Klopt het dat de Europese Commissie bezig is om Oekraïne te helpen om van de afhankelijkheid van Starlink, het satellietcommunicatienetwerk van SpaceX, af te komen?1
De Europese Commissie beschouwt alle mogelijkheden om Oekraïne te ondersteunen, ook op het gebied van satellietcommunicatiesystemen (SATCOM)2. Om strategische afhankelijkheden op de korte termijn te beperken, zet de Europese Commissie in op de verbreding naar commerciële SATCOM aanbieders op de Europese markt. Deze diensten zullen dan ook aan Oekraïne beschikbaar gesteld worden. Daarnaast, op de langere termijn (vanaf 2030), werkt de Europese Commissie onder het Europees Ruimtevaartprogramma aan het ontwikkelen van autonome satellietcommunicatie voor overheidsinstellingen (of GOVSATCOM) capaciteiten die tevens voor militair gebruik zijn bestemd.
Onderschrijft u dat het gebruik van Starlink gelet op de recente uitlatingen van Trump en Musk tot operationele risico’s kan leiden voor zowel Oekraïne alsook Nederlandse troepen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse Defensie is niet afhankelijk van Starlink. Starlink terminals zijn in gebruik, maar Defensie beschikt over andere systemen om primair in de SATCOM behoefte te voorzien.
In de beantwoording van deze vragen gaat Defensie niet in op de operationele risico’s voor Oekraïne omdat dit aan Oekraïne is.
Hoe ziet u in dit licht de oproep van diverse deskundigen dat ook de Nederlandse krijgsmacht niet afhankelijk moet worden van het gebruik van een bedrijf met commercieel winstoogmerk zoals Starlink?2
Defensie onderschrijft het belang om niet volledig afhankelijk te zijn van één partij. Dit waarborgen we door diensten te spreiden, NAVO en EU ontwikkelingen te steunen en ten slotte zelf in te zetten op (Nederlandse) ontwikkelingen die bijdragen aan vergrootte open strategische autonomie. Zo zorgen we ervoor dat we niet afhankelijk zijn van één bedrijf of één land voor satellietcommunicatie. Er wordt samengewerkt met verschillende commerciële bedrijven en overheden (zoals Luxemburg, Noorwegen of het Verenigd Koninkrijk), zodat er altijd een alternatief is. Tevens werkt de NAVO momenteel aan de NATO Commercial Space Strategy om op verantwoorde wijze gebruik te kunnen maken van commerciële satellietdiensten omdat deze bedrijven vaak sneller nieuwe technologieën ontwikkelen en gebruiken. Defensie is actief betrokken bij het opstellen van de strategie en ziet de meerwaarde ervan.
Door zelf satellieten en sensoren te ontwikkelen en te investeren in nieuwe technologieën zoals lasersatellietcommunicatie en die in de ruimte te (laten) brengen, wordt Defensie minder afhankelijk van commerciële partijen en/of landen voor capaciteiten die essentieel zijn voor het optreden van onze krijgsmacht. Hiermee kunnen we ook een bijdrage leveren aan bondgenootschappelijk optreden.
Kunt u garanderen dat alle onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht per direct over zouden kunnen schakelen naar een Europees systeem met dezelfde mogelijkheden, service/kwaliteit en technische specificaties als bijvoorbeeld toegang tot Starlink zou worden afgesloten?
De Nederlandse krijgsmacht is voor het uitvoeren van haar operaties niet afhankelijk van Starlink; primair worden de satellietcapaciteiten afgenomen van andere satellietproviders van partnerlanden en commerciële partijen.
Over specifieke alternatieven voor Defensie worden geen uitspraken gedaan in verband met operationele belangen en de nationale veiligheid.
Kunt u aangeven welke beschikbare systemen er zijn voor de operationele ondersteuning van de krijgsmacht voor de volgende taken: command en control, communicatie, positionering en Intelligence/Surveillance/Reconnaissance (ISR). Kunt u daarbij aangeven welke van deze beschikbare systemen Europees zijn en of die voldoende capaciteit hebben?
Welke systemen Defensie precies gebruikt betreft grotendeels gerubriceerde informatie, ten dele omdat er wordt samengewerkt in internationaal verband.
Met de A-brief «Project Opbouw Operationele Satelliet Capaciteit» (Kamerstuk 27 830, nr. 405) zijn de eerste stappen gezet ten behoeve van het opzetten van een initiële soevereine ISR capaciteit voor Defensie. Deze capaciteit wordt waar mogelijk met de Nederlandse industrie ontwikkeld.
Om minder afhankelijk te zijn van satellietnavigatie werkt Defensie aan een open en modulaire Positioning, Navigation and Timing (PNT) architectuur om (toekomstige) alternatieve PNT-technologieën te integreren en fuseren in ontvangstapparatuur. Een element hierbij is dat Defensie conform het kabinetsbeleid beziet op welke manier en in welke gevallen het Europese Galileo, en dan met name de beveiligde dienst Public Regulated Service (PRS), kan worden gebruikt voor plaats- en tijdsbepaling ter aanvulling van het Amerikaanse GPS.
Deelt u de mening dat Europa moet inzetten op de mogelijkheid om deze capaciteiten autonoom in te kunnen richten en te kunnen exploiteren? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dit wel of niet verstandig is?
Het is belangrijk dat Nederland invulling geeft aan het (verder) versterken en ontwikkelen van (militaire) capaciteiten voor defensie en veiligheid en open strategische autonomie van Nederland, de Europese Unie en haar lidstaten. In dat verband verwijzen we daarvoor naar de Kabinetsreactie op de Lange-termijn Ruimtevaartagenda (LTR) (Kamerstuk 24 446, nr. 90). Per capaciteit wordt een afweging gemaakt om deze al dan niet autonoom in te richten en te exploiteren, danwel door het aanbrengen van spreiding in de leveranciers van bepaalde diensten óf een combinatie hiervan. De mate waarin capaciteiten direct beschikbaar moeten zijn en de risico’s indien dit niet het geval is, zijn hierin leidend.
Welke knelpunten zijn er wat u betreft als het gaat om het autonoom inrichten en exploiteren op het gebied van communicatie, positionering en ISR?
Defensie zoekt vooral naar strategische samenwerking binnen de EU. De programma’s voor het ruimtedomein van de Europese Commissie kunnen in beginsel ook militair gebruik ondersteunen. Voor het kabinet is het van belang dat bij een eventuele inzet de autonomie en/of gegarandeerde toegang gewaarborgd is binnen deze EU capaciteiten.
Autonome capaciteiten op het gebied van satellietcommunicatie en PNT zijn complex en kostbaar. Om die redenen is er voor gekozen om op Europees niveau met elkaar samen te werken binnen programma’s als GOVSATCOM, IRIS2 en Galileo. Defensie is voornemens het robuuste en beveiligde Galileo (PRS) te gaan gebruiken naast het Amerikaanse MILGPS. Op dit moment wordt op Europees niveau hard gewerkt aan het volledig operationeel maken van PRS. Voor het gebruik van PRS zijnl speciale ontvangers nodig.
In de kabinetsreactie op de LTR is aangegeven dat in deze kabinetsperiode een besluit zal worden genomen over het eventueel ontwikkelen van een nationale PRS ontvanger.
Het inrichten van autonome ISR capaciteit is beter bereikbaar dan de hiervoor geschetste capaciteiten, maar hiervoor is een grote dekkingsgraad met diverse middelen en veel satellietcapaciteit benodigd, waarbij samenwerking met strategische partners en commerciële partijen essentieel blijft. Een knelpunt dat in de komende tijd zal worden geadresseerd is het versterken van de exploitatieketen van satellietdata. Ook de in de Defensienota 2024 benoemde investering in het vermogen van de MIVD om gebruik te maken van zelfstandige satellietcapaciteit draagt bij aan het mitigeren van dit knelpunt.
Zie verder vraag 11 inzake IRIS2.
Kunt u aangeven hoe het zit met de toegang tot NAVO-satellieten zonder toestemming van de VS? Over welke type satellieten kan Nederland en/of de NAVO beschikken zonder Amerikaanse inmenging (optisch, Synthetic Aperture Radar (SAR), Hyper Spectral Imaging (HSI))?
De NAVO heeft nog geen eigen satellietcapaciteit. NAVO coördineert wel de inbreng van satellietcapaciteiten door bondgenoten. Ook zonder de inbreng vanuit de VS blijft de NAVO over ingebrachte capaciteiten beschikken. Deze in te brengen capaciteiten behelzen zowel optische als SAR beelden. Verder kan via het APSS (Alliance Persistent Surveillance from Space) Memorandum of Understanding satellietdata van partnerlanden en eventueel commerciële partijen worden gedeeld met de NAVO.
Defensie wil met de ontwikkelingen van zelfstandige capaciteiten met het space ecosysteem in Nederland bijdragen aan een meer autonome informatiepositie van Nederland en de EU. Defensie heeft in de nabije toekomst bijvoorbeeld ook de beschikking over eigen SAR capaciteiten en is voornemens deze data te delen in internationale verbanden.
Kunt u aangeven in hoeverre informatie uit EU-systemen zoals Syracuse, Skynet en SICRAL met Oekraïne gedeeld kan worden?
Syracuse, Skynet en SICRAL zijn geen EU systemen, maar nationale militaire satellietconstellaties van respectievelijk Frankrijk, het VK en Italië. Deze landen gaan zelf over het gebruik (en delen van informatie) van deze satellietconstellaties.
Klopt het dat bijvoorbeeld het Europese Eutelsat Oneweb-systeem gekoppeld kan worden aan het door Oekraïne ontwikkelde Delta-systeem? Ziet u hierin mogelijkheden om een Europees commandovoeringssysteem op te zetten waarmee alle afzonderlijke Europese eenheden aangestuurd zouden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?3
Eutelsat Oneweb is een relatief eenvoudig te gebruiken commerciële Low Earth Orbit constellatie net als Starlink. Dit systeem en het Delta-systeem hebben in principe soortgelijke functionaliteit en mogelijkheden. Het opzetten van een eigen Europees commandovoeringssysteem is een grote uitdaging, zeker als daarmee grote militaire operaties worden aangestuurd. Over commandovoeringssystemen verstrekt Defensie geen informatie in verband met operationele belangen en de nationale veiligheid.
Klopt het dat de Europese Unie aan een eigen satellietconstellatie IRIS2 werkt die diensten zal gaan leveren vergelijkbaar met die van Starlink? Kunt u bevestigen dat Nederland deze ontwikkeling enthousiast steunt? Kunt u uitsluiten dat het Nederlandse kabinet, zoals in Italië niet het geval lijkt, besluit in zee te gaan met Starlink in plaats van IRIS2?
Het klopt inderdaad dat de EU het Infrastructure for Resilience, Interconnectivity and Security by Satellite (IRIS2) ontwikkelt. De ambitie van IRIS2 is om een eigen communicatienetwerk te ontwikkelen voor civiele en militaire gebruikers, welke vanaf 2030 communicatiediensten kan leveren. IRIS2 zet in op verbeterde communicatiecapaciteit en internetbreedband met een hoge snelheid. Nederland zoekt samen met EU partners naar een architectuur en oplossingen voor satellietcapaciteit. IRIS2 kan op termijn (na 2030) gedeeltelijk invulling hieraan geven, maar op dit moment kunnen we niet met zekerheid zeggen of IRIS2 voor de krijgsmacht in alle gevallen toereikend is. Defensie is op dit moment niet voornemens Starlink te verkiezen boven IRIS2.
Deelt u de mening dat als de Primary de satellietcommunicatie is en we hier niet meer op kunnen vertrouwen, dat dan het Alternate en de Contingency er moeten staan? Bent u bereid te investeren in een tweede spoor in de overige letters van PACE, zoals bijvoorbeeld in landlijnlocaties voor militaire Commandoposten door Europa heen? Zo nee, waarom niet?
Er wordt altijd gewerkt met een Primary, Alternate, Contingency, Emergency (PACE) concept als het gaat om verbindingen zodat er altijd alternatieven zijn voor de primaire verbinding. Hierbij is een landlijn niet altijd mogelijk (denk aan maritieme operaties), maar andere communicatie mogelijkheden (buiten satellietcommunicatie) worden in dit concept meegenomen en door de verschillende krijgsmachtsdelen beoefend. Bijvoorbeeld in oefeningen met een scenario waarbij geen satellietcommunicatie of PNT signaal beschikbaar is.
De noodzaak voor het opstellen van een Amerikastrategie |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat destijds (2018) enkele van de redenen voor het opstellen van zowel een specifieke strategie tegenover China als een specifieke strategie tegenover Rusland waren: dat dit beide landen zijn die een grote rol spelen op het wereldtoneel op militair, economisch en politiek terrein, dat de invloed van beide landen op deze terreinen grote gevolgen heeft voor de positie van Nederland en de EU, dat men gebaat is bij goede economische en politieke betrekkingen met deze landen maar dat deze betrekkingen in toenemende mate onder druk staan, dat helderheid over de wijze waarop Nederland en de EU inspelen op de veranderende betrekkingen met deze landen van groot belang is en dat daarom een actuele, geïntegreerde, heldere en toekomstbestendige strategie tegenover beide landen niet kan ontbreken?1, 2
Ja.
Deelt u de mening dat ondanks het feit dat afgelopen weken de verhoudingen tussen Nederland en de Europese Unie (EU) enerzijds en de Verenigde Staten anderzijds onder druk zijn komen te staan, de inzet moet zijn de goede onderlinge economische, politieke en militaire betrekkingen te behouden?
Het kabinet deelt de opvatting dat goede betrekkingen met de Verenigde Staten (VS) voor Nederland en voor de EU van cruciaal belang zijn. Zonder de militaire bijdrage van de VS kan op dit moment geen invulling worden gegeven aan onze collectieve veiligheid zoals die vorm krijgt in de NAVO. Politiek, economisch en militair geldt dat de EU en de VS samen sterker staan in de wereld. Het kabinet zet zich daarom in voor een constructieve samenwerking met de Amerikaanse regering, zowel bilateraal als binnen EU-verband.
Hoe ziet u in dit verband de ogenschijnlijke handreiking van de Amerikaanse president Trump aan de Russische president Poetin van de afgelopen weken?
Sinds het begin van de grootschalige Russische invasie in 2022 is de Verenigde Staten een cruciale partner voor Oekraïne. De nieuwe Amerikaanse regering zet in op een spoedig einde aan de gevechten. President Trump heeft aangegeven te willen sturen op een overeenkomst en voorziet daarbij een rol als bemiddelaar. Naar mening van het kabinet is Amerikaanse betrokkenheid bij een duurzame vredesovereenkomst essentieel, naast betrokkenheid van Europa. Amerikaanse betrokkenheid vereist dat Europa de bereidheid toont veel meer verantwoordelijkheid te nemen en significante investeringen te doen in eigen veiligheid, defensie en weerbaarheid.
Het kabinet zal samen met andere Europese bondgenoten blijven uitdragen dat onze belangen gemeenschappelijk zijn en dat Amerikaanse steun voor Oekraïense en Europese veiligheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Tegelijkertijd draagt het kabinet uit dat Rusland de agressor is in deze oorlog, en Oekraïne het slachtoffer van die agressie. Het kabinet zet in op rechtvaardige en duurzame vrede waarbij Oekraïne onderhandelt op basis van een positie van kracht. Daarbij is de boodschap van Nederland richting de Verenigde Staten en andere internationale partners om koers te houden ten aanzien van Oekraïne, en in te blijven zetten op vrede door kracht in plaats van oorlog door zwakte.
Hoe ziet u in dit verband de ogenschijnlijke bedreigingen van de Verenigde Staten omtrent een mogelijke Amerikaanse terugtrekking uit de NAVO?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe ziet u in dit verband de veranderde houding van de Amerikaanse president Trump jegens de veiligheidsinfrastructuur van Europa?
De nieuwe Amerikaanse regering heeft zijn toewijding aan de NAVO herbevestigd, onder meer tijdens de bijeenkomst van de NAVO-Ministers van Defensie op 13 februari 2025. De VS verwacht wel dat de Europese bondgenoten meer verantwoordelijkheid nemen voor de Europese veiligheid, en wijst in dat kader onder andere op de toezeggingen die zijn gedaan tijdens de NAVO Top van Wales in 2014. Gelet op deze duidelijke oproep en de huidige verslechterde Europese veiligheidssituatie, acht het kabinet het, zoals eerder gesteld, van groot belang dat Europese landen meer verantwoordelijk nemen voor hun veiligheid en defensie. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat de VS een cruciale rol speelt binnen de huidige veiligheidsinfrastructuur van Europa, en acht het daarom belangrijk om de VS betrokken te houden. Amerikaanse steun voor Oekraïense en Europese veiligheid blijven onlosmakelijk met elkaar verbonden. De VS vindt daarbij in Europa 30 bondgenoten die economisch en militair met de VS samenwerken en dat zullen blijven doen.
Artikel 5 van het NAVO-verdrag staat. Het samen realiseren van een collectieve afschrikking en verdediging, zoals verankerd in artikel 5, is een prioriteit van dit kabinet. Het kabinet heeft daarom extra middelen beschikbaar gemaakt voor defensie en roept ook andere bondgenoten op te voldoen aan de NAVO-norm om 2% van het bruto binnenlands product te besteden aan defensie. Tegelijkertijd benadrukt de NAVO dat bondgenoten de komende jaren meer zullen moeten gaan uitgeven aan defensie om de collectieve afschrikking en verdediging op peil te houden. De verwachting is dat een besluit hierover zal voorliggen tijdens de NAVO-top in juni. Het kabinet zal daarover voor de NAVO-top een standpunt innemen en uw Kamer hierover informeren.
Deelt u de mening dat het van groot belang is helderheid te hebben over de wijze waarop Nederland en de EU inspelen op de veranderende betrekkingen met de Verenigde Staten, en dat daarom een actuele, geïntegreerde, heldere en toekomstbestendige strategie met betrekking tot de Verenigde Staten nodig is? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om een Amerikastrategie, naar voorbeeld van de al bestaande Chinastrategie en Ruslandstrategie, op te stellen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de opvatting dat het belangrijk is om duidelijk te zijn over de Nederlandse inzet, zeker in het licht van de veranderde inzet van de nieuwe Amerikaanse regering. Tegelijkertijd is het kabinet niet voornemens een Amerikastrategie te schrijven. De VS is onze bondgenoot en partner en de inzet van het kabinet t.a.v. de trans-Atlantische relatie zoals eerder met uw Kamer gedeeld3 blijft onverminderd staan.
De Nederlandse inzet is gericht op de voorzetting van de goede betrekkingen tussen Nederland, de EU, en de VS, en waar mogelijk het versterken hiervan. Het is belangrijk om goede relaties aan te gaan met de nieuwe regering en de samenwerking op thema’s van wederzijds belang voort te zetten, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Dat is belangrijk voor onze veiligheid en welvaart. Het kabinet blijft zich inspannen voor een constructieve dialoog om onze standpunten over het voetlicht te brengen, ook over de zaken waar we het niet eens zijn. Dit is ook de inzet van het kabinet in Europees verband, waarbij het kabinet onderstreept dat het belangrijk is dat de EU eensgezind optrekt.
Zoals o.a. in antwoord op vraag 4 en 5 aangegeven, is duidelijk dat de veranderende geopolitieke verhoudingen, en daarin de veranderende Amerikaanse koers t.a.v. bijvoorbeeld Europese veiligheid, betekenis hebben voor Europa en Nederland. Het is evident dat deze dynamiek beleidswijzigingen van het kabinet kunnen vragen. Indien dit het geval is, zal het kabinet uw Kamer daarover informeren.
De noodzaak om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht beter te waarborgen om onze democratische rechtsstaat weerbaarder te maken. |
|
Joost Sneller (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Struycken |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het pleidooi van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak waarin hij stelt» «Een bindende voordracht vanuit de rechtspraak na een procedure waarin vertegenwoordigers van het departement geen rol meer spelen: het past beter bij de scheiding der machten.»?1
Ik heb de nieuwjaarstoespraak van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak bijgewoond en met grote belangstelling gevolgd. In deze toespraak vraagt de voorzitter, terecht, aandacht voor het belang van onafhankelijke rechtspraak in onze democratische rechtsstaat. Meer in het bijzonder pleit de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak ervoor dat rol van de Minister bij benoeming van leden van de Raad zo klein mogelijk wordt gemaakt. Hij vermeldt in dit kader dat de indruk kan bestaan dat de Raad invloed uitoefent op de benoeming van gerechtsbestuurders en ook dat het vertrouwen tussen bestuurders en de werkvloer soms fragiel is. Een en ander brengt hij in verband met de wens om de Raad in staat te stellen minder vrijblijvende afspraken te maken met de gerechten. Hij pleit ook voor verankering van de Raad van de rechtspraak in de Grondwet. Aan het pleidooi ligt kennelijk een visie ten grondslag op de rol en de taken van de Raad voor de rechtspraak in het Nederlandse rechtsbestel en de wenselijke verhouding van de Raad tot rechters en gerechtsbestuurders. In op 20 februari 2025 beantwoorde vragen van het Kamerlid Lahlah (GroenLinks-PvdA)2 heb ik aangegeven dat ik voornemens ben uw Kamer medio 2025 een brief te sturen waarin ik zal ingaan op de constitutionele uitgangspunten van de benoemingsprocedure van leden van de Raad voor de rechtspraak. Daarbij zal ik ook ingaan op de plaats en de taken van de Raad voor de rechtspraak in de Nederlandse rechtsstaat en aangeven hoe ik vervolg zal geven aan de op 12 maart 2024 door uw Kamer aanvaarde motie-Sneller3 inzake het zo klein mogelijk maken van de rol van de Minister (in dit geval mijn rol als Staatssecretaris) in de benoemingsprocedure van leden van de Raad voor de rechtspraak. Ik zal de uitspraken van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak op dit punt daarbij betrekken.
Wat is uw reactie op de zorgen van de presidenten van de rechtbanken Amsterdam en Overijssel ten aanzien van de kwetsbaarheid van de huidige regeling voor de benoeming van leden van de Raad voor de rechtspraak (in samenhang met de overige regels ten aanzien van de aanstelling van rechters) die zelfs leidde tot de vaststelling «Wat in Polen en Hongarije gebeurt, kan hier ook. Het bedreigt de vrijheid van alle burgers.»?2
De door de twee presidenten geuite zorgen lijken niet te zijn ingegeven door recente incidenten bij de benoeming van rechters of leden van de Raad voor de rechtspraak in Nederland. De publicatie concretiseert niet op welke punten zorgen bestaan in het licht van specifieke ontwikkelingen of gebeurtenissen in andere landen. De rechterlijke onafhankelijkheid is in Nederland op verschillende manieren zowel grondwettelijk als wettelijk gewaarborgd, zoals ik uiteen heb gezet in het reeds vermelde antwoord op de derde schriftelijke vraag van het Kamerlid Lahlah. De wettelijke en de grondwettelijke regelingen voorzien reeds in een groot aantal waarborgen, mede door spreiding van taken en bevoegdheden. Dit geldt ook voor de wijze waarop thans benoemingen van rechters en leden van de Raad voor de rechtspraak plaats vinden. Ik ben dan ook niet van mening dat de vrijheid van burgers op dit moment gevaar loopt, en ik wil voorkomen dat de genoemde zorgen van de presidenten van de rechtbanken tot onnodige gevoelens van onrust leiden ten aanzien van het vertrouwen van burgers in de Nederlandse democratische rechtsstaat. Dit neemt niet weg dat de onafhankelijkheid van de rechtspraak voortdurende aandacht behoeft en dat in dat licht steeds gekeken moet worden naar mogelijke verbeteringen. In de hiervoor aangekondigde brief zal ik uiteen zetten welke eventuele maatregelen mij daarbij voor ogen staan.
Wat is uw reactie op de analyse dat «we niet enkel kunnen leunen op een oude rechtscultuur, waarin rechterlijke onafhankelijkheid door de executieve «uiteraard» worden geaccepteerd» en dat het «de hoogste tijd is om ... de directe lijn van de Minister naar de benoeming van gerechtsbestuurders door te knippen»?3
In de in antwoord 1 genoemde, voor medio 2025 aangekondigde brief ben ik voornemens uw Kamer te informeren over de benoemingsprocedures van gerechtsbestuurders. Voor het overige verwijs ik u naar de beantwoording van eerder genoemde schriftelijke vragen van het Kamerlid Lahlah.
Bent u bereid om voortvarend werk te maken van aanpassing van de benoemingsprocedure van de leden van de Raad voor de rechtspraak om de rechterlijke onafhankelijkheid beter te waarborgen, zoals de Kamer u in maart 2024 verzocht?4
In voornoemde brief informeer ik uw Kamer over het vervolg op de motie van het Kamerlid Sneller over aanpassing van de benoemingsprocedure van leden van de Raad voor de rechtspraak.
Deelt u de analyse dat huidige financieringssystematiek van de rechterlijke macht onvoldoende rechtsstatelijke waarborgen biedt voor rechterlijke onafhankelijkheid? Zo ja, kunt u beargumenteren tegen welke «staatsrechtelijke stresstest» dit systeem is opgewassen? Zo nee, op welke wijze bent u voornemens het huidige stelsel weerbaarder te maken?5
Zoals ook uiteengezet in de beantwoording van de schriftelijke vragen van het Kamerlid Lahlah, in het bijzonder vraag 7, moet bij de financiering van de rechtspraak recht worden gedaan aan de constitutionele principes van de rechterlijke onafhankelijkheid, de positie van de formele wetgever, het budgetrecht van het parlement en de ministeriële verantwoordelijkheid. Binnen deze uitgangspunten moet een verantwoorde balans worden gevonden. Het financieringsmechanisme, dat is neergelegd in artikel 97 en verder van de Wet RO en het hierop gebaseerde Besluit financiering rechtspraak 2005, voorziet, samen met de eigenstandige beheersbevoegdheden van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten, in een stevige zelfstandige positie van de rechtspraak. Tegelijkertijd wordt er recht gedaan aan de benodigde transparantie over de besteding van publieke middelen en aan het budgetrecht van het parlement (krachtens artikel 105 van de Grondwet). In de brief, die in het antwoord op vraag 1 in het vooruitzicht is gesteld, zal ik nader ingaan op de financieringssystematiek van de rechtspraak in het licht van de constitutionele uitgangspunten. Overigens is de rechtsstatelijke situatie in Nederland jaarlijks, net als alle andere EU-lidstaten, onderwerp van het rechtsstaatrapport van de Europese Commissie. In deze rechtsstaatrapporten is voor Nederland tot nu toe geen aandacht gevraagd voor de financieringssystematiek van de rechtspraak.
Deelt u de stelling dat er thans «boterzachte waarborgen zijn tegen harde, kwaadwillende politieke druk op rechters via de band van het tuchtrecht»?6 Zo nee, welk denkbeeldig scenario heeft u gebruikt om de huidige waarborgen te stresstesten? Zo ja, wat bent u voornemens te doen om deze waarborgen te verstevigen?
In genoemde antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Lahlah heb ik uiteengezet op welke wijze de rechterlijke onafhankelijkheid in Nederland zowel grondwettelijk als wettelijk is gewaarborgd. Deze waarborgen zorgen ervoor dat rechters in een zaak recht kunnen spreken zonder enige bemoeienis van buitenaf. Onze rechtspraak staat goed aangeschreven en het vertrouwen dat mensen hebben in de rechters is onverminderd hoog. Dit blijkt uit de algemene conclusies in het rapport van de Venetië Commissie 2023 en uit het Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie 2024.9 De kwalificatie «boterzacht» kan ik dan ook niet onderschrijven. Dit neemt niet weg dat de onafhankelijkheid van de rechtspraak voortdurende aandacht behoeft en dat in dat licht steeds gekeken moet worden naar mogelijke verbeteringen.
Het jaarlijkse rechtsstaatrapport van de Europese Commissie is voor het kabinet een belangrijk instrument om de rechtsstatelijke situatie in de lidstaten, dus ook in Nederland, te monitoren en daarmee rechtsstatelijke problematiek (vroegtijdig) te signaleren, te bespreken en gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Het rechtsstaatrapport is het resultaat van een intensieve dialoog van de Commissie met nationale autoriteiten en belanghebbenden, het maatschappelijk middenveld en organisaties binnen de justitiële sector. Het Nederlandse hoofdstuk in het EU-rechtsstaatrapport geeft daardoor een goede indruk van de staat van de rechtsstaat op tal van indicatoren en signaleert waar additionele inzet of aandacht nodig is om de rechtsstaat te verstevigen.
In de voor medio 2025 aangekondigde brief zal ik uiteen zetten welke eventuele maatregelen mij voor ogen staan om de onafhankelijkheid van de rechtspraak in Nederland te versterken.
Wat is uw (beargumenteerde) reactie op het voorstel om de Raad voor de rechtspraak Grondwettelijk te verankeren, bijvoorbeeld als «Hoog College van Staat»?7
In de beantwoording van de eerder genoemde vragen van het Kamerlid Lahlah, in het bijzonder vraag 2 en vraag 3, heb ik uiteengezet dat de onafhankelijkheid van de rechtspraak reeds op verschillende manieren in de (Grond)wet en in andere wetten en procedures is verankerd. Bij de beantwoording van de vraag of de Raad voor de rechtspraak in de Grondwet zou moeten worden verankerd is van belang voor ogen te hebben welke wettelijke taken de Raad voor de rechtspraak uitoefent. Anders dan sommige andere Raden voor de rechtspraak in Europa heeft de Nederlandse Raad voor de rechtspraak alleen beheersmatige taken, en (uitdrukkelijk) geen rechtspositionele taken en bevoegdheden jegens rechters noch enige inhoudelijke bemoeienis met rechtspraak in concrete zaken. Aan de vraag naar verankering van de Raad voor de rechtspraak in de Grondwet dient dus een nadere afweging inzake de positie en de taken van deze raad in ons rechtsbestel ten grondslag te liggen.
In de aangekondigde brief zal ik, als vermeld, nader ingaan op de verschillende constitutionele uitgangspunten van ons rechtsbestel. Ik ga hierbij ook in op de positionering van de Raad voor de rechtspraak.
Welke andere kritiekpunten en oplossingsrichtingen uit de bundel «Constitutionele waarborgen» bent u voornemens in beleidsvoorstellen om te zetten?
Zoals in de beantwoording van de eerder genoemde vragen van het Kamerlid Lahlah aangekondigd zal ik bij de in het antwoord op vraag 1 genoemde brief ook de aanbevelingen uit de publicatie van de Stichting Onderzoek Rechtspleging betrekken.
De geheime deportatie van 48 Oeigoeren naar China door de regering van Thailand |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA), Tom van der Lee (GL) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Alarm as activists warn Thailand may have secretly deported Uyghurs back to China»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht dat er in de vroege ochtend van donderdag 27 februari 48 Oeigoerse mannen door de Thaise regering zijn gedeporteerd naar de Chinese regio Xinjiang, nadat zij de afgelopen tien jaar in Thailand in gevangenschap hebben geleefd? Dit nadat zij in 2014 een poging hebben gedaan om de schrijnende mensenrechtensituatie in Xinjiang te ontvluchten?
Ik ben bekend met de berichtgeving dat 40 Oeigoerse mannen zijn uitgezet naar China. Het artikel, waaraan in vraag 1 wordt gerefereerd, spreekt ook over de uitzetting van 40 personen, niet 48.
Deelt u de mening dat deze uitlevering in strijd is met het internationaal onderschreven principe van non-refoulement, gezien het bijzonder grote risico op ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder gedwongen gevangenschap, marteling en sterilisatie, bij terugkeer van deze groep naar China?
Ik deel de mening dat de gedwongen uitzetting door de Thaise autoriteiten in strijd is met nationale en internationale wetgeving. VN-experts bevestigen dat Oeigoeren bij terugkeer een reëel risico lopen op onder andere foltering en andere mensonterende behandeling of bestraffing, grootschalige arbitraire detentie, dwangarbeid, beperkingen op de vrijheden van beweging, meningsuiting en religie, het recht op privacy en reproductieve rechten van Oeigoeren in China.2 Naar de mening van het kabinet, schendt Thailand hiermee het principe van non-refoulement.
Deelt u de mening dat deze uitlevering van 48 Oeigoeren aan China als een grove schending van Thailands verplichtingen onder verdere nationale en internationale wetgeving kan worden beschouwd?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de Nederlandse regering, bekend met de dreigende uitzetting naar aanleiding van schriftelijke vragen van ondergetekende op 23 januari 2025, reeds diplomatiek contact gezocht met de Thaise autoriteiten om de uitzetting te voorkomen, en hen actief herinnerd aan hun verplichtingen onder het internationaal recht?2 Zo nee, waarom is er geen actie ondernomen?
Zoals vermeld in de beantwoording van de schriftelijke vragen, verstuurd op 12 februari 20254, volgt de Nederlandse regering deze zorgelijke kwestie al geruime tijd en heeft op verschillende momenten diplomatiek contact gezocht met de Thaise autoriteiten om hen aan hun verplichtingen onder het internationaal recht te herinneren en de dringende oproep over te brengen om de personen niet uit te zetten, de detentie te beëindigen en – als voorgaande niet gebeurt – de leefomstandigheden voor de groep te verbeteren en UNHCR toegang te geven tot de gevangenen.
Sinds de beantwoording van de schriftelijke vragen, verstuurd op 12 februari 2025, heeft Nederland meermaals op verschillende manieren, zowel bilateraal als in EU-verband en in gezelschap van andere gelijkgezinden bovenstaande boodschap overgebracht. Vanuit de Nederlandse ambassade in Bangkok, de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in Genève en vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag is actief outreach gedaan naar de Thaise autoriteiten tot op de dag van uitzetting.
Bent u bereid om zo snel mogelijk contact op te nemen met de Thaise regering over deze grove schending van de Oeigoerse mensenrechten, en hun negering van de oproep van de internationale gemeenschap om deze uitzetting te voorkomen?
Op 27 februari jl. heeft de Nederlandse ambassade in Bangkok in gelijkgezindenverband gesproken met de Thaise Minister van Buitenlandse Zaken om de Thaise regering aan te spreken op de uitzetting en zorgen over de veiligheid van de Oeigoerse personen over te brengen.
Bent u zo nodig bereid binnen de Europese Unie en met andere landen met een actieve mensenrechtenagenda te pleiten voor een gezamenlijke aanpak, om een signaal te maken naar zowel Thailand als China dat deze deportatie onacceptabel is, en soortgelijke situaties in de toekomst moeten worden voorkomen?
Op 27 februari jl. is vanuit de EU een verklaring uitgebracht, waarin wordt onderstreept dat het handelen van de Thaise autoriteiten het principe van non-refoulement schendt en in strijd is met nationaal en internationaal recht. De Chinese autoriteiten worden opgeroepen om de rechten van de 40 Oeigoeren te respecteren.5 Gelijkgezinde landen waaronder Nederland6 hebben vergelijkbare verklaringen uitgebracht.
Tijdens de Mensenrechtenraad in Genève heeft Nederland op 3 maart jl. aandacht gevraagd voor de situatie en opgeroepen de rechten van de Oeigoeren te respecteren.7
Bent u bereid om de regeringen van Thailand en China op te roepen om de huidige verblijfplaats van deze individuen bekend te maken, en ervoor te zorgen dat hun rechten volledig worden gerespecteerd, waaronder hun recht om vrij te zijn van marteling en andere vormen van mishandeling, en hun toegang tot adequate medische zorg?
Met EU-partners, zet de Nederlandse ambassade in Beijing zich in om de situatie van de 40 Oeigoeren die door Thailand naar China zijn uitgezet te volgen. Daartoe wordt outreach gedaan naar de Chinese autoriteiten om de casus onder de aandacht te brengen en op te roepen de rechten van de Oeigoeren te respecteren.
Kunt u, gezien de ernstige en acute risico’s voor deze Oeigoeren, deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De voorgenomen ontslagrondes bij UNHCR en IOM |
|
Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Heeft u er kennis van genomen dat zowel bij het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (UNHCR) als bij de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) duizenden banen geschrapt dreigen te worden?1 2
Klopt het dat het overgrote deel van de bijdrage aan het budget van UNHCR en IOM afkomstig was vanuit de Verenigde Staten, en dat de voorgenomen ontslagrondes rechtstreeks te verklaren zijn uit het korten van deze budgetten door de regering Trump?3 4
Kunt u een overzicht geven van de (verwachte) bijdragen van de verschillende donoren aan UNHCR en IOM voor 2023, 2024 en 2025?
Bent u zich ervan bewust dat momenteel een recordaantal van ruim 122 miljoen mensen wereldwijd op de vlucht is als gevolg van oorlog, vervolging, geweld en mensenrechtenschendingen?5
Deelt u de zorgen dat deze megabezuinigingen in de humanitaire sector miljoenen levens in gevaar kunnen brengen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat organisaties als UNHCR en IOM van grote meerwaarde zijn in het helpen fragiele regio’s te stabiliseren en veilige terugkeer van vluchtelingen mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het goed is dat verreweg de meeste vluchtelingen wereldwijd in de eigen regio worden opgevangen, en dat organisaties als UNHCR en IOM een eerste vangnet in de regio zijn en daarmee een cruciale rol spelen in het mogelijk maken van opvang in de regio? Zo nee, waarom niet?
Deelt u daarmee de zorgen dat de megabezuiniging op UNHCR en IOM, naast het feit dat hiermee miljoenen levens in gevaar worden gebracht, ook betekent dat we in Europa de consequenties hiervan gaan zien? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid zich in te zetten voor herstel van de bijdrage van (met name) de Verenigde Staten aan UNHCR en IOM? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kunt u zich hiervoor inzetten?
Bent u bereid om bij uw collega’s binnen de Europese Unie te pleiten voor verhoging van de Europese bijdrage aan UNHCR en IOM, met als reden om zowel humanitair leed te voorkomen, als om grotere vluchtelingenstromen naar Europa te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het traceren van militairen via fitness-apps |
|
Hanneke van der Werf (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht van de NOS waarin wordt gesteld dat ruim duizend Nederlandse militairen te traceren zijn via de fitness-app Strava?1
Hoe beoordeelt u het risico dat operationele veiligheid en persoonlijke veiligheid van Nederlandse militairen in gevaar komt door het ongewenst delen van locatiegegevens?
Welke maatregelen treft Defensie momenteel om veilig te stellen dat militairen op hun privételefoon gewoon gebruik kunnen maken van dergelijke sportapps?
Bent u van plan aanvullende maatregelen te nemen om de digitale veiligheid van militairen beter te beschermen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Worden Nederlandse militairen actief geïnformeerd en getraind over de risico’s van fitness-apps en andere applicaties die locatiegegevens kunnen delen? Zo ja, hoe en hoe vaak? Zo nee, waarom niet?
Zijn er gevallen bekend waarbij locatiegegevens van Nederlandse militairen in verkeerde handen zijn gevallen of mogelijk misbruikt zijn? Zo ja, welke consequenties heeft dat gehad?
Heeft Defensie contact opgenomen met Strava of andere fitness-apps om maatregelen te nemen, zoals het standaard uitsluiten van militaire locaties?
Wat kunnen andere overheidsorganisaties leren van deze situatie met betrekking tot digitale veiligheid en het gebruik van commerciële applicaties door overheidsmedewerkers?
Welke stappen neemt Defensie om de digitale weerbaarheid van de krijgsmacht structureel te verbeteren, specifiek met betrekking tot het gebruik van commerciële apps die data verzamelen?
Op welke wijze worden militaire veiligheidsprotocollen aangepast naar aanleiding van technologische ontwikkelingen zoals deze?
Welke stappen zijn gezet na eerdere berichtgeving over de risico’s van datingapps en de eerdere berichten over sportapps?2
De aanhouding van de burgemeester van Istanbul |
|
Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66), Christine Teunissen (PvdD), Don Ceder (CU), Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de burgemeester van Istanbul Ekrem Imamoglu en circa honderd anderen vanmorgen zijn opgepakt?
Deelt u de mening dat de aantijgingen tegen de burgemeester politiek gemotiveerd lijken te zijn?
Deelt u de mening dat zulke grove schendingen van burgerlijke vrijheden en democratische en rechtsstatelijke principes niet zonder consequenties kunnen blijven?
Bent u bereid om deze zaak aan te kaarten bij uw Turkse collega? Zo nee, waarom niet?
Bent u voornemens om in de Europese Unie (EU) te pleiten voor concrete maatregelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen liggen voor u op tafel?
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk en met spoed beantwoorden?
Het samen met de Denen direct investeren in de Oekraïense defensie-industrie |
|
Hanneke van der Werf (D66), Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat Canada, Noorwegen en IJsland via het Deense mechanisme gezamenlijk een coalitie vormen die investeert in de Oekraïense defensie-industrie?
Welke pogingen zijn er ondernomen om als Nederland deel te nemen aan het Deense mechanisme van investeren in de Oekraïense defensie-industrie en waarom heeft het kabinet er uiteindelijk voor gekozen om niet deel te nemen aan het Deense mechanisme?
Op welke manier verschilt het Deense mechanisme precies van de Nederlandse manier van investeren in de Oekraïense defensie-industrie?
Heeft Nederland inmiddels wel zelf geïnvesteerd in de Oekraïense defensie-industrie? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven hoe u uitvoering geeft aan de motie Paternotte/Boswijk? (Kamerstuk 28 676, nr. 475)
Hoeveel contracten zijn tot op heden afgesloten voor directe Nederlandse investeringen in de Oekraïense defensie-industrie? Hoeveel geld is hier precies mee gemoeid?
Hoeveel contracten verwacht het kabinet nog dit jaar te sluiten met de Oekraïense defensie-industrie voor Nederlandse investeringen aldaar? Hoeveel geld is hiervoor gereserveerd?
Op welke manier waarborgt de door dit kabinet gekozen investeringsstrategie in de Oekraïense defensie-industrie dat deze aansluit bij de behoeften van Oekraïne?
Hoeveel financieringsbehoefte is er op dit moment nog bij de Oekraïense defensie-industrie?
Hoeveel contracten heeft Denemarken reeds gesloten met de Oekraïense defensie-industrie en hoeveel geld was daarmee gemoeid?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voorafgaand aan het Commissiedebat over de NAVO ministeriële op 26 maart aanstaande?
Het bericht “Lokale wielrenners balen van afgelast NK wielrennen” |
|
Inge van Dijk (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
van Weel , Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Lokale wielrenners balen van afgelast Nederlands kampioenschap (NK) Wielrennen»?1
Hoeveel (lokale) sportevenementen dreigen dit jaar niet door te gaan wegens een gebrek aan politiecapaciteit?
Hoe vaak is in 2023 en 2024 de politie en Mobiele Eenheid (ME) ingezet bij wedstrijden van betaaldvoetbalorganisaties (BVO’s)?
Hoe vaak wordt bijstand verleend door politie-eenheden uit andere (omliggende) regio's voor voetbalwedstrijden?
Heeft deze bijstand in de basisregio's van de dienstdoende agenten geleid tot onderbezetting? Zo ja, kunt u specificeren hoe vaak dit heeft plaatsgevonden?
Kunt u aangeven hoeveel sportevenementen, inclusief amateur- en breedtesport, in gemeenten in 2023 en 2024 negatief zijn geadviseerd door de politie vanwege capaciteitsgebrek?
Hoe beoordeelt u het feit dat kleinschalige sportevenementen, die aansluiten bij het beleidsdoel om sportparticipatie en maatschappelijke cohesie te bevorderen, soms niet door kunnen gaan vanwege een gebrek aan politiecapaciteit?
Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat kleinschalige sportevenementen in gemeenten beter ondersteund worden?
Bent u bereid een gezamenlijk protocol op te stellen, samen met de relevante ministeries, waarin de politie-inzet bij kleinschalige sportevenementen gewaarborgd blijft, zodat dergelijke evenementen niet het slachtoffer worden van gebrek aan politiecapaciteit?
Hoe kan volgens u de samenwerking tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Justitie en Veiligheid versterkt worden om sport als middel voor inclusie, cohesie en preventie te ondersteunen?
Pensioenfondsen en verzekeraars die bereid zijn geld te steken in de versterking van defensie |
|
Inge van Dijk (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat diverse pensioenfondsen en verzekeraars bereid zijn geld te steken in de versterking van defensie, maar dat daarvoor een plan van aanpak nodig is vanuit politiek Den Haag?1
Deelt u de mening dat de urgentie momenteel zodanig groot is, dat er geen dag verspild mag worden als het gaat om investeren in de versterking van defensie?
Hoe verklaart u dat pensioenfondsen aangeven al sinds het begin van de oorlog in Oekraïne er tegenaan te lopen dat de roep om kapitaal en de roep om de opbouw van de krijgsmacht er is, maar dat er nog geen beeld is van hoe dat eruit moet zien? Waarom moet dit zo lang duren?
Deelt u de opvatting van het Verbond van Verzekeraars dat de bal hiervoor nadrukkelijk in Den Haag ligt? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven aan welke initiatieven het kabinet momenteel werkt om private investeringen in defensie aan te jagen? Wanneer zijn deze initiatieven volgens planning klaar?
Wat is uw reactie op de suggestie van verzekeraar NN Group, dat ook een Nederlandse variant van een defensie-bond kan helpen om private investeringen in defensie op gang te helpen?
Hoe zorgt u ervoor dat er zo spoedig mogelijk sprake is van een goedgevuld, langlopend en meerjarig orderboek en een consistent investeringsbeleid van overheden, zodat private investeerders zoals ABP meer investeringen kunnen doen in initiatieven die gericht zijn op uitbreiding van de defensieproductie?
Waarom komen vertegenwoordigers van Defensie, Financiën, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken en Klimaat pas in april langs bij de verzekeraars om eventuele investeringsmogelijkheden te bespreken? Kan hier meer spoed op gezet worden?
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van uitvoering van de voorstellen uit de Initiatiefnota van het lid Boswijk over het structureel verhogen van de Europese munitieproductie?2
Het leveren van gebruikte visnetten aan Oekraïne |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Chris Jansen (PVV), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het goede werk van vrijwilligersorganisaties zoals Stichting De Leeuw Kyiv en Stichting Heaven’s Shield die al vanaf de eerste dagen van de grootschalige agressieoorlog van Rusland tegen Oekraïne volledig gericht zijn op het verlenen van humanitaire hulp aan Oekraïne?1, 2
Ziet u de meerwaarde van het leveren van afgedankte visnetten aan Oekraïne, omdat hiermee een effectieve bescherming tegen de aanval van Russische kamikazedrones opgebouwd kan worden?3
Op welke wijze ondersteunt u initiatieven als die van Stichting De Leeuw Kyiv en Stichting Heaven’s Shield?
Bent u bereid (financiële) ondersteuning te bieden om zo spoedig mogelijk het doel van het verzamelen en distribueren van zo veel mogelijk afgedankte visnetten over de hele frontlinie te behalen? Zo nee, waarom niet?4
Zijn er belemmerende regels voor de export van gebruikte visnetten aan Oekraïne, omdat deze bijvoorbeeld gezien worden als afval en daarom onder regels voor Afvaltransport over de grens komen te vallen?
Kunt u bijvoorbeeld garanderen dat er geen enkele regel op basis van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van producenten van kunststofhoudend vistuig is die het inzamelen, exporteren en distribueren van gebruikt vistuig aan Oekraïne op welke manier dan ook belemmert?
Als er wel regels zijn die hier belemmerend werken, bent u dan bereid de betreffende besluiten zodanig aan te passen dat het inzamelen, exporteren en distribueren van gebruikte visnetten aan Oekraïne zonder drempels kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Berichten op de sociale media, die uit Nederland komen en oproepen tot haat, geweld en moord in Syrië |
|
Pieter Omtzigt (NSC), Derk Boswijk (CDA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
van Weel |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van een aantal schandelijke uitspraken op sociale media, waarin opgeroepen lijkt te worden om in Syrië groepen de vermoorden, zoals https://x.com/HaraldDoornbos/status/1898698085716386054?
In welke mate hebben de politie en het Openbaar Ministerie (OM) voldoende zicht op dit soort uitingen van haat en oproepen tot geweld vanaf Nederlandse bodem? Hoe frequent komt dit zover u bekend voor?
Hebben politie en OM de prioriteit, focus en capaciteit om deze vormen van haat op te kunnen sporen en te vervolgen?
Wil u in gesprek gaan met de politie en het OM hierover en terugkoppelen hoeveel zaken van mensen in Nederland die oproepen tot geweld in Syrië onderzocht en vervolgd worden? Kunt u de uitkomsten van de strafbeschikkingen of rechtszaken hierin geven?
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Klopt het dat de Europese Commissie bezig is om Oekraïne te helpen om van de afhankelijkheid van Starlink, het satellietcommunicatienetwerk van SpaceX, af te komen?1
De Europese Commissie beschouwt alle mogelijkheden om Oekraïne te ondersteunen, ook op het gebied van satellietcommunicatiesystemen (SATCOM)2. Om strategische afhankelijkheden op de korte termijn te beperken, zet de Europese Commissie in op de verbreding naar commerciële SATCOM aanbieders op de Europese markt. Deze diensten zullen dan ook aan Oekraïne beschikbaar gesteld worden. Daarnaast, op de langere termijn (vanaf 2030), werkt de Europese Commissie onder het Europees Ruimtevaartprogramma aan het ontwikkelen van autonome satellietcommunicatie voor overheidsinstellingen (of GOVSATCOM) capaciteiten die tevens voor militair gebruik zijn bestemd.
Onderschrijft u dat het gebruik van Starlink gelet op de recente uitlatingen van Trump en Musk tot operationele risico’s kan leiden voor zowel Oekraïne alsook Nederlandse troepen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse Defensie is niet afhankelijk van Starlink. Starlink terminals zijn in gebruik, maar Defensie beschikt over andere systemen om primair in de SATCOM behoefte te voorzien.
In de beantwoording van deze vragen gaat Defensie niet in op de operationele risico’s voor Oekraïne omdat dit aan Oekraïne is.
Hoe ziet u in dit licht de oproep van diverse deskundigen dat ook de Nederlandse krijgsmacht niet afhankelijk moet worden van het gebruik van een bedrijf met commercieel winstoogmerk zoals Starlink?2
Defensie onderschrijft het belang om niet volledig afhankelijk te zijn van één partij. Dit waarborgen we door diensten te spreiden, NAVO en EU ontwikkelingen te steunen en ten slotte zelf in te zetten op (Nederlandse) ontwikkelingen die bijdragen aan vergrootte open strategische autonomie. Zo zorgen we ervoor dat we niet afhankelijk zijn van één bedrijf of één land voor satellietcommunicatie. Er wordt samengewerkt met verschillende commerciële bedrijven en overheden (zoals Luxemburg, Noorwegen of het Verenigd Koninkrijk), zodat er altijd een alternatief is. Tevens werkt de NAVO momenteel aan de NATO Commercial Space Strategy om op verantwoorde wijze gebruik te kunnen maken van commerciële satellietdiensten omdat deze bedrijven vaak sneller nieuwe technologieën ontwikkelen en gebruiken. Defensie is actief betrokken bij het opstellen van de strategie en ziet de meerwaarde ervan.
Door zelf satellieten en sensoren te ontwikkelen en te investeren in nieuwe technologieën zoals lasersatellietcommunicatie en die in de ruimte te (laten) brengen, wordt Defensie minder afhankelijk van commerciële partijen en/of landen voor capaciteiten die essentieel zijn voor het optreden van onze krijgsmacht. Hiermee kunnen we ook een bijdrage leveren aan bondgenootschappelijk optreden.
Kunt u garanderen dat alle onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht per direct over zouden kunnen schakelen naar een Europees systeem met dezelfde mogelijkheden, service/kwaliteit en technische specificaties als bijvoorbeeld toegang tot Starlink zou worden afgesloten?
De Nederlandse krijgsmacht is voor het uitvoeren van haar operaties niet afhankelijk van Starlink; primair worden de satellietcapaciteiten afgenomen van andere satellietproviders van partnerlanden en commerciële partijen.
Over specifieke alternatieven voor Defensie worden geen uitspraken gedaan in verband met operationele belangen en de nationale veiligheid.
Kunt u aangeven welke beschikbare systemen er zijn voor de operationele ondersteuning van de krijgsmacht voor de volgende taken: command en control, communicatie, positionering en Intelligence/Surveillance/Reconnaissance (ISR). Kunt u daarbij aangeven welke van deze beschikbare systemen Europees zijn en of die voldoende capaciteit hebben?
Welke systemen Defensie precies gebruikt betreft grotendeels gerubriceerde informatie, ten dele omdat er wordt samengewerkt in internationaal verband.
Met de A-brief «Project Opbouw Operationele Satelliet Capaciteit» (Kamerstuk 27 830, nr. 405) zijn de eerste stappen gezet ten behoeve van het opzetten van een initiële soevereine ISR capaciteit voor Defensie. Deze capaciteit wordt waar mogelijk met de Nederlandse industrie ontwikkeld.
Om minder afhankelijk te zijn van satellietnavigatie werkt Defensie aan een open en modulaire Positioning, Navigation and Timing (PNT) architectuur om (toekomstige) alternatieve PNT-technologieën te integreren en fuseren in ontvangstapparatuur. Een element hierbij is dat Defensie conform het kabinetsbeleid beziet op welke manier en in welke gevallen het Europese Galileo, en dan met name de beveiligde dienst Public Regulated Service (PRS), kan worden gebruikt voor plaats- en tijdsbepaling ter aanvulling van het Amerikaanse GPS.
Deelt u de mening dat Europa moet inzetten op de mogelijkheid om deze capaciteiten autonoom in te kunnen richten en te kunnen exploiteren? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dit wel of niet verstandig is?
Het is belangrijk dat Nederland invulling geeft aan het (verder) versterken en ontwikkelen van (militaire) capaciteiten voor defensie en veiligheid en open strategische autonomie van Nederland, de Europese Unie en haar lidstaten. In dat verband verwijzen we daarvoor naar de Kabinetsreactie op de Lange-termijn Ruimtevaartagenda (LTR) (Kamerstuk 24 446, nr. 90). Per capaciteit wordt een afweging gemaakt om deze al dan niet autonoom in te richten en te exploiteren, danwel door het aanbrengen van spreiding in de leveranciers van bepaalde diensten óf een combinatie hiervan. De mate waarin capaciteiten direct beschikbaar moeten zijn en de risico’s indien dit niet het geval is, zijn hierin leidend.
Welke knelpunten zijn er wat u betreft als het gaat om het autonoom inrichten en exploiteren op het gebied van communicatie, positionering en ISR?
Defensie zoekt vooral naar strategische samenwerking binnen de EU. De programma’s voor het ruimtedomein van de Europese Commissie kunnen in beginsel ook militair gebruik ondersteunen. Voor het kabinet is het van belang dat bij een eventuele inzet de autonomie en/of gegarandeerde toegang gewaarborgd is binnen deze EU capaciteiten.
Autonome capaciteiten op het gebied van satellietcommunicatie en PNT zijn complex en kostbaar. Om die redenen is er voor gekozen om op Europees niveau met elkaar samen te werken binnen programma’s als GOVSATCOM, IRIS2 en Galileo. Defensie is voornemens het robuuste en beveiligde Galileo (PRS) te gaan gebruiken naast het Amerikaanse MILGPS. Op dit moment wordt op Europees niveau hard gewerkt aan het volledig operationeel maken van PRS. Voor het gebruik van PRS zijnl speciale ontvangers nodig.
In de kabinetsreactie op de LTR is aangegeven dat in deze kabinetsperiode een besluit zal worden genomen over het eventueel ontwikkelen van een nationale PRS ontvanger.
Het inrichten van autonome ISR capaciteit is beter bereikbaar dan de hiervoor geschetste capaciteiten, maar hiervoor is een grote dekkingsgraad met diverse middelen en veel satellietcapaciteit benodigd, waarbij samenwerking met strategische partners en commerciële partijen essentieel blijft. Een knelpunt dat in de komende tijd zal worden geadresseerd is het versterken van de exploitatieketen van satellietdata. Ook de in de Defensienota 2024 benoemde investering in het vermogen van de MIVD om gebruik te maken van zelfstandige satellietcapaciteit draagt bij aan het mitigeren van dit knelpunt.
Zie verder vraag 11 inzake IRIS2.
Kunt u aangeven hoe het zit met de toegang tot NAVO-satellieten zonder toestemming van de VS? Over welke type satellieten kan Nederland en/of de NAVO beschikken zonder Amerikaanse inmenging (optisch, Synthetic Aperture Radar (SAR), Hyper Spectral Imaging (HSI))?
De NAVO heeft nog geen eigen satellietcapaciteit. NAVO coördineert wel de inbreng van satellietcapaciteiten door bondgenoten. Ook zonder de inbreng vanuit de VS blijft de NAVO over ingebrachte capaciteiten beschikken. Deze in te brengen capaciteiten behelzen zowel optische als SAR beelden. Verder kan via het APSS (Alliance Persistent Surveillance from Space) Memorandum of Understanding satellietdata van partnerlanden en eventueel commerciële partijen worden gedeeld met de NAVO.
Defensie wil met de ontwikkelingen van zelfstandige capaciteiten met het space ecosysteem in Nederland bijdragen aan een meer autonome informatiepositie van Nederland en de EU. Defensie heeft in de nabije toekomst bijvoorbeeld ook de beschikking over eigen SAR capaciteiten en is voornemens deze data te delen in internationale verbanden.
Kunt u aangeven in hoeverre informatie uit EU-systemen zoals Syracuse, Skynet en SICRAL met Oekraïne gedeeld kan worden?
Syracuse, Skynet en SICRAL zijn geen EU systemen, maar nationale militaire satellietconstellaties van respectievelijk Frankrijk, het VK en Italië. Deze landen gaan zelf over het gebruik (en delen van informatie) van deze satellietconstellaties.
Klopt het dat bijvoorbeeld het Europese Eutelsat Oneweb-systeem gekoppeld kan worden aan het door Oekraïne ontwikkelde Delta-systeem? Ziet u hierin mogelijkheden om een Europees commandovoeringssysteem op te zetten waarmee alle afzonderlijke Europese eenheden aangestuurd zouden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?3
Eutelsat Oneweb is een relatief eenvoudig te gebruiken commerciële Low Earth Orbit constellatie net als Starlink. Dit systeem en het Delta-systeem hebben in principe soortgelijke functionaliteit en mogelijkheden. Het opzetten van een eigen Europees commandovoeringssysteem is een grote uitdaging, zeker als daarmee grote militaire operaties worden aangestuurd. Over commandovoeringssystemen verstrekt Defensie geen informatie in verband met operationele belangen en de nationale veiligheid.
Klopt het dat de Europese Unie aan een eigen satellietconstellatie IRIS2 werkt die diensten zal gaan leveren vergelijkbaar met die van Starlink? Kunt u bevestigen dat Nederland deze ontwikkeling enthousiast steunt? Kunt u uitsluiten dat het Nederlandse kabinet, zoals in Italië niet het geval lijkt, besluit in zee te gaan met Starlink in plaats van IRIS2?
Het klopt inderdaad dat de EU het Infrastructure for Resilience, Interconnectivity and Security by Satellite (IRIS2) ontwikkelt. De ambitie van IRIS2 is om een eigen communicatienetwerk te ontwikkelen voor civiele en militaire gebruikers, welke vanaf 2030 communicatiediensten kan leveren. IRIS2 zet in op verbeterde communicatiecapaciteit en internetbreedband met een hoge snelheid. Nederland zoekt samen met EU partners naar een architectuur en oplossingen voor satellietcapaciteit. IRIS2 kan op termijn (na 2030) gedeeltelijk invulling hieraan geven, maar op dit moment kunnen we niet met zekerheid zeggen of IRIS2 voor de krijgsmacht in alle gevallen toereikend is. Defensie is op dit moment niet voornemens Starlink te verkiezen boven IRIS2.
Deelt u de mening dat als de Primary de satellietcommunicatie is en we hier niet meer op kunnen vertrouwen, dat dan het Alternate en de Contingency er moeten staan? Bent u bereid te investeren in een tweede spoor in de overige letters van PACE, zoals bijvoorbeeld in landlijnlocaties voor militaire Commandoposten door Europa heen? Zo nee, waarom niet?
Er wordt altijd gewerkt met een Primary, Alternate, Contingency, Emergency (PACE) concept als het gaat om verbindingen zodat er altijd alternatieven zijn voor de primaire verbinding. Hierbij is een landlijn niet altijd mogelijk (denk aan maritieme operaties), maar andere communicatie mogelijkheden (buiten satellietcommunicatie) worden in dit concept meegenomen en door de verschillende krijgsmachtsdelen beoefend. Bijvoorbeeld in oefeningen met een scenario waarbij geen satellietcommunicatie of PNT signaal beschikbaar is.
De geheime deportatie van 48 Oeigoeren naar China door de regering van Thailand |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA), Tom van der Lee (GL) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Alarm as activists warn Thailand may have secretly deported Uyghurs back to China»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht dat er in de vroege ochtend van donderdag 27 februari 48 Oeigoerse mannen door de Thaise regering zijn gedeporteerd naar de Chinese regio Xinjiang, nadat zij de afgelopen tien jaar in Thailand in gevangenschap hebben geleefd? Dit nadat zij in 2014 een poging hebben gedaan om de schrijnende mensenrechtensituatie in Xinjiang te ontvluchten?
Ik ben bekend met de berichtgeving dat 40 Oeigoerse mannen zijn uitgezet naar China. Het artikel, waaraan in vraag 1 wordt gerefereerd, spreekt ook over de uitzetting van 40 personen, niet 48.
Deelt u de mening dat deze uitlevering in strijd is met het internationaal onderschreven principe van non-refoulement, gezien het bijzonder grote risico op ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder gedwongen gevangenschap, marteling en sterilisatie, bij terugkeer van deze groep naar China?
Ik deel de mening dat de gedwongen uitzetting door de Thaise autoriteiten in strijd is met nationale en internationale wetgeving. VN-experts bevestigen dat Oeigoeren bij terugkeer een reëel risico lopen op onder andere foltering en andere mensonterende behandeling of bestraffing, grootschalige arbitraire detentie, dwangarbeid, beperkingen op de vrijheden van beweging, meningsuiting en religie, het recht op privacy en reproductieve rechten van Oeigoeren in China.2 Naar de mening van het kabinet, schendt Thailand hiermee het principe van non-refoulement.
Deelt u de mening dat deze uitlevering van 48 Oeigoeren aan China als een grove schending van Thailands verplichtingen onder verdere nationale en internationale wetgeving kan worden beschouwd?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de Nederlandse regering, bekend met de dreigende uitzetting naar aanleiding van schriftelijke vragen van ondergetekende op 23 januari 2025, reeds diplomatiek contact gezocht met de Thaise autoriteiten om de uitzetting te voorkomen, en hen actief herinnerd aan hun verplichtingen onder het internationaal recht?2 Zo nee, waarom is er geen actie ondernomen?
Zoals vermeld in de beantwoording van de schriftelijke vragen, verstuurd op 12 februari 20254, volgt de Nederlandse regering deze zorgelijke kwestie al geruime tijd en heeft op verschillende momenten diplomatiek contact gezocht met de Thaise autoriteiten om hen aan hun verplichtingen onder het internationaal recht te herinneren en de dringende oproep over te brengen om de personen niet uit te zetten, de detentie te beëindigen en – als voorgaande niet gebeurt – de leefomstandigheden voor de groep te verbeteren en UNHCR toegang te geven tot de gevangenen.
Sinds de beantwoording van de schriftelijke vragen, verstuurd op 12 februari 2025, heeft Nederland meermaals op verschillende manieren, zowel bilateraal als in EU-verband en in gezelschap van andere gelijkgezinden bovenstaande boodschap overgebracht. Vanuit de Nederlandse ambassade in Bangkok, de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in Genève en vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag is actief outreach gedaan naar de Thaise autoriteiten tot op de dag van uitzetting.
Bent u bereid om zo snel mogelijk contact op te nemen met de Thaise regering over deze grove schending van de Oeigoerse mensenrechten, en hun negering van de oproep van de internationale gemeenschap om deze uitzetting te voorkomen?
Op 27 februari jl. heeft de Nederlandse ambassade in Bangkok in gelijkgezindenverband gesproken met de Thaise Minister van Buitenlandse Zaken om de Thaise regering aan te spreken op de uitzetting en zorgen over de veiligheid van de Oeigoerse personen over te brengen.
Bent u zo nodig bereid binnen de Europese Unie en met andere landen met een actieve mensenrechtenagenda te pleiten voor een gezamenlijke aanpak, om een signaal te maken naar zowel Thailand als China dat deze deportatie onacceptabel is, en soortgelijke situaties in de toekomst moeten worden voorkomen?
Op 27 februari jl. is vanuit de EU een verklaring uitgebracht, waarin wordt onderstreept dat het handelen van de Thaise autoriteiten het principe van non-refoulement schendt en in strijd is met nationaal en internationaal recht. De Chinese autoriteiten worden opgeroepen om de rechten van de 40 Oeigoeren te respecteren.5 Gelijkgezinde landen waaronder Nederland6 hebben vergelijkbare verklaringen uitgebracht.
Tijdens de Mensenrechtenraad in Genève heeft Nederland op 3 maart jl. aandacht gevraagd voor de situatie en opgeroepen de rechten van de Oeigoeren te respecteren.7
Bent u bereid om de regeringen van Thailand en China op te roepen om de huidige verblijfplaats van deze individuen bekend te maken, en ervoor te zorgen dat hun rechten volledig worden gerespecteerd, waaronder hun recht om vrij te zijn van marteling en andere vormen van mishandeling, en hun toegang tot adequate medische zorg?
Met EU-partners, zet de Nederlandse ambassade in Beijing zich in om de situatie van de 40 Oeigoeren die door Thailand naar China zijn uitgezet te volgen. Daartoe wordt outreach gedaan naar de Chinese autoriteiten om de casus onder de aandacht te brengen en op te roepen de rechten van de Oeigoeren te respecteren.
Kunt u, gezien de ernstige en acute risico’s voor deze Oeigoeren, deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Goudkoorts blokkeert de weg naar vrede in Sudan' |
|
Don Ceder (CU), Sarah Dobbe , Derk Boswijk (CDA) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Goudkoorts blokkeert de weg naar vrede in Sudan»?1
Wij hebben kennisgenomen van het artikel en delen de daarin genoemde zorgen omtrent het conflict in Soedan.
Bent u op de hoogte van het verergerde geweld tegen Sudanese burgers en deelt u de zorgen om de Sudanese bevolking? Bent u met de Verenigde Naties (VN)2 en Amnesty International3 eens dat de strijdende partijen moeten worden gewezen op hun plicht om burgers en humanitaire hulpverleners te beschermen? Welke stappen heeft u naar aanleiding hiervan ingezet, in lijn met diverse aangenomen moties, én welke stappen zijn er internationaal gezet? Hoe komt het dat deze acties tot nu toe onsuccesvol zijn gebleken? Welke stappen gaat u (in Europees verband) nog zetten?
De oorlog en humanitaire crisis in Soedan zijn zeer zorgwekkend. Het conflict raakt de Soedanese bevolking en heeft daarnaast gevolgen voor stabiliteit en veiligheid in de regio maar ook daarbuiten. Nederland blijft zich inspannen voor humanitaire en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen.
Graag verwijzen wij uw Kamer naar de recente Kamerbrief van 21 februari 2025 waarmee wij uw Kamer informeren over de huidige situatie in Soedan met betrekking tot de oorlog en humanitaire crisis en de Nederlandse inzet.4 Via verschillende bilaterale en multilaterale kanalen spant Nederland zich, op ministerieel en hoog-ambtelijk niveau, er voor in om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen en aandacht te vragen voor de oorlog en humanitaire ramp. Zo heeft Nederland individueel en in EU-verband in de VN Mensenrechtenraad steun uitgesproken voor de onafhankelijke internationale fact-finding mission, opgeroepen tot een staakt-het-vuren en de strijdende partijen opgeroepen zich te houden aan geldend oorlogsrecht. De EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika blijft intensief engageren met beide strijdende partijen en wijst hen op hun plicht om burgers en humanitaire hulpverleners te beschermen. Bij de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het belang benadrukt van intensievere betrokkenheid van de EU en voorgesteld een EU-kerngroep te vormen.
Deelt u de conclusie dat de goudhandel de strijd faciliteert en dient als «brandstof voor het conflict»? Kunt u garanderen dat er op de Nederlandse markt geen goud wordt verkocht dat afkomstig is uit de Sudanese mijnen? Zo nee, wat vindt u ervan dat de Nederlandse vraag op deze manier bijdraagt aan facilitering van het conflict en bovendien bijdraagt aan het feit dat mijnwerkers onder gevaarlijke omstandigheden moeten werken in de mijnen?
Het kabinet verwacht dat Nederlandse bedrijven ondernemen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-RL). Wanneer Nederlandse (en Europese) bedrijven boven bepaalde drempelwaarden de zogeheten conflictmineralen (o.a. tin, wolfraam, tantaal en goud) importeren hebben zij, op basis van de Europese Conflictmineralenverordening (Verordening 2017/821), een gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Dat betekent dat zij potentiële negatieve effecten op mens en milieu in hun waardeketens moeten identificeren en waar mogelijk tegen moeten gaan. In Nederland houdt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) toezicht op de verordening. De verordening heeft als doel de controle op handel in de genoemde mineralen uit conflict- en hoog risicogebieden en is een van de middelen om een einde te maken aan de financiering van gewapende groepen en gedwongen arbeid in mijnen. Ondersteunend aan de verordening bestaat er een indicatieve, niet-uitputtende lijst van conflict- en hoog risicogebieden5. Dertien regio’s in Soedan staan op deze lijst.
Daarnaast is de Anti-dwangarbeidverordening (Verordening 2024/3015) relevant wanneer de delving van goud gepaard gaat met gedwongen arbeid. Deze verordening verbiedt bedrijven namelijk om producten gemaakt met dwangarbeid op de markt van de Unie te plaatsen. Door de complexe context kunnen misstanden echter niet uitgesloten worden. Het is aan bedrijven om risico’s zo goed mogelijke te identificeren en waar mogelijk tegen te gaan. Het kabinet ondersteunt bedrijven bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid, o.a. met het MVO steunpunt en sectorale samenwerking.
Gaat de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) borgen dat de Europese markt niet meer (indirect) bijdraagt aan het conflict in Sudan? Zo nee, welke stappen gaat u zowel in nationaal als Europees verband zetten om dit wel te borgen?
Zoals aangegeven bij vraag 3 is er reeds specifieke wetgeving van kracht op het terrein van conflictmineralen en dwangarbeid. De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) bevat een overkoepelende gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor grote bedrijven om zo risico’s voor mens en milieu te identificeren, te voorkomen en aan te pakken. Onder de reikwijdte van de richtlijn vallen in de EU gevestigde bedrijven met meer dan 1.000 medewerkers en een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen wereldwijd, en niet in de EU gevestigde bedrijven met een netto jaaromzet van meer dan EUR 450 miljoen op de Europese markt. Elke lidstaat zal in de omzetting naar nationaal recht een nationale toezichthouder aanwijzen en de richtlijn voorziet in een Europees netwerk waarin deze toezichthouders samenwerken. In het geval dat Europese ondernemingen of niet-EU ondernemingen die onder de richtlijn vallen bijdragen aan het conflict in Soedan kan dat aanleiding zijn voor een toezichthouder om in dialoog te gaan met deze onderneming en in het uiterste geval een boete op te leggen van minimaal 5% van de wereldwijde netto omzet.
Overigens heeft de Europese Commissie op 26 februari jl. het eerste zogenoemde omnibusvoorstel gepresenteerd waarin een aantal duurzaamheidswetten, waaronder de CSDDD, met het oog op regeldrukvermindering worden gestroomlijnd. Het kabinet zal uw Kamer volgens de gebruikelijke BNC-procedure hierover informeren.
Zijn er reeds maatregelen genomen tegen landen (zoals de Verenigde Arabische Emiraten) die wapendeals sluiten met de strijdende partijen? Zo nee, wat is uw inzet om ervoor te zorgen dat deze maatregelen komen?
Het speelveld van actoren betrokken bij één of beide partijen in de oorlog, en de verschillende bewapenings- en financieringsstromen en -routes, is complex en diffuus.
Tijdens de RBZ van oktober 2024 heeft het kabinet opgeroepen tot meer diplomatieke druk door middel van een derde sanctiepakket gericht op RSF- en SAF-leden, en op diegenen die zich in strijd met het geldende wapenembargo schuldig maken aan het bewapenen, financieren of logistieke ondersteuning bieden aan de strijdende partijen, zowel binnen als buiten Soedan. In EU-kader is er al sinds 1994 een EU-wapenembargo van kracht op geheel Soedan dat meermaals is verlengd en uitgebreid. Daarnaast is er een VN-wapenembargo voor Darfoer van kracht, dat in september 2024 in de VN Veiligheidsraad is verlengd. In oktober 2024 heeft Nederland in EU-kader gepleit voor het uitbreiden van het VN-wapenembargo op Darfoer naar heel Soedan. Tevens bespreekt Nederland de zorgwekkende situatie in Soedan ook met de regionale partners, en benadrukt daarbij de noodzaak tot een einde aan het geweld en het belang van naleving van het VN wapenembargo op Darfoer.
Nederland vraagt via verschillende kanalen aandacht voor financiering door derde partijen, onder meer in EU verband en in bilaterale gesprekken met derde landen betrokken bij het conflict. Tevens is het afsnijden van financieringsstromen een aandachtspunt bij het vaststellen van namen van entiteiten binnen het EU sanctieregime.
Welke stappen zet u om de financiering van de strijdende partijen vanuit derde landen aan verder banden te leggen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke extra stappen bent u bereid te zetten om te voorkomen dat Europese wapens nogmaals in handen van de strijdende partijen vallen, zoals bij de vondst van Franse wapens in Darfur?
In de Kamerbrief van 21 februari jl. inzake de oorlog en humanitaire ramp in Soedan wordt onder andere ingegaan op de inzet van Nederland betreffende de mogelijke indirecte export van wapens naar Soedan. Als deel van de inspanning heeft Nederland de zorgen hierover geuit in de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 en aandacht gevraagd voor het specifieke omleidingsrisico van wapens naar Soedan via derde landen.
Conform de toezegging gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is de Kamer via de geannoteerde agenda voor de RBZ van december 2024 geïnformeerd over contact met de Franse autoriteiten naar aanleiding van mediaberichtgeving over militaire goederen van Franse makelij die in Soedan terecht zouden zijn gekomen.6 De Franse autoriteiten nemen deze berichtgeving zeer serieus en hebben een onderzoek ingesteld. Het kabinet heeft vertrouwen in het Franse wapenexportcontrolebeleid. Ten aanzien van het risico op omleiding van militaire goederen naar Soedan blijft het kabinet conform staand beleid voor elke vergunningaanvraag zorgvuldig toetsen. In dat proces van toetsing wordt ook secuur gekeken naar het risico dat goederen door omleiding in Soedan terechtkomen. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd, wordt een vergunningaanvraag afgewezen.
Hoe reflecteert u op de rol van Rusland in het conflict en op het feit dat zij profiteren van de goudhandel? Welke mogelijkheden ziet u om in Europees verband deze Russische inmenging tegen te gaan, mede vanwege de agressie-oorlog in Oekraïne en de bedreiging die Rusland vormt voor de gehele Europese veiligheid?
Het is hoogst waarschijnlijk dat Rusland banden heeft met beide strijdende partijen in Soedan. Dit is voornamelijk te zien via militaire steun van zogenaamde Private Military Companies (PMC’s) zoals het Africa Corps, maar ook via strategische bilaterale overeenkomsten tussen Rusland en Soedan zoals het openen van een Russische marinebasis aan de Rode Zee. De rol van Rusland op het Afrikaanse continent is groot en neemt toe. In Soedan, maar ook elders op het continent, is Rusland via PMC’s bezig om toegang te krijgen tot natuurlijke grondstoffen zoals goud om o.a. de oorlog in Oekraïne te financieren. Deze ontwikkelingen zijn voor Nederland uiterst zorgelijk, keuren wij af en worden consequent in EU-verband door Nederland opgebracht.
Welke stappen heeft u in Europees verband tot nu toe gezet om te komen tot een vredesproces en meer humanitaire hulp, ook mede in het licht van het besluit van de Amerikaanse regering om de activiteiten van USAID te staken, waardoor de bestaande crisis nog verder zal verslechteren? Welke stappen gaat u nog zetten, zowel als het gaat om humanitaire hulp als om het vredesproces?
Nederland spant zich via verschillende bilaterale en multilaterale kanalen in voor humanitaire en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen. De recente Kamerbrief van 21 februari 2025 gaat in op deze inzet en de gezamenlijke stappen in Europees verband.7 Nederland zet zich in voor een versterkte EU benadering ten aanzien van Soedan, en heeft mede daarvoor het initiatief genomen voor de oprichting van een EU kerngroep. Ook heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Hoge Vertegenwoordiger Kallas verzocht om bespreking tijdens de Raad Buitenlandse Zaken. Zij onderschreef dit belang. Wij verwachten dat tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van april zal worden gesproken over Soedan. Gelet op de grote hoeveelheid buitenland prioriteiten sluiten wij niet uit dat dit ook later zou kunnen worden. De Minister van Buitenlandse Zaken blijft zich hier hoe dan ook voor inspannen.
Daarnaast pleit Nederland in Europees verband actief voor humanitaire uitzonderingen binnen sanctieregimes, wat heeft geleid tot een dergelijke uitzondering in het EU-sanctieregime voor Soedan. Verder leidt Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk de Humanitarian Donor Working Group (HDWG) voor Soedan in Nairobi. Deze groep richt zich op informatie-uitwisseling, coördinatie en belangenbehartiging. Het kantoor van de Resident Coordinator/Humanitairan Coordinator(RC/HC) is bezig met een analyse om de verwachte impact van het stopzetten van USAID-activiteiten in kaart te brengen. Gezien de omvang van de Amerikaanse financiering is duidelijk dat een groot deel van de weggevallen steun niet door andere donoren kan worden opgevangen.
De noodzaak voor het opstellen van een Amerikastrategie |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat destijds (2018) enkele van de redenen voor het opstellen van zowel een specifieke strategie tegenover China als een specifieke strategie tegenover Rusland waren: dat dit beide landen zijn die een grote rol spelen op het wereldtoneel op militair, economisch en politiek terrein, dat de invloed van beide landen op deze terreinen grote gevolgen heeft voor de positie van Nederland en de EU, dat men gebaat is bij goede economische en politieke betrekkingen met deze landen maar dat deze betrekkingen in toenemende mate onder druk staan, dat helderheid over de wijze waarop Nederland en de EU inspelen op de veranderende betrekkingen met deze landen van groot belang is en dat daarom een actuele, geïntegreerde, heldere en toekomstbestendige strategie tegenover beide landen niet kan ontbreken?1, 2
Ja.
Deelt u de mening dat ondanks het feit dat afgelopen weken de verhoudingen tussen Nederland en de Europese Unie (EU) enerzijds en de Verenigde Staten anderzijds onder druk zijn komen te staan, de inzet moet zijn de goede onderlinge economische, politieke en militaire betrekkingen te behouden?
Het kabinet deelt de opvatting dat goede betrekkingen met de Verenigde Staten (VS) voor Nederland en voor de EU van cruciaal belang zijn. Zonder de militaire bijdrage van de VS kan op dit moment geen invulling worden gegeven aan onze collectieve veiligheid zoals die vorm krijgt in de NAVO. Politiek, economisch en militair geldt dat de EU en de VS samen sterker staan in de wereld. Het kabinet zet zich daarom in voor een constructieve samenwerking met de Amerikaanse regering, zowel bilateraal als binnen EU-verband.
Hoe ziet u in dit verband de ogenschijnlijke handreiking van de Amerikaanse president Trump aan de Russische president Poetin van de afgelopen weken?
Sinds het begin van de grootschalige Russische invasie in 2022 is de Verenigde Staten een cruciale partner voor Oekraïne. De nieuwe Amerikaanse regering zet in op een spoedig einde aan de gevechten. President Trump heeft aangegeven te willen sturen op een overeenkomst en voorziet daarbij een rol als bemiddelaar. Naar mening van het kabinet is Amerikaanse betrokkenheid bij een duurzame vredesovereenkomst essentieel, naast betrokkenheid van Europa. Amerikaanse betrokkenheid vereist dat Europa de bereidheid toont veel meer verantwoordelijkheid te nemen en significante investeringen te doen in eigen veiligheid, defensie en weerbaarheid.
Het kabinet zal samen met andere Europese bondgenoten blijven uitdragen dat onze belangen gemeenschappelijk zijn en dat Amerikaanse steun voor Oekraïense en Europese veiligheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Tegelijkertijd draagt het kabinet uit dat Rusland de agressor is in deze oorlog, en Oekraïne het slachtoffer van die agressie. Het kabinet zet in op rechtvaardige en duurzame vrede waarbij Oekraïne onderhandelt op basis van een positie van kracht. Daarbij is de boodschap van Nederland richting de Verenigde Staten en andere internationale partners om koers te houden ten aanzien van Oekraïne, en in te blijven zetten op vrede door kracht in plaats van oorlog door zwakte.
Hoe ziet u in dit verband de ogenschijnlijke bedreigingen van de Verenigde Staten omtrent een mogelijke Amerikaanse terugtrekking uit de NAVO?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe ziet u in dit verband de veranderde houding van de Amerikaanse president Trump jegens de veiligheidsinfrastructuur van Europa?
De nieuwe Amerikaanse regering heeft zijn toewijding aan de NAVO herbevestigd, onder meer tijdens de bijeenkomst van de NAVO-Ministers van Defensie op 13 februari 2025. De VS verwacht wel dat de Europese bondgenoten meer verantwoordelijkheid nemen voor de Europese veiligheid, en wijst in dat kader onder andere op de toezeggingen die zijn gedaan tijdens de NAVO Top van Wales in 2014. Gelet op deze duidelijke oproep en de huidige verslechterde Europese veiligheidssituatie, acht het kabinet het, zoals eerder gesteld, van groot belang dat Europese landen meer verantwoordelijk nemen voor hun veiligheid en defensie. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat de VS een cruciale rol speelt binnen de huidige veiligheidsinfrastructuur van Europa, en acht het daarom belangrijk om de VS betrokken te houden. Amerikaanse steun voor Oekraïense en Europese veiligheid blijven onlosmakelijk met elkaar verbonden. De VS vindt daarbij in Europa 30 bondgenoten die economisch en militair met de VS samenwerken en dat zullen blijven doen.
Artikel 5 van het NAVO-verdrag staat. Het samen realiseren van een collectieve afschrikking en verdediging, zoals verankerd in artikel 5, is een prioriteit van dit kabinet. Het kabinet heeft daarom extra middelen beschikbaar gemaakt voor defensie en roept ook andere bondgenoten op te voldoen aan de NAVO-norm om 2% van het bruto binnenlands product te besteden aan defensie. Tegelijkertijd benadrukt de NAVO dat bondgenoten de komende jaren meer zullen moeten gaan uitgeven aan defensie om de collectieve afschrikking en verdediging op peil te houden. De verwachting is dat een besluit hierover zal voorliggen tijdens de NAVO-top in juni. Het kabinet zal daarover voor de NAVO-top een standpunt innemen en uw Kamer hierover informeren.
Deelt u de mening dat het van groot belang is helderheid te hebben over de wijze waarop Nederland en de EU inspelen op de veranderende betrekkingen met de Verenigde Staten, en dat daarom een actuele, geïntegreerde, heldere en toekomstbestendige strategie met betrekking tot de Verenigde Staten nodig is? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om een Amerikastrategie, naar voorbeeld van de al bestaande Chinastrategie en Ruslandstrategie, op te stellen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de opvatting dat het belangrijk is om duidelijk te zijn over de Nederlandse inzet, zeker in het licht van de veranderde inzet van de nieuwe Amerikaanse regering. Tegelijkertijd is het kabinet niet voornemens een Amerikastrategie te schrijven. De VS is onze bondgenoot en partner en de inzet van het kabinet t.a.v. de trans-Atlantische relatie zoals eerder met uw Kamer gedeeld3 blijft onverminderd staan.
De Nederlandse inzet is gericht op de voorzetting van de goede betrekkingen tussen Nederland, de EU, en de VS, en waar mogelijk het versterken hiervan. Het is belangrijk om goede relaties aan te gaan met de nieuwe regering en de samenwerking op thema’s van wederzijds belang voort te zetten, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Dat is belangrijk voor onze veiligheid en welvaart. Het kabinet blijft zich inspannen voor een constructieve dialoog om onze standpunten over het voetlicht te brengen, ook over de zaken waar we het niet eens zijn. Dit is ook de inzet van het kabinet in Europees verband, waarbij het kabinet onderstreept dat het belangrijk is dat de EU eensgezind optrekt.
Zoals o.a. in antwoord op vraag 4 en 5 aangegeven, is duidelijk dat de veranderende geopolitieke verhoudingen, en daarin de veranderende Amerikaanse koers t.a.v. bijvoorbeeld Europese veiligheid, betekenis hebben voor Europa en Nederland. Het is evident dat deze dynamiek beleidswijzigingen van het kabinet kunnen vragen. Indien dit het geval is, zal het kabinet uw Kamer daarover informeren.
Christenvervolging in de Democratische Republiek Congo |
|
Don Ceder (CU), Henk Vermeer (BBB), Derk Boswijk (CDA), Isa Kahraman (NSC), Joost Eerdmans (EénNL), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «70 mensen onthoofd gevonden in kerk Congo»1 en «D.R. Congo: 70 mensen onthoofd gevonden in Kerk in Kasanga»2?
Ja.
Spreekt u met ons uw afschuw uit over deze bloedige aanval?
Ja. Het kabinet veroordeelt geweld tegen religieuze minderheden. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 24 februari jl. heb ik aandacht gevraagd voor deze vreselijke gewelddaad.
De Democratische Republiek Congo staat op nummer 35 van de Open Doors Ranglijst, welke inzet heeft u en heeft de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging om daar christenvervolging tegen te gaan?
In de Democratische Republiek Congo (DRC) worden christenen niet door de overheid gediscrimineerd en spelen de verschillende kerken een grote rol in het openbare leven. Bovengenoemd geweld komt voort uit de activiteiten van gewapende groepen in Oost-Congo. Zodoende ziet het kabinet het bereiken van een duurzame vrede in Oost-Congo als belangrijkste uitdaging om geweld tegen christenen te voorkomen. Inzet van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging in de DRC heeft naar mening van het kabinet vanuit dit perspectief op dit moment niet meteen toegevoegde waarde. Wel wordt er op ambtelijk niveau gesproken over dit thema met belangrijke religieuze en politieke leiders in de DRC. Het kabinet blijft de ontwikkelingen scherp volgen en zal indien nuttig en nodig de inzet van de Speciaal Gezant in de toekomst niet schromen.
Staan de Allied Democratic Forces (ADF) reeds op de Europese terreurlijst? Zo nee, bent u bereid daarvoor te pleiten, zeker gezien hun registratie in de kennisbank terroristische organisaties3?
De Allied Democratic Forces staan niet op de Europese terrorisme-sanctielijst. Ik ben bereid te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om deze groep op de Europese terrorisme-sanctielijst of de Europese ISIS/Al-Qaida sanctielijst te plaatsen. De groep is zeer versplinterd en ADF-leiders zien streng toe op de informatie die over de organisatie naar buiten komt, zoals de Kennisbank Terroristische Organisaties van de NCTV ook aangeeft.
Is bekend of er buitenlandse steun of steun van andere landen is voor de ADF? Zo ja, welke landen en bent u bereid die landen aan te spreken?
Hierover is op dit moment geen informatie bekend. Ook hiervoor geldt dat het ADF leiderschap streng toeziet op de informatie die naar buiten komt.
Welke steun kan Nederland of de Europese Unie (EU) in de Democratische Republiek Congo leveren om straffeloosheid tegen te gaan, zowel bij deze aanval als bij vele andere mensenrechtenschendingen?
De Congolese staat oefent beperkte controle uit over de regio’s waar de ADF actief zijn. Het herstellen van het staatsgezag zal een cruciale voorwaarde zijn om de straffeloosheid te bestrijden die op dit moment in deze regio’s plaatsvindt. Nederland en de EU roepen op tot steun voor de vredesprocessen die erop gericht zijn de gewapende groepen in Oost-Congo de wapens neer te laten leggen.
Sinds 2015 draagt Nederland middels programma’s bij aan het versterken van het staatsgezag door middel van het verbeteren van veiligheidsbeleid op lokaal niveau in Oost-DRC en de bredere regio.
Nederland zetelt in de Verenigde Naties mensenrechtenraad, ziet u de mogelijkheid om christenvervolging in de VN aan te kaarten? Ziet u ook de mogelijkheid om de gewelddadige opmars van M23 en mensenrechtenschendingen daar te adresseren?
Nederland steunde op 7 februari jl. de speciale zitting van de VN Mensenrechtenraad over DRC, waarbij een tweetraps-onderzoeksmechanisme werd opgezet voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal humanitair recht in de periode vanaf januari 2025 in de provincies Noord- en Zuid-Kivu. Het VN Kantoor voor de Mensenrechten zal onmiddellijk van start gaan met dit onderzoek, gevolgd door een aanvullend onderzoek door een onafhankelijke Fact Finding Mission. Tijdens de zitting sprak de EU een verklaring uit waarin het de mensenrechtendingen in de DRC veroordeelde. Deze verklaring werd door Nederland gesteund.
Hoe kijkt u naar een speciale VN-resolutie op het gebied van religie in conflict en vrede, zoals er een landmark VN-resolutie 1325 is rond Women, Peace and Security?
Een nieuwe resolutie via de VN Veiligheidsraad, zoals de VN-resolutie 1325 (Women, Peace and Security), vereist de benodigde steun van de leden van de VN Veiligheidsraad. Mede gezien de geopolitieke ontwikkelingen en de polarisatie binnen de VN Veiligheidsraad, acht ik een dergelijke overeenstemming weinig waarschijnlijk.
Tijdens de 58ste zitting van de Mensenrechtenraad dit jaar heeft de EU opnieuw een resolutie ingediend over vrijheid van religie en levensovertuiging, waarin religieuze haat, discriminatie en geweld worden veroordeeld. Ook de Organisation of Islamic Cooperation (OIC) dient regelmatig een resolutie in op het gebied van religie en levensovertuiging. Terwijl de EU in haar resolutie nadruk legt op het individuele recht op vrijheid van religie, richt de OIC zich op bescherming van religies, soms ten koste van vrijheid van meningsuiting. Hoewel de EU en de OIC elkaars visie niet volledig onderschrijven, bestaat er een evenwicht dat ervoor zorgt dat beide resoluties meestal unaniem worden aangenomen. Een aanvullende resolutie over religie in conflict en vrede zou dit evenwicht kunnen verstoren en mogelijk kunnen leiden tot een minder gewenst eindresultaat voor Nederland en de EU.
De noodzaak om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht beter te waarborgen om onze democratische rechtsstaat weerbaarder te maken. |
|
Joost Sneller (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Struycken |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het pleidooi van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak waarin hij stelt» «Een bindende voordracht vanuit de rechtspraak na een procedure waarin vertegenwoordigers van het departement geen rol meer spelen: het past beter bij de scheiding der machten.»?1
Ik heb de nieuwjaarstoespraak van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak bijgewoond en met grote belangstelling gevolgd. In deze toespraak vraagt de voorzitter, terecht, aandacht voor het belang van onafhankelijke rechtspraak in onze democratische rechtsstaat. Meer in het bijzonder pleit de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak ervoor dat rol van de Minister bij benoeming van leden van de Raad zo klein mogelijk wordt gemaakt. Hij vermeldt in dit kader dat de indruk kan bestaan dat de Raad invloed uitoefent op de benoeming van gerechtsbestuurders en ook dat het vertrouwen tussen bestuurders en de werkvloer soms fragiel is. Een en ander brengt hij in verband met de wens om de Raad in staat te stellen minder vrijblijvende afspraken te maken met de gerechten. Hij pleit ook voor verankering van de Raad van de rechtspraak in de Grondwet. Aan het pleidooi ligt kennelijk een visie ten grondslag op de rol en de taken van de Raad voor de rechtspraak in het Nederlandse rechtsbestel en de wenselijke verhouding van de Raad tot rechters en gerechtsbestuurders. In op 20 februari 2025 beantwoorde vragen van het Kamerlid Lahlah (GroenLinks-PvdA)2 heb ik aangegeven dat ik voornemens ben uw Kamer medio 2025 een brief te sturen waarin ik zal ingaan op de constitutionele uitgangspunten van de benoemingsprocedure van leden van de Raad voor de rechtspraak. Daarbij zal ik ook ingaan op de plaats en de taken van de Raad voor de rechtspraak in de Nederlandse rechtsstaat en aangeven hoe ik vervolg zal geven aan de op 12 maart 2024 door uw Kamer aanvaarde motie-Sneller3 inzake het zo klein mogelijk maken van de rol van de Minister (in dit geval mijn rol als Staatssecretaris) in de benoemingsprocedure van leden van de Raad voor de rechtspraak. Ik zal de uitspraken van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak op dit punt daarbij betrekken.
Wat is uw reactie op de zorgen van de presidenten van de rechtbanken Amsterdam en Overijssel ten aanzien van de kwetsbaarheid van de huidige regeling voor de benoeming van leden van de Raad voor de rechtspraak (in samenhang met de overige regels ten aanzien van de aanstelling van rechters) die zelfs leidde tot de vaststelling «Wat in Polen en Hongarije gebeurt, kan hier ook. Het bedreigt de vrijheid van alle burgers.»?2
De door de twee presidenten geuite zorgen lijken niet te zijn ingegeven door recente incidenten bij de benoeming van rechters of leden van de Raad voor de rechtspraak in Nederland. De publicatie concretiseert niet op welke punten zorgen bestaan in het licht van specifieke ontwikkelingen of gebeurtenissen in andere landen. De rechterlijke onafhankelijkheid is in Nederland op verschillende manieren zowel grondwettelijk als wettelijk gewaarborgd, zoals ik uiteen heb gezet in het reeds vermelde antwoord op de derde schriftelijke vraag van het Kamerlid Lahlah. De wettelijke en de grondwettelijke regelingen voorzien reeds in een groot aantal waarborgen, mede door spreiding van taken en bevoegdheden. Dit geldt ook voor de wijze waarop thans benoemingen van rechters en leden van de Raad voor de rechtspraak plaats vinden. Ik ben dan ook niet van mening dat de vrijheid van burgers op dit moment gevaar loopt, en ik wil voorkomen dat de genoemde zorgen van de presidenten van de rechtbanken tot onnodige gevoelens van onrust leiden ten aanzien van het vertrouwen van burgers in de Nederlandse democratische rechtsstaat. Dit neemt niet weg dat de onafhankelijkheid van de rechtspraak voortdurende aandacht behoeft en dat in dat licht steeds gekeken moet worden naar mogelijke verbeteringen. In de hiervoor aangekondigde brief zal ik uiteen zetten welke eventuele maatregelen mij daarbij voor ogen staan.
Wat is uw reactie op de analyse dat «we niet enkel kunnen leunen op een oude rechtscultuur, waarin rechterlijke onafhankelijkheid door de executieve «uiteraard» worden geaccepteerd» en dat het «de hoogste tijd is om ... de directe lijn van de Minister naar de benoeming van gerechtsbestuurders door te knippen»?3
In de in antwoord 1 genoemde, voor medio 2025 aangekondigde brief ben ik voornemens uw Kamer te informeren over de benoemingsprocedures van gerechtsbestuurders. Voor het overige verwijs ik u naar de beantwoording van eerder genoemde schriftelijke vragen van het Kamerlid Lahlah.
Bent u bereid om voortvarend werk te maken van aanpassing van de benoemingsprocedure van de leden van de Raad voor de rechtspraak om de rechterlijke onafhankelijkheid beter te waarborgen, zoals de Kamer u in maart 2024 verzocht?4
In voornoemde brief informeer ik uw Kamer over het vervolg op de motie van het Kamerlid Sneller over aanpassing van de benoemingsprocedure van leden van de Raad voor de rechtspraak.
Deelt u de analyse dat huidige financieringssystematiek van de rechterlijke macht onvoldoende rechtsstatelijke waarborgen biedt voor rechterlijke onafhankelijkheid? Zo ja, kunt u beargumenteren tegen welke «staatsrechtelijke stresstest» dit systeem is opgewassen? Zo nee, op welke wijze bent u voornemens het huidige stelsel weerbaarder te maken?5
Zoals ook uiteengezet in de beantwoording van de schriftelijke vragen van het Kamerlid Lahlah, in het bijzonder vraag 7, moet bij de financiering van de rechtspraak recht worden gedaan aan de constitutionele principes van de rechterlijke onafhankelijkheid, de positie van de formele wetgever, het budgetrecht van het parlement en de ministeriële verantwoordelijkheid. Binnen deze uitgangspunten moet een verantwoorde balans worden gevonden. Het financieringsmechanisme, dat is neergelegd in artikel 97 en verder van de Wet RO en het hierop gebaseerde Besluit financiering rechtspraak 2005, voorziet, samen met de eigenstandige beheersbevoegdheden van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten, in een stevige zelfstandige positie van de rechtspraak. Tegelijkertijd wordt er recht gedaan aan de benodigde transparantie over de besteding van publieke middelen en aan het budgetrecht van het parlement (krachtens artikel 105 van de Grondwet). In de brief, die in het antwoord op vraag 1 in het vooruitzicht is gesteld, zal ik nader ingaan op de financieringssystematiek van de rechtspraak in het licht van de constitutionele uitgangspunten. Overigens is de rechtsstatelijke situatie in Nederland jaarlijks, net als alle andere EU-lidstaten, onderwerp van het rechtsstaatrapport van de Europese Commissie. In deze rechtsstaatrapporten is voor Nederland tot nu toe geen aandacht gevraagd voor de financieringssystematiek van de rechtspraak.
Deelt u de stelling dat er thans «boterzachte waarborgen zijn tegen harde, kwaadwillende politieke druk op rechters via de band van het tuchtrecht»?6 Zo nee, welk denkbeeldig scenario heeft u gebruikt om de huidige waarborgen te stresstesten? Zo ja, wat bent u voornemens te doen om deze waarborgen te verstevigen?
In genoemde antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Lahlah heb ik uiteengezet op welke wijze de rechterlijke onafhankelijkheid in Nederland zowel grondwettelijk als wettelijk is gewaarborgd. Deze waarborgen zorgen ervoor dat rechters in een zaak recht kunnen spreken zonder enige bemoeienis van buitenaf. Onze rechtspraak staat goed aangeschreven en het vertrouwen dat mensen hebben in de rechters is onverminderd hoog. Dit blijkt uit de algemene conclusies in het rapport van de Venetië Commissie 2023 en uit het Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie 2024.9 De kwalificatie «boterzacht» kan ik dan ook niet onderschrijven. Dit neemt niet weg dat de onafhankelijkheid van de rechtspraak voortdurende aandacht behoeft en dat in dat licht steeds gekeken moet worden naar mogelijke verbeteringen.
Het jaarlijkse rechtsstaatrapport van de Europese Commissie is voor het kabinet een belangrijk instrument om de rechtsstatelijke situatie in de lidstaten, dus ook in Nederland, te monitoren en daarmee rechtsstatelijke problematiek (vroegtijdig) te signaleren, te bespreken en gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Het rechtsstaatrapport is het resultaat van een intensieve dialoog van de Commissie met nationale autoriteiten en belanghebbenden, het maatschappelijk middenveld en organisaties binnen de justitiële sector. Het Nederlandse hoofdstuk in het EU-rechtsstaatrapport geeft daardoor een goede indruk van de staat van de rechtsstaat op tal van indicatoren en signaleert waar additionele inzet of aandacht nodig is om de rechtsstaat te verstevigen.
In de voor medio 2025 aangekondigde brief zal ik uiteen zetten welke eventuele maatregelen mij voor ogen staan om de onafhankelijkheid van de rechtspraak in Nederland te versterken.
Wat is uw (beargumenteerde) reactie op het voorstel om de Raad voor de rechtspraak Grondwettelijk te verankeren, bijvoorbeeld als «Hoog College van Staat»?7
In de beantwoording van de eerder genoemde vragen van het Kamerlid Lahlah, in het bijzonder vraag 2 en vraag 3, heb ik uiteengezet dat de onafhankelijkheid van de rechtspraak reeds op verschillende manieren in de (Grond)wet en in andere wetten en procedures is verankerd. Bij de beantwoording van de vraag of de Raad voor de rechtspraak in de Grondwet zou moeten worden verankerd is van belang voor ogen te hebben welke wettelijke taken de Raad voor de rechtspraak uitoefent. Anders dan sommige andere Raden voor de rechtspraak in Europa heeft de Nederlandse Raad voor de rechtspraak alleen beheersmatige taken, en (uitdrukkelijk) geen rechtspositionele taken en bevoegdheden jegens rechters noch enige inhoudelijke bemoeienis met rechtspraak in concrete zaken. Aan de vraag naar verankering van de Raad voor de rechtspraak in de Grondwet dient dus een nadere afweging inzake de positie en de taken van deze raad in ons rechtsbestel ten grondslag te liggen.
In de aangekondigde brief zal ik, als vermeld, nader ingaan op de verschillende constitutionele uitgangspunten van ons rechtsbestel. Ik ga hierbij ook in op de positionering van de Raad voor de rechtspraak.
Welke andere kritiekpunten en oplossingsrichtingen uit de bundel «Constitutionele waarborgen» bent u voornemens in beleidsvoorstellen om te zetten?
Zoals in de beantwoording van de eerder genoemde vragen van het Kamerlid Lahlah aangekondigd zal ik bij de in het antwoord op vraag 1 genoemde brief ook de aanbevelingen uit de publicatie van de Stichting Onderzoek Rechtspleging betrekken.
Het bericht dat westerse scheepseigenaren miljarden verdienden met de verkoop van olietankers aan de Russische schaduwvloot |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek van onder andere Follow the Money waaruit blijkt dat westerse scheepseigenaren miljarden verdiend hebben met de verkoop van oude, roestige olietankers aan de Russische schaduwvloot?1
Het is bijzonder zorgelijk dat Westerse scheepseigenaren miljarden hebben verdiend met de verkoop van olietankers aan de Russische schaduwvloot. Daartoe geldt sinds het 12e sanctiepakket tegen Rusland van december 2023 een verbod. De schaduwvloot ondermijnt de effectiviteit van sancties en het kabinet zet hard in op de bestrijding daarvan, daarom neem ik de inhoud van dit artikel zeer serieus en zal ik binnen de EU pleiten voor aanvullende maatregelen om deze verkoop te stoppen.
Klopt het dat momenteel slechts 68 van de naar schatting meer dan 600 olietankers van de Russische schaduwlijst op de Europese sanctielijst staan? Kunt u aangeven waarom er niet meer schepen van de schaduwvloot in de Europese Unie (EU) gesanctioneerd zijn?
Met de aanname van het 16e sanctiepakket tegen Rusland op 24 februari 2025 heeft de EU in totaal 153 schepen gesanctioneerd. 130 hiervan zijn olietankers die tot de schaduwvloot worden gerekend. De overige twintig betreffen onder andere schepen die betrokken zijn bij wapenleveranties aan Rusland uit Noord-Korea of de export van gestolen Oekraïens graan. Voor ieder schip geldt dat er een gedegen bewijspakket moet worden samengesteld dat ook stand kan houden bij de rechter. Nederland geldt binnen de EU als aanjager door bewijspakketten te leveren, kennis en ervaring te delen met andere lidstaten en te coördineren met G7-partners. Mede dankzij de inspanningen van Nederland zal er naar verwachting in het zeventiende pakket weer een stap in de goede richting wordt gezet.
Kunt u aangeven hoeveel van de 230 schepen die door westerse scheepseigenaren verkocht zijn momenteel gesanctioneerd zijn?
Op dit moment zijn 19 van deze schepen door de EU gesanctioneerd.
Bent u van mening dat westerse bedrijven die olietankers verkocht hebben, die uiteindelijk onderdeel van de schaduwvloot zijn geworden, voorafgaand aan de verkoop afdoende due-dilligence onderzoek hebben uitgevoerd? Zo niet, welke sanctie staat hierop?
De EU-sanctieverordening tegen Rusland bevat sinds het 12e sanctiepakket van december 2023 een duidelijk verbod om tankers te verkopen als bekend is dat die gebruikt gaan worden in Rusland. In de praktijk blijkt het lastig om dit vooraf te bewijzen, mede omdat de schaduwvloot gebruikt maakt van complexe eigendomsstructuren. Het is aan de relevante handhavingsentiteiten om vast te stellen of bedrijven voldoende due-dilligence hebben uitgevoerd.
Het niet voldoen aan deze verplichting staat gelijk aan het overtreden van de EU-sanctieverordening en betreft daarmee een economisch delict. Strafmaat hiervoor is vastgelegd in de Wet economische delicten, en omvat een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie. Onder bepaalde omstandigheden kan ook een geldboete van de zesde categorie worden opgelegd. Daarnaast kan wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen.
Het kabinet wil dat er EU-breed meer tegen wordt gedaan en roept daar ook toe op. Het is uiteindelijk aan de Europese Commissie om lidstaten aan te spreken op de nationale naleving van de sanctiemaatregelen.
Sinds wanneer zijn verkopers verplicht om te controleren of hun schepen niet gebruikt zullen worden om sancties te omzeilen? Welke sanctie kan er opgelegd worden als een verkoper dit onvoldoende controleert?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid zich binnen de EU in te zetten voor het sanctioneren van in ieder geval alle olietankers die door de Verenigde Staten gesanctioneerd zijn? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inzet is om de lijst met gesanctioneerde schepen van de schaduwvloot voortdurend te updaten en hier actief aan bij te dragen. Voor Nederland is het leidend dat de schepen die aangedragen worden veel impact hebben, juridische houdbaar zijn en dat er consensus over bereikt kan worden onder EU lidstaten. Binnen de kaders van deze principes zet Nederland zich – conform de motie Dassen c.s. (21 501-02, nr. 3010) in voor het synchroniseren van gesanctioneerde schepen van de schaduwvloot met G7-partners.
Bent u bereid zich in te zetten voor het bestraffen van westerse bedrijven die olietankers hebben verkocht die bij de Russische schaduwvloot terecht zijn gekomen? Zo nee, waarom niet?
Indien er signalen zijn dat bedrijven sancties overtreden wordt hier altijd onderzoek naar gedaan en waar nodig wordt er handhavend opgetreden. Dergelijk optreden is aan het OM.
Bent u bereid met de Griekse regering te overleggen over hun aanpak van dit probleem, nu de verkoop van de olietankers zich blijkens het artikel in grote mate daar heeft voorgedaan?
Het kabinet voert over het verder bestrijden van de Russische schaduwvloot een voortdurende dialoog met EU-instellingen en -lidstaten en blijft dit met volle inzet doen.
Het artikel 'Rebels Backed by Rwanda Announce Capture of Key City in Eastern Congo' |
|
Derk Boswijk (CDA), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met met het artikel «Rebels Backed by Rwanda Announce Capture of Key City in Eastern Congo»?1
Ja.
Kunt u de Kamer op korte termijn informeren over de laatste stand van zaken met betrekking tot de humanitaire situatie in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) ten gevolge van de recente opmars van M23? Wat kan het kabinet (meer) doen om acute humanitaire noden te lenigen?
De rebellengroep M23, die wordt gesteund door Rwanda, heeft sinds eind januari in een razendsnelle opmars een groot deel van de provincie Noord-Kivu en delen van Zuid-Kivu onder controle gekregen. De provinciehoofdstad Goma is ook ingenomen, evenals de stad Bukavu. Volgens de VN zijn in de gevechten om Goma bijna 3000 mensen omgekomen, al zijn precieze cijfers onzeker. De reeds dramatische humanitaire situatie in Oost-Congo is verder verslechterd. In Goma is geen elektriciteit, geen stromend water, een nijpend voedseltekort en een catastrofale gezondheidssituatie. De recente opmars van M23 heeft geleid tot veel nieuwe intern ontheemden. Voor dit offensief had de DRC al te kampen met ongeveer 7 miljoen ontheemden, voornamelijk in het oosten.
Als direct gevolg van het offensief viel humanitaire hulpverlening grotendeels stil. Humanitaire organisaties proberen nu hun hulpverlening weer op te starten. Het vliegveld is nog altijd niet in gebruik en veel van de humanitaire voorraden in Goma zijn geplunderd. De nieuwe stroom van verplaatsing maakt het ook extra moeilijk mensen te bereiken die hulp nodig hebben. Op korte termijn zijn een aantal praktische zaken prioritair, zoals het herstel van water en elektriciteitsvoorziening en de heropening van het vliegveld.
Nederland draagt bij aan verlichting van de humanitaire noden door middel van financiële bijdragen aan verschillende fondsen en humanitaire programma’s. Nederland droeg in 2.024 EUR 10 miljoen bij aan het Humanitaire Fonds voor de DRC van de VN. Daarnaast draagt Nederland via de Dutch Relief Alliance (DRA) jaarlijks zo’n EUR 5,5 miljoen bij aan de humanitaire respons in Oost-Congo. Over de verdeling van humanitaire fondsen in 2025 zal de kamer via de Kamerbrief Humanitaire Hulp worden geïnformeerd.
Voorts draagt Nederland bij aan de humanitaire respons via ongeoormerkte middelen. Zo is Nederland een van de grotere donoren van het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN. Het CERF heeft USD 17 miljoen vrijgemaakt voor urgente noden in Oost-Congo. Tenslotte draagt Nederland ook via de Europese Unie bij aan de crisisrespons. De EU heeft EUR 60 miljoen toegezegd om de nieuwe noden te ledigen, waarvan EUR 25 miljoen al is gealloceerd.
Welke stappen onderneemt het kabinet om bij te dragen aan een duurzame oplossing voor het conflict? Is het kabinet op dit moment betrokken bij het stimuleren van een politieke dialoog tussen de strijdende partijen, bijvoorbeeld via de Verenigde Naties (VN) of de Europese Unie (EU)?
Op 4 februari jl. sprak de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Rwandese ambtsgenoot. Hierbij veroordeelde hij de steun aan M23 en de schending van de territoriale integriteit van de DRC door Rwanda. Hij vroeg ook aandacht voor de humanitaire situatie en riep op tot een diplomatieke oplossing van het conflict. In bilaterale contacten met de DRC veroordeelt Nederland het aanjagen van haat tegen minderheden en roept Nederland op om steun aan gewapende groepen te staken.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 24 februari is gesproken over maatregelen richting Rwanda. Nederland heeft zich hierbij uitgesproken voor het nemen van concrete maatregelen, specifiek de opschorting van de veiligheidsdialoog tussen de EU en Rwanda en het opschorten van de EU-Rwanda afspraken (memorandum van overeenstemming) over duurzame waardeketens voor kritieke grondstoffen.
Naast het belang van nemen van concrete maatregelen blijft dialoog een belangrijk instrument om te komen tot een politieke oplossing van het conflict. Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken steun uitgesproken voor het door SADC en EAC geleide hernieuwde vredesproces. Ook pleitte Nederland voor een staakt-het-vuren in Oost-Congo.2
Ook in multilateraal verband engageert Nederland met de regio. Nederland heeft zich, conform de Motie-Boswijk3, ingespannen om een EU Special Representative (EUSR) voor de regio aan te stellen. Sinds de EUSR in september 2024 is aangetreden is Nederland nauw betrokken gebleven bij zijn werk en contacten in de regio. Nederland vervulde het laatste halfjaar ook het voorzitterschap van de International Contact Group for the Great Lakes (ICG).4 In deze hoedanigheid organiseerde Nederland in oktober 2024 een diplomatieke conferentie over hoe de internationale gemeenschap ondersteuning kan bieden aan het regionale vredesproces voor de DRC en Rwanda onder leiding van Angola. Nederland draagt ook bij aan de inspanningen van de VN Speciaal Gezant voor de Grote Meren regio en steunt Nederland de International Conference for the Great Lakes, een intergouvernementele organisatie van landen in de Grote Meren regio, die zich bezig houdt met de bevordering van regionale ontwikkeling en duurzame vrede.
Onderkent het kabinet de rol die Rwanda speelt in dit conflict? In hoeverre is het kabinet ervan op de hoogte dat Rwanda mineralen uit de oostelijke DRC «witwast» en exporteert naar onder meer Europa?
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 5. De cruciale rol die Rwanda speelt in de recente opmars van M23 is vastgesteld in het nieuwste rapport van de Group of Experts van de VN voor de DRC.5 Nederland spreekt Rwanda bilateraal aan op zijn steun voor M23 en zijn schending van de soevereiniteit van de DRC door de aanwezigheid van duizenden Rwandese militairen op Congolees grondgebied. Deze zaken zijn ook sterk veroordeeld in de EU-verklaring over de situatie van 25 januari.6
Is het kabinet, gezien de recente ontwikkelingen in de oostelijke DRC, het gebrek aan transparantie rondom de daadwerkelijke Rwandese grondstoffenwinning2 en de breed gedeelde vermoedens dat een aanzienlijk deel van de door Rwanda geëxporteerde grondstoffen afkomstig is uit Oost-Congo,3 nog steeds van mening dat de in februari 2024 gesloten grondstoffendeal tussen de EU en Rwanda past binnen de strategische Europese inzet in de Grote Merenregio en bijdraagt aan het aanpakken van illegale handel en witwassen, inclusief het onderscheppen van gesmokkelde mineralen, evenals aan vrede en stabiliteit in de regio?
Het grondstoffenpartnerschap met Rwanda is in de vorm van een niet-bindend Memorandum of Understanding (MoU). Daarin wordt gesteld dat het partnerschap beoogt bij te dragen aan de transparantie, traceerbaarheid en het versterken van de strijd tegen de illegale handel in grondstoffen in de regio. Het partnerschap ziet specifiek toe op het aanpakken van illegale handel en witwassen, inclusief het bestrijden van gesmokkelde mineralen. Het MoU dient zodoende als vertrekpunt voor de dialoog met Rwanda over deze zorgen. Meer in het algemeen faciliteren dergelijke grondstofsamenwerkingsverbanden de dialoog met derde landen, om zo constructief samen te werken aan duurzame grondstofwinning. Momenteel wordt in EU verband echter ook gesproken over mogelijke opschorting van het MoU, als onderdeel van maatregelen richting Rwanda om de steun aan M23 en de recente opmars in Oost-Congo te veroordelen.
Is het kabinet bereid om de negatieve effecten van de grondstoffendeal onder de aandacht te brengen in Brussel, en haar invloed aan te wenden om de coherentie en transparantie van dergelijke overeenkomsten te verbeteren?
Het kabinet vindt de berichtgeving over mensenrechtenschendingen bij de exploitatie van grondstoffen en over de illegale handel in grondstoffen zorgelijk. Het kabinet pleit zowel in Brussel als in andere internationale samenwerkingsverbanden voor naleving van internationale richtlijnen en het bevorderen van transparante toeleveringsketens. Het kabinet benadrukt dit belang ook in de onderhandelingen over grondstoffenpartnerschappen. Als toegelicht bij vraag 5, beoogt het partnerschap bij te dragen aan transparantie en traceerbaarheid, en daarmee ook te werken aan mitigatie van de grondoorzaken van instabiliteit in de regio.
Vinden er in Europees verband gesprekken plaats over gerichte sancties tegen Rwandese functionarissen, zowel civiel als militair, die een directe betrokkenheid hebben bij M23? Zo niet, bent u bereid hier het gesprek over te gaan opstarten?
Er zijn momenteel EU-sancties in werking tegen leden van M23 en functionarissen van het Rwandese leger. In de eerdergenoemde EU-verklaring van 25 januari 2025 benadrukt de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie dat de EU alle middelen waarover zij beschikt zal inzetten om degenen die verantwoordelijk zijn voor de instandhouding van het gewapende conflict en van instabiliteit en onveiligheid in de DRC ter verantwoording te roepen. Sancties maken hier ook onderdeel van uit. Vanwege de vertrouwelijkheid van dit proces kan het kabinet hier verder geen uitspraken over doen.
Hoe verhoudt de steun vanuit de European Peace Facility aan de antiterrorisme-activiteiten van het Rwandese leger in Mozambique zich tot de betrokkenheid van datzelfde leger in het oosten van de DRC? Bent u bereid in Brussel aan de orde te stellen of deze Europese steun, in het licht van de recente ontwikkelingen, moet worden voortgezet?
In december 2022 werd op verzoek van Mozambique en Rwanda een steunmaatregel toegekend door de EU via de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Gezien het belang dat Nederland hecht aan veiligheid en stabiliteit in Mozambique, heeft het kabinet ingestemd met continuering van de steunmaatregel.
Hoewel de steunmaatregel specifiek bedoeld is om de inzet in Mozambique te ondersteunen, wordt deze steunmaatregel uitgevoerd als budgetsteun aan Rwanda. Net als bij andere steunmaatregelen via het EPF zijn monitoringsmaatregelen ingesteld om adequaat gebruik van middelen en de naleving van mensenrechten en internationaal recht te waarborgen. Wanneer sprake is van misbruik van EPF-steun, kan de EU een steunmaatregel opschorten of beëindigen. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 24 februari is gesproken over maatregelen richting Rwanda om de steun aan M23 en de recente opmars in Oost-Congo te veroordelen. Het voortzetten van de EPF steunmaatregel is onderdeel van dit gesprek, wat in onderraden verder wordt voortgezet.
De onrust na het dodelijke steekincident op 2 januari in Den Dolder |
|
Derk Boswijk (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Karremans , Coenradie |
|
![]() |
Bent u bekend met de toezegging die de Minister voor Rechtsbescherming in het najaar van 2017 tijdens een bijeenkomst ten overstaan van meer dan 200 Den Doldenaren heeft gezegd, namelijk dat de kliniek Fivoor voor 2025 zal vertrekken vanaf de huidige locatie, zoals de burgemeester van Zeist ook heeft aangegeven?1
We begrijpen de zorgen van de Den Doldenaren heel goed en we begrijpen ook dat zij uitzien naar een spoedige verhuizing van de klinieken van Fivoor. Dat hebben we ook ervaren tijdens de gesprekken die we hebben gehad op 6 maart tijdens een gezamenlijk werkbezoek aan Den Dolder. We hechten daarom waarde aan heldere communicatie over onze mogelijkheden en bevoegdheden in deze kwestie. Naar aanleiding van de toen verschenen rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en van de Inspectie voor Justitie en Veiligheid over Michael P. is de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming op 18 april 2019 op bezoek geweest in Den Dolder om te spreken met de inwoners. Door Altrecht, de eigenaar van het terrein waar de klinieken op staan, is toen de intentie uitgesproken dat de verhuizing in 2025 wordt gerealiseerd mits aan randvoorwaarden is voldaan. Deze datum is daarop tijdens de bijeenkomst als uitgangspunt gehanteerd en herhaald door de Minister. Er is door de Minister voor Rechtsbescherming geen formele toezegging gedaan over de vertrekdatum voor de klinieken voor de klinieken van Fivoor uit Den Dolder. Wij, als Staatssecretaris Justitie en Veiligheid en Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, en ook de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming, hebben namelijk geen bevoegdheid om een dergelijke toezegging te doen. Zo schreef de Minister voor Rechtsbescherming op 29 mei 2019 in een brief richting de Belangenvereniging Den Dolder het volgende:
Op dit moment wordt er gesproken over de datum van 1 januari 2027. Het moet nog blijken of deze datum realistisch is. Fivoor heeft aangegeven dat ook wanneer er nu een locatie gevonden wordt, het vier tot vijf jaar zal kosten om een verhuizing te realiseren. Aanvullend willen wij erop wijzen dat Fivoor een particuliere zorgaanbieder is die zorg biedt aan forensische én reguliere cliënten. Waar het reguliere zorg betreft, kopen de zorgkantoren en zorgverzekeraars de zorg in. Vanuit onze positie en bevoegdheden, hebben wij beiden geen zeggenschap over de verhuizing van Fivoor. Dit neemt niet weg dat we de zorgen van de inwoners van Den Dolder snappen. Wij willen alles doen wat redelijkerwijs in onze macht ligt om in samenspraak met het lokaal bestuur en de zorginstelling de verhuizing toch mogelijk te maken. Zoals de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid reeds heeft toegezegd, willen we onderzoeken of en hoe Rijksvastgoed kan worden ingezet hiervoor. Daarnaast is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gesprek met gemeente Zeist over de vraag hoe het veiligheidsgevoel van de Den Doldenaren kan worden vergroot.
Hoeveel (gedwongen) opnameplekken zijn er bij Fivoor in Den Dolder?
Er zijn in drie klinieken van Fivoor in Den Dolder, te weten FPA Utrecht, Wier gesloten en Wier+, cumulatief 144 klinische plaatsen. In genoemde klinieken worden patiënten behandeld die forensische of hoog specialistische zorg nodig hebben en een beveiligingsniveau (niveau 1 en 2). Hier verblijven patiënten die zijn veroordeeld in een civielrechtelijk kader. De Wet verplichte ggz maakt gedwongen zorg en opname in een kliniek mogelijk voor patiënten als zij, door hun stoornis ernstig nadeel vormen voor henzelf of voor anderen. De verhouding in aantallen van deze verschillende titels fluctueert, er is geen vast aantal plekken voor strafrechtelijke titels en andersom. Over het algemeen kan gesteld worden dat twee derde van de populatie op strafrechtelijke titel in de klinieken verblijft en een derde op een civiele titel.
Hebben er in de afgelopen zeven jaar meer incidenten plaatsgevonden bij Fivoor in Den Dolder? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven?
Fivoor houdt sinds 2018 het aantal meldingen bij die hebben plaatsgevonden in of rondom Den Dolder.2 Dit zijn meldingen van bijvoorbeeld ervaren overlast of onbegrepen gedrag. Deze meldingen hebben niet alleen betrekking op patiënten van Fivoor, maar ook van Altrecht, Reinaerde of personen die geen relatie hebben tot deze zorgaanbieders. Zo was in 2024 in 11 van de 26 gevallen een patiënt van Fivoor betrokken. Deze meldingen kunnen gedaan worden door eenieder, vaak door inwoners van Den Dolder of winkeliers. Het aantal meldingen is afgelopen jaren sterk afgenomen. Onderstaand een overzicht van het aantal meldingen van de afgelopen jaren:
2024
26
2023
34
2022
37
2021
36
2020
75
2019
67
2018
127
Leden van de klankbordgroep in Den Dolder laten weten soms meldingsmoe te worden, waardoor deze cijfers voor hen geen representatieve afspiegeling van de door hen ervaren overlast zijn.
Hoeveel patiënten zitten bij Fivoor met en zonder veroordeling, en hoeveel zitten er «vrijwillig» om een veroordeling te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er patiënten met een tbs-veroordeling in de afgelopen zeven jaar geplaatst bij Fivoor in Den Dolder?
Ja, er zijn beperkt patiënten met een tbs-veroordeling in de afgelopen zeven jaar geplaatst bij Fivoor in Den Dolder, het gaat in het algemeen om minder dan 5% van de plaatsingen. Zij kunnen hier geplaatst worden, naast alle andere forensische en civiele titels, in twee gevallen:
Welke criteria worden gehanteerd om te bepalen of een patiënt (dan wel onder begeleiding) op verlof mag bij Fivoor in Den Dolder?
In zijn algemeenheid is een behandeling erop gericht de patiënt veilig en succesvol te laten terugkeren in de maatschappij. Verlof is daarom een belangrijk onderdeel van de behandeling. Het verlof – vaak ook vrijheden genoemd – wordt stapsgewijs opgebouwd. Er wordt altijd begonnen met korte begeleide verloven en pas als dit goed gaat mag iemand naar een volgende fase. Zo is bij plaatsing op beveiligingsniveau 2 verlof nodig, onder andere omdat niet het gehele aanbod aan behandel- en therapiefaciliteiten van de instelling binnen de gesloten setting wordt aangeboden. Het kan noodzakelijk zijn om, al dan niet onder begeleiding, activiteiten buiten de gesloten setting plaats te laten vinden. De overgang van de ene fase naar de volgende wordt met input van het multidisciplinaire team genomen: in overleg, dus met verschillende zorgprofessionals die de patiënt kennen. Er wordt gekeken naar de risico’s van de patiënt in de betreffende verloffase, op basis van het dossier en de observaties tijdens de behandeling. De mogelijkheid om met verlof te gaan kan te allen tijde ook weer worden ingetrokken als daar aanleiding voor is, bijvoorbeeld als het minder goed gaat met de patiënt, hij/zij afwijkend gedrag laat zien of zich niet aan de afspraken houdt. In het geval van een tbs-maatregel speelt het onafhankelijke Adviescollege Verloftoetsing een centrale rol. De verlofcriteria zijn neergelegd in de Verlofregeling tbs.3 Zoals eerder gezegd, is dit op weinig patiënten van Fivoor van toepassing aangezien er weinig tbs-gestelden verblijven.
Is er na 2017 contact gebleven tussen Fivoor, de gemeente Zeist en het ministerie ten aanzien van de leefbaarheid in Den Dolder, en zo ja, wat hield dat contact in?
Ja, er is na 2017 contact gebleven tussen Fivoor en de gemeente ten aanzien van de leefbaarheid in Den Dolder. Na de verschrikkelijke gebeurtenis in 2017 heeft Fivoor een omgevingsmanager aangesteld om actief contact met omwonenden en organisaties in de buurt te onderhouden over de leefbaarheid en veiligheid in Den Dolder.
Sinds 2022 is het omgevingsmanagement belegd bij verschillende medewerkers van Fivoor, die samen een team vormen. Het omgevingsmanagementteam bestaat uit buurtcoaches, beveiligers, twee directeuren, twee teammanagers en een communicatieadviseur. Op deze manier is Fivoor 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar voor de buurt en kan Fivoor continuïteit in aandacht en betrokkenheid garanderen. Er is een website opgericht waar omwonenden terecht kunnen voor informatie over het omgevingsmanagement.4
Daarnaast bestaan er verschillende overleggen, zoals de bijeenkomsten van de Klankbordgroep, het «Veiligheidsoverleg», «Beelden Delen» en het «Veldtafeloverleg», waar inwoners van Den Dolder, belangenverenigingen, de gemeente, Fivoor en politie in verschillende samenstellingen bijeenkomen. Tijdens deze overleggen worden onder meer de meldingen besproken die bij de verschillende samenwerkingspartners binnenkomen en wat er nodig is om de leefbaarheid en veiligheid verder te verbeteren of vergroten.
Welke mogelijkheden ziet u en welke inzet doet u om de activiteiten van Fivoor in Den Dolder voor 01-01-2027 te verplaatsen dan wel te beëindigen?
Hoewel wij niet verantwoordelijk zijn voor de bedrijfsvoering of voor de verhuizing van Fivoor, vinden wij het belangrijk dat kwalitatief hoogwaardige zorg in een veilige omgeving voor iedereen beschikbaar blijft. Zeker in het licht van de huidige capaciteitsdruk. Daarom vinden wij het belangrijk dat de betrokken partijen met elkaar in gesprek blijven om tot een duurzame oplossing te komen. Op 5 maart jl. heeft de gemeente Zeist het onafhankelijk onderzoek naar de inspanningen van Fivoor en Altrecht openbaar gemaakt.
In dit verband heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 februari jl. overleg gehad met zowel de burgemeester en de betrokken wethouder van de gemeente Zeist als de commissaris van de Koning van de provincie Utrecht.
Hierbij is onder meer besproken of en hoe Rijksvastgoed kan worden ingezet voor de verhuizing van Fivoor. Zoals hiervoor in vraag 1 aangegeven willen wij ons krachtig inzetten. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft, zoals eerder gemeld, toegezegd of en hoe Rijksvastgoed kan worden ingezet hiervoor.
Daarmee willen we niet de verwachting wekken dat dit de enige of meest passende oplossing is voor het probleem. Zoals uit het onderzoek van de Rebel Group is gebleken, hebben Fivoor en Altrecht veel inspanning gepleegd in hun zoektocht naar een nieuwe locatie. Zo zijn 35 locaties onderzocht. De dominante reden waarom locaties afvallen, is omdat gemeenten niet meewerken aan het vestigen van Fivoor. Dit betekent dat we lokaal en regionaal bestuur hard nodig hebben bij het vinden van een nieuwe locatie om een oplossing te vinden voor dit gezamenlijke probleem.
Op 6 maart jl. zijn we op uitnodiging van gemeente Zeist op bezoek geweest in Den Dolder. Daar hebben we eerst de kliniek van Fivoor bezocht. We hebben veel respect voor alle mensen die zich dagelijks inspannen voor deze kwetsbare doelgroep. Daarna hebben we inwoners uit Den Dolder gesproken. De zorgen en gevoelens van onveiligheid van omwonenden hebben wij gehoord en nemen wij serieus.
Heeft u de mogelijkheid en bevoegdheid om Fivoor te dwingen tot een opnamestop voor de kliniek in Den Dolder? Zo ja, gaat u hier gebruik van maken?
Een opnamestop is een vergaande maatregel. Het is in de eerste plaats aan de Inspectie Justitie en Veiligheid en/of de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd om in te grijpen als de kwaliteit van de zorg van een zorgaanbieder ondermaats is of de (veiligheids)risico’s te groot zijn. Naar aanleiding van het vreselijke steekincident van 2 januari jl. doet de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd onderzoek. We vinden een onafhankelijk oordeel van de inspectie zeer belangrijk. In afwachting van dit onderzoek doen we geen uitspraken over het al dan niet inzetten van onze bevoegdheden. Het uitblijven van een nieuwe locatie voor Fivoor is geen reden om deze in te zetten. Het incidententoezicht en het risicotoezicht van de inspecties hebben tot op heden geen aanleiding gegeven om maatregelen te treffen. We onderstrepen dat een opnamestop vergaande gevolgen heeft voor de beschikbaarheid van cruciale verplichte zorg in de regio Utrecht en in meer algemene zin in ons land. Dat de verplichte zorg (zowel in een forensisch als in een civiel kader) kampt met ernstige capaciteitstekorten en dat daarom plekken schaars zijn, is meermalen met uw Kamer gewisseld.
Wat gaat u doen om de inwoners van Den Dolder het veiligheidsgevoel terug te geven?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u de toezegging van de Minister voor Rechtsbescherming gestand doen en toezeggen dat Fivoor in Den Dolder op 01-01-2027 de activiteiten op deze locatie beëindigt?
Zie antwoord vraag 1.
De acuut dreigende uitzetting van Oeigoeren in Thailand |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Tom van der Lee (GL), Jan Paternotte (D66), Christine Teunissen (PvdD), Isa Kahraman (NSC), Don Ceder (CU), Derk Boswijk (CDA) |
|
Marjolein Faber (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht ««Hell on earth»: Deportation looms for Uyghurs held in Thailand»?1
Ja.
Bent u bekend met de berichten over de acuut dreigende uitzetting van 48 in Thailand vastgehouden Oeigoeren naar China?
Ja.
Bent u het eens dat deze dreigende uitlevering in strijd is met het internationaal onderschreven principe van non-refoulement, gezien het bijzonder grote risico op ernstige mensenrechtenschendingen bij terugkeer naar China?
Ja.
Hoe beoordeelt u op dit moment de mensenrechtensituatie in Xinjiang, in het bijzonder voor de Oeigoerse gemeenschap, en welke specifieke risico’s zouden deze mannen bij terugkeer lopen?
De negatieve trend in de mensenrechtensituatie in China blijft reden geven tot zorg. De druk op de rechten van etnische minderheden neemt verder toe en de situatie van de Oeigoeren blijft in het bijzonder zorgelijk. De uitgebreide surveillance infrastructuur in Xinjiang maakt vergaande controle op activiteiten en reisbewegingen van Oeigoeren mogelijk. Waarschuwingen vanuit het maatschappelijk middenveld en VN-experts richtten zich in de afgelopen jaren onder meer op grootschalige arbitraire detentie, dwangarbeid, beperkingen op de vrijheden van beweging, meningsuiting en religie, het recht op privacy en reproductieve rechten. De groep loopt bij gedwongen terugkeer een reëel risico op foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, zoals recent bevestigd door VN experts.2
Nederland dringt bij de Chinese autoriteiten aan op de implementatie van de aanbevelingen van het rapport van de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten uit 20223, dat sprak van mogelijke internationale misdaden, in het bijzonder misdaden tegen de menselijkheid. Het beleid en het juridische kader dat hieraan ten grondslag ligt is nog altijd van kracht, bevestigde het kantoor van de VN Hoge Commissaris in augustus 20244. In het rapport roept de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten de internationale gemeenschap op om Oeigoeren en andere moslimminderheden niet gedwongen terug te sturen naar China. De situatie in Xinjiang is onlangs door Nederland nog aan de orde gesteld tijdens het bezoek van de Chinese vicepremier DING aan Nederland.
Heeft Nederland reeds diplomatiek contact gezocht met de Thaise autoriteiten om de uitzetting te voorkomen, en hen actief herinnerd aan hun verplichtingen onder het internationaal recht? Zo nee, bent u bereid dit op de kortst mogelijke termijn te doen?
Nederland heeft op verschillende manieren, zowel mondeling als schriftelijk en zowel bilateraal als in EU-verband de dringende oproep aan de Thaise autoriteiten gedaan om de 48 Oeigoeren niet uit te leveren, de detentie te beëindigen en – als voorgaande niet gebeurt – de leefomstandigheden voor de groep te verbeteren en UNHCR toegang te geven tot de gevangenen. Daarbij is nadrukkelijk verzocht het principe van non-refoulement te respecteren vanwege de serieuze risico’s bij terugkeer naar China.
Bent u zo nodig bereid binnen de Europese Unie en met andere landen met een actieve mensenrechtenagenda te pleiten voor een gezamenlijke aanpak om uitzetting van Oeigoeren naar China te voorkomen, bijvoorbeeld door opvangmogelijkheden in derde landen te bespreken?
Nederland staat in nauw contact met EU- en andere gelijkgezinde landen en UNHCR over alle mogelijke acties die de situatie van deze groep kunnen verbeteren. In dit kader houdt Nederland ook vinger aan de pols of landen bereid zijn om personen uit deze groep asiel te verlenen. Er zijn nog geen signalen van landen die dit aan Thailand hebben aangeboden en waarmee de Thaise overheid heeft ingestemd. Het kabinet blijft de ontwikkelingen nauwgezet volgen en de Thaise autoriteiten waar nodig aanspreken.
Waar het Nederland betreft gaat het Ministerie van Asiel en Migratie over hervestiging van mensen die toebehoren aan het jaarlijkse nationale quotum voor UNHCR-vluchtelingen.
Wilt u, gezien de acute dreiging van uitzetting en de ernstige risico’s voor deze Oeigoeren, deze vragen beantwoorden voor het debat over de informele Europese Raad op 29 januari?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Sollicitatiegegevens die met Google gedeeld worden |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Judith Uitermark (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat als men via de website werkenvoornederland.nl solliciteert bij de AIVD of MIVD hierover informatie gedeeld wordt met Google via het gebruik van Google Analytics? Zo ja, welke gegevens worden precies verzameld en verwerkt? Zo nee, kunt u een onderbouwing geven waarom dit volgens u niet het geval is?1
Nee, er worden geen gegevens van sollicitanten bij de AIVD of MIVD gedeeld met Google via het gebruik van Google Analytics op werkenvoornederland.nl. De sollicitatieprocessen van de AIVD en MIVD zijn volledig gescheiden van dit platform en worden afgehandeld via de eigen, beveiligde systemen van de AIVD en MIVD.
Google Analytics 4 (GA4) is op werkenvoornederland.nl geconfigureerd met de strengste privacy-instellingen, waarbij alle identificerende gegevens zijn uitgeschakeld en het IP-adres is geanonimiseerd tot op het niveau van het land. Hierdoor is het niet mogelijk om individuele gebruikers te identificeren a.d.h.v. de verzamelde data. De betrokken privacy en security officer binnen mijn organisatie bevestigt dat het gebruik van GA4 op deze manier voldoet aan de geldende privacywetgeving en is betrokken geweest bij de inrichting en de implementatie.
Om te garanderen dat werkenvoornederland.nl ook in de toekomst voldoet aan de gestelde privacystandaarden evalueert mijn organisatie de configuratie van Google Analytics 4 regelmatig en past deze aan waar nodig. Deze aanpak zorgt voor een optimale balans tussen het verkrijgen van inzicht in het gebruik van deze website en de bescherming van de privacy van website bezoekers.
In hoeverre zijn de gegevens over bezoekers en gebruikers van werkenvoornederland.nl die worden doorgegeven aan Google Analytics mogelijk herleidbaar tot individuen? Kunt u hierin ook het IP-adres betrekken, en hoeveel huishoudens jarenlang hetzelfde IP-adres houden, en daarmee herleidbaar zijn?
De gegevens die via GA4 worden verzameld op werkenvoornederland.nl zijn niet herleidbaar tot individuele personen. Het IP-adres wordt geanonimiseerd tot op het niveau van het land, waardoor het onmogelijk is om specifieke bezoekers of huishoudens te identificeren.
Het is waar dat sommige huishoudens gedurende langere tijd hetzelfde IP-adres kunnen hebben. Echter, door het toepassen van geavanceerde anonimiseringstechnieken en het vermijden van het verzamelen van direct identificeerbare informatie zoals namen of e-mailadressen, wordt het risico op herleidbaarheid tot een minimum beperkt.
GA4 is geconfigureerd met strenge privacy-instellingen om te voldoen aan de AVG. Daarnaast voert men met regelmaat controle uit inzake de data en applicatie om de effectiviteit van de privacymaatregelen te garanderen.
Als gegevens van Google Analytics mogelijk herleidbaar zijn tot individuen, klopt het dat op deze wijze de identiteit van sollicitanten bij de AIVD of MIVD feitelijk met Google wordt gedeeld?
Het is onmogelijk dat de identiteit van sollicitanten bij de AIVD of MIVD via Google Analytics wordt gedeeld. Hier zijn verschillende redenen voor. Ten eerste is er een scheiding van sollicitatieprocessen. Werkenvoornederland.nl dient enkel en alleen als promotieplatform voor vacatures. De daadwerkelijke sollicitatieprocessen bij de AIVD en MIVD vinden plaats via hun eigen, beveiligde systemen. Er is géén directe koppeling tussen deze systemen en GA4. Ten tweede hanteren we strikte privacy-instellingen. GA4 is op werkenvoornederland.nl geconfigureerd met de strengste privacy-instellingen. Dit betekent dat er geen gegevens worden verzameld die herleidbaar zijn tot individuele personen. Zo zijn gebruikersidentificatie, demografische gegevens en het volledige IP-adres uitgeschakeld. In plaats daarvan wordt het IP-adres geanonimiseerd tot op het niveau van het land. Ten derde evalueren we regelmatig. Om te garanderen dat ook in de toekomst wordt voldaan aan de hoogste privacystandaarden, wordt de configuratie van Google Analytics 4 met regelmaat geëvalueerd en aangepast waar nodig.
Door deze combinatie van technische maatregelen en strikte privacy-instellingen kan met zekerheid worden gesteld dat de gegevens die via GA4 worden verzameld, in geen geval kunnen worden gebruikt om de identiteit van sollicitanten bij de AIVD of MIVD te achterhalen.
Klopt het dat in de nieuwste versie van Google Analytics, Google geen IP-adressen van bezoekers meer kan zien? Of kan Google het IP-adres nog steeds zien en belooft men alleen maar er niets mee te doen? Maakt werkenvoornederland.nl gebruik van de nieuwste versie van Google Analytics?
GA4 anonimiseert IP-adressen automatisch tot op het niveau van het land, waardoor het onmogelijk is om individuele gebruikers te identificeren. Dit betekent dat Google geen toegang heeft tot de volledige IP-adressen en deze ook niet opslaat. Deze maatregel is een essentieel onderdeel van de ingebouwde privacybescherming in GA4.
Werkenvoornederland.nl maakt inderdaad gebruik van de nieuwste versie van Google Analytics, namelijk Google Analytics 4 (GA4). Door gebruik te maken van deze versie zijn we in staat om aan de strengste privacy-eisen te voldoen. Daarnaast zijn er aanvullende maatregelen getroffen om de privacy van website bezoekers te beschermen, zoals bijvoorbeeld het uitschakelen van gebruikersidentificatie en het beperken van de dataretentie. Google kan in GA4 geen volledige IP-adressen zien, en werkenvoornederland.nl heeft alle mogelijke maatregelen getroffen om de privacy van bezoekers te waarborgen.
Klopt het dat Google van de Amerikaanse wet op verzoek dit soort data moet doorgeven, ongeacht wat een Nederlands contract hierover zegt? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?2
De Amerikaanse Cloud Act verleent Amerikaanse autoriteiten inderdaad het recht om gegevens op te vragen van bedrijven die in de Verenigde Staten gevestigd zijn, zoals Google. Dit geldt ook voor gegevens die op servers buiten de Verenigde Staten zijn opgeslagen. Echter, de specifieke gegevens die via GA4 worden verzameld op werkenvoornederland.nl vallen buiten het bereik van deze wetgeving.
De strenge anonimisering van de gegevens, met name van IP-adressen, en het ontbreken van direct identificeerbare informatie zorgen ervoor dat de gegevens die via GA4 worden verzameld op werkenvoornederland.nl geen waarde hebben voor identificatiedoeleinden. Zelfs als de Amerikaanse Cloud Act zou worden aangepast of uitgebreid, zouden deze gegevens niet kunnen worden gebruikt om individuen te identificeren en zouden ze daarom buiten het bereik vallen van eventuele dataverzoeken.
Het is in deze context belangrijk te benadrukken dat de Cloud Act primair gericht is op het verkrijgen van gegevens die nodig zijn voor strafrechtelijke onderzoeken. Gegevens die geen enkel verband houden met criminele activiteiten, zoals de geanonimiseerde data die we verzamelen, vallen buiten de reikwijdte van deze wetgeving.
Deelt u de mening dat het ongewenst is als gegevens van sollicitanten bij de AIVD of MIVD worden gedeeld met Google, en in het verlengde daarmee mogelijk met een buitenlandse regering? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het ongewenst is dat persoonsgegevens van sollicitanten bij de AIVD of MIVD worden gedeeld met externe partijen, zoals Google, of in het verlengde daarvan met buitenlandse overheden. Om deze reden heeft mijn organisatie ervoor gekozen om GA4 dusdanig te configureren dat er geen persoonsgegevens worden verzameld of gedeeld. De verzamelde data zijn volledig geanonimiseerd, waardoor het onmogelijk is om individuele personen, waaronder sollicitanten, te identificeren.
Het delen van persoonsgegevens van sollicitanten, en in het bijzonder bij gevoelige diensten als de AIVD en MIVD, zou niet alleen een inbreuk zijn op de privacy van de kandidaten, maar zou ook een veiligheidsrisico kunnen vormen.
Klopt het dat er inmiddels steeds meer alternatieven zijn voor het gebruik van Google Analytics, en dat de Nederlandse overheid ook een eigen statistieken-faciliteit heeft waarbij informatie niet met het buitenland wordt gedeeld?
Het klopt dat er steeds meer alternatieven voor Google Analytics beschikbaar zijn, waaronder open-source oplossingen zoals Matomo en Piwik PRO (van origine Franse bedrijven). Deze alternatieven bieden vaak meer controle over de data en kunnen beter aansluiten bij specifieke privacy-eisen.
De Nederlandse overheid heeft inderdaad initiatieven genomen om eigen statistieken-faciliteiten te ontwikkelen. Het doel hiervan is om de afhankelijkheid van externe aanbieders te verminderen en de controle over gevoelige data te vergroten. Echter, de implementatie van dergelijke oplossingen vereist aanzienlijke investeringen in tijd, geld en expertise.
In het geval van werkenvoornederland.nl is GA4 momenteel de gekozen oplossing vanwege de uitgebreide functionaliteit en de lagere kosten in vergelijking met sommige alternatieven zoals Matomo. Bij de keuze voor GA4 zijn, zoals eerder aangegeven, de privacy-instellingen zorgvuldig geconfigureerd om te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.
Het is belangrijk op te merken dat de keuze voor een analytics-tool een afweging is tussen verschillende factoren, waaronder functionaliteit, kosten, privacy en technische expertise. De keuze voor GA4 is gebaseerd op een zorgvuldige afweging van deze factoren in de context van werkenvoornederland.nl.
Bij toekomstige vernieuwingen van werkenvoornederland.nl zullen opnieuw alle beschikbare opties tegen het licht worden houden, waarbij de ontwikkelingen op het gebied van privacy, databeveiliging en cyberweerbaarheid een belangrijke rol spelen.
Kunt u aangeven waarom de website werkenvoornederland.nl per se met Google Analytics moet werken? Waarom wordt er geen gebruik gemaakt van Europese alternatieven of een eigen faciliteit van de rijksoverheid?
De keuze voor GA4 voor werkenvoornederland.nl is in eerste instantie gemaakt vanwege de uitgebreide functionaliteiten en de relatief lage kosten. Het platform biedt een schat aan data over websitebezoek, waardoor we inzicht krijgen in de gebruikerservaring en onze dienstverlening kunnen optimaliseren. Echter, ik ben me bewust van de discussie rondom de privacy-implicaties van het gebruik van Amerikaanse analytics-tools en de beschikbaarheid van Europese alternatieven.
Bij de keuze voor een analytics-tool wegen we verschillende factoren mee, waaronder:
Hoewel een Europees alternatief een optie lijkt, zijn er nog enkele uitdagingen te overwinnen, zoals de hogere kosten en de noodzaak om de bestaande data-infrastructuur aan te passen. De keuze voor een alternatief voor Google Analytics vraagt een zorgvuldige afweging.
Hoe staat het met het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens naar het gebruik van Google Analytics en het mogelijke verbod op het gebruik hiervan?
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft in 2022 onderzoek gedaan naar het gebruik van Google Analytics en de mogelijke inbreuk op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dit onderzoek werd geïnspireerd door vergelijkbare onderzoeken in andere Europese landen, die concludeerden dat het doorgeven van persoonsgegevens aan servers in de Verenigde Staten in strijd kan zijn met de AVG.
Dit onderzoek heb ik met grote belangstelling gevolgd en de ontwikkelingen hou ik nauwlettend in de gaten. Hoewel de AP nog geen definitieve uitspraak heeft gedaan, is het duidelijk dat er zorgen zijn over de privacy-implicaties van het gebruik van Google Analytics. Mocht de AP besluiten dat het gebruik van Google Analytics in de huidige vorm niet langer is toegestaan, dan zal ik hier uiteraard gevolg aan geven.
Er zijn, zoals eerder aangegeven, verschillende alternatieven en zij houden rekening met vernieuwingsvraagstukken waarin een scenario wordt beschreven om eventueel over te stappen.
Het is belangrijk om te benadrukken dat de privacy van werkenvoornederland.nl bezoekers zeer serieus wordt genomen. Ik zet me volledig in om te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en om een veilige en vertrouwde online omgeving te bieden.
Kunt u aangeven welke andere Europese landen gebruik maken van Google Analytics op de sollicitatiepagina van de geheime diensten?
Het is niet eenvoudig een eenduidig antwoord te geven op de vraag welke Europese landen gebruik maken van Google Analytics op de sollicitatiepagina's van hun geheime diensten.
Geheime diensten opereren doorgaans in een omgeving van strikte vertrouwelijkheid. Dit betekent dat informatie over de gebruikte technologieën, waaronder analytics-tools, vaak niet openbaar gemaakt wordt. Daarnaast verschillen de privacywetgevingen en -praktijken tussen de verschillende Europese landen, waardoor er geen eenduidige aanpak is voor het gebruik van analytics-tools binnen de overheid.
Redenen waarom deze informatie moeilijk te achterhalen is:
Hoewel ik geen concrete gegevens kan verstrekken over het gebruik van Google Analytics door specifieke Europese geheime diensten, kan ik wel stellen dat het gebruik van analytics-tools binnen overheidsorganisaties in het algemeen steeds vaker onder de loep wordt genomen. De discussie over privacy en databeveiliging is de afgelopen jaren sterk toegenomen, en dit heeft ook terechte gevolgen voor de keuze van softwaretools.
Bent u bereid te stoppen met het gebruik van Google Analytics op werkenvoornederland.nl of het solliciteren bij de geheime diensten op een andere manier te regelen? Zo nee, waarom niet?
De privacy van bezoekers aan werkenvoornederland.nl is van groot belang. Daarom sta ik open voor het evalueren van alternatieven voor Google Analytics. Ik volg de ontwikkelingen op het gebied van privacywetgeving en (nieuwe) technologieën nauwlettend en pas de werkwijze daarop aan om daarmee te voldoen aan de verwachtingen van gebruikers en afnemers.
Wat betreft het solliciteren bij de AIVD en MIVD is het voor mij van belang om te benadrukken dat Google Analytics hierbij géén rol speelt. Sollicitaties verlopen volledig via de eigen, beveiligde systemen van deze organisaties en worden niet via werkenvoornederland.nl afgehandeld.
Mocht blijken dat het gebruik van Google Analytics niet langer in lijn is met de geldende privacywetgeving, dan zal ik overstappen op een alternatief dat voldoet aan de hoogste privacy en security standaarden. Hierbij zal er rekening worden gehouden met factoren als functionaliteit, kosten en technische haalbaarheid.
Het bericht 'Agent stopt met social media om beleid politie: ‘Echt heel jammer’’ |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
van Weel |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Agent stopt met social media om beleid politie: «Echt heel jammer»»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de politie het social mediabeleid heeft aangepast voor agenten die op sociale media zitten en zo ja, wat houdt die aanpassing precies in?
Sociale media zijn een gemakkelijke manier voor burgers om in contact te komen met de politie. Door op een laagdrempelige manier informatie te delen en vragen te beantwoorden zijn politieagenten online nabij. Dat vindt de politie belangrijk. Het vergoot de begrijpelijkheid en betrouwbaarheid van de politie. Juist daarom heeft politie door middel van social mediabeleid vastgelegd hoe zij sociale media inzet. Hierin zijn ook inrichtingseisen opgenomen.
De inrichtingseisen dragen bij aan de herkenbaarheid van politie-accounts. Herkenbare politie-accounts zijn belangrijk voor het contact met burgers via sociale media. Deze herkenbaarheid zorgt ervoor dat mensen weten dat ze met de echte politie praten. De politie wil dat zakelijke accounts zowel tekstueel als visueel herkenbaar zijn als politie-accounts. Inrichtingseisen zijn dus basisregels voor hoe de accounts eruit moeten zien, wat ze moeten bevatten en hoe ze heten.
Het sociale mediabeleid van de politie is sinds 2020 niet meer aangepast. In 2024 heeft er wel een update plaatsgevonden met betrekking tot de inrichtingseisen, in verband met veranderingen op de sociale media platformen en het ontstaan van nieuwe platformen, zoals Threads. De Politie heeft vervolgens accounts die niet voldoen aan deze nieuwe inrichtingseisen geïdentificeerd. De beheerders van deze accounts zijn daarna verzocht om de accounts in lijn te brengen met de nieuwe inrichtingseisen.
Wat is de reden dat de politie dit beleid heeft aangepast?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het wenselijk dat door het nieuwe beleid wijkagenten wellicht moeten stoppen met hun account zoals ze dat nu hebben, terwijl zij op die manier juist in contact kunnen komen met diverse groepen mensen en kunnen laten zien wat hun werk inhoudt?
Via sociale media staan ruim 2.500 politiemedewerkers dagelijks in verbinding met burgers, bedrijven en partners. Door het gebruik van sociale media verlaagt de politie de drempel voor burgers om in contact te komen met de politie. Sociale media zijn zo belangrijk en vanzelfsprekend geworden dat burgers ook verwachten dat de politie daar informatie deelt en vragen beantwoordt. Hiermee wordt de nabijheid van de politie in de samenleving vergroot. Dit alles draagt weer bij aan de herkenbaarheid, begrijpelijkheid en betrouwbaarheid van de politie. Bovendien weet de politie door sociale media beter wat er speelt in de samenleving en kan zij gemakkelijker specifieke doelgroepen bereiken. Daarnaast spelen sociale media een belangrijke rol in werving van nieuwe politiemedewerkers.
In het social mediabeleid van 2020 is opgenomen wie een zakelijk social media-account namens de politie mogen beheren en welke eisen daaraan gesteld worden. Iedere politiemedewerker mag een sociale media-account beheren, mits zij voldoen aan de gestelde voorwaarden. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van het juiste politielogo, een juiste profielfoto, eenduidige benaming van het account, gebruikersnaam, schermnaam en een eenduidige bio. Deze voorwaarden zijn gesteld om de kwaliteit, herkenbaarheid en betrouwbaarheid van de politie op social media te bevorderen. Ook is in het social mediabeleid vastgelegd dat een zakelijk social media-account van bijvoorbeeld een wijkagent niet mag worden meegenomen naar een andere functie of werkplek. De social media-accounts van wijkagenten blijven hierdoor wijk gebonden, zodat de volgers updates blijven ontvangen over hun eigen wijk ondanks een personele wisseling.
Deelt u de mening dat juist in tijden van meer polarisatie en het dalende vertrouwen in instituties, social media-accounts van politieagenten die hun werk laten zien, een positieve bijdrage kunnen leveren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u deze social media-accounts van politieagenten ook niet juist als mogelijkheid om mensen te laten interesseren in het vak van de politie, waar op dit moment zoveel capaciteitstekorten zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat in deze oververhitte samenleving we het juist zouden moeten aanmoedigen dat deze mensen, die zich inzetten voor onze veiligheid, hun werk willen laten zien op sociale media omdat dat juist kan zorgen voor verbinding?
Politie moedigt het gebruik van social media door politiemedewerkers aan, mits het account voldoet aan de gestelde voorwaarden. Die aanmoediging is terug te zien in de ondersteuning binnen de organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan sociale mediatrainingen, persoonlijke begeleiding door de socialmediaregisseur, how-to video’s en de tijd en middelen die door de teamchef hiervoor beschikbaar wordt gesteld. Daarnaast ondersteunt de politieorganisatie politiemedewerkers om veilig te werken op sociale media, zodat zij digibewust te werk gaan.
Bent u bereid om met de politie en de korpsleiding in gesprek te gaan over een eenduidig landelijk social mediabeleid van de politie, waarbij ruimte is voor de agenten om hun werk te laten zien op sociale media?
Met het huidige social mediabeleid van de politie krijgen politiemedewerkers de mogelijkheid om een sociale media account beheren om het politiewerk te laten zien aan burger binnen passende en noodzakelijke voorwaarden. Ik ondersteun dit social mediabeleid van de korpsleiding.