De overname van Delfts chipbedrijf NOWI door Nexperia |
|
Dion Graus (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Is het u bekend dat NOWI chips maakt voor het Internet of Things (IoT)?
De chips die het bedrijf Nowi ontwerpt en produceert, kunnen, volgens het bedrijf, energie halen uit hun directe omgeving, bijvoorbeeld via licht. Het is niet aan mij om in te gaan op de verdere mogelijke toepassing van de producten van individuele bedrijven.
Kent u de publicatie van de voormalige Britse diplomaat Charles Parker getiteld «Dealing with the threat of Chinese cellular (IoT) modules»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de daarin ontvouwde zienswijze dat (zakelijk samengevat) IoT-chips wel degelijk ingezet kunnen worden voor agressieve, ontregelende en bedreigende acties tegen landen?
Het artikel maakt de link met de mogelijkheid dat deze «cellular modules» worden gebruikt voor sabotage of andere ondermijnende acties via het Internet of Things, omdat veel producten dan met elkaar verbonden zijn. Dit kan ook voor Defensie indirecte en directe gevolgen hebben. Defensie treft daarom voortdurend gepaste beveiligingsmaatregelen en houdt daar rekening mee bij de verwerving. Dat geldt in theorie voor veel meer consumentenproducten. Het is de uitdaging voor Nederland en bondgenoten om IoT-producten weerbaar te maken tegen ondermijnende activiteiten en sabotage, dit doen we onder meer door consumenten te wijzen op het belang van goede cyberbeveiliging en de algemene cyberweerbaarheid in Nederland te verhogen.
Bent u het met ons eens dat die acties ook een ontregelende uitwerking kunnen hebben op het militaire verdedigingsvermogen van landen en mitsdien als een militair wapen kunnen functioneren of daarvan deel kunnen uitmaken?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen waarom er desondanks er geen grond is om de overname van NOWI door Nexperia te onderzoeken?2
De zienswijze zoals uiteengezet in het hierboven genoemde artikel heeft geen raakvlakken met de transactie van Nowi. Beoordeeld is of de overname van Nowi onder de reikwijdte van de Wet vifo valt en of een onderzoek met terugwerkende kracht mogelijk is. Bij onderzoeken met terugwerkende kracht is de reikwijdte voor technologiebedrijven vastgesteld op ondernemingen die actief zijn op het gebied van dual-use technologie en/of militaire goederen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hanteert hierbij de Annex I van de EU Dual-Use Verordening, en dus de overeenstemming over dual-use goederen in de multilaterale exportcontroleregimes als leidraad. De producten van Nowi zijn niet aan te merken als producten voor tweeërlei gebruik of militaire goederen.3 De transactie valt daarmee niet onder de reikwijdte van de terugwerkende kracht van de wet.
Zware mishandeling en wurging van katten in Gouda |
|
Dion Graus (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel inzake zware mishandeling en wurging van katten in Gouda?1
Ja.
Bent u bereid om een onderzoek in te laten stellen naar de dader(s)? Zo neen, waarom niet?
Het is niet aan de Minister om te besluiten over het instellen van een strafrechtelijk onderzoek. Nadat een melding over een dode kat de politie had bereikt, is een onderzoek gestart. Ik kan daar als Minister van Justitie en Veiligheid niet nader op ingaan.
Zijn de kadavertjes ter onderzoek van mogelijke dadersporen voorgelegd aan het Veterinair Forensisch Team? Zo neen, waarom niet?
Zoals u weet doe ik geen uitspraken over strafrechtelijke onderzoeken.
Gaat u het mogelijk maken dat dierenbeulen in de toekomst na opsporing en mogelijke arrestatie een zware gevangenisstraf, torenhoge boete en een levenslang verbod op het houden van dieren te wachten staat? Zo neen, waarom niet?
Dierenmishandeling en -verwaarlozing zijn een grove miskenning van de intrinsieke waarde van dieren. Vanwege de ernst van deze strafbare feiten en het belang van de bescherming van dierenwelzijn zijn dierenmishandeling en -verwaarlozing in de Wet dieren als misdrijf strafbaar gesteld. Ik vind het belangrijk dat personen die zich aan deze ernstige strafbare feiten schuldig maken, hier niet mee wegkomen maar worden vervolgd en berecht. Dierenmishandeling en -verwaarlozing kan op dit moment worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar of een geldboete van de vierde categorie (€ 22.500, artikelen 2.1, eerste lid, 2.2, achtste lid en 8.12, eerste lid, van de Wet Dieren). Indien deze misdrijven in de uitoefening van beroep of bedrijf zijn gepleegd, kan een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd (€ 90.000, artikel 8.12, zesde lid, van de Wet dieren). Dit zijn stevige strafmaxima die het mogelijk maken dat in gevallen van dierenmishandeling en -verwaarlozing een passende sanctie kan worden opgelegd. Daarnaast kan de rechter bij een (deels) voorwaardelijke veroordeling een houdverbod als bijzondere voorwaarde opleggen.
Op dit moment is bij uw Kamer het wetsvoorstel aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing aanhangig. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat een verbod op het houden van dieren door de strafrechter als zelfstandige maatregel kan worden opgelegd. De maximale duur van deze maatregel bedraagt tien jaar. Indien sprake is van recidive, kan het zelfstandige dierenhoudverbod voor maximaal twintig jaar worden opgelegd. De wijzigingen in dat wetsvoorstel leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan het beschermen van dierenwelzijn en aan het voorkomen van nieuw dierenleed. Vrijheidsbeperkende maatregelen zoals een dierenhoudverbod dienen altijd proportioneel te zijn ten opzichte van de doelen die met die maatregel worden gediend. In dat licht acht ik een langere maximumduur van het houdverbod onwenselijk. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag bij het bovengenoemde wetsvoorstel (Kamerstuk 35 892, nr.2.
Wat gaat u ondernemen om dit soort mishandelingen in de toekomst waar en indien mogelijk te voorkomen en te zorgen voor voldoende capaciteit bij de landelijke alarmcentrale 144 Red een Dier, de Dierenpolitie en het Veterinair Forensisch Team?
Dierenmishandeling en -verwaarlozing is verwerpelijk en het staat voor mij buiten kijf dat er handhavend moet worden opgetreden tegen alle gevallen van dierenmishandeling en -verwaarlozing. Ik vind het minstens zo belangrijk dat wordt ingezet op preventie en dat effectieve maatregelen worden ingezet om dierenmishandeling te voorkomen. Enkele maatregelen uit het wetsvoorstel dat ik in het antwoord op vraag 4 heb genoemd, zijn ook uitdrukkelijk bedoeld om bij te dragen aan het voorkomen van nieuwe gevallen van dierenmishandeling. In dit verband wijs ik bijvoorbeeld op het mogelijk maken van de oplegging van een zelfstandig dierenhoudverbod en de mogelijkheid om een educatieve maatregel op te leggen, waardoor houders worden gestimuleerd om op een verantwoorde wijze dieren te houden.
In de praktijk zien we dat 144 Red een Dier, de themahouders Dieren van de politie en de Landelijke Inspectie Dierenbescherming niet alleen in de handhaving, maar ook in het voorkomen van dierenmishandeling een cruciale rol spelen. In het algemeen kunnen alle opsporingsambtenaren, die bij deze instanties werkzaam zijn optreden tegen dierenmishandeling. Met deze capaciteit kunnen dierenwelzijnszaken naar mijn mening adequaat worden opgepakt. Er is niet gebleken dat er onvoldoende capaciteit is bij de genoemde instanties onvoldoende capaciteit beschikbaar zou zijn.
Het artikel “Luxemburgers kijken naar Delfzijl voor industriële houtzagerij: investering van meer dan 1 miljoen” |
|
Dion Graus (PVV), Edgar Mulder (PVV) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Luxemburgers kijken naar Delfzijl voor industriële houtzagerij: investering van meer dan 1 miljoen»?1
Ja.
Herinnert u zich de aangenomen motie Graus (Kamerstuk 29 659, nr. 15), waarin de regering wordt verzocht erop toe te zien dat Staatsbosbeheer geen concurrentie- en marktverstorende activiteiten ontplooit?
Ja.
Klopt het bericht dat Staatsbosbeheer betrokken is bij de mogelijke totstandkoming van een nieuw, grootschalig houtverwerkingsbedrijf van Wood Trading & Technologies in Delfzijl? Zo ja, kunt u toelichten op welke wijze dat het geval is en welke contracten, afspraken, intenties et cetera daaraan ten grondslag liggen?
Staatsbosbeheer is inderdaad één van de partners bij het zoeken naar voldoende verwerkingscapaciteit in Nederland voor het duurzaam toepassen van Nederlands hout. WT&T is de Luxemburgse vestiging van een groot Belgisch houtverwerkend bedrijf genaamd IBV. Staatsbosbeheer heeft met IBV een intentieovereenkomst opgesteld, waarin de wederzijdse intentie is vastgelegd te komen tot een contractuele verbintenis voor de levering van rondhout. Dit hout wordt door Staatsbosbeheer momenteel met name naar Duitsland geëxporteerd.
Is de inschatting juist dat de beoogde houtzagerij en de bijbehorende investering van € 100 miljoen alleen kans maken als Staatsbosbeheer garandeert dat er een substantieel volume rondhout geleverd zal worden? Zo ja, wat betekent dit volgens u voor de kleinere, Nederlandse zagerijen en hun inkoop van hout bij Staatsbosbeheer? Vraag5 Kunt u gedetailleerd ingaan op de vraag of hiermee niet het risico dreigt dat die kleinere zagerijen minder of geen hout kunnen inkopen bij Staatsbosbeheer (of hieraan gelieerde bedrijven) en dat Staatsbosbeheer in staat wordt gesteld om de condities van de markt te bepalen?
Staatsbosbeheer is de grootste bosbeheerder van Nederland en levert een belangrijk aandeel in het Nederlandse aanbod van rondhout, waar planken, balken en plaatmateriaal uit gemaakt kunnen worden. Mede dankzij onder andere de participatie van Staatsbosbeheer kan een dergelijke grootschalige zagerij aan voldoende rondhout komen.
Staatsbosbeheer is deze verkenning naar nieuwe verwerkingscapaciteit begonnen nadat in de loop van 2017 de grootste zagerij van Nederland stopte. Sindsdien is veel rondhout naar vooral Duitsland geëxporteerd om daar verzaagd te worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om houtsoorten die door de kleine Nederlandse zagerijen niet worden verwerkt, zoals fijnspar. Dat deze optie onaantrekkelijk is voor Nederland, zowel vanuit het oogpunt van vervoer als lokale toepassing voor een circulaire economie, heeft tot deze verkenning geleid. Uiteraard omvat de garantie slechts een deel van de jaarlijkse beschikbare hoeveelheid hout die Staatsbosbeheer oogst. Vanuit zowel het oogpunt van natuurbehoud als financiële risicobeheersing zou een te groot volume niet verantwoord zijn. Kleinere zagerijen zullen, wanneer zij bijvoorbeeld aantrekkelijk gelegen zijn of gespecialiseerd zijn in bepaalde houtsoorten of afmetingen, nog steeds voldoende hout van Staatsbosbeheer kunnen betrekken.
Deelt u de opvatting dat als die situatie ontstaat, Staatsbosbeheer feitelijk als marktmeester op de Nederlandse houtmarkt optreedt en dit ongewenst is omdat het niet past bij een semi-overheidsinstelling die tevens actief is in de commerciële houthandel? Welke garanties bent u voornemens te geven om dit risico te voorkomen?
Staatsbosbeheer zal een deel van het totale houtoogstvolume beschikbaar houden voor kleinere zagerijen. Dit volume zal globaal gelijk zijn aan het huidige volume dat ook nu bij kleinere zagerijen wordt afgezet. Dit risico is derhalve zeer klein. Hierdoor blijven toekomstige leveringen aan kleinere zagerijen (binnen marktconforme condities) mogelijk.
Kunt u toelichten op welke wijze bij de invulling van de afspraken tussen Staatsbosbeheer en Wood Trading & Technologies rekening is gehouden met de aangenomen motie Graus (Kamerstuk 29 659, nr. 15)?
Nee, ik deel deze opvatting niet. In Nederland wordt anno 2021 jaarlijks gemiddeld zo’n 660.000 m3 hout geoogst. Staatsbosbeheer oogst in 2022 naar verwachting rond de 170.000 m3. Staatsbosbeheer is weliswaar de grootste Nederlandse boseigenaar, maar biedt slechts 25–30% van het totale houtvolume afkomstig uit Nederlandse bossen aan. Uit onderzoek van Mazars, uit 2007, naar de houtmarktactiviteiten van Staatsbosbeheer, blijkt voorts dat het marktgebied waarin Staatsbosbeheer opereert naast Nederland ook België en de Duitse deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen beslaat (in 2007 in totaal 16,8 miljoen m3 rondhout). Daarmee is de rol van Staatsbosbeheer in deze markt nog veel kleiner.
Staatsbosbeheer heeft de wettelijke taak rijksbossen en natuurgronden te beheren. De oogst en verkoop van hout maken integraal onderdeel uit van deze wettelijke taak. Deze activiteit krijgt vorm binnen de kaders van de Wet markt en overheid. Staatsbosbeheer heeft er de afgelopen jaren blijk van gegeven binnen de kaders van markt en overheid te opereren. Ik ben derhalve van mening dat met de huidige regelgeving voldoende kaders zijn meegegeven.
Waarom is gekozen voor levering van hout uit de productiebossen van Staatsbosbeheer aan Wood Trading & Technologies en niet om dat hout aan andere zagerijen in Nederland aan te bieden in het kader van gelijke behandeling en gelijk speelveld?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 6. Staatsbosbeheer blijft binnen de kaders van de Wet markt en overheid en de ruimte die is geboden binnen de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer.
Zoals in antwoord op schriftelijke vragen in 2014 (Kamerstuk 29 659, nr. 125) is geantwoord door de toenmalige Staatssecretaris, valt de uitvoering van commerciële activiteiten door Staatsbosbeheer onder de reikwijdte van Hoofdstuk 4b van de Mededingingswet, dat betrekking heeft op overheden en overheidsbedrijven. Artikel 25i in dat hoofdstuk vereist – evenals de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer – dat als Staatsbosbeheer economische activiteiten verricht, het de afnemers van een product of dienst ten minste de integrale kosten van dat product of die dienst in rekening brengt. In het derde lid van dat artikel en in het Besluit markt en overheid zijn nadere regels gesteld over de kostendoorberekening. Staatsbosbeheer moet ten overstaan van de Autoriteit Consument en Markt kunnen aantonen dat het aan deze regels heeft voldaan. Ook stelt de Mededingingswet specifieke regels ter voorkoming van ongerechtvaardigde bevoordeling van ondernemingen waarin bestuursorganen – in casu Staatsbosbeheer – deelnemen (artikel 25j). Ook in dat verband geldt het principe van integrale kostendoorberekening, zoals uitgewerkt in het Besluit markt en overheid (artikel 10) en het verbod op de toekenning van subsidies aan de desbetreffende onderneming waar niet-overheidsbedrijven niet voor in aanmerking komen (artikel 9 Besluit markt en overheid).
Het is de Raad van Toezicht van Staatsbosbeheer die hier op toeziet. Ook de Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de vrije mededinging en kan indien nodig ingrijpen.
Kunt u tevens toelichten hoe de kennelijk voorgenomen levering door Staatsbosbeheer zich verhoudt tot de uitspraak van de Hoge Raad van 26 november 2021, waarin wordt geoordeeld dat de overheid op basis van het gelijkheidsbeginsel geen goederen exclusief aan één partij mag verkopen en gelegenheid moet bieden aan potentiële gegadigden om mee te dingen?2
De keuze om met IBV, het moederbedrijf van WT&T, de oriëntatie voor de vestiging van een nieuwe zagerij aan te gaan is gebaseerd op meerdere overwegingen:
Om voor bovenstaande uitdagingen een oplossing te bieden is een groot, modern houtverwerkingsbedrijf onontbeerlijk. Deze oplossingen kunnen niet door kleinere zagerijen worden geboden.
Is door Staatsbosbeheer gezocht naar andere potentiële gegadigden? Zo ja, hoe zag de selectieprocedure er uit en op basis van welke argumenten is vervolgens gekozen voor een nog niet bestaande zagerij? Zo nee, waarom niet?
Staatsbosbeheer zal geen goederen exclusief verkopen aan één partij. Dat schaadt bovendien de marktpositie van Staatsbosbeheer. Verder zal het volume hout dat momenteel door de kleinere Nederlandse zagerijen wordt afgenomen buiten de afspraak voor levering van hout aan het beoogde houtverwerkend bedrijf worden gehouden.
Bent u van mening dat handelsactiviteiten, waarbij ruim 20% van de omzet uit hout en biomassa van Staatsbosbeheer gerealiseerd wordt door inkoop bij derde partijen, tot de kerntaken van Staatsbosbeheer behoren (Kamerstuk 29 659, nr. 156)? Hoe gaat u valse concurrentie en marktverstoring tegen in het licht van de reeds genoemde motie Graus (Kamerstuk 29 659, nr. 15)?
Ja. Staatsbosbeheer heeft contact gehad met potentiële gegadigden, waaronder bestaande afnemers in Nederland. Er is gekozen voor een bestaande zagerij, IBV, die voornemens is zich te vestigen in Nederland.
Bent u bereid de marktverhoudingen, de positie van Staatsbosbeheer op de markt voor houtzagerijen en de levering van rondhout te onderzoeken en de resultaten hiervan vóór het zomerreces naar de Kamer te sturen?
Staatsbosbeheer heeft in 2021 minder dan 10% rondhout (23.675 m3) van derden ingekocht op het totaal omgezette volume (249.179 m3). In 2022 zal het oogstvolume rond de 170.000 m3 liggen. In het recente verleden is veel hout uit zieke of dode essen- of fijnsparrenbossen geoogst, waarna Staatsbosbeheer nu en in de nabije toekomst minder oogst.
In de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer is geregeld dat Staatsbosbeheer bevoegd is goederen (waaronder hout en biomassa) te verkrijgen en te vervreemden, alsmede alle andere handelingen te verrichten die voor een goede vervulling van zijn taken noodzakelijk zijn.
Daarnaast streeft Staatsbosbeheer naar het vergroten van inkomsten uit de markt (convenant LNV – Staatsbosbeheer) en kan Staatsbosbeheer ook andere werkzaamheden uitvoeren, mits die werkzaamheden samenhangen met de wettelijk opgedragen taken, niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en tegen tenminste kostendekkende prijzen worden verricht. Dat is hier het geval.
Het opnemen van de haas en het konijn op de lijst bedreigde zoogdieren, terwijl beide nog steeds bejaagd worden |
|
Frank Futselaar , Dion Graus (PVV), Laura Bromet (GL), Esther Ouwehand (PvdD), William Moorlag (PvdA), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Het gaat niet goed met de haas en het konijn: ze staan voor het eerst op de Rode Lijst»?1
Ja.
Waar wordt de teruggang van deze soorten door veroorzaakt?
De oorzaken van de teruggang van deze soorten wordt in het basisrapport van de zoogdiervereniging2 uitgebreid beschreven. Kort samengevat ondervindt de haas nadelige invloeden van veranderingen van zijn leefgebied: het boerenland. Hierdoor wordt de haas ook gevoeliger voor predatie door vossen en (verwilderde) huiskatten. Het konijn heeft regelmatig last van (nieuwe) virussen maar vertoont daarna ook weer tekenen van herstel. Ook lijden zij onder de impact van stikstofdepositie en predatie door andere soorten zoals vossen en (verwilderde) huiskatten.
Is het juist dat de jacht op de haas en het konijn gewoon door mag blijven gaan, omdat deze bedreigde soorten nog steeds op de lijst van vrij bejaagbare soorten staan?
Allereerst merk ik op dat in de Rode Lijst Zoogdieren de haas en het konijn niet vermeld staan als bedreigd, maar als gevoelig. De haas en het konijn staan op de lijst van te bejagen soorten (wildlijst), Art 3.20 lid 1 van de Wet natuurbescherming. De jachthouder mag, gedurende de tijden waarop de jacht is geopend, op de soorten van de wildlijst jagen. De jachthouder heeft daarbij wel de verantwoordelijkheid om in zijn jachtveld een redelijke stand van het aanwezige jachtwild te handhaven dan wel te bereiken (Art 3.20 lid 2).
Bent u bereid de haas en het konijn met spoed van de lijst met vrij bejaagbare soorten te halen? Zo nee, waarom niet?
Het jachtseizoen voor de haas is al beëindigd. Dat voor het konijn eindigt eind januari. Er wordt dan dus niet meer gejaagd op die soorten, behoudens de vrijstellingen voor konijn in het kader van schadebestrijding. Het komende jaar zal ik verder onderzoek laten uitvoeren naar de afname van deze soorten. Hierbij zal nader bekeken worden of voortzetting van de jacht nadelig zal zijn voor de instandhouding van de soort en of hier regionaal ook verschillen waar te nemen zijn. Op basis van deze onderzoeken zal dan bekeken worden wat dit betekent voor het al dan niet plaatsen van de haas en het konijn op de lijst met bejaagbare soorten.
Zoals ik ook heb geantwoord op vragen van het lid Bromet (Groenlinks) over de jacht op de wilde eend (kenmerk 2020Z16051), wordt ook in internationaal verband gesproken over de ontwikkelingen van populaties van soorten in relatie tot de bejaagbaarheid van deze soorten. Deze internationale ontwikkelingen zal ik ook betrekken in het bovengenoemde onderzoek.
Wat gaat u doen om de haas en het konijn zodanig te beschermen dat ze weer van de Rode Lijst van bedreigde dieren af kunnen?
Haas en konijn staan in de Rode Lijst Zoogdieren vermeld als «gevoelig» (zie ook antwoord op vraag 3). In overleg met provincies laat ik momenteel onderzoek doen naar de populatieontwikkeling van haas en konijn. Daarbij zullen ook mogelijke regionale verschillen in beeld worden gebracht. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek zal ik met provincies bekijken of er aanvullende beschermingsmaatregelen voor haas en konijn noodzakelijk zijn.
De overname van Delfts chipbedrijf NOWI door Nexperia |
|
Dion Graus (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Is het u bekend dat NOWI chips maakt voor het Internet of Things (IoT)?
De chips die het bedrijf Nowi ontwerpt en produceert, kunnen, volgens het bedrijf, energie halen uit hun directe omgeving, bijvoorbeeld via licht. Het is niet aan mij om in te gaan op de verdere mogelijke toepassing van de producten van individuele bedrijven.
Kent u de publicatie van de voormalige Britse diplomaat Charles Parker getiteld «Dealing with the threat of Chinese cellular (IoT) modules»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de daarin ontvouwde zienswijze dat (zakelijk samengevat) IoT-chips wel degelijk ingezet kunnen worden voor agressieve, ontregelende en bedreigende acties tegen landen?
Het artikel maakt de link met de mogelijkheid dat deze «cellular modules» worden gebruikt voor sabotage of andere ondermijnende acties via het Internet of Things, omdat veel producten dan met elkaar verbonden zijn. Dit kan ook voor Defensie indirecte en directe gevolgen hebben. Defensie treft daarom voortdurend gepaste beveiligingsmaatregelen en houdt daar rekening mee bij de verwerving. Dat geldt in theorie voor veel meer consumentenproducten. Het is de uitdaging voor Nederland en bondgenoten om IoT-producten weerbaar te maken tegen ondermijnende activiteiten en sabotage, dit doen we onder meer door consumenten te wijzen op het belang van goede cyberbeveiliging en de algemene cyberweerbaarheid in Nederland te verhogen.
Bent u het met ons eens dat die acties ook een ontregelende uitwerking kunnen hebben op het militaire verdedigingsvermogen van landen en mitsdien als een militair wapen kunnen functioneren of daarvan deel kunnen uitmaken?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen waarom er desondanks er geen grond is om de overname van NOWI door Nexperia te onderzoeken?2
De zienswijze zoals uiteengezet in het hierboven genoemde artikel heeft geen raakvlakken met de transactie van Nowi. Beoordeeld is of de overname van Nowi onder de reikwijdte van de Wet vifo valt en of een onderzoek met terugwerkende kracht mogelijk is. Bij onderzoeken met terugwerkende kracht is de reikwijdte voor technologiebedrijven vastgesteld op ondernemingen die actief zijn op het gebied van dual-use technologie en/of militaire goederen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hanteert hierbij de Annex I van de EU Dual-Use Verordening, en dus de overeenstemming over dual-use goederen in de multilaterale exportcontroleregimes als leidraad. De producten van Nowi zijn niet aan te merken als producten voor tweeërlei gebruik of militaire goederen.3 De transactie valt daarmee niet onder de reikwijdte van de terugwerkende kracht van de wet.
Zware mishandeling en wurging van katten in Gouda |
|
Dion Graus (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel inzake zware mishandeling en wurging van katten in Gouda?1
Ja.
Bent u bereid om een onderzoek in te laten stellen naar de dader(s)? Zo neen, waarom niet?
Het is niet aan de Minister om te besluiten over het instellen van een strafrechtelijk onderzoek. Nadat een melding over een dode kat de politie had bereikt, is een onderzoek gestart. Ik kan daar als Minister van Justitie en Veiligheid niet nader op ingaan.
Zijn de kadavertjes ter onderzoek van mogelijke dadersporen voorgelegd aan het Veterinair Forensisch Team? Zo neen, waarom niet?
Zoals u weet doe ik geen uitspraken over strafrechtelijke onderzoeken.
Gaat u het mogelijk maken dat dierenbeulen in de toekomst na opsporing en mogelijke arrestatie een zware gevangenisstraf, torenhoge boete en een levenslang verbod op het houden van dieren te wachten staat? Zo neen, waarom niet?
Dierenmishandeling en -verwaarlozing zijn een grove miskenning van de intrinsieke waarde van dieren. Vanwege de ernst van deze strafbare feiten en het belang van de bescherming van dierenwelzijn zijn dierenmishandeling en -verwaarlozing in de Wet dieren als misdrijf strafbaar gesteld. Ik vind het belangrijk dat personen die zich aan deze ernstige strafbare feiten schuldig maken, hier niet mee wegkomen maar worden vervolgd en berecht. Dierenmishandeling en -verwaarlozing kan op dit moment worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie jaar of een geldboete van de vierde categorie (€ 22.500, artikelen 2.1, eerste lid, 2.2, achtste lid en 8.12, eerste lid, van de Wet Dieren). Indien deze misdrijven in de uitoefening van beroep of bedrijf zijn gepleegd, kan een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd (€ 90.000, artikel 8.12, zesde lid, van de Wet dieren). Dit zijn stevige strafmaxima die het mogelijk maken dat in gevallen van dierenmishandeling en -verwaarlozing een passende sanctie kan worden opgelegd. Daarnaast kan de rechter bij een (deels) voorwaardelijke veroordeling een houdverbod als bijzondere voorwaarde opleggen.
Op dit moment is bij uw Kamer het wetsvoorstel aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing aanhangig. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat een verbod op het houden van dieren door de strafrechter als zelfstandige maatregel kan worden opgelegd. De maximale duur van deze maatregel bedraagt tien jaar. Indien sprake is van recidive, kan het zelfstandige dierenhoudverbod voor maximaal twintig jaar worden opgelegd. De wijzigingen in dat wetsvoorstel leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan het beschermen van dierenwelzijn en aan het voorkomen van nieuw dierenleed. Vrijheidsbeperkende maatregelen zoals een dierenhoudverbod dienen altijd proportioneel te zijn ten opzichte van de doelen die met die maatregel worden gediend. In dat licht acht ik een langere maximumduur van het houdverbod onwenselijk. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag bij het bovengenoemde wetsvoorstel (Kamerstuk 35 892, nr.2.
Wat gaat u ondernemen om dit soort mishandelingen in de toekomst waar en indien mogelijk te voorkomen en te zorgen voor voldoende capaciteit bij de landelijke alarmcentrale 144 Red een Dier, de Dierenpolitie en het Veterinair Forensisch Team?
Dierenmishandeling en -verwaarlozing is verwerpelijk en het staat voor mij buiten kijf dat er handhavend moet worden opgetreden tegen alle gevallen van dierenmishandeling en -verwaarlozing. Ik vind het minstens zo belangrijk dat wordt ingezet op preventie en dat effectieve maatregelen worden ingezet om dierenmishandeling te voorkomen. Enkele maatregelen uit het wetsvoorstel dat ik in het antwoord op vraag 4 heb genoemd, zijn ook uitdrukkelijk bedoeld om bij te dragen aan het voorkomen van nieuwe gevallen van dierenmishandeling. In dit verband wijs ik bijvoorbeeld op het mogelijk maken van de oplegging van een zelfstandig dierenhoudverbod en de mogelijkheid om een educatieve maatregel op te leggen, waardoor houders worden gestimuleerd om op een verantwoorde wijze dieren te houden.
In de praktijk zien we dat 144 Red een Dier, de themahouders Dieren van de politie en de Landelijke Inspectie Dierenbescherming niet alleen in de handhaving, maar ook in het voorkomen van dierenmishandeling een cruciale rol spelen. In het algemeen kunnen alle opsporingsambtenaren, die bij deze instanties werkzaam zijn optreden tegen dierenmishandeling. Met deze capaciteit kunnen dierenwelzijnszaken naar mijn mening adequaat worden opgepakt. Er is niet gebleken dat er onvoldoende capaciteit is bij de genoemde instanties onvoldoende capaciteit beschikbaar zou zijn.
Het artikel “Luxemburgers kijken naar Delfzijl voor industriële houtzagerij: investering van meer dan 1 miljoen” |
|
Dion Graus (PVV), Edgar Mulder (PVV) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Luxemburgers kijken naar Delfzijl voor industriële houtzagerij: investering van meer dan 1 miljoen»?1
Ja.
Herinnert u zich de aangenomen motie Graus (Kamerstuk 29 659, nr. 15), waarin de regering wordt verzocht erop toe te zien dat Staatsbosbeheer geen concurrentie- en marktverstorende activiteiten ontplooit?
Ja.
Klopt het bericht dat Staatsbosbeheer betrokken is bij de mogelijke totstandkoming van een nieuw, grootschalig houtverwerkingsbedrijf van Wood Trading & Technologies in Delfzijl? Zo ja, kunt u toelichten op welke wijze dat het geval is en welke contracten, afspraken, intenties et cetera daaraan ten grondslag liggen?
Staatsbosbeheer is inderdaad één van de partners bij het zoeken naar voldoende verwerkingscapaciteit in Nederland voor het duurzaam toepassen van Nederlands hout. WT&T is de Luxemburgse vestiging van een groot Belgisch houtverwerkend bedrijf genaamd IBV. Staatsbosbeheer heeft met IBV een intentieovereenkomst opgesteld, waarin de wederzijdse intentie is vastgelegd te komen tot een contractuele verbintenis voor de levering van rondhout. Dit hout wordt door Staatsbosbeheer momenteel met name naar Duitsland geëxporteerd.
Is de inschatting juist dat de beoogde houtzagerij en de bijbehorende investering van € 100 miljoen alleen kans maken als Staatsbosbeheer garandeert dat er een substantieel volume rondhout geleverd zal worden? Zo ja, wat betekent dit volgens u voor de kleinere, Nederlandse zagerijen en hun inkoop van hout bij Staatsbosbeheer? Vraag5 Kunt u gedetailleerd ingaan op de vraag of hiermee niet het risico dreigt dat die kleinere zagerijen minder of geen hout kunnen inkopen bij Staatsbosbeheer (of hieraan gelieerde bedrijven) en dat Staatsbosbeheer in staat wordt gesteld om de condities van de markt te bepalen?
Staatsbosbeheer is de grootste bosbeheerder van Nederland en levert een belangrijk aandeel in het Nederlandse aanbod van rondhout, waar planken, balken en plaatmateriaal uit gemaakt kunnen worden. Mede dankzij onder andere de participatie van Staatsbosbeheer kan een dergelijke grootschalige zagerij aan voldoende rondhout komen.
Staatsbosbeheer is deze verkenning naar nieuwe verwerkingscapaciteit begonnen nadat in de loop van 2017 de grootste zagerij van Nederland stopte. Sindsdien is veel rondhout naar vooral Duitsland geëxporteerd om daar verzaagd te worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om houtsoorten die door de kleine Nederlandse zagerijen niet worden verwerkt, zoals fijnspar. Dat deze optie onaantrekkelijk is voor Nederland, zowel vanuit het oogpunt van vervoer als lokale toepassing voor een circulaire economie, heeft tot deze verkenning geleid. Uiteraard omvat de garantie slechts een deel van de jaarlijkse beschikbare hoeveelheid hout die Staatsbosbeheer oogst. Vanuit zowel het oogpunt van natuurbehoud als financiële risicobeheersing zou een te groot volume niet verantwoord zijn. Kleinere zagerijen zullen, wanneer zij bijvoorbeeld aantrekkelijk gelegen zijn of gespecialiseerd zijn in bepaalde houtsoorten of afmetingen, nog steeds voldoende hout van Staatsbosbeheer kunnen betrekken.
Deelt u de opvatting dat als die situatie ontstaat, Staatsbosbeheer feitelijk als marktmeester op de Nederlandse houtmarkt optreedt en dit ongewenst is omdat het niet past bij een semi-overheidsinstelling die tevens actief is in de commerciële houthandel? Welke garanties bent u voornemens te geven om dit risico te voorkomen?
Staatsbosbeheer zal een deel van het totale houtoogstvolume beschikbaar houden voor kleinere zagerijen. Dit volume zal globaal gelijk zijn aan het huidige volume dat ook nu bij kleinere zagerijen wordt afgezet. Dit risico is derhalve zeer klein. Hierdoor blijven toekomstige leveringen aan kleinere zagerijen (binnen marktconforme condities) mogelijk.
Kunt u toelichten op welke wijze bij de invulling van de afspraken tussen Staatsbosbeheer en Wood Trading & Technologies rekening is gehouden met de aangenomen motie Graus (Kamerstuk 29 659, nr. 15)?
Nee, ik deel deze opvatting niet. In Nederland wordt anno 2021 jaarlijks gemiddeld zo’n 660.000 m3 hout geoogst. Staatsbosbeheer oogst in 2022 naar verwachting rond de 170.000 m3. Staatsbosbeheer is weliswaar de grootste Nederlandse boseigenaar, maar biedt slechts 25–30% van het totale houtvolume afkomstig uit Nederlandse bossen aan. Uit onderzoek van Mazars, uit 2007, naar de houtmarktactiviteiten van Staatsbosbeheer, blijkt voorts dat het marktgebied waarin Staatsbosbeheer opereert naast Nederland ook België en de Duitse deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen beslaat (in 2007 in totaal 16,8 miljoen m3 rondhout). Daarmee is de rol van Staatsbosbeheer in deze markt nog veel kleiner.
Staatsbosbeheer heeft de wettelijke taak rijksbossen en natuurgronden te beheren. De oogst en verkoop van hout maken integraal onderdeel uit van deze wettelijke taak. Deze activiteit krijgt vorm binnen de kaders van de Wet markt en overheid. Staatsbosbeheer heeft er de afgelopen jaren blijk van gegeven binnen de kaders van markt en overheid te opereren. Ik ben derhalve van mening dat met de huidige regelgeving voldoende kaders zijn meegegeven.
Waarom is gekozen voor levering van hout uit de productiebossen van Staatsbosbeheer aan Wood Trading & Technologies en niet om dat hout aan andere zagerijen in Nederland aan te bieden in het kader van gelijke behandeling en gelijk speelveld?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 6. Staatsbosbeheer blijft binnen de kaders van de Wet markt en overheid en de ruimte die is geboden binnen de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer.
Zoals in antwoord op schriftelijke vragen in 2014 (Kamerstuk 29 659, nr. 125) is geantwoord door de toenmalige Staatssecretaris, valt de uitvoering van commerciële activiteiten door Staatsbosbeheer onder de reikwijdte van Hoofdstuk 4b van de Mededingingswet, dat betrekking heeft op overheden en overheidsbedrijven. Artikel 25i in dat hoofdstuk vereist – evenals de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer – dat als Staatsbosbeheer economische activiteiten verricht, het de afnemers van een product of dienst ten minste de integrale kosten van dat product of die dienst in rekening brengt. In het derde lid van dat artikel en in het Besluit markt en overheid zijn nadere regels gesteld over de kostendoorberekening. Staatsbosbeheer moet ten overstaan van de Autoriteit Consument en Markt kunnen aantonen dat het aan deze regels heeft voldaan. Ook stelt de Mededingingswet specifieke regels ter voorkoming van ongerechtvaardigde bevoordeling van ondernemingen waarin bestuursorganen – in casu Staatsbosbeheer – deelnemen (artikel 25j). Ook in dat verband geldt het principe van integrale kostendoorberekening, zoals uitgewerkt in het Besluit markt en overheid (artikel 10) en het verbod op de toekenning van subsidies aan de desbetreffende onderneming waar niet-overheidsbedrijven niet voor in aanmerking komen (artikel 9 Besluit markt en overheid).
Het is de Raad van Toezicht van Staatsbosbeheer die hier op toeziet. Ook de Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de vrije mededinging en kan indien nodig ingrijpen.
Kunt u tevens toelichten hoe de kennelijk voorgenomen levering door Staatsbosbeheer zich verhoudt tot de uitspraak van de Hoge Raad van 26 november 2021, waarin wordt geoordeeld dat de overheid op basis van het gelijkheidsbeginsel geen goederen exclusief aan één partij mag verkopen en gelegenheid moet bieden aan potentiële gegadigden om mee te dingen?2
De keuze om met IBV, het moederbedrijf van WT&T, de oriëntatie voor de vestiging van een nieuwe zagerij aan te gaan is gebaseerd op meerdere overwegingen:
Om voor bovenstaande uitdagingen een oplossing te bieden is een groot, modern houtverwerkingsbedrijf onontbeerlijk. Deze oplossingen kunnen niet door kleinere zagerijen worden geboden.
Is door Staatsbosbeheer gezocht naar andere potentiële gegadigden? Zo ja, hoe zag de selectieprocedure er uit en op basis van welke argumenten is vervolgens gekozen voor een nog niet bestaande zagerij? Zo nee, waarom niet?
Staatsbosbeheer zal geen goederen exclusief verkopen aan één partij. Dat schaadt bovendien de marktpositie van Staatsbosbeheer. Verder zal het volume hout dat momenteel door de kleinere Nederlandse zagerijen wordt afgenomen buiten de afspraak voor levering van hout aan het beoogde houtverwerkend bedrijf worden gehouden.
Bent u van mening dat handelsactiviteiten, waarbij ruim 20% van de omzet uit hout en biomassa van Staatsbosbeheer gerealiseerd wordt door inkoop bij derde partijen, tot de kerntaken van Staatsbosbeheer behoren (Kamerstuk 29 659, nr. 156)? Hoe gaat u valse concurrentie en marktverstoring tegen in het licht van de reeds genoemde motie Graus (Kamerstuk 29 659, nr. 15)?
Ja. Staatsbosbeheer heeft contact gehad met potentiële gegadigden, waaronder bestaande afnemers in Nederland. Er is gekozen voor een bestaande zagerij, IBV, die voornemens is zich te vestigen in Nederland.
Bent u bereid de marktverhoudingen, de positie van Staatsbosbeheer op de markt voor houtzagerijen en de levering van rondhout te onderzoeken en de resultaten hiervan vóór het zomerreces naar de Kamer te sturen?
Staatsbosbeheer heeft in 2021 minder dan 10% rondhout (23.675 m3) van derden ingekocht op het totaal omgezette volume (249.179 m3). In 2022 zal het oogstvolume rond de 170.000 m3 liggen. In het recente verleden is veel hout uit zieke of dode essen- of fijnsparrenbossen geoogst, waarna Staatsbosbeheer nu en in de nabije toekomst minder oogst.
In de Wet Verzelfstandiging Staatsbosbeheer is geregeld dat Staatsbosbeheer bevoegd is goederen (waaronder hout en biomassa) te verkrijgen en te vervreemden, alsmede alle andere handelingen te verrichten die voor een goede vervulling van zijn taken noodzakelijk zijn.
Daarnaast streeft Staatsbosbeheer naar het vergroten van inkomsten uit de markt (convenant LNV – Staatsbosbeheer) en kan Staatsbosbeheer ook andere werkzaamheden uitvoeren, mits die werkzaamheden samenhangen met de wettelijk opgedragen taken, niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en tegen tenminste kostendekkende prijzen worden verricht. Dat is hier het geval.
Het opnemen van de haas en het konijn op de lijst bedreigde zoogdieren, terwijl beide nog steeds bejaagd worden |
|
Frank Futselaar , Dion Graus (PVV), Laura Bromet (GL), Esther Ouwehand (PvdD), William Moorlag (PvdA), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Het gaat niet goed met de haas en het konijn: ze staan voor het eerst op de Rode Lijst»?1
Ja.
Waar wordt de teruggang van deze soorten door veroorzaakt?
De oorzaken van de teruggang van deze soorten wordt in het basisrapport van de zoogdiervereniging2 uitgebreid beschreven. Kort samengevat ondervindt de haas nadelige invloeden van veranderingen van zijn leefgebied: het boerenland. Hierdoor wordt de haas ook gevoeliger voor predatie door vossen en (verwilderde) huiskatten. Het konijn heeft regelmatig last van (nieuwe) virussen maar vertoont daarna ook weer tekenen van herstel. Ook lijden zij onder de impact van stikstofdepositie en predatie door andere soorten zoals vossen en (verwilderde) huiskatten.
Is het juist dat de jacht op de haas en het konijn gewoon door mag blijven gaan, omdat deze bedreigde soorten nog steeds op de lijst van vrij bejaagbare soorten staan?
Allereerst merk ik op dat in de Rode Lijst Zoogdieren de haas en het konijn niet vermeld staan als bedreigd, maar als gevoelig. De haas en het konijn staan op de lijst van te bejagen soorten (wildlijst), Art 3.20 lid 1 van de Wet natuurbescherming. De jachthouder mag, gedurende de tijden waarop de jacht is geopend, op de soorten van de wildlijst jagen. De jachthouder heeft daarbij wel de verantwoordelijkheid om in zijn jachtveld een redelijke stand van het aanwezige jachtwild te handhaven dan wel te bereiken (Art 3.20 lid 2).
Bent u bereid de haas en het konijn met spoed van de lijst met vrij bejaagbare soorten te halen? Zo nee, waarom niet?
Het jachtseizoen voor de haas is al beëindigd. Dat voor het konijn eindigt eind januari. Er wordt dan dus niet meer gejaagd op die soorten, behoudens de vrijstellingen voor konijn in het kader van schadebestrijding. Het komende jaar zal ik verder onderzoek laten uitvoeren naar de afname van deze soorten. Hierbij zal nader bekeken worden of voortzetting van de jacht nadelig zal zijn voor de instandhouding van de soort en of hier regionaal ook verschillen waar te nemen zijn. Op basis van deze onderzoeken zal dan bekeken worden wat dit betekent voor het al dan niet plaatsen van de haas en het konijn op de lijst met bejaagbare soorten.
Zoals ik ook heb geantwoord op vragen van het lid Bromet (Groenlinks) over de jacht op de wilde eend (kenmerk 2020Z16051), wordt ook in internationaal verband gesproken over de ontwikkelingen van populaties van soorten in relatie tot de bejaagbaarheid van deze soorten. Deze internationale ontwikkelingen zal ik ook betrekken in het bovengenoemde onderzoek.
Wat gaat u doen om de haas en het konijn zodanig te beschermen dat ze weer van de Rode Lijst van bedreigde dieren af kunnen?
Haas en konijn staan in de Rode Lijst Zoogdieren vermeld als «gevoelig» (zie ook antwoord op vraag 3). In overleg met provincies laat ik momenteel onderzoek doen naar de populatieontwikkeling van haas en konijn. Daarbij zullen ook mogelijke regionale verschillen in beeld worden gebracht. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek zal ik met provincies bekijken of er aanvullende beschermingsmaatregelen voor haas en konijn noodzakelijk zijn.
Het bericht 'Van Vollenhoven wil vertrekken bij 'koninklijke' vereniging politiehonden door vermeende dierenmishandeling'. |
|
Lilian Helder (PVV), Dion Graus (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het artikel «Van Vollenhoven wil vertrekken bij «koninklijke» vereniging politiehonden door vermeende dierenmishandeling»?1
Ja.
Klopt het dat meerdere leden van de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) vanwege de verdenking van dierenmishandeling van hun bed zijn gelicht en thans (nog) verdachte zijn?
Naar aanleiding van de beelden die enige tijd geleden zijn vertoond in het tv-programma «Undercover in Nederland» heeft de politie een onderzoek ingesteld. In dat onderzoek zijn meerdere personen verhoord. Het onderzoeksdossier is inmiddels opgemaakt en verzonden naar het Openbaar Ministerie. In het onderzoeksdossier zijn in totaal 8 personen aangemerkt als verdachte. Vanuit privacyoverwegingen kan hier geen uitspraak worden gedaan over de relatie tussen die verdachten en de KNPV. Wellicht ten overvloede wil ik hierbij benadrukken dat de KNPV een zelfstandige, private vereniging is.
Kunt u, aangezien u in antwoord op Kamervragen op 25 mei 2020 aangaf dat een opsporingsonderzoek gaande is, bevestigen dat er één of meerdere opsporingsonderzoeken lopen? Zo ja, wat is daarvan de stand van zaken?2
Het opsporingsonderzoek is inmiddels afgerond en het onderzoeksdossier is verzonden naar het Openbaar Ministerie.
De tv uitzending ‘Kees van der Spek Oplichters Aangepakt’ |
|
Dion Graus (PVV) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u op de hoogte van de aflevering «Kees van der Spek Oplichters Aangepakt» van 29 september 2020?1
Ja.
Wat is u bekend over de fokindustrie van wilde katachtigen in Zuid-Afrika, waarbij ook onwetende toeristen worden betrokken middels «knuffelfarms» ter financiering van (illegale) handel in dieren of delen daarvan naar onder andere Azië om verwerkt te worden in «medicijnen» en/of mishandeling ten behoeve van (canned) trophyhunt?
In Zuid-Afrika worden grote katachtigen gefokt voor bijvoorbeeld toerisme en jacht. De Afrikaanse leeuw (Panthera leo) staat op bijlage II van CITES, waarbij gereguleerde handel is toegestaan. Deze legale handel is ingeperkt door CITES: botten, klauwen en tanden (en producten daarvan) afkomstig van dieren uit het wild mogen niet internationaal verhandeld worden. Daarnaast geldt dat Zuid-Afrika jaarlijks een quotum kan instellen voor het maximaal aantal internationaal commercieel te verhandelen botten, tanden, klauwen (en producten daarvan) afkomstig van gefokte dieren.
Er zijn helaas berichten over zogenoemde canned hunting waarbij gefokte dieren worden gebruikt voor jacht op grote omheinde ranches. De aard en omvang is mij niet bekend, maar mistanden met betrekking tot dierenwelzijn en illegale praktijken zijn altijd onacceptabel.
Klopt het dat Zuid-Afrika quota kent ten behoeve van deze misselijkmakende praktijken met toestemming van de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (Cites)?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 2. Dit quotum ziet toe op legale internationale handel van botten, klauwen en tanden of producten daarvan afkomstig van gefokte leeuwen. Echter, voor 2020 is er nog géén quotum ingesteld door Zuid-Afrika, waardoor deze internationale handel ook niet kan plaatsvinden.
Neemt u buiten de wilde leeuw ook de gefokte leeuw mee tijdens de Cites-conferenties, zonder dit af te doen met dooddoeners als «het betreft een interne aangelegenheid», aangezien u vorig jaar heeft toegezegd zich sterk te willen maken voor een betere bescherming van de leeuw in samenwerking met «Stichting SPOTS»?
In april 2019 is de motie Graus aangenomen: Verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de Afrikaanse leeuw wordt opgenomen in Bijlage I van Cites (Convention on International Trade in Endangered Species) voor een optimale beschermingsstatus en harde aanpak van illegale handel naar voornamelijk Aziatische landen. Ik heb daarop uw Kamer toegezegd alle mogelijkheden in EU-verband te benutten met het oog op de volgende CITES Conference of the Parties (CoP) (Kamerstuk 31 379, nr. 22 van 2 mei 2019). Nederland heeft de «uplisting» van de Afrikaanse leeuw in het EU CITES Managementcomité voorgedragen. Dit wordt nu wetenschappelijk uitgewerkt in samenwerking met de Nederlandse CITES Wetenschappelijke Autoriteit. Daarna wordt dit binnen de EU Scientific Review Group besproken conform het EU-proces. De eerstvolgende CoP is vooralsnog gepland in 2022. De doelstelling van CITES is de instandhouding van de soort in het wild. Nederland en de EU zetten zich binnen CITES naast de zogenaamde listing proposals ook altijd in voor onderwerpen als «captive breeding», «illegal trade» en «disposal of confiscated live specimen».
Heeft Zuid-Afrika binnen Cites toestemming gekregen om jaarlijks een quotum van 800 skeletten van gefokte leeuwen te exporteren naar Azië? Zo ja, wat gaat u doen om dit ongedaan te maken binnen Cites?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Wie controleert de vergunningen en quota? Worden er ook wilde leeuwen, cheetahs en tijgers onder het mom van «legale handel» geëxporteerd? Wat kan en gaat u doen ter controle en bestraffing bij overtredingen?
Het land van afgifte van de vergunning en het quotum controleert of de zending binnen het quotum valt en of er dus een exportvergunning afgegeven mag worden. Quotumgegevens dienen op de exportvergunning opgenomen te worden. Als het export betreft naar de EU moet er ook altijd een invoervergunning worden aangevraagd en wordt er een advies gevraagd van de Wetenschappelijke Autoriteit CITES. In EU-verband wordt bij twijfel de invoeraanvraag besproken. In CITES-verband worden gestelde quota en de omvang van internationale handel gemonitord.
De export van levende leeuwen, cheeta’s of tijgers is binnen CITES streng gereguleerd. In voorkomend geval vindt controle plaats bij export en import en wordt zo nodig gehandhaafd, ook op het gebied van dierenwelzijn (transport) en veterinaire regelgeving.
Welke gevolgen heeft de vraag naar delen van leeuwen voor het voortbestaan van de Koning der Dieren en voor de volksgezondheid?
De legale internationale handel wordt gereguleerd en gemonitord in CITES verband en zo nodig ingeperkt. Illegale handel in (delen of producten van) Afrikaanse leeuwen is onacceptabel en vormt een van de bedreigingen voor de instandhouding van de soort in het wild. De IUCN2 classificeert de Afrikaanse leeuw als «kwetsbaar», waarbij de aantallen afnemen in het wild. Daarbij moet wel aangemerkt worden dat er regionale verschillen zijn en human-wildlife conflict en habitatverlies ook grote bedreigingen vormen voor de instandhouding van de soort in het wild (bron: IUCN3 en WNF4).
Verder geldt ten algemene dat producten van dierlijke oorsprong risico’s met zich mee kunnen brengen voor de volks- en diergezondheid. Hierop vindt strenge controle plaats conform verordening EU 2017/625.
Bent u bereid niet alleen spoedig te handelen in het kader van dierenwelzijn maar ook van de volksgezondheid nu de huidige COVID-uitbraak direct te herleiden is naar (illegale) handel in wilde dieren? Zo neen, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 wordt er conform Europese regelgeving streng gecontroleerd op producten van dierlijke oorsprong. Er zijn geen aanwijzingen dat de huidige verspreiding van COVID-19 komt door de internationale handel in dieren en dierlijke producten, dat gaat van mens op mens. Onderzoekers hebben SARS-CoV-2 kunnen traceren tot een voedselmarkt in Wuhan, waar naast vis ook levende wilde dieren werden verhandeld. Het beeld is dat de besmetting van dier op mens lokaal heeft plaatsgevonden.
Zie ook de kamerbrieven «De dierlijke oorsprong van het nieuwe coronavirus en de falende aanpak van de handel in bedreigde diersoorten» (Kamerstuk 2019–2020 nr. 1625, 5 februari 2020) en «Een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen» (Kamerstuk 2019–2020 Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3070, 4 juni 2020).
Wat heeft de Nederlandse regering ondernomen om de in- en doorvoer van trofeeën te stoppen?
Nederland geeft sinds mei 2016 geen importvergunningen meer af voor jachttrofeeën van diersoorten met de hoogste beschermingsstatus van CITES (soorten geplaatst op bijlage A bij verordening (EG) 338/97) en van de volgende soorten geplaatst op bijlage XIII bij verordening (EG) nr. 865/2006: Afrikaanse leeuw, Afrikaanse olifant, ijsbeer, moeflon, nijlpaard en witte neushoorn. Invoer van dergelijke trofeeën is hierdoor niet mogelijk. Dit zorgt er ook voor dat ruw ivoor – waarvoor een nationaal verkoopverbod geldt sinds 1 maart 2019 – niet op deze wijze Nederland ingevoerd kan worden.
Bent u bereid zich, al dan niet via Cites, in te zetten voor een internationaal verbod op de handel in trofeeën?
Indien in CITES-verband blijkt dat de handel in trofeeën van een specifieke soort de instandhouding van deze soort in het wild bedreigt in een bepaald gebied of populatie wordt dit in Europees- en in CITES-verband aangekaart en zal Nederland zich inzetten dat de juiste maatregelen worden genomen.
Bent u bereid om waarschuwingen inzake de gevaren van interacties met wilde dieren zoals katachtigen, olifanten, dolfijnen, primaten et cetera (dieren die zeer gewild zijn in toeristische attracties) te publiceren op voorlichtingsites van betrokken ministeries, reisorganisaties en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), gelet op het feit dat op de informatiepagina van het RIVM tal van artikelen te vinden zijn die ingaan op gevaren van contacten tussen mens en dier maar geen informatie over dit soort interacties? Zo neen, waarom niet?
Ik zal in overleg treden met andere departementen en met WNF om te bezien wat hiervan past in de reguliere voorlichtingstaak t.a.v. wet- en regelgeving.
Wat gaat u ondernemen om de leeuw voor uitsterving te behoeden?
Nederland zal zich altijd inzetten om iconische soorten te beschermen. In EU-verband is Nederland actief binnen onder meer het CITES en CMS5 verdrag. Daarnaast kijkt Nederland hoe er aanvullend bijgedragen kan worden. Een voorbeeld hiervan is de financiële steun van de Nederlandse overheid aan African Parks Network voor de duurzame herintroductie van leeuwen en cheeta’s in Malawi (2017–2019) waar deze soorten niet meer voorkwamen. Ook kijkt Nederland momenteel hoe de CITES Big Cat Taskforce – die zich onder meer richt op het adequaat aanpakken van de illegale handel in grote katachtigen – ondersteund kan worden.
De onderbouwing voor de Nederlandse inzet voor de bescherming van honingbijen, hommels en wilde bijen in het bijenrichtsnoer |
|
William Moorlag (PvdA), Frank Futselaar , Dion Graus (PVV), Tjeerd de Groot (D66), Laura Bromet (GL), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u bevestigen dat u over de Nederlandse inzet voor het bijenrichtsnoer heeft gesteld dat «(j)uist de gekozen werkwijze voor het vaststellen van het beschermdoel (...) ervoor (zorgt) dat de omvang van een bijenkolonie binnen de natuurlijke variabiliteit blijft, waardoor verwacht kan worden dat de bestuivingsfunctie ook binnen de natuurlijke variabiliteit blijft»? Zo ja, kunt u de wetenschappelijke onderbouwing voor deze bewering met de Kamer delen?1
Ja. In de beschrijving van de vier opties die door de European Food Safety Authority (EFSA) zijn voorgelegd en waarover u bent geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1245) staat dat de werkwijze zoals beschreven in optie 2 ertoe leidt dat de omvang van een bijenkolonie binnen de natuurlijke variabiliteit blijft, waardoor verwacht kan worden dat de bestuivingsfunctie ook binnen de natuurlijke variabiliteit blijft. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) adviseerde positief over deze optie. Idealiter wordt het beschermdoel bepaald op het niveau van de ecosysteemdienst, in dit geval dus de bestuivingsfunctie van bijen. Dit is een van de door EFSA voorgestelde opties (optie 4) welke zijn besproken in de technische bijeenkomst op 30 juni. EFSA geeft aan dat hiervoor wetenschappelijke informatie ontbreekt en deze optie kan dus niet worden uitgevoerd zonder veel extra wetenschappelijk onderzoek dat vele jaren in beslag zal nemen. In het bijenrichtsnoer uit 2013 is door EFSA aangenomen dat met het beschermen van de kolonieomvang ook de bestuivingsfunctie zou worden beschermd en men heeft het beschermdoel toen vastgesteld op het niveau van de kolonieomvang. Dit uitgangspunt ligt ook onder de drie andere door EFSA voorgestelde opties, aangezien deze alle drie uitgaan van een beschermdoel op het niveau van de kolonieomvang (of populatieomvang in het geval van solitaire bijen).
Stelt u hiermee dat bijen met dit rekenmodel (BEEHAVE) in de praktijk goed beschermd zijn tegen landbouwgif? Zo ja, kunt u de wetenschappelijke onderbouwing daarvoor de Kamer doen toekomen?
Het BEEHAVE-model wordt gebruikt om de natuurlijke variabiliteit van een bijenkolonie te modelleren. Het daadwerkelijke beschermingsdoel dient nog te worden vastgesteld. Naar verwachting zal eind oktober hierover een technische bijeenkomst plaatsvinden tussen EFSA, de Commissie en de lidstaten. Wanneer ik meer informatie heb over de bijeenkomst zal ik uw Kamer hierover informeren.
Kunt u bevestigen dat begin oktober in een technisch overleg ter voorbereiding van een vergadering van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) gesproken zal worden over een te kiezen «percentiel» in het BEEHAVE model, dat de facto het beschermingsniveau voor bijen zal bepalen?
Het is inderdaad de bedoeling dat een technische bijeenkomst wordt gepland tussen de Europese Commissie, EFSA en de lidstaten, waar onder andere gesproken zal worden over het daadwerkelijk te hanteren beschermdoel. De Europese Commissie heeft mij op 29 september laten weten dat deze technische bijeenkomst naar verwachting eind oktober zal plaatsvinden.
Wat is de Nederlandse inzet in deze discussie? Kunt u de wetenschappelijke stukken die ten grondslag liggen aan deze inzet delen met de Tweede Kamer?
EFSA en de Commissie zullen met voorstellen komen voor de te hanteren beschermingsdoelen binnen het bijenrichtsnoer. Ik wacht deze voorstellen af en laat mij hierop adviseren door het Ctgb. Ik zal uw Kamer voorafgaand aan deze bijeenkomst daarover informeren. Daarnaast heeft de Europese Commissie mij toegezegd dat alle stukken van de betreffende bijeenkomst vooraf openbaar worden gemaakt.
Kunt u eventuele test-runs die de European Food Safety Authority (EFSA) uitvoert met het BEEHAVE-model delen met de Kamer?
De Europese Commissie heeft mij toegezegd om alle stukken voorafgaand aan de technische bijeenkomst openbaar te maken, ook eventuele test-runs die EFSA met de lidstaten deelt.
Kunt u bij de Europese Commissie aandringen op het raadplegen van onafhankelijke bijenexperts en het Plant Protection Products and their Residues-panel van de EFSA betreffende goede beschermingsniveaus voor honingbijen, hommels en wilde bijen in het bijenrichtsnoer?
EFSA heeft het mandaat om het bijenrichtsnoer verder uit te werken, met een deadline van maart 2021. Het door u genoemde Panel on Plant Protection Products and Residues (PPR panel) van EFSA staat vermeld in het EFSA werkplan voor herziening van het bijenrichtsnoer als te consulteren panel. Het PPR panel heeft destijds (2015) het BEEHAVE-model beoordeeld. In het proces naar maart 2021 worden stakeholders nauw betrokken. Zo is een «stakeholder consultation group» actief waaraan diverse koepelorganisaties en ngo’s (waaronder PAN-Europe) deelnemen en zal er een publieke consultatie worden uitgevoerd voor het gehele bijenrichtsnoer. Ook onafhankelijke experts kunnen dan reageren. Vervolgens is het aan de Europese Commissie om het document aan de lidstaten voor te leggen voor uiteindelijke besluitvorming.
Kunt u bij de Europese Commissie aandringen op uitstel van de besluitvorming hierover zolang deze experts niet zijn geraadpleegd?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen en de onbeantwoorde vragen uit het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september op uiterlijk 2 oktober 2020 beantwoorden, zodat de Kamer volledig is geïnformeerd voordat de discussie in Brussel plaatsvindt?
Ja. Ik informeer uw Kamer zo transparant en volledig mogelijk over de uitwerking van het bijenrichtsnoer door EFSA. De technische bijeenkomst zal naar verwachting eind oktober plaatsvinden. Ik zal uw Kamer hierover infomeren zodra de stukken beschikbaar zijn en het Ctgb mij hierop heeft geadviseerd.
Het advies van de Raad van Europa over aandacht voor de Limburgse taal |
|
Martijn van Helvert (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA), Kelly Regterschot (VVD), Rens Raemakers (D66), Dion Graus (PVV), Gijs van Dijk (PvdA), Geert Wilders (PVV), Lilianne Ploumen (PvdA), Emiel van Dijk (PVV), Frank Wassenberg (PvdD), Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Selçuk Öztürk (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het advies van de Raad van Europa over aandacht voor de Limburgse taal?1
Ja.
Deelt u de mening van de Raad van Europa dat de Limburgse taal en andere streektalen meer aandacht dienen te krijgen van de regering?
Onlangs is de 6e monitoringscyclus voor het Europees Handvest afgerond. De evaluatie van de Raad van Europa (RvE) was overwegend positief. De RvE constateert op een aantal punten vooruitgang ten opzichte van de vorige cyclus, met name op het gebied van het promoten van het Limburgs, contact met sprekers van andere talen, wederzijds begrip tussen diverse taalgroepen en het in acht nemen van wensen vanuit de taalgroep.
De regering heeft ruime aandacht voor het Limburgs en de andere streektalen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft als coördinerend departement nauw contact met de provincie Limburg over het Limburgs en de lokale overheden betrokken bij de andere streektalen. In 2019 sloot ik met de provincie het convenant inzake de Nederlandse erkenning van de Limburgse taal. De provincie heeft een voortrekkersrol met betrekking tot het ontwikkelen van Limburgs taalbeleid. Het ministerie schakelt indien nodig met andere betrokken departementen.
Naar aanleiding van de terugkerende aanbeveling van het comité van experts van de Raad van Europa, over het ontbreken van dialoog met de taalgroepen, organiseerde het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2017 bovendien een eerste Streektalensymposium. In 2019 heeft het symposium een vervolg gekregen. Doel van de symposia is om beleidsmakers, sprekers, taalinstituten en experts van de erkende, regio-gebonden talen (Fries, Nedersaksisch en Limburgs) om het jaar samen te brengen en kennis en ervaringen uit te wisselen over diverse thema’s. In 2021 vindt een volgend symposium plaats. Dit wordt in overleg met betrokken taalorganisaties, overheden en wetenschappers georganiseerd.
Wat doet de regering op dit moment voor de Limburgse taal?
De Wet op het primair onderwijs (artikel 9 lid 12 Wet op het Primair Onderwijs) maakt het mogelijk het Limburgs mede als voertaal, naast het Nederlands, in het primair onderwijs te gebruiken. Dit is eveneens het geval voor de kinderopvang (artikel 55, lid 1 Wet Kinderopvang). In het voortgezet onderwijs kan het Limburgs, in aanvulling op de verplichte lesstof, vakken en andere programmaonderdelen worden aangeboden.
In 2019 sloot het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met Provincie Limburg een convenant inzake de Nederlandse erkenning van de Limburgse taal. Het convenant erkent de Limburgse taal als een wezenlijke, volwaardige en zelfstandige regionale taal in Nederland. Deze erkenning is complementair aan de erkenning onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. In het convenant is afgesproken dat de provincie Limburg met betrekking tot het ontwikkelen van het Limburgs taalbeleid een voortrekkersrol heeft, waarbij de provincie zelf bepaalt waar op passende wijze aandacht gegeven kan worden aan de bescherming van het Limburgs. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vervult daar waar mogelijk een complementaire rol. Het ministerie heeft bij de ondertekening van het convenant een bedrag van € 25.000 beschikbaar gesteld aan de provincie voor de bevordering van de Limburgse taal.
Provincie Limburg is op verzoek van diverse taalorganisaties in Limburg gestart met de doorontwikkeling van het taalveld. Verjonging, modernisering en professionalisering zijn hierin belangrijke uitgangspunten. Dit wordt ondersteund door het Huis voor de Kunsten Limburg, dat hiervoor een plan van aanpak aan het ontwikkelen is. Inhoud en vormgeving vindt samen met taalorganisaties plaats, maar ook met partners uit verschillende domeinen zoals cultuur, bibliotheken en onderwijs. Voor een toekomstbestendig taalbeleid moet de rol van professional en vrijwilliger duidelijk zijn. Het streektaalveld moet gemoderniseerd worden en zich slagvaardig op partners, de jeugd én de toekomst van de Limburgse taal gaan richten.
Hoe is de regering van plan om het gebruik van de streektaal te bevorderen?
Het convenant inzake de Nederlandse erkenning van de Limburgse taal onderschrijft de wenselijkheid van het volwaardig bestaan van het Limburgs als regionale taal in levend gebruik, in gesproken zowel als in geschreven vorm, ten einde het gebruik van de taal te stimuleren. Het convenant moet bijdragen aan de verbetering van het imago van het Limburgs en de gebruiksmogelijkheden stimuleren zodat oudere generaties sprekers eerder gemotiveerd zijn hun taal door te geven aan jongere generaties en jongeren meer gemotiveerd raken het Limburgs te (blijven) gebruiken. In de beantwoording van vraag 3 is reeds aangegeven dat het primaat van de ontwikkeling van beleid met betrekking tot het Limburgs ligt bij de provincie Limburg. Daar waar een praktische of complementaire rol weggelegd kan of moet zijn voor de rijksoverheid ben ik bereid deze te vervullen of doen vervullen.
In welke mate werkt de regering aan het erkennen van het Limburgs als overheidstaal?
De regering werkt niet aan het erkennen van het Limburgs als overheidstaal. Dit is geen deel van de erkenning van de taal onder deel II van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden of het convenant inzake de Nederlandse erkenning van de Limburgse taal. Het convenant is niet gericht op de totstandkoming van nieuwe verplichtingen, maar op het bevorderen van het gebruik van het Limburgs.
Welke tastbare resultaten heeft het door de Minister erkennen van het Limburgs als officiële streektaal opgeleverd?
Naar aanleiding van de ondertekening van het Convenant Limburgse taal in november 2019 heeft Provincie Limburg besloten de bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van € 25.000 te verdubbelen. Het beschikbare budget van € 50.000 zal worden besteed aan initiatieven die het gebruik van de Limburgse taal stimuleren. Dit zal gebeuren door middel van een prijsvraag, van waaruit uiteindelijk vier initiatieven beloond zullen worden met een bijdrage van € 12.500. De provincie richt zich in deze prijsvraag op initiatieven voor de nieuwe, jonge, Limburgers (0–12 jaar). De provincie verwacht in maart 2021 de winnende initiatieven van de prijsvraag bekend te kunnen maken. Het Provinciebestuur maakt zich veel zorgen over het feit dat kinderen in peuterspeelzalen standaard vaak slechts Nederlandstalig toegesproken worden. Door partijen in de kinderopvangsector wordt gewerkt aan pilots om hier meer Limburgs toe te passen. Meertaligheid vanuit het Limburgs als eerste of tweede taal en de sociaal-emotionele veiligheid van kinderen staan hierbij centraal. De provincie wil al doende ervaren wat het toepassen van het Limburgs, naast het Nederlands, doet. Dit staat ook opgenomen in de beleidsbrief Erfgoed 2020–2021 «Erfgoed leeft!»2 van de provincie Limburg.
Kunt u deze vragen van de Limburgse Kamerleden, die dit advies van de Raad van Europa onderschrijven, zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Heksenjacht door NVWA |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV), Dion Graus (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft de regering aan de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) opgedragen of verzocht om het Israël Producten Centrum opnieuw lastig te vallen over de etikettering van wijn uit Judea of Samaria1?
Nee. Naar aanleiding van een binnengekomen klacht heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in april 2019 een inspectie uitgevoerd. Bij deze inspectie is een overtreding geconstateerd waarvoor de NVWA een waarschuwing heeft uitgedeeld. In juli 2020 is er door de NVWA een herinspectie uitgevoerd. Daarbij is wederom een overtreding geconstateerd en daarom is er een Rapport van Bevindingen opgemaakt. Een herinspectie is de normale gang van zaken na een waarschuwing bij een eerdere inspectie. Dit is vastgelegd in het interventiebeleid van de NVWA.
Bent u het eens, dat het onaanvaardbaar is dat Israël anders wordt behandeld dan landen (bij voorbeeld Marokko, Turkije, China, Rusland) die wel moeiteloos producten uit gebieden waarover zij volkenrechtelijk betwist gezag uitoefenen, op de markt kunnen brengen met een etikettering die aangeeft dat die producten uit die landen afkomstig zijn?
De EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding is algemeen van toepassing, ongeacht het land of gebied waar het product vandaan komt. Er is geen uitzondering voor Israël of de door Israël bezette gebieden, of een ander land of gebied. De NVWA ziet toe op de naleving van deze Europese wetgeving, en handelt conform het staande interventiebeleid. Eventuele klachten kunnen altijd worden gemeld. De NVWA hanteert hierbij de wetgeving en de interpretatieve mededeling van de Europese Commissie, met de uitleg van deze wetgeving voor producten afkomstig uit door de Israël bezette gebieden. De NVWA handhaaft zonder onderscheid te maken tussen landen of gebieden.
Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 26 november 2019 (kenmerk 23 432, nr. 475), heeft het kabinet bij andere lidstaten en de Europese Commissie nagevraagd of er behoefte en noodzaak bestaat voor verdere toelichting ten aanzien van de toepassing van EU-wetgeving inzake herkomstaanduiding voor andere landen of gebieden en, indien dat het geval zou zijn, te bepleiten dat extra uitleg wordt gegeven – vergelijkbaar met de interpretatieve mededeling ten aanzien van producten afkomstig uit de door Israël bezette gebieden en Israëlische nederzettingen in die gebieden. Het kabinet heeft zelf hiertoe geen verzoeken ontvangen van bedrijven of consumenten. Uit de navraag bij andere lidstaten en de Commissie is gebleken dat er geen breed gedragen behoefte bestaat voor verdere toelichting over de toepassing van EU-wetgeving inzake herkomstaanduiding in andere gevallen. Het kabinet is van mening dat aanvullende uitleg over de juiste toepassing van bestaande richtlijnen over consumentenbescherming voort zou moeten komen uit een brede, Europees gedeelde behoefte en noodzaak aan verduidelijking. Uit de sondering is dergelijk behoefte niet gebleken. De navraag laat daarmee hetzelfde beeld zien als de eerdere sondering uit 2016 en bevestigt de conclusies die het kabinet daar destijds aan verbond. Zie Kamerstuk 23 432, nr. 420.
Waarom handelt de NVWA in strijd met de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Voordewind2, waarin staat dat Israël niet eenzijdig benadeeld mag worden ten opzichte van andere landen? Waarom voert de NVWA geen actief opsporingsbeleid m.b.t. producten uit die andere landen bedoeld in vraag 2?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens, dat de aanduiding dat wijn afkomstig is uit een Israëlisch dorp in Judea & Samaria3, voldoende duidelijk is over de geografische herkomst van de wijn en de consument dus niet misleid wordt in de zin van de EU-wetgeving m.b.t. herkomstaanduiding? Zo nee, waarom niet?
In zijn uitspraak van 12 november heeft het Europese Hof verduidelijkt dat Verordening 1169/2011 vereist dat het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel wordt vermeld, indien het weglaten daarvan de consument kan misleiden doordat bij haar of hem de indruk wordt gewekt dat dit levensmiddel een ander land van oorsprong of een andere plaats van herkomst heeft dan zijn werkelijke land van oorsprong of zijn werkelijke plaats van herkomst. Daarnaast mag de vermelding van de oorsprong of de herkomst op dat levensmiddel niet misleidend zijn. Het Hof verduidelijkt dat het Unierecht vereist dat op levensmiddelen die afkomstig zijn uit een door Israël bezet gebied, dit gebied wordt vermeld en wanneer die levensmiddelen afkomstig zijn uit een Israëlische nederzetting binnen dat gebied, daarnaast ook deze herkomst moet worden vermeld.
Het Hof is van oordeel dat de omstandigheid dat een levensmiddel afkomstig is uit een Israëlische nederzetting de aankoopbeslissingen van consumenten kan beïnvloeden. Het weglaten van een dergelijke vermelding kan de consument daarom misleiden. Dat betekent dat de herkomstaanduiding duidelijk moet maken dat het product afkomstig is uit een Israëlische nederzetting in door Israël bezet gebied. Dit is een juridisch bindende uitspraak, die in lijn is met de interpretatieve mededeling van de Europese Commissie.
De door u aangehaalde herkomstaanduiding «afkomstig is uit een Israëlisch dorp in Judea & Samaria» voldoet derhalve niet aan de vereisten van de EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding, meer specifiek de bepalingen van Verordening 1169/2011 betreffende verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, zoals uitgelegd door het EU-Hof in zijn uitspraak van 12 november 2019 in Zaak C-363/19.
Waarom staat u toe dat de NVWA optreedt als loopjongen van de Boycot, Desinvestering en Sancties (BDS)-beweging die een eenzijdige hetze voert tegen Israël? Wilt u daar per direct een einde aan maken? Zo nee, waarom niet?
Daar is geenszins sprake van. De NVWA handhaaft EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding en heeft in 2019 gehandeld op basis van een binnengekomen klacht. Die EU-wetgeving is algemeen van toepassing, ongeacht het land of gebied waar het product vandaan komt. Er is geen uitzondering voor Israël of de door Israël bezette gebieden of voor welk ander land of gebied dan ook. Zoals uw Kamer bekend is het kabinet tegen de internationale oproep tot BDS jegens Israël.
De malafide puppyhandel vanuit Hongarije naar Nederland |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Dion Graus (PVV) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u de uitzending van Nieuwsuur van 25 juni over de malafide puppyhandel uit Oost-Europa naar aanleiding van het onderzoek van dierenbeschermingsorganisatie House of Animals?1
Ja.
Is het juist dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in 2018 in totaal 614 meldingen van misstanden heeft ontvangen en dat driekwart van de meldingen niet in behandeling is genomen? Is het juist dat slechts 3 van de 614 meldingen zijn afgehandeld? Zo nee, kunt u aangeven hoeveel procent van de meldingen wordt afgehandeld en hoe vaak dit tot boetes heeft geleid?
De NVWA houdt risicogericht toezicht. Risicogericht toezicht betekent dat we vooral daar inspecties uitvoeren waar we (op basis van meldingen, gegevens uit eerdere inspecties en risico-inventarisaties) de kans op overtreding van de regels voor de handel in gezelschapsdieren het grootst achten. Ongeveer 30% van de meldingen over illegale hondenhandel leidt tot directe actie. Meldingen die niet direct worden opgepikt worden wel geregistreerd en bewaard.
De voornaamste reden van het niet oppakken van meldingen was een gebrek aan aanknopingspunten.
In totaal kwamen er in 2018 743 meldingen binnen over gezelschapsdieren, waarvan 724 specifiek over honden en katten. Er zijn 187 inspecties uitgevoerd, bij 13% van de inspecties was het resultaat akkoord. Het is niet mogelijk om aan te geven hoe vaak dit tot boetes heeft geleid.
In 2018 werden de volgende interventies gedaan:
Type interventie
Aantal
Mondelinge correctie
8
Herstelbrief
9
Schriftelijke Waarschuwing
130
Rapport van bevindingen
10
Proces verbaal
14
Totaal
171
NB: Het totaal aantal opgemaakte interventies kan hoger liggen dan het aantal niet akkoord inspecties, in sommige gevallen wordt zowel een punitieve sanctie als een herstellende sanctie opgelegd.
Er zijn geen bestuurlijke boetes opgelegd, wel processen verbaal. Deze zijn ingezonden naar het OM. Het is uiteindelijk aan de rechter of er een boete of straf wordt opgelegd.
Hoeveel fte is er beschikbaar om alle aspecten van de malafide hondenhandel te controleren?
Voor toezicht en handhaving bij gezelschapsdieren (specifiek honden en katten) heeft de NVWA 10 fte beschikbaar. 65% van die capaciteit is gereserveerd voor toezicht op hondenhandel.
Vindt u dat u, op basis van het aantal door de NVWA in behandeling genomen klachten, kunt spreken van adequaat handelen door de NVWA?
In eerdere antwoorden is toegelicht hoeveel inspectie de NVWA heeft uitgevoerd en welke interventies zijn gedaan. Het is op basis van de huidige capaciteit niet mogelijk om naar aanleiding van iedere melding een inspectie uit te voeren. Het tegengaan van illegale hondenhandel kent verschillende facetten waarvan de inspecties van de NVWA een belangrijke component vormen. Mijn beleid richt zich daarnaast op andere aspecten, zoals het verbeteren van het I&R-systeem en Europese samenwerking.
Erkent u dat het identificatie en registratie (I&R)-systeem veel manco’s en tekortkomingen kent, waar malafide hondenhandelaren dankbaar gebruik van maken? Vindt u dat een I&R-systeem dat aan de basis staat van vele tienduizenden nieuwe registraties van pups, waterdicht zou moeten zijn?
Zoals ik eerder in mijn brief aan uw Kamer (Kamerstuk 28 286, nr. 909) heb aangegeven, is het huidige I&R-systeem van honden ontoereikend. Ik werk aan de verbetering van het systeem.
In het vernieuwde I&R-hond worden meer betrokkenen bij I&R-hond geregistreerd, is het hondenpaspoort verplicht voor alle honden en zijn technische verbeteringen gedaan. Ook wordt er een sluitende chiplogistiek en paspoortlogistiek gerealiseerd.
Door de registratie van de betrokken fokker, dierenarts of chipper wordt het bekend waar de hond vandaan komt, wie de hond heeft gechipt en van een paspoort heeft voorzien. De sluitende chip- en paspoortlogistiek zorgt ervoor dat de laatste schakel in de keten terug te vinden is, mocht een chip of paspoort toch in het illegale circuit belanden.
Kunt u aangeven op welke termijn de NVWA gaat handhaven op het I&R-systeem?
De NVWA controleert tijdens iedere inspectie of de I&R-verplichtingen zijn nageleefd. Zodra de nieuwe regelgeving is ingevoerd en het systeem is verbeterd, zal de NVWA een naleefmeting uitvoeren om te kijken hoe het met de naleving is gesteld.
Onderschrijft u de conclusie die House of Animals uit haar onderzoek trekt, namelijk dat de Hongaarse overheid de puppyhandel vanuit dat land niet of nauwelijks controleert? Zo nee, kunt u aangeven wat de Hongaarse overheid doet om paal en perk te stellen aan de illegale export van puppy’s naar Nederland?
Bij import moet een hond worden vergezeld van een gezondheidscertificaat, afgegeven door een dierenarts. Europese regels gaan uit van onderling vertrouwen tussen lidstaten: het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat de NVWA er vanuit moet gaan dat de informatie die door de dierenarts in een ander Europees land op het gezondheidscertificaat is gezet (bijvoorbeeld de informatie over de leeftijd en de vaccinaties) juist is. Het is ook erg moeilijk om met zekerheid de leeftijd van een individuele pup te bepalen (en dus te bewijzen dat certificaten niet kloppen). De NVWA meldt eventuele twijfel over gezondheidscertificaten wel altijd aan andere lidstaten, zodat de autoriteit van die lidstaat verder onderzoek kan doen.
Kent u het bericht dat de Belgische dierenarts Jantina B. door de Rechtbank Antwerpen schuldig is bevonden aan meewerken aan illegale hondenhandel?2
Ja.
Is het juist dat deze dierenarts ook hand- en spandiensten heeft geleverd aan broodfokkers en puppyhandelaren in Nederland, waaronder Meiboom BV te Diessen?3
Er kunnen geen gegevens worden gedeeld over individuele bedrijven.
Bent u bereid om alles op alles te zetten om de illegale hondenhandel een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Het doel van mijn beleid is niet alleen het bestrijden van de illegale handel maar ook er zorg voor te dragen dat, ook in het legale circuit, iedereen een gezonde en sociale hond kan aanschaffen en kan houden. Dit doe ik door het verbeteren van het I&R-systeem van honden, Europese samenwerking op hondenhandel en het laten uitvoeren van een ketenanalyse van de handel in en fokkerij van honden. Dit zet ik nader uiteen in mijn brief over dierenwelzijn, welke u heden heeft ontvangen.
Het bericht 'Politieteam tasert en schopt hond in Duiven, rol agenten onderzocht' |
|
Dion Graus (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Politieteam tasert en schopt hond in Duiven, rol agenten onderzocht»?1
Ja.
Is in deze zaak schriftelijk gerapporteerd dat er geweld is gebruikt en wat de reden is geweest voor het toepassen van geweld?
Ja er is een geweldsmelding gemaakt.
Zo ja, welk geweld is gerapporteerd en aan wie en wanneer is dit gerapporteerd?
Kunt u aangeven door hoeveel agenten is gerapporteerd dat geweld is toegepast en welk toegepast geweld is daarbij vermeld?
Heeft de hulpofficier van justitie een gesprek met de betrokken politieagenten gehad over het gebruik van het geweld en zo ja, wanneer?
Heeft er een toets plaatsgevonden of de geweldsaanwending geregistreerd moet worden of kan worden afgedaan met een mutatie?
Indien er gekozen is voor een mutatie, betekent dit dat het proces daarmee is afgerond?
Indien er sprake is van een geregistreerde geweldsaanwending, kunt u aangeven wat er hierin stond vermeld (o.a. welk geweld is gebruikt) en wat de reden is om dit op deze wijze te melden?
Klopt het dat er 6 taserpijlen zijn afgevuurd op de hond Tommy en dat hij (ook) is getaserd in zijn oog? Vindt u dit proportioneel geweld?
Waarom is het stroomstootwapen tegen een hond gebruikt, terwijl de Ambtsinstructie dit niet toelaat?
Onder omstandigheden mag de politie op grond van haar wettelijke taak en toegekende geweldbevoegdheid en in overeenstemming met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, geweld gebruiken tegen mensen, zaken of dieren. Volgens de «vernieuwde tijdelijke geweldsinstructie toepassing stroomstootwapen» van 30 januari 2019 kan een stroomstootwapen ingezet worden ter verdediging en voor het onder controle brengen van agressieve dieren. Deze instructie is ook van toepassing op de inzet van het stroomstootwapen door de DSI.
Indien dit standpunt niet klopt, waarom is het stroomstootwapen gebruikt tegen een hond die vastgebonden is en daarmee geen gevaar kan zijn bij voldoende afstand?
Zie de antwoorden op de vragen 3 t/m 9 en 10. Ook dit aspect maakt onderdeel uit van het interne onderzoek. Gedurende het onderzoek kan ik hier geen uitspraken over doen.
Is er in de geregistreerde geweldsaanwending dan wel mutatie vermeld welk geweld is toegepast waardoor Tommy zijn hoektand met wortel en al moet missen?
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 3 tot en met 9. Omdat het onderzoek naar het geweldgebruik nog loopt, kan ik geen uitspraken doen over de aard en inhoud van de geweldsmelding en de beoordeling hiervan. Wel heeft de politie mij verzekerd dat ook de gevolgen van de geweldsaanwending worden meegenomen in het interne onderzoek.
Heeft de hulpofficier van justitie aanleiding gezien om het toegepaste geweld verder te laten onderzoeken?
Er is in de melding geen aanleiding gezien om het geweldgebruik verder te laten onderzoeken. Naar aanleiding van de brief van de eigenaar van de hond is besloten om alsnog nader onderzoek te verrichten naar de omstandigheden waaronder het geweldgebruik heeft plaatsgevonden. Zowel de melding als de beoordeling van de melding maken onderdeel uit van dit interne onderzoek.
Bent u bereid om aan de ingeschakelde advocaat kopieën van de rapportages, toetsingen, verantwoordingsformulieren en overige processen-verbaal aangaande deze zaak toe te sturen?
Op dit moment ontbreekt de rechtsgrond voor het verstrekken van stukken.
Kunt u aangeven op welke termijn het onderzoek van de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten is afgerond?
Het interne onderzoek wordt zo snel als een zorgvuldige beoordeling toelaat uitgevoerd en afgerond.
Zijn de betreffende agenten in de tussentijd op non-actief gesteld? Zo nee, waarom niet?
In afwachting van de resultaten van het onderzoek, zijn er geen maatregelen getroffen.
Het programma Undercover in Nederland inzake de training van politiehonden |
|
Dion Graus (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de inhoud van het programma Undercover in Nederland van 19 maart 2020 over de training van politiehonden?1 2
Ja.
Hebt u kennisgenomen van de camerabeelden waarin (duidelijk) te zien was dat verschillende honden tijdens de «training» werden mishandeld? Zo ja, wat is uw mening hierover?
Dierenmishandeling is een misdrijf (artikel 2.1 en artikel 8.11 van de Wet dieren). Het is ingevolge artikel 2.1 van de Wet dieren verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Overtreding van dit verbod is strafbaar gesteld in artikel 8.11 van de Wet dieren. Het is aan de rechter om in een concreet geval te beoordelen in hoeverre het gebruik van een elektronische halsband of andere hulpmiddelen gelet op dit artikel strafbaar is. Het schoppen van dieren en het gebruik van de prikband zijn sowieso verboden handelingen op grond van artikel 1.3 van het Besluit houders van dieren.
Het OM en de politie zijn een opsporingsonderzoek gestart, zoals bij iedere melding van dierenmishandeling. Nu het opsporingsonderzoek gaande is, kunnen er geen mededelingen over worden gedaan.
Deelt u de mening dat hier te zien is dat honden werden geslagen en/of geschopt en dat gebruik werd gemaakt van verboden middelen, zoals stroombalken, prikbanden en tileenslangen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat hier dus sprake is van strafbare feiten en hiertegen daadkrachtig moet worden opgetreden? Zo ja, wat gaat u doen en per wanneer?
Zie antwoord vraag 2.
Worden de mishandelde honden in beslag genomen en krijgen ze de noodzakelijke zorg zoals vereist in het Besluit houders van dieren?
Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek en de daaropvolgende mogelijke strafrechtelijke procedure, kan inbeslagname volgen. Vervolgens worden de honden dan, zoals in dat geval gebruikelijk, ondergebracht bij een hiervoor aangewezen opslaghouder, waar zij de noodzakelijke zorg zullen krijgen.
Deelt u de mening dat het standpunt van de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV), inhoudende dat «het niet aan het bestuur van de KNPV is om het verbod te handhaven», niet juist en/of onhoudbaar is? Zo nee, waarom niet?
De Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) is een zelfstandige, private vereniging en heeft ruim 300 aangesloten verenigingen. De wijze waarop de KNPV omgaat met het handhaven van het verbod is een zelfstandige verantwoordelijkheid van de vereniging. Indien het bestuur of een ander lid van de KNPV constateert dat een lid een dier tijdens een training mishandelt, heeft deze de morele verplichting hiertegen op te treden. Indien er een wettelijk gebod of verbod wordt overtreden, kan hierop van overheidswege worden gehandhaafd.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat op regelmatige basis en steekproefsgewijs anonieme controles plaatsvinden om misstanden te constateren en de betreffende vereniging(en) en/of de betreffende leden hiervoor te (laten) straffen? Zo nee, waarom niet?
Het steekproefsgewijs anoniem controleren zal niets opleveren. Een onbekende bij een training zal altijd opvallen. Ik onderschrijf evenwel het belang van een goed toezicht op de training van honden. Ik zal hierover in overleg treden met de sector en nagaan op welke wijze beter kan worden gecontroleerd. Het zal hierbij van belang zijn dat er voldoende concrete aanwijzingen zijn om de strafbare feiten aannemelijk te maken.
Bent u bereid om er in dat kader (ook) voor te zorgen dat de betreffende vereniging de erkenning verliest?
De KNPV heeft geen erkenning en kan deze dan ook niet verliezen.
Deelt u de mening dat de politie een voorbeeldfunctie heeft in die zin dat juist een overheidsinstantie geen honden dient te kopen die zijn «getraind» met behulp van verboden materialen? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft inderdaad een voorbeeldfunctie. Als bekend is dat een africhter dieren mishandelt of verboden materialen gebruikt, dan neemt de politie bij deze africhter geen honden af.
Deelt u de mening dat de reactie van de politie op de betreffende uitzending te zwak is, omdat er «wordt gestreefd alleen zaken te doen met mensen die honden op een diervriendelijke wijze africhten»? Zo ja, gaat u ervoor zorgen dat bij de aankoop van een (politie)hond door/namens de politie een bewijs nodig is dat de verkopende partij de betreffende hond op een juiste en conform de wet geregelde wijze heeft opgeleid? Zo nee, waarom, niet?3
De politie heeft in 2017 per brief aan het hoofdbestuur van de KNPV kenbaar gemaakt dat stroomgebruik bij het africhten van honden ongewenst is.
Zolang de nieuwe regelgeving van de Minister van LNV met betrekking tot het gebruik van stroombanden nog niet in werking is getreden, kunnen en mogen particulieren op dit moment hun honden nog africhten met dergelijke middelen. Dat betekent dat op dit moment niet kan worden uitgesloten dat sommige particulieren bij het africhten gebruik maken van middelen die wel als dieronvriendelijk kunnen worden aangemerkt, maar nog niet zijn verboden.
Dit laat onverlet dat voor het trainen van honden alleen die methoden toegepast mogen worden die niet in strijd zijn met artikel 2.1 van de Wet dieren. Ook als een handeling nog niet expliciet is opgenomen als verboden handeling in artikel 1.3 van het Besluit houders van dieren, kan van strijdigheid met artikel 2.1 van de Wet dieren sprake zijn.
De politie wil geen honden afnemen van africhters die niet in staat zijn gebleken honden op een diervriendelijke wijze te trainen. Bij de selectie van een geschikte hond worden met individuele africhters afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in een koopcontract. Mocht blijken dat een africhter zich niet aan deze afspraken houdt, dan wordt de relatie met deze africhter per direct verbroken.
Op dit moment wordt de mogelijkheid onderzocht of het mogelijk is om dit koopcontract aan te scherpen met een boeteclausule. Als na de koop blijkt dat de hond niet overeenkomstig de afspraken is getraind, kan de africhter dan een boete worden opgelegd.
Indien dit juridisch dan wel praktisch te lastig is of eenvoudig te omzeilen zou zijn, bent u dan bereid om ervoor te zorgen dat de politie geen hond meer koopt van een bij de KNPV aangesloten vereniging waar een/meerdere misstanden in de training van de hond(en) is/zijn geconstateerd?
De politie koopt zijn honden niet bij een vereniging maar van een particulier. Deze particulier kan lid zijn van een vereniging, maar dat hoeft niet. Het lidmaatschap van een vereniging biedt geen garantie dat de trainer zijn honden op een welzijnsvriendelijke manier traint.
De politie wil geen honden afnemen van africhters die niet in staat zijn gebleken honden op een diervriendelijke wijze te trainen. Mocht de politie erachter komen dat een particulier waarvan honden worden gekocht de dieren tijdens het africhten en trainen mishandelt, dan wordt de relatie met de betreffende particulier direct beëindigd. Zie verder mijn antwoord op vraag 10.
Het bericht dat een zeer gevaarlijke reuzenteek aangetroffen is nabij Nederland |
|
Dion Graus (PVV), Fleur Agema (PVV) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Gevaarlijke reuzenteek aangetroffen vlakbij Nederlandse grens»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat deze hyalomma-teek het Krim-Congo-virus bij zich draagt dat een ernstig ziektebeeld kent waarbij een sterfte wordt gezien van 30 tot 50%?
De Hyalomma-teek kan het krim-congovirus (Crimean Congo Hemorragic Fever, CCHF) overdragen in gebieden waar dit virus endemisch voorkomt, zoals in Azië, Afrika en Zuid-Europa (Griekenland, Spanje, Turkije en de Balkan). In deze regio’s worden mensen sporadisch besmet met CCHF via de beet van een Hyalomma-teek of door het fijnknijpen bij het verwijderen van deze teek bij landbouwhuisdieren. In 2016 waren er zes humane gevallen van CCHF in Europa (Bulgarije en Spanje) en in 2017 waren dat er twee (in Bulgarije).
Dat neemt niet weg dat dit iets is om alert op te zijn. Dat gebeurt in Nederland binnen de signaleringsstructuur zoönosen. Daarin wordt ook de monitoring van vectoren besproken. Het is al langere tijd bekend dat larven en nimfen van Hyalomma-teken af en toe met trekvogels en (zeer) sporadisch met geïmporteerde paarden of reptielen in West-Europa, dus ook in Nederland, terecht komen. In veel gevallen worden deze Hyalomma-teken getest op CCHF-virus en tot nu toe is het virus nog niet aangetroffen.
Onder gunstige weersomstandigheden kunnen de Hyalomma-larven en -nimfen van trekvogels vervellen tot volwassen teken. Vorig jaar was een uitzonderlijk warm jaar en werden in Duitsland 35 volwassen Hyalomma-teken gerapporteerd op paarden. Dit jaar zijn er tot nu toe vijf volwassen Hyalomma-teken gerapporteerd aan het RIVM uit de Achterhoek, Drenthe en de Flevopolder. Naar aanleiding van deze vondsten doet het Centrum Monitoring Vectoren (CMV) van de NVWA bronopsporing. Op de vindplaatsen zijn verder geen Hyalomma-teken gevonden. Bij onderzoek is bij één van de 5 volwassen Hyalomma-teken de bacterie Rickettsia aeschlimannii aangetroffen. De bijbehorende ziekteverschijnselen zijn koorts en karakteristieke huiduitslag, vandaar de naam vlekkenkoorts en de ziekte is goed te behandelen met antibiotica. In gebieden waar deze teek veel voorkomt, wordt ziekte veroorzaakt door R. aeschlimannii echter zeer incidenteel beschreven.
Het RIVM en zijn partners zijn zich bewust van de risico’s van Hyalomma-teken door de ziekteverwekkers die zij met zich mee kunnen dragen. Zij verzamelen actuele kennis over deze vector. Het RIVM is leider van een Europees consortium (Vectornet) dat actuele verspreidingsgebieden van vectoren in Europa in kaart brengt.
Het RIVM is betrokken bij een WHO-project dat plannen maakt ter voorkoming van een uitbraak van CCHF. In dat project wordt samengewerkt op het terrein van diagnostiek, behandeling en CCHF-vaccins voor toepassing in mensen en landbouwhuisdieren. In datzelfde project wordt ook nagedacht over de ontwikkeling van een vaccin tegen de Hyalomma-teek zelf. Nederland (Amsterdam UMC en RIVM) heeft ervaring met onderzoek naar de ontwikkeling van een vaccin tegen de Ixodes-teek (schapenteek) die in Europa verantwoordelijk is voor de overdracht van de Lyme-bacteriën.
Klopt het dat het Krim-Congo-virus ook van mens op mens en van dier op dier overdraagbaar is? Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Ja, dat klopt. De infectie kan voorkomen bij veel verschillende diersoorten inclusief de mens. Het virus kan via teken worden overgedragen maar ook door contact met bloed of weefsel (en ongepasteuriseerde melk) van besmette dieren en mensen.
Overdracht van CCHF van een patiënt naar gezondheidspersoneel is beschreven in situaties waarbij er onvoldoende voorzorgsmaatregelen in acht werden genomen. Ook besmetting van laboratoriummedewerkers is beschreven. Het is daarom belangrijk om vroegtijdig te denken aan deze ziekte bij een patiënt die in een gebied is geweest waar CCHF endemisch is. Gezien de ernst van het beloop van de ziekte en de besmettelijkheid van het virus is CCHF een meldingsplichtige ziekte in groep A op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Zodra er aan de ziekte wordt gedacht, moet de patiënt geïsoleerd verpleegd worden, waarbij gezondheidspersoneel beschermende kleding moet dragen om direct contact met lichaamsvloeistoffen te vermijden. In Nederland zijn medische faciliteiten en geschoold medisch personeel beschikbaar om mensen met zeer besmettelijke virusziekten zoals CCHF te verplegen en te behandelen.
Relevante beroepsgroepen worden door het RIVM met enige regelmaat geïnformeerd over uitbraken of besmettingsgevallen in gebieden waar CCHF endemisch voorkomt.
Welk gevaar dreigt voor de mensen in ons land? Voor de landbouwhuisdieren in ons land? Voor de grote en kleine dieren die in onze bossen wonen?
Het huidige risico op een besmetting met CCHF in Nederland wordt door experts als verwaarloosbaar ingeschat voor zowel mens als dier, want er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat het virus in Nederland voorkomt.
Het is bekend dat Hyalomma-teken met trekvogels in Nederland terecht komen. Het aantal Hyalomma-teken dat (tijdelijk) in Nederland overleeft is zeer klein. Er zijn geen aanwijzingen dat de Hyalomma-teek in Nederland heeft overwinterd of zich gevestigd heeft. De Hyalomma-teken die in Duitsland en in Nederland zijn aangetroffen zijn getest op CCHF met negatief resultaat.
Partners in de signaleringsstructuur zoönosen zijn alert op een mogelijke introductie van de Hyalomma-teek. Modelstudies van de omstandigheden waaronder het de teek lukt zijn levenscyclus te voltooien lieten zien dat Nederland niet erg geschikt is voor de vestiging van deze soort. Dat dat in Duitsland in 2018 en 2019 toch tenminste tijdelijk lijkt te zijn gebeurd, is reden voor verder verdiepend onderzoek door het RIVM en het Centrum Monitoring Vectoren van de NVWA. Deze organisaties voeren samen met de Faculteit Diergeneeskunde dit jaar nog een quick scan uit bij Nederlandse maneges om te onderzoeken of, net als in Duitsland, de Hyalomma-teek op paarden wordt aangetroffen.
Hoe gaat u er zorg voor dragen dat de inwoners van Nederland over deze teek, de gevaren van de beet alsmede wat te doen, geïnformeerd worden?
Na het bekend worden van de vondst hebben het RIVM en zijn partners diverse reacties gegeven in de media, waaronder het Algemeen Dagblad en NPO-Radio 1.
Daarnaast heeft het RIVM een webpagina gemaakt over de Hyalomma-teek en is er informatie beschikbaar over CCHF. Preventieve maatregelen zoals het dragen van bedekkende kleding in een tekenrijke omgeving, het gebruik van insectenwerende middelen en het correct en vroegtijdig verwijderen van teken zijn in Nederland vooral van belang om besmetting met de ziekte van Lyme te voorkomen.
Staat u er voor open om een tekenlijn in het leven te roepen waar mensen met hun vragen terecht kunnen?
Mochten er nog vragen zijn, dan kunnen mensen op dit moment al vragen stellen aan de GGD’en en het RIVM. Ook is er een website (www.tekenradar.nl) waar mensen informatie kunnen vinden en vragen kunnen stellen over teken en tekenbeten. De afgelopen maanden hebben burgers en de media het RIVM weten te vinden met vragen over de Hyalomma-teek. Het CMV heeft een website waarin burgers eventuele vondsten van Hyalomma-teken kunnen melden. De toegevoegde waarde van een extra «tekenlijn» vind ik daarom beperkt.
Voor welke groepen mensen is een beet van deze teek het meest gevaarlijk?
Dat zijn mensen die wonen, werken of recreëren in gebieden waar CCHF én de Hyalomma-teek samen endemisch voorkomen. In Europa zijn dat met name Bulgarije, Spanje en andere Balkan-landen. Ook Turkije is endemisch voor het virus én de Hyalomma-teek. In gebieden waar het virus endemisch is wordt CCHF sporadisch gezien bij herders, veehouders, slagers, veeartsen en militairen. Het betreft dus voornamelijk mensen die vanwege hun werk veel in de natuur zijn of met bloed van besmette zoogdieren in aanraking komen.
Daarnaast zijn gezondheidswerkers die patiënten met CCHF verplegen zonder adequate beschermende maatregelen een risicogroep omdat de ziekte van mens op mens overdraagbaar is als er direct contact is met lichaamsvloeistoffen. Dit laatste kan vermeden worden door beschermende kleding en het geïsoleerd verplegen van de patiënt.
Wat gaat u doen om de (verdere) verspreiding van de gevaarlijke reuzenteek tegen te gaan?
De Hyalomma-teek heeft binnen Europa een ruim verspreidingsgebied.
Aangezien deze teek «meelift» op gastheren, zoals trekvogels of zoogdieren die grenzen oversteken via aaneengesloten natuurgebieden, is het niet mogelijk om natuurlijke verspreiding tegen te gaan. Het CMV, gefinancierd door de ministeries van LNV en VWS, voert een onderzoeksprogramma uit naar de aanwezigheid van vectoren zoals teken en muggen die in Nederland een risico vormen voor humane- en diergezondheid. Op basis hiervan kunnen door het RIVM en Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) risico-analyses worden gedaan om de kans op introductie van de vectoren of verspreiding te bepalen. Ook kan er dan lokaal gericht worden voorgelicht of onderzoek naar eventueel aanwezige ziekteverwekkers worden gedaan.
Vanwege de recente bevindingen in Duitsland gaan het RIVM en het CMV met partijen de monitoring uitbreiden. Daarvoor worden de volgende stappen gezet:
Heeft deze teek – evenals de reguliere teek – natuurlijke vijanden in de zin van andere insecten, schimmels of anderszins die ingezet zouden kunnen worden voor de bestrijding?
Zelfs in endemische gebieden is weinig bekend over de ecologie van Hyalomma-teken. Van succesvolle biologische bestrijding van deze teek zijn geen voorbeelden voorhanden.
Deelt u de mening dat de hyalomma-teek als een groot gezondheidsrisico aangemerkt dient te worden?
Het gevaar is bekend en wordt onderkend door experts, maar het gezondheidsrisico in Nederland wordt op dit moment als (zeer) laag ingeschat omdat de vector niet in Nederland is gevestigd en het virus niet is aangetroffen.
Wordt er onderzoek gedaan naar de bestrijding van teken en hyalomma-teken? Ook in ons land? Zo ja, zijn er vorderingen te melden in de zin van bijvoorbeeld op handen zijnde vaccins?
Er wordt op diverse plekken in binnen- en buitenland wel gewerkt aan vaccins maar de ontwikkeling daarvan vergt veel tijd.
Is onze gezondheidszorg en onze ziekenhuiszorg toegerust op de behandeling van mensen met het Krim-Congo-virus? Zo ja, hoe? Ook als het veel gevallen betreft?
Een infectie met het virus is een meldingsplichtige ziekte groep A, vallend onder de hemorragische koortsen, en moet volgens de Wpg al bij een vermoeden gemeld worden aan de GGD. Het is op deze manier mogelijk om snel te handelen als deze ziekte in Nederland geconstateerd wordt. Door snel aan CCHF te denken bij een patiënt met een passend ziektebeeld en patiënten in isolatie te verplegen kan mens-op-mens verspreiding voorkomen worden. De ziekte is echter zeer zeldzaam. In de afgelopen 10 jaar is de ziekte in Nederland niet vastgesteld. Ook bij Nederlanders die op reis zijn geweest in endemische gebieden is tot nu toe nog nooit CCHF geconstateerd.
Zijn veehouders toegerust op het herkennen van het Krim-Congo-virus bij hun dieren? Hoe gaat u voorkomen dat het virus zich gaat verspreiden onder landbouwhuisdieren?
De infectie verloopt bij dieren meestal symptoomloos. Het voorkómen van contact van landbouwhuisdieren met teken is de belangrijkste maatregel die veehouders kunnen nemen om hun dieren te beschermen. Verspreiding van het virus kan in afwezigheid van de vector en het virus in Nederland niet plaatsvinden.
Hoe krijgt u zieke grote en kleine dieren in het bos in beeld en hoe kunnen zij behandeld worden?
In Nederland houdt het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) de gezondheid en ziekte van wilde dieren in de gaten. Het DWHC maakt deel uit van de zoönosestructuur. In het buitenland zijn geen aanwijzingen dat wilde dieren ziek worden van de Hyalomma-teek of het virus. Het DWHC werkt nauw samen met het RIVM en CMV en mocht DWHC ongebruikelijke geleedpotigen, zoals Hyalomma-teken, tegenkomen op wilde dieren die ter sectie worden aangeboden, dan wordt contact opgenomen met het CMV of RIVM.
Herinnert u zich dat u eerder tijdens een debat over preventie een tekenaanpak heeft toegezegd? Wanneer kan de Kamer die verwachten?
Op 11 april 2019 heeft de Kamer bij brief (kenmerk 1511838-189076-PG) mijn aanpak reeds toegezonden gekregen. Deze brief had uw Kamer geagendeerd tijdens het Algemeen Overleg Medische Preventie van 18 april jl.
Het bericht ‘Heibel om afschieten honden op Bonaire’ |
|
Lilian Helder (PVV), Dion Graus (PVV) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Heibel om afschieten honden op Bonaire»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de hoofdofficier van justitie op Bonaire van mening is dat loslopende honden op Bonaire mogen worden afgeschoten en dat dit per email ook aan de politieagenten is bevestigd?
De procureur-generaal op Curaçao heeft toegelicht dat de mededeling van de hoofdofficier van justitie in de juiste context moet worden gezien. Het optreden tegen loslopende, gevaarlijke honden was in de periode dat het betreffende e-mailbericht is geschreven ook in het driehoeksoverleg een terugkerend onderwerp. De gevaarzetting door loslopende honden op Bonaire was en is actueel. De insteek van het e-mailbericht was om, zeker als het om honden ging die daadwerkelijk een risico opleverden, gevaar voor mens en dier te voorkomen door in een situatie waarin het gevaar zich al had geopenbaard doortastend op te treden. Het ging volgens de procureur-generaal bij dit e-mailbericht uitdrukkelijk niet om een instructie of aanwijzing aan de politie, maar om een staccato-antwoord op de vraag van een collega die intern informeerde naar de mogelijkheden om op te treden tegen honden die eerder waren uitgebroken en buiten aanwezigheid van de eigenaar andere honden hadden aangevallen. De hoofdofficier heeft met de betreffende mededeling bedoeld dat wanneer gevaarlijke loslopende honden in een bepaald geval niet gevangen kunnen worden en moeten worden afgeschoten, in de rapportage moet worden opgenomen dat de honden niet gevangen konden worden om adequaat verantwoording te kunnen afleggen over het politieoptreden. De procureur-generaal geeft toe dat het e-mailbericht misschien wat onhandig is geformuleerd maar moet worden gelezen als een aanmaning om in dergelijke gevallen goed te verbaliseren. De hoofdofficier heeft in het betreffende e-mailbericht dan ook geenszins de intentie gehad de suggestie te wekken dat er in strijd met de waarheid geverbaliseerd moet worden.
Deelt u de mening dat de hoofdofficier van justitie op Bonaire hiermee in strijd handelt met de, door hem zelf aangehaalde, verordening die op Bonaire zou gelden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de hoofdofficier van justitie op Bonaire met de mededeling aan de betreffende politieagent «zeg dat je ze niet gevangen krijgt en schiet ze dan af» politieagenten aanzet tot liegen en zelfs tot het schenden van de ambtseed en dat dit een hoofdofficier van justitie onwaardig is? Zo ja, wat gaat u jegens de hoofdofficier van justitie op Bonaire ondernemen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom gelden op Bonaire andere regels, of beter gezegd geen regels, inzake dierenwelzijn dan in Nederland en andere delen van Caribisch Nederland?
Europese en Nederlandse regelgeving is niet van toepassing in Caribisch Nederland, behoudens uitzonderingen. Bij de staatkundige hervorming van het koninkrijk op 10 oktober 2010 was uitgangspunt om de tot dan toe bestaande regelgeving van de Nederlandse Antillen te continueren als Nederlandse «BES-regelgeving». Er is bijgevolg voor Caribisch Nederland geen regime voor dierenwelzijn zoals in Europees Nederland. Wel zijn in het Wetboek van Strafrecht BES dierenmishandeling en dierenverwaarlozing strafbaar gesteld. De openbare lichamen kunnen in het kader van hun autonome taakstelling beleid voeren ten aanzien van onder meer dierenwelzijn. Op grond hiervan heeft elk van de openbare lichamen van Caribisch Nederland regelgeving waarin mede aandacht wordt besteed aan dierenwelzijn. Voor een uitgebreidere beschrijving van de dierenwelzijnsregelgeving in Caribisch Nederland verwijs ik u naar de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 juni 20172.
Gezien de grote verschillen tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland, zoals op het gebied van de gehouden dieren, het klimaat, de economie en de geografie, zou het invoeren van dezelfde dierenwelzijnsregels disproportioneel zijn.
In dit verband merk ik op dat er wel zorgpunten zijn op het gebied van dierenwelzijn op Bonaire, maar ook dat er activiteiten vanuit het Openbaar Lichaam Bonaire of vanuit de dierenwelzijnsorganisaties ondernomen worden om de zorgpunten aan te pakken. Regelgeving vanuit Europees Nederland is dan ook niet aan de orde. Wel zal ik de ontwikkelingen op dit vlak volgen.
Ten aanzien van de situatie rondom het hondenbezit en het gevaar dat wordt veroorzaakt door loslopende honden op Bonaire, heb ik begrepen dat er op Bonaire, anders dan in Nederland, sprake is van een zwerfdierenprobleem. Met grote regelmaat komen er meldingen binnen van bijtincidenten waarbij mensen of andere honden, maar bijvoorbeeld ook geiten en andere dieren slachtoffer worden. nDe gevaarzetting door loslopende honden is de achtergrond van de mogelijkheden in de Hondenverordening om het gevaar te beteugelen.
Bent u bereid hier zo spoedig mogelijk een einde te maken, zodat in heel Nederland, inclusief de overzeese gebieden, dezelfde dierenwelzijnsregels gelden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Eenzijdig Chinees optreden bij instellen van vliegroutes over de Straat van Taiwan |
|
Raymond de Roon (PVV), Dion Graus (PVV) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Kent u het bericht «Zonder overleg plant Peking nieuwe vliegroutes»1 en de Taiwanese reactie daarop?2
Ja.
Deelt u de bezorgdheid van de Verenigde Staten3 over dit eenzijdig optreden van de Chinese autoriteiten? Zo ja, bent u bereid uw zorg onder de aandacht te brengen van de Chinese ambassadeur? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen is het kabinet met de EU van mening dat het Taiwan-vraagstuk op vreedzame wijze via dialoog tussen beide betrokken partijen moet worden opgelost. Zij moeten niet overgaan tot unilaterale acties die zouden kunnen leiden tot een wijziging van de status quo, destabiliserende initiatieven of dwang. Dit standpunt is bij beide partijen genoeglijk bekend.
Kan deze onenigheid gevaar opleveren voor vliegtuigen die vanuit Nederland naar Taiwan (en v.v.) vliegen?
De betreffende vliegroutes bevinden zich in luchtruim waar China verantwoordelijk is voor luchtverkeersleiding en voor het instellen van routes. De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) heeft regels en procedures opgesteld voor het plannen van en het overleg over routes. Nederlandse luchtvaartmaatschappijen maken echter geen gebruik van de routes. Het kabinet heeft dan ook geen aanleiding hierover in overleg te treden.
Welke mogelijkheden ziet u om bij te dragen aan het verminderen van de spanningen en het daarmee bevorderen van de veiligheid van het vliegverkeer?
Nederland en de EU blijven Peking en Taipei oproepen via constructieve dialoog een vreedzame oplossing te vinden en initiatieven te nemen die bijdragen aan het opbouwen van wederzijds vertrouwen.
het bericht dat de marechaussee onervaren en ongewapenden burgers gaat inzetten op Schiphol |
|
Dion Graus (PVV), Geert Wilders (PVV), Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met onderstaand bericht?1
Ja.
Deelt u de mening dat grenscontrole en grensbewaking een cruciale overheidstaak is, die niet aan onervaren burgers overgelaten kan worden? Zo nee, waarom niet?
De Koninklijke Marechaussee heeft ongeveer 200 volledig opgeleide en gecertificeerde reservisten. Het overgrote deel van deze reservisten zijn oud-marechaussees; daarnaast betreft het enkele oud-politiemensen en oud-militairen die omgeschoold zijn en dus volledig bevoegd. Er loopt een pilot met één reservist die een beperkt aantal opleidingen heeft gehad voor grensbewaker. Deze reservist is militair, niet bewapend maar beschikt wel over de basiskennis voor de uitvoering van de grensbewakingstaak. Deze reservist kan alleen worden ingezet voor de paspoortcontrole en zit altijd samen met een ervaren gewapende collega. Na evaluatie van de pilot met deze ene reservist wordt beslist of de Koninklijke Marechaussee hiermee doorgaat.
Voorop staat dat er geen concessies worden gedaan aan de veiligheid.
Kunt u reageren op de terechte aantijgingen van de vakbond van marechaussees dat dit plan levensgevaarlijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u hun opvatting?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, gezien de huidige terroristische dreiging en terugkerende Syriëgangers, grensbewaking en grenscontroles de hoogste prioriteit moet hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe zijn deze onervaren en ongewapende burgers opgewassen tegen de terreurdreiging en mogelijke terroristen en jihadisten waarmee zij geconfronteerd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, om zo spoedig mogelijk te investeren in onze grensbewaking en marechaussee? Zo nee, waarom niet?
Met de voorjaarsnota 2017 heeft het kabinet incidenteel € 7,5 miljoen extra voor 2017 en structureel € 20 miljoen vanaf 2018 beschikbaar gesteld voor de grensbewakingstaak van de Koninklijke Marechaussee (KMar), onder andere op luchthavens.
Kunt u deze vragen, gezien het begin van de zomervakantie – en de drukte op Schiphol tijdens de zomervakantie – binnen een week beantwoorden?
Beantwoording is zo spoedig mogelijk gerealiseerd.
Boeren in Limburg die drones gaan gebruiken in de strijd tegen criminelen die in hun maisvelden stiekem hennepplantages onderbrengen |
|
Dion Graus (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Boer vecht tegen wiet»?1
Ja.
Klopt het dat boeren in Limburg drones gaan gebruiken in de strijd tegen criminelen die in hun maisvelden stiekem hennepplantages onderbrengen, omdat er sinds 2016 geen geld meer is voor de «hennepvluchten» die de politie per helikopter uitvoerde?
De politie heeft tot 2016, in samenwerking met de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) en het Openbaar Ministerie, controles met helikopters uitgevoerd om hennepteelt op landbouwgronden te detecteren. Omdat het aantal wietplantages dat op deze wijze werd opgespoord zeer gering was, is besloten te stoppen met deze controlevluchten. Indien er concrete aanwijzingen zijn voor wietteelt, kan de politie nog steeds besluiten om bijvoorbeeld helikopters in te zetten om luchtbeelden te maken.
Hoe valt dit uit te leggen in het kader van de aanpak van de georganiseerde (drugs)criminaliteit in deze regio?
Het is belangrijk dat de opsporingscapaciteit zo effectief mogelijk wordt ingezet. Waar sprake is van georganiseerde criminaliteit, treedt de politie handhavend op. Burgers en bedrijfsleven hebben daarnaast ook een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de bescherming van hun eigendommen tegen crimineel misbruik.
Hoe verwacht u dat de boeren weerbaarder worden tegen dit soort criminelen, boeren worden soms namelijk onder druk gezet om wiet te planten of toe te staan dat criminelen dit doen, als de politie ze niet meer ondersteunt
De politie staat voor de veiligheid van burgers en bestrijdt actief georganiseerde criminaliteit. In de strijd tegen (georganiseerde) drugscriminaliteit trekt de politie samen op met publieke en private partners. Bij gevallen van bedreiging of andere criminele activiteiten wordt burgers geadviseerd om altijd aangifte te doen, zodat de politie hierop kan reageren.
Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2, 6 en 8.
Deelt u de mening dat dit een klap is in het gezicht van de boeren omdat de teelt zorgt voor inkomstenderving, overlast en boeren gevaar lopen als ze onder druk gezet worden door criminelen of als ze wiettelers betrappen en we hen juist moeten beschermen tegen dit soort georganiseerde misdaad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de hennepvluchten niet meer worden uitgevoerd omdat er weinig hennep meer gevonden werd, prioriteit is gegeven aan controles op de grond, er geen capaciteit is voor deze vluchten en er ook geen gelden voor zijn vrijgemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Vreest u niet dat de criminelen hier slim gebruik van maken en (opnieuw) gaan telen? Zo nee, waarom niet?
De ontwikkelingen worden door de politie in de gaten gehouden. Als er concrete aanwijzingen zijn voor hennepteelt, kan de politie besluiten om helikopters in te zetten om luchtbeelden te maken.
Bent u bereid te regelen dat er per direct weer van dit soort vluchten worden uitgevoerd en de boeren niet opdraaien voor de taak van de politie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De relatie tussen Taiwan en luchtvaartorganisatie ICAO |
|
Dion Graus (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de lidstaten van de internationale burgerluchtvaartorganisatie ICAO binnenkort voor de 39ste keer bijeenkomen?1
Ja.
Deelt u de mening dat luchtvaartorganisatie ICAO een sleutelpositie inneemt als het gaat om de bescherming van de burgerluchtvaart wereldwijd?
De International Civil Aviation Organization (ICAO) speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van de veiligheid van de internationale burgerluchtvaart. Dit is een van de voornaamste doelstellingen van de ICAO.
Hoe beoordeelt u het feit dat Taiwan anno 2016 niet volledig wordt geïnformeerd over, en betrokken bij, discussies, besluitvorming en regelgeving die de veiligheid van de burgerluchtvaart moeten optimaliseren?2
Alleen staten kunnen lid zijn van de ICAO. Taiwan wordt door Nederland en de meeste andere staten in de wereld niet als staat beschouwd en kan daarom geen lid worden van de ICAO. Noord-Korea wordt door de meeste staten in de wereld als staat erkend en kan daardoor volwaardig lid worden van internationale organisaties, zoals de ICAO. Voor zover uw vraag betrekking heeft op ICAO-regelgeving, betekent dit in de praktijk dat Taiwan informatie over die regelgeving via indirecte kanalen verkrijgt. Nederland is wel bereid om in het belang van de internationale veiligheid van de burgerluchtvaart Taiwan te ondersteunen om de noodzakelijke informatie over de relevante ICAO-regelgeving te verkrijgen.
Kunt u uitleggen waarom het dictatoriale en gevaarlijke Noord-Korea wel lid is van de ICAO, en het democratische en welvarende Taiwan niet?3
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om u in deze vergadering en in de toekomst in te zetten voor de permanente aanwezigheid van Taiwan bij vergaderingen van de ICAO? Zo nee, waarom niet?
In sommige gevallen kan het in het belang zijn van de internationale gemeenschap als Taiwan op enigerlei wijze betrokken wordt bij internationale organisaties of internationale afspraken. De EU en Nederland menen dat hiervan sprake kan zijn wanneer de afwezigheid van Taiwan een vacuüm creëert in internationaal bindende afspraken, een beschermend netwerk verzwakt, of de economische en handelsbelangen van de EU/Nederland schaadt. Deelname van Taiwan kan tevens van belang zijn op terreinen waar Taiwan een zo grote speler is dat mondiale coördinatie zonder Taiwan niet effectief kan zijn.
De president van de Raad van de ICAO kan naast de leden andere partijen uitnodigen om aan de driejaarlijkse ICAO vergadering deel te nemen. De president van de Raad van de ICAO heeft in 2013 op verzoek van China Taiwan uitgenodigd om als speciale gast deel te nemen aan de 38ste vergadering van de ICAO Assembly. Nederland heeft destijds bij Taiwan per brief deze uitnodiging verwelkomd en zijn steun kenbaar gemaakt voor praktische deelname van Taiwan aan deze vergadering.
Voor de 39ste vergadering eind september 2016 heeft de president van de Raad van de ICAO Taiwan niet uitgenodigd. China heeft voorafgaand aan de vergadering duidelijk gemaakt dat het Taiwanese deelname dit keer niet kan steunen. Dit komt voort uit de bekoelde betrekkingen tussen Taiwan en China sinds de Democratic Progressive Party aan de macht is gekomen op Taiwan. Voor toekomstige vergaderingen van de ICAO wordt per geval een afweging gemaakt om te bezien of enigerlei vorm van pragmatische samenwerking met Taiwan mogelijk is of niet. Wat betreft de positiebepaling van Nederland zal Nederland deze afweging maken met inachtname van het één-Chinabeleid, de stand van de betrekkingen tussen Taiwan en China, het belang dat wordt gediend met Taiwanese deelname en of de president van de Raad van ICAO een uitnodiging aan Taiwan doet om als speciale gast deel te nemen.
Het bericht dat een groot deel van de Noordzee nauwelijks bevist wordt |
|
Roelof Bisschop (SGP), Eppo Bruins (CU), Joram van Klaveren (GrBvK), Elbert Dijkgraaf (SGP), Jaco Geurts (CDA), Dion Graus (PVV), Barbara Visser (VVD), Roland van Vliet (Van Vliet) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de onderzoeksresultaten die erop wijzen dat bijna 40% van de Noordzee niet of nauwelijks bevist wordt?1
Ik heb kennisgenomen van de publicatie in Visserijnieuws. Van de formele onderzoekresultaten zelf heb ik nog geen kennis kunnen nemen aangezien deze nog niet zijn gepubliceerd.
Hoe beoordeelt u de afspraak om minimaal 10% van de Nederlandse wateren te sluiten voor de bodemberoerende visserij en de voorgestelde uitvoering daarvan in het licht van de genoemde onderzoeksresultaten?
Nederland voert de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) uit. Doel van de KRM is het bereiken van een goede milieutoestand in 2020 en het realiseren van een samenhangend en representatief netwerk van beschermde gebieden op zee (art. 13.4 KRM). In de Nederlandse mariene strategie (Kamerstuk 33 450, nr. 1) is de ambitie opgenomen dat, om ecologisch waardevolle gebieden te beschermen, in 2020 10–15% van de Nederlandse Noordzeebodem niet noemenswaardig wordt beroerd. De door vragenstellers genoemde onderzoeksresultaten zijn niet gericht op de bescherming van ecologisch kwetsbare en waardevolle gebieden, waar de Nederlandse ambitie zich juist wel op richt.
Is Nederland met inachtneming van onder meer de genoemde onderzoeksresultaten nog juridisch verplicht om bovenop de gebiedssluiting in Natura 2000 gebieden 2.400 vierkante kilometer extra te sluiten?2
In antwoord op vraag 2 is gewezen op de juridische verplichting voor Nederland om een samenhangend en representatief netwerk van mariene beschermde gebieden te hebben. In de Mariene strategie deel 3 (Programma van maatregelen KRM; Kamerstuk 31 710, nr. 45) is aangegeven dat met uitvoering van de Natura2000-afspraken ca. 8% van de Nederlandse Noordzeebodem in ecologisch waardevolle gebieden niet noemenswaardig wordt beroerd. De in de brief van 10 juni 2016 (Kamerstuk 33 450, nr. 49) voorgestelde aanvullende gebiedsbescherming op het Friese Front en Centrale Oestergronden voegt hier 4% aan toe en is een invulling van de Kabinetsambitie om 10–15% van de Nederlandse Noordzeebodem niet noemenswaardig te beroeren. Dit staat los van de genoemde onderzoeksresultaten; hierin is geen relatie gelegd met waardevolle gebieden en deze kunnen hiermee dus niet in verband gebracht worden. De Staatssecretaris van Economische Zaken en ik hebben in ons voorstel geprobeerd maatwerk te leveren en een goede afweging te maken tussen bescherming en waar mogelijk herstel van waardevolle gebieden en het belang van de vissers. Ik ben van mening dat we, zoals in de brief van 10 juni aangegeven, er in geslaagd zijn de kosten voor de visserij te beperken.
Heeft u kennisgenomen van het nieuwe voorstel vanuit de visserijsector voor gebiedssluiting op het Friese Front en de Centrale Oestergronden?3
Ja.
Neemt u dit voorstel, met inachtneming van de moties Bisschop c.s. (Kamerstuk 33 750 J, nr. 14; Kamerstuk 27 625, nr. 370) en de genoemde onderzoeksresultaten, over?
In de brief van 10 juni (Kamerstuk 33 450, nr. 49) hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en ik aangegeven hoe we tot ons voorstel zijn gekomen om 2.400 km2 op FF en CO te beschermen. In het VAO van 7 juli heb ik de motie Bisschop (Kamerstuk 27 625, nr. 379) overgenomen met de toelichting dat ik die in het kader van het voorstel van de brief van 10 juni zal uitvoeren. Dit heeft geleid tot overleg met zowel natuurorganisaties als visserijorganisaties. Ik heb kennis genomen van het voorstel van de visserij en dit ook met hen besproken. Binnenkort zal ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, uw Kamer informeren hoe ik de motie Bisschop heb uitgevoerd.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen overleg Visserij voorzien op 12 oktober 2016?
Dit is helaas niet gelukt.
De Clinton Foundation |
|
Martin Bosma (PVV), Dion Graus (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland geeft miljoenen aan Clinton Foundation»?1
Ja.
In welke landen zijn projecten uitgevoerd met de ruim vier miljoen euro die aan de Clinton Foundation is overmaakt? Kunt u een lijst verstrekken met de projecten die met dit geld zijn bekostigd?
Het Clinton Development Initiative (CDI), deel uit makend van de Clinton Foundation, heeft de volgende projecten opgezet:
CDI SMALLHOLDER BEREIK 2015–2016
Malawi
Tanzania
Rwanda
Demonstratie velden
217
61
660
Aantal coöperaties/boerengroepen
2.545
140
588
Aantal boeren getraind seizoen 2015–2016
59.261
4.020
17.954
Wat is exact de rol van de Clinton Foundation geweest bij het uitvoeren van deze projecten?
In het kader van de Alliance for Climate Smart Agriculture, waarvan Nederland een van de oprichters is, wordt internationaal ingezet op publiek-private samenwerking om de doelstellingen op het gebied van voedselzekerheid en klimaatveranderingen te realiseren. In het kader van deze samenwerking wordt met verschillende bedrijven samengewerkt en met charitatieve organisaties, zoals de Clinton Foundation. Het Clinton Development Initiative (CDI)2 is de uitvoerder van de projecten en verschilt daarin van andere Amerikaanse charitatieve instellingen die geld doorsluizen aan andere partijen. In Malawi, Tanzania en Rwanda integreert CDI de exploitatie van commerciële boerderijen met samenwerking met kleine boeren om hun toegang tot de lokale markten te vergroten en een eerlijke prijs te laten verdienen voor hun producten. Het CDI model geeft prioriteit aan kleine boeren door hun toegang tot kennis, inputs en diensten te ondersteunen, om hun gewasopbrengsten te verbeteren en te verhogen en hun inkomen te diversifiëren. Met een focus op agrarische ontwikkeling van de markt, duurzaamheid en efficiency, werkt CDI samen met boerenorganisaties, NGO's, de particuliere sector, sociale investeerders en overheden.
Waarom is Nederland in zee gegaan met de Clinton Foundation en waarom heeft Nederland haar beleidsdoelstellingen door de Clinton Foundation willen laten verwezenlijken?
Nederland wil in het kader van het realiseren van internationale VN-doelstellingen op het gebied van voedselzekerheid en klimaatverandering alsmede in het kader van de Alliance for Climate Smart Agriculture aandacht genereren voor het belang van Klimaat-slimme landbouw in Rwanda en andere landen in Oost-Afrika, en wil de voedselzekerheid in die landen versterken. Nederland zoekt daarvoor effectieve en daadkrachtige partners. Het Clinton Development Initiative richt zich in het bijzonder op de positie van small holders door ze toegang te geven tot markten en te zorgen dat zij een eerlijke prijs ontvangen voor hun producten.
Wat is er uit de evaluaties gekomen die ongetwijfeld hebben plaatsgevonden nadat er ruim vier miljoen euro is overgemaakt naar Hillary Clinton?
Het geld is overgemaakt aan het Clinton Development Initiative. De impact-analyse3 van de donatie is als volgt:
Zie voorts ook het antwoord op vraag 2.
In welke mate is de «voedselzekerheid» verbeterd door deze donatie? Welke Nederlandse bedrijven hebben aantoonbaar voordeel gehad van deze donatie van ruim vier miljoen euro? Hoeveel hebben deze bedrijven daardoor extra aan de schatkist kunnen afdragen?
Zie het antwoord op vraag 2. Het Clinton Development Initiative heeft met verschillende Nederlandse bedrijven contact die in Oost-Afrika actief zijn in de tuinbouw en de aardappelsector, en in de productie van kindervoeding.
Kunt u garanderen dat er -door de schenking aan de Clinton Foundation- geen Nederlands belastinggeld is gebruikt voor de (permanente) campagne van Hillary Clinton?
Uit het door onafhankelijke accountants goedgekeurde financieel jaarverslag4 van de Clinton Foundation en uit de openbaar gemaakte belastingaangifte voor liefdadigheidsorganisaties blijkt dat geen gelden zijn gebruikt voor de Amerikaanse verkiezingscampagne of andere politieke doeleinden. Het laatste goedgekeurde jaarverslag gaat over 2014. Binnen enkele weken zal het jaarverslag over 2015 online staan. Zoals de website laat zien, telt de Clinton Foundation ruim 300.000 donateurs5 – overheden uit verschillende landen, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en particulieren.
Heeft Nederland het initiatief genomen om dit geld over te maken aan de Clinton Foundation of heeft de Clinton Foundation Nederland benaderd om een «bijdrage» te vragen? Kunt u de daarbij verstuurde brieven, berichten en de gemaakte verslagen naar de Tweede Kamer sturen?
Het initiatief is door Nederland genomen in het kader van de oprichting van de internationale Alliance for Climate Smart Agriculture waarin verschillende landen, internationale organisaties zoals Wereldbank en FAO, bedrijfsleven, ngo's en charitatieve instellingen samenwerken. De middelen zijn ten laste gebracht van artikel 16.5 van de HGIS-middelen en zijn daarmee geclassificeerd als non-ODA. Hierbij stuur ik u de correspondentie in de aanloop naar de ondertekening van MoU’s en de MoU’s zelf6. Deze worden gelijktijdig ook openbaar gemaakt in kader van een breder WOB-verzoek betreffende de Clinton Foundation.
Is al het geld gebruikt voor de activiteiten waarvoor het bestemd was? Zo ja, kunt u dan een specificatie sturen? Zo nee, kunt u de Clinton Foundation dan verzoeken het restant terug te storten?
De samenwerking met het Clinton Development Initiative heeft tot doel om in Oost-Afrika klimaat-slimme landbouwprojecten op te zetten en de voedselzekerheid te versterken, en daarvoor zijn alle middelen ook ingezet.
Zie ook het antwoord op vraag 2 en het antwoord op vraag 5.