conflict en bovendien bijdraagt aan het feit dat mijnwerkers onder gevaarlijke omstandigheden moeten werken in de mijnen?
Het kabinet verwacht dat Nederlandse bedrijven ondernemen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-RL). Wanneer Nederlandse (en Europese) bedrijven boven bepaalde drempelwaarden de zogeheten conflictmineralen (o.a. tin, wolfraam, tantaal en goud) importeren hebben zij, op basis van de Europese Conflictmineralenverordening (Verordening 2017/821), een gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Dat betekent dat zij potentiële negatieve effecten op mens en milieu in hun waardeketens moeten identificeren en waar mogelijk tegen moeten gaan. In Nederland houdt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) toezicht op de verordening. De verordening heeft als doel de controle op handel in de genoemde mineralen uit conflict- en hoog risicogebieden en is een van de middelen om een einde te maken aan de financiering van gewapende groepen en gedwongen arbeid in mijnen. Ondersteunend aan de verordening bestaat er een indicatieve, niet-uitputtende lijst van conflict- en hoog risicogebieden5. Dertien regio’s in Soedan staan op deze lijst.
Daarnaast is de Anti-dwangarbeidverordening (Verordening 2024/3015) relevant wanneer de delving van goud gepaard gaat met gedwongen arbeid. Deze verordening verbiedt bedrijven namelijk om producten gemaakt met dwangarbeid op de markt van de Unie te plaatsen. Door de complexe context kunnen misstanden echter niet uitgesloten worden. Het is aan bedrijven om risico’s zo goed mogelijke te identificeren en waar mogelijk tegen te gaan. Het kabinet ondersteunt bedrijven bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid, o.a. met het MVO steunpunt en sectorale samenwerking.
Gaat de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) borgen dat de Europese markt niet meer (indirect) bijdraagt aan het conflict in Sudan? Zo nee, welke stappen gaat u zowel in nationaal als Europees verband zetten om dit wel te borgen?
Zoals aangegeven bij vraag 3 is er reeds specifieke wetgeving van kracht op het terrein van conflictmineralen en dwangarbeid. De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) bevat een overkoepelende gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor grote bedrijven om zo risico’s voor mens en milieu te identificeren, te voorkomen en aan te pakken. Onder de reikwijdte van de richtlijn vallen in de EU gevestigde bedrijven met meer dan 1.000 medewerkers en een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen wereldwijd, en niet in de EU gevestigde bedrijven met een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen op de Europese markt. Elke lidstaat zal in de omzetting naar nationaal recht een nationale toezichthouder aanwijzen en de richtlijn voorziet in een Europees netwerk waarin deze toezichthouders samenwerken. In het geval dat Europese ondernemingen of niet-EU ondernemingen die onder de richtlijn vallen bijdragen aan het conflict in Soedan kan dat aanleiding zijn voor een toezichthouder om in dialoog te gaan met deze onderneming en in het uiterste geval een boete op te leggen van minimaal 5% van de wereldwijde netto omzet.
Overigens heeft de Europese Commissie op 26 februari jl. het eerste zogenoemde omnibusvoorstel gepresenteerd waarin een aantal duurzaamheidswetten, waaronder de CSDDD, met het oog op regeldrukvermindering worden gestroomlijnd. Het kabinet zal uw Kamer volgens de gebruikelijke BNC-procedure hierover informeren.
Zijn er reeds maatregelen genomen tegen landen (zoals de Verenigde Arabische Emiraten) die wapendeals sluiten met de strijdende partijen? Zo nee, wat is uw inzet om ervoor te zorgen dat deze maatregelen komen?
Het speelveld van actoren betrokken bij één of beide partijen in de oorlog, en de verschillende bewapenings- en financieringsstromen en -routes, is complex en diffuus.
Tijdens de RBZ van oktober 2024 heeft het kabinet opgeroepen tot meer diplomatieke druk door middel van een derde sanctiepakket gericht op RSF- en SAF-leden, en op diegenen die zich in strijd met het geldende wapenembargo schuldig maken aan het bewapenen, financieren of logistieke ondersteuning bieden aan de strijdende partijen, zowel binnen als buiten Soedan. In EU-kader is er al sinds 1994 een EU-wapenembargo van kracht op geheel Soedan dat meermaals is verlengd en uitgebreid. Daarnaast is er een VN-wapenembargo voor Darfoer van kracht, dat in september 2024 in de VN Veiligheidsraad is verlengd. In oktober 2024 heeft Nederland in EU-kader gepleit voor het uitbreiden van het VN-wapenembargo op Darfoer naar heel Soedan. Tevens bespreekt Nederland de zorgwekkende situatie in Soedan ook met de regionale partners, en benadrukt daarbij de noodzaak tot een einde aan het geweld en het belang van naleving van het VN wapenembargo op Darfoer.
Nederland vraagt via verschillende kanalen aandacht voor financiering door derde partijen, onder meer in EU verband en in bilaterale gesprekken met derde landen betrokken bij het conflict. Tevens is het afsnijden van financieringsstromen een aandachtspunt bij het vaststellen van namen van entiteiten binnen het EU sanctieregime.
Welke stappen zet u om de financiering van de strijdende partijen vanuit derde landen aan verder banden te leggen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke extra stappen bent u bereid te zetten om te voorkomen dat Europese wapens nogmaals in handen van de strijdende partijen vallen, zoals bij de vondst van Franse wapens in Darfur?
In de Kamerbrief van 21 februari jl. inzake de oorlog en humanitaire ramp in Soedan wordt onder andere ingegaan op de inzet van Nederland betreffende de mogelijke indirecte export van wapens naar Soedan. Als deel van de inspanning heeft Nederland de zorgen hierover geuit in de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 en aandacht gevraagd voor het specifieke omleidingsrisico van wapens naar Soedan via derde landen.
Conform de toezegging gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is de Kamer via de geannoteerde agenda voor de RBZ van december 2024 geïnformeerd over contact met de Franse autoriteiten naar aanleiding van mediaberichtgeving over militaire goederen van Franse makelij die in Soedan terecht zouden zijn gekomen.6 De Franse autoriteiten nemen deze berichtgeving zeer serieus en hebben een onderzoek ingesteld. Het kabinet heeft vertrouwen in het Franse wapenexportcontrolebeleid. Ten aanzien van het risico op omleiding van militaire goederen naar Soedan blijft het kabinet conform staand beleid voor elke vergunningaanvraag zorgvuldig toetsen. In dat proces van toetsing wordt ook secuur gekeken naar het risico dat goederen door omleiding in Soedan terechtkomen. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd, wordt een vergunningaanvraag afgewezen.
Hoe reflecteert u op de rol van Rusland in het conflict en op het feit dat zij profiteren van de goudhandel? Welke mogelijkheden ziet u om in Europees verband deze Russische inmenging tegen te gaan, mede vanwege de agressie-oorlog in Oekraïne en de bedreiging die Rusland vormt voor de gehele Europese veiligheid?
Het is hoogst waarschijnlijk dat Rusland banden heeft met beide strijdende partijen in Soedan. Dit is voornamelijk te zien via militaire steun van zogenaamde Private Military Companies (PMC’s) zoals het Africa Corps, maar ook via strategische bilaterale overeenkomsten tussen Rusland en Soedan zoals het openen van een Russische marinebasis aan de Rode Zee. De rol van Rusland op het Afrikaanse continent is groot en neemt toe. In Soedan, maar ook elders op het continent, is Rusland via PMC’s bezig om toegang te krijgen tot natuurlijke grondstoffen zoals goud om o.a. de oorlog in Oekraïne te financieren. Deze ontwikkelingen zijn voor Nederland uiterst zorgelijk, keuren wij af en worden consequent in EU-verband door Nederland opgebracht.
Welke stappen heeft u in Europees verband tot nu toe gezet om te komen tot een vredesproces en meer humanitaire hulp, ook mede in het licht van het besluit van de Amerikaanse regering om de activiteiten van USAID te staken, waardoor de bestaande crisis nog verder zal verslechteren? Welke stappen gaat u nog zetten, zowel als het gaat om humanitaire hulp als om het vredesproces?
Nederland spant zich via verschillende bilaterale en multilaterale kanalen in voor humanitaire en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen. De recente Kamerbrief van 21 februari 2025 gaat in op deze inzet en de gezamenlijke stappen in Europees verband.7 Nederland zet zich in voor een versterkte EU benadering ten aanzien van Soedan, en heeft mede daarvoor het initiatief genomen voor de oprichting van een EU kerngroep. Ook heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Hoge Vertegenwoordiger Kallas verzocht om bespreking tijdens de Raad Buitenlandse Zaken. Zij onderschreef dit belang. Wij verwachten dat tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van april zal worden gesproken over Soedan. Gelet op de grote hoeveelheid buitenland prioriteiten sluiten wij niet uit dat dit ook later zou kunnen worden. De Minister van Buitenlandse Zaken blijft zich hier hoe dan ook voor inspannen.
Daarnaast pleit Nederland in Europees verband actief voor humanitaire uitzonderingen binnen sanctieregimes, wat heeft geleid tot een dergelijke uitzondering in het EU-sanctieregime voor Soedan. Verder leidt Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk de Humanitarian Donor Working Group (HDWG) voor Soedan in Nairobi. Deze groep richt zich op informatie-uitwisseling, coördinatie en belangenbehartiging. Het kantoor van de Resident Coordinator/Humanitairan Coordinator(RC/HC) is bezig met een analyse om de verwachte impact van het stopzetten van USAID-activiteiten in kaart te brengen. Gezien de omvang van de Amerikaanse financiering is duidelijk dat een groot deel van de weggevallen steun niet door andere donoren kan worden opgevangen.
Christenvervolging in de Democratische Republiek Congo |
|
Don Ceder (CU), Henk Vermeer (BBB), Derk Boswijk (CDA), Isa Kahraman (NSC), Joost Eerdmans (EénNL), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «70 mensen onthoofd gevonden in kerk Congo»1 en «D.R. Congo: 70 mensen onthoofd gevonden in Kerk in Kasanga»2?
Ja.
Spreekt u met ons uw afschuw uit over deze bloedige aanval?
Ja. Het kabinet veroordeelt geweld tegen religieuze minderheden. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 24 februari jl. heb ik aandacht gevraagd voor deze vreselijke gewelddaad.
De Democratische Republiek Congo staat op nummer 35 van de Open Doors Ranglijst, welke inzet heeft u en heeft de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging om daar christenvervolging tegen te gaan?
In de Democratische Republiek Congo (DRC) worden christenen niet door de overheid gediscrimineerd en spelen de verschillende kerken een grote rol in het openbare leven. Bovengenoemd geweld komt voort uit de activiteiten van gewapende groepen in Oost-Congo. Zodoende ziet het kabinet het bereiken van een duurzame vrede in Oost-Congo als belangrijkste uitdaging om geweld tegen christenen te voorkomen. Inzet van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging in de DRC heeft naar mening van het kabinet vanuit dit perspectief op dit moment niet meteen toegevoegde waarde. Wel wordt er op ambtelijk niveau gesproken over dit thema met belangrijke religieuze en politieke leiders in de DRC. Het kabinet blijft de ontwikkelingen scherp volgen en zal indien nuttig en nodig de inzet van de Speciaal Gezant in de toekomst niet schromen.
Staan de Allied Democratic Forces (ADF) reeds op de Europese terreurlijst? Zo nee, bent u bereid daarvoor te pleiten, zeker gezien hun registratie in de kennisbank terroristische organisaties3?
De Allied Democratic Forces staan niet op de Europese terrorisme-sanctielijst. Ik ben bereid te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om deze groep op de Europese terrorisme-sanctielijst of de Europese ISIS/Al-Qaida sanctielijst te plaatsen. De groep is zeer versplinterd en ADF-leiders zien streng toe op de informatie die over de organisatie naar buiten komt, zoals de Kennisbank Terroristische Organisaties van de NCTV ook aangeeft.
Is bekend of er buitenlandse steun of steun van andere landen is voor de ADF? Zo ja, welke landen en bent u bereid die landen aan te spreken?
Hierover is op dit moment geen informatie bekend. Ook hiervoor geldt dat het ADF leiderschap streng toeziet op de informatie die naar buiten komt.
Welke steun kan Nederland of de Europese Unie (EU) in de Democratische Republiek Congo leveren om straffeloosheid tegen te gaan, zowel bij deze aanval als bij vele andere mensenrechtenschendingen?
De Congolese staat oefent beperkte controle uit over de regio’s waar de ADF actief zijn. Het herstellen van het staatsgezag zal een cruciale voorwaarde zijn om de straffeloosheid te bestrijden die op dit moment in deze regio’s plaatsvindt. Nederland en de EU roepen op tot steun voor de vredesprocessen die erop gericht zijn de gewapende groepen in Oost-Congo de wapens neer te laten leggen.
Sinds 2015 draagt Nederland middels programma’s bij aan het versterken van het staatsgezag door middel van het verbeteren van veiligheidsbeleid op lokaal niveau in Oost-DRC en de bredere regio.
Nederland zetelt in de Verenigde Naties mensenrechtenraad, ziet u de mogelijkheid om christenvervolging in de VN aan te kaarten? Ziet u ook de mogelijkheid om de gewelddadige opmars van M23 en mensenrechtenschendingen daar te adresseren?
Nederland steunde op 7 februari jl. de speciale zitting van de VN Mensenrechtenraad over DRC, waarbij een tweetraps-onderzoeksmechanisme werd opgezet voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal humanitair recht in de periode vanaf januari 2025 in de provincies Noord- en Zuid-Kivu. Het VN Kantoor voor de Mensenrechten zal onmiddellijk van start gaan met dit onderzoek, gevolgd door een aanvullend onderzoek door een onafhankelijke Fact Finding Mission. Tijdens de zitting sprak de EU een verklaring uit waarin het de mensenrechtendingen in de DRC veroordeelde. Deze verklaring werd door Nederland gesteund.
Hoe kijkt u naar een speciale VN-resolutie op het gebied van religie in conflict en vrede, zoals er een landmark VN-resolutie 1325 is rond Women, Peace and Security?
Een nieuwe resolutie via de VN Veiligheidsraad, zoals de VN-resolutie 1325 (Women, Peace and Security), vereist de benodigde steun van de leden van de VN Veiligheidsraad. Mede gezien de geopolitieke ontwikkelingen en de polarisatie binnen de VN Veiligheidsraad, acht ik een dergelijke overeenstemming weinig waarschijnlijk.
Tijdens de 58ste zitting van de Mensenrechtenraad dit jaar heeft de EU opnieuw een resolutie ingediend over vrijheid van religie en levensovertuiging, waarin religieuze haat, discriminatie en geweld worden veroordeeld. Ook de Organisation of Islamic Cooperation (OIC) dient regelmatig een resolutie in op het gebied van religie en levensovertuiging. Terwijl de EU in haar resolutie nadruk legt op het individuele recht op vrijheid van religie, richt de OIC zich op bescherming van religies, soms ten koste van vrijheid van meningsuiting. Hoewel de EU en de OIC elkaars visie niet volledig onderschrijven, bestaat er een evenwicht dat ervoor zorgt dat beide resoluties meestal unaniem worden aangenomen. Een aanvullende resolutie over religie in conflict en vrede zou dit evenwicht kunnen verstoren en mogelijk kunnen leiden tot een minder gewenst eindresultaat voor Nederland en de EU.
Bent u bekend met het bericht «Ambtenaren: «pensioen-noodrem» NSC dreigt miljarden te kosten»?2
Ja, hier ben ik mee bekend.
Kunt u bevestigen dat deze berichtgeving klopt en kunt u onderliggend memo openbaar maken?
Het klopt dat er een document is opgesteld door de ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de budgettaire gevolgen van het amendement Joseph c.s. Het onderliggend memo is als bijlage bijgevoegd.
Bent u bekend met de reactie van NSC-Kamerlid Joseph op dit desbetreffende artikel?3
Ja, ik ben hiermee bekend.
Klopt het dat dit Kamerlid toegang heeft gehad tot kabinetsinterne stukken? Indien dit klopt, hoe verhoudt zich dat volgens u tot de afspraak dat alle Kamerleden binnen een commissie gelijkelijk geïnformeerd worden?4
Tijdens de procedurevergadering van 23 januari 2025 is door de indieners aangegeven dat zij nog enkele wijzigingen willen doorvoeren in het amendement, en dat zij het gewijzigde amendement op 27 januari zouden indienen. Er is vanuit partijen en indieners technische informatie gevraagd en ontvangen ten aanzien van de budgettaire effecten. Het is, om deze reden, geen kabinetsintern stuk waarin de indieners inzicht hebben gekregen. Ik ben op de hoogte gebracht over de inhoud van het stuk, net als de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane. Het stuk is niet breder binnen het Kabinet gedeeld of besproken.
Zou u alle achterliggende stukken en adviezen (van alle betrokken ministeries) openbaar willen maken die gerelateerd zijn aan de door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgevraagde appreciatie van het amendement Joseph c.s., en alle stukken die gerelateerd zijn aan de voorlichting die aan de Raad van State gevraagd zal worden over hetzelfde amendement?
Zoals door de vaste Kamercommissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd, wordt het gewijzigde amendement voorzien van een kabinetsappreciatie, advies van de Raad van State, en zienswijzen van onder andere de toezichthouders, Belastingdienst, pensioenuitvoerders en sociale partners. Ik heb dit proces beschreven in de brief van 24 januari 2025.5 Alle relevante stukken die hieraan ten grondslag liggen, zullen gelijktijdig met de kabinetsappreciatie openbaar worden gemaakt.
De eerdere versies van het budgettair memo en de bijbehorende nota’s en e-mailcorrespondentie doe ik u bij de beantwoording op deze vragen toekomen.
Zou u alle overige stukken en adviezen die er bestaan over het amendement Joseph c.s., dus inclusief alle stukken die gaan over de risico’s voor het pensioenstelsel, evenals de stukken over de risico’s wat betreft de financiële gevolgen en het EMU-saldo van het amendement, ook openbaar willen maken?
Zie antwoord vraag 5.
Zou u alle toekomstige stukken en adviezen die raken aan bovenstaande verzoeken ook zo snel mogelijk openbaar willen maken?
Zie antwoord vraag 5.
Zou u, op basis van artikel 68 uit de Grondwet, de bovengenoemde stukken vóór het weekeinde openbaar willen maken?
Ja.
Bent u bekend met de berichten «Oppermachtig Rwanda is in Congo vooral op zoek naar kostbare grondstoffen»1 en «EU speelt gevaarlijk dubbelspel met Rwanda in Congo»?2
Ja.
Welke stappen onderneemt het kabinet om de 400.000 mensen die volgens de Verenigde Naties (VN) al op de vlucht zijn geslagen,3 op te vangen en te voorzien van humanitaire hulpgoederen, al dan niet in samenwerking met de overheid van de Democratische Republiek Congo (DRC)?
De situatie in Oost-Congo is zeer zorgwekkend. De humanitaire situatie was al ernstig en is verder verslechterd door de opmars van M23 en het opgelaaide geweld. Het land had al te kampen met 7 miljoen ontheemden, voornamelijk in het oosten, en dat aantal stijgt nu in hoog tempo verder. De humanitaire hulpverlening is grotendeels stilgevallen. Momenteel kijken organisaties hoe ze de hulpverlening weer op kunnen starten onder de huidige omstandigheden.
Nederland draagt bij aan verlichting van de humanitaire noden door middel van financiële bijdragen aan verschillende humanitaire programma’s en fondsen. In 2024 droeg Nederland EUR 10 miljoen bij aan het Humanitaire Fonds voor de DRC van de VN. Daarnaast draagt Nederland via de Dutch Relief Alliance (DRA) voor de periode 2024–2026 zo’n EUR 17,4 miljoen bij aan de humanitaire respons in Oost-Congo. Verder maakte de Dutch Relief Alliance (DRA) op 6 februari 2025 3 euro miljoen vrij voor hulp in Oost-Congo en steunde Nederland in 2024 het humanitaire landenfonds in de DRC met een bijdrage van 10 miljoen euro. Ook in 2025 zal Nederland aan het humanitaire landenfonds bijdragen.
Verder draagt Nederland bij aan de humanitaire respons via ongeoormerkte middelen. Zo is er 17 miljoen dollar vrijgemaakt voor urgente noden in Oost-Congo uit het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN, waarvan Nederland een grote donor is. Tot slot draagt Nederland ook in EU-verband bij aan de crisisrespons. De EU heeft EUR 60 miljoen toegezegd om de nieuwe noden in Oost-Congo te ledigen, waarvan EUR 25 miljoen al is gealloceerd.
Deelt u de constatering van de VN dat het Rwandese leger feitelijk controle heeft over de militaire acties van M23?4 Beoordeelt u het handelen van Rwanda als een inbreuk op de soevereiniteit van de Congolese staat en daarmee dus als een oorlogsdaad? Zo ja, welke stappen onderneemt u? Zo nee, waarom beoordeelt u het handelen zo niet?
Nederland deelt de visie van de VN over de Rwandese steun aan M23, zoals ook aangetoond in rapporten van de VN Group of Experts. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) en de EU hebben verklaard dat de opmars van M23 en de aanwezigheid van Rwandese troepen op Congolees grondgebied een schending van het internationaal recht en het VN Handvest betekent. Tijdens de VN Veiligheidsraad op 21 februari jl. werd dan ook resolutie 2773 unaniem aangenomen, die M23 oproept om de gewelddadigheden te staken en zich onmiddellijk terug te trekken uit Goma, Bukavu en andere veroverde gebieden. Ook wordt Rwanda in deze resolutie opgeroepen steun aan M23 te staken en Rwandese troepen van DRC grondgebied terug te trekken. De VNVR sprak ook de mogelijkheid uit tot opleggen van aanvullende maatregelen om het bovenstaande te bewerkstelligen.
Nederland spreekt Rwanda bilateraal, via de EU, en via de International Contact Group for the Great Lakes (ICG) aan op steun aan M23 en de schending van de soevereiniteit van de DRC door de aanwezigheid van duizenden Rwandese militairen op Congolees grondgebied. Deze zaken zijn ook veroordeeld in de EU-verklaring over de situatie van 25 januari, en de ICG verklaringen van 25 januari 2025 en 19 februari 2025, respectievelijk na de val van Goma en de val van Kavumu en Bukavu. In een recent telefoongesprek met zijn Rwandese ambtsgenoot heeft de Minister van Buitenlandse Zaken dringend aandacht gevraagd voor de humanitaire situatie, en de Rwandese steun aan M23 veroordeeld. Ook riep de Minister op tot het respecteren van de territoriale integriteit van de DRC, en tot een diplomatieke oplossing van het conflict.
In de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) op 24 februari jl. benadrukte de Minister voorts opnieuw dat de territoriale integriteit van de DRC gerespecteerd moet worden en riep op tot concrete maatregelen richting Rwanda, specifiek de opschorting van de veiligheidsdialoog en het opschorten van de EU-Rwanda afspraken (memorandum van overeenstemming) over duurzame waardeketens voor kritieke grondstoffen. Ook pleitte Nederland voor een onmiddellijk en onvoorwaardelijk staakt-het-vuren en steun aan de regionale vredesprocessen.5
Bent u bereid om in EU-verband te pleiten voor sancties tegen de Rwandese overheid vanwege haar inbreuk op de Congolese soevereiniteit?
Er zijn momenteel EU-sancties in werking tegen leden van M23 en functionarissen van het Rwandese leger. In de eerdergenoemde EU-verklaring van 25 januari 2025 benadrukte de Hoge Vertegenwoordiger (HV) van de Unie dat de EU alle middelen waarover zij beschikt zal overwegen om degenen die verantwoordelijk zijn voor de instandhouding van het gewapende conflict en van instabiliteit en onveiligheid in de DRC ter verantwoording te roepen. Sancties maken hier ook onderdeel van uit. Nederland heeft tijdens de EU RBZ op 24 februari 2025 aangegeven additionele sancties te verwelkomen. Na afloop van de RBZ kondigde de HV een politiek besluit op het implementeren van sancties aan.
Waarom is de ambassadeur van Rwanda niet ontboden om tekst en uitleg te geven?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft rechtstreeks gebeld met zijn Rwandese ambtsgenoot en de steun van Rwanda aan M23 en de aanwezigheid van Rwandese troepen op Congolees grondgebied veroordeeld. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 3. Daarnaast heeft de EU op 21 februari jl. de Rwandese ambassadeur voor de EU ontboden.
Wat is uw reactie op de bevindingen van experts dat het grootste deel van de grondstoffen afkomstig is uit Congo en niet uit Rwanda zelf? Welke stappen neemt u en/of de EU om te garanderen dat de grondstoffen enkel en alleen uit Rwanda zelf afkomstig zijn?
Het kabinet is op de hoogte van de wijdverspreide illegale handel in grondstoffen in de Grote Meren-regio waarin zowel regionale als internationale actoren een rol spelen. Ook is het kabinet zich bewust van de rol van grondstoffen in het al decennia voortdurende conflict in het Oost-Congo. De VN Group of Experts heeft dit beeld recent bevestigd en benoemt de rol van Rwanda daarin.6
De EU en Nederland beogen daarom verantwoorde winning, transparantie van grondstoffenketens en traceerbaarheid/certificering van grondstoffen uit de Grote Merenregio te vergroten en tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan de directe veiligheidssituatie en de (werk)omstandigheden in de mijnbouw en lokale handel.
Dit gebeurt ten eerste door ondersteuning aan autoriteiten in de regio. Nederland, evenals de EU, steunt de International Conference on the Great Lakes Region (ICGRL) ter versterking van het certificeringsmechanisme voor grondstoffen. Daarnaast steunt Nederland ontwikkelingsprojecten in Oost-Congo gericht op verantwoorde winning en handel van artisanale kleinschalige mijnen. Voorts leveren internationale organisaties een bijdrage aan capaciteitsopbouw en kennisopbouw over de rol van grondstoffen in de regio en het bevorderen van legale en traceerbare handel in grondstoffen. Nederland financiert op dit gebied de implementatie en toetreding van ontwikkelingslanden tot het Extractive Industries Transparancy Initiative Hier is Rwanda (nog) geen lid van, het EU – Rwanda grondstoffenpartnerschap gaat o.a. over toetreding van Rwanda tot EITI. en het Intergovernmental Forum on Mining, Minerals, Metals and Sustainable Development.7
Een ander element is de Europese wetgeving ten aanzien van de import van conflictmineralen (Verordening 2017/821) die sinds 2021 van kracht is. De Verordening verplicht bedrijven in de EU die goud, tin, tantaal of wolfraam importeren – dit zijn grondstoffen die in Oost-Congo gewonnen worden – om gepaste zorgvuldigheid toe te passen op basis van de «OESO richtsnoeren inzake passende zorgvuldigheid voor verantwoorde toeleveringsketens voor mineralen uit conflict- en hoogrisicogebieden». Nederland, en de EU, steunen tevens het implementatieprogramma van de OESO voor deze richtsnoeren. Als «flankerende maatregel» heeft Nederland het European Partnership for Responsible Minerals mede-opgericht dat projecten in conflict- en hoogrisicogebieden financiert gericht op betere omstandigheden en markttoegang voor artisanale kleinschalige mijnbouw. Ook liep Nederland internationaal voorop met de ontwikkeling van de IMVO-convenanten goud en metaal (beide inmiddels afgelopen) waarin bedrijven samen met vakbonden, maatschappelijke organisaties en de overheid werkten aan een schone keten.
Bent u bereid om vanwege deze inbreuk van de Congolese soevereiniteit door Rwanda binnen de EU te pleiten voor het verbreken van de grondstoffendeal tussen de EU en Rwanda uit 2024? Zo nee, waarom niet?
Het grondstoffenpartnerschap met Rwanda is in de vorm van een niet-bindend Memorandum of Understanding (MoU). Daarin wordt gesteld dat het partnerschap beoogt bij te dragen aan de transparantie, traceerbaarheid en het versterken van de strijd tegen de illegale handel in grondstoffen in de regio. Het partnerschap ziet specifiek toe op het aanpakken van illegale handel en witwassen, inclusief het bestrijden van gesmokkelde mineralen. Het MoU dient zodoende als vertrekpunt voor de dialoog met Rwanda over deze zorgen. In EU verband is gesproken over maatregelen richting Rwanda om de steun aan M23 en de recente opmars in Oost-Congo te veroordelen. Een mogelijke opschorting van het MoU maakt hier onderdeel van uit. Tijdens de EU RBZ op 24 februari jl. heeft Nederland gepleit, net als verscheidene andere lidstaten, voor een schorsing van het MoU. Wel benadrukt Nederland dat maatregelen als deze hand in hand moeten gaan met politieke dialoog op hoog niveau. Tijdens de RBZ werd geconcludeerd dat het opschorten van het MoU nader zal worden besproken in onderraden.
Wat zijn de Nederlandse beleidsdoelstellingen ten aanzien van de DRC en het grondstoffenbeleid? Bent u van mening dat Nederland voldoende heeft gedaan om toe te werken naar deze doelstellingen?
De DRC is een partner van (geo)-strategisch belang voor Nederland en de EU, op het gebied van onder andere stabiliteit, grondstoffen en duurzame handel. Het is derhalve van belang in te blijven zetten op de relatie met de DRC.
De algemene doelstellingen van het grondstoffenbeleid op het gebied van verduurzaming van grondstoffenketens en diversificatie zijn gegeven in de Nederlandse grondstoffenstrategie.
Ten aanzien van de grondstoffenwinning in (Oost-)Congo zet Nederland in op verantwoorde winning en handel in grondstoffen, zodat deze sector bijdraagt aan duurzame economische ontwikkeling en stabiliteit in de regio. Nederland pleit daarbij voor inzet op lokale waardetoevoeging in grondstofproducerende landen. Nederland heeft specifiek aandacht voor de sociale omstandigheden (waaronder vrouwenrechten) en milieu-impact in de artisanale kleinschalige mijnbouw zoals die in de Grote Merenregio veelvoorkomend is. Deze sector kan een belangrijke motor zijn voor inkomen, werkgelegenheid en economische ontwikkeling maar gaat gepaard met grote uitdagingen. Nederland werkt, met gelijkgezinde partners, toe naar verantwoorde productie en internationale markttoegang van artisanale kleinschalige mijnbouw-grondstoffen. Zie verder het antwoord op vraag 6.
Hoe blikt u terug op de herdenking, die naar aanleiding van de bevrijding van Auschwitz precies tachtig jaar geleden werd gehouden, waar zes dagen en vijf nachten lang de namen van de meer dan 100.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust werden voorgelezen in voormalig Kamp Westerbork?
Ik heb zelf tijdens deze herdenking namen voorgelezen, ik vond dit indrukwekkend en emotioneel. Ik vind het van groot belang dat de namen van de oorlogsslachtoffers niet worden vergeten en wij blijvend herinnerd worden waartoe discriminatie, uitsluiting en antisemitisme kunnen leiden.
Deelt u de mening dat in een tijd waarin polarisatie, antisemitisme en racisme toenemen, terwijl de kennis over de Holocaust zorgwekkend afneemt, het van belang is de kennis en geschiedenis over wat zich heeft afgespeeld in Kamp Westerbork over te dragen aan nieuwe generaties?
Ja, ik deel deze mening. Het is van groot belang dat de geschiedenis zoals deze zich heeft afgespeeld op de tastbare plekken waar nu de Nationale Herinneringscentra gevestigd zijn, zoals Kamp Westerbork, wordt overgedragen aan huidige en toekomstige generaties.
Wat is uw reactie op de financiële tekorten waarmee Herinneringscentrum Kamp Westerbork al jaren wordt geconfronteerd waardoor er groot achterstallig onderhoud is ontstaan?
De afgelopen jaren zijn er vanuit het Ministerie van VWS structureel extra middelen beschikbaar gekomen voor onder meer groot onderhoud en educatie. Tevens heb ik tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS toegezegd- in reactie op de motie Bikker c.s1 – dat ik samen met de herinneringscentra een solide toekomstplan uit zal werken. Vooruitlopend op dit plan heb ik voor 2025 eenmalig extra middelen gereserveerd voor de door het Ministerie van VWS gesubsidieerde herinneringscentra, waaronder ook een bedrag voor Kamp Westerbork. Ik zal u middels een reguliere brief over de stand van zaken rond het beleid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII (OHW) informeren over de versterking van de herinneringscentra. Deze brief zal ik naar verwachting rond de zomer van 2025 naar de Kamer versturen.
Deelt u de mening dat, in lijn met het kabinet dat veel waarde hecht aan holocausteducatie, het noodzakelijk is om Herinneringscentrum Kamp Westerbork toekomstbestendig te maken? Zo ja, welke plannen heeft u hiervoor?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u een reactie geven op het plan voor de toekomst dat Herinneringscentrum Kamp Westerbork zelf heeft voorgesteld?
Op 30 januari jl. heeft Kamp Westerbork een financieringsplan voor de vernieuwing met het Ministerie van VWS gedeeld. Ik ben dit plan aan het bestuderen en bekijken welke rol de Rijksoverheid daarin kan spelen.
Vindt u ook dat het Herinneringscentrum Kamp Westerbork zich moet kunnen ontwikkelen om aan de stijgende vraag te voldoen naar informatie over de rol van Kamp Westerbork tijdens de Tweede Wereldoorlog maar ook daarna, onder andere ten aanzien van de Molukse geschiedenis?
Ik vind het van belang dat – nu en in de toekomst – zoveel mogelijk mensen een bezoek kunnen brengen aan Kamp Westerbork. Dit opdat iedereen kennis kan nemen van de rol van het kamp in de geschiedenis, inclusief de Molukse geschiedenis.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het voeren van gesprekken met herinneringscentra en specifiek Herinneringscentrum Kamp Westerbork over het toekomstbestendig maken?1
De afgelopen periode zijn vanuit het Ministerie van VWS gesprekken gevoerd met de herinneringscentra over de financiële situatie en toekomstbestendigheid. Op basis hiervan bepaal ik verdere vervolgstappen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 informeer ik de Kamer hierover via de stand van zaken brief OHW.
Het weigeren van een Israëlische comedian door theaters in Amsterdam |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Mirjam Bikker (CU), Don Ceder (CU), Claudia van Zanten (BBB), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Boom Chicago cancelt shows van Joods-Israëlische comedian: «Gezien de reacties konden we niet anders»»?1
Het is onverteerbaar dat een culturele instelling zodanige reacties krijgt of zodanig wordt bedreigd dat een voorstelling wordt geannuleerd. Het is zeer te betreuren dat daardoor het optreden van Yohay Sponder niet heeft plaatsgevonden. Een artiest of kunstenaar is op grond van de vrijheid van meningsuiting vrij om zich zonder politieke of maatschappelijke inmenging te uiten naar eigen inzicht. Ik sta voor een vrije sector waar ruimte is voor alle stemmen. Dat geldt ook voor de stem van Sponder.
Hoe beoordeelt u dat de Joods-Israëlische comedian Yohay Sponder wordt verwezen naar een «Joodse locatie» en wie spreekt u daar op aan?
De suggestie dat een Joodse artiest zou moeten optreden in een Joodse locatie is een hoogst ongelukkige uiting. Ik heb begrepen dat Boom Chicago inmiddels heeft aangegeven deze uiting te betreuren.
Wat zegt het u dat er niet is overlegd met politie of gemeente voordat de shows werden geannuleerd?
Het is onwenselijk dat Boom Chicago niet de weg naar de lokale driehoek heeft gevonden. Er is door de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een protocol gemaakt over hoe om te gaan met incidenten. De grotere podia weten inmiddels de weg naar de lokale driehoek te vinden, maar ik zie ook dat nog niet alle partijen dit weten. Boom Chicago is een zelfstandige BV en geen lid van een koepelorganisatie. Dat lijkt de oorzaak te zijn dat de organisatie niet volgens het protocol heeft gehandeld.
Klopt het dat sindsdien ongeveer vijftien theaters in Amsterdam geweigerd hebben om Sponder een podium te bieden, waarbij veiligheid als reden wordt aangedragen en hoe beoordeelt u dat?
Ik heb begrepen dat er contact is gelegd met een aantal Amsterdamse instellingen. Bij het vinden van een alternatieve locatie op korte termijn spelen verschillende zaken een rol, zoals beschikbaarheid en geschiktheid. Programmeringen staan lang van te voren vast, waardoor ruimte op korte termijn niet in overvloed aanwezig is. Als veiligheid als reden wordt aangedragen is het eens te meer zorgwekkend dat culturele instellingen zich blijkbaar niet vrij voelen om te programmeren en zich zorgen maken over veiligheid van publiek en medewerkers.
Bent u ermee bekend of in deze gevallen telkens het contact met de Amsterdamse driehoek is opgezocht?
Ik heb contact gehad met de wethouder en met Kunsten ’92 over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan gewist dat B&W Amsterdam is aangehaakt en daarmee indirect de lokale driehoek.
Is er inmiddels een oplossing gevonden zodat Sponder alsnog kan optreden?
Er lopen gesprekken om het optreden alsnog mogelijk te maken en samen te kijken wat daarvoor nodig is. Als er een podium is dat op korte termijn ruimte kan maken in de programmering zal OCW contact opnemen met de betreffende burgemeester om te overleggen wat nodig is uit veiligheidsoverwegingen.
Hoe beoordeelt u deze weigeringen, mede in het licht van de afspraken die met de culturele sector zijn gemaakt gedurende de Catshuissessies en meent u dat er in lijn met deze afspraken wordt gehandeld?
Het is belangrijk dat culturele instellingen hun uiterste best doen om artistieke vrijheid te garanderen. Tegelijk is het onverteerbaar dat culturele instellingen wordt bedreigd of geïntimideerd vanwege hun programmering. Dat is een aantasting van het vrije woord en de vrijheid van expressie. Mede op basis van de Catshuissessies verwacht ik een inspanning vanuit de culturele sector om meerstemmigheid in de sector mogelijk te maken. Daar hebben de aanwezigen zich aan verbonden en ik vertrouw daar ook op.
Is er in deze gevallen gehandeld in lijn met de handreiking zoals die is opgesteld door Kunsten’92? Zo nee, hoe beoordeelt u dat?
Nee, er is niet in lijn met deze handreiking gehandeld. Boom Chicago is een commerciële organisatie die niet is aangesloten bij een koepelorganisatie waardoor de handreiking de instelling niet bereikt heeft.
Welke vervolgacties onderneemt u naar aanleiding van deze weigeringen en in het licht van uw antwoorden op bovenstaande vragen?
Ik heb contact gehad met de Amsterdamse wethouder en met Kunsten ’92 waarbij ik mijn zorgen heb geuit over deze kwestie en over de veiligheid van culturele instellingen in het algemeen. Ik heb mij ervan vergewist dat er naar wordt gestreefd een podium te vinden voor het geannuleerde optreden. Overigens is de beschikbare tijd daarvoor beperkt omdat dhr. Sponder op dit moment bezig is met een internationale tour.
Daarbij is het goed te vermelden dat Kunsten ’92 mede met financiële steun van mijn ministerie dit jaar een traject is gestart om polarisatie en antisemitisme in de culturele sector tegen te gaan.
De acuut dreigende uitzetting van Oeigoeren in Thailand |
|
Tom van der Lee (GL), Jan Paternotte (D66), Christine Teunissen (PvdD), Isa Kahraman (NSC), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Don Ceder (CU), Derk Boswijk (CDA) |
|
Marjolein Faber (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht ««Hell on earth»: Deportation looms for Uyghurs held in Thailand»?1
Ja.
Bent u bekend met de berichten over de acuut dreigende uitzetting van 48 in Thailand vastgehouden Oeigoeren naar China?
Ja.
Bent u het eens dat deze dreigende uitlevering in strijd is met het internationaal onderschreven principe van non-refoulement, gezien het bijzonder grote risico op ernstige mensenrechtenschendingen bij terugkeer naar China?
Ja.
Hoe beoordeelt u op dit moment de mensenrechtensituatie in Xinjiang, in het bijzonder voor de Oeigoerse gemeenschap, en welke specifieke risico’s zouden deze mannen bij terugkeer lopen?
De negatieve trend in de mensenrechtensituatie in China blijft reden geven tot zorg. De druk op de rechten van etnische minderheden neemt verder toe en de situatie van de Oeigoeren blijft in het bijzonder zorgelijk. De uitgebreide surveillance infrastructuur in Xinjiang maakt vergaande controle op activiteiten en reisbewegingen van Oeigoeren mogelijk. Waarschuwingen vanuit het maatschappelijk middenveld en VN-experts richtten zich in de afgelopen jaren onder meer op grootschalige arbitraire detentie, dwangarbeid, beperkingen op de vrijheden van beweging, meningsuiting en religie, het recht op privacy en reproductieve rechten. De groep loopt bij gedwongen terugkeer een reëel risico op foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, zoals recent bevestigd door VN experts.2
Nederland dringt bij de Chinese autoriteiten aan op de implementatie van de aanbevelingen van het rapport van de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten uit 20223, dat sprak van mogelijke internationale misdaden, in het bijzonder misdaden tegen de menselijkheid. Het beleid en het juridische kader dat hieraan ten grondslag ligt is nog altijd van kracht, bevestigde het kantoor van de VN Hoge Commissaris in augustus 20244. In het rapport roept de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten de internationale gemeenschap op om Oeigoeren en andere moslimminderheden niet gedwongen terug te sturen naar China. De situatie in Xinjiang is onlangs door Nederland nog aan de orde gesteld tijdens het bezoek van de Chinese vicepremier DING aan Nederland.
Heeft Nederland reeds diplomatiek contact gezocht met de Thaise autoriteiten om de uitzetting te voorkomen, en hen actief herinnerd aan hun verplichtingen onder het internationaal recht? Zo nee, bent u bereid dit op de kortst mogelijke termijn te doen?
Nederland heeft op verschillende manieren, zowel mondeling als schriftelijk en zowel bilateraal als in EU-verband de dringende oproep aan de Thaise autoriteiten gedaan om de 48 Oeigoeren niet uit te leveren, de detentie te beëindigen en – als voorgaande niet gebeurt – de leefomstandigheden voor de groep te verbeteren en UNHCR toegang te geven tot de gevangenen. Daarbij is nadrukkelijk verzocht het principe van non-refoulement te respecteren vanwege de serieuze risico’s bij terugkeer naar China.
Bent u zo nodig bereid binnen de Europese Unie en met andere landen met een actieve mensenrechtenagenda te pleiten voor een gezamenlijke aanpak om uitzetting van Oeigoeren naar China te voorkomen, bijvoorbeeld door opvangmogelijkheden in derde landen te bespreken?
Nederland staat in nauw contact met EU- en andere gelijkgezinde landen en UNHCR over alle mogelijke acties die de situatie van deze groep kunnen verbeteren. In dit kader houdt Nederland ook vinger aan de pols of landen bereid zijn om personen uit deze groep asiel te verlenen. Er zijn nog geen signalen van landen die dit aan Thailand hebben aangeboden en waarmee de Thaise overheid heeft ingestemd. Het kabinet blijft de ontwikkelingen nauwgezet volgen en de Thaise autoriteiten waar nodig aanspreken.
Waar het Nederland betreft gaat het Ministerie van Asiel en Migratie over hervestiging van mensen die toebehoren aan het jaarlijkse nationale quotum voor UNHCR-vluchtelingen.
Wilt u, gezien de acute dreiging van uitzetting en de ernstige risico’s voor deze Oeigoeren, deze vragen beantwoorden voor het debat over de informele Europese Raad op 29 januari?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad over wat dient te worden verstaan onder ‘eerste aflossing’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Struycken , Nobel |
|
![]() |
Bent u bekend met de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Hoge Raad over wat dient te worden verstaan onder «eerste aflossing» in het kader van een buitengerechtelijke schuldenregeling zoals bedoeld in artikel 285 eerste lid onder f en artikel 349a lid 1 Faillissementswet ECLI:NL:HR:2024:1913?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat de antwoorden van de Hoge Raad van grote invloed zijn op de huidige praktijk van (gemeentelijke) schuldhulpverlening?
Ja, wij zien dat de antwoorden van de Hoge Raad mogelijk grote gevolgen hebben voor zowel een buitengerechtelijke schuldregeling2 als het wettelijke schuldsaneringstraject.
De Hoge Raad biedt verduidelijking over wat wordt verstaan onder «eerste aflossing», «in het kader van» en een «buitengerechtelijke schuldregeling» als bedoeld in artikel 285, eerste lid, onder f» in art. 349a lid 1 Fw. Dit wetsartikel is per 1 juli 2023 gewijzigd en geeft de mogelijkheid om de termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) in te laten gaan vanaf de dag waarop een eerste aflossing is gedaan in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling. De datum per wanneer de Wsnp van toepassing wordt verklaard kan daarmee voor de datum liggen waarop de rechter uitspraak doet. De Hoge Raad overweegt onder meer dat de periode tussen het moment dat de eerste aflossing is gedaan in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling en het moment dat de rechter de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitspreekt het minnelijke voortraject is. Uit de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad blijkt dat onder de «eerste aflossing», «in het kader van» en «buitengerechtelijke schuldregeling» wordt verstaan dat ook aflossingen aan een of enkele schuldeisers wegens een door hen gelegd beslag als eerste aflossing kunnen gelden. Ook wanneer blijkt dat de schuldenaar geen aflossingscapaciteit heeft moet dit worden gezien als «een eerste aflossing» in de zin van art. 349a lid 1 Fw. Dit kan daarmee ook gevolgen hebben voor de ingangsdatum van de toepassing van de Wsnp. De ingangsdatum van de Wsnp is afhankelijk van hoe het proces van een buitengerechtelijke schuldregeling heeft plaatsgevonden. Zo dient de schuldenaar, om in aanmerking te komen voor vervroeging van het aanvangsmoment van de termijn van de schuldsaneringsregeling, te hebben voldaan aan de verplichtingen uit het buitengerechtelijk traject voortvloeien. Wij blijven monitoren hoe deze beantwoording zich in de praktijk verder ontwikkelt, voor zowel een buitengerechtelijke schuldregeling als het wettelijke traject.
Op welke wijze borgt u dat deze nieuwe toepassing zowel in beleid als uitvoering in alle gemeenten beschikbaar is, zodat mensen in een minnelijk schuldhulpverleningstraject erop kunnen vertrouwen dat dit traject in overeenstemming met de antwoorden van de Hoge Raad wordt uitgevoerd? Op welke wijze worden medewerkers in de schuldhulpverlening en het bredere werkveld geïnformeerd en geïnstrueerd over de juiste interpretatie van deze wet- en regelgeving, conform de antwoorden van de Hoge Raad?
Het kabinet werkt aan het Nationaal Programma Armoede en schulden. Hierin worden de maatregelen uit de kabinetsreactie op het IBO rapport over problematische schulden3 verder uitgewerkt. Hierbij wordt bekeken hoe de beantwoording van de Hoge Raad zich tot deze maatregelen verhoudt.
De invulling van een buitengerechtelijke schuldregeling is niet in wetgeving vastgelegd. Het is aan de uitvoerders zelf om naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad richtlijnen op te stellen en overeenstemming te bereiken met schuldeisers. De branchevereniging NVVK heeft aangekondigd de gedragscode voor schuldhulpverleners te wijzigen naar aanleiding van de antwoorden van de Hoge Raad.
Wordt bij de verdere ontwikkeling van de basisdienstverlening rekening gehouden worden met de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad? Zo ja, op welke wijze?
Nee, de basisdienstverlening4 blijft ongewijzigd. Deze is middels bestuurlijke afspraken op 24 maart 2024 vastgesteld.5 De basisdienstverlening gaat niet expliciet over een buitengerechtelijke schuldregeling, maar kijkt naar verschillende aspecten binnen de gehele schuldhulpverlening, zoals de aanmeldfase en nazorg. De basisdienstverlening is vastgesteld en wordt momenteel geïmplementeerd via het actieplan van de basisdienstverlening.6
Hoe beoordeelt u het verschil van inzicht tussen de «Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen» en de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Hoge Raad?
Het is duidelijk dat er een verschil zit in de huidige Recofa-richtlijnen en de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad. Dit verschil ziet met name op wat kan worden verstaan onder de eerste aflossing in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling.
Tot voor kort werd ervan uit gegaan dat een eerste aflossing aan het collectief van schuldeisers diende te geschieden. Gelet op de beantwoording van de Hoge Raad zal moeten worden bezien wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor de praktijk. Recofa heeft aangegeven dat het arrest van de Hoge Raad aanleiding geeft om de richtlijnen, voor zover deze zien op de in het arrest behandelde vraagstukken, opnieuw kritisch tegen het licht te houden en te bezien of wijziging daarvan noodzakelijk is.
Zou het – in het vervolg – niet beter c.q. zorgvuldiger zijn wanneer dusdanig concrete uitwerking van wet- en regelgeving wordt vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), zodat het onder directe democratische controle staat, in plaats van in een richtlijn van Recofa? Zo nee, waarom niet?
De Recofa-richtlijnen zijn geen recht of wet in de zin van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, maar landelijke afspraken tussen insolventierechters ten einde te zorgen voor een zoveel mogelijk gelijke behandeling van gelijke gevallen. Deze richtlijnen worden op www.rechtspraak.nl gepubliceerd zodat schuldhulpverleners hier rekening mee kunnen houden en de beslissing van de rechter voor de schuldenaar voorspelbaarder wordt. Iedere rechter is evenwel bij de beoordeling van een schuldsaneringsverzoek, binnen de grenzen van de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad, vrij te beslissen op dat verzoek. Er zijn veel verschillen in de buitengerechtelijke schuldregelingen onderling, omdat zoals benoemd bij vraag 3, de invulling niet is vastgelegd in wetgeving. Juist daarom is het belangrijk dat de rechter een afweging kan maken op basis van maatwerk op basis van de situatie van de debiteur en de invulling van een buitengerechtelijke regeling. Wij zien vooral voordelen in deze Recofa-richtlijnen. Deze zijn namelijk door gespecialiseerde rechters opgesteld, zijn relatief snel aan te passen en bieden ruimte aan rechters om in concrete gevallen maatwerk te bieden. Er is bovendien geen grondslag in de Faillissementswet om tot een AMvB te komen om voor dit onderwerp regels te stellen.
Bent u het eens dat deze uitspraak er niet toe moet leiden dat de schuldhulpverlener geen maatregelen meer treft om een loonbeslag tegen te gaan binnen het minnelijke traject om de gelijkheid van schuldeisers te waarborgen?
Hier zijn wij het mee eens. We volgen de ontwikkelingen hieromtrent op de voet. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijven hierover in gesprek met de direct betrokken belanghebbenden. Bij de uitwerking van de IBO maatregelen wordt bekeken hoe de beantwoording van de Hoge Raad zich hiertoe verhoudt en waar nodig wordt dit meegenomen in de verdere uitwerking.
De Ranglijst Christenvervolging 2025 van Open Doors. |
|
Isa Kahraman (NSC), Derk Boswijk (CDA), Chris Stoffer (SGP), Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de Ranglijst Christenvervolging 2025 van Open Doors, waarin gesteld wordt dat ruim 380 miljoen christenen te maken hebben met zware vervolging en discriminatie vanwege hun geloofsovertuiging?1
Ja. Op 4 februari jl. heb ik dit rapport persoonlijk in ontvangst genomen, hetgeen mij de gelegenheid gaf om direct met Open Doors van gedachten te wisselen over de bevindingen van het rapport.
Herkent u de trends die Open Doors schetst, namelijk dat 380 miljoen christenen wereldwijd te maken hebben met zware vervolging en discriminatie omwille van hun geloof; de toename van autoritaire regimes in Centraal-Azië; christenen en andere minderheden die klem zitten in landen die gebukt gaan onder burgeroorlog, zoals Soedan, Jemen en Myanmar; het escalerende geweld in Sub-Sahara Afrika, bijvoorbeeld in Nigeria, waar veel christenen slachtoffer zijn van geweld? Wat is in algemene zin uw (beleidsmatige) reactie op deze ontwikkelingen?
Het kabinet herkent de trends die worden geschetst in het Open Doors rapport en ziet eveneens een wereldwijde toename van vervolging, discriminatie en geweld tegen religieuze minderheden. Dit is, helaas, onderdeel van een bredere trend dat mensenrechten wereldwijd onder toenemende druk staan. De oorzaken zijn divers maar omvatten onder meer de opkomst van autoritaire regimes, de impact van burgeroorlogen op etnische minderheden (zoals in Soedan, Jemen en Myanmar) en het escalerende geweld in Sub-Sahara Afrika. Vrijheid van religie en levensovertuiging is daarom al vele jaren één van de vijf kernprioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Ook dit kabinet blijft zich inzetten voor vrijheid van religie en levensovertuiging en de bescherming van religieuze minderheden wereldwijd. Dat gebeurt onder andere door inzet via multilaterale fora, bilaterale gesprekken en steun aan ngo’s die opkomen voor religieuze minderheden.
Welke mogelijkheden ziet u om, bijvoorbeeld via de Verenigde Naties (VN)-mensenrechtenraad via het middel van de Universal Periodic Review, misstanden te benoemen, zoals bijvoorbeeld in de aankomende review van Kirgizië, een land dat opvalt op de lijst door de snelle verslechtering van de positie van christenen en andere religieuze en niet-religieuze minderheden?
Nederland doet in de Universal Periodic Review(UPR) regelmatig aanbevelingen over vrijheid van religie en levensovertuiging en vraagt in de VN-Mensenrechtenraad actief aandacht voor de bescherming van religieuze minderheden. Samen met gelijkgezinde partners zal Nederland de situatie in Kirgizië en andere landen waar de religieuze vrijheid onder druk staat, aan de orde blijven stellen. De negatieve ontwikkelingen in Kirgizië zullen worden meegenomen in de Nederlandse aanbevelingen tijdens de 49e UPR-sessie in mei 2025.
Welke mogelijkheden ziet u om de vrijheid van religie en levensovertuiging een belangrijk agendapunt te maken in besprekingen met landen als Saoedi-Arabië, India en China, en de andere landen op de Ranglijst Christenvervolging die zowel qua handel als diplomatiek belangrijke partners zijn van Nederland?
Zowel bilateraal als in EU-verband zijn mensenrechten onderwerp van gesprek met de autoriteiten van landen zoals Saoedi-Arabië, India en China. Op voorstel van onder meer Nederland is vrijheid van religie bijvoorbeeld expliciet besproken tijdens de EU-India Mensenrechtendialoog die op 8 januari jl. plaatsvond. Tijdens het inkomende bezoek van Chinese vicepremier Ding Xuexiang op 21 en 22 januari jl. zijn de mensenrechtensituaties in Xinjiang en Tibet besproken. Op 22 en 23 oktober jl. bracht de Mensenrechten Ambassadeur een bezoek aan Saoedi-Arabië in het kader van de bilaterale mensenrechtendialoog tussen beide landen.
Klopt het dat Pakistan al jaren een speciale EU-handelsstatus (GSP+) kent? Klopt het tevens dat de beloofde verbetering op het gebied van mensenrechten, inclusief de vrijheid van religieuze minderheden waaronder christenen en bijvoorbeeld ook de Ahmadiya moslimminderheid niet behaald lijkt, en dat de situatie op dit terrein zelfs lijkt te verslechteren? Welke mogelijkheden ziet u in dit verband om ervoor te zorgen dat de regering van Pakistan serieus werk gaat maken van een verbetering?
Pakistan valt sinds 2014 onder het APS+ schema van het Algemeen Preferentieel Stelsel. In ruil voor het implementeren van 27 internationale verdragen op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en goed bestuur, krijgen APS+ landen tariefvrije toegang voor 66% van de EU-tarieflijnen. De effectieve implementatie van die verdragen wordt door de Europese Commissie gemonitord.
De Europese Commissie riep Pakistan in het APS+ monitoringsrapport van november 2023 o.a. op om maatregelen te nemen ter verbetering van rechten van minderheden en vrijheid van religie en levensovertuiging. Ook in de huidige monitoringscyclus zijn dit aandachtspunten. De Europese Commissie brengt waarschijnlijk in juni 2025 een bezoek aan Pakistan in het kader van de tweejaarlijkse APS+ monitoringscyclus. Nederland heeft, in lijn met de motie Ceder en Stoffer2 in Brussel het belang benadrukt om effectieve maatregelen ter bescherming van religieuze minderheden zwaar mee te laten wegen in de beoordeling van Pakistan. In EU-verband wordt consistent de boodschap aan de Pakistaanse autoriteiten overgebracht dat verlenging van de Pakistaanse APS+ status mede afhangt van voortgang op mensenrechten, waaronder de situatie van religieuze minderheden. Zo vonden er in november 2024 twee dialogen plaats tussen Pakistan en de EU (de «Pakistan-EU Sub-Group meeting on Democracy, Governance, Rule of Law and Human Rights» en de «Pakistan-EU Sub-Group on Trade») waarin onder andere de APS+ onderwerp van gesprek was. Bij deze gesprekken is van de zijde van de EU het belang van volledige implementatie van de 27 internationale verdragen benadrukt. Nederland brengt deze boodschap ook bilateraal over, meest recentelijk tijdens de bilaterale politieke consultaties in Islamabad op 20 januari 2025.
Herkent u de signalen uit landen uit sub-Sahara Afrika en ook Jemen dat bij de distributie van noodhulp sprake is van discriminatie? Wat bent u van plan te doen om NGO’s en andere partners te stimuleren op het gebied van religieuze geletterdheid en een gelijke behandeling te garanderen voor een ieder, ongeacht leeftijd, geslacht religie of levensovertuiging?
Humanitaire hulp wordt geboden op basis van humanitaire principes (neutraliteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en menselijkheid) en een analyse van de hulpbehoeftes. Dit heeft tot doel om ervoor te zorgen dat hulp de mensen met de hoogste noden bereikt, inclusief kwetsbare groepen. In gevallen waar berichten ons bereiken dat gemarginaliseerde groepen niet bereikt worden gaat Nederland het gesprek hierover aan met hulporganisaties en met nationale overheden die als eerste verantwoordelijk zijn voor mensen in nood. Nederland heeft geen signalen ontvangen dat er momenteel sprake zou zijn van discriminatie jegens religieuze minderheden bij de distributie van noodhulp in sub-Sahara Afrika en Jemen. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over toekomstige samenwerking met maatschappelijke organisaties van 11 november jl. van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, blijft er in het nieuwe programma voor het maatschappelijk middenveld na 2025 aandacht voor het beschermen en promoten van mensenrechten en fundamentele vrijheden van kwetsbare groepen met specifieke inzet op religieuze minderheden en lhbtiq+-personen.
Herkent u het beeld dat in landen als Nigeria, Burkina Faso, Myanmar en India veel mensen op de vlucht zijn binnen het eigen land? Hoe kan Nederland helpen om deze mensen die in eigen land gevlucht zijn (IDP’s) vrijwillig terug te laten keren, waarbij er speciale aandacht is voor veiligheid voorafgaand, tijdens en na de terugkeer, herstel en teruggave van land, huizen en andere eigendommen, humanitaire hulp, basisdiensten en duurzame mogelijkheden om in het levensonderhoud te voorzien en tot slot ook rechtspraak over gepleegde misdaden, veroordeling van schuldigen en rehabilitatie van slachtoffers?
Wereldwijd, waaronder in de genoemde landen, zijn veel mensen op de vlucht in eigen land. Deze landen zijn zelf primair verantwoordelijk voor de vrijwillige terugkeer van IDP’s. Waar mogelijk ondersteunt Nederland dit door programma’s gekoppeld aan migratie, veiligheid en rechtsorde. Zo konden mede door de Nederlandse bijdrage aan de Regionale Stabilisatiefaciliteit voor de Tsjaadmeerregio ruim 1,1 miljoen ontheemden terugkeren naar hun gemeenschap, of zich in een andere gestabiliseerde gemeenschap hervestigen – merendeels in Noordoost-Nigeria. Via het programma PROSPECTS3 investeert Nederland in meerdere landen in het verbeteren van toegang tot onderwijs, bescherming en werk voor IDP’s en gastgemeenschappen.
Op welke manier kan het kabinet de Nigeriaanse overheid en andere overheden in Sub-Sahara Afrika ondersteunen in het voeren van een actief beleid op het vinden, verzamelen en in beslag nemen van (hand)vuurwapens?
Het kabinet erkent het belang van de ondersteuning van overheden in het voeren van een actief beleid op het vinden, verzamelen en in beslag nemen van (hand)vuurwapens. In Nigeria ondersteunt Nederland de overheid middels een bijdrage aan de bovengenoemde Regionale Stabilisatiefaciliteit en aan de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Via deze instrumenten wordt een Multinational Joint Task Force(MNJTF) ondersteund in militaire operaties tegen jihadistische bewegingen in de Tsjaadmeerregio, waarbij wapens in beslag worden genomen en vernietigd.
Welke mogelijkheden ziet u om een internationale onderzoekscommissie op te richten onder auspiciën van de VN om de aard en de omvang van het geweld in Nigeria te onderzoeken, met bijzondere aandacht voor de achterliggende religieuze identiteit van daders en slachtoffers van dit geweld?
Nederland zal in de Mensenrechtenraad actief aandacht blijven vragen voor religieus geweld, en de Speciaal Rapporteur Vrijheid van Religie en Levensovertuiging, Nazila Ghanea, oproepen aandacht te schenken aan de situatie in Nigeria. De Speciaal Rapporteur kan ook zelfstandig onderzoek doen naar landensituaties. In 2023 uitte de Speciaal Rapporteur, samen met andere VN-gezanten, nog haar zorgen over de situatie van christenen in Nigeria.
Nederland heeft tijdens de 57e Mensenrechtenraad (september jl.) Nigeria opgeroepen religieuze gemeenschappen te beschermen, en dit ook tijdens de Universal Periodic Review van Nigeria in 2024 opgebracht. Het kabinet acht het op dit moment onwaarschijnlijk dat er brede steun zal zijn voor het oprichten van een VN-gemandateerde internationale onderzoekscommissie voor religieus geweld in Nigeria.
Op welke manier dringt u er bij de Algerijnse regering op aan om alle waarschuwingen, sluitingsbevelen en rechtszaken tegen kerken en andere gebedshuizen in te trekken; te zorgen voor de onmiddellijke heropening van alle gesloten kerken; en toestemming te verlenen aan alle kerken die zijn aangesloten bij de Eglise protestante d'Algérie (EPA) om gehuurde gebouwen te blijven gebruiken als gebedshuizen?
De bilaterale relatie met Algerije is breed en beslaat vele beleidsterreinen. In gesprekken met de Algerijnse autoriteiten komt ook vrijheid van religie en levensovertuiging in beide landen aan bod. Zo sprak de Nederlandse ambassadeur in Algerije hier begin januari over met de Algerijnse Minister van Religieuze Zaken.
Wat is de strategie van het kabinet om technologische ontwikkelingen ook vanuit een mensenrechtenperspectief te bekijken en het voortouw te nemen bij het ontwikkelen van Europese en internationale normen en ethische kaders rond de export en het gebruik van technologie en AI over de hele wereld?
Het kabinet zet zich in voor het versterken van democratische principes en mensenrechten in de context van (nieuwe) technologieën, waaronder Artificiële Intelligentie. Hieronder valt de waarborging van mensenrechten en democratische beginselen bij standaarden voor nieuwe technologieën en het stimuleren van staten en bedrijven om mensenrechtenschendingen tegen te gaan. Het kabinet blijft bepleiten dat internationaal recht ook voor digitale middelen geldt, wereldwijd. De inzet staat verder beschreven in de Internationale Cyberstrategie (2023–2028).
De situatie in Syrië na het tijdperk Assad is op dit moment nog zeer onzeker, wat is de aanpak van Nederland als het gaat om een inclusieve behandeling van Syriërs die niet tot de religieuze meerderheid behoren, zoals christenen, Alevieten, niet-religieuzen en Koerden?
Het kabinet benadrukt sinds de val van het Assad regime het belang van een vreedzame en inclusieve transitie in Syrië. In gesprekken die gevoerd worden over Syrië en in internationale fora zoals de EU, zal Nederland dit blijven bepleiten. Zo heeft Nederland tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 16 december 2024 opgeroepen tot bescherming van deze groepen. Daarnaast heeft de Speciaal Gezant voor Syrië tijdens zijn recente bezoek aan Damascus op 2 en 4 januari jl. het belang van de bescherming van alle gemeenschappen, waaronder christelijke minderheden, benadrukt. Voor het Nederlandse beleid met betrekking tot Syrië blijft de aandacht voor (religieuze) minderheden van belang.
Welke rol ziet u in het verband met de door Open Doors gesignaleerde ontwikkelingen voor de Nederlandse Speciaal gezant voor religie en levensovertuiging en de EU-gezant voor godsdienstvrijheid?
De Nederlandse Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging werkt middels coördinatie van diplomatieke inspanningen nauw samen met de EU-gezant om godsdienstvrijheid te bevorderen en vervolging van religieuze minderheden, waaronder christenen, tegen te gaan. Daarnaast heeft de Nederlandse Speciaal Gezant regelmatig contact met ngo’s, met name Faith Based Organisations, die zich inzetten voor godsdienstvrijheid. Zowel de Speciaal Gezant Religie en Levensovertuiging als de Mensenrechtenambassadeur gebruiken de publicaties van Open Doors regelmatig in hun werk. Ook proberen zij bij bezoeken aan landen waar veel christenvervolging plaatsvindt waar mogelijk kerken te bezoeken of christelijke gemeenschappen te ontmoeten.
Bent u bekend met de artikelen in het Nederlands Dagblad «Aramese christenen in Syrië vrezen voor hun bestaan en erfgoed: «Massale uittocht moet worden voorkomen»»1 en de Telegraaf «Israël waarschuwt voor gevaren van «slachter» Al-Sharaa: «Westen trapt vol in de val van nieuwe Syrische leider»»2?
Ja.
Hoe beoordeelt u de huidige veiligheidssituatie voor minderheden als Aramese christenen en Koerden in Syrië?
Sinds de val van het Assad-regime op 8 december 2024 is de situatie onoverzichtelijk. Het kabinet is bekend met de berichten over vermeende bedreigingen van inwoners van Maaloula door gewapende groepen. Tegelijkertijd blijft het HTS-leiderschap oproepen tot bescherming van alle gemeenschappen, onder wie ook Aramese christenen en Koerden. Het kabinet beschikt niet over informatie die berichten bevestigt dat er sinds de val van het Assad-regime sektarische incidenten hebben plaatsgevonden tegen Aramese christenen in Maaloula, maar we blijven dit monitoren.
Welke gevolgen verbindt u aan deze inschatting voor de Nederlandse en Europese diplomatieke inzet? Welke rol ziet u verder weggelegd voor Nederland en/of de Europese Unie (EU) in het waarborgen van constitutionele mensenrechten en een inclusieve politieke transitie naar een stabiel landsbestuur in Syrië?
Nederland benadrukt binnen de EU en in regionale contacten het belang van een door Syrië geleide inclusieve politieke transitie. In internationale fora, zoals de EU, zal Nederland blijven pleiten voor een vreedzame en inclusieve politieke transitie. Daarnaast heeft de Speciaal Gezant voor Syrië tijdens zijn recente bezoek aan Damascus op 2 en 4 januari jl. het belang van de bescherming van alle bevolkingsgroepen benadrukt.
Hoe beoordeelt u in dit licht de waarschuwingen van de Israëlische regering en waar blijkt dat uit in uw handelen?
Het kabinet heeft begrip voor de zorgen die Israël heeft ten aanzien van de ontwikkelingen in Syrië. Nederland benadrukt in diplomatieke contacten het belang van een door Syrië geleide inclusieve politieke transitie met respect voor mensenrechten inclusief vrouwenrechten en gemeenschappen.
In hoeverre heeft u inzicht in de betrokkenheid van minderheden bij het opstellen van een nieuwe Syrische Grondwet, waarvan Hay’et Tahrir al-Sham (HTS)-leider al-Sharaa stelt dat het moet worden voorbereid en geschreven in de komende drie jaar?3
Onderwerpen zoals een politieke transitie, een nieuwe Grondwet en verkiezingen zullen aan bod komen in een nog te organiseren Nationale Dialoog Conferentie. Deze Conferentie is door de interim-regering aangekondigd maar er is nog geen datum bekendgemaakt. De interim-regering heeft aangekondigd vertegenwoordigers van alle geledingen van de Syrische bevolking uit te zullen nodigen.
Heeft de Speciaal Gezant voor Syrië toezeggingen gekregen of afspraken gemaakt met het interim-bestuur ten aanzien van de betrokkenheid van minderheden zoals christenen bij de politieke transitie? En zo ja, welke en met welk vervolg?
In de gesprekken van de Speciaal Gezant met de interim-regering in Damascus is de positie van etnische en religieuze gemeenschappen besproken, waarbij de interim-regering heeft aangegeven een Syrië na te streven waarin alle gemeenschappen zich thuis voelen. Zij zeggen daartoe direct contact te hebben gezocht met gemeenschaps- en geestelijke leiders.
Is de situatie in Maaloula aan bod gekomen in gesprekken met het interim-bestuur? Is het de inzet van HTS de oplopende spanningen in Maaloula te temperen en een massale uittocht van christelijke families kan voorkomen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat doet u met dit gegeven?
De Speciaal Gezant voor Syrië heeft tijdens zijn recente bezoek aan Damascus op 2 en 4 januari jl. gesproken over het belang van de bescherming van alle bevolkingsgroepen, inclusief Aramese christenen. Het kabinet onderstreept het belang van een rol in het politieke proces voor alle bevolkingsgroepen, waaronder christenen. De Speciaal Gezant heeft de situatie van christenen besproken tijdens zijn bezoek. De Speciaal Gezant heeft niet specifiek de situatie in Maaloula opgebracht.
Is in het gesprek tussen de Speciaal Gezant en het interim-bestuur naast over de aanwezigheid van Iran en Rusland, ook gesproken over aanwezigheid van Turkije en de vermoedde steun van deze staat aan de Sultan Suleiman Shah Brigade?
Er is met de Syrische interim-regering in dit eerste contact niet gesproken over specifieke milities of Brigades.
Bent u bekend met de uitspraak van Al-Sharaa dat Syrië en Rusland «gemeenschappelijke strategische belangen» hebben?4 Hoe zet u zich in om te voorkomen dat Rusland zijn strategische positie in Syrië terugwint in het huidige machtsvacuüm?
Tot welke inzichten hebben de gesprekken van de Speciaal Gezant met christelijke religieuze leiders geleid? Hoe gaat de Speciaal Gezant het ontstane beeld van de situatie betrekken bij eventuele vervolggesprekken met het interim-bestuur?
In de gesprekken heeft de interim-regering benadrukt dat religieuze en etnische minderheden al eeuwen een onlosmakelijk deel van de Syrische bevolking uit maken.
De christelijke geestelijk leiders die de Speciaal Gezant sprak hebben aangegeven niet als «minderheid» aangeduid te willen worden. Ook vanuit het leiderschap van de nieuwe regering, waaronder interim-Minister voor Buitenlandse Zaken Al-Shaibani, wordt duidelijk gemaakt dat men de term «minderheden», zoals veelal gebruikt in het Westen, wil vermijden. Dit creëert onnodige separatie tussen bevolkingsgroepen. Syrische christenen willen gezien worden als gelijk onderdeel van de Syrische bevolking en aangeduid als christelijke «gemeenschap».
Het kabinet zal bij vervolgcontacten het belang van een rol in het politieke proces voor alle bevolkingsgroepen, waaronder christenen, blijven benadrukken.
Bent u bekend met berichten dat HTS het onderwijsprogramma in de door hen gecontroleerde gebieden in Syrië ingrijpend heeft gewijzigd? Kunt u bevestigen dat deze wijzigingen, zoals gerapporteerd, een sterk ideologische insteek hebben, gericht op het herschrijven van geschiedenis en religieuze interpretaties?
Ja. In een reactie heeft de Syrische interim-Minister van onderwijs, Nazir al-Qadri, aangegeven dat verwijzingen naar de rol en functie van de familie Assad zijn aangepast. Hij gaf voorts aan dat het curriculum onveranderd blijft tot nog op te zetten commissies het eens zijn over een nieuw curriculum. Het kabinet acht het van belang dat de volle breedte van etnische en religieuze gemeenschappen in Syrië bij het transitie proces en het opnieuw opbouwen van een pluriforme gemeenschap, waar ook een geaccepteerd schoolcurriculum tot behoort, betrokken worden.
Hoe beoordeelt u de aanpassing in het curriculum waarbij de verwijzing naar «zij op wie (Allah) woedend is» expliciet wordt gekoppeld aan «christenen en joden»? Wat is uw visie op het verwijderen van de Aramese Koningin Zenobia en de Aramese goden uit de geschiedenisboeken? Deelt u de zorg van vragenstellers dat met het herschrijven van geschiedenis en schoolboeken, vrijheden en een cultuur waarin minderheden zich veilig weten steeds meer beknelt raken? Wordt het Syrisch bestuur hierop aangesproken?
Zie het antwoord op vraag 11.
Wat is uw reactie op de wijziging van de definitie van «martelaar,» waarbij dit nu verwijst naar iemand die sterft voor de islam in plaats van voor het vaderland? Welke gevolgen kan deze aanpassing hebben voor het bredere veiligheidsklimaat in Syrië?
Zie het antwoord op vraag 11.
Kunt u toelichten welke consequenties de afschaffing van de term «Ottomaanse bezetting» en het verwijderen van de jaarlijkse herdenking op 6 mei, waarop Syrische leiders door de Ottomanen werden geëxecuteerd, hebben?
Zie het antwoord op vraag 11.
Welke mogelijkheden ziet u voor Nederland, binnen de EU en de Verenigde Naties (VN), om aandacht te vragen voor deze zorgwekkende ontwikkelingen?
Verschillende landen zijn sinds de val van het Assad-regime bijeengekomen om de situatie in Syrië te bespreken, waarbij werd opgeroepen tot de bescherming van de rechten van gemeenschappen. Bijvoorbeeld op 14 december 2024 in Aqaba in Jordanië en op 12 januari jl. in Riyadh in Saoedi-Arabië, maar ook binnen VN- en EU-verband. Daarnaast hebben verschillende landen een bezoek aan Damascus afgelegd voor gesprekken met het interim-bestuur, waarin het belang van de rechten van minderheden en van een inclusieve politieke transitie is benadrukt. Ook worden er, onder andere door Nederland, verschillende initiatieven ondersteund die zich richten op accountability en de bescherming van mensenrechten.
Welke rol kan Nederland spelen in het bevorderen van een toekomst waarin inclusief en feitelijk correct onderwijs in Syrië wordt hersteld?
Zie het antwoord op vraag 11.
Kunt u bevestigen dat er momenteel een avondklok van kracht is in Homs, Syrië? Zo ja, welke maatregelen nemen de Syrische autoriteiten om deze avondklok te handhaven, en wat zijn de gevolgen hiervan voor de lokale bevolking, met name voor minderheden in de stad?
Het kabinet is bekend met de beelden en de avondklok in de stad Homs. Inmiddels heeft de interim-regering op 12 januari een beperkte militaire actie in de stad Homs uitgevoerd, die op 16 januari is afgerond, gericht op elementen van het oude-regime en het vinden van wapenvoorraden. Inmiddels is de avondklok opgeheven.
Bent u bekend met videobeelden die de situatie in Homs tijdens de avondklok documenteren? Wat is de beoordeling van de impact van deze avondklok op de mensenrechten en de bewegingsvrijheid van burgers in de regio?
Zie het antwoord op vraag 17.
Bent u op de hoogte van berichten over pamfletten waarin de Syrische autoriteiten vrouwen oproepen tot het dragen van islamitische klederdracht? Wat is de officiële reactie van de Syrische regering op deze oproep?
Ik ben op de hoogte dat er individuen zijn die een strikte hijab willen bevorderen. Het Syrisch interim-bestuur heeft eerder aangegeven dat kledingswijze een individuele keuze betreft.
Welke inspanningen levert u om de mensenrechten en vrijheden van burgers in Syrië te ondersteunen, en welk beleid is er bij situaties zoals nu al gerapporteerd in Maaloula en Homs?
Momenteel zijn er geen concrete aanwijzingen dat er specifieke minderheidsgroepen gevaar lopen onder het huidige interim-bestuur. Het kabinet benadrukt sinds de val van het Assad regime het belang van de bescherming van mensenrechten en (religieuze) gemeenschappen, zoals christenen, Koerden, Druzen en Alawieten. In internationale fora, zoals binnen de EU, zal Nederland blijven pleiten voor een vreedzame en inclusieve politieke transitie. Zo heeft Nederland tijdens de Raad van Buitenlandse Zaken op 16 december 2024 opgeroepen tot bescherming van deze groepen. Daarnaast heeft de Speciaal Gezant voor Syrië tijdens zijn recente bezoek aan Damascus op 2 en 4 januari het belang van de bescherming van alle bevolkingsgroepen benadrukt.
Wat doet Nederland om via internationale organisaties zoals de VN of andere mechanismen toezicht te houden op de mensenrechtensituatie in Syrië, en in hoeverre wordt de situatie in Homs daarbij geadresseerd?
Nederland zet zich al jaren in voor de verbetering van de mensenrechtensituatie in Syrië. Nederland steunt de VN-bewijzenbank van Syrië (IIIM) zowel politiek als financieel, en heeft voor 2024–2025 een bedrag van EUR 500.000 toegezegd. Met deze Nederlandse steun wordt het mechanisme in staat gesteld om bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen te blijven verzamelen. Daarnaast zet Nederland zich via de VN-Mensenrechtenraad in voor de verlening van het mandaat van de Commission of Inquiry (CoI) voor Syrië. De CoI doet sinds 2011 onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Syrië. Aangezien de CoI gemandateerd is om alle vermeende mensenrechtenschendingen in Syrië te onderzoeken, staat het de commissie vrij om ook onderzoek te verrichten naar de situatie in Homs.
Welke humanitaire hulp biedt Nederland momenteel aan kwetsbare gemeenschappen in Syrië, en hoe wordt ervoor gezorgd dat deze hulp de meest getroffen bevolkingsgroepen, waaronder minderheden in Homs, bereikt?
Nederland ondersteunt al jaren bij het reageren op humanitaire noden in Syrië middels ongeoormerkte bijdragen, waardoor humanitaire organisaties snel hun middelen kunnen inzetten op basis van de grootste noden. Tevens ondersteunde Nederland specifiek in 2024 met EUR 19,2 miljoen via zowel de Dutch Relief Alliance (DRA) als VN-landenfondsen. Die steun wordt ingezet ten behoeve van de meest kwetsbare groepen. Dit kan ook gemeenschappen in Homs betreffen.
De acute medische situatie van Palestijnen in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Israel raid empties northern Gaza’s last functioning major hospital of all patients and detains its director»1? Hoe beoordeelt u dit bericht en bent u al in gesprek met de Israëlische regering hierover?
Ja. Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van de beschietingen op het Kamal Adwan-ziekenhuis en is zeer verontrust over de ontwrichting van het medische systeem in Gaza, en de grote impact op mensen die acute c.q. langdurige medische zorg nodig hebben. Zoals in de Kamerbrief van 21 januari jl. (Kamerstuk 23 432, nr. 546) is gemeld, wordt mede hierom in gesprekken met Israël steevast door het kabinet de noodzaak van een drastische toename van het hulpvolume voor de bevolking in de Gazastrook onderstreept.
Krijgen alle patiënten op dit moment de juiste medische zorg? Waar zijn alle patiënten allemaal naartoe overgebracht, zowel patiënten in kritieke toestand als patiënten in minder kritieke toestand? Kunnen zij daar voldoende zorg ontvangen en hoe verloopt het transport?
Het geweld in en rond het Kamal Adwan-ziekenhuis is op zichzelf uiterst zorgwekkend, maar het feit dat ook andere ziekenhuizen en medische posten in Noord-Gaza reeds grotendeels of volledig buiten dienst zijn geraakt maakt de impact extra groot. Patiënten werden uit het getroffen ziekenhuis geëvacueerd, maar of zij elders voldoende zorg konden ontvangen is hoogst onzeker.
Daar waar in het artikel wordt gesteld dat een aantal patiënten in kritieke toestand naar het Indonesian Hospital is gebracht, maar de directeur-generaal stelt dat deze buiten functie is, kunt u aangeven of deze bewering klopt? Is het dan zo dat patiënten in kritieke toestand dus de facto geen zorg krijgen? Indien er geen zorg is, kunt u per ommegaande opheldering vragen aan de Israëlische autoriteiten?
Die berichten zijn mij bekend. Het kabinet kan niet verifiëren hoeveel hulp op welk moment in welk ziekenhuis kan worden geboden maar het medische systeem in Noord-Gaza is duidelijk ontwricht. Nederland roept de Israëlische autoriteiten op om het humanitair oorlogsrecht te allen tijde te respecteren, en om toegang voor (medische) hulp snel en blijvend te faciliteren. De verruiming van humanitaire toegang door het staakt-het-vuren biedt enig perspectief voor alle mensen in Gaza die medische noodhulp behoeven.
Kunt u aangeven hoeveel werkende ziekenhuizen/medische centra nog werkzaam zijn in Gaza? Hoeveel medisch personeel is er naar schatting nog operationeel?
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) rapporteerde op 3 januari dat 20 van de 36 ziekenhuizen in Gaza waren gesloten en 16 nog deels operationeel. Hiermee was de totale capaciteit nog slechts 1800 ziekenhuisbedden. Daarnaast maakte de WHO melding van ernstige hinder bij de toelating en distributie van medische middelen, met vergaande consequenties voor de medische capaciteit.
Hoeveel veldhospita zijn er opgezet door Israël in Gaza? En hoeveel zijn daarvan in Noord-Gaza? Hoe beoordeelt u de stelling van de Verenigde Naties (VN) dat als gevolg van de inval 75.000 Palestijnen nu risico lopen2, ook in het licht van de stelling van de Israeli Defense Forces, zoas weergegeven in het artikel, dat de patiënten voorafgaand aan de operatie zijn geëvacueerd en «tienduizenden liters brandstof, voedsel en medische benodigdheden» zijn geleverd?
Volgens het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN (OCHA) zijn elf veldhospitalen operationeel in Gaza. Deze worden gerund door hulporganisaties als Artsen zonder Grenzen en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging. In Deir al-Balah zijn vier veldhospitalen, in Khan Younis vijf en in Rafah twee. OCHA meldt dat van de elf veldhospitalen, zes volledig en vijf gedeeltelijk operationeel zijn. De in het artikel genoemde humanitaire levering van brandstof, voedsel, medische benodigdheden en andere essentiële goederen hield geen verband met Israëlische aanvallen op deze ziekenhuizen.
Hoeveel capaciteit hebben deze veldhospita en welke zorg kan er niet geleverd worden die normaal wel geboden kon worden in ziekenhuizen in Gaza?
De WHO meldde op 19 januari jl. n.a.v. het staakt-het-vuren dat de uitdagingen op het gebied van gezondheidszorg enorm blijven. Ziekenhuizen zijn beschadigd of gedeeltelijk verwoest. Medische evacuaties vanuit Gaza naar het buitenland verlopen nog steeds moeizaam. Veldhospitalen kunnen de rol van reguliere ziekenhuizen niet volledig opvangen. Er blijft een ernstig tekort aan gespecialiseerde zorg.
Daar waar in het artikel wordt gesteld dat er 240 mensen zijn opgepakt, waaronder de directeur, en verder wordt vermeld dat Hamas een basis had opgeslagen in het ziekenhuis, in hoeverre kunt u verifiëren of dit klopt?
Het kabinet heeft niet de informatie om dergelijke beweringen te kunnen verifiëren.
Als de bewering niet klopt of er geen enkel bewijs voor geleverd kan worden, kunt u dan per ommegaande om de vrijlating van het medisch personeel, de directeur dr. Abu Safiya, verzoeken?
Ik heb in mijn gesprekken met Israël het belang van bescherming van medisch personeel benadrukt. Het blijft ook na het staakt-het-vuren belangrijk dat hier aandacht voor blijft bestaan, en dat fundamentele rechten van medische staf worden gerespecteerd. Het kabinet zal de Israëlische autoriteiten hiertoe blijven oproepen, ook met betrekking tot de gearresteerde ziekenhuisdirecteur
Waar is de stelling van Amnesty International, dat er sprake was van marteling van het medisch personeel, op gebaseerd? Kunt u verifiëren of dit klopt en, als dat zo is, per ommegaande actie verzoeken van de Israëlische regering om de verantwoordelijken te vervolgen?
Het kabinet heeft geen kennis over de bron van de stelling van Amnesty International en kan deze dus ook niet verifiëren.
Daar waar het United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) stelt dat de Israëlische autoriteiten 48 van de 52 pogingen van de VN om de humanitaire toegang tot Noord-Gaza te coördineren hebben geweigerd en dat «vier goedgekeurde bewegingen allemaal met belemmeringen te maken kregen», betekent dit dat er geen hulp Noord-Gaza binnenkomt of gebeurt dat op andere manieren? Zo ja, via welke andere manieren/kanalen?3
De toevoer van hulpgoederen tot Gaza was zeer slecht voordat het staakt-het-vuren inging op 19 januari jl. Dat geldt met name voor toegang tot delen van Noord-Gaza, waar de VN en andere hulporganisaties nagenoeg geen humanitaire hulp konden leveren. In periode van 6 oktober tot 31 december 2024 hebben de VN 165 pogingen ondernomen om hulpgoederen te leveren in Noord-Gaza, waarvan 149 pogingen werden geweigerd. Zestien pogingen werden toegestaan, maar in de praktijk belemmerd op het vlak van veiligheidsgaranties en andere problemen met toegang.
Is er inmiddels sprake van officieel vastgestelde honger in (Noord)-Gaza? Zo ja, kunt u van de Israëlische regering per ommegaande eisen een einde te maken aan de situatie en voldoende voedselleveranties te faciliteren?
Er was en is sprake van honger in de Gazastrook. In de rapportage van het gezaghebbende Integrated Food Phase Classification (IPC) gepubliceerd op 17 oktober 2024 werd geschat dat 1,84 miljoen Gazanen in acute voedselonzekerheid leefden. Daarnaast waarschuwde de IPC op 8 november 2024 voor het acute risico op hongersnood in Noord-Gaza, waarbij de grenscriteria voor hongersnood wellicht al waren bereikt. Vaststelling van hongersnood is een technische aangelegenheid, en uiterst complex in een context zoals Gaza, maar een dergelijke waarschuwing van IPC noopt tot doortastende actie van de internationale gemeenschap. Nederland heeft veelvuldig bij Israël aangedrongen op het onmiddellijk verruimen van humanitaire toegang. De toegangssituatie lijkt ten gevolge van het staakt-het-vuren te zijn verbeterd, maar zorgen van de internationale gemeenschap over honger blijven bestaan. Nederland volgt de ontwikkelingen met prioriteit en blijft Israël oproepen om ervoor te zorgen dat humanitaire leveringen – zowel de invoer van goederen als benodigdheden voor distributie – voldoende worden gefaciliteerd.
Welke indruk heeft u nu met betrekking tot de vraag of er sprake is van een eerlijke verdeling van voedsel onder (religieuze minderheden)/verschillende clans, aangezien in eerdere berichtgeving werd gesteld dat (religieuze) minderheden in Gaza, zoals Palestijnse Christenen, bij de verdeling van voedsel benadeeld werden.
Humanitaire organisaties trachten hulp, waaronder voedselhulp, zoveel als mogelijk te verdelen op basis van de grootste noden, conform de humanitaire principes van menselijkheid, onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid. Wel heeft de extreme en volatiele conflictsituatie in de Gazastrook de ordentelijke distributie van humanitaire hulp ernstig bemoeilijkt. Met berichten over specifieke benadeling van religieuze minderheden bij distributies is het kabinet niet bekend.
Gelet op berichten over slachtoffers als gevolg van onderkoeling4, hoeveel kinderen zijn inmiddels aan onderkoeling in Gaza overleden?
De VN maakten begin januari melding van het vreselijke nieuws dat ten minste acht baby’s aan de gevolgen van onderkoeling zijn overleden in de laatste weken van 2024.
Zijn er voldoende humanitaire hulpgoederen geleverd om de kou tegen te gaan, specifiek voor pasgeborenen? Zo niet, kunt u bij de Israëlische autoriteiten opheldering vragen en erop aandringen dit per ommegaande mogelijk te maken?
De levering van hulpgoederen ter voorbereiding op de winter werd ernstig belemmerd. De hulpverlening in oktober – ondanks diplomatieke druk van Nederland en andere landen alsook vanuit de hulporganisaties zelf – kwam nagenoeg tot stilstand. Hulp kon in november en december bij lange na niet voldoende worden opgeschaald. Dat maakt dat veel Palestijnen in de Gaza nu niet voldoende beschermd zijn tegen het koude weer en de regen. Het staakt-het-vuren van 19 januari jl. biedt voorzichtig meer ruimte voor de levering van hulpgoederen, waaronder goederen voor onderdak en winterization, maar uitdagingen ten aanzien van de opschaling van hulpverlening blijven aanzienlijk. Nederland zal blijven benadrukken dat Israël de plicht heeft om ervoor te zorgen dat humanitaire hulp veilig en effectief geleverd en gedistribueerd kan worden.
Wat is de sterfte bij geboorte in Gaza in 2024? In hoeverre verschilt dit van overige jaren in de periode 2019–2023?
De kans op miskramen en sterfte bij geboorte is aanzienlijk toegenomen in de Gazastrook door de oorlog, zoals ook blijkt uit het thematische rapport over aanvallen op ziekenhuizen in Gaza dat op 31 december werd gepubliceerd door het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de Mensenrechten (OHCHR). In een door medisch-academisch tijdschrift The Lancet gepubliceerd onderzoek van 23 januari jl. wordt onderbouwd dat de levensverwachting in de Gazastrook in de eerste twaalf maanden van de oorlog is gedaald met 34,9 jaar.
Wat is de huidige populatie van Gaza per 31-12-2024, voor zover bekend of geschat op basis van betrouwbare bronnen? In hoeverre verschilt dit van de jaren 2019, 2020, 2021, 2022 en 2023?
Volgens het Palestijnse Centraal Bureau voor de Statistiek was de populatie in 2023 2.226.544. Mede door de oorlog zijn geen recente betrouwbare cijfers over de populatie beschikbaar.
Wat zijn momenteel de meest voorkomende ziekten/kwalen waar men in Gaza aan overlijdt? Zijn er voldoende medicijnen/apparatuur voor behandelingen? Welke stappen zet u om ervoor te zorgen dat de medische zorg in Gaza gewaarborgd wordt en blijft?
In de Gazastrook zijn veel gevallen van besmettelijke ziekten – waaronder acute luchtweginfecties, diarree, huiduitslag, waterpokken, geelzucht – en de verspreiding daarvan, te midden van chronische waterschaarste en gebrekkig beheer van afval- en rioolwater. Zo werd het poliovirus gedetecteerd op 16 juli 2024, waarna er een campagne is opgezet door het Ministerie van Gezondheid in Gaza in samenwerking met de WHO, UNRWA, UNICEF en andere partners. Op 17 januari jl. meldde de VN dat de uitdagingen nog steeds enorm zijn voor Gaza, met tekorten aan voedsel, brandstof en medische benodigdheden. Meer dan 12.000 patiënten, van wie een derde kinderen, wacht nog steeds op evacuatie voor gespecialiseerde zorg. Sinds de ingang van het staakt-het-vuren op 19 januari komt de toevoer van hulpgoederen op gang, maar daarmee nemen de noden nog niet af. Het is cruciaal dat dat de condities van het staakt-het-vuren het herstel van zowel medische noodhulp als algemene toegang tot medische zorg mogelijk maken. Het is tevens van belang dat medische evacuaties beter en sneller doorgang kunnen vinden, bijvoorbeeld via de grensovergang bij Rafah. Hier zal het kabinet zich, ook in komende periode, diplomatiek voor blijven inzetten. Zo heb ik hier recent over gesproken met mijn Egyptische counterpart.
Welke stappen zijn er mogelijk om via luchttransport de humanitaire hulp te doen toenemen? Welke rol kunt u spelen om tot een permanente luchtbrug te komen?
Verreweg de meest effectieve weg om hulp de Gazastrook in te krijgen is het verruimen en versnellen van toegang over land. Dit heeft prioriteit en daarom heeft Nederland in december 2024 een bijdrage van EUR 5 miljoen toegekend aan de Jordaanse landroute, die de afgelopen maanden een levensader vormde voor de humanitaire hulpverlening aan Gaza. De Nederlandse steun draagt bij aan het onderhoud en de opschaling van deze route.
Omdat via de lucht slechts kleine hulpvolumes geleverd kunnen worden en airdrops relatief kostbaar zijn, is dit een laatste redmiddel wanneer landtoegang niet mogelijk is. In een multinationale coalitie onder aanvoering van Jordanië heeft Nederland in het voorjaar van 2024 in totaal tien airdrops uitgevoerd voor hulp aan de noodlijdende Gazaanse bevolking. Deelname aan airdrops met militaire transporttoestellen is sindsdien gepauzeerd. Wel steunt Nederland het Jordaanse initiatief voor een helikopterluchtbrug tussen Jordanië en de Gazastrook voor lichte hoogwaardige goederen zoals medicijnen. Defensie heeft twee specialisten ter beschikking te gesteld om vanuit Amman een bijdrage te leveren aan de planning cell voor dit initiatief. Van een permanente luchtbrug is op dit moment echter geen sprake.
Bij de afweging voor nieuwe hulp via de lucht spelen meerdere factoren een rol. Behalve de situatie op de grond en de beschikbaarheid van benodigde capaciteiten en middelen, wordt de inzet op andere hulpsporen in samenhang meegewogen. In dit kader verwelkomt het kabinet de groei van het aantal trucks met hulpgoederen dat sinds het staakt-het-vuren Gaza heeft bereikt. Deze hulpverlening over land blijft de primaire inzet van dit kabinet.
Welke stappen zijn er mogelijk om via zeetransport de humanitaire hulp te doen toenemen? Worden er nieuwe stappen ondernomen om een stabiele haven te bouwen? Welke rol kunt u spelen om tot een permanente stroom van humanitaire hulp via de zee te komen?
Ook voor humanitaire hulp via zee geldt: de route over land is effectiever en efficiënter. In de Gazastrook ontbreekt het bovendien aan de benodigde haveninfrastructuur. De door de VS aangelegde tijdelijke pier voor de kust van Gaza werd geplaagd door slechte weersomstandigheden en complexe logistiek. Nederland heeft de inspanningen van Cyprus en internationale partners om een maritieme corridor op te zetten naar de Gazastrook (waaronder via de haven van Ashdod) gesteund, maar hulpverlening langs deze weg is niet op grote schaal op gang gekomen en Nederland zet momenteel niet meer actief in op deze route.
Daar waar midden december het bericht kwam dat een staakt-het-vuren in Gaza nabij was, wat is momenteel de stand van zaken? Waarom is er een vertraging en hoe zien de voorwaarden eruit waarover momenteel nog geen overeenstemming is?5
Op 15 januari jl. hebben Israël en Hamas een overeenkomst bereikt over het staakt-het-vuren. Deze is op 19 januari jl. ingegaan. Nederland zet zich onverminderd in om het staakt-het-vuren te helpen handhaven.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, zo uitgebreid mogelijk en voor 5 januari 2025?
Het is helaas niet gelukt om te voldoen aan uw verzoek. Het vergaren van de juiste informatie om uw vragen te beantwoorden nam veel tijd in beslag. Wel heb ik de vragen, conform uw verzoek, onafhankelijk beantwoord.
Het bericht 'Asielzoekers met bekeringsverhaal krijgen minder vaak een verblijfsvergunning, zien advocaten' |
|
Boomsma , Diederik van Dijk (SGP), Don Ceder (CU) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat asielaanvragen waarin een bekering als grond voor vervolging wordt opgegeven, nu strenger beoordeeld worden, zoals advocaten aangeven?1
Per 1 juli 2024 heeft er een wijziging plaatsgevonden van het beoordelingskader voor asielaanvragen. Deze wijziging betrof onder meer een aanpassing aan het gehanteerde toetsingskader ten aanzien van de bewijslastverdeling, waaronder de geloofwaardigheidsbeoordeling. Die wijziging gold voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van alle asielaanvragen, niet alleen die van aanvragen waarin een religieus motief als grond voor vervolging wordt opgegeven.
In de beoordeling van geloofwaardigheid worden alle relevante elementen, zoals door de vreemdeling naar voren gebracht of overgelegd, betrokken. Vergeleken met de uitvoeringspraktijk van voor de beleidswijziging, hebben documenten een meer prominente plek in de beoordeling. Daarmee wordt aansluiting gezocht bij de beoordeling zoals volgt uit de Kwalificatierichtlijn. Het zal niet voor alle vreemdelingen mogelijk zijn om hun asielrelaas met documenten te onderbouwen. In die gevallen zal, net als voorheen, een beoordeling gemaakt worden van de geloofwaardigheid op grond van de overgelegde verklaringen en documenten, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante omstandigheden. Op die manier wordt rekening gehouden met de moeilijke bewijspositie waarin vreemdelingen (kunnen) verkeren. Aanvragen waarin bekering als grond voor vervolging wordt aangevoerd, worden in beginsel dan ook niet strenger beoordeeld. Daarnaast is Werkinstructie 2022/3 Bekering en afvalligheid niet gewijzigd. Deze Werkinstructie wordt in zaken waarin een bekeringsmotief is aangevoerd dan ook steeds betrokken bij de beoordeling van de verklaringen van de vreemdeling.
Op welke manieren is het beleid aangescherpt?
In de oude werkwijze werden de overgelegde documenten meegewogen met de verklaringen en alle andere bewijsstukken om tot een oordeel over de geloofwaardigheid te komen. Dit deed onvoldoende recht aan de mogelijkheid die in de Kwalificatierichtlijn is opgenomen om het relaas volledig te onderbouwen met documenten. Voorts worden nu alle omstandigheden van de zaak beter betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid. De vreemdeling moet een oprechte inspanning verrichten om diens aanvraag te staven, diens verklaringen moeten samenhangend en aannemelijk zijn en de vreemdeling moet in grote lijnen als geloofwaardig worden beschouwd wil de IND de geloofwaardigheid aannemen. Verder moeten alle documenten zijn overgelegd waarover de vreemdeling redelijkerwijs kan beschikken en moet de aanvraag tijdig zijn ingediend of moet er een verklaring zijn gegeven waarom het niet mogelijk was dat te doen.
In de huidige werkwijze wordt daarom eerst beoordeeld of het motief volledig is onderbouwd met (objectieve) documenten. Indien het motief voldoende met (objectieve) documenten is onderbouwd, kan dit motief op basis daarvan reeds geloofwaardig worden geacht. Indien het motief niet volledig is onderbouwd met documenten, zal de geloofwaardigheid van het motief worden beoordeeld aan de hand van de geloofwaardigheidstoets zoals vervat in de vijf cumulatieve voorwaarden van artikel 31, zesde lid Vreemdelingenwet 2000 en artikel 4, vijfde lid van de EU Kwalificatierichtlijn. Indien aan alle vijf de voorwaarden wordt voldaan kan het motief alsnog geloofwaardig worden geacht.
Wat betreft de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bekering, zal de nadruk in veel gevallen liggen op hetgeen de vreemdeling heeft verklaard. Die verklaringen zullen, net als voorheen, beoordeeld worden volgens de Werkinstructie 2022/3 Bekering en afvalligheid. Deze werkinstructie is op 1 juli 2024 niet gewijzigd.
Klopt het dat minder asielaanvragen op grond van bekering dit jaar zijn toegewezen? Komt dit doordat er minder geloofwaardige verzoeken zijn gedaan of weegt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de inhoud van het vluchtrelaas anders dan voorheen?
De IND beschikt niet over deze informatie omdat niet op geaggregeerd niveau wordt bijgehouden wat het asielmotief is van zaken die worden ingewilligd en afgewezen.
Kunt u aangeven hoeveel asielaanvragen bekering als motief hadden in de afgelopen vijf jaar en hoeveel daarvan zijn afgewezen en hoeveel daarvan zijn toegewezen?
De IND beschikt niet over deze informatie omdat niet op geaggregeerd niveau wordt bijgehouden wat het asielmotief is van zaken die worden ingewilligd en afgewezen.
Klopt het dat er van asielzoekers verwacht wordt meer van het relaas met documenten te onderbouwen? Zo ja, met welk type documenten dient volgens u het asielrelaas onderbouwd te worden?
Nee, van vreemdelingen wordt niet verwacht dat zij het relaas met documenten onderbouwen. Zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 1 en 2 klopt het wel dat vreemdelingen onder de huidige werkwijze een extra mogelijkheid krijgen, zoals ook neergelegd in de Kwalificatierichtlijn, om het relaas volledig te onderbouwen met documenten. Dat zij het relaas met documenten onderbouwen wordt echter niet van hen verwachten. Documenten hebben zo wel een meer prominente plek in de beoordeling gekregen. De IND beoordeelt in de huidige werkwijze eerst of het asielmotief volledig is onderbouwd met (objectieve) documenten. Indien het motief voldoende met (objectieve) documenten is onderbouwd, kan dit motief op basis daarvan als geloofwaardig worden geacht. Ook alle «niet-objectieve» documenten, zoals verklaringen van derden worden nog altijd betrokken bij de beoordeling, conform WI 2022/3 voorschrijft.
Met welk type documenten kan een asielzoeker onderbouwen dat hij of zij met vervolging om politieke of religieuze redenen te maken heeft? Kent u dergelijke documenten uit de praktijk?
Zoals uiteengezet in Werkinstructie 2024/6 moet het gaan om objectieve documenten die authentiek zijn en waarvan de echtheid kan worden vastgesteld en die bevestigen wat de vreemdeling heeft verklaard. In beginsel kunnen documenten als objectieve onderbouwing gelden, indien:
Ook kan het gaan om objectieve, openbare bronnen die zien op de persoonlijke omstandigheden en de verklaringen van de vreemdeling bevestigen.
In bovengenoemde werkinstructie wordt een voorbeeld gegeven van een authentiek en onvervalst arrestatiebevel waaruit blijkt dat de vreemdeling wordt gezocht vanwege politieke activiteiten. Dit is slechts één voorbeeld van een type document dat een asielzoeker kan aanleveren om diens asielmotief te onderbouwen.
In het geval van vervolging om politieke of religieuze redenen zal het in veel gevallen niet mogelijk zijn om de overtuiging met documenten te onderbouwen. De problemen die de vreemdeling heeft ervaren als gevolg van die overtuiging kunnen mogelijkerwijs echter wel met documenten onderbouwd worden. Wat betreft de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bekering, zal de nadruk in veel gevallen liggen op hetgeen de vreemdeling heeft verklaard. Die verklaringen zullen, net als voorheen, beoordeeld worden volgens de Werkinstructie 2022/3 Bekering en afvalligheid. Deze werkinstructie is op 1 juli 2024 niet gewijzigd.
Dienen dergelijke documenten altijd origineel te zijn? Zo ja, waarom acht u dit een redelijke eis?
Ja, in beginsel is het niet mogelijk om een asielmotief enkel op basis van kopieën van documenten aannemelijk te maken, omdat de authenticiteit van kopieën niet is vast te stellen. Kopieën kunnen uiteraard wel betrokken worden bij de geloofwaardigheidstoets die volgt als het motief niet volledig met documenten is onderbouwd en deze verband houden met de verklaringen van de vreemdeling. Daarmee wordt nadrukkelijk niet voorbijgegaan aan documenten die niet aan de eisen voldoen om het relaas volledig te onderbouwen.
Is er iets veranderd aan de geloofwaardigheidsbeoordeling voor asielverzoeken met een bekeringsmotief en zo ja, wat precies?
Voor het antwoord op vraag 8 verwijs ik u graag naar mijn antwoord op vraag 2.
Hoe komen beslismedewerkers aan de benodigde kennis voor de beoordeling van asielverzoeken met een bekeringsmotief en hoe is deze kennis geborgd in de IND? Worden dergelijke asielverzoeken in de praktijk behandeld zonder betrokkenheid van een bekeringscoördinator?
De IND investeert op verschillende manieren in het actualiseren en op peil houden van de kennis en vaardigheden van de medewerkers, ook ten aanzien van bekering en afvalligheid. Naast de verplichte EUAA-modules Evidence Assessment, Inclusion, en Interviewing Vulnerable Persons en modules over de uitvoering van de Procedurerichtlijn en de Integrale Geloofwaardigheidsbeoordeling, worden er trainingen gegeven over bekering en afvalligheid.
Verder wordt in elke zaak een bekeringscoördinator geraadpleegd. Dit zijn medewerkers met kennis van en ervaring met zaken waarin een religieus motief wordt aangevoerd. De bekeringscoördinatoren overleggen periodiek met elkaar, waarbij ervaringen worden gedeeld over zaken waarin een religieus motief is aangevoerd, jurisprudentie wordt besproken en (beleids)ontwikkelingen worden toegelicht. Ook vinden er gesprekken plaats met het maatschappelijk middenveld. Voor zaken waarin een religieus motief is aangevoerd, zijn er gelet hierop, dan ook al een aantal kwaliteitswaarborgen geïmplementeerd.
Kunt u reageren op de stelling van de in het artikel aangehaalde advocaten die zeggen dat veel IND-medewerkers weinig begrip hebben van het christendom en van het proces van bekering?
Dat medewerkers van de IND weinig begrip hebben van het christendom en proces van bekering, herken ik niet. Zoals in mijn antwoord op vraag 9 reeds uiteengezet, kennen zaken waarin een religieus motief is aangevoerd reeds meer waarborgen dan andere zaken. Verder wordt primair uitgegaan van de verklaringen van de vreemdeling. Uiteraard blijven het complexe zaken, maar de IND is toegerust om te voldoen aan de wettelijke taak die op hen rust om ook deze aanvragen te beoordelen.
Hoe lang werkt de gemiddelde beslisambtenaar bij de IND? Klopt het dat personeelsverloop de kennis en kunde binnen de IND aantast? Zo nee, hoe wordt dat effectief voorkomen?
Het is niet mogelijk om uit de systemen van de IND betrouwbare informatie te generen over hoe lang de gemiddelde beslisambtenaar bij de IND werkt. Er is voldoende kennis en kunde binnen de IND voor het behandelen van deze aanvragen. Daarnaast worden nieuwe medewerkers door ervaren medewerkers opgeleid. Daarmee wordt de kennis en kunde ook weer overgedragen aan de nieuwe medewerkers. Verder zijn er juist in zaken waarin een religieus motief is aangevoerd voldoende kwaliteitswaarborgen om de kennis en kunde op peil te houden.
Maakt kennis van het christendom en bekering onderdeel uit van de opleiding voor beslisambtenaren? Zo ja, op welke manier maakt dit deel uit van de opleiding?
Zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 9 investeert de IND op verschillende manieren in het actualiseren en op peil houden van de kennis en vaardigheden van de medewerkers, ook ten aanzien van bekering en afvalligheid.
De IND zet in op het behoud van expertise door alle medewerkers generalistisch te trainen. Hierdoor zijn alle medewerkers getraind in het beoordelen van aanvragen waarin bekering of afvalligheid als motief wordt aangevoerd, en blijft de IND in staat deze beoordeling te verrichten. De deskundigheid van de IND is verder verankerd in werkinstructies, specifieke trainingen die verplicht zijn voor alle medewerkers en in het raadplegen van een bekeringscoördinator in zaken waarin de asielzoeker bekering tot een andere religie of afvalligheid wordt aangevoerd als asielmotief.
Heeft u kennisgenomen van het opinieartikel gepubliceerd in het Nederlands Dagblad waarin gesteld wordt dat medewerkers soms over te weinig kennis van het christelijk geloof beschikken en bovendien hun subjectieve mening daarover gegeven?2 Erkent u dat de voorbeelden gegeven in het artikel in de praktijk voorkomen? Zo nee, kunt u dit antwoord onderbouwen?
Ik ben bekend met het opinieartikel dat is gepubliceerd in het Nederlands Dagblad. Ik herken niet dat medewerkers over te weinig kennis van het christelijk geloof beschikken, noch dat zij hun subjectieve mening daarover geven. Verder verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 9 en vraag 12.
Hoe kan het voorkomen dat IND-medewerkers persoonlijke, subjectieve opvattingen over religies in hun vraagstelling door laten klinken? Acht u dit professioneel en wenselijk? Zo nee, wat gaat u eraan doen om dit te voorkomen?
Dat IND-medewerkers persoonlijke, subjectieve opvattingen over religies in hun vraagstelling door laten klinken, herken ik niet. Voor het overige verwijs ik naar hetgeen ik uiteengezet heb in mijn antwoord op vraag 13.
Op welke manier wordt externe expertise op dit thema betrokken bij beslissingen over asielverzoeken met een bekeringsmotief?
In individuele zaken weegt de IND ingebrachte informatie van externe experts, zoals de rapporten van Commissie Plaisier, altijd mee in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van een gestelde bekering. De relevantie en weging van deze externe expertise is ook neergelegd in de verschillende werkinstructies. Hiermee is de rol van een externe deskundige dus reeds vastgelegd in de asielprocedure. Het gewicht dat wordt toegekend aan externe expertise is afhankelijk van de geleverde input, op welke wijze dit tot stand is gekomen en van de individuele omstandigheden van de zaak. Het is echter primair aan de asielzoeker om middels zijn eigen verklaringen aannemelijk te maken aan de IND dat hij is bekeerd. Daarnaast is het aan de IND om een oordeel te vormen ten aanzien van de geloofwaardigheid van de bekering op grond van de gegeven verklaringen.
De Nederlandse steun aan projecten in de Palestijnse gebieden |
|
Don Ceder (CU) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Wat is de reden dat op het webportaal voor de Nederlandse ontwikkelingshulp (https://www.nlontwikkelingshulp.nl) van bepaalde projecten in de Palestijnse gebieden geen documenten alsactivity appraisal documentszichtbaar zijn, maar slechts de melding getoond wordt «BEMO NIET BESCHIKBAAR VOOR PUBLICATIE»?1
Het gaat hier om verzoeningsprojecten tussen Israëliërs en Palestijnen die gefinancierd worden uit het aan de post Ramallah gedelegeerde budget voor Veiligheid en Rechtsorde. Verzoeningsprojecten hebben baat bij anonimiteit gezien de gevoelige materie en de mogelijke risico’s voor betrokkenen. Daarom worden deze projecten geanonimiseerd voordat gegevens gepubliceerd worden op het webportaal voor ontwikkelingshulp.
Wat is de reden dat op het webportaal voor de Nederlandse ontwikkelingshulp (https://www.nlontwikkelingshulp.nl) van bepaalde projecten in de Palestijnse gebieden documenten alsactivity appraisal documentshelemaal niet zichtbaar zijn of genoemd worden, zoals bij het «Project in Palestinian administered areas»?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de reden dat in het bovengenoemde voorbeeld de naam van de uitvoerende maatschappelijke organisatie niet genoemd wordt? Wat is de reden dat er geen projectomschrijving vermeld staat?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de reden dat de namen van de uitvoerende maatschappelijke organisaties in andere gevallen niet genoemd wordt, of het nu omdonor based NGO’sof om recipient country based NGO’sgaat?
Zie antwoord vraag 1.
Bij welke andere landen of gebieden komt het voor dat deze informatie niet inzichtelijk is en wat is daar de reden van?
Dit kan in alle landen of gebieden voorkomen waar door Nederland gefinancierde projecten plaatsvinden en waar openheid een gevaar met zich mee kan brengen voor betrokkenen, bijvoorbeeld als het gaat om projecten gericht op mensenrechten.
Bent u bereid deactivity appraisal documentsvan het hierboven genoemde project en van alle andere projecten waarvan ze niet zichtbaar zijn, alsnog te publiceren op deze website? Zo nee, waarom niet?
Nee. Om de betreffende organisaties in staat te stellen om verzoeningsprojecten uit te voeren wordt ervoor gekozen om deze informatie niet openbaar te maken.
Bent u bereid alle niet-omschreven projecten waarbij helemaal geenproject appraisal documents vermeld staan, zoals in het in vraag 2 genoemde voorbeeld, alsnog op deze website te omschrijven en de project appraisal documentsdie hierbij horen ook te publiceren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het eens dat de Kamer inzicht moet kunnen verkrijgen in de doelen, inzet van budget en resultaten van projecten die gefinancierd worden vanuit het Nederlandse budget voor ontwikkelingshulp?
Ja. Het webportaal voor ontwikkelingshulp is zo transparant mogelijk over Nederlandse ontwikkelingsprojecten. Alleen gevoelige data worden geanonimiseerd omwille van de redenen die hierboven vermeld zijn. Op hoofdlijnen kan voor deze projecten wel het doel en het beoogd resultaat worden gedeeld.
Op welke manier houdt u financieel toezicht op uitgaven aan dergelijke projecten?
Toezicht geschiedt op gebruikelijke wijze, zoals ook het geval is bij andere projecten. Afspraken over de uitvoering en monitoring van het project worden vastgelegd in een subsidiebeschikking danwel bijdrageovereenkomst.
Naast de periodieke inhoudelijke en financiële rapportageverplichtingen waaraan de contractpartij moet voldoen, is er regelmatig contact met de uitvoeringsorganisaties van de projecten over de uitvoering en resultaten. Waar mogelijk bezoeken medewerkers van de posten Ramallah en Tel Aviv de projecten.
Op basis van welke criteria zijn de projecten waarop in de hierboven gestelde vragen gedoeld wordt gekozen? Welke contractvoorwaarden zijn er gesteld alvorens er middelen worden toegekend aan een organisatie of activiteit?
De projectvoorstellen worden getoetst op beleidsrelevantie in relatie tot de beleidsdoelstellingen van BZ. Tevens worden voorstellen getoetst op beheersmatige aspecten, inclusief de inzet van middelen en de haalbaarheid van de beoogde resultaten.
De selectiecriteria voor de verzoeningsprojecten die worden gehanteerd zijn:
Beoogd doel en effect van de activiteiten moet duurzaam zijn: divers en lange-termijn gericht.
In hoeverre corresponderen de doelen van de hierboven betrokken gefinancierde organisaties met de Nederlandse beleidslijn ten aanzien van het Israëlisch-Palestijns conflict, namelijk dat Nederlandse middelen niet mogen worden gebruikt voor activiteiten die strijdig zijn met het Nederlandse buitenlandbeleid?3
Nederland is actief op het gebied van verzoeningsprojecten tussen Israëliërs en Palestijnen. Deze projecten kunnen rekenen op steun van de Tweede Kamer, zoals onder meer blijkt uit de motie Mulder en Ceder (35 925-V nr. 93, 6 juli 2022) en motie Dobbe (23 432, nr. 524, 23 mei 2024), en zijn volledig in lijn met het Nederlandse buitenlandse beleid dat gericht is op een gedragen tweestatenoplossing.
Bent u bekend met het bericht «Faber beperkt inspraak van adviesorganen bij overhaaste wetgeving»?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom u niet de gangbare consultatieperiode van minimaal vier weken hanteert bij deWijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de introductie van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de vereisten bij nareis?
Het kabinet vindt het noodzakelijk om met urgentie in te zetten op een breed pakket aan maatregelen om de asielketen per direct en duurzaam te ontlasten. De invoering van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de voorwaarden voor nareis zijn onderdeel van die maatregelen, zoals ook is opgenomen in het regeerprogramma.2 Om die reden is het wetgevingsproces, waaronder de consultatiefase, versneld doorlopen zodat het wetsvoorstel nog in 2024 aan de Afdeling advisering van de Raad van State kon worden voorgelegd. Daarmee heb ik uitvoering gegeven aan de brieven van 25 oktober 2024 en van 14 november 2024.3 Ik merk overigens op dat uw Kamer door middel van een motie heeft gevraagd om een nog spoediger tijdpad, waarin de wetsvoorstellen in 2024 aan de Tweede Kamer zouden worden voorgelegd.4
Zoals ik aangaf in het commissiedebat van 19 december 2024, en zoals in de memorie van toelichting staat vermeld, zal ik adviezen die op een later moment nog worden ontvangen alsnog betrekken in het wetgevingsproces. In dit verband heeft onder meer de Raad voor de rechtspraak een nader advies aangekondigd.5
Kunt u toelichten waarom de asielnoodmaatregelenwet niet ter consulatie is gestuurd naar de Nederlandse Orde van Advocaten, in tegenstelling tot wat u eerder schreef in de kamerbrief van 14 november?2
Gelet op de hierboven beschreven urgentie is het concept voor een Asielnoodmaatregelenwet voorgelegd aan de organisaties die in hun uitvoering direct door het voorstel worden geraakt. Het concept is daarom voorgelegd aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Dienst Terugkeer en Vertrek, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Raad voor de rechtspraak, het openbaar ministerie en de politie. In de kamerbrief van 14 november 2024 is overigens niet opgenomen dat het concept voor een Asielnoodmaatregelenwet aan de Nederlandse Orde van Advocaten zou worden voorgelegd.
Aan welke organisaties is de asielnoodmaatregelenwet wel ter consulstatie voorgelegd?
Zie antwoord vraag 3.
Op basis van welke kenmerken kan een wetsvoorstel als vertrouwelijk geclassificeerd worden en kunt u aangeven welke van deze kenmerken voorkomen bij de asielnoodmaatregelenwet?
Als uitgangspunt geldt dat een consultatieronde niet vertrouwelijk is. Dat was ook in dit geval beoogd. Op het briefhoofd van de aanbiedingsbrief waarmee het wetsvoorstel ter consultatie is voorgelegd was echter de aanduiding «Dep. vertrouwelijk» blijven staan. Dit is abusievelijk gebeurd en inhoudelijk ook niet juist, aangezien bij een consultatie-uitnodiging naar haar aard geen sprake is van departementaal vertrouwelijke informatie. In de tekst van de aanbiedingsbrief zelf is ook niet om vertrouwelijkheid gevraagd. De beide wetsvoorstellen zijn na toezending ervan aan de Afdeling advisering van de Raad van State actief openbaar gemaakt door publicatie op de wetgevingskalender.
Welke maatregelen treft u om de verkorte consultatieperiode niet tot gebruikelijke werkwijze te maken?
Ik heb op dit moment geen voornemen om ook in andere trajecten op het gebied van asiel en migratie deze verkorte consultatietermijn te hanteren.
Kunt u aangeven of het proces voor beide wetsvoorstellen geheel verloopt volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving? Zo nee, op welke punten wordt precies afgeweken en waarom?
In de Aanwijzingen voor de regelgeving7 is geen minimumtermijn opgenomen voor het in consultatie geven van wetgeving.
Hoe verhoudt dit proces zich tot de recent gepubliceerde eerste versie van de Staat van de wetgeving?3
In de Staat van de Wetgevingskwaliteit wordt opgemerkt dat bij spoedwetgeving de uitdaging is om een balans te vinden tussen de gewenste snelheid en zorgvuldigheid in het wetgevingsproces. In het onderhavige geval is een afweging gemaakt tussen de noodzaak om op zeer korte termijn maatregelen te nemen om de asielketen te ontlasten, en het belang om het wetgevingsproces zo zorgvuldig mogelijk te doorlopen. Dat heeft ertoe geleid dat in dit geval het wetgevingsproces versneld is doorlopen.
Wordt het gebruikelijke proces van ambtelijke afstemming en onderraden doorlopen, of gaan deze twee wetsvoorstellen zonder de gebruikelijke voorfase direct naar de ministerraad? Zo ja, wat is hiervan de precieze reden?
De wetsvoorstellen zijn vanwege de urgentie niet in een ambtelijk voorportaal besproken, maar geagendeerd voor de Raad Asiel en Migratie en daar op 17 december 2024 behandeld. Vervolgens zijn de wetsvoorstellen op 20 december 2024 door de ministerraad behandeld.
Klopt het dat de IND niet voor alle wetsvoorstellen die op de planning staan vooraf een uitvoeringstoets heeft kunnen doen en klopt het dat de IND hiertegen (formeel) bezwaar heeft ingediend? Zo ja, bij welke wetsvoorstellen is dit niet gebeurd en wat bent u voornemens te doen na het bezwaar van de IND?
De IND is bij het opstellen van de wetsvoorstellen betrokken en heeft ook in de consultatiefase advies uitgebracht. De IND heeft daarbij de zorg uitgesproken dat er onvoldoende inzicht is in de effecten van de beoogde veranderingen op de IND. Deze zorg neem ik serieus. Bij het bepalen van het precieze tijdstip van invoering van de wetsvoorstellen en de daarin opgenomen maatregelen, zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de (on)mogelijkheden van de relevante uitvoeringsorganisaties, waaronder de IND.
Herkent u het beeld dat de Nederlandse Orde van Advocaten door uw werkwijze «buiten spel» wordt gezet? Zo nee, waarom niet?
Ik herken dit beeld niet. Het advies van de Nederlandse Orde van Advocaten van 2 december 2024 is bij het opstellen van het wetsvoorstel tot invoering van een tweestatusstelsel betrokken. Ik ben op dit moment niet in gesprek met de Nederlandse Orde van Advocaten.
Bent u in gesprek met de Nederlandse Orde van Advocaten over de bezwaren die zij uiten, waaronder de ingekorte consultatieperiode? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u motiveren waarom maartschappelijke organisaties zonder toelichting van u de vraag krijgen om vertrouwelijke met informatie om te gaan? Hoe gebruikelijk is deze werkwijze?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven bij welke op de planning staande wetsvoorstellen u de spoedprocedure met een verkorte consultatie periode wilt hanteren, en kunt u per wetsvoorstel toelichten waarom het gebruik van de spoedprocedure gerechtvaardigd is?
Ik heb op dit moment geen voornemen om ook in andere trajecten op het gebied van asiel en migratie deze verkorte consultatietermijn te hanteren.