Het bericht ‘Kabinet: gevangenissen vol, gedetineerden drie dagen eerder vrij’ |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Coenradie |
|
Klopt het dat gedetineerden drie dagen eerder naar huis worden gestuurd dan de bedoeling is en komen alleen gedetineerden die naast een gevangenisstraf ook tot tbs zijn veroordeeld en gedetineerden die een straf van minder dan een week hebben opgelegd gekregen, niet in aanmerking voor strafvermindering?1
Het klopt dat gedetineerden drie dagen eerder naar huis kunnen worden gestuurd. Al enige tijd werden gedetineerden op vrijdag eerder heengezonden indien nodig zodat arrestanten en voorlopig gehechten geplaatst konden worden. Deze maatregel is nu verruimd naar eerder heenzenden op alle dagen van de week. Contra-indicaties voor het drie dagen eerder in vrijheid stellen zijn;
Deze maatregel wordt alleen toegepast bij de volgende regimes: gevangenis regulier, arrestanten afdelingen, huis van bewaring en beperkt beveiligde afdeling.
Klopt het dat dus alle andere veroordeelden wel in aanmerking komen voor strafvermindering? Dus ook moordenaars en verkrachters?
Het type delict waarvoor een gedetineerde is veroordeeld is geen contra-indicatie. Ik benadruk dat alleen gedetineerden die aan het einde van hun detentie zitten een paar dagen eerder heen worden gezonden.
Wordt er bij het toepassen van strafvermindering een rangorde gehanteerd? Wordt er onderscheid gemaakt in welke gedetineerden eerder in aanmerking komen voor strafvermindering? Wordt er bij dit onderscheid gekeken naar het type delict dat is gepleegd?
Er wordt geen rangorde gehanteerd. De beantwoording van vraag 1 geeft aan welke contra-indicaties gelden en in welke regimes deze maatregel wordt toegepast.
Is het niet meer in lijn met de rechtsstaat dat er een rangorde wordt gehanteerd en dat eerst gedetineerden die minder ernstige delicten hebben gepleegd in aanmerking komen voor strafvermindering?
Ik ben genoodzaakt de bestaande maatregel te verruimen naar het eerder heenzenden op alle dagen van de week en ik kan mij niet permitteren daarbij een rangorde te hanteren. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld neem ik deze maatregel niet lichtzinnig. Mijn prioriteit blijft gevangenisstraffen zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen. Het is van groot belang dat criminaliteit wordt bestraft en dat opgelegde straffen zoals ze zijn opgelegd door de rechter ook zo ten uitvoer worden gebracht. Dit is van belang voor het vertrouwen in de rechtsstaat, voor slachtoffers, maar ook voor het veiliger maken van ons land. De capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen zijn echter zorgelijk en daarom zijn pijnlijke maatregelen als deze noodzakelijk. Het zijn rotmaatregelen maar ik heb helaas geen andere keuze. Ik heb mij maximaal ingespannen om dit te voorkomen. Er is sprake van een code zwart situatie in het gevangeniswezen.2 Het alternatief is dat DJI niet meer alle voorlopig gehechten en arrestanten kan plaatsen.
Verschilt het per PI-locatie hoeveel gedetineerden voor strafvermindering in aanmerking komen?
Het aantal gedetineerden dat in aanmerking komt voor het eerder heenzenden van drie dagen is afhankelijk van de einddata van de straf van de gedetineerden en de contra-indicaties die van toepassing zijn. Daarnaast wordt de maatregel alleen toegepast bij de regimes genoemd in de beantwoording van vraag 1. Om die redenen verschillen de aantallen per PI-locatie.
Kunt u de Kamer elke week per brief informeren over: 1. Hoeveel gedetineerden er de voorgaande week strafvermindering hebben gekregen? 2. Vanuit welke PI deze gedetineerden zijn vrijgelaten? 3. Welke delicten deze gedetineerden hebben gepleegd? 4. Hoelang verwacht u deze maatregel nog te moeten toepassen?
Op verzoek van de Kamer wordt elke drie maanden een voortgangsrapportage over capaciteit gestuurd.3 Indien er tussentijds relevante ontwikkelingen zijn wordt de Kamer eerder geïnformeerd.
De (beveiligde) opvang van COA-bewoners en ongedocumenteerden met ernstige psychische problemen |
|
Michiel van Nispen , Kati Piri (PvdA), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Coenradie , Marjolein Faber (PVV) |
|
Erkent u dat u in een brief aan de Kamer op 8 oktober 2024, in reactie op de breed gedeelde zorgen in de Kamer dat het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht zou gaan stoppen met het opnemen van COA-bewoners en ongedocumenteerden met ernstige psychiatrische problematiek, de indruk wekt dat deze zorgen niet nodig zijn, er geen besluiten zijn genomen en de vreemdelingen die ernstige psychiatrische problematiek kennen, passende zorg en waar nodig beveiliging geboden kan blijven worden en zij niet zomaar op straat worden gezet?1
Zoals aangegeven in de Kamerbrief op 8 oktober jl., zetten we ons ervoor in dat aan vreemdelingen die ernstige psychiatrische problematiek kennen, passende zorg en waar nodig beveiliging geboden kan blijven worden. In de periode van uw Kamervragen waren er nog geen besluiten genomen over de samenwerkingsvorm tussen COA en DJI na afloop van de huidige samenwerkingsovereenkomst per 1 december 2024. Inmiddels is hierover een besluit genomen. Uw Kamer is middels de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779) geïnformeerd.
Wanneer kan besluitvorming en nadere informatie verwacht worden voor de COA-doelgroep? Welk gelijkwaardig alternatief, met adequate zorg- en beveiligingsbehoefte, is er voor Veldzicht?
Uw Kamer is hierover vorige week geïnformeerd middels de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779).
Waarom schrijft u dat het deel van de samenwerkingsafspraken dat ziet op de groep uit de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) vooralsnog niet wordt aangepast, terwijl het feitelijk zo is dat Veldzicht inmiddels heeft laten weten dat deze doelgroep van vreemdelingen die (vermoedelijk) lijden aan een psychische stoornis en/of gedragsstoornis niet meer binnen de beveiligde omgeving van Veldzicht behandeld zal worden?
Uit de mediaberichten blijkt dat bij het lokaal bestuur de indruk is ontstaan dat de gesprekken over aanpassing van de samenwerkingsafspraken ook zien op ongedocumenteerde vreemdelingen. Die indruk is onjuist. De gereserveerde bedden in Veldzicht voor deze groep blijven vooralsnog beschikbaar. Wel is het zo dat Veldzicht iedere aanvraag afzonderlijk beoordeelt. In de beoordeling kunnen er contra-indicaties zijn op basis waarvan Veldzicht geen passende behandelzorg kunnen realiseren. Er vinden gesprekken plaats tussen betrokken partijen om te borgen dat duidelijk is onder welke criteria en randvoorwaarden deze groep op de gereserveerde bedden in Veldzicht geplaatst kunnen worden.
Vindt u het alternatief, namelijk opvang binnen sociowoningen maar buiten die beveiligde omgeving, voldoende passend voor de belangrijkste doelgroep, namelijk diegenen met ernstige gedragsproblematiek voor wie een specialistische behandelsetting noodzakelijk is vanwege het gevaar dat zij kunnen vormen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Waar kunnen deze mensen met ernstige problematiek nu veilig en verantwoord geplaatst worden?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is hier niet eerst over nagedacht en voor een alternatief gezorgd?
Zie antwoord vraag 3.
Beschouwt u zichzelf hier eigenlijk verantwoordelijk voor? Zo nee, van wie is deze verantwoordelijkheid dan wel?
Het kabinet voelt een gezamenlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat deze groep vreemdelingen met psychiatrische problematiek met de juiste zorg geholpen wordt en geen gevaar vormt voor de samenleving. De Minister van Asiel en Migratie is hierbij verantwoordelijk voor de vreemdelingenketen, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor de zorg die geboden wordt aan vreemdelingen met een strafrechtelijke titel en de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport is stelselverantwoordelijk voor (het aanbod in) de reguliere ggz-zorg.
Bent u bereid om opname binnen een beveiligde setting te garanderen en zeker geen mensen die een gevaar kunnen vormen voor zichzelf of de samenleving op straat te zetten of zonder opvang te laten, totdat het Kamerdebat hierover heeft plaatsgevonden?
Zoals bij vraag 7 aangegeven, doet het kabinet er alles aan om te bewerkstelligen dat mensen met psychiatrische problematiek met de juiste zorg geholpen worden en geen gevaar vormen voor de samenleving. U kunt ervan uitgaan dat de huidige populatie die in CTP Veldzicht verblijft zonder passend alternatief in de GGZ niet zomaar op straat wordt gezet. Voor de groep ongedocumenteerden blijft de samenwerkingsovereenkomst voorlopig van kracht. Zie voor meer uitgebreide toelichting de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779).
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
We hebben met de beantwoording van deze vragen gewacht tot besluitvorming over de samenwerkingsafspraken met de COA doelgroep heeft plaatsgevonden. Hierover bent u geïnformeerd met de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779).
Het bericht ‘Overheid verzwijgt informatie over advocatenneef Taghi, AD stapt naar de rechter’ |
|
Michiel van Nispen , Joost Sneller (D66) |
|
van Weel , Coenradie |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat al veel eerder meer belastende informatie bekend was over de advocaat en tevens neef van Ridouan Taghi? Kloppen de in het artikel genoemde feiten en beweringen? Zo nee, wat is er niet juist?1
Uw Kamer heeft eerder naar deze informatie gevraagd.2 Daarom verwijs ik naar de eerdere informatie die door mijn voorganger is verstrekt.3 Alle betrokken instanties hebben in de periode dat Youssef T. zich als advocaat meldde bij de EBI in Vught informatie uitgewisseld met als doel tot zorgvuldig onderbouwde besluitvorming te komen over het verzoek om Youssef T. als advocaat toe te laten tot de EBI. Zo is ook door politie en OM overwogen om de hiervoor genoemde informatie te delen met de Deken. Gelet op de aard en inhoud van de politiemutaties die er tegen Youssef T. lagen, zou dit echter onvoldoende aanknopingspunten hebben geboden voor een Deken om een onderzoek tegen een advocaat te starten.
Waarom is steeds volgehouden dat er geen mogelijkheid was deze advocaat de toegang tot de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) te ontzeggen?2
Het besluit om Youssef T. in zijn hoedanigheid als advocaat de toegang tot de EBI te weigeren is genomen na aanwijzingen dat hij zijn geprivilegieerde positie zou hebben misbruikt door misbruik te maken van de geheimhouderstelefoon. De deken deed als toezichthouder naar aanleiding van een signaal van het OM onderzoek naar deze aanwijzingen. Gedurende dit onderzoek is, ter bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid en ter voorkoming van strafbare feiten, Youssef T. de toegang ontzegd. De deken heeft in zijn onderzoek geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren dat de advocaat misbruik had gemaakt van zijn geprivilegieerde positie. Daarmee verviel de grond waarop Youssef T. de toegang werd ontzegd.
Waarom zijn journalisten die hier onderzoek naar deden tegengewerkt? Is het voor u een ongemakkelijke waarheid dat er al veel eerder meer concrete informatie was, maar deze niet gedeeld is tussen instanties waardoor het bezoek van deze advocaat aan de EBI onnodig lang heeft geduurd met alle risico’s en gevolgen van dien? Vindt u dat een goede grond om informatie te weigeren? Zo nee, wat zijn dan wel precies uw redenen en argumenten om hier maar zo beperkt openheid over te verschaffen?
Ik herken mij niet in het geschetste beeld dat er sprake zou zijn geweest van tegenwerking van journalisten. Het verzoek is conform de geldende regelgeving van de Wet Open Overheid behandeld. Op 28 oktober jl. heeft de rechtbank uitspraak gedaan in deze procedure; deze uitspraak wordt momenteel nader bestudeerd. Nu dit een lopende procedure betreft kan ik hier niet inhoudelijk op ingaan.
Waarom zijn de termijnen van de Wet Open Overheid in deze kwestie overschreden? Hoeveel is er betaald aan dwangsommen? Waarom laat u het zo ver komen dat er nu zelfs een juridische procedure moet worden gestart?
Zie antwoord vraag 3.
Mohammed B. die een boek heeft geschreven in de gevangenis. |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
Bent u bekend met het bericht «Directeur gevangenis stuurde religieus boek Mohammed B. per koerier naar Ministers en Kamerleden: «Zeer opmerkelijke gang van zaken»»1?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de directeur van een penitentiaire inrichting een boek van een gedetineerde per koerier laat bezorgen?
Gedetineerden hebben op grond van artikel 36 van de Penitentiaire beginselenwet (hierna Pbw) het recht om brieven en poststukken te verzenden en te ontvangen. Dit geldt in het bijzonder voor poststukken gericht aan, of afkomstig van, geprivilegieerde contacten zoals advocaten, bewindspersonen en Kamerleden. Poststukken aan, of van, deze personen of instanties mogen niet worden geweigerd. Om bezorging te garanderen aan de geprivilegieerde contactpersonen kunnen diverse vormen van aangetekende post worden gebruikt.
Is het gebruikelijk dat poststukken van gedetineerden per koerier worden verstuurd?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen voldoende scherp dat Mohammed B. een wereldwijde inspiratiebron is voor jihadisten?
Ik ga niet in op individuele gevallen.
Waarom is de Dienst Justitiële Inrichtingen kennelijk van mening dat gelovige geschriften van jihadisten en terroristen geen verborgen boodschappen kunnen bevatten?
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) deelt de voorgehouden mening niet. DJI spant zich maximaal in om te voorkomen dat gedetineerden vanuit de gevangenis doorgaan met criminele activiteiten of radicaal gedachtengoed verspreiden Zo worden verdachten van, of veroordeelden voor een terroristisch misdrijf geconcentreerd geplaatst op een Terroristenafdeling (TA). Deze gedetineerden worden in kleine groepen (gecompartimenteerd) geplaatst met intensieve monitoring waarbij alle contacten worden gescreend, alle telefoongesprekken worden opgenomen en uitgeluisterd en bezoek alleen plaats vindt onder toezicht.2
DJI maakt daarbij gebruik van wetenschappelijke inzichten en technologische innovaties. Zo is DJI bezig met de ontwikkeling van de detentie intelligence unit (DIU) waar signalen die wijzen op voorgezet crimineel handelen vanuit detentie of het verspreiden van radicaal gedachtengoed diepgaand worden geanalyseerd en indien nodig gedeeld met relevante partijen.
Op welke wijze worden teksten van gedetineerden in een Terroristen Afdeling gecontroleerd?
Toezichtmaatregelen op een TA zijn gericht op het voorkomen van het plegen van terroristische misdrijven en van radicalisering en wervingsactiviteiten van andere gedetineerden. Met deze maatregelen is het mogelijk om gedetineerden te monitoren en waar nodig te interveniëren.
Alle contacten die de TA-gedetineerde heeft worden gescreend en gemonitord met uitzondering van geprivilegieerde contacten. Poststukken van geprivilegieerde contacten worden op de Terroristenafdeling (TA) altijd gecontroleerd op de aanwezigheid van verboden voorwerpen.
Alle ingaande en uitgaande correspondentie van een gedetineerde op een TA, behoudens geprivilegieerde contacten, worden indien nodig vertaald en onder meer gecontroleerd op het oproepen tot haat en/of tot onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden en andersgelovigen. Post kan vervolgens geweigerd worden met oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en ter bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid.
Begrijpt u dat het hoogst opmerkelijk is dat van de meest bekende terrorist van Nederland, een handgeschreven boek per koerier wordt verstuurd door de Dienst Justitiële Inrichtingen?
Ik ga niet in op individuele gevallen. In het antwoord op de vragen 2 en 3 heb ik aangegeven wat de regels zijn omtrent het versturen van poststukken.
Het bericht ‘Alarmerende stijging aantal jongeren in gevangenis voor volwassenen: ‘Onwenselijk’' |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Coenradie |
|
Klopt het dat er sprake is van een explosieve stijging van het aantal jongeren dat in een volwassenengevangenis terechtkomt, terwijl ze hun straf in jeugddetentie horen uit te zitten?1
Klopt het dat het in 2022 om 29 jongeren ging die hun straf in een volwassenengevangenis uitzitten terwijl ze hun straf eigenlijk in jeugddetentie horen uit te zitten en dat dit aantal in 2024 meer dan vertienvoudigd is naar 308 jongeren?
Klopt het dat dit is veroorzaakt door het structurele gebrek aan cellen, gevangenispersoneel en beschikbare jeugdhulp?
Kunt u aangeven wat u gaat doen, zowel op kort termijn als op langer termijn, om het aantal jongeren dat hun straf uitzit in een volwassengevangenis terwijl zij eigenlijk hun straf in jeugddetentie horen uit te zitten niet nog verder oploopt?
Kunt u aangeven op welk termijn u verwacht het structurele gebrek aan cellen, gevangenispersoneel en beschikbaar jeugdhulp op te lossen/te verminderen? Kunt u dit per gebrek aangeven?
Kunt u een reactie geven op de Inspectie Justitie en Veiligheid die zegt dat het «onwenselijk» is dat risicojongeren hun straf uitzitten in detentie voor volwassenen? En dat dit ook geldt voor de tijdelijk gecreëerde jongerenafdelingen in de gevangenissen van Zeist en Almelo. Ook op deze afdelingen zijn de zorg en begeleiding niet specifiek gericht op jongeren. Het personeel is niet speciaal opgeleid om deze doelgroep te begeleiden, aldus de Inspectie.
Bent u bekend met de Life Changing Group, die in de tijdelijk gecreëerde jongerenafdeling in de gevangenis van Zeist bijzonder goed werk verricht voor de jongeren die hier hun straf uitzitten?
Hoe kijkt u aan tegen het meer/vaker inzetten van de Life Changing Group in de tijdelijk gecreëerde jongerenafdelingen in de gevangenissen van Zeist en Almelo en de Life Changing Group hiertoe de benodigde financiële middelen te verstrekken?
De onrust na het dodelijke steekincident op 2 januari in Den Dolder |
|
Derk Boswijk (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Karremans , Coenradie |
|
Bent u bekend met de toezegging die de Minister voor Rechtsbescherming in het najaar van 2017 tijdens een bijeenkomst ten overstaan van meer dan 200 Den Doldenaren heeft gezegd, namelijk dat de kliniek Fivoor voor 2025 zal vertrekken vanaf de huidige locatie, zoals de burgemeester van Zeist ook heeft aangegeven?1
Hoeveel (gedwongen) opnameplekken zijn er bij Fivoor in Den Dolder?
Hebben er in de afgelopen zeven jaar meer incidenten plaatsgevonden bij Fivoor in Den Dolder? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven?
Hoeveel patiënten zitten bij Fivoor met en zonder veroordeling, en hoeveel zitten er «vrijwillig» om een veroordeling te voorkomen?
Zijn er patiënten met een tbs-veroordeling in de afgelopen zeven jaar geplaatst bij Fivoor in Den Dolder?
Welke criteria worden gehanteerd om te bepalen of een patiënt (dan wel onder begeleiding) op verlof mag bij Fivoor in Den Dolder?
Is er na 2017 contact gebleven tussen Fivoor, de gemeente Zeist en het ministerie ten aanzien van de leefbaarheid in Den Dolder, en zo ja, wat hield dat contact in?
Welke mogelijkheden ziet u en welke inzet doet u om de activiteiten van Fivoor in Den Dolder voor 01-01-2027 te verplaatsen dan wel te beëindigen?
Heeft u de mogelijkheid en bevoegdheid om Fivoor te dwingen tot een opnamestop voor de kliniek in Den Dolder? Zo ja, gaat u hier gebruik van maken?
Wat gaat u doen om de inwoners van Den Dolder het veiligheidsgevoel terug te geven?
Kunt u de toezegging van de Minister voor Rechtsbescherming gestand doen en toezeggen dat Fivoor in Den Dolder op 01-01-2027 de activiteiten op deze locatie beëindigt?
De onrust na het dodelijke steekincident in Den Dolder |
|
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Coenradie , Karremans |
|
Bent u bekend met het bericht «Na Anne Faber opnieuw een vrouw slachtoffer van een psychiatrisch patiënt: Den Dolder is «er klaar mee»»?1
Bent u bekend met de toezegging die de Minister voor Rechtsbescherming in 2017 in een openbare bijeenkomst met meer dan 200 Den Doldenaren heeft gedaan dat de kliniek Fivoor voor 2025 zal vertrekken vanaf de huidige locatie?
Waarom is deze belofte niet ingelost en eenzijdig verschoven naar 2027?
Hoe beoordeelt u eerdere uitspraken van Fivoor-bestuurder Erik Masthoff dat ook januari 2027 onhaalbaar is en dat de instelling zeker vijf jaar nodig heeft voor een verhuizing naar een nieuwe vestiging?2 Kunt u beloven dat de eenzijdige toezegging tot het vertrek van de inrichting uit Den Dolder voor 1 januari 2027 wel nagekomen wordt? Zo nee, waarom niet?
Bent u op de hoogte van de angst en onrust bij de inwoners van Den Dolder nu voor de tweede keer iemand om het leven is gebracht door toedoen van een cliënt van Fivoor?
Hoe weegt u het spanningsveld tussen de angst van bewoners voor incidenten enerzijds en de voordelen van behandeling in forensische klinieken zoals die in Den Dolder anderzijds, aangezien onderzoek uitwijst dat veroordeelden met een psychiatrische stoornis minder vaak een nieuw ernstig delict plegen als ze op dergelijke locaties worden voorbereid op terugkeer in de samenleving en deze terugkeer in veruit de meeste gevallen zonder grote problemen verloopt? Hoe zorgt u ervoor dat er voldoende draagvlak blijft voor forensisch psychiatrische klinieken? Deelt u de zorgen van uw voorganger Weerwind over «toenemende not-in-my-backyard-gevoelens die de forensische zorg in de weg zitten»?
Deelt u de mening dat mogelijke opheffing van de kliniek zeer nadelige gevolgen heeft omdat in Den Dolder patiënten worden ondergebracht die in reguliere GGZ-klinieken vanwege hun complexe problematiek niet terecht kunnen? Kunt u garanderen dat de instelling niet wordt opgeheven? Zo nee, waarom niet?
Bent u op zeer korte termijn bereid om met de burgemeester van Zeist in gesprek te gaan en te komen tot een uiterste inspanning voor verplaatsing of sluiting van de kliniek met inachtneming van het belang van de cliënten, zodat deze kunnen worden overgeplaatst naar andere klinieken?
De sektarische twee-aan-twee beweging die ook in Nederland slachtoffers maakt |
|
Michiel van Nispen |
|
Struycken , van Weel , Coenradie |
|
Was u reeds bekend met de sektarische twee-aan-twee beweging, die internationaal onder vuur ligt door misbruik?1
Wat is uw reactie op het onderzoek van het Nederlands Dagblad naar deze beweging, waaruit blijkt dat deze ook in Nederland honderden aanhangers heeft, en slachtoffers maakt?2
Bent u geschrokken van de verhalen en ervaringen van ex-leden die vertellen over een zeer gesloten gemeenschap met diepgelovige mensen, hoe ze beschadigd zijn door geestelijke dwang en isolatie, geestelijke mishandeling en seksueel (kinder)misbruik?
Wat is er in Nederland bij de diverse instanties reeds bekend over deze beweging?
Denkt u ook dat het risico juist in zeer gesloten groepen aanwezig is dat misbruik en andere misstanden verborgen blijven, juist vanwege de bangmakerij en de isolatie maar ook vanwege de angst de naam van de groep «uitverkorenen» te beschadigen?
Deelt u de mening dat onafhankelijk onderzocht moet worden wat de aard en omvang is van deze groep, wat de werkwijze is en tot welke misstanden dit leidt?
Ziet u hierin ook een rol weggelegd voor Justitie vanwege de ernst van de misstanden zoals het seksueel misbruik?
Welke mogelijkheden zijn er voor gedupeerden om hun verhaal te doen en hulp en bijstand te krijgen? Krijgen zij volgens u nu voldoende bescherming en zo niet, welke maatregelen gaat u daarvoor nemen?
Het bericht inzake de aanhouding van de 27-jarige verdachte voor de moord op een 76-jarige vrouw in Den Dolder |
|
Emiel van Dijk (PVV), Thiadens |
|
Coenradie , Karremans |
|
Bent u bekend met het bericht over de aanhouding van de 27-jarige verdachte op 3 januari voor een dodelijk steekincident in Den Dolder op een 76-jarige vrouw?1
Bent u bekend met het feit dat de verdachte uit dezelfde kliniek komt als Michael P. die tijdens zijn verlof Anne Faber vermoordde?
Kunt u aangeven wie er verantwoordelijk is en wanneer het besluit genomen is om deze man met verlof de straat op te sturen waar hij vervolgens een nietsvermoedende onschuldige vrouw doodstak?
Waarom heeft de man bij de risicobeoordeling van het verlof geen negatieve beoordeling gekregen, waren er contra-indicaties?
Op welke datum is deze man met verlof gegaan?
Heeft deze man een verleden van incidenten of enige vorm van geweld in of buiten de kliniek?
Hoeveel psychisch gestoorden zijn er op dit moment met verlof in Nederland?
Hoe vaak is het in de afgelopen tien jaar in Nederland voorgekomen dat een bewoner van een kliniek een ernstig misdrijf pleegt tijdens zijn verlof?
Deelt u de mening dat dat dit soort psychische gestoorden nooit vrij op straat mogen rondlopen en het liefst op cel vastgezet moeten worden?
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om de straten veilig te houden van deze psychisch gestoorden om situaties als deze ten alle tijden te voorkomen?
Kunt u in detail aangeven wat er na aanleiding van de moord op Anne Faber is gedaan aan veiligheidsmaatregelen in de klinieken om de maatschappij te beschermen van deze psychisch gestoorden?
Klopt het bericht dat er plannen waren dat deze kliniek zou gaan verhuizen? Zo ja, waarom is dit niet doorgezet, helemaal gezien het feit dat omwonenden al jaren waarschuwen voor de onveiligheid en overlast afkomstig van veelal criminelen die deze kliniek huisvest?
Drones die boven de PI Vught vliegen |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
Bent u bekend met het bericht «Drones vliegen boven PI in Vught, gevangenis omringd door agenten»?1
Hoeveel drones zijn op 23 december 2024 boven de PI Vught geconstateerd en vlogen deze drones specifiek boven Unit 5 (de Extra Beveiligde Inrichting)?
In hoeverre zijn de bestuurders van deze drones te achterhalen en wordt daar ook actief op ingezet?
Hoeveel incidenten met drones hebben zich in 2024 voorgedaan bij Penitentiaire Inrichtingen en hoe vaak zijn drones boven het terrein van de PI Vught en specifiek boven de Extra Beveiligde Inrichting geconstateerd?
Hoe kan het gebeuren dat boven het terrein van de PI Vught waar zich de zwaarst beveiligde penitentiaire inrichting van Nederland bevindt, meerdere drones een langdurige periode in tijd vliegen, terwijl daar sprake is van een no-fly zone?
Waarom worden drones boven de PI Vught waar dus sprake is van een no-fly zone, niet direct uitgeschakeld of op andere wijze direct uit de lucht gehaald door bijvoorbeeld te storen?
Vindt u dat drones boven de Extra Beveiligde Inrichting direct uit de lucht gehaald moeten kunnen worden? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd op 23 december 2024? Zo nee, welke bevoegdheden en/of maatregelen zijn noodzakelijk om dit zo snel mogelijk te realiseren?
Vindt u dat DJI een eigenstandige bevoegdheid moet hebben om drones uit de lucht te halen, zeker boven gevoelige locaties zoals de Extra Beveiligde Inrichting? Zo ja, gaat u deze bevoegdheid zo spoedig mogelijk realiseren en kunt u de Kamer van de voortgang op de hoogte houden? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat DJI in gevaarlijke situaties zo snel mogelijk een drone uit de lucht kan halen?
Voldoen de dronedetectie en de counterdrone maatregelen bij de meest gevoelige locaties zoals de Extra Beveiligde Inrichting? Zo ja, bent u er dan van overtuigd dat drones niet gebruikt kunnen worden voor ontsnappingen of aanslagen? Zo nee, wat heeft u dan nodig?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het bericht ‘Kabinet: gevangenissen vol, gedetineerden drie dagen eerder vrij’ |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Coenradie |
|
Klopt het dat gedetineerden drie dagen eerder naar huis worden gestuurd dan de bedoeling is en komen alleen gedetineerden die naast een gevangenisstraf ook tot tbs zijn veroordeeld en gedetineerden die een straf van minder dan een week hebben opgelegd gekregen, niet in aanmerking voor strafvermindering?1
Het klopt dat gedetineerden drie dagen eerder naar huis kunnen worden gestuurd. Al enige tijd werden gedetineerden op vrijdag eerder heengezonden indien nodig zodat arrestanten en voorlopig gehechten geplaatst konden worden. Deze maatregel is nu verruimd naar eerder heenzenden op alle dagen van de week. Contra-indicaties voor het drie dagen eerder in vrijheid stellen zijn;
Deze maatregel wordt alleen toegepast bij de volgende regimes: gevangenis regulier, arrestanten afdelingen, huis van bewaring en beperkt beveiligde afdeling.
Klopt het dat dus alle andere veroordeelden wel in aanmerking komen voor strafvermindering? Dus ook moordenaars en verkrachters?
Het type delict waarvoor een gedetineerde is veroordeeld is geen contra-indicatie. Ik benadruk dat alleen gedetineerden die aan het einde van hun detentie zitten een paar dagen eerder heen worden gezonden.
Wordt er bij het toepassen van strafvermindering een rangorde gehanteerd? Wordt er onderscheid gemaakt in welke gedetineerden eerder in aanmerking komen voor strafvermindering? Wordt er bij dit onderscheid gekeken naar het type delict dat is gepleegd?
Er wordt geen rangorde gehanteerd. De beantwoording van vraag 1 geeft aan welke contra-indicaties gelden en in welke regimes deze maatregel wordt toegepast.
Is het niet meer in lijn met de rechtsstaat dat er een rangorde wordt gehanteerd en dat eerst gedetineerden die minder ernstige delicten hebben gepleegd in aanmerking komen voor strafvermindering?
Ik ben genoodzaakt de bestaande maatregel te verruimen naar het eerder heenzenden op alle dagen van de week en ik kan mij niet permitteren daarbij een rangorde te hanteren. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld neem ik deze maatregel niet lichtzinnig. Mijn prioriteit blijft gevangenisstraffen zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen. Het is van groot belang dat criminaliteit wordt bestraft en dat opgelegde straffen zoals ze zijn opgelegd door de rechter ook zo ten uitvoer worden gebracht. Dit is van belang voor het vertrouwen in de rechtsstaat, voor slachtoffers, maar ook voor het veiliger maken van ons land. De capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen zijn echter zorgelijk en daarom zijn pijnlijke maatregelen als deze noodzakelijk. Het zijn rotmaatregelen maar ik heb helaas geen andere keuze. Ik heb mij maximaal ingespannen om dit te voorkomen. Er is sprake van een code zwart situatie in het gevangeniswezen.2 Het alternatief is dat DJI niet meer alle voorlopig gehechten en arrestanten kan plaatsen.
Verschilt het per PI-locatie hoeveel gedetineerden voor strafvermindering in aanmerking komen?
Het aantal gedetineerden dat in aanmerking komt voor het eerder heenzenden van drie dagen is afhankelijk van de einddata van de straf van de gedetineerden en de contra-indicaties die van toepassing zijn. Daarnaast wordt de maatregel alleen toegepast bij de regimes genoemd in de beantwoording van vraag 1. Om die redenen verschillen de aantallen per PI-locatie.
Kunt u de Kamer elke week per brief informeren over: 1. Hoeveel gedetineerden er de voorgaande week strafvermindering hebben gekregen? 2. Vanuit welke PI deze gedetineerden zijn vrijgelaten? 3. Welke delicten deze gedetineerden hebben gepleegd? 4. Hoelang verwacht u deze maatregel nog te moeten toepassen?
Op verzoek van de Kamer wordt elke drie maanden een voortgangsrapportage over capaciteit gestuurd.3 Indien er tussentijds relevante ontwikkelingen zijn wordt de Kamer eerder geïnformeerd.
Het contact dat Faissal Taghi mag hebben in de Extra Beveiligde Inrichting |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
Klopt het dat Faissal Taghi in een groep is geplaatst en met die groep contact mag hebben in de Extra Beveiligde Inrichting?
Ik ga niet in op de situatie van individuele gedetineerden.
Waarom, wanneer en door wie is dit besloten?
Ik ga niet in op de situatie van individuele gedetineerden. In het algemeen geldt dat de selectiefunctionarissen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) namens mij beslissen waar en in welk regime een gedetineerde wordt geplaatst. Bij de eerste plaatsing wordt een risicoprofiel vastgesteld waarbij naar meerdere aspecten wordt gekeken, zoals de kenmerken en achtergronden van het delict en overige beschikbare informatie van het Openbaar Ministerie en de politie. Plaatsing in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) wordt zorgvuldig gewogen conform de procedure uit art. 26 Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Rspog). De directeur is bevoegd EBI-gedetineerden een cel aan te wijzen. Dit gebeurt op basis van het risicoprofiel en informatie van de politie en het Openbaar Ministerie (OM). Daarbij geldt dat er over de samenstellingen van de compartimenten periodieke afstemming is tussen de DJI, de politie en het OM.
Bent u op de hoogte gesteld van de beslissing om Faissal Taghi in een groep te plaatsen?
Ik heb zeer regelmatig contact met DJI, ook over individuele casuïstiek. Ik ga niet in op welke casuïstiek dat betreft.
Hoeveel gedetineerden in de Extra Beveiligde Inrichting hebben nu een individueel programma en mogen dus geen contact met anderen hebben zoals verzocht in de aangenomen motie Ellian (24 587, nr. 969)?
Het wettelijk uitgangspunt is dat een gedetineerde op de EBI in een individueel programma wordt geplaatst. De EBI kent bovendien een sober dagprogramma. Een EBI-gedetineerde brengt (afgezien van bijvoorbeeld advocatenbezoeken) circa 21 uur per dag alleen op cel door.
Wanneer het vanuit veiligheidsoverwegingen verantwoord is kan de directeur, na afstemming met het Landelijk Bureau Inlichtingen en Veiligheid van DJI, het OM en de politie, besluiten om een gedetineerde in een kleine groep de activiteiten van het dagprogramma te laten volgen. De samenstelling van deze groepen wordt periodiek door DJI, het OM en de politie getoetst.
Voor meer gedetailleerde informatie over aantallen verwijs ik naar de vertrouwelijke technische briefing over de EBI, die op 19 november plaatsvindt. Op de genoemde motie ga ik in het antwoord op vraag 5 nader in.
Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan deze motie waarmee uitdrukkelijk bedoeld is dat leden van het crimineel samenwerkingsverband van Ridouan Taghi geen contact mogen hebben met andere gedetineerden in de Extra Beveiligde Inrichting?
Naar aanleiding van de aangenomen motie waar in de vraag naar verwezen wordt, hebben DJI, OM en politie de samenstelling van de kleine groepen en de programma’s extra tegen het licht gehouden. Dat is conform de appreciatie die ik heb uitgesproken bij de indiening van de motie op 11 september jl.
Deze (her)beoordeling, die ook extra kan plaatsvinden naar aanleiding van ontwikkelingen of gebeurtenissen, blijft periodiek plaatsvinden, zoals ook al gebruikelijk was. Ik hecht eraan dat deze beoordeling plaatsvindt op basis van expertise en (veiligheids)informatie.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen een week beantwoorden?
Ik heb de vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoord.
Mohammed B. die een boek heeft geschreven in de gevangenis. |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
Bent u bekend met het bericht «Directeur gevangenis stuurde religieus boek Mohammed B. per koerier naar Ministers en Kamerleden: «Zeer opmerkelijke gang van zaken»»1?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de directeur van een penitentiaire inrichting een boek van een gedetineerde per koerier laat bezorgen?
Gedetineerden hebben op grond van artikel 36 van de Penitentiaire beginselenwet (hierna Pbw) het recht om brieven en poststukken te verzenden en te ontvangen. Dit geldt in het bijzonder voor poststukken gericht aan, of afkomstig van, geprivilegieerde contacten zoals advocaten, bewindspersonen en Kamerleden. Poststukken aan, of van, deze personen of instanties mogen niet worden geweigerd. Om bezorging te garanderen aan de geprivilegieerde contactpersonen kunnen diverse vormen van aangetekende post worden gebruikt.
Is het gebruikelijk dat poststukken van gedetineerden per koerier worden verstuurd?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen voldoende scherp dat Mohammed B. een wereldwijde inspiratiebron is voor jihadisten?
Ik ga niet in op individuele gevallen.
Waarom is de Dienst Justitiële Inrichtingen kennelijk van mening dat gelovige geschriften van jihadisten en terroristen geen verborgen boodschappen kunnen bevatten?
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) deelt de voorgehouden mening niet. DJI spant zich maximaal in om te voorkomen dat gedetineerden vanuit de gevangenis doorgaan met criminele activiteiten of radicaal gedachtengoed verspreiden Zo worden verdachten van, of veroordeelden voor een terroristisch misdrijf geconcentreerd geplaatst op een Terroristenafdeling (TA). Deze gedetineerden worden in kleine groepen (gecompartimenteerd) geplaatst met intensieve monitoring waarbij alle contacten worden gescreend, alle telefoongesprekken worden opgenomen en uitgeluisterd en bezoek alleen plaats vindt onder toezicht.2
DJI maakt daarbij gebruik van wetenschappelijke inzichten en technologische innovaties. Zo is DJI bezig met de ontwikkeling van de detentie intelligence unit (DIU) waar signalen die wijzen op voorgezet crimineel handelen vanuit detentie of het verspreiden van radicaal gedachtengoed diepgaand worden geanalyseerd en indien nodig gedeeld met relevante partijen.
Op welke wijze worden teksten van gedetineerden in een Terroristen Afdeling gecontroleerd?
Toezichtmaatregelen op een TA zijn gericht op het voorkomen van het plegen van terroristische misdrijven en van radicalisering en wervingsactiviteiten van andere gedetineerden. Met deze maatregelen is het mogelijk om gedetineerden te monitoren en waar nodig te interveniëren.
Alle contacten die de TA-gedetineerde heeft worden gescreend en gemonitord met uitzondering van geprivilegieerde contacten. Poststukken van geprivilegieerde contacten worden op de Terroristenafdeling (TA) altijd gecontroleerd op de aanwezigheid van verboden voorwerpen.
Alle ingaande en uitgaande correspondentie van een gedetineerde op een TA, behoudens geprivilegieerde contacten, worden indien nodig vertaald en onder meer gecontroleerd op het oproepen tot haat en/of tot onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden en andersgelovigen. Post kan vervolgens geweigerd worden met oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en ter bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid.
Begrijpt u dat het hoogst opmerkelijk is dat van de meest bekende terrorist van Nederland, een handgeschreven boek per koerier wordt verstuurd door de Dienst Justitiële Inrichtingen?
Ik ga niet in op individuele gevallen. In het antwoord op de vragen 2 en 3 heb ik aangegeven wat de regels zijn omtrent het versturen van poststukken.
De omgang met het parlement en de problemen in het gevangeniswezen |
|
Michiel van Nispen , Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
Coenradie |
|
Hoe is dit bericht in de Telegraaf tot stand gekomen?1 Was dit vooraf door uw ministerie ingebracht bij de krant of door het PVV-Kamerlid?
Er is door het Ministerie van Justitie en Veiligheid voorafgaand aan het tweeminutendebat Gevangeniswezen en tbs op 23 oktober 2024 geen contact geweest met de Telegraaf of een ander medium ten aanzien van de plannen om merkkleding in detentie te beperken. In mijn appreciatie van de motie Van Dijk (PVV) omtrent uniformen in detentie heb ik aangegeven dat ik bezig ben met plannen voor het beperken van het dragen van merkkleding in detentie. Nadat ik mijn appreciatie met uw Kamer heb gedeeld is de media hier op gewezen.
Hoe komt het dat er een motie door de PVV-fractie is ingediend over kleding bij het tweeminutendebat gevangeniswezen, waar het in het hele commissiedebat niet over is gegaan, waarna u uw «plan van aanpak» aan kon kondigen? Is dat puur toeval geweest?
Ik ga niet over de moties die politieke partijen indienen. Het is mij ook niet bekend wat voor de PVV-fractie aanleiding is geweest om de betreffende motie op dat moment in te dienen. Ik ga wel over mijn eigen reactie op voorstellen die uw Kamer indient. Naar aanleiding van deze motie heb ik uw Kamer geïnformeerd over het gekozen pad waar ik wél mee bezig ben. Daarbij wil ik opmerken dat al eerder aan uw Kamer is gemeld dat er plannen waren om het dragen van merkkleding in detentie te beperken (zie ook het antwoord op vraag 5).
Erkent u dat er vooraf contact is geweest tussen u en het PVV-Kamerlid en dat dit een vooropgezet plannetje is om in het nieuws te komen op een stoer thema terwijl het enorme probleem van het cellentekort hiermee lang niet is opgelost?
Er is geen sprake geweest van contact tussen het PVV-Kamerlid en mij voorafgaand aan het tweeminutendebat ten aanzien van de door het PVV-Kamerlid ingediende motie, anders dan de gebruikelijke sondering door mijn politiek assistent. Ook is er geen sprake geweest van een vooropgezet plan om in de media te verschijnen.
Bent u bereid de Kamer voortaan serieuzer te nemen dan dit?
Vanzelfsprekend neem ik uw Kamer serieus.
Heeft u uw prioriteiten wel op orde door nu met plannen te komen voor kleding van gevangenen terwijl er nog niets aan gedaan is om het vak van inrichtingsmedewerker aantrekkelijker te maken?
De plannen voor het beperken van dure merkkleding in gevangenissen zijn geen recent ontstane plannen. Al in november 2021 is door de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming aangekondigd het invoeren van dure merkkleding en/of accessoires in de gevangenis te willen beperken, nu het voorkomt dat deze door gedetineerden worden doorgegeven in ruil voor een handeling.2 Dit is in 2022 door de daaropvolgende Minister voor Rechtsbescherming onderstreept.3 Een uitwerking is opgenomen in de derde voortgangsbrief aanpak georganiseerde criminaliteit tijdens berechting en detentie van afgelopen juni.4 In deze brief is benoemd dat met de herschrijving van de modelhuisregels voor de Extra Beveiligde Inrichting en het invoeren van modelhuisregels voor de Afdeling Intensief Toezicht een algeheel verbod zal worden opgenomen op kleding en schoenen die genoemd worden op de lijst met niet toegestane merken of die een bepaalde waarde hebben. Wanneer de reguliere modelhuisregels worden aangepast zal een dergelijk verbod ook daarin worden opgenomen. Ik heb de afgelopen weken met DJI gesprekken gevoerd over de snelheid waarmee de reguliere modelhuisregels kunnen worden aangepast. Ik wil namelijk het beperken van merkkleding conform de eerder gedane toezeggingen op een zo kort mogelijk termijn vervullen, op zo’n manier dat het werkbaar is voor het personeel in de inrichtingen.
Daarnaast tref ik ook maatregelen en werk ik initiatieven uit om het werken binnen een inrichting aantrekkelijk te houden. Zo wordt er volop ingezet op het werven van nieuw personeel om zo de werkdruk op het huidige personeel te verlagen, vinden er innovaties plaats die het werk kunnen verlichten en worden de administratieve lasten verlicht met het nieuwe detentie- en re-integratieplan.
Heeft u wel eens aan gevangenispersoneel gevraagd wat voor hen de belangrijkste thema’s en knelpunten zijn in het huidige gevangeniswezen? Noemen zij dan doorgaans het grote personeelstekort, de onveiligheid voor personeel, de hoge werkdruk? Of is dan de kleding van gedetineerden het belangrijkste knelpunt dat zij noemen? Bent u bereid nogmaals met gevangenispersoneel in gesprek te gaan en naar hun zorgen te luisteren en hen serieus te nemen?
Ja, ik heb de afgelopen maanden veel werkbezoeken afgelegd aan verschillende PI’s en daar gesproken met het personeel van DJI. Daarbij zijn diverse onderwerpen en aspecten van het werk genoemd. Ook in de komende periode blijf ik werkbezoeken afleggen en gesprekken voeren met het personeel van DJI. Ik heb grote waardering voor het werk dat zij leveren en neem de gesprekken met hen zeer serieus.
De status van zelfmelder en het risico op willekeur |
|
Michiel van Nispen |
|
Coenradie |
|
Bent u bekend met het artikel in het Dagblad van het Noorden waarin wordt gesproken over de toename van het aantal zelfmelders en de willekeur in wie er zelfmelder wordt?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Vindt u het ook niet gek dat mensen met aanzienlijk minder impactvolle straffen niet het stempel zelfmelder krijgen en andere gevallen met heftigere misdaden wél?
Wanneer de rechter iemand veroordeelt tot een gevangenisstraf en er geen sprake is van een voorlopige hechtenis, bevel tot gevangenneming of detentie op een andere titel, bepaalt het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) namens mij of de veroordeelde de zelfmeldstatus kan verkrijgen.2 Naast enkele harde uitsluitingsgronden wordt op basis van een aantal contra-indicaties besloten om wel of geen zelfmeldstatus toe te kennen. Onder andere kijkt het CJIB dan naar de aard en de ernst van de vrijheidsbenemende sanctie en de mate waarin de rechtsorde door het strafbare feit is geschokt. Op basis van artikel 6:1:3 Sv worden de belangen van slachtoffers en nabestaanden nadrukkelijk betrokken in de afweging. De beoordeling van wel of geen zelfmeldstatus toekennen is persoonsgericht. Daardoor kunnen beoordelingen niet enkel op basis van strafduur met elkaar vergeleken worden.
Het CJIB werkt nu bijna viereneenhalf jaar volgens de voorschriften van de Regeling USB. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is dit een periode die zich goed leent om de regels en het beleid ten aanzien van zelfmelden te analyseren.3 Het streven is deze analyse in het eerste kwartaal 2025 af te ronden. Via de voortgangsbrief capaciteit wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Vindt u dat, zeker in het licht van de toename van het aantal zelfmelders dat thuis een vonnis afwacht, deze ongelijke behandeling steeds onrechtvaardiger wordt?
Zoals ik eerder met uw Kamer heb gedeeld krijg ik buikpijn van het feit dat steeds meer veroordeelden hun straf in vrijheid afwachten. Samen met Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) werk ik hard door om meer capaciteit te genereren voor zelfmelders. Daarnaast heb ik via de tweede voortgangsrapportage capaciteit DJI laten weten dat er een tijdelijk oproepkader voor zelfmelders is gemaakt, waarmee door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en DJI wordt bepaald welke zelfmelders met voorrang door DJI worden opgeroepen op het moment dat daarvoor capaciteit in de (reguliere) gevangenis beschikbaar is.4
Ik deel niet de mening dat er sprake is van ongelijke behandeling bij de zelfmeldbeoordeling. Alle zelfmeldbeoordelingen worden gedaan op basis van eerder genoemde wet- en regelgeving. Omdat binnen dat kader sprake is van een persoonsgerichte beoordeling op basis van relevante omstandigheden, kunnen beoordelingen niet één op één met elkaar vergeleken worden.
Snapt u dat dit voor naasten van soms ook dodelijke slachtoffers, ook steeds onrechtvaardiger voelt dat de dader lang thuis mag blijven zitten in afwachting op het daadwerkelijk uitzitten van de straf?
Ja, dat snap ik en ook ik vind dit onverteerbaar. Vanwege capaciteitsgebrek moeten zelfmelders langer wachten voordat zij worden opgeroepen om hun straf uit te zitten. Dat is een zeer onwenselijke situatie, vooral als er slachtoffers en nabestaanden zijn. Ik vind het dan ook van groot belang dat daders hun straf niet ontlopen. Het eerlijke verhaal is echter ook dat de capaciteitsproblematiek een hardnekkig en ingewikkeld vraagstuk is. Vanuit mijn ministerie, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en andere betrokken ketenpartners wordt alles op alles gezet om de capaciteitsproblematiek – zowel voor wat betreft het personeel als cellen – aan te pakken, zodat veroordeelden die hun straf nog niet hebben uitgezeten zo snel mogelijk kunnen worden geplaatst.
Zoals gemeld in de tweede voortgangsrapportage capaciteit DJI komen er 40 extra plaatsen beschikbaar voor kortgestrafte zelfmelders met straffen tot twee weken in de penitentiaire inrichting (PI) Veenhuizen. Met deze plaatsen kunnen enkele honderden en in het meest gunstige geval meer dan 1000 kortgestrafte zelfmelders per jaar worden opgeroepen. Het is een eerste stap in de goede richting waarmee ik de groei van de voorraad zelfmelders wil afremmen.
Verder geef ik via het tijdelijk oproepkader voor zelfmelders prioriteit aan zaken die dreigen te verjaren. Van de straffen die dit kalenderjaar dreigen te verjaren is de tenuitvoerlegging in gang gezet, straffen die in 2025 dreigen te verjaren zullen op volgorde van verjaringstermijnen worden opgeroepen. Mocht er vervolgens nog capaciteit beschikbaar komen dan volgen de straffen van een jaar of meer met slachtoffers.
Kunt u zich ook voorstellen dat als iemand met een zwaardere straf in een lichter gevangenisregime komt dan iemand met een lichtere straf, dit overkomt als willekeur richting de samenleving alsook de veroordeelden zelf en de slachtoffers?
Ik herken mij niet in het geschetste beeld dat sprake zou zijn van willekeur. Alle zelfmeldbeoordelingen worden gedaan op basis van eerder genoemde wet- en regelgeving (zie het antwoord op vraag 2).
Standaard geldt in een gevangenis het basisprogramma. Dit programma is beperkter aan activiteiten dan het plusprogramma. Het gedrag van een gedetineerde bepaalt voor welk programma hij in aanmerking komt. Een gedetineerde die zes weken lang op alle onderdelen van de gedragsregels positief scoort wordt gepromoveerd naar een plusprogramma. Een zelfmelder die zich meldt bij de gevangenis op de melddatum die in de oproepbrief staat, komt direct in aanmerking voor een plusprogramma en hoeft deze zes weken niet te doorlopen.
Voor de nieuwe plekken die worden gecreëerd om de voorraad kortgestrafte zelfmelders weg te werken, geldt een versoberd regime en niet het hierboven genoemde plusprogramma. Hier worden zelfmelders met straffen tot twee weken geplaatst. Voor deze tijdelijke plekken is beperkt personeel beschikbaar en daarom kan geen volledig dagprogramma worden aangeboden.
Klopt het volgens u dat de vraag of een veroordeelde wel of niet in aanmerking komt als zelfmelder zou moeten afhangen van objectief te toetsen criteria? En klopt het dat bij de vraag of een veroordeelde die een zelfmelderstatus krijgt gelijke gevallen gelijk moeten worden beoordeeld?
Het zelfmeldbeleid biedt aan de ene kant een aantal harde, objectief te toetsen uitsluitingsgronden, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2. Dit brengt tot uitdrukking dat het in die gevallen maatschappelijk gezien onacceptabel wordt geacht dat bepaalde veroordeelden zichzelf mogen melden. Hieraan wordt onverkort invulling gegeven. Aan de andere kant geeft het beleid ruimte voor een nadere belangenafweging voor de overige gevallen. Deze ruimte is wenselijk, zodat relevante feiten en omstandigheden kunnen worden meegewogen. Het CJIB benut deze ruimte zorgvuldig en streeft- bij gelijke omstandigheden – naar uniformiteit in de beoordelingen.
Wat zijn momenteel de kaders waarbinnen het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) kan afwegen of iemand een zelfmelder wordt of niet? Wordt er daarbinnen nooit een vergelijking tussen zaken gemaakt?
Zoals aangegeven doet het CJIB de zelfmeldbeoordeling op basis van wet- en regelgeving (Wet USB en Regeling USB). Elke zaak kent zijn eigen samenstel van feiten en omstandigheden. Dat leidt tot een individuele beoordeling, waarbij de uniformiteit in het toepassen van de regelgeving wordt bevorderd door een interne monitoring op de beoordelingen. Zo wordt door het CJIB onder meer casuïstiek doorgesproken in intern casusoverleg en wordt het vier-ogen principe toegepast op de beoordelingen.
Bent u bereid om aan het CJIB aanwijzingen of instructies te geven om in een protocol kaders vast te leggen voor de beoordeling van de zelfmelderstatus van veroordeelden zodat het objectief duidelijk is wanneer een veroordeelde zelfmelder is? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd is het kader waarbinnen het CJIB de zelfmeldbeoordelingen doet vastgelegd in de Regeling USB en wordt het beleid ten aanzien van zelfmelden geanalyseerd. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd via de voortgangsbrief capaciteit.
De (beveiligde) opvang van COA-bewoners en ongedocumenteerden met ernstige psychische problemen |
|
Michiel van Nispen , Kati Piri (PvdA), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Coenradie , Marjolein Faber (PVV) |
|
Erkent u dat u in een brief aan de Kamer op 8 oktober 2024, in reactie op de breed gedeelde zorgen in de Kamer dat het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht zou gaan stoppen met het opnemen van COA-bewoners en ongedocumenteerden met ernstige psychiatrische problematiek, de indruk wekt dat deze zorgen niet nodig zijn, er geen besluiten zijn genomen en de vreemdelingen die ernstige psychiatrische problematiek kennen, passende zorg en waar nodig beveiliging geboden kan blijven worden en zij niet zomaar op straat worden gezet?1
Zoals aangegeven in de Kamerbrief op 8 oktober jl., zetten we ons ervoor in dat aan vreemdelingen die ernstige psychiatrische problematiek kennen, passende zorg en waar nodig beveiliging geboden kan blijven worden. In de periode van uw Kamervragen waren er nog geen besluiten genomen over de samenwerkingsvorm tussen COA en DJI na afloop van de huidige samenwerkingsovereenkomst per 1 december 2024. Inmiddels is hierover een besluit genomen. Uw Kamer is middels de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779) geïnformeerd.
Wanneer kan besluitvorming en nadere informatie verwacht worden voor de COA-doelgroep? Welk gelijkwaardig alternatief, met adequate zorg- en beveiligingsbehoefte, is er voor Veldzicht?
Uw Kamer is hierover vorige week geïnformeerd middels de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779).
Waarom schrijft u dat het deel van de samenwerkingsafspraken dat ziet op de groep uit de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) vooralsnog niet wordt aangepast, terwijl het feitelijk zo is dat Veldzicht inmiddels heeft laten weten dat deze doelgroep van vreemdelingen die (vermoedelijk) lijden aan een psychische stoornis en/of gedragsstoornis niet meer binnen de beveiligde omgeving van Veldzicht behandeld zal worden?
Uit de mediaberichten blijkt dat bij het lokaal bestuur de indruk is ontstaan dat de gesprekken over aanpassing van de samenwerkingsafspraken ook zien op ongedocumenteerde vreemdelingen. Die indruk is onjuist. De gereserveerde bedden in Veldzicht voor deze groep blijven vooralsnog beschikbaar. Wel is het zo dat Veldzicht iedere aanvraag afzonderlijk beoordeelt. In de beoordeling kunnen er contra-indicaties zijn op basis waarvan Veldzicht geen passende behandelzorg kunnen realiseren. Er vinden gesprekken plaats tussen betrokken partijen om te borgen dat duidelijk is onder welke criteria en randvoorwaarden deze groep op de gereserveerde bedden in Veldzicht geplaatst kunnen worden.
Vindt u het alternatief, namelijk opvang binnen sociowoningen maar buiten die beveiligde omgeving, voldoende passend voor de belangrijkste doelgroep, namelijk diegenen met ernstige gedragsproblematiek voor wie een specialistische behandelsetting noodzakelijk is vanwege het gevaar dat zij kunnen vormen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Waar kunnen deze mensen met ernstige problematiek nu veilig en verantwoord geplaatst worden?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is hier niet eerst over nagedacht en voor een alternatief gezorgd?
Zie antwoord vraag 3.
Beschouwt u zichzelf hier eigenlijk verantwoordelijk voor? Zo nee, van wie is deze verantwoordelijkheid dan wel?
Het kabinet voelt een gezamenlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat deze groep vreemdelingen met psychiatrische problematiek met de juiste zorg geholpen wordt en geen gevaar vormt voor de samenleving. De Minister van Asiel en Migratie is hierbij verantwoordelijk voor de vreemdelingenketen, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor de zorg die geboden wordt aan vreemdelingen met een strafrechtelijke titel en de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport is stelselverantwoordelijk voor (het aanbod in) de reguliere ggz-zorg.
Bent u bereid om opname binnen een beveiligde setting te garanderen en zeker geen mensen die een gevaar kunnen vormen voor zichzelf of de samenleving op straat te zetten of zonder opvang te laten, totdat het Kamerdebat hierover heeft plaatsgevonden?
Zoals bij vraag 7 aangegeven, doet het kabinet er alles aan om te bewerkstelligen dat mensen met psychiatrische problematiek met de juiste zorg geholpen worden en geen gevaar vormen voor de samenleving. U kunt ervan uitgaan dat de huidige populatie die in CTP Veldzicht verblijft zonder passend alternatief in de GGZ niet zomaar op straat wordt gezet. Voor de groep ongedocumenteerden blijft de samenwerkingsovereenkomst voorlopig van kracht. Zie voor meer uitgebreide toelichting de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779).
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
We hebben met de beantwoording van deze vragen gewacht tot besluitvorming over de samenwerkingsafspraken met de COA doelgroep heeft plaatsgevonden. Hierover bent u geïnformeerd met de Kamerbrief «Samenwerkingsconvenant COA en Veldzicht» (referentie 544779).
Het bericht ‘Overheid verzwijgt informatie over advocatenneef Taghi, AD stapt naar de rechter’ |
|
Michiel van Nispen , Joost Sneller (D66) |
|
van Weel , Coenradie |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat al veel eerder meer belastende informatie bekend was over de advocaat en tevens neef van Ridouan Taghi? Kloppen de in het artikel genoemde feiten en beweringen? Zo nee, wat is er niet juist?1
Uw Kamer heeft eerder naar deze informatie gevraagd.2 Daarom verwijs ik naar de eerdere informatie die door mijn voorganger is verstrekt.3 Alle betrokken instanties hebben in de periode dat Youssef T. zich als advocaat meldde bij de EBI in Vught informatie uitgewisseld met als doel tot zorgvuldig onderbouwde besluitvorming te komen over het verzoek om Youssef T. als advocaat toe te laten tot de EBI. Zo is ook door politie en OM overwogen om de hiervoor genoemde informatie te delen met de Deken. Gelet op de aard en inhoud van de politiemutaties die er tegen Youssef T. lagen, zou dit echter onvoldoende aanknopingspunten hebben geboden voor een Deken om een onderzoek tegen een advocaat te starten.
Waarom is steeds volgehouden dat er geen mogelijkheid was deze advocaat de toegang tot de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) te ontzeggen?2
Het besluit om Youssef T. in zijn hoedanigheid als advocaat de toegang tot de EBI te weigeren is genomen na aanwijzingen dat hij zijn geprivilegieerde positie zou hebben misbruikt door misbruik te maken van de geheimhouderstelefoon. De deken deed als toezichthouder naar aanleiding van een signaal van het OM onderzoek naar deze aanwijzingen. Gedurende dit onderzoek is, ter bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid en ter voorkoming van strafbare feiten, Youssef T. de toegang ontzegd. De deken heeft in zijn onderzoek geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren dat de advocaat misbruik had gemaakt van zijn geprivilegieerde positie. Daarmee verviel de grond waarop Youssef T. de toegang werd ontzegd.
Waarom zijn journalisten die hier onderzoek naar deden tegengewerkt? Is het voor u een ongemakkelijke waarheid dat er al veel eerder meer concrete informatie was, maar deze niet gedeeld is tussen instanties waardoor het bezoek van deze advocaat aan de EBI onnodig lang heeft geduurd met alle risico’s en gevolgen van dien? Vindt u dat een goede grond om informatie te weigeren? Zo nee, wat zijn dan wel precies uw redenen en argumenten om hier maar zo beperkt openheid over te verschaffen?
Ik herken mij niet in het geschetste beeld dat er sprake zou zijn geweest van tegenwerking van journalisten. Het verzoek is conform de geldende regelgeving van de Wet Open Overheid behandeld. Op 28 oktober jl. heeft de rechtbank uitspraak gedaan in deze procedure; deze uitspraak wordt momenteel nader bestudeerd. Nu dit een lopende procedure betreft kan ik hier niet inhoudelijk op ingaan.
Waarom zijn de termijnen van de Wet Open Overheid in deze kwestie overschreden? Hoeveel is er betaald aan dwangsommen? Waarom laat u het zo ver komen dat er nu zelfs een juridische procedure moet worden gestart?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het bericht «Groot gebrek aan noodbedden voor vrouwen die vluchten voor gewelddadige partner: noodgedwongen opgevangen in hotels en vakantieparken»?1
Welke signalen heeft u ontvangen over een tekort aan noodbedden voor vrouwen of andere kwetsbare groepen die vluchten voor een gewelddadige partner, zoals leden van de LHBTIQ+ gemeenschap?
Kunt u aangeven hoeveel noodbedden de vrouwenopvangcentra hebben voor veilige opvang van vrouwen, mannen en kinderen in Nederland? En hoeveel bedden zou Nederland dienen te hebben volgens de norm van het Verdrag van Istanboel?
Hoeveel bedden zijn er tekort? Indien dit niet bekend is, bent u vanuit uw stelselverantwoordelijkheid bereid dit te onderzoeken en hierover de Kamer te informeren?
Als het aantal bedden nu niet voldoende is, hoe kan u de verantwoordelijke centrumgemeenten dan ondersteunen bij het voldoen aan de norm van het Verdrag van Istanboel?
Hoe is de verdeling van bedden over het land? En waar zijn de grootste tekorten aan bedden?
Klopt het dat de decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang uit het Gemeentefonds wel geïndexeerd is door het Rijk, maar dat de indexatie voor het grootste deel bij alle 342 gemeenten terechtkomt in plaats van specifiek bij de 35 verantwoordelijke centrumgemeenten?
Deelt u de mening van de VNG dat de indexatie van de decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang ten goede dient te komen aan de centrumgemeenten die verantwoordelijk zijn voor beleid en uitvoering inzake vrouwenopvang?
Kunt u in overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken ervoor zorgen dat de centrumgemeenten deze indexatie vanaf 2025 gaan ontvangen?
Kunt u met de VNG en de centrumgemeenten in gesprek gaan over een geharmoniseerde lijn voor het indexeren van kosten van de vrouwenopvang in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015?
Kunt u de ontwikkeling ondersteunen van een richtlijn voor gemeenten om beleid inzake urgentie bij uitstroom zo doelmatig mogelijk in te richten, zodat dit bijdraagt aan onderlinge afstemming van beleid tussen gemeenten?
Hoeveel bedden door het land zijn er per direct beschikbaar voor potentiële slachtoffers van femicide? Waar bevinden deze bedden zich? Hoe kunnen vrouwen aanspraak hierop maken?
De overwegingen van het kabinet om Nederlandse gedetineerden naar Estland te sturen |
|
Michiel van Nispen , Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
Klopt het bericht van het AD waarin wordt aangegeven dat u overweegt om Nederlandse gedetineerden over te zetten naar Estland vanwege cellentekorten?1
Zoals aangegeven in mijn brief van 13 augustus jl.2 verken ik de mogelijkheid om Nederlandse gedetineerden in een buitenlandse gevangenis te plaatsen. Het klopt dat ik in mijn verkenning contact heb met Estland om te bezien wat de mogelijkheden zijn om Nederlandse gedetineerden daar te plaatsen. Op 26 september ben ik daarom zelf op werkbezoek geweest in Estland.
Zo ja, waarom heeft u ervoor gekozen om Estland te overwegen als land hiervoor?
In de overweging om gedetineerden in het buitenland te plaatsen is het belangrijk dat het land gesitueerd is binnen de Europa zodat het eventueel ontvangende land aan dezelfde mensenrechtelijke en Europeesrechtelijke kaders is gebonden als Nederland. Daarnaast moet het eventueel ontvangende land natuurlijk een overschot aan detentiecapaciteit hebben en bereid zijn capaciteit te verhuren aan een ander land.
Welke landen heeft u nog meer overwogen in de zoektocht naar plekken voor gedetineerden?
Op dit moment is Estland het enige land binnen de Europa waarvan mij bekend is dat het een significant overschot aan capaciteit heeft. Ik blijf ondertussen bezien of er nog andere landen zijn waar dat het geval is.
Kunt u aangeven welke doelgroep van gedetineerden wordt overwogen om in Estland onder te brengen?
Welke doelgroepen hier eventueel voor in aanmerking zouden kunnen komen, is een onderdeel van het verkenningsproces.
Wat voor beveiligingsregime heeft de gevangenis die u overweegt in Estland?
Ook dit is onderdeel van het verkenningsproces. Het beveiligingsregime van de gevangenis waar eventueel Nederlandse gedetineerden worden geplaatst moet vergelijkbaar zijn met het beveiligingsregime dat deze gedetineerden in Nederland zouden hebben.
Wat zijn de kosten die met deze verplaatsing van gedetineerden gemoeid gaat?
Ik kan op dit moment nog geen inschatting geven van de kosten die gemoeid zouden gaan met de verplaatsing van gedetineerden naar het buitenland. Op de kosten zijn tal van factoren van invloed die in de verkenningsfase nader in kaart moeten worden gebracht.
Kunt u aangeven hoe ver u bent gevorderd met deze plannen?
Op 26 september jl. ben ik zelf naar Estland op bezoek gegaan voor een verkennend gesprek met de Minister van Justitie van Estland. Ook heb ik daar een bezoek gebracht aan een van de gevangenissen in Estland. Dit is onderdeel van de verkenningsfase waarin verschillende vraagstukken moeten worden geanalyseerd en uitgewerkt voordat kan worden besloten of we overgaan naar een volgende fase. Te denken valt aan juridische vraagstukken – zoals het toepassen van Nederlands recht op Ests grondgebied –, financiële vraagstukken – zoals een inschatting van de kosten en dekking daarvan –, vraagstukken over de fysieke veiligheid – hoe verhoudt de fysieke veiligheid zich tot onze eisen- en tal van praktische vraagstukken.
Kunt u aangeven wat er zal gebeuren als de situatie zich voordoet dat er ook in Estland een cellentekort ontstaat?
Indien de verkenning voor Estland en ons positief is dan kan er onderhandeld worden over een verdrag. In het te onderhandelen verdrag worden afspraken opgenomen over hoeveel plaatsen en voor welke termijn Nederland zal kunnen beschikken over detentiecapaciteit. Gedurende die termijn zijn die plaatsen niet beschikbaar voor Estland.
Klopt het bericht dat ook Engeland aanspraak wilt doen op beschikbare plekken in Estland?
Ik doe geen uitspraken over voornemens van andere landen. Wel realiseer ik me dat er ook in andere ons omringende landen sprake is van capaciteitsproblematiek.
Kunt u toezeggen dat de Kamer eerst zal worden geïnformeerd en dat geen onomkeerbare stappen worden gezet voor hierover met de Kamer wordt gesproken?
Ja, dat kan ik toezeggen. Uw Kamer zal worden geïnformeerd over de uitkomst van de verkenning.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat van 2 oktober aanstaande?
Ja.
Wat is uw reactie op het personeelstekort in vrijwel de gehele justitiële keten in het Caribisch deel van het Koninkrijk, dat kan oplopen tot 50 procent van de formatie? Op welke wijze kan Nederland bijdragen, onderscheid makend naar de politie, het OM, de douane en de veiligheidsdienst? Is het (vaker dan nu) leveren van een bijdrage in menselijk kapitaal een optie, namelijk het (tijdelijk) leveren van mensen uit de zusterorganisaties in Nederland, om niet? Zo niet, waarom niet?
Het Kabinet is bekend met het capaciteitsvraagstuk binnen de justitieketen in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Voor Caribisch Nederland draagt het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Asiel en Migratie en het Ministerie van Financiën rechtstreeks de verantwoordelijkheid. Er wordt actief met de lokale diensten gekeken naar de balans in de rechtshandhavingsketen aldaar en gesproken over – en waar mogelijk voorzien in – oplossingen voor het capaciteitsvraagstuk in Caribisch Nederland. Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben als autonome landen binnen het Koninkrijk een eigen verantwoordelijkheid voor de rechtshandhaving en de grensbewaking. Op grond van artikel 36 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden kunnen de landen verzoeken voor hulp en bijstand indienen. Per verzoek wordt gekeken wat mogelijk is, rekening houdend met de capaciteit bij zusterorganisaties in Nederland.
De huidige Nederlandse inzet in Aruba, Curaçao en Sint Maarten richt zich voornamelijk op drie deelgebieden: ten eerste het versterken van de grensbewaking door middelen beschikbaar te stellen aan de Koninklijke Marechaussee en de Douane. Ten tweede het ondersteunen van de recherchecapaciteit door middel van het Recherchesamenwerkingsteam en het in 2016 gestarte team, gericht op ondermijning. Ten derde het versterken van de rechterlijke macht door uitzendingen naar het Openbaar Ministerie voor Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden en het Openbaar Ministerie voor Aruba en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie te faciliteren. Sinds 2022 zijn er meer middelen voor de ondermijningsaanpak (oplopend van € 12 mln. in 2021 tot € 21 mln. in 2024); hiermee is een bestendiging op Curaçao en een uitbreiding naar Aruba mogelijk. Daarnaast is er structureel € 1 mln. vrijgekomen voor het ontwikkelen van bestuurlijke instrumentaria bij de bestrijding van gelegenheidsstructuren van ondermijning.
In het kader van de disbalans wordt nadrukkelijk gekeken of de Nederlandse inzet aansluit bij de draagkracht van de lokale diensten. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2.
Hoe wordt scheefgroei of disbalans voorkomen dan wel opgelost, waarmee bedoeld wordt dat investeringen in een bepaald onderdeel (bijvoorbeeld opsporing van drugs) leiden tot problemen aan het einde van de keten zoals bij de landsrecherche en in het gevangeniswezen?
Het Kabinet heeft oog voor de disbalans in de rechtshandhavingsketen(s) in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dit onderwerp staat vast op de agenda bij het halfjaarlijks Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO). Vanuit het JVO heeft een gezamenlijke werkgroep – waar alle vier de landen in vertegenwoordigd zijn – een advies uitgebracht om de disbalans in de rechtshandhavingsketen(s) te verkleinen.1 Onder voorzitterschap van Aruba zal een nieuwe werkgroep vanaf september 2024 starten met het implementeren en het monitoren van het advies. Ook in deze werkgroep zijn alle vier de landen vertegenwoordigd. Uw Kamer is geïnformeerd over het advies van de werkgroep middels de JVO-terugkoppelingsbrief.
Op grond van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden kunnen de landen verzoeken voor hulp en bijstand indienen. In het verleden heeft Nederland onder andere verzoeken ontvangen m.b.t. het gevangeniswezen. Naar aanleiding van die verzoeken investeert Nederland bijvoorbeeld al € 30 miljoen euro in de gevangenis op Sint Maarten en lopen er gesprekken over hulp- en bijstandsmogelijkheden met Aruba en Curaçao. Nederland levert dus reeds een actieve bijdrage in de versterking van het sluitstuk van de justitieketen.
Herkent u de zorg dat opleidingen voor de beroepen waar grote capaciteitsproblemen zijn, zoals onder andere bij de politie, de brandweer en de KMAR, in het Nederlands zijn en daarmee niet overal aansluiten op de lokale behoefte? Zijn er mogelijkheden om (onderdelen van) de opleidingen te laten vertalen of te doceren in het Engels of Papiamentu, daar waar dat kan?
Ja. Dit blijkt onder andere bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers voor de KMar, die de beheersing van het Nederlands soms als drempel ervaren. Op dit moment is het voor de KMar geen oplossing om (delen van) de opleiding te vertalen, onder andere omdat de opvolging van mutaties in (interne) systemen volledig in het Nederlands is. Vanuit de KMar wordt nu extra ingezet op ondersteuning in de Nederlandse taal, in het bijzonder in de opleiding van lokaal personeel voor de KMar in Caribisch Nederland. Verder zal om beter aan te sluiten bij de lokale context verkend worden verkend worden of er op sommige onderdelen ruimte is voor het Engels.
Bij andere diensten wordt – waar mogelijk – een link gemaakt met het Papiamentu en/of het Engels. Zo is er bij de brandweer op Saba en Sint Eustatius op sommige onderdelen ruimte voor het Engels, om beter aan te sluiten bij de lokale context. Daarnaast biedt de Rijksdienst voor Caribisch Nederland (RCN) vanaf dit jaar een tweedaagse training schrijfvaardigheid Nederlands aan via de CN Academy. Deze training wordt op Bonaire, Saba en Sint Eustatius aangeboden en is toegankelijk voor RCN-medewerkers.
Korps Politie Curaçao heeft naast een personeelstekort ook een tekort aan materialen, zoals wapens, kogelvrije vesten en politiewagens, kan Nederland daar iets in betekenen in samenwerking met de nationale politie?
Het beheer van het eigen politiekorps, waaronder het voorzien in voldoende capaciteit en materieel, betreft een autonome aangelegenheid van ieder land binnen het Koninkrijk. In het JVO vindt tussen de Ministers van Justitie van de landen ieder halfjaar uitwisseling plaats inzake de samenwerking tussen de vier Caribische politiekorpsen.
Nederland heeft vanaf 2022 financiering beschikbaar gesteld ten behoeve van deze regionale politiesamenwerking. Vanaf 2026 wordt de financiering van deze samenwerking structureel gemaakt. Binnen de regionale politiesamenwerking wordt thans bijvoorbeeld verkend hoe bedrijfsmatige voordelen kunnen worden behaald, onder meer door de gezamenlijke (en daarmee kostenefficiëntere) inkoop van middelen.
Het staat het Korps Politie Curaçao (KPC) te allen tijde vrij om daarnaast ook nog hulp in de vorm materieel aan de Nederlandse Politie (NP) verzoeken. Door de Nederlandse Politie is dergelijke collegiale hulp in het verleden ook verleend. Tussen KPC en de NP vinden goede doorlopende contacten plaats, zodat dergelijke verzoeken voortvarend worden opgepakt, uiteraard steeds binnen de (operationele) mogelijkheden van de NP en binnen de kaders van het Statuut.
Is er volgens u een rol weggelegd voor Nederland bij het beter beveiligen van de haven van Curaçao en het beter screenen van havenmedewerkers? Zo ja, welke?
Het veiligheidsbeleid in de havens en de screening van medewerkers is een autonome landsaangelegenheid. De verantwoordelijkheid voor de beveiliging van de haven van Curaçao valt daarmee niet onder het Nederlandse Ministerie van Justitie en Veiligheid. Indien de landen in het Koninkrijk dit wensen, is Nederland bereid om meer kennis en expertise op dit onderwerp te delen.
Wat zijn de prioriteiten in het nog op te stellen justitieel beleidsplan Kustwacht voor de periode 2025–2028?
Het Justitieel Beleidsplan Kustwacht wordt opgesteld door de Openbare Ministeries van Aruba en van Curaçao, Sint Maarten en de BES, waarna deze wordt vastgesteld door de Ministers van Justitie van Aruba, Curaçao, Nederland en Sint Maarten. Het vormt de basis voor het justitieel optreden van de Kustwacht Caribisch Gebied. Het huidige beleidsplan loopt tot en met 2025. Voor de periode 2026–2028 wordt een nieuw plan opgesteld. Op dit moment is het Justitieel Beleidsplan Kustwacht 2026–2028 nog niet gereed waardoor de prioriteiten uit het beleidsplan nog niet bekend zijn.
Wat is uw reactie op de brieven van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 8 juli 2024, met het verzoek om een reactie op de financiële problemen en een verzoek tot (deels tijdelijke) financiële overbrugging en de brief van 21 maart 2023 over de wetgeving?
Nederland hecht grote waarde aan de beschikbaarheid van een onafhankelijke en kwalitatief hoogwaardige rechtspraak in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Er is daarom regelmatig overleg met het Gemeenschappelijk Hof over de financiering daarvan. Hierbij moet opgemerkt worden dat het Gemeenschappelijk Hof gefinancierd wordt door de vier landen binnen het Koninkrijk: Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en Nederland (voor wat betreft Caribisch Nederland). Daarmee maakt dit vraagstuk deel uit van het bredere onderwerp van de disbalans. U bent over de status daarvan in vraag 1, 2 en 3 geïnformeerd. Aan de hand van de resultaten van die discussie zal er ook voor het Gemeenschappelijk Hof een vertaling plaatsvinden wat dit betekent voor inzet en bijdragen van de landen, waaronder Nederland.
Hoe kijkt u aan tegen de problematiek in het gevangeniswezen op Curaçao, onder andere met betrekking tot smokkel van verboden goederen door drones, voortgezet crimineel handelen, de infrastructuur, de onderbezetting, en de humanitaire situatie in het «Sentro de Detenshon i Korekshon Kòrsou» (de SDKK)?
Curaçao is sinds 10 oktober 2010 een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Sindsdien is de rechtshandhavingsketen inclusief het gevangeniswezen een landsaangelegenheid van Curaçao. Het is dan ook aan Curaçao om verbeteringen binnen het detentiewezen te bewerkstellingen. Tegelijkertijd erken ik ook de uitdagingen die Curaçao, maar ook de andere autonome landen binnen het Koninkrijk ervaren ten aanzien van het detentiewezen en hecht ik eraan dat – conform Statuut – de mensenrechten voor allen in ons Koninkrijk geborgd zijn.
De Nederlandse regering kan op basis van artikel 36 van het Statuut desgewenst en gevraagd bijstand verlenen aan de landen om hen te ondersteunen bij het detentiewezen. In 2023 heeft Curaçao een bijstandsverzoek inzake het detentiewezen gedaan aan de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming en Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op basis van dit verzoek heeft de Nederlandse regering het aanbod gedaan ondersteuning te verlenen bij het vormgeven van een gedegen en onderbouwd Plan van Aanpak om te komen tot duurzame verbeteringen binnen de SDKK. Bijstand wordt verleend indien er capaciteit en middelen zijn om het verzoek te kunnen honoreren. Elk bijstandsverzoek van Curaçao, Aruba en Sint Maarten wordt hierop beoordeeld.
Wiens verantwoordelijkheid is het volgens u om verbeteringen te bewerkstelligen en in hoeverre is daarin een rol voor Nederland weggelegd?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u de situatie van vreemdelingendetentie in de gevangenis op Curaçao, de SDKK?
Binnen het Koninkrijk der Nederlanden geldt migratie, waaronder dus het toelatings-, opvang-, terugkeer- en asielbeleid en vreemdelingendetentie, als landsaangelegenheid. De autonome landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten zijn derhalve elk primair voor hun eigen migratiebeleid verantwoordelijk.
Op basis van de hulp- en bijstandsverzoeken vanuit Aruba en Curaçao is er vanaf 2019 op verschillende onderdelen in de vreemdelingenketen ondersteuning door het Nederlandse kabinet geleverd.2De ondersteuning voor Aruba en Curaçao was voornamelijk gefocust op het verder professionaliseren en optimaliseren van de vreemdelingenketen en de vreemdelingenbewaring. In dit verband heeft het Nederlandse kabinet geïnvesteerd in uitbreiding van de vreemdelingenbewaring op Curaçao. Zo is het nieuwe gebouw van de Vreemdelingen Opvang en Detentiecentrum (VODC) in gebruik genomen conform de verplichtingen die volgen uit het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Daarnaast zijn in het kader van het optimaliseren van de vreemdelingenketen hostmanship-trainingen gericht op de bejegening van vreemdelingen voor zowel werknemers als leidinggevenden in de vreemdelingenketen gegeven, onder andere ook aan het personeel van de SDKK. Verder zal vanaf september 2024 het nieuw geworven beveiligingspersoneel van het VODC opleidingen en trainingen volgen ten aanzien van het bejegen van vreemdelingen. Ten slotte is het Ministerie van Justitie van Curaçao voornemens een Memorandum of Understanding (MoU) af te sluiten met de Curaçaose Vereniging van Expatraites en Nieuwkomers (VENEX). Deze vereniging zal het VODC gaan ondersteunen bij zowel het bieden van juridisch advies aan de ongedocumenteerden, als het bieden van sociale ondersteuning middels het vormgeven van dagprogramma’s binnen het VODC.
Wat is uw reactie op de al langer durende situatie dat op de zes eilanden nog geen tbs-voorziening bestaat waar criminelen met een psychische stoornis beveiligd en behandeld kunnen worden?
In april 2024 heeft op Curaçao een gezamenlijke driedaagse Koninkrijksconferentie plaatsgevonden: «Zorg met recht – recht op Zorg. Op zoek naar verbetering in het Gedwongen en Forensisch kader». Hier is de urgentie voor forensische zorg en behandeling nadrukkelijk aan de orde gekomen. Naar aanleiding van deze conferentie is tijdens het JVO in juni 2024 uitvoerig gesproken over Forensische Zorg en behandeling, de tbs-maatregel en de maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ). Het JVO heeft toen ingestemd met het voorstel van de Koninkrijksbrede werkgroep Forensische Zorg, TBS en PIJ voor ontwikkeling van een meerjarig programma Forensische Zorg en behandeling3.
Nederland heeft zich gecommitteerd aan de inzet van dit meerjarig programma en reserveert financiële middelen, expertise en ondersteuning voor een periode van 4–5 jaar. Dit heeft betrekking op het aanstellen van een programmamanager en een plaatsvervanger en de inrichting van een projectorganisatie. Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben daarnaast toegezegd dat zij zich zullen inspannen om middelen, expertise en ondersteuning vrij te maken voor landelijke projectteams. Een voorafgaande uitvoeringstoets zal er zorg voor dragen dat de vereiste inzet van de projectteams in lijn is met de beschikbare capaciteit in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Wat vindt u van de rehabilitatie en re-integratie programma’s in het gevangeniswezen op Curaçao? Is dat afdoende? Zo nee, welke risico’s ziet u als gedetineerden (met een Nederlands paspoort) na hun detentie zonder goede resocialisatie naar het eiland dan wel Nederland terugkeren? Ziet u hier een rol voor u weggelegd, zo ja welke?
Detentie is een landsaangelegenheid. Dit betekent dat de autonome landen in het Koninkrijk (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) aan zet zijn om de detentiesituatie in hun inrichtingen te verbeteren. Wel onderstreep ik het belang van een goed re-integratieprogramma voor alle landen in het Koninkrijk.
De Uitvoeringsorganisatie Reclassering Curaçao adviseert over de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) en is verantwoordelijk voor de eventuele begeleiding tijdens de v.i. periode. Daarnaast regelt het «Onderling protocol inzake werkafspraken aangaande de overdracht van toezichten en werkstraffen door reclasseringsorganisaties binnen het Koninkrijk» de voorwaarden waaronder reclassanten hun toezicht kunnen uitvoeren in een ander land binnen het Koninkrijk. Het kan dus voorkomen dat iemand met een toezicht op Curaçao (ook binnen een v.i.) de proeftijd doorbrengt in Nederland. In dat geval kunnen de reclasseringsorganisaties het toezicht van elkaar overnemen.
Welke samenwerking en betrokkenheid is er vanuit Nederland om de jonge aanwas in de criminaliteit te voorkomen en het welzijn van de jeugd te bevorderen in de CAS-landen? Kunt u dit toelichten?
Er is sprake van een toenemende problematiek rondom high impact crimes (HIC) waar Europees Nederland mee te maken heeft, ook terug in het Caribisch deel van het Koninkrijk. We werken daarom, in gezamenlijkheid met onze partners in het Koninkrijk, aan de aanpak van HIC en het voorkomen van daderschap, daders die jong beginnen en met een brede en lange criminele carrière. Het doel is om te komen tot een reductie van dit type delicten (overvallen, straatroven, woninginbraken en expressief en instrumenteel geweld) zowel in het Caribisch deel van het Koninkrijk als in de grote steden van Europees Nederland. Bij de HIC-aanpak op de eilanden geldt dat interventies die in Nederland bewezen effectief en kansrijk zijn, worden geïmplementeerd op de eilanden op een wijze die aansluit op de verschillende elementen in de lokale situatie.
Reeds in 2014, tijdens het JVO heeft de Nederlandse Minister van Justitie en Veiligheid aangegeven de Ministers van Justitie van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten te willen ondersteunen bij de inzet op de HIC-aanpak. Deze ondersteuning wordt tot op de dag van vandaag voortgezet, mede gelet op het Koninkrijks- en Nederlandse belang dat het goed gaat in de Caribische landen. Zowel positieve als negatieve ontwikkelingen aldaar hebben immers hun weerslag in Nederland.
Op dit moment wordt op Curaçao, Aruba en Sint Maarten de preventieve gedragsinterventie «Alleen jij bepaalt wie je bent» ingezet en op Curaçao en Aruba ook de preventieve gedragsinterventie het «Leerorkest» (zie voor een toelichting op deze interventies de beantwoording van vraag 23). Deze interventies worden in gezamenlijkheid uitgevoerd en (mede)gesubsidieerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Daarnaast wordt ondersteuning geboden aan lokale initiatieven en bij de professionalisering van lokale organisaties en bedrijven.
Tijdens het JVO van februari 2022 is ingestemd met de instelling van een werkgroep Preventie jeugdcriminaliteit. De werkgroep, met vertegenwoordigers uit alle landen, werkt aan het in kaart brengen van samenwerkingskansen om jeugdcriminaliteit te voorkomen en adviseert het JVO daarover. Nederland biedt ondersteuning in de vorm van kennis en expertise en neemt deel aan de werkgroep mede namens Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarbij worden lokale organisaties, zoals het Zorg- en Veiligheidshuis Bonaire betrokken.
Wat is de stand van zaken met het reguleren van de goksector? Is er naar uw mening voldoende oog voor verslavingsproblematiek en de risico’s op vermenging met de onderwereld en witwassen? In hoeverre is hier volgens u het belang van Nederland mee gemoeid en wat zijn de mogelijkheden om ondersteuning te bieden op dit vlak?
De regulering van de (online)kansspelsector in Curaçao is een autonome landsverantwoordelijkheid van Curaçao. In het kader van het Landspakket zijn met Curaçao afspraken gemaakt over de modernisering en hervorming van het aanbod van online kansspelen. Nederland ondersteunt Curaçao bij de inspanningen op dit vlak en waar mogelijk bij andere vraagstukken op het terrein van het kansspelbeleid door desgevraagd expertise te bieden. De toenmalige Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, Alexandra van Huffelen, heeft aan de hand van het door Curaçao en Nederland vastgestelde plan van aanpak voor de modernisering en hervorming van het aanbod van online kansspelen meermalen overleg gehad met de verantwoordelijke Minister in Curaçao.
Door Curaçao wordt gewerkt aan een nieuwe Landsverordening op de kansspelen (LOK) op basis waarvan toezicht wordt ingesteld, licenties kunnen worden uitgegeven en ingetrokken en inkomsten kunnen worden gegenereerd voor de overheid. De nieuwe Landsverordening geeft de toezichthouder de bevoegdheid op te treden tegen licentiehouders die zich niet houden aan binnenlandse en buitenlandse licentievoorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van Anti-Money Laundering / Countering The Financing Of Terrorism (AML/CFT), consumentenbescherming en verslavingspreventie. Vanuit mijn ministerie en BZK is advies gegeven over de concept verordening aan de verantwoordelijke Minister van Curaçao.
Nu het nieuwe wettelijke kader bijna gereed is, wordt ook gewerkt aan de inrichting van de toezichthouder. De uitkomsten van een onderzoek naar gokverslaving op Curaçao van december 2023 worden meegenomen in de werkwijze van de toezichthouder en in de landsverordening is een artikel opgenomen over overleg met belangenorganisaties, waaronder instellingen voor verslavingszorg.
Wat is de stand van zaken omtrent de ratificatie van het Verdrag van Lanzarote voor Curaçao? Hoe kijkt u aan tegen het aanwijzen van het NFI als Centrale Autoriteit in dit kader?
Het op 25 oktober 2007 te Lanzarote tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik is goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk en geldt vanaf 1 juli 2010 voor Europees Nederland. Nederland heeft destijds het NFI aangewezen als bevoegde autoriteit, zoals voorzien in artikel 37, tweede lid, van het Verdrag. Momenteel wordt beoordeeld of het NFI deze rol ook kan vervullen voor Curaçao. Na afronding van deze beoordeling kan de gelding van het Verdrag worden uitgebreid naar Curaçao.
Waarom heeft de Kamer het verslag van het laatste Justitieel Vierpartijenoverleg nog niet ontvangen? Kan dat alsnog?
Uw kamer heeft de terugkoppelingsbrief van het laatste JVO op 13 september jl. ontvangen.
Bent u bereid de beleidsinzet voor het Justitieel Vierpartijenoverleg voortaan vooraf met de Kamer te delen én achteraf te informeren hoe het verlopen is? Zo niet, waarom niet?
Het JVO is een besloten overleg tussen de vier autonome landen van het Koninkrijk. Het besloten karakter van het JVO is overeengekomen tussen de vier landen. Gezien het vertrouwelijke karakter, acht ik het van tevoren delen van de Nederlandse beleidsinzet onwenselijk zo lang tussen de vier landen hierover geen overeenstemming bestaat. Wél wordt de Kamer na elk JVO geïnformeerd over de hoofdlijnen van dit overleg middels de JVO-terugkoppelingsbrief.
Hoe beoordeelt u de werkzaamheden van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Caribisch Nederland (RIEC NL) op Bonaire? Wat zijn de criteria om te bepalen of dit succesvol is? Klopt het dat er twee tranches voor financiële bijdrage aan het RIEC CN zijn, namelijk 2024 en 2028, maar dat de subsidie van het RIEC NL afloopt in 2025? Zo ja, op welke wijze kan het RIEC CN dan overbruggen tot 2028?
Ten behoeve van de versterking van de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit in Caribisch Nederland heeft mijn ministerie voor de periode van 2022–2024 een bijdrage verleend voor het inrichten en vormgeven van een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) in Caribisch Nederland. In het subsidiebesluit voor deze projectsubsidie is opgenomen dat de financiële bijdrage uitbetaald wordt in drie tranches, te weten in 2022, 2023 en 2024. De betaling van deze gelden volgt jaarlijks na de ontvangst van een door het RIEC Caribisch Nederland aangeleverde voortgangsrapportage. Vorig jaar is besloten, vanwege een langere opstartfase van het RIEC, om de projectperiode met een half jaar te verlengen tot medio 2025.
Aan het einde van de projectperiode ontvang ik een eindrapportage over de gehele periode, waarna ik een beter inzicht kan geven in de uitgevoerde activiteiten en de bijdrage van het RIEC binnen de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Met het einde van de projectperiode in zicht zal mijn ministerie de komende tijd gebruiken om samen met RIEC Caribisch Nederland te verkennen of en zo ja hoe de huidige inzet van het RIEC voortgezet kan worden.
Welke onderzoeken zijn tot op heden gedaan naar de praktijk van witwassen op de BES eilanden? Wat is hieruit gekomen?
De aanpak van witwassen en terrorismefinanciering gaat uit van een risico gebaseerde benadering. Om deze risico’s in kaart te brengen heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) in 2017 de eerste National Risk Assessment (NRA) Witwassen en Terrorismefinanciering ten aanzien van Caribisch Nederland opgeleverd. In 2022 is er een geactualiseerde versie van de NRA voor Caribisch Nederland opgeleverd4. Deze geactualiseerde versie van de NRA identificeerde de vastgoed-/onroerendgoedsector als grootste witwasrisico op Caribisch Nederland. Andere witwasrisico’s die naar voren kwamen zijn: witwassen via ondergronds bankieren, het fysiek verplaatsen van contant geld via zee en/of lucht en witwassen via vergunde banken. Voor de volledige uitkomsten verwijs ik u graag naar het rapport en de Kabinetsappreciatie.5De herziening van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) BES van 1 juni 2021 draagt bij aan het reduceren van de risico’s die het WODC heeft geïdentificeerd. De reikwijdte van de Wwft BES6 is bijvoorbeeld uitgebreid naar handelaren in bouwmaterialen, waardoor ook zij verplicht zijn om ongebruikelijke transacties te melden bij FIU-Nederland.
Ook in 2022, is Nederland door de Financial Action Task Force (FATF) beoordeeld op de aanpak van witwassen7. Deze evaluatie geldt ook voor Caribisch Nederland. De Nederlandse aanpak is als positief beoordeeld, maar tegelijkertijd zijn er aantal punten waarop Nederland verbeteringen op Caribisch Nederland door kan voeren. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Financiën en partners in Caribisch Nederland werken nauw samen aan de opvolging van deze aanbevelingen.
Wat is de stand van zaken van het Verdrag inzake voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanbul) en het toewerken naar medegeldigheid van dit Verdrag voor Caribisch Nederland? Wat is de planning, wanneer zal dit Verdrag ook gelden in Caribisch Nederland?
Het kabinet treft momenteel samen met de openbare lichamen voorbereidingen voor bekrachtiging voor Caribisch Nederland van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanbul), in lijn met de motie Ceder.8 De stand van zaken is als volgt: de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in het Bestuursakkoord aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling met de openbare lichamen afspraken gemaakt over het inrichten en versterken van de aanpak op Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Dit Bestuursakkoord loopt tot en met 2024. Met het ontwerpbesluit maatschappelijke ondersteuning en bestrijding huiselijk geweld en kindermishandeling Caribisch Nederland dat op 8 juni 2023 aan uw Kamer is voorgelegd, zet het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een aantal voor de toepassing van het Verdrag van Istanbul in Caribisch Nederland belangrijke stappen, zoals het vastleggen van de beschermingscode voor professionals en het borgen van de beschikbaarheid van opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld. De inwerkingtreding van het besluit is voorzien voor 1 januari 2025. De voorbereidingen daarvoor zijn inmiddels in volle gang. Zo is het implementatietraject voor de verplichte beschermingscode gestart. Ook is de juridische handreiking over de wettelijke bevoegdheden van verschillende beroepsgroepen rondom het melden en het delen van gegevens bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling recent herzien. De openbare lichamen zetten kleine stappen om gendersensitiviteit te bevorderen. De tweejaarlijkse werkconferentie No Mas, No more die Volksgezondheid, Welzijn en Sport samen met de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk en met de openbare lichamen organiseert vindt in 2025 plaats op Sint Maarten. Tijdens de conferentie op Curaçao in 2023 zijn samenwerkingsafspraken gemaakt die de aanpak in het Caribisch gebied verder moeten bevorderen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bereidt momenteel een vervolg voor op bovengenoemd Bestuursakkoord. In het najaar van 2024 zal samen met de openbare lichamen besloten worden hoe de samenwerking na afloop van het huidige Bestuursakkoord vormgegeven wordt. Daarnaast wordt momenteel in opdracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van VWS een werkproces voor het tijdelijk huisverbod in Caribisch Nederland vormgegeven. Hierbij wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre de randvoorwaarden op deze eilanden aanwezig zijn om een doeltreffende inzet van het tijdelijk huisverbod mogelijk te maken en in hoeverre een wettelijke regeling voor de uitvoering van het tijdelijk huisverbod in Caribisch Nederland noodzakelijk is. Het concept-werkproces wordt dit najaar met de openbare lichamen en de betrokken uitvoeringsorganisaties besproken.
Parallel hieraan worden de bredere (beleids)maatregelen en aanvullende uitvoeringswetgeving, inclusief de financiële consequenties, die nodig zijn voor de aanvaarding van het Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland, in kaart gebracht. Het kabinet verwacht het Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland op zijn vroegst in 2026 te kunnen aanvaarden voor Caribisch Nederland, mede afhankelijk van de voortgang van het benodigde beleids- en wetgevingstraject. Dit vormt het sluitstuk van het proces om de aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland in overeenstemming te brengen met de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien.
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot het verbeteren van de rechtshulp door het totstandbrengen van een rechtshulpvoorziening in Caribisch Nederland? Bent u ook van plan tot een wettelijke verankering en structurele financiering hiervan te komen?
In de brief van 20 december jl. heeft de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming de contouren geschetst voor een rechtshulpvoorziening met inbedding van een anti-discriminatievoorziening in Caribisch Nederland. Sindsdien is er door de kwartiermaker van het Juridisch Loket veel inzet gepleegd om die contouren, op basis van gesprekken met inwoners, partners en andere belanghebbenden op de eilanden, verder uit te werken. Zo is er onder meer gekeken naar de invulling van laagdrempelige en toegankelijke dienstverlening, de mogelijke huisvesting, personeel en de ondersteuning vanuit Europees Nederland («de backoffice»).
Momenteel wordt nog gekeken naar de gewenste vorm van de organisatie, de wijze waarop een praktische start met de dienstverlening kan worden gemaakt en de doorontwikkeling naar een duurzame voorziening voor de langere termijn. Samen met het Juridisch Loket, BZK en lokale partijen wordt verkend hoe er zorgvuldig passende rechtshulp verleend kan gaan worden die recht doet aan de behoeftes van de inwoners.
Om die behoeftes optimaler in beeld te brengen hebben de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming en de toenmalige Staatssecretaris van BZK een onderzoek laten uitvoeren naar (onder meer) ervaren juridische problemen onder burgers in Caribisch Nederland. Hierbij wordt gekeken naar de aard van deze problemen, de mate waarin burgers in staat zijn deze op te lossen en de wegen die zij bewandelen om tot een oplossing te komen. De bevindingen van dit onderzoek zijn van groot belang bij de besluitvorming over de dienstverlening en inrichting van de rechtshulpvoorziening. Komend najaar wordt de rapportage verwacht. Uw Kamer zal hier uiteraard nader over worden geïnformeerd.
Bij de verdere uitwerking is het zoeken naar de balans tussen snelheid en zorgvuldigheid en dat maakt het in deze fase lastig om een exact moment aan te duiden waarop de voorziening zal starten. Uit de gesprekken die in de verkenningsfase en kwartiermakersfase zijn gevoerd, alsmede uit de gesprekken die in het kader van het onderzoek zijn gevoerd, komt naar voren dat de noodzaak voor een eerstelijns voorziening voor rechtshulp groot is. Tegelijkertijd komt ook nadrukkelijk naar voren dat vertrouwen in zo’n voorziening niet vanzelfsprekend is en gewonnen moet worden door positieve ervaringen. Dit benadrukt nogmaals het belang van een gedegen start van een robuuste voorziening.
Het voornemen is om de voorziening op termijn wettelijk te verankeren en daarmee onderdeel uit te laten maken van een breder wettelijk stelsel van rechtsbijstand. Hierbij zal verkend moeten worden hoe dit met het oog op de toegang tot het recht voor burgers in Caribisch Nederland vormgegeven moet worden. Comply or explain is hierbij een leidend principe.
Er is structurele financiering vanaf 2026. De inspanningen tijdens de kwartiermakersfase worden gefinancierd uit de tijdelijke middelen voor het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand. Vanaf 2026 is er vanuit artikel 32 van de Justitie en Veiligheid-begroting een structureel budget van € 0,3 mln. beschikbaar.
Is er volgens u reden om de systematiek van de vergoedingen voor de sociaal advocatuur te herzien en aan te laten sluiten op Europees Nederland?
Voor burgers in Caribisch Nederland is het van groot belang dat er een goed werkend stelsel van gefinancierde rechtsbijstand is, waarbij de kwaliteit en de beschikbaarheid van sociaal advocaten is gewaarborgd. Daar hoort bij dat de vergoedingen voor de advocatuur op peil zijn. Ook moet de systematiek passen en werken binnen de lokale context.
De huidige wettelijke vergoedingen zijn gebaseerd op de Wet op de kosteloze rechtskundige bijstand en de Regeling kosteloze rechtskundige bijstand, die in 2010 zijn ingevoerd. De vergoeding is geruime tijd geleden eenmaal tussentijds aangepast.
Daarnaast geldt inmiddels het kabinetsbrede uitgangspunt van comply or explain. Wetgevings- en beleidsontwikkeling voor Europees Nederland dient in principe op een gelijkwaardige manier naar Caribisch Nederland vertaald te worden. Dat hoeft overigens niet noodzakelijkerwijs dezelfde systematiek op te leveren als in Europees Nederland.
Het voorgaande vormt aanleiding voor mijn ministerie om de systematiek en de hoogte van de vergoedingen voor de sociale advocatuur opnieuw te bezien. In dat kader zijn er in de afgelopen tijd gesprekken gevoerd met onder meer sociaal advocaten in Caribisch Nederland. De Staatssecretaris voor Rechtsbescherming zal uw Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen.
In hoeverre worden er nu middelen aangewend om jeugdcriminaliteit te voorkomen en ouderbetrokkenheid te bevorderen op de BES-eilanden, bijvoorbeeld vergelijkbaar met het programma Preventie met gezag?
Het programma Preventie met Gezag biedt jongeren, jongvolwassenen en hun gezinnen in een kwetsbare positie kansen en stelt grenzen om te voorkomen dat ze in de criminaliteit terechtkomen, daar verder in afglijden of in doorgroeien. Er wordt fors geïnvesteerd in die gebieden waar jongeren extra vatbaar kunnen zijn voor jeugdcriminaliteit en daar waar de veiligheid en leefbaarheid onder druk staat. Dat maakt dat ook op Caribisch Nederland middelen (zullen) worden aangewend voor de inzet van bewezen en kansrijke interventies.
De afgelopen jaren heeft de aandacht op Caribisch Nederland zich gericht op de bestendiging en intensivering van de preventieve gedragsinterventies «Alleen jij bepaalt wie je bent» (AJB) en het «Leerorkest».9 Binnen de visie en doelen van deze gedragsinterventies speelt de betrokkenheid van de ouders een belangrijke rol. Bij deelname aan AJB of aan het Leerorkest worden ouders voorafgaand aan de start geïnformeerd over de werking van de interventie. Gedurende de interventieperiode worden ouders op de hoogte gehouden van de voortgang van hun kind. Verder worden de ouders uitgenodigd voor jaarlijkse evenementen, zoals het bijwonen van het (sport)eindtoernooi of het muziekoptreden van hun kind.
Hierna licht ik kort de interventies nog toe. AJB is een preventieve gedragsinterventie voor kwetsbare jongeren van 10 tot 18 jaar en heeft als doel overlastgevend en/of delinquent gedrag te voorkomen dan wel te verminderen. Jongeren krijgen een gestructureerde vrijetijdsbesteding door deelname aan een teamsport (voetbal, basketbal of honkbal) op een sportvereniging in de buurt van hun school, met begeleiding door specifiek geselecteerde en opgeleide trainers. AJB is in maart 2019 erkend door de Erkenningscommissie Justitiële Interventies als effectief volgens eerste aanwijzingen; AJB-deelnemers komen twee keer minder vaak in aanraking met de politie en worden drie keer minder vaak veroordeeld voor een misdrijf dan jongeren uit een controlegroep.
Het Leerorkest is gericht op kinderen van 8 tot 12 jaar en heeft tot doel gedragsverandering teweeg te brengen door een muzikaal en sociaalpedagogisch programma. Het richt zich op kwetsbare en beïnvloedbare kinderen uit achterstandswijken. Het Leerorkest werkt intensief samen met scholen en andere culturele en sociale partners. Wetenschappelijke onderzoeken tonen aan dat het maken van muziek (in het bijzonder met muziekinstrumenten) een sterke positieve invloed heeft op de ontwikkeling van de hersenfuncties die verantwoordelijk zijn voor het reguleren van impulsen, en zodoende de kans op het ontstaan van criminaliteit bij (kwetsbare) kinderen in de basis verkleint.
De gedragsinterventie AJB wordt toegepast op Curaçao, Aruba, Sint Maarten, Bonaire en Saba. Het Leerorkest wordt ingezet op Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze interventies worden (mede)gesubsidieerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Om jongeren die een overtreding hebben begaan op een doeltreffende manier te corrigeren en te voorkomen dat ze dieper in crimineel gedrag verzeild raken, wordt ook samengewerkt met de Voogdijraad Caribisch Nederland. Er wordt ingezet op een goede en onderbouwde advisering in strafzaken door de Voogdijraad Caribisch Nederland. Hiervoor is het van belang om te beschikken over een voor de doelgroep in Caribisch Nederland passend instrument voor risicotaxatie. Dit instrument is inmiddels ontwikkeld en wordt momenteel op kleine schaal getest. In oktober 2024 wordt de training over het gebruik gegeven en wordt het instrument geïmplementeerd. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Voogdijraad Caribisch Nederland werken ook verder aan het versterken van de uitvoering van de wettelijke taken van de organisatie, waaronder die van Halt. Daartoe worden de processen binnen de Voogdijraad en op de eilanden geoptimaliseerd en de kennis vergroot.
Hoe wordt het budget van 500.000 euro dat (naast de 200.000 euro per BES-eiland) jaarlijks beschikbaar is voor ramp- en crisisbeheersing besteed? Kan dit uitgebreid worden toegelicht?
Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Kostenbesluit Veiligheidswet BES ontvangen de openbare lichamen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius jaarlijks een uitkering als bijdrage in de kosten die voor hen voortvloeien uit de organisatie van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, en de brandweerzorg. Tot vorig jaar ontvingen de openbare lichamen jaarlijks in totaal € 300.000. Dus € 100.000 per openbaar lichaam en niet € 200.000 per openbaar lichaam, zoals in de vraag staat. Voor de versterking van de crisisbeheersing van de openbare lichamen zijn structureel extra middelen beschikbaar gesteld. In 2023 ging het om een bedrag van € 500.000 extra en met ingang van 2024 gaat het om ongeveer € 800.000 extra.
In 2023 hebben de openbare lichamen van deze extra beschikbare middelen van € 500.000 grond van artikel 3, eerste lid, van het Kostenbesluit Veiligheidswet BES ieder € 90.000,– ontvangen voor de organisatie van de rampenbestrijding, crisisbeheersing en brandweerzorg, waaronder voor reis- en verblijfkosten voor opleidingen, trainingen en oefeningen met andere eilanden. Bonaire kan deze bijdrage ook besteden aan waterpompen, veldbedden en uitrusting crisisbeheersing. Vrijwel het geheel van het resterende bedrag van € 230.000 is besteed aan boveneilandelijke initiatieven ter versterking van de crisisbeheersing en rampenbestrijding zoals het onderzoek naar een versterkte crisissamenwerking met de Caribische (ei)landen, de gezamenlijke organisatie met het Ministerie van BZK van de Week van de Crisisbeheersing Caribische delen van het Koninkrijk, de kosten van de projectleider voor het opzetten van een pool van crisisfunctionarissen ter versterking van de robuustheid van de crisisorganisaties van de openbare lichamen en de verkenning naar een Carribean Civil Protection Mechanism.
Wat is de stand van zaken met het gesprek met de BES-eilanden over de rol van de Rijksvertegenwoordiger in de crisisorganisatie in het licht van de conceptwet WOL BES waarmee deze functionaris komt te verdwijnen?
Wanneer het ambt van Rijksvertegenwoordiger verdwijnt, moeten zijn rol en taken in het kader van de crisisbeheersing worden herbelegd. Hierover spraken mijn ministerie, de openbare lichamen en de waarnemend Rijksvertegenwoordiger ambtelijk. Daarna zijn conceptwetswijzigingen voor de Veiligheidswet BES opgesteld, waarop de Openbare Lichamen afgelopen zomer in een consultatie formeel reageerden. Het openbaar lichaam Bonaire schrijft daarbij de nauwe ambtelijke betrokkenheid van de openbare lichamen als erg prettig te hebben ervaren en spreekt daarvoor zijn hartelijke dank uit. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid duidt de vier consultatiereacties als positief en constructief. Deze worden nu verwerkt. De formele reactie van de regering vindt plaats in het traject van het bredere wetsvoorstel tot herziening van de Wet openbare lichamen BES. Ondertussen zetten we de gesprekken over de uitvoering van de herbelegging van de taken voort, waarbij de consultatiereacties worden betrokken.
Wordt er over nagedacht of elementen uit de Wet tegemoetkoming schade bij rampen ook toepasselijk zouden moeten zijn op Bonaire, Saba en St. Eustatius, om ook een bepaalde vorm van tegemoetkoming bij rampen te organiseren? Zo niet, waarom niet?
Met de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) kan de overheid in geval van een ramp gedupeerden onder bepaalde voorwaarden tegemoet te komen in de niet verhaalbare, niet vermijdbare en de niet redelijkerwijs verzekerbare materiële schade. De Wts wordt op dit moment geëvalueerd onder verantwoordelijkheid van het WODC. Onderzocht wordt of de Wts voldoende toekomstbestendig is, gelet op de bestaande en in ontwikkeling zijnde verzekeringsmogelijkheden met betrekking tot de thans onderkende gevolgen van klimaatverandering. Daarnaast is advies gevraagd of de (herziene) Wts ook van toepassing kan zijn in Caribisch Nederland of dat er sprake moet zijn van bijvoorbeeld afwijkende voorwaarden en reikwijdte. De uitkomsten van de evaluatie door het WODC worden dit najaar verwacht, een beleidsreactie volgt daarna.
Klopt het dat enkele bepalingen in de Wet beginselen gevangeniswezen BES verouderd zijn, zoals bijvoorbeeld het ontbreken van beroep na beklag en het beperkte wettelijke recht om bezoek te ontvangen? Wordt er over modernisering nagedacht, wat is hierin de stand van zaken?
Het recht op bezoek is vastgelegd in het huishoudelijk regelement van de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN). Hierin is opgenomen dat gedetineerden wekelijks één uur bezoek mogen ontvangen. Dit is daarmee in lijn met de Penitentiaire Beginselen Wet. Er is op dit moment geen mogelijkheid tot beroep na beklag. Zowel de JICN als de Commissie van Toezicht van de JICN geven aan dat hier geen behoefte aan is. De Raad voor de Rechtshandhaving heeft echter een aanbeveling gedaan om deze mogelijkheid wel vorm te geven. Om die reden wordt (opnieuw) verkend of en op welke wijze deze beroepsmogelijkheid ingevuld zou moeten worden. Ondertussen blijft het Ministerie van Justitie en Veiligheid samen met de JICN er op toezien dat klachten op correcte wijze worden afgehandeld.
Gegeven bovenstaande is een modernisering van de Wet beginselen gevangeniswezen BES op dit moment niet voorzien.
Klopt het dat het Verdrag van Boedapest inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken nog niet in volle omvang toegepast kan worden omdat er bepalingen in het strafrecht en in strafvordering aangepast zouden moeten worden voor de BES-eilanden? Hoe wordt er voor gezorgd dat dit Verdrag ook in de praktijk gebruikt kan worden?
Ja. Deze aanpassingen worden via het Wetboek van Strafvordering BES gedaan. Voor de laatste stand van zaken ten aanzien van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering BES verwijs ik u naar het antwoord bij vraag 29.
Waarom is er nog geen spreekrecht voor slachtoffers van misdrijven? Waarom kan de taakstraf nog niet als hoofdstraf worden opgelegd? Waarom is de boetebevoegdheid van de Algemene wet bestuursrecht nog niet geregeld voor Caribisch Nederland? Wat is de stand van zaken met de Wet Bibob op de BES? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering BES?
Kunt u de wetgevingsagenda BES op JenV aan de Kamer sturen? Bent u in gesprek met de BES-eilanden om te bespreken wat voor hen prioritaire wetgeving is? Bent u bereid de Kamer daar een terugkoppeling van te geven?
Voor de wetgevingsagenda BES op JenV verwijst het Ministerie van Justitie en Veiligheid kortheidshalve naar de nrs. 16 t/m 28 van de laatste update van het periodieke wetgevingsoverzicht Caribisch Nederland, die op 1 mei 2024 aan uw Kamer is toegezonden12. Op regelmatige basis worden op politiek en ambtelijk niveau met Caribisch Nederland wensen en prioriteiten besproken op het gebied van beleid en wetgeving op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Asiel en Migratie. Deze wensen vertalen zich in de vijfjaarlijkse Justitie en Veiligheid Beleidsagenda voor Caribisch Nederland en de jaarlijkse voortgangsbrief over deze beleidsagenda13 en in het voornoemde halfjaarlijkse periodieke wetgevingsoverzicht, die aan uw Kamer worden toegezonden.
Wat is uw reactie op de zorg dat rechtshulpverzoeken vanuit onder andere Bonaire lang blijven liggen in Europees Nederland?
Europees Nederland ontvangt jaarlijks een groot aantal rechtshulpverzoeken. Ieder verzoek dat wordt ontvangen, wordt behandeld met de grootst mogelijke snelheid en zorgvuldigheid. Door factoren als complexiteit van verzoeken, hoeveelheid van verzoeken en beperkte capaciteit is de uitvoering soms minder voortvarend dan gewenst.
In hoeverre wordt nu nagedacht over de uitvoering van een TBS-maatregel, de PIJ-maatregel en civielrechtelijke psychiatrische maatregelen op de BES-eilanden?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 11, heeft het JVO in 2024 ingestemd met een meerjarig programma Forensische Zorg en behandeling voor het Caribisch deel van het Koninkrijk.14 Met betrekking tot Caribisch Nederland wordt in dit kader de mogelijkheid verkend voor het opzetten van een kleinschalige voorziening voor klinische gesloten en/of besloten opnames. Bezien wordt ook op welke wijze dit aanpassing van wet- en regelgeving vraagt.
Hoe verhoudt de werkwijze van de Shared Service Organisatie (SSO) RCN zich tot de specifieke organisaties waar ze voor werkt, zoals bijvoorbeeld reikwijdte mandaat, invulling opdrachtgeverschap/behoeftestelling bij inkoop van materiaal etc.?
Binnen Caribisch Nederland zijn er een aantal uitvoeringsorganisaties die in de justitiële keten werkzaam zijn en gebruik maken van de diensten die geleverd worden door de SSO CN. Dit zijn de volgende organisaties: Brandweerkorps Caribisch Nederland (BKCN), JICN, Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN), Openbaar Ministerie Bonaire, Sint Eustatius en Saba (OM BES), Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens (CBP) BES en de Voogdijraad. Daarnaast neemt het Ministerie van Justitie en Veiligheid zelf ook nog een aantal werkplekken af bij de SSO CN. Vanuit het Ministerie van Asiel en Migratie maakt de IND gebruik van de diensten van de SSO CN.
De SSO CN is een shared service organisatie die te vergelijken valt met de shared service organisaties in Europees Nederland, bijvoorbeeld ssc-ict. De organisatie levert diensten op het gebied van de bedrijfsvoering. De aansturing van de SSO vindt plaats via het driehoeksmodel: eigenaar/opdrachtgever/opdrachtnemer. In het geval van de SSO CN betekent dit dat de eigenaar de plaatsvervangend Secretaris-Generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is. Het interdepartementale Directeurenoverleg Caribisch deel van het Koninkrijk fungeert als het centraal opdrachtgeversberaad voor de ondersteunende dienstverlening aan de RCN-diensten door de Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN). De directeur Koninkrijksrelaties Caribisch Nederland fungeert als coördinerend opdrachtgever. De opdrachtnemer is de SSO CN op Bonaire voor heel Caribisch Nederland.
De uitvoeringsdiensten in Caribisch Nederland kennen een diensthoofdenoverleg met de SSO. Daar worden de lokale behoeften en afname van diensten besproken. Dit is te vergelijken met een soort van klantenraad. De diensten die de SSO CN aanbiedt aan de verschillende organisaties in Caribisch Nederland zijn opgenomen in een Producten- en Dienstencatalogus en in het kostprijsmodel wat sinds 2024 is geïmplementeerd. Dit model bestaat uit een drietal componenten waarop de dienstverlening van de SSO is gebaseerd, namelijk, 1) basisdienstverlening, 2) basisplus dienstverlening, en 3) projecten/specifiek. De kostprijs per dienstverlening is onderdeel van de begrotingscyclus van de SSO CN. De begroting van de SSO CN en de tarieven, worden in de bestuurlijke driehoeks-gesprekken vastgesteld, nadat de opdrachtgevers zijn gehoord.
De dienstverlening vanuit de SSO CN is voor de uitvoerende diensten nog niet allesomvattend. Voor bijvoorbeeld de huisvesting is ook de Rijksvastgoedbedrijf nog een speler in Caribisch Nederland. Zo komen er soms voor huisvestingskosten, aanpassingen in de vergaderzalen/kantoren, ook nog aparte rekeningen van het Rijksvastgoedbedrijf terecht bij de uitvoeringsdiensten.
Bent u bekend met de zorgen over het materiaal van het Brandweerkorps Caribisch Nederland, dat eerder slijt vanwege het klimaat en duurder is om naar de BES-eilanden te laten komen? Bent u ook bekend met het tekort aan personeel bij de brandweer, alsmede de zorgen over de pensioenleeftijd? Wat is uw reactie hierop?
Ik ben bekend met de negatieve effecten van het klimaat in Caribisch Nederland op materialen en gebouwen en dat door onder andere vervoerskosten aanschaf duurder is. Door meerjarige planvorming van het beheer van het grootmaterieel wordt hier bij BKCN rekening mee gehouden.
Hoewel er vacatures open staan bij BKCN, is er geen sprake van een tekort aan personeel voor de noodzakelijke bezetting. Onder verwijzing naar de antwoorden op vraag 1 en 3 geldt ook voor BKCN dat werving van gekwalificeerd personeel een uitdaging is door bijvoorbeeld een krappe arbeidsmarkt en taalbarrières. Ik ben bekend met de zorgen om de pensioenleeftijd en dit heeft onze aandacht. Zo is levensloopbestendig personeelsbeleid een onderwerp dat wordt besproken aan de sectortafel CN, met bijzondere aandacht voor de organisaties met 24-uurs diensten.
Wat is de stand van zaken met de wens om meer en beter gegevens uit te wisselen in het algemeen en in het bijzonder ten behoeve van de Multidisciplinaire Maritieme Hub Bonaire (MMHB) en de wetgeving hiervan?
De Wet bescherming persoonsgegevens BES biedt de mogelijkheid om strafrechtelijke gegevens uit te wisselen en te verwerken, voor zover de verwerking geschiedt door organisaties die belast zijn met strafrechtelijke handhaving. Dit biedt voldoende handvatten om ook binnen de MMHB strafrechtelijke gegevens uit te wisselen. Enkele wetten, zoals bijvoorbeeld de Douane- en Accijnswet BES, kennen striktere regels ten opzichte van de Nederlandse regelgeving t.a.v. uitwisselen van andere gegevens. Dit belemmert een effectieve samenwerking en bestrijding van thema’s.
Wat is uw reactie op de zorgen over de personele tekorten voor deze Maritieme Hub en de structurele investeringen in personeel die hiervoor nodig zouden zijn?
Zoals in antwoord 1 is aangegeven kampen de in de MMHB verenigde diensten met een beperkte capaciteit en met onderbezetting. Daarnaast is de inzet van het kabinet erop gericht de diensten te versterken en maatregelen te treffen de gevolgen van de onderbezetting te mitigeren.
Herkent u de zorgen op met name Bonaire over de explosieve en de ongeremde bevolkingstoename in de afgelopen jaren, onder andere veroorzaakt door forse migratie vanuit Europees Nederland, met allerlei gevolgen in de samenleving – zoals ontoereikende voorzieningen, verdringing, hogere huurprijzen – en de identiteit en cultuur van Bonaire? Wat is uw inhoudelijke reactie hierop?
De zorgen over de bevolkingstoename op met name Bonaire in de afgelopen jaren zijn bekend. Dit is bijvoorbeeld ook uit het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen Caribisch Nederland 205015 gekomen. In de afgelopen periode is dit vraagstuk op diverse niveaus met de verschillende partijen en openbare lichamen in CN besproken. In de reactie op het rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving over het vreemdelingenbeleid in CN is aangegeven dat in samenspraak met verschillende partijen, onder andere met de openbare lichamen, een meerjarige «Integrale beleidsvisie Caribisch Nederland 2035» tot stand is gekomen.16
In deze visie is aangegeven dat voor het bewerkstelligen van een beter gereguleerde en beheersbare groei een integrale aanpak essentieel is. Hierbij is zicht nodig op migratiestromen en verschillende instrumenten die onderdeel zijn van het bereiken van een beheersbare groei. In de visie wordt een aantal mogelijke maatregelen benoemd die moeten bijdragen aan gereguleerde en daarmee duurzame groei. Denk hierbij aan inzetten op het vergroten van de toezicht- en handhavingscapaciteit, het uitbreiden van bestuurlijke bevoegdheden, de introductie van een lokale huisvestingsverordening, het aanpassen van het ruimtelijke ordeningsplan, aanpassing van het beleid ten aanzien van de afgifte van bouw- en vestigingsvergunningen en het expliciteren van maatschappelijke en sociaaleconomische binding als voorwaarde in het kader van toelating.
Kunt u inzicht verschaffen in deze bevolkingstoename in de afgelopen vijf jaar en aangeven hoeveel daarvan in percentages wordt veroorzaakt door Europese Nederlanders, Amerikanen, Venezolanen en anderen?
Voor het meest recente inzicht in de bevolkingsontwikkeling van de afgelopen jaren (waaronder de bevolkingstoename veroorzaakt door migratie(bewegingen)) verwijs ik u graag naar het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen Caribisch Nederland 2050, hoofdstuk 3 «Drijvende krachten achter demografische ontwikkelingen», paragraaf 3.2 «Migratie» (p. 47–59)17. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 geeft in dit hoofdstuk van het rapport een goed overzicht van migratiebewegingen binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk, migratie van en naar Europees Nederland én migratie vanuit de Caribische regio en Midden- en Zuid-Amerika. Een kabinetsreactie op dit rapport volgt in het voorjaar 2025.
Wat is de stand van zaken met de herziening van de Wet Toelating en Uitzetting BES? Kan de Kamer hierover zoveel mogelijk inhoudelijk en procedureel geïnformeerd worden? Wanneer zal deze herziening naar verwachting gereed zijn?
Naar aanleiding van de evaluatie van de Wet Toelating en Uitzetting BES in 2018 zijn eerste conceptteksten van de Wet Toelating en Uitzetting BES en het Besluit Toelating en Uitzetting BES opgesteld. Deze conceptteksten bevatten voornamelijk wetstechnische aanpassingen, waarmee meer handvatten worden gecreëerd om de werkprocessen beter in te richten dan wel te optimaliseren. De startdatum van de formele consultatie is nog niet vastgesteld. Daarnaast hebben onder meer verschillende ketenpartners binnen de vreemdelingenketen in Caribisch Nederland nadere beleidsinhoudelijke wensen tot aanpassing van de vreemdelingenwet- en regelgeving in Caribisch Nederland gedeeld. Op basis van deze beleidswensen worden op dit moment verschillende beleidsvoorstellen nader uitgewerkt in samenspraak met verschillende lokale (keten)partners.
Op basis van de voornemens en ambities die volgen uit het hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma, zullen de benodigde wetgevingsinspanningen geprioriteerd worden. Uw Kamer zal op de gebruikelijke wijze inhoudelijk en procedureel geïnformeerd worden over de herziening van de Wet Toelating en Uitzetting BES.
Kunt u in kaart brengen welke toelagen beschikbaar zijn voor mensen en hun partner die vanuit Europees Nederland in overheidsdienst (via Rijksdienst Caribisch Nederland) gaan werken? Wat gebeurt er met die toelage als de partner zelf ook aan het werk gaat?
Medewerkers die in dienst zijn van de Rijksdienst Caribisch Nederland hebben een eigen rechtspositie, die los staat van de CAO Rijk. Voor Rijksambtenaren die voor korte of langere periode, al dan niet vergezeld van het gezin, worden uitgezonden naar het Caribisch deel van het Koninkrijk gelden regelingen die voorzien in de vergoeding van de te maken kosten die met de uitzending gepaard gaan. Deze regelingen zijn opgenomen in de CAO Rijk (hoofdstuk 25). In de voorziening wordt rekening gehouden met de gezinssituatie. Of de partner al dan niet werkt heeft op deze voorziening geen invloed.
Kunt u deze vragen uiterlijk een week voorafgaand aan het commissiedebat over de Justitieketen van het Caribisch deel van het Koninkrijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Britse overheid wil vrouwenhaat aanpakken als ‘ideologisch extremisme’' |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Coenradie , Mariëlle Paul (VVD), Judith Uitermark (NSC) |
|
Bent u bekend met het bericht «Britse overheid wil vrouwenhaat aanpakken als ideologisch extremisme»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat vrouwenhaat ook in Nederland een serieus probleem is, zie bijvoorbeeld de cijfers over seksueel geweld tegen vrouwen en de schrikbarende femicide-cijfers, en net als in het Verenigd Koninkrijk, ook een serieuze aanpak door de overheid verdient?
Ja. Het is volstrekt onacceptabel dat vrouwen in Nederland te maken krijgen met vrouwenhaat, seksueel geweld en femicide. Het is de taak van de overheid om dit te bestrijden en te zorgen dat vrouwen op een veilige en gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan de samenleving.
Wat is de definitie van vrouwenhaat die het kabinet momenteel hanteert en welke aanpak hoort daar momenteel bij?
De term vrouwenhaat wordt gebruikt voor een breed spectrum aan opvattingen en gedragingen. Vrouwenhaat heeft dus geen eenduidige definitie. Het kan gaan over alle vormen van discriminatie, intimidatie en geweld tegen vrouwen. Al deze vormen zijn schadelijk. Zogenaamd «onschuldige» uitingen kunnen een voedingsbodem vormen voor ernstige vormen van vrouwenhaat, zoals (online) bedreigingen, seksueel, fysiek en psychisch geweld en femicide.
De aanpak verschilt per vorm van vrouwenhaat; naast een strafrechtelijke aanpak is bijvoorbeeld ook het bevorderen van bewustzijn belangrijk. Het kabinet zet zich hier actief voor in via het plan van aanpak Stop Femicide!, het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP) en het Programma Weerbaar Bestuur. Ook werkt het kabinet aan de online aanpak van extremisme en terrorisme en een aanpak van online discriminatie, racisme en hate speech (zie antwoord op vraag 5 en 6).
Welke cijfers en gegevens heeft u over de aard en omvang van vrouwenhaat in Nederland en de oorzaken daarvan en kunt u aangeven in hoeverre de zogenaamde incel-beweging ook in Nederland aanhangers heeft? Bent u bereid naar beide vragen onderzoek naar te doen?
Er zijn geen cijfers hoe vaak geweldsvormen vanuit een vrouwenhaat motief worden gepleegd in Nederland. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) rapporteren over het incel-gedachtengoed, dat staat voor involuntary celibacy. Dit doet de AIVD in zijn jaarverslag2 en de NCTV in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN)3. De (meestal) mannen die zich tot het incel-gedachtegoed rekenen, houden «het systeem» verantwoordelijk voor hun gebrek aan seksuele en romantische relaties. In de praktijk leidt dit tot een beweging waarbinnen vrouwen als minderwaardig worden neergezet, gehaat worden en gedehumaniseerd, wat in sommige gevallen kan leiden tot dodelijk geweld tegen vrouwen.
Wat is u bekend over de mate waarin online uitingen van invloedrijke figuren zoals zoals Andrew Tate, weerslag vinden in denkbeelden en gedrag van (jonge) mannen in Nederland en is er zicht op dit soort invloedrijke figuren in en vanuit Nederland? Wordt er op dit moment onderzoek naar gedaan? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Het kabinet is zich ervan bewust dat er (jonge) mannen zijn die beïnvloed worden door influencers in de manosphere. De manosphere is een verzamelnaam voor online mannengemeenschappen die zich sterk verzetten tegen het idee dat vrouwen gelijk zijn aan mannen. Ook zijn deze mannen vaak tegen progressieve onderwerpen als lhbtiq+ emancipatie.4 Manosphere influencers kunnen via sociale media- of gamingplatformen een ingang zijn voor (jonge) mannen om zich online verder te verdiepen in bepaald gedachtegoed of gemeenschappen. De gemeenschappen die gevormd worden door de achterban van dergelijke influencers werken vervolgens als krachtige echokamers. Het kabinet vindt het belangrijk dat we begrijpen waarom deze (jonge) mannen zich zo aangetrokken voelen tot dit soort figuren. Zo blijkt uit het onderzoek gedaan door het Verwey-Jonker Instituut en Textagain, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), dat veel jonge mannen niet zozeer in eerste instantie uit een afkeer voor vrouwen of vrouwenhaat zich aangetrokken voelen tot manosphere influencers, maar dat dit voortkomt uit het verlangen om onzekerheid weg te nemen over hoe de wereld om hen heen werkt5. Dit onderzoek bevat waardevolle handelingsperspectieven ten aanzien van de internetsector. Deze aanbevelingen worden gebruikt bij de online aanpak van extremisme en terrorisme (de Versterkte Aanpak Online). U wordt binnenkort nader geïnformeerd door de Minister van Justitie en Veiligheid over de uitwerking van de Versterkte Aanpak Online.6
De Staatssecretaris van OCW start een onderzoek naar de onderliggende oorzaken van dalende acceptatie van lhbtiq+ personen onder jongeren, zoals aangekondigd in de beantwoording van de Kamervragen van lid Becker over dalende acceptatie van homoseksualiteit onder jongeren7. De resultaten van dit onderzoek worden voor de zomer van 2025 verwacht.
Wat wordt momenteel gedaan om online uitingen die vrouwenhaat bevatten te kunnen tegengaan en wat is er strafrechtelijk mogelijk tegen de afzenders en wat is mogelijk richting de online platforms waar boodschappen op terecht komen?
Het kabinet werkt nu aan een interdepartementaal plan van aanpak van online discriminatie, racisme en hate speech. Het plan ziet op een meer gecoördineerde aanpak, slachtoffers beter ondersteunen, bewustwording vergroten, online discriminatie beter registreren, meer toezicht op en samenwerking met internetpartijen en vaker (en meer zichtbare) consequenties voor daders. Het plan van aanpak kan met uw Kamer worden gedeeld zodra de begrotingsbehandeling van BZK, het aanstaande coördinerende departement van het plan van aanpak, is geweest. Daarnaast loopt er vanuit het emancipatiebeleid een subsidie voor Alliantie Act4Respect Unlimited, dat zich richt op de preventie van seksueel geweld, (ex)partnergeweld en cybergeweld. Dit doet zij door middel van een campagne ontwikkeld met en voor jongeren, deskundigheidsbevordering, en effectieve interventies. Om slachtoffers te helpen met handelingsperspectieven faciliteert de overheid Meld.Online Discriminatie (MOD) en HelpWanted.
Wanneer online uitingen die vrouwenhaat bevatten strafbaar of onrechtmatig zijn, dan is dit illegale inhoud in de zin van de digitaledienstenverordening (Digital Services Act – DSA). Onder bepaalde omstandigheden kunnen uitingen van vrouwenhaat strafbaar zijn indien aan de voorwaarden wordt voldaan van de relevante strafbepalingen. In dit verband kan worden gedacht aan het aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden dat strafbaar is gesteld in artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) waarin geslacht expliciet als discriminatiegrond is opgenomen. Als een uiting van vrouwenhaat, gericht tegen een persoon en die een seksuele lading heeft, in het openbaar, bijvoorbeeld op openbare websites of sociale media, wordt gedaan, kan ook, afhankelijk van de context, aan seksuele intimidatie in het openbaar worden gedacht (artikel 429ter Sr). Als overtreding is strafbaar gesteld een ander in het openbaar indringend seksueel te benaderen door middel van opmerkingen, gebaren, geluiden of aanrakingen op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten.
Het toezicht op de DSA is primair belegd bij de Europese Commissie wat betreft zeer grote onlineplatformen en zeer grote online zoekmachines. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de digitale dienstencoördinator in Nederland, en verantwoordelijk voor alle kwesties die verband houden met het toezicht op en de handhaving van online platformen met een hoofdvestiging of wettelijke vertegenwoordiger in Nederland. De ACM kan wel klachten ontvangen over elke aanbieder van een online platform zolang de gebruiker van die dienst in Nederland is gevestigd.
Niet-strafbare haatdragende uitingen kunnen daarnaast in strijd zijn met de algemene voorwaarden van een online platform. Platformen zijn namelijk op grond van de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 van het Handvest van de EU) en de contractsvrijheid in beginsel vrij om hun eigen algemene voorwaarden vast te stellen. Deze algemene voorwaarden kunnen voor platformen eveneens een basis zijn om content te verwijderen.
Verder bestaat er nog de strafrechtelijke mogelijkheid waarbij in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de officier van justitie met een machtiging van de rechter-commissaris aan een aanbieder van een communicatiedienst kan bevelen om gegevens ontoegankelijk te maken als dit noodzakelijk is ter beëindiging van een strafbaar feit. Dit is geregeld in artikel 125p Sv. Deze bevoegdheid kan niet worden toegepast bij overtredingen of bij misdrijven die niet zijn omschreven in artikel 67 Sv.
Op strafrechtelijk gebied kan het Openbaar Ministerie (OM) een afzender van online vrouwenhaat vervolgen als het gaat om een bewijsbaar strafbaar feit zoals bedreiging, belaging, belediging of het aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Het OM handelt doorgaans in dit soort zaken op grond van binnengekomen aangiftes. Daarnaast ligt er een wetsvoorstel van Minister van BZK om «geslacht» als discriminatiegrond op te nemen in de artikelen groepsbelediging (137c) en het verspreiden van groepsbeledigende of haatzaaiende uitlatingen (137e) in het Wetboek van Strafrecht.8
Op welke wijze onderzoekt en monitort het kabinet momenteel verschillende vormen van ideologisch extremisme in de samenleving en acht u het mogelijk om vrouwenhaat hier ook als apart onderdeel in op te nemen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet besteedt op verschillende manieren aandacht aan het onderzoek naar ideologisch extremisme. Zo brengt de NCTV periodiek het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) uit. Het DTN is een globale analyse van radicalisering, extremisme en nationale en internationale terroristische dreiging tegen Nederland, en tegen Nederlandse belangen in het buitenland. Het beeld is een trendrapportage waarin de voornaamste dreigingsontwikkelingen op hoofdlijnen worden geschetst. Het DTN van juni 20249 is opgedeeld in vier hoofdstukken: jihadisme en radicale islam, rechts-terrorisme en -extremisme, anti-institutioneel extremisme en links-extremisme. In het hoofdstuk over rechts-terrorisme en -extremisme wordt beschreven dat vrouwenhaat in sommige gevallen voorkomt binnen het rechts-terroristisch online milieu. Dit komt ook voor bij de denkbeelden van involuntary celibates (incels).
De NCTV en AIVD definiëren extremisme als «het uit ideologische motieven bereid zijn om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen.» Een ideologisch motief is wanneer er wordt gehandeld vanuit een bepaald wereldbeeld om een al dan niet specifiek einddoel te bereiken. Dit einddoel kan ook beperkt zijn tot: anders dan nu. Persoonlijke grieven, criminele motieven of geldelijk gewin worden niet gezien als ideologisch motief. Vrouwenhaat wordt door het kabinet daarom niet gezien als een extremistische ideologie, maar komt wel terug als onderdeel in het narratief bij verschillende extremistische en terroristische ideologieën.
Omdat het kabinet de ontwikkelingen en het signaal van het Verenigd Koninkrijk serieus neemt, zal de NCTV met het Verenigd Koninkrijk in gesprek gaan.
Als er signalen zijn van radicalisering richting extremisme of terrorisme, al dan niet in combinatie met vrouwenhaat, kunnen personen worden opgenomen in de lokale persoonsgerichte aanpak. De persoonsgerichte aanpak betreft maatregelen en/of interventies genomen onder regie van gemeenten die door het bestuur, de strafrechtelijke instanties of door maatschappelijke instellingen kunnen worden getroffen.
Daarnaast wordt in de Themarapportage Polarisatie, extremisme en terrorisme uit 2022, gesteld dat binnen het bredere rechts-extremisme een aantal discoursen kunnen worden geïdentificeerd die (vooral online) worden geuit en worden onderschreven door aanhangers. Hier is vrouwenhaat (misogynie) één van. Deze rapportage is onderdeel van de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid en is door het Analistennetwerk Nationale Veiligheid opgesteld.
Ook heeft de AIVD op basis van de Wet Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) als taak onderzoek te doen naar organisaties en personen die een dreiging vormen voor de nationale veiligheid. De AIVD doet onderzoek naar verschillende vormen van extremisme, zoals links- en rechts-extremisme. De AIVD kan echter, op basis van de Wiv 2017, geen uitspraken in het openbaar doen op welke wijze onderzoek wordt gedaan. In het Openbaar Jaarverslag van de AIVD wordt, conform Wiv 2017, overzicht gegeven van de aandachtsgebieden waarop de AIVD zich dat jaar heeft gericht. In het Jaarverslag van 2023 is onder meer beschreven dat rechts-extremistische groepen over het algemeen antisemitisch en racistisch zijn en er veel vrouwenhaat en haat is tegen homo’s en transpersonen.
Bent u bereid om met de Britse overheid in gesprek te treden om te leren van hun aanpak tegen vrouwenhaat en in Nederland ook met een scherpere aanpak te kunnen komen?
Zoals eerder in de beantwoording aangegeven neemt het kabinet vrouwenhaat en de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk serieus. De NCTV zal dan ook met het Verenigd Koninkrijk in gesprek gaan.
Op welke manier is de aanpak van vrouwenhaat in Nederland onderdeel van de Emancipatienota?
Veiligheid en gelijkwaardigheid van vrouwen zijn cruciale pijlers van mijn emancipatiebeleid. Vrouwenhaat is een bedreiging voor de veiligheid en een belemmering voor het op een gelijke en volwaardige manier participeren in de samenleving. Het bestrijden van vrouwenhaat is dan ook een belangrijke ambitie van dit kabinet en zal een belangrijke plek krijgen in de Emancipatienota die het kabinet voor de zomer met uw Kamer deelt.
Heeft het tegengaan van vrouwenhaat ook een plek in de curriculumherziening en eindtermen rond burgerschap op Nederlandse scholen en zo niet, hoe kunnen onderwijsinstellingen een grotere rol spelen om vrouwenhaat tegen te gaan?
De burgerschapsopdracht waarborgt dat scholen zich in hun onderwijs herkenbaar richten op het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat: vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Recent zijn er door Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) conceptkerndoelen aangeleverd voor burgerschap, daarbij is aandacht voor hoe de Grondwet de diversiteit van mensen beschermt en discriminatie afwijst. Ook gaat het om reflectie op het eigen gedrag in situaties die discriminerend of stereotyperend kunnen zijn. De conceptkerndoelen burgerschap worden nu beproefd en zullen daarna worden omgezet in een algemene maatregel van bestuur. Daarbij is het van belang te vermelden dat de Staatssecretaris van OCW met de actualisatie van het curriculum focus wil aanbrengen, gezien het curriculum momenteel overbeladen is. Hierdoor zullen niet alle maatschappelijke thema’s expliciet landen in het curriculum.
Zelfmelders |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Coenradie |
|
Wat is het aantal opgeroepen zelfmelders, hoeveel gaat u er de komende maanden oproepen en wat is de voorraad nog op te roepen zelfmelders? Kunt u hierbij aangeven hoe lang deze zelfmelders achter slot en grendel moeten zitten, zodat zij de volledige straf hebben uitgezeten?
Op 1 september jl. is er een voorraad van 3.445 mannelijke nog op te roepen zelfmelders. De voorraad in detentiejaren is 493 detentiejaren in augustus 2024.
Sinds 1 juli jl. zijn vijf zelfmelders met de langste strafduren met voorrang opgeroepen. Als capaciteit beschikbaar is, worden meer zelfmelders opgeroepen. Welke aantallen de komende maanden kunnen worden opgeroepen, hangt onder andere af van de instroom van arrestanten en voorlopig gehechten. Gelet op de beperkte beschikbare capaciteit bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is een tijdelijk oproepkader zelfmelders gemaakt, waarmee door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en DJI wordt bepaald met welke prioritering zelfmelders door DJI worden opgeroepen op het moment dat reguliere capaciteit in de gevangenis voor zelfmelders beschikbaar is. Uit het tijdelijk oproepkader zelfmelders vloeit voort dat veroordeelde zelfmelders waarbij de tenuitvoerleggingstermijn binnen een half jaar verstrijkt met prioriteit worden opgeroepen. Meer toelichting op het tijdelijk oproepkader zelfmelders is te vinden in de driemaandelijks rapportage over de capaciteit binnen DJI, waarvan de meest recente gelijktijdig met deze beantwoording is verzonden aan uw Kamer.
Wat is de voorraad niet-aangehouden arrestanten met een lopend vonnis?
Een andere maatregel om de capaciteitsdruk op DJI te verlagen is de zogenoemde arrestantenmaatregel sinds 15 maart jl. Deze tijdelijke maatregel houdt in dat veroordeelden met een openstaande gevangenisstraf of een vervangende hechtenis in verband met het niet betalen van een geldboete of het niet uitvoeren van een taakstraf van maximaal twee maanden momenteel niet actief worden opgespoord. Gelet daarop wordt de vraag geïnterpreteerd als vraag naar de voorraad niet opgespoorde arrestanten met straffen van maximaal twee maanden, die is ontstaan als gevolg van de maatregel.
De voorraad arrestanten die is ingestroomd na 15 maart jl. bedraagt 2.823 personen met zaken van minder dan 60 dagen. Dit betreft 150 detentiejaren (peildatum 1 september 2024). Bij dit voorraadcijfer dient opgemerkt te worden dat een deel van de veroordeelden moeilijk of onvindbaar is.
Zoals gemeld in de vorige voortgangsbrief van 26 juni jl. heeft de politie de bevoegdheid om een eigen afweging te maken voor het oppakken van arrestanten met straffen tot twee maanden als zij in aanraking komt met iemand die een dergelijke straf heeft openstaan, bijvoorbeeld in het kader van een nieuw strafbaar feit, overlast of veiligheid.1 Verder hebben politiemedewerkers de instructie gekregen dat als zij zaken van ernstig geweld, terrorisme en zeden met veroordelingen van maximaal twee maanden waarnemen, zij de veroordeelde waar mogelijk alsnog aanhouden.
Hoeveel veroordeelden zijn er vroegtijdig vrijgelaten? Hoeveel bent u voornemens naar huis te sturen om het capaciteitstekort bij de Dienst Justitiële Inrichtingen op te lossen?
Op momenten dat er onvoldoende cellen beschikbaar zijn voor de instroom van gedetineerden kunnen zij sinds 1 maart 2024 incidenteel eerder worden heengezonden uit een penitentiaire inrichting (PI). Met heenzenden worden gedetineerden maximaal drie dagen eerder in vrijheid gesteld (op vrijdag in plaats van daaropvolgende zaterdag, zondag of maandag). Van maart tot en met juli is de maatregel circa 430 keer toegepast. In augustus zijn geen gedetineerden eerder heengezonden, in september vinden er weer heenzendingen op vrijdag plaats: op peildatum 13 september betrof het 20 heenzendingen.
Hoeveel gedetineerden de komende periode eerder worden heengezonden uit een PI is niet te zeggen, dit hangt af van de bezetting van PI’s en politiecellen op dat moment.
Kunt u aangeven hoeveel personen op dit moment in een Huis van Bewaring of gevangenis zitten die in een Jeugdinrichting en/of kliniek thuishoren en kunt u tevens inzichtelijk maken welke kosten het nog niet kunnen behandelen van een tbs-passant met zich brengt?
Op peildatum 2 september 2024 zitten 56 jongvolwassenen in een Huis van Bewaring of reguliere gevangenisafdeling die in een Jeugdinrichting thuishoren. Verder zitten er op peildatum 24 september 2024 167 tbs-passanten in het gevangeniswezen in afwachting van plaatsing in een kliniek.
Als een tbs-passant nog niet wordt behandeld en in een PI verblijft, brengt dat kosten met zich mee voor het verblijf in die inrichting. Op basis van het aantal tbs-passanten, de gemiddelde verblijfsduur en de begrotingsprijzen voor het gevangeniswezen bedragen de kosten hiervan 27,6 miljoen euro voor de hele periode dat de huidige groep tbs-passanten gemiddeld doorbrengt in een penitentiaire inrichting. Opgemerkt wordt dat wanneer de tbs-passanten uitstromen naar een tbs-kliniek, hun plek direct wordt opgevuld door reguliere gedetineerden. Het spreekt voor zich dat aan de reguliere detentie ook kosten zijn verbonden.
Naast de kosten van het verblijf in de penitentiaire inrichting worden kosten gemaakt voor de uit te keren passantenvergoedingen. Dat zijn vergoedingen voor niet tijdige plaatsing in een tbs-kliniek. Deze verplichting vloeit voort uit jurisprudentie van de Hoge Raad, gebaseerd op jurisprudentie van het Europees Hof van de Rechten van de Mens.2
In onderstaande tabel is weergegeven welke bedragen in totaal aan hoeveel individuele personen zijn uitgekeerd aan schadevergoedingen voor niet tijdige plaatsing in een tbs-kliniek. Ook het gemiddelde bedrag per persoon en het hoogste bedrag per betaling zijn in de tabel opgenomen.
Aantal unieke personen
24
64
50
73
Betaald bedrag totaal
€ 25.150,–
€ 100.300,–
€ 81.475,–
€ 172.779,–
Gemiddeld bedrag per persoon
€ 1.048,–
€ 1.567,–
€ 1.630,–
€ 2.367,–
Hoogste bedrag per betaling
€ 4.725,–
€ 6.900,–
€ 6.050,–
€ 10.625,–
Is deze oplopende wachtlijst te wijten aan de te lange behandelduur van een tbs’er? Zo ja, na hoeveel jaar besluit u dat een tbs’er niet te behandelen is en hij beter op een humane maar sobere longstay-afdeling kan blijven?
Vanwege het huidige capaciteitsgebrek staat het tbs-stelsel inclusief de behandelduur onder druk. Aangezien momenteel niet iedere tbs-gestelde tijdig op een geschikte plek kan worden geplaatst en behandeld, loopt de gemiddelde behandelduur van tbs-gestelden op. Het gebrek aan capaciteit is enerzijds te wijten aan een gestegen instroom doordat rechters vaker tbs opleggen dan in voorgaande jaren. Anderzijds stokt de doorstroom vanuit hoog beveiligde klinieken naar lager beveiligde klinieken en instellingen voor forensisch beschermd wonen. Ook heeft de krappe woningmarkt een nadelige invloed op de doorstroom van tbs-gestelden naar een volgende fase. Hierdoor komen er in de hoog beveiligde klinieken onvoldoende plekken beschikbaar voor nieuwe instroom.
Namens de Minister van Justitie en Veiligheid en op aanvraag van forensisch psychiatrische centra besluit de Dienst Individuele Zaken van DJI over plaatsing in een longstay-voorziening. Dit gebeurt altijd op basis van onafhankelijk advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LAP). Een van de criteria voor plaatsing in een longstay-voorziening is dat de tbs-gestelde conform de stand van de wetenschap alle behandelingsmogelijkheden heeft ondergaan – bij voorkeur in verschillende behandelsettings – waarbij dit niet heeft geleid tot een substantiële vermindering van het recidiverisico. Hierbij worden ook niet bij de behandeling betrokken deskundigen geconsulteerd. De afweging tot plaatsing in een longstay-voorziening staat los van de behandelduur. Het kan voorkomen dat men na vijf jaar geen behandelperspectief meer ziet, maar het besluit kan ook pas na tien of vijftien jaar vallen.
Waarom heeft u besloten om bepaalde maatregelen van uw voorganger die voornamelijk ten gunste zijn van de gedetineerden, voort te zetten, zoals het eerder doorplaatsen van gedetineerden naar de Beperkt Beveiligde Afdeling, het verhogen van de doorstroom naar de forensische zorg en het inzetten van capaciteitsverlof met elektronisch toezicht?
Voor een uitgebreid antwoord op deze vraag verwijs ik naar de driemaandelijks rapportage over de capaciteit binnen DJI, waarvan de meest recente gelijktijdig met deze beantwoording is verzonden aan uw Kamer. In de kern geldt dat de capaciteitsdruk nog steeds hoog is en dat het om die reden nog noodzakelijk is om maatregelen voort te zetten waarmee te volle politiecellen en plaatsgebrek voor nieuwe instroom van arrestanten en voorlopig gehechten in penitentiaire inrichtingen worden voorkomen. Het aanpakken van de capaciteitsproblematiek heeft voor mij de hoogste prioriteit. Ik blijf, samen met de ketenpartners, in de volle breedte zoeken naar maatregelen voor de capaciteitsproblematiek bij DJI.
In hoeverre moeten de maatregelen, zoals meer inzetten op maatwerk bij straffen waardoor extra wordt ingezet op de succesvolle afronding van taakstraffen, geïnterpreteerd worden dat u gaat sturen op meer taakstraffen in plaats van gevangenisstraffen? Zo niet, wat gaat u concreet veranderen, zodat taakstraffen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd en niet meer worden omgezet in gevangenisstraffen?
Nee, dit moet niet geïnterpreteerd worden als meer sturen op taakstraffen in plaats van gevangenisstraffen. De extra inzet is juist bedoeld om de door de rechter opgelegde taakstraf uitgevoerd te krijgen. Hoewel de opgelegde taakstraf meestal volledig wordt uitgevoerd, lukt dat niet altijd, waardoor in die gevallen vervangende hechtenis moet worden uitgevoerd. Ook gelet op de grote capaciteitsproblematiek waar DJI nu mee te maken heeft, is dit onwenselijk. Om dit zo veel mogelijk te voorkomen en om recht te doen aan het vonnis onderzoek ik met de betrokken ketenpartners welke maatregelen we de kans op succesvolle uitvoering van taakstraffen verder kunnen vergroten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan extra begeleiding van taakgestraften, meer maatwerk en het sneller starten met de taakstraf. Daarnaast is het van belang dat taakstraffen worden opgelegd aan personen die deze kunnen en zullen uitvoeren. De reclassering adviseert over de haalbaarheid van een taakstraf, indien deze door de rechter of officier van Justitie wordt overwogen, om te voorkomen dat niet uitvoerbare taakstraffen worden opgelegd.
Heeft u al enig zicht op hoe het dagprogramma binnen een soberder regime er in de praktijk uit zal gaan zien? Betekent sober in dit geval niet juist dat deze gedetineerden minder achter de deur komen te zitten dan meer? Welke activiteiten bent u voornemens te schrappen en wat komt daarvoor in de plaats?
In mijn brief van 13 augustus jl. heb ik aangegeven dat ik kijk naar een detentieconcept met een sober dagprogramma met beperkte activiteiten en een beveiligingsniveau op maat, waar minder personeel nodig is. In de tweede voortgangsrapportagecapaciteit DJI, die ik gelijktijdig met deze beantwoording heb verzonden naar uw Kamer, heb ik gemeld dat de verkenning hiernaar in volle gang is en dat dit alvast heeft geleid tot een concreet resultaat. In het eerste kwartaal 2025 wordt extra celcapaciteit van 40 plekken in Groot Bankenbosch in de PI Veenhuizen gerealiseerd. Dit worden plekken voor zelfmelders met straffen tot twee weken, in een sober regime. Zelfmelders zijn veroordeelden waarbij geen sprake is van een voorlopige hechtenis, bevel tot gevangenneming of detentie op een andere titel, waarvan het CJIB namens mij bepaalt of ze de zelfmeldstatus krijgen en dus zichzelf mogen melden bij een PI. Er volgt alleen zelfmeldstatus als geen sprake is van een uitsluitingsgrond of contra-indicatie zoals vermeld in artikel 2:1 Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (USB). Door deze beoordeling wordt het passend geacht om deze doelgroep te detineren in de speciale zelfmeldlocaties met een beperkter beveiligde omgeving waarbij sprake is van een dagprogramma met een minimum aan rechtactiviteiten. Er worden nog andere locaties onderzocht om meer van dit soort plekken te realiseren.
Bent u het ermee eens dat kortgestrafte zelfmelders, die minder beveiliging nodig hebben, juist ook een doelgroep zijn voor meerpersoonscellen en dat daar dan ook op een verantwoorde wijze minder personeelsinzet voor nodig is? Bent u het ermee eens dat het wenselijker is dat (kortgestrafte) zelfmelders in een soberder regime of in een meerpersoonscel achter slot en grendel zitten dan dat zij niet gevangen zitten?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. De status van (kortgestrafte) zelfmelder is op zichzelf namelijk geen indicatie van wel of niet geschikt zijn voor plaatsing op een meerpersoonscel. Ook voor zelfmelders geldt dus dat moet worden bepaald of zij wel of niet geschikt zijn voor een meerpersoonscel. Plaatsing van gedetineerden op een meerpersoonscel wordt gedaan door de directeur van een vestiging, mits een gedetineerde daarvoor geschikt wordt geacht. Volgens de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Rspog) kan ongeschiktheid samenhangen met gezondheidstoestand, verslavingsproblematiek, gedragsproblematiek, achtergrond van het gepleegde delict, psychische gestoordheid en aan betrokkene opgelegde beperkingen. Deze contra-indicaties zijn wegingsfactoren en geen absolute uitsluitingsgronden.
Verder geldt in het kader van veiligheid een norm van 2 medewerkers op 24 gedetineerden. Het meer inzetten van meerpersoonscellen leidt dus niet tot een lagere personeelsinzet.
Bent u het ermee eens dat het niet uit te leggen is dat een grote groep gedetineerden eerder naar huis wordt gestuurd, waarmee is beoordeeld dat deze groep niet gevaarlijk is, maar niet wordt gekozen om deze groep te plaatsen in een meerpersoonscel?
Ik zet mij maximaal in om het aantal cellen in het gevangeniswezen te vergroten. Het eerlijke antwoord is ook dat het afschalen van maatregelen op basis van het huidige beeld niet aan de orde kan zijn. Ik kan op voorhand ook geen maatregelen uitsluiten, daarvoor zijn de problemen te urgent. DJI zet maximaal in op het gebruik van meerpersoonscellen, binnen de bestaande kaders. Dit levert naar verwachting 20 plaatsen op. Overigens geldt nog steeds de veiligheidsnorm van 2 medewerkers op 24 gedetineerden. Meer gebruik van meerpersoonscellen betekent dus niet minder benodigd personeel.
Kunt u aangeven hoe het vaker onderbrengen van criminelen in lichtere regimes met minder bewaking, het vervroegd naar huis laten gaan van veroordeelden, het niet oppakken van arrestanten met een straf tot 2 maanden en het mogelijk vaker opleggen van taakstraffen zich verhouden tot het hoofdlijnenakkoord waarin juist gepleit wordt voor zwaardere straffen en een soberder regime?
In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat straffen voor zware misdrijven, waaronder terroristische misdrijven en ernstige gewelds- en zedendelicten, worden verzwaard. Hieronder licht ik toe hoe ik binnen de mogelijkheden recht wil doen aan deze passage.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 is het noodzakelijk dat er maatregelen gelden gelet op de nog steeds hoge capaciteitsdruk, om te volle politiecellen en plaatsgebrek voor nieuwe instroom van arrestanten en voorlopig gehechten in penitentiaire inrichtingen te voorkomen. Ik vind het de grootste prioriteit dat voor deze groepen, waaronder ook veroordeelden voor zware misdrijven vallen, plek is. Veroordeelden mogen en zullen de straf die hen is opgelegd niet ontlopen. Ik verwijs ook naar de tweede voortgangsrapportage capaciteit DJI, die ik gelijktijdig met deze beantwoording heb verzonden.
Verder heb ik in mijn brief van 13 augustus jl. en de tweede voortgangsrapportage aangegeven dat ik de mogelijkheden van een detentieconcept met een sober regime en een beveiligingsniveau op maat onderzoek, waarvoor minder personeelsinzet nodig is. Door plaatsing van gedetineerden met beperktere risico’s in een omgeving die bij die risico’s past, ontstaat er in de zwaarder beveiligde capaciteit ruimte voor gedetineerden met hogere risico’s.
In de tweede voortgangsrapportage heb ik ook aangegeven dat DJI de mogelijkheden onderzoekt om een pilot te starten naar het beperken van het dagprogramma in de vorm van minder arbeid aanbieden in het Huis van Bewaring. Hiervoor worden verschillende scenario’s uitgewerkt. In een pilot wordt bezien of dit verantwoord kan en welke consequenties dit heeft. Doel is om hiermee momenteel niet inzetbare capaciteit weer in gebruik te nemen.
De nog uit te werken plannen om het capaciteitstekort in het gevangeniswezen op te lossen. |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
Hoe groot is de voorraad nog op te roepen zelfmelders op dit moment?
Op 1 september jl. is er een voorraad van 3.445 mannelijke nog op te roepen zelfmelders.
Hoeveel veroordeelden binnen deze groep zijn veroordeeld voor een ernstig gewelds-en zedendelict?
Deze cijfers zijn niet op het gevraagde niveau beschikbaar, met name omdat «ernstig» een kwalificatie betreft die onvoldoende gedefinieerd is om in systemen vast te leggen. Het toekennen van deze kwalificatie vergt een individuele beoordeling per zaak. Wat wel kan worden aangegeven is dat voor veel ernstige gewelds- en zedendelicten een harde uitsluitingsgrond geldt: veroordeelden voor dergelijke delicten kunnen niet in aanmerking komen voor de zelfmeldstatus. Veroordeelden voor een strafbaar feit waar een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer op staat, zijn uitgesloten van de zelfmeldstatus. Zij kunnen géén zelfmeldstatus krijgen, dus ook niet als diegene tot een kortere straf wordt veroordeeld. Ook voor specifiek genoemde zedenmisdrijven ten aanzien van minderjarigen geldt dat een veroordeelde in ieder geval niet de zelfmeldstatus krijgt.1
Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) beoordeelt voor iedere zaak zorgvuldig en persoonsgericht of de zelfmeldstatus wordt toegekend. Daarbij worden de uitsluitingsgronden en contra-indicatoren zoals genoemd in de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Regeling USB) gehanteerd. Ook betrekt het CJIB slachtofferbelangen in de beoordeling. In een brief van 13 mei jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over het zelfmeldbeleid.2
Hoeveel gedetineerden zijn op dit moment met capaciteitsverlof gestuurd?
In totaal zijn er 44 individuele gedetineerden met capaciteitsverlof gegaan sinds de start van de maatregel op 1 juni 2024 tot begin september. Op peildatum 1 september zaten er 24 gedetineerden hun strafrestant met enkelband thuis uit.
Wat bedoelt u in uw Kamerbrief van 13 augustus jl. (Kamerstuk 24 587, nr. 967) met «plaatsing van gedetineerden met beperktere risico’s in een omgeving die bij die risico’s past»?
Ik bedoel daarmee dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) onderzoekt wat de mogelijkheden zijn om gedetineerden die beperktere risico’s met zich meebrengen te plaatsen in een detentieconcept met een beveiligingsniveau op maat, dat past bij die risico’s.
Waarom schrijft u in voornoemde Kamerbrief dat «plaatsing van gedetineerden met beperktere risico’s in een omgeving die bij die risico’s past» een vorm van versobering is?
Er wordt verkend of in eerdergenoemd detentieconcept (zie het antwoord op vraag 4) sprake kan zijn van een sober dagprogramma met beperkte activiteiten.
Ik geef hierop een verdere toelichting in de voortgangsrapportage die ik gelijktijdig met deze beantwoording naar uw Kamer heb gestuurd.
Welk veiligheidsniveau heeft een dergelijke omgeving? In hoeverre voldoet een dergelijke omgeving aan het karakter van een vrijheidsstraf? In hoeverre past een dergelijke omgeving binnen bestaande wet- en regelgeving en wanneer zou een dergelijke omgeving gerealiseerd kunnen zijn?
Dit detentieconcept valt onder de categorie beperkt beveiligd. Volgens de penitentiaire beginselenwet is de mate van beveiliging te onderscheiden in vier categorieën: beperkt, normaal, uitgebreid en extra beveiligd. Daarmee is het juridisch mogelijk en is het ook de bedoeling geweest van de wetgever om dit onderscheid te maken.
Zelfmelders zijn veroordeelden waarbij geen sprake is van een voorlopige hechtenis, bevel tot gevangenneming of detentie op een andere titel, waarvan het CJIB namens mij bepaalt of ze de zelfmeldstatus krijgen en dus zichzelf mogen melden bij een penitentiaire inrichting (PI). Er volgt alleen zelfmeldstatus als geen sprake is van een uitsluitingsgrond of contra-indicatie zoals vermeld in artikel 2:1 Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (USB). Door deze beoordeling wordt het passend geacht om deze doelgroep te detineren in de speciale zelfmeldlocaties met een beperkter beveiligde omgeving waarbij sprake is van een dagprogramma met een minimum aan rechtactiviteiten.
De verkenning is in volle gang en heeft alvast geleid tot een concreet resultaat. In de PI Veenhuizen komen vanaf het eerste kwartaal van 2025 gefaseerd 40 extra plaatsen beschikbaar voor zelfmelders met straffen tot twee weken. Daarnaast worden er nog een aantal concrete locaties onderzocht. Ik zal uw Kamer over de verdere resultaten van de verkenning geïnformeerd houden via de volgende voortgangsrapportages.
Hoe kansrijk zijn de vijf andere alternatieven waartoe de Kamer heeft opgeroepen in de motie van het lid Ellian over binnen drie maanden een alternatief uitwerken om het grote capaciteitstekort in het gevangeniswezen tegen te gaan (Kamerstuk 24 587, nr. 949)?
Ik verwijs hiervoor naar de eerste voortgangsrapportage capaciteit van 26 juni jl. Daar is ingegaan op deze vijf alternatieven om het capaciteitstekort bij DJI tegen te gaan3.
Naar welke landen en welke categorie gedetineerden kijkt u voor de plaatsing van Nederlandse gedetineerden?
Ik heb de afgelopen periode verkend wat de mogelijkheden zijn van het tenuitvoerleggen van gevangenisstraffen van bepaalde groepen in het buitenland. Zoals ik op 23 september jl. aan uw Kamer heb gemeld, heb ik op 26 september jl. een bezoek gebracht aan Estland. Ik heb daar een gevangenis bezocht en met mijn collega gesproken. Er is afgesproken om serieus te onderzoeken of het mogelijk is voor Nederland om Estse cellen te huren. Er zijn financiële, juridische en praktische vragen die beantwoord moeten worden. De categorieën gedetineerden die mogelijk in het buitenland geplaatst zouden kunnen worden is een van de juridische punten die nog verder uitgewerkt moeten worden.
Wat zijn de mogelijke financiële consequenties van plaatsing in het buitenland voor de Dienst Justitiële Inrichtingen?
De gesprekken met Estland bevinden zich in een verkennende fase. In die fase zal onder meer gekeken worden naar de financiële consequenties en de dekking daarvan. Ik informeer uw Kamer hierover via de voortgangsbrieven capaciteit.
Waar baseert u de stelling op dat plaatsing in het buitenland kansrijk zou zijn?
Nederland heeft eerder buitenlandse gedetineerden ontvangen, omdat in de landen waar de gedetineerden vandaan kwamen sprake was van een tekort aan cellen. Die samenwerking was succesvol. Gesprekken met andere landen hebben laten zien dat er een mogelijkheid bestaat om Nederlandse gedetineerden te plaatsen in een buitenlandse gevangenis. Tegelijk spelen er ook nog onzekerheden, zoals andere landen waarmee Estland in gesprek is.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voorafgaand aan de eerstvolgende voortgangsrapportage van september a.s. beantwoorden?
Deze vragen zijn afzonderlijk beantwoord en tegelijk verzonden met de voortgangsrapportage capaciteit.
De situatie in de Oostvaarderskliniek. |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Coenradie |
|
Bent u bekend met de recente berichtgeving over de Oostvaarderskliniek, zoals «Problemen in tbs-kliniek stapelen zich op, opnieuw relatie tussen patiënt en medewerker ontdekt»1 en «Laten ontstaan van incidenten zit in DNA van Oostvaarderskliniek»2?
Ja.
Wat vindt u ervan dat sinds april 2024 drie medewerkers van de Oostvaarderskliniek zijn ontslagen vanwege een niet-professionele relatie met een patiënt?
Vooropgesteld, relaties tussen tbs-gestelden en personeel zijn absoluut niet toegestaan. In de praktijk komt het desondanks soms voor. Het is mijn inzet dat klinieken hier scherp op zijn en maatregelen nemen zodat relaties tussen medewerkers en patiënten worden voorkomen. Dat de Oostvaarderskliniek recent een relatie heeft opgemerkt en het dienstverband heeft beëindigd, is voor mij een teken dat ze hier bovenop zitten.
Op welke wijze zijn de aanbevelingen uit het kritische externe rapport «Analyse werkklimaat en sociale veiligheid Oostvaarderskliniek» uit januari 2024 opgevolgd, en kunt u per aanbeveling een stand van zaken geven hoe de betreffende aanbeveling wordt opgevolgd?
De aanbevelingen uit het rapport zijn overgenomen en verwerkt in een verbeterplan. Het gaat om structurele verbeteringen, die zowel op korte termijn veranderingen teweegbrengen als op lange termijn deze aanpak borgen. Dit is een overzicht van de maatregelen:
Met deze aanpak wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport. Hierbij geldt dat sommige maatregelen betrekking hebben op meerdere aanbevelingen.
Hoe beoordeelt u de conclusie in het rapport dat zwakten in de fysieke beveiliging van de Oostvaarderskliniek langzamerhand zijn genormaliseerd en de forensische scherpte in de ogen van de medewerkers zou moeten worden verbeterd?
Fysieke beveiliging én forensische scherpte zijn van groot belang voor de veiligheid van de samenleving, van het personeel en van de tbs-gestelden zelf. Daarom was het noodzakelijk dat er maatregelen zijn getroffen. Er zijn verbeterplannen opgesteld en de zwakke plekken in de beveiliging zijn aangepakt. Gezien de situatie in de Oostvaarderskliniek is monitoring van de verbetermaatregelen en toezicht op de kliniek van groot belang. In het antwoord op vraag 5 ga ik in op de manier waarop dit geregeld is. Zie voor de ondernomen acties ten aanzien van onder andere de fysieke beveiliging en de forensische scherpte het antwoord bij vraag 3.
Op welke wijze wordt nu toezicht gehouden op de naleving van de aanbevelingen uit dit rapport waarin structurele beheersingsproblemen zijn benoemd en specifieke omstandigheden die de sociale veiligheid vergroten?
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) monitort de uitvoering van het verbeterplan van de Oostvaarderskliniek intensief. Daarnaast houden de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd toezicht op de kliniek. De inspecties hebben de afgelopen weken meerdere gesprekken gevoerd met de directie, onder meer naar aanleiding van de verschillende incidenten in de kliniek van de afgelopen maanden. Daarnaast hebben de inspecties rapportages ontvangen over de voortgang van de verbetermaatregelen en hebben zij een onaangekondigd bezoek gebracht aan de kliniek. Tijdens dat bezoek hebben de inspecties gesproken met meerdere medewerkers en patiënten. De inspecties zijn op dit moment bezig de opgehaalde informatie te analyseren. Zij zullen hun bevindingen op een later moment publiceren en ik zal het rapport met uw Kamer delen en daarbij aangeven op welke wijze aanbevelingen worden opgevolgd.
In hoeverre is volgens u op dit moment sprake van een veilig werk- en leefklimaat in de Oostvaarderskliniek?
Als een kliniek niet veilig is voor patiënten of personeel, dan worden er geen patiënten geplaatst en mag er geen personeel aan het werk. Tegelijkertijd zijn verbeteringen in de Oostvaarderskliniek noodzakelijk, dat blijkt glashelder uit het rapport.
Waar kunnen medewerkers van de Oostvaarderskliniek terecht als zij hun zorgen willen uiten over het gebrek aan een veilig werk- en leefklimaat?
Het is voor DJI van het grootste belang dat werknemers zorgen over hun werk of de werkomgeving kunnen melden. Er is veel aandacht voor het wegnemen van eventuele drempels om de bereidheid om te melden te verhogen. Als een personeelslid melding wil maken van een misstand, dan is de eerste stap meestal een gesprek met de leidinggevende. Dat kan lastig zijn en daarom kan een vertrouwenspersoon daarbij helpen. Ook kan de werknemer bij interne of externe meldkanalen terecht, waaronder de Integriteitscommissie Justitie en Veiligheid. Hier wordt dan ook beoordeeld of er onderzoek nodig is.
Als er een redelijk vermoeden van integriteitsschending bestaat, dan zal de directeur altijd melding doen bij Bureau Integriteit van DJI. Zij kunnen onderzoek doen naar de melding. Hier wordt dan ook onderzocht of er onderzoek nodig is.
Is volgens u in de Oostvaarderskliniek voldoende penitentiaire en forensische scherpte aanwezig? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze scherpte zo snel mogelijk aanwezig is?
Er is binnen de Oostvaarderskliniek forensische scherpte aanwezig. Het is wel gebleken dat het meer aandacht verdient. In het antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven wat er inmiddels in gang is gezet aan verbetermaatregelen.