Het bericht ‘Coronavirus bereikt onze winkels: producten worden duurder’ |
|
Hayke Veldman (VVD), Thierry Aartsen (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Bruno Bruins (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Coronavirus bereikt onze winkels: producten worden duurder?»1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de bedrijven en winkels die prijsregulering toepassen als gevolg van de uitbraak van het nieuwe Coronavirus?
Mijn zijn geen overzichten bekend van bedrijven en winkels die mogelijkerwijs prijsregulering hebben toegepast aan het begin van de coronapandemie. Overigens zijn er, in retroperspectief, geen concrete signalen naar voren gekomen dat consumenten ernstig benadeeld zijn geweest.
Zijn de beschikbaarheidsproblemen bij Chinese leveranciers de enige oorzaak van de prijsverhoging of zijn er nog andere oorzaken die ertoe leiden dat bedrijven hun prijzen verhogen?
In algemene zin is de prijsstelling van producten en diensten een kwestie van vraag en aanbod. Daarbij en daarnaast kunnen velerlei effecten een rol spelen in de prijzen, zoals inflatie, de aan- of afwezigheid van concurrentie, seizoensinvloeden of andere gebeurtenissen met grote impact zoals natuurrampen.
Kunt u aangeven aan welke maatregelen naast de werktijdverkorting nog meer wordt gedacht, mocht het tot de zomer duren voordat voorraden weer aangevuld zijn?
De economische en maatschappelijke gevolgen van het coronavirus duren nog steeds voort en zijn in Nederland voor iedereen voelbaar. Daarom is er een steun- en herstelpakket met tijdelijke financiële regelingen, een sociaal pakket en investeringsmaatregelen. Hiermee helpt de rijksoverheid grote en kleine (zelfstandig) ondernemers en biedt ondersteuning als werknemers van werk(loosheid) naar nieuw werk bewegen.
Een actueel overzicht is te vinden op www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele-regelingen/overzicht-financiele-regelingen.
Kunt u aangeven of de problemen van tekorten ook spelen bij bedrijven die niet binnen de sector detailhandel vallen, maar wel afhankelijk zijn van productie uit China?
Problemen van tekorten hebben zich ook voorgedaan buiten de detailhandel. Onder meer als gevolg van maatregelen die zijn getroffen om het coronavirus een halt toe te roepen, zoals tijdelijke sluitingen van bedrijven en onderbreking van toeleveringsketens, maar ook door het wereldwijde tekort aan containers en de handelsbeperkingen.
Kunt u aangeven of de problemen van tekorten ook spelen bij bedrijven binnen de medische sector? Kunt u daarbij aangeven of er voldoende medicijnen en medische hulpmiddelen op voorraad zijn en welke eventuele maatregelen er getroffen kunnen worden om tekorten te beperken en voorraden te behouden?
Voor maatregelen die genomen zijn en worden om de beschikbaarheid van geneesmiddelen te borgen, verwijs ik u naar de Kamerbrief van de Minister voor Medische Zorg van 12 februari 2021 (Kamerstuk 29 477, nr. 696). Over de inzet om de productie van hulpmiddelen, geneesmiddelen, vaccins en beschermingsmateriaal voor zowel de korte als de lange termijn in ons land en binnen Europa te versterken en uit te breiden verwijs ik naar de Kamerbrief van de Minister voor Medische Zorg van 30 juni 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 454) en naar de Commissiebrief van 6 november 2020 inzake het verzoek van de commissie VWS om een reactie op initiatiefnota Veldman over structurele weerbaarheid van medische industrie in crisistijd (kenmerk 1747128–210435-GMT). Ik verwijs in deze context ook naar de Kamerbrief van 7 mei jl.1 De Kamer is het afgelopen jaar meerdere malen geïnformeerd over de actuele beschikbaarheid van geneesmiddelen en de aanleg van de COVID Crisis Voorraad (CCV) van IC-geneesmiddelen.2 Voor de aanleg van een ijzeren voorraad aan persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen ten behoeve van toekomstige crises, verwijs ik u tenslotte graag naar de brief van de Minister voor Medische Zorg van 14 april 2021.3
Kunt u toelichten welke maatregelen ondernemers zelf kunnen nemen om tekorten te beperken en voorraden te behouden?
De beelden over eventuele tekorten wisselen sterk per sector, evenals de gevolgen hiervan voor bedrijven. Daarnaast kunnen ondernemers zelf het beste inschatten hoe hiermee om te gaan, het is niet aan mij om op de stoel van de ondernemer te zitten.
Welke maatregelen worden er nu aanvullend genomen, nu een relatief grote uitbraak van het Coronavirus zich binnen het Schengengebied voordoet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Geen zorgtoeslag door mogelijke fraude met de Basisregistratie Personen’ |
|
Maarten Hijink |
|
Bruno Bruins (VVD), Menno Snel (D66), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de onderhands meegestuurde casus van een huurder die zorgtoeslag is misgelopen omdat de huiseigenaar en haar kind nog op het adres bleken ingeschreven te zijn?1
Ik kan helaas geen uitspraken doen over individuele zaken. In algemene zin is het duidelijk onder welke voorwaarden er wel en geen recht op zorgtoeslag bestaat. Ik ben mij er echter van bewust dat mensen zich benadeeld kunnen voelen als zij tegen de grenzen van de zorgtoeslag aanlopen en ik vind het vervelend als daar in individuele gevallen financiële gevolgen aan verbonden zijn die zij niet verwachten.
Is hier volgens u sprake van fraude met de Basisregistratie Personen (BRP), aangezien de betreffende persoon niet in de door haar verhuurde woning woont, maar nog wel staat ingeschreven op het adres waar zij kamers verhuurt? Wat zijn de gevolgen van een dergelijke situatie voor de daadwerkelijke huurders van de woning, zowel voor de hoofdhuurder als de onderhuurders?
De BRP is een basisregistratie en de inschrijving daarmee een authentiek gegeven. Controle op de inschrijvingen in de BRP is een verantwoordelijkheid van de gemeenten. De Belastingdienst/Toeslagen is in beginsel gehouden de inschrijving te volgen. Indien de Belastingdienst/Toeslagen echter gerede twijfel heeft over de juistheid van de inschrijving (bijvoorbeeld naar aanleiding van een bezwaar), dient deze hiervan melding te doen aan de gemeente, zodat de gemeente onderzoek doet naar de juistheid van de inschrijving. Zolang deze twijfel over de juistheid bestaat, is de Belastingdienst/Toeslagen niet verplicht de inschrijving te volgen. Dit biedt ruimte voor maatwerk. Daarnaast kan een burger zelf melding maken bij de gemeente van een onjuiste inschrijving.
Fraude impliceert dat er sprake is van kwade opzet. Of dat hier het geval is, is op basis van de geleverde informatie niet te beoordelen. Wat de gevolgen van onjuiste registratie zijn, is in zijn algemeenheid niet te zeggen.
Wat vindt u ervan dat ondanks dat deze huurders middels een huurovereenkomst kunnen aantonen dat zij de woning huren én dat mevrouw met haar kind niet op dat adres woont, zij toch geen recht hebben op zorgtoeslag omdat mevrouw en kind nog wel op dat adres staan ingeschreven? Is dit de gewone gang van zaken?
Vanwege de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik niet ingaan op individuele zaken. In het algemeen is vanzelfsprekend het uitgangspunt dat de Belastingdienst en de Belastingdienst/Toeslagen uitgaan van dezelfde feiten. Hierbij is van belang dat volgens vaste rechtspraak de wetgever bij de vormgeving van het wettelijk partnerbegrip heeft gekozen voor een regeling waarbij – uit oogpunt van een eenduidige uitvoering inkomensafhankelijke regelingen – op grond van objectiveerbare gegevens door Belastingdienst/Toeslagenkan worden vastgesteld of een belanghebbende een partner heeft. (ABRvS 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:494). Volgens eveneens vaste jurisprudentie van de Raad van State mag de Belastingdienst/Toeslagen uitgaan van de juistheid van de inschrijving in de BRP, zolang daarbij geen aantekening van onjuistheid is geplaatst. Daarnaast geldt dat een belanghebbende wordt geïnformeerd over een toeslagpartnerschap en de gevolgen daarvan. Dat stelt de belanghebbende in staat een melding te doen bij de BRP van de onjuiste inschrijving (zie ook de tot op heden nog niet gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 oktober 2019, nrs. 19/1088 en 19/1091). Indien gerede twijfel bestaat over de juistheid van de inschrijving, kan de Belastingdienst/Toeslagen echter van de BRP afwijken. De Belastingdienst/Toeslagen doet dat ook, maar er is tijd gemoeid met in dat verband benodigde onderzoek naar de feitelijke situatie. Een afwijking kan immers ook gevolgen hebben voor andere belanghebbenden. De tijd die benodigd is voor het onderzoek, kan met zich mee brengen dat de Belastingdienst/ Toeslagen pas tegemoetkomt nadat een rechter heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht is uitgegaan van de inschrijving in de BRP.
Wat vindt u ervan dat de Belastingdienst dezelfde informatie gebruikt om deze persoon het recht op zorgtoeslag te weigeren én als bewijs om bij de betreffende mevrouw tegelijkertijd hypotheekrenteaftrek te weigeren? Vindt u dat terecht? Kunt u toelichten waarom hetzelfde bewijs enerzijds wordt verworpen en anderzijds wel wordt geaccepteerd?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat deze huurder(s) recht heeft/hebben op zorgtoeslag? Zo ja, wat gaat u doen om dat te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele zaken. Zolang er twijfel bestaat over de juistheid van de inschrijving in het BRP, is Belastingdienst/Toeslagen niet verplicht de inschrijving te volgen. Er is daarmee ruimte voor maatwerk.
Komen dergelijke zaken vaker voor? Zo ja, hoe vaak? Wat is de standaardprocedure in dergelijke gevallen? Wat is de termijn voor bezwaarschriften? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Belastingdienst/Toeslagen heeft vaker zaken onderhanden waarin soortgelijke zaken als in de meegestuurde casus spelen. Echter, zij houdt hier geen volledige separate administratie van bij. Zo mogelijk (voor zover specifieke feiten en omstandigheden bekend zijn) wordt gekeken of maatwerk mogelijk is binnen de grenzen van wet- en regelgeving.
De standaardprocedure en termijnen wat betreft de bezwaarschriften zijn vastgelegd in hoofdstuk 6 en 7 van de Awb. De termijn om te beslissen op een bezwaarschrift bedraagt in beginsel 6 weken, maar er kunnen feiten en omstandigheden zijn die een verdaging, opschorting of uitstel van die termijn rechtvaardigen. Zie voor specifiek de bezwaartermijn artikel 7:10 van de Awb.
Zijn bij deze casus de juiste bezwaartermijnen gehanteerd door de Belastingdienst en heeft de Belastingdienst tijdig geantwoord? Zo ja, waarom duurde het antwoord zo lang en kwam er pas een antwoord nádat de huurder een beroep bij de rechtbank had ingesteld? Zo nee, welke consequenties heeft dat?2
Ik kan helaas geen uitspraken doen over individuele zaken. In het algemeen geldt dat als de Belastingdienst niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan en de Belastingdienst ook na een ingebrekestelling niet alsnog binnen twee weken uitspraak op bezwaar doet, de Belastingdienst een dwangsom verbeurt. Ook kan een belanghebbende in aanmerking komen voor een immateriële schadevergoeding als niet binnen anderhalf jaar uitspraak door de rechtbank wordt gedaan.
Hoe verhoudt de lange behandeling van het bezwaarschrift zich tot het verbeteren van de handelswijze Toeslagen en het «sturen op een tijdige afhandeling van bezwaarschriften», zoals de staatssecretaris van Financiën had aangekondigd in 2017?3
De Belastingdienst/Toeslagen streeft te allen tijde naar tijdige afhandeling van de bezwaarschriften. Dat laat echter onverlet dat het in sommige gevallen kan voorkomen dat termijnen soms niet worden gehaald.
In hoeverre vindt u de beschikkingen en de terugvordering in deze casus proportioneel? Kunt u uw antwoord toelichten, mede in het kader van de uitkomsten van de Commissie Donner?
Ik kan helaas geen uitspraken doen over individuele zaken.
Het nijpende huisartsentekort |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Bruno Bruins (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Hoge werkdruk, regio’s zonder huisarts en gedigitaliseerde praktijken: huisartsentekort wordt steeds nijpender»?1
Ja.
Bent u van mening dat de zorgplicht vervuld kan worden onder de huidige omstandigheden? Zo ja, welke stappen moeten tekortregio’s volgens u zetten om de tekorten op te lossen? Zo nee, welke actie gaat u per direct ondernemen om dit zo snel mogelijk te veranderen?
De personeelstekorten in de gehele zorgsector zijn een van de belangrijkste uitdagingen waar we nu voor staan. In de regio’s waar nu al knelpunten worden ervaren, verwacht ik dat het voor zorgverzekeraars steeds meer zal vragen om aan de zorgplicht te voldoen. Ik verwacht van partijen in de regio dat zij zich inspannen om de continuïteit en toegankelijkheid van (huisartsen)zorg te borgen, nu en in de toekomst. De zorgverzekeraar heeft hier vanuit de zorgplicht een leidende rol. Taakherschikking om de huisarts te ontlasten of digitale zorg op afstand kunnen bijdragen aan het opvangen van de tekorten. Van de zorgaanbieders en overige partijen in de regio verwacht ik dat zij meewerken en zich samen met de zorgverzekeraar inspannen om tot oplossingen te komen.
Ik vind het positief om te zien dat in de regio’s oplossingen worden gezocht en gezamenlijke initiatieven ontstaan. Dit gebeurt vaak in overleg met de zorgverzekeraar. Ik zie ook dat het in sommige regio’s lastiger is om de continuïteit en toegankelijkheid voor de toekomst te blijven borgen, bijvoorbeeld vanwege beperkte capaciteit in de regio. Het Ministerie van VWS en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) gaan met medewerking van een bureau regio’s in om ondersteuning te bieden en regio’s te helpen met de toegankelijkheid van huisartsenzorg te verhogen voor zowel de korte als lange termijn. De regionale urgentie van de problematiek en de wijze waarop ondersteuning kan worden geboden wordt momenteel in kaart gebracht. Deze ondersteuning zal bijvoorbeeld worden geboden bij het opstellen van meerjarenplannen met maatregelen om de arbeidsmarktsituatie in de huisartsenzorg in de regio te verbeteren. Regio’s worden daarnaast gefaciliteerd om van elkaars inspanningen te leren en er worden handvaten geboden aan regio’s zodat zij de komende jaren verder aan de samenwerking rondom arbeidsvraagstukken in de huisartsenzorg kunnen werken.
De invulling van de geschetste aanpak zullen wij zorgvuldig bezien met het oog op de ontwikkelingen rondom COVID-19.
Erkent u dat deze problematiek in Emmen zich in het bijzonder afspeelt in krimpregio’s? Zo ja, wat doet u eraan?
Het is mij bekend dat het op diverse plaatsen in Nederland nu al knelt of in de toekomst gaat knellen om voldoende huisartsen en ander personeel in de huisartsenzorg te vinden. In het najaar van 2018 heeft VWS samen met de LHV een onderzoek door Nivel en Prismant laten uitvoeren naar de regionale balans in vraag en aanbod in de huisartsenzorg2. Dit onderzoek heeft regionale beelden opgeleverd van huidige en toekomstige knelpunten op de arbeidsmarkt. Drenthe is een van de regio’s waar op basis van het onderzoek blijkt dat vraag en aanbod niet in balans zijn.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft mijn ambtsvoorganger samen met de LHV een plan van aanpak opgesteld dat ik u in het voorjaar van vorig jaar heb aangeboden3. In dit plan van aanpak is onder andere afgesproken om extra in te zetten op taakherschikking, om de opleiding tot huisarts aan te passen en om in overleg te gaan met de opleidingsinstituten over hun werkwijze en beleid ten aanzien van spreiding, werving en selectie.
Daarnaast gaat het Ministerie van VWS samen met de LHV de regio’s in om daar waar de arbeidsmarktknelpunten het grootst zijn te ondersteunen. In die regio’s wordt met de relevante lokale partijen gekeken welke acties er lopen en wat aanvullend nodig is zodat in de regio’s sprake is van toegankelijke huisartsenzorg.
Lijdt de kwaliteit van zorg eronder wanneer een huisarts haast niet de mogelijkheid heeft een huisbezoek te doen door een gebrek aan tijd?
Natuurlijk is het belangrijk dat mensen de juiste zorg krijgen wanneer zij deze nodig hebben. Om de disbalans in vraag en aanbod van huisartsenzorg in diverse regio’s de komende jaren het hoofd te bieden moet ook worden gekeken naar alternatieve zorgvormen en werkwijzen. Daarbij kan ik mij voorstellen dat huisartsen kritischer moeten kijken naar de noodzaak van bijvoorbeeld huisbezoeken. Tegelijkertijd zou ook meer nagedacht moeten worden over de inzet van ondersteuners en andere zorgverleners en bijvoorbeeld over meer inzet van digitale zorg en mogelijkheden tot zelfzorg. Daarbij moet ook worden gekeken hoe de zorglevering aan chronische patiënten het beste kan worden ingevuld. In bepaalde gevallen zal de noodzaak tot bepaalde zorg, bijvoorbeeld huisbezoeken, blijven bestaan en zoals nu ook al geldt kan iemand bij een acute zorgvraag altijd terecht bij de huisarts waar de patiënt is ingeschreven.
Baart het u zorgen dat deze huisarts voorspelt dat het onontkoombaar is dat er minder chronische zorg zal worden verleend door een aanstaand personeelstekort?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u zich voorstellen dat het beroep steeds minder aantrekkelijk wordt door de oplopende werkdruk? Acht u het aannemelijk dat hierdoor meer mensen het beroep verlaten en minder mensen het beroep gaan beoefenen?
Ik vind het belangrijk dat werken in de huisartsenzorg aantrekkelijk is en dit in de toekomst blijft. Voor de hele zorgsector geldt dat sprake is van een grote personele opgave en een hoge uitstroom van personeel, wat gepaard kan gaan met een hoge ervaren werkdruk. Aan de instroomzijde zien we gelukkig positieve trends: het aantal werknemers neemt toe en ook de instroom in de huisartsenopleiding is in de afgelopen jaren toegenomen.
Voor alle zorgbranches geldt echter dat alleen meer instroom niet voldoende is om de knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen. Voor de huisartsenzorg speelt bovendien dat in sommige gebieden het zeer lastig is voor praktijkhoudende huisartsen om opvolging te vinden. Daarom zet ik, samen met de Minister van VWS en de Staatssecretaris van VWS, zorgbreed vol in op behoud van personeel en anders werken. Met het veld werk ik aan het terugdringen van administratieve lasten. Daarnaast stimuleer ik de inzet van functies als de physician assistant en verpleegkundig specialist die bepaalde taken van de huisarts kunnen overnemen.
Tot slot dragen de afspraken in het hoofdlijnenakkoord bij aan het creëren van meer tijd voor de patiënt en het verlagen van de werkdruk. Hiervoor heb ik extra budgettaire ruimte beschikbaar gesteld. Het is aan partijen in de regio om hier samen passende afspraken over te maken.
Kunt u een overzicht geven van de concrete maatregelen die worden getroffen om de administratieve last in deze specifieke cases te verlagen?
De administratieve lasten in de specifieke casus richten zich op de talloze instanties waar de huisarts als spil contact mee heeft, het starten van nieuwe samenwerkingsverbanden of het vinden van een crisisbed.
Op 31 januari 2020 heb ik een reactie op de commissiebrief naar de Tweede Kamer4 gestuurd over de aanbieding van het Rapport Patiënt tussen wal en schip. In deze brief ga ik in op de problemen waar huisartsen tegenaan lopen bij het doorverwijzen van (kwetsbare) patiënten naar andere zorgverleners.
Specifiek voor de huisartsen heb ik in het hoofdlijnenakkoord huisartsenzorg afspraken gemaakt over meer tijd voor de patiënt en versterking van de organisatiekracht. De voortgang op de ambities in het hoofdlijnenakkoord worden besproken in bestuurlijk overleggen met de ondertekenaars van het akkoord.
Daarnaast heeft de zorgverzekeraar een belangrijke rol bij zorgbemiddeling vanuit de zorgplicht. Het is van belang dat zorgaanbieders de cliënt wijzen op de mogelijkheid van zorgbemiddeling door de zorgverzekeraar, maar niet alle cliënten en ook niet alle verwijzers lijken op de hoogte van deze mogelijkheid. Daarom is het goed dat er nu via Zorgverzekeraars Nederland (ZN) een gezamenlijk initiatief van zorgverzekeraars komt dat verzekerden helpt om sneller en makkelijker contact op te nemen met hun zorgverzekeraar voor zorgbemiddeling.
Ook willen de zorgverzekeraars daarmee de bekendheid onder verwijzers vergroten. Met de LHV is daarbij afgesproken dat zij via haar eigen communicatiekanalen huisartsen extra gaat wijzen op zorgbemiddeling.
Bent u van mening dat er genoeg artsen worden opgeleid en er momenteel een voldoende aantal basisartsen is?
Landelijk gezien stel ik al jaren meer opleidingsplaatsen beschikbaar voor huisartsen dan het Capaciteitsorgaan heeft geadviseerd. Sinds 2015 zien we dat er ook daadwerkelijk meer wordt opgeleid dan het Capaciteitsorgaan adviseert. In december 2019 heeft het Capaciteitsorgaan een nieuw integraal Capaciteitsplan met instroomadviezen voor de periode 2021–2024 gepubliceerd5. Het Capaciteitsorgaan adviseert voor de periode 2021–2024 meer opleidingsplaatsen beschikbaar te stellen (minimaal 822 en maximaal 935 opleidingsplaatsen). Ik streef ernaar u voor het zomerreces mijn standpunt op dit nieuwe advies te kunnen geven. Voor alle medische vervolgopleidingen zijn voldoende basisartsen beschikbaar op basis van de ramingen van het Capaciteitsorgaan.
Bent u tevens van mening dat er voldoende praktijkplekken zijn om artsen op te leiden?
In de afgelopen jaren is door Huisartsen Opleiding Nederland een aantal acties opgezet om over voldoende praktijkopleidingsplekken en huisartsopleiders te beschikken, om zo het aantal opleidingsplekken dat beschikbaar wordt gesteld zo goed mogelijk op te vullen. Dit heeft ertoe geleid dat er thans voldoende praktijkopleidingsplekken zijn om huisartsen op te leiden en dat afgelopen jaar alle beschikbare opleidingsplaatsen zijn ingevuld.
Welke additionele financiële middelen zijn volgens u nodig om deze problematiek te verhelpen zodat mensen tenminste de meest fundamentele zorg kunnen krijgen wanneer zij die nodig hebben?
Voor de ambities in het hoofdlijnenakkoord huisartsenzorg heb ik extra middelen beschikbaar gesteld voor de huisartsenzorg. Dit kan o.a. worden ingezet voor extra ondersteuners in de praktijk. Denk aan ondersteuners voor jeugd, GGZ of bijvoorbeeld verpleegkundig specialisten. Het is aan partijen in de regio om samen binnen deze ruimte passende afspraken te maken ten behoeve van de continuïteit en kwaliteit van zorg. Met het beschikbaar stellen van additionele middelen zet ik mij ervoor in dat zorg zowel nu als op lange termijn zowel fysiek, tijdig als financieel toegankelijk blijft voor iedereen die dat nodig heeft.
Acht u het acceptabel dat mensen met een handicap de dupe zijn van ons falende zorgsysteem?2
Ik vind het onwenselijk dat niet alle patiënten met een Wlz-indicatie, zoals mensen met een beperking, 24-uur per dag bij een arts terecht kunnen. In december heeft mijn ambtsvoorganger de Kamer op de hoogte gesteld van zijn aanpak om zorg van de arts verstandelijk gehandicapten, specialist ouderengeneeskunde en huisarts, voor ouderen en mensen met een beperking, te verbeteren7. Deze zorg noemen wij ook wel medisch-generalistische zorg. De aanpak bestaat onder andere uit het beter faciliteren van artsen door randvoorwaarden bij Wlz-aanbieders op orde te stellen. Ook is aan Vilans de opdracht gegeven aan de slag te gaan met het in kaart brengen van praktijkvoorbeelden van goed georganiseerde medisch-generalistische zorg. Tot vlak voor de corona-crisis zijn partijen in de gehandicaptenzorg tot een concept-convenant gekomen met daarin afspraken om medisch-generalistische zorg in de sector te faciliteren. VWS zal het definitieve convenant ondersteunen. Bovendien heeft de NZa dit voorjaar de afnemende beschikbaarheid en toegankelijkheid van medisch-generalistische zorg onderzocht. Dit onderzoek is recentelijk gepubliceerd en zal met de Kamer worden gedeeld.
Het datalek van het Donorregister |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Bruno Bruins (VVD) |
|
Klopt het dat u op 9 maart 2020 op de hoogte bent gesteld over het datalek dat zich heeft voorgedaan bij het Donorregister, of was u hierover al eerder geïnformeerd?1
Mijn ministerie is vrijdag 6 maart mondeling door de algemeen directeur van het CIBG geïnformeerd over een waarschijnlijk datalek. Tijdens dit gesprek zijn afspraken gemaakt over het aanmelden van het datalek bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en is het CIBG gevraagd een brief op te stellen waarin zij uitleg geven over dit datalek. Ik heb deze brief van het CIBG op maandag 9 maart ontvangen waarna ik de Kamer op 10 maart heb geïnformeerd.
Op welk moment zijn precies de persoonsgegevens overgezet naar de twee harde schijven?
Het inscannen van de papieren registratieformulieren was onderdeel van het digitaliseringsproject van het Donorregister. Voor dit project heeft het CIBG de Belastingdienst gevraagd om 6,9 miljoen donorkeuzeformulieren, zoals geregistreerd of gewijzigd in de periode van februari 1998 tot juni 2010, in te scannen. De Belastingdienst is hiermee op 1 december 2012 gestart en was op 25 oktober 2013 klaar. In deze periode heeft de Belastingdienst de externe harde schijven aangemaakt. In augustus 2015 zijn de externe harde schijven door de Belastingdienst overhandigd aan het CIBG.
Op welk moment was het CIBG voor het eerst op de hoogte van de vermissing van de twee externe harde schijven? Was deze ontdekking al begin 2020 gedaan, op het moment dat begonnen werd met de vernietiging van het papieren archief?
Conform het Vervangingsbesluit Donor archief 1998–2010 CIBG zijn alle papieren gegevens vervangen door digitale kopieën. Hierdoor was het bewaren van een digitaal of papieren archief niet meer nodig. In februari 2020 is gestart met het vernietigen van het papieren archief door Doc-Direkt en het vernietigen van het digitale archief door het CIBG zelf. De vernietiging van het papieren archief was op 26 februari 2020 afgerond. Met betrekking tot het digitale archief heeft het CIBG op 20 februari 2020 ontdekt dat de externe harde schijven niet in de kluis lagen. Het CIBG heeft toen een interne zoekactie opgestart. Op 4 maart 2020 heeft het CIBG geconcludeerd dat de externe harde schijven vermist waren. Deze vermissing is op diezelfde dag door de privacy officer van het CIBG als datalek aangemerkt.
Klopt het dat, na aanmerking van de vermissing als een datalek door de privacy officer van het CIBG, dit direct gemeld is aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en dit dus op 6 maart 2020 plaatsvond?
De vermissing van de externe harde schijven is door het CIBG op 4 maart 2020 als een datalek aangemerkt. Een datalek moet, binnen de wettelijke termijn van 72 uur na aanmerking, worden gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De privacy officer van het CIBG heeft het datalek op 6 maart 2020, binnen deze wettelijke termijn, gemeld bij de AP.
Wat was de reactie van de AP op het datalek? Heeft de AP aanbevelingen gedaan over mogelijke vervolgstappen en worden deze opgevolgd? Zo ja, wat waren deze aanbevelingen precies en hoe wordt hier gevolg aan gegeven? Zo nee, waarom niet?
De AP doet geen uitspraken over het verloop en de inhoud van onderzoek dat door hen wordt uitgevoerd. Conform mijn toezegging informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek van de AP en de Audit Dienst Rijk (ADR).
Van hoeveel unieke personen stonden hun persoonsgegevens op de twee vermiste harde schijven? Worden deze mensen persoonlijk van het datalek op de hoogte gesteld?
Het CIBG heeft vastgesteld dat het om 6.058.250 unieke personen gaat, inclusief personen die thans overleden zijn. Op de externe harde schijven waren 6,9 miljoen gescande registratie- en wijzigingsformulieren opgeslagen; sommige personen hebben meerdere formulieren ingediend, waardoor het aantal formulieren en het aantal unieke personen niet overeenkomt.
Het CIBG heeft besloten om via de website van het donorregister de burgers te informeren over het datalek en de mogelijke gevolgen. Het CIBG heeft daarnaast een apart telefoonnummer ingesteld waar burgers met vragen terecht kunnen.
Kunt u toelichten wat precies bedoeld wordt met de passage «hoogstwaarschijnlijk niet zijn beveiligd»? Waarom is het niet bekend of deze externe harde schijven beveiligd zijn?
Het CIBG heeft aangegeven dat na verder intern onderzoek duidelijk is geworden dat de externe harde schijven inderdaad niet waren beveiligd. Nog onbekend is waarom de externe harde schijven niet zijn beveiligd. Deze vraag zal ook in het onderzoek van de ADR worden meegenomen. Zoals toegezegd wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van dit onderzoek.
Kunt u aangeven wanneer precies de twee verhuizingen van het Donorregister, waarover gesproken wordt in de brief, plaatsvonden? Is de kluis waarin de externe harde schijven zich bevonden tijdens beide verhuizingen meeverhuisd?
Het CIBG geeft aan dat op 18 en 19 februari 2016 de verhuizing van de CIBG-vestiging in Kerkrade plaatsvond naar de nieuwe vestiging in Heerlen. Bij deze verhuizing zijn de externe harde schijven meeverhuisd maar is de betreffende kluis in Kerkrade niet meeverhuisd. Het CIBG heeft in Heerlen beschikking gekregen over een andere kluis. De andere verhuizing vond plaats op 17 en 18 mei 2018 binnen hetzelfde gebouw in Heerlen. Tijdens deze interne verhuizing is de kluis waarvan het CIBG gebruikmaakt in Heerlen niet verplaatst.
Hoeveel beveiligingsprotocollen en werkinstructies zijn er precies? Kunt u per protocol en instructie aangeven wanneer deze voor het laatst geëvalueerd zijn en welk proces is ingericht om deze instructies en protocol bijgewerkt te houden?
Het CIBG volgt ten aanzien van (informatie)beveiliging de Rijksbrede richtlijnen die gebaseerd zijn op de Baseline Informatiebeveiliging Overheid 2019 (BIO). De BIO bevat zeer uitgebreide personele, technische, organisatorische en fysieke maatregelen, procedures en ondersteunende producten. De vraag hoeveel protocollen en werkinstructies het CIBG heeft ten aanzien van dit onderwerp, wanneer deze geëvalueerd zijn en welke ondersteunende processen zijn ingericht, wordt meegenomen in het onderzoek van de ADR waarover ik de Kamer zal informeren.
Klopt het, gezien het feit dat geschreven wordt dat «aanwezige beveiligingsprotocollen en (werk)instructies onvoldoende zijn nageleefd», dat het datalek niet plaats had kunnen vinden indien de beveiligingsprotocollen en (werk)instructies wel waren nageleefd? Zo ja, waarom wordt dan ook gesproken over een herziening en aanscherping van deze instructies en protocollen?
In het onderzoek dat de ADR gaat uitvoeren zal worden ingegaan op de naleving van de beveiligingsprotocollen en werkinstructies binnen het CIBG rondom dit onderwerp. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomst van dit onderzoek.
Kunt u aangeven wanneer de eventuele aanscherping en herziening van de beveiligingsprotocollen en (werk)instructies gereed is?
De ADR en de AP gaan onafhankelijk onderzoek doen naar het datalek, het CIBG zal deze onderzoeksresultaten meenemen in de evaluatie en waar nodig aanscherping van bestaande beveiligingsprocedures en werkinstructies.
Het CIBG zal vooruitlopend op de uitkomsten van deze onafhankelijke onderzoeken, de komende periode reeds onderzoeken welke interne veranderingen met voorrang doorgevoerd kunnen worden.
Wie ziet toe op de naleving van de beveiligingsprotocollen en (werk)instructies?
Naleving van de beveiligingsprotocollen bij het CIBG is in de reguliere managementlijn belegd en valt onder de verantwoordelijkheid van de waarnemend Chief Information Officer (CIO) van het CIBG. Bij het CIBG zijn de Chief Security Information Officer (CISO) en Privacy Officer van het CIBG belangrijke kaderstellers. In het onderzoek van de ADR zal de vraag worden meegenomen wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft in de naleving van de beveiligingsprotocollen.
Was de kluis waarin de externe harde schijven zich bevonden afgesloten of had iedereen toegang tot deze kluis?
Zowel de kluis op de locatie Kerkrade, als de kluis op de locatie Heerlen, waren afgesloten. In Kerkrade werd de sleutel beheerd door de afdeling Functioneel Beheer van het CIBG. In Heerlen werd de sleutel beheerd door twee aangewezen medewerkers van het CIBG. CIBG-medewerkers konden met toestemming van de personen met een sleutel toegang krijgen tot de kluis. De (naleving van de) procedure m.b.t. de toegang tot de kluizen wordt meegenomen in het onderzoek van de ADR.
Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met de passage «de zoektocht naar de externe schijven wordt voortgezet»? Wie voert deze zoektocht uit en is er aangifte gedaan bij de politie?
Het CIBG heeft geen aangifte gedaan bij de politie, er zijn geen aanwijzingen of vermoedens dat de externe harde schijven zijn ontvreemd. Enkele medewerkers van het CIBG zijn tot en met 12 maart ingezet voor de aanvullende zoektocht, deze is inmiddels afgerond. De schijven zijn echter nog steeds vermist.
Bent u bereid de Kamer te informeren op het moment dat u meer weet over hoe deze datalek precies heeft kunnen gebeuren?
Ja, zoals ik in mijn brief van 10 maart jl. heb aangegeven, ben ik voornemens om de Kamer van de uitkomsten van de onderzoeken van de AP en de ADR op de hoogte te stellen.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met het feit dat u «geen signaal ontvangen van onbevoegde kennisname van de gegevens op de externe harde schijven»? Op welke wijze zou u hiervan signalen ontvangen?
Het CIBG heeft nauw contact met het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG). Tot op heden zijn bij dit meldpunt geen meldingen gedaan van identiteitsfraude waarbij een verband kan worden gelegd met dit datalek.
Het CIBG en de Nederlandse Transplantatie Stichting monitoren daarnaast of er ongebruikelijke of ongewone berichten worden ontvangen waarin wordt verwezen naar gegevens die ook op de externe harde schijven stonden. Ook monitort het CIBG via het klantencontactcentrum of er signalen binnenkomen die verband kunnen houden met het datalek. Tot slot wordt berichtgeving door de media nauwlettend gevolgd. Tot op heden heeft de monitoring nog geen vermoeden van onbevoegde kennisname van de gegevens opgeleverd.
Wat is de precieze onderzoeksvraag die aan de Auditdienst Rijk (ADR) is meegegeven voor hun onderzoek? Is al bekend wanneer dit ADR-onderzoek gereed is?
De ADR is verzocht een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de wijze waarop binnen het CIBG wordt omgegaan met externe gegevensdragers. Zowel de opzet van het beleid als het bestaan van beheersmaatregelen ten aanzien van het huidige en toekomstige donorregister.
De ADR is bereid dit onderzoek uit te voeren en zal naar verwachting uiterlijk eind mei 2020 een rapportage opleveren.
Welke stappen wilt u en/of het CIBG zetten om het geschade vertrouwen in het Donorregister en de zorgvuldige omgang van persoonlijke gegevens van mensen te herstellen, aanvullend aan de stappen die reeds in de brief staan?
Het is vanuit het oogpunt van het publieke vertrouwen heel belangrijk dat er openheid van zaken is, niet alleen over wat er is gebeurd en de (mogelijke) consequenties die dit kan hebben, maar ook over wat er wordt gedaan om eenzelfde fout in de toekomst te voorkomen. Ik zal de Kamer daarom informeren over de uitkomsten van de onderzoeken door de ADR en AP en het CIBG vragen om eventueel te nemen vervolgstappen aan mij te rapporteren en deze openbaar te maken.
Het CIBG zal zoals gezegd, vooruitlopend op de uitkomsten van de onafhankelijke onderzoeken door de ADR en AP, de komende periode zelf onderzoeken welke interne veranderingen met voorrang doorgevoerd kunnen worden.
Overigens is bij de bouw van het nieuwe Donorregister begin 2019 security by design en privacy by design in de infrastructuur ingeregeld. Persoonsgegevens kunnen in het nieuwe donorregister alleen opgevraagd worden via een gecontroleerd proces. Een voorbeeld hiervan is dat persoonsgegevens in het nieuwe donorregister versleuteld worden opgeslagen. Hierdoor kan zelfs een systeembeheerder niet bij deze persoonsgegevens.
Kunt u deze vragen voor de inbrengdatum van het door de commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport afgesproken schriftelijke overleg apart beantwoorden?
Nee, in verband met de COVID-19 uitbraak is het mij niet gelukt deze vragen voorafgaand aan het schriftelijke overleg aan de Kamer te zenden.
De lokale noodverordeningen in verband met de bestrijding van het coronavirus |
|
Monica den Boer (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (VVD), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat de nieuwe aanvullende maatregelen ter bestrijding van het coronavirus van 15 maart gebaseerd waren op artikel 7 lid 1 wet publieke gezondheid en de wet op de veiligheidsregio’s?1 Waarom is de wettelijke grondslag voor de bevoegdheid niet vermeld in de brief?
Ja. De grondslag van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is inderdaad artikel 7, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s. Het niet vermelden van de wettelijke grondslag was een omissie.
Bent u bereid in toekomstige kamerbrieven, wanneer het nieuwe beperkende maatregelen betreft aangaande het coronavirus, de juridische basis van deze maatregelen toe te lichten?
Ja.
Kunt u toelichten op welke wijze de besluitvorming over de noodverordeningen die uitvoering gaven aan de coronamaatregelen, heeft plaatsgevonden?
De 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben in hun gezamenlijke vergadering van het Veiligheidsberaad van 16, 23 en 26 maart 2020 afspraken gemaakt over de uitvoering en handhaving van coronamaatregelen door middel van noodverordeningen. Om eenduidigheid in de aanpak en handhaving van de coronamaatregelen te bevorderen hebben de voorzitters van de veiligheidsregio een Model noodverordening COVID-19 en een Handreiking handhavingsstrategie noodverordening COVID-19 opgesteld. Op basis daarvan hebben de voorzitters voor hun eigen regio een noodverordening vastgesteld.
Op welke wijze wordt de democratische controle van deze besluitvorming vormgegeven? Welke rol is weggelegd voor de gemeenteraden in de democratische controle op het handhaven van de noodverordening? Kunt u dit uitsplitsen naar grootste gemeenten binnen de veiligheidsregio die worden geleid door de regioburgemeester en de gemeenten die deze status niet hebben?
De bevoegdheden in de Wet veiligheidsregio’s hebben tot doel zo snel mogelijk effectieve maatregelen te nemen tegen een dreigende ramp of crisis en het handelend vermogen voorop te stellen. Dit blijkt ook duidelijk uit het feit dat de Wet veiligheidsregio’s de noodverordening heeft uitgesloten van het bekrachtigingsvereiste dat voor een gemeentelijke noodverordening geldt (artikel 39, eerste lid, onderdeel b, van de Wet veiligheidsregio’s).
In artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s is bepaald dat de voorzitter van de veiligheidsregio na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de betrokken burgemeesters in de regio die deel uitmaken van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uitbrengt aan de gemeenteraden over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. De voorzitter van de veiligheidsregio beantwoordt, in overeenstemming met de betrokken burgemeesters, schriftelijk de vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen.
Indien een gemeenteraad daartoe verzoekt, verstrekt de voorzitter van de veiligheidsregio na de procedure van schriftelijke verantwoording mondeling inlichtingen over zijn besluiten. Dat laatste impliceert dat de voorzitter van de veiligheidsregio in de desbetreffende gemeenteraad persoonlijk verantwoording moet afleggen. Aldus is verzekerd dat in de gemeenteraad die het aangaat verantwoording wordt afgelegd door de bestuurder die verantwoordelijk is voor het genomen besluit. De gemeenteraad kan een oordeel over de besluiten van de voorzitter van de veiligheidsregio uitspreken en dit oordeel door tussenkomst van de commissaris van de Koning ter kennis brengen van de Minister van Justitie en Veiligheid. De gemeenteraad heeft niet de bevoegdheid aan een eventueel negatief oordeel consequenties te verbinden. De uitoefening van het eenhoofdig gezag op bovenlokaal niveau ontstijgt naar zijn aard het belang van de afzonderlijke gemeenten. Indien in het publieke proces van het afleggen van verantwoording zou blijken dat de voorzitter van de veiligheidsregio onjuist heeft gehandeld, zal de Minister van Justitie en Veiligheid de voorzitter van de veiligheidsregio daarop aanspreken. In de hierboven beschreven procedure wordt geen onderscheid gemaakt tussen de gemeente, waarvan de voorzitter veiligheidsregio tevens burgemeester is, en de overige gemeenten.
Gelet op het feit dat volgens het legaliteitsbeginsel het bevoegd gezag alleen kan handelen op basis van een vooraf vastgestelde bepaling en dat dit juist in crisissituaties belangrijk is, vindt u dat een noodverordening pas kan worden gehandhaafd wanneer deze vastgesteld, gepubliceerd en dus kenbaar is? Zo nee, waarom niet?
Ja. Bij het vaststellen van een noodverordening door de voorzitter van de veiligheidsregio, is artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet van toepassing. Daarin is, toegepast op dit geval, geregeld dat noodverordeningen bekend moeten worden gemaakt op een door de voorzitter van de veiligheidsregio te bepalen wijze. Er gelden hiervoor – anders dan voor reguliere bekendmakingen – geen wettelijke vormvereisten.
Overtreding van een uitgevaardigde en afgekondigde noodverordening is strafbaar (artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht). Bestuursrechtelijk zijn de voorzitters van de veiligheidsregio’s bevoegd overtredingen te beletten of beëindigen via de politie (artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet). Ook voor de bestuursrechtelijke handhaving geldt dat pas kan worden opgetreden als er een voorafgaand wettelijk voorschrift is (artikel 5:4 van de Algemene wet bestuursrecht). De bevoegdheid om een last onder bestuursdwang of onder dwangsom op te leggen, zoals bepaald in artikel 125 van de Gemeentewet, moet naar mijn mening worden geacht met de verordeningsbevoegdheid mee te zijn overgegaan naar de voorzitters van de veiligheidsregio’s in het kader van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s.
Klopt het dat niet alle noodverordeningen waren gepubliceerd op het moment dat zij gehandhaafd werden?2 Wat is uw reactie hierop?
Handhaving is alleen mogelijk als daar een deugdelijke wettelijke grondslag voor is. Mocht handhaving toch ten onrechte hebben plaatsgevonden, dan is het aan een onafhankelijke rechter om daarover een uitspraak te doen.
Bent u van mening dat wet- en regelgeving juist in crisistijd kenbaar moet zijn, vooral als het crisismaatregelen betreft? Zo ja, hoe zet u zich hiervoor in? Zo nee, waarom niet?
Ja, de kenbaarheid van wet- en regelgeving is, ook in crisistijd, belangrijk voor een effectieve werking en handhaving. De wijze van bekendmaking van wet- en regelgeving is wettelijk geregeld.
Op welke plek worden crisismaatregelen gepubliceerd?
De maatregelen worden gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl en via andere communicatie-uitingen van het Rijk. Op grond van artikel 176, eerste lid, laatste zin, van de Gemeentewet maakt de voorzitter van de veiligheidsregio de noodverordening bekend op een door hem te bepalen wijze, zoals www.overheid.nl en de website van de veiligheidsregio.
Bent u het ermee eens dat ook voor de continuering van de noodverordening er een wettelijke basis moet zijn? Zo ja, hoe wordt deze (aanhoudend) getoetst? Zo nee, waarom niet?
Zolang deze pandemie om inperking en beheersing vraagt in Nederland, zijn de noodverordeningen van kracht die gebaseerd zijn op de in het antwoord op vraag 1 genoemde wetgeving. Als deze noodsituatie zich niet meer voordoet, trekt de voorzitter van de veiligheidsregio de noodverordening in (artikel 176, zevende lid, van de Gemeentewet). Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, legt de voorzitter van de veiligheidsregio achteraf verantwoording af over zijn besluiten, waaronder de noodverordeningen.
Bent u bekend met het bericht dat Letland vanwege de bestrijding van het coronavirus bepaalde mensenrechten uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tijdelijk opschort?3 Wat is uw reactie hierop?
Het is mij bekend dat Letland de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa heeft genotificeerd van de aldaar afgekondigde noodtoestand en een aantal verplichtingen onder het EVRM tijdelijk heeft opgeschort. Ik kan niet ingaan op de situatie in Letland. Wel kan ik aangeven dat voor het inperken van grondrechten in Nederland wetgeving in formele zin vereist is. In de noodverordeningen die nu van kracht zijn, kan niet van de Grondwet en de daarin gelegen grondrechten worden afgeweken.
Bent u het ermee eens dat de Nederlandse coronamaatregelen op dit moment geen opschorting van het EVRM vereisen en dat deze te rechtvaardigen zijn onder de beperkingsclausules van die rechten? Kunt u toelichten bij welke maatregelen dit wel het geval zal zijn?
De huidige noodmaatregelen passen inderdaad binnen de bestaande beperkingsclausules van het EVRM.
Kunt u alle vragen apart beantwoorden?
Ja.
Kunt u de vragen voor 31 maart beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
De dringende oproep van Per Saldo over de onzekerheden bij pgb-houders aangaande het coronavirus |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Bruno Bruins (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de dringende oproep van Per Saldo over de gevolgen van het coronavirus voor houders van een persoonsgebonden budget (pgb)?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Welke actie heeft u ondernomen naar aanleiding van het signaal van Per Saldo dat zij vaak geen duidelijkheid hebben over zeer nijpende vragen die dagelijks bij hen binnenkomen?
De afgelopen periode is hard gewerkt aan een aantal tijdelijke maatregelen die antwoord geven op deze vragen. Deze maatregelen zijn op vrijdag 3 april 2020 gepubliceerd en zullen hieronder bij een aantal vervolgvragen deels worden toegelicht. Uitgangspunt van de maatregelen is het borgen van de zorgcontinuïteit voor budgethouders.
Bent u ook van mening dat budgethouders in deze tijd snelle antwoorden nodig hebben op vragen met betrekking tot de knelpunten die zij ondervinden rondom het coronavirus?
Ja.
Op welke manier wordt geborgd dat budgethouders en zorgverleners in de verpleging en verzorging van ouderen en gehandicapten voldoende toegang hebben tot beschermende materialen? Op welke wijze zijn deze zorgprofessionals aangesloten bij de Regionale Overleggen Acute Zorg (ROAZ)?
Het Ministerie van VWS heeft de inkoop en verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) centraal georganiseerd. Dit geldt voor alle soorten zorg. In het geval van een corona-besmetting heeft het RIVM richtlijnen opgesteld voor de zorg die buiten het ziekenhuis plaatsvindt, zoals bij de zorgverlening aan budgethouders. Deze richtlijnen zijn leidend in de aanvraag en verdeling van middelen. Sommige budgethouders hebben, ongeacht de huidige situatie, voor de dagelijkse zorg PBM nodig. Deze middelen moeten ook voor hen beschikbaar blijven. VWS heeft deze twee doelgroepen: zorgverleners die te maken krijgen met corona en zorgverleners die regulier ook gebruik maken van PBM, specifiek onder de aandacht gebracht bij de regionale contactpersonen bij de ROAZ voor de aanvraag en distributie van PBM. Zij weten dat ook zorgverleners van budgethouders behoefte hebben aan PBM. Ondertussen is het verdeelmodel aangepast en evenwichtiger gemaakt.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat het pgb doorbetaald wordt, ook als de zorg niet geleverd kan worden als gevolg van (de maatregelen aangaande) het coronavirus, zodat de continuïteit van zorg en het inkomen voor zorgverleners niet in gevaar komen?
Ik heb met de VNG (Wmo2015 en Jeugdwet) en ZN (Wlz en Zvw) afspraken gemaakt over het doorbetalen van pgb-zorgaanbieders, ook in het geval dat de zorg en ondersteuning niet of op een andere manier wordt geleverd. Deze afspraken zijn van toepassing op zorg en ondersteuning die met een pgb uit de Jeugdwet, Wmo 2015, Zvw of Wlz wordt ingekocht. Deze maatregelen gelden tot 1 juni aanstaande en zijn bedoeld om de zorgstructuur en de zorgcontinuïteit voor de toekomst te borgen. Hierbij blijft wel de oproep van kracht dat de zorgaanbieders allereerst onderzoeken of ze de zorg op een andere wijze kunnen leveren zodat deze maatregel niet nodig is.
Kunt u toezeggen om tijdelijk flexibel om te gaan met de 40-uursnorm om voldoende zorg voor pgb-houders te waarborgen?
De 40-uursnorm is, onverminderd de algemene regels in de Arbeidstijdenregelgeving, onderdeel van de Wlz (geregeld in de Regeling Langdurige Zorg) en onderdeel van de bestuurlijke afspraken die gemaakt zijn voor de Zvw. Bij gemeenten komt het voor dat in de verordening een maximaal aantal uren is vastgelegd voor informele zorg. In samenspraak met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt momenteel verkend of het mogelijk en wenselijk is om de 40-uursnorm in de Wlz en Zvw, in bepaalde situaties tijdelijk buiten beschouwing te laten. Daarbij geldt het uitgangspunt van continuïteit van zorg, maar zeer zeker ook dat overbelasting van zorgverleners nu en later moet worden voorkomen.
Bent u bereid voor een oplossing te zorgen als door het wegvallen van collectieve zorg (zoals dagbesteding) pgb-houders duurdere individuele zorg moeten inkopen en daarvoor de beschikking niet altijd toereikend is? Zo ja, geldt die oplossing dan ook voor woon- en ouderinitiatieven?
Voor de budgethouders die niet zonder weggevallen dagbesteding kunnen, roep ik instellingen op om op creatieve wijze te zoeken naar alternatieven. Denk hierbij ook aan nieuwe vormen van communicatie (beeldbellen, skype, individueel). Kortom, bekijk de individuele situatie en maak een goede afweging tussen wat kan en wat veilig en verantwoord is. Ik vraag dit ook aan instellingen die met een pgb worden ingekocht door de cliënt. Normaal gesproken maken deze instellingen één-op-één afspraken met een budgethouder, maar gelet op de huidige omstandigheden doe ik deze oproep landelijk in het belang van alle budgethouders. Als een budgethouder met de instelling geen alternatieve invulling kan vinden, neemt de budgethouder contact op met de verstrekker. Indien er alternatieve zorg (in natura of in pgb) wordt geregeld, kan in overleg met de gemeente zorg direct starten en de financiering wordt met terugwerkende kracht geregeld. De continuïteit van deze (alternatieve) dienstverlening zal niet worden beperkt door een gebrek aan financiële middelen.
Is het mogelijk voor budgethouders om direct naturazorg te ontvangen indien het door (de maatregelen aangaande) het coronavirus niet mogelijk is om zorg te ontvangen via een pgb? Zo nee, bent u bereid actie te ondernemen om dit wel mogelijk te maken?
Zorgcontinuïteit staat voorop. Als de noodzakelijke zorg en ondersteuning wegvalt, moet er een alternatief worden gevonden. In het geval budgethouders en hun zorgverleners het zelf niet georganiseerd krijgen, nemen zij contact op met hun verstrekker of verzekeraar om de mogelijkheden te bespreken. De verstrekker kent wellicht oplossingen (bijvoorbeeld lokale initiatieven) waar de budgethouder gebruik van kan maken. Zo nodig kan de verstrekker de budgethouder verder op weg helpen naar naturazorg. De leveringsvorm (ZiN/pgb) is niet leidend voor welke zorg kan worden ingezet.
Hoe wordt er in deze situatie omgegaan met (her)indicatieprocedures van ouders met kinderen met een intensieve zorgvraag? Wordt er voldoende rekening gehouden met een ook voor hen moeilijke situatie, zodat zij niet onnodig (administratief) worden belast?
V&VN, ZN, ActiZ, BINKZ en Zorgthuis.nl hebben afspraken gemaakt over hoe om te gaan met indicatiestellingen voor wijkverpleging tijdens de coronacrisis. Deze afspraken zijn vastgelegd in een door V&VN gepubliceerd advies2. Dit geldt ook voor de (her)indicatieprocedures van ouders met kinderen met een intensieve zorgvraag.
In het advies staat beschreven hoe te werk te gaan wanneer een (her)indicatie nodig is. Het blijft namelijk belangrijk dat wanneer de zorgvraag verandert er een nieuwe indicatie gesteld kan worden, zodat het budget kan worden aangepast. Afgesproken is dat de professional de ruimte krijgt om te bepalen of een herindicatie via (beeld)bellen kan, of achter de voordeur moet plaatsvinden. Verpleegkundigen gaan hier uiteraard zeer zorgvuldig mee om. Ik krijg signalen dat verpleegkundigen momenteel überhaupt zo min mogelijk fysiek achter de voordeuren proberen te komen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen.
Over herindicatie wanneer de zorginzet niet gewijzigd is, is kort samengevat door de betrokken partijen afgesproken dat de huidige indicatie met drie maanden verlengd kan worden of zoveel korter als van toepassing is.
Ik ben blij dat bovenstaande afspraken zijn gemaakt, omdat ouders die al in een moeilijke situatie zitten op deze manier niet onnodig worden belast.
Bent u bereid tot tijdelijke administratieve (ambtshalve) verlengingen als tijdelijke oplossing om deze groep ouders te ontlasten?
Zie antwoord vraag 9.
Homeopathische behandelingen van Covid-19 en het coronavirus |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Bruno Bruins (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Homeopathisch profylaxe tegen Wuhan Coronavirus»?1
Ja.
Is bekend hoe Homeopathische Profylaxe (HP) gemaakt wordt?
Nee, dat is niet bekend.
Deelt u de mening dat de claim dat men zich kan beschermen tegen infectieziekten met behulp van homeopathische profylaxe schadelijk en verwerpelijk is?
Ik deel deze mening. Het is niet toegestaan om onbewezen medische claims te maken voor geneesmiddelen en dus ook niet voor homeopathische producten. Zorgaanbieders mogen dus niet stellen dat de door hen gebruikte producten aantoonbaar werken als dat niet zo is. Ook mogen zij niet suggereren dat de door hen gebruikte producten beter zijn dan andere geneesmiddelen als daar geen bewijs voor is.
Welke middelen heeft u tot uw beschikking om op te treden tegen particulieren en bedrijven die beweren dat homeopathische middelen helpen in de bestrijding (en voorkoming) van ziektes en infecties zonder een evidente wetenschappelijke basis?
Ik vind het belangrijk om me uit te spreken tegen dit soort acties.
Het aanbieden van homeopathische profylaxe is op zich niet verboden, maar alternatieve zorgaanbieders mogen geen onterechte claims doen ten aanzien van de werkzaamheid van hun producten. De IGJ kan onderzoek doen naar aanbieders waar zij meldingen of signalen over ontvangt.
Welke rol heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hierin?
Zie antwoord bij vraag 4.
Bent u ervan op de hoogte dat dergelijke homeopaten niet in het bezit zijn van een Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG)-registratie?
Ik ben ervan op de hoogte dat er homeopatische artsen zijn die in het bezit zijn van de BIG-registratie en ook dat er homeopaten zonder BIG-registratie zijn.
Bent u in dit specifieke geval bereid op te treden tegen particulieren en bedrijven die beweren dat homeopathische middelen helpen in de bestrijding (en voorkoming) van het coronavirus zonder een evidente wetenschappelijke basis?
Ik vind de verspreiding van misvattingen over (homeopathische) middelen tegen het coronavirus onwenselijk. Ik heb een en ander onder de aandacht van de IGJ gebracht.
Het artikel ‘Overleg over mogelijk tekort aan medicijnen’ |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven |
|
Bruno Bruins (VVD) |
|
Is het bericht waar dat u overweegt de invoering van de nieuwe Wet geneesmiddelenprijzen per 1 april 2020 uit te stellen naar aanleiding van een brandbrief van farmaceutische bedrijven waarin wordt gesteld dat de prijzen van geneesmiddelen te laag zijn zodat geneesmiddelentekorten ontstaan en deze door de coronacrisis nog dreigen toe te nemen? Zo ja, kunt u toelichten wat hiervan de redenen zijn?1 en2
Ik bekijk nu alle mogelijkheden om partijen in de markt ruimte te bieden die nodig is om tekorten te voorkomen, voldoende voorraad te behouden en aan te leggen.
Gekeken wordt naar alle mogelijke opties, onder andere naar welke ruimte ik kan bieden in de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp). Het contact met partijen is geïntensiveerd omdat het belangrijk is dat we samen optrekken.
Ik verwacht hier volgende week meer inzicht in te kunnen geven, ik zal u daarover separaat per brief informeren.
Wat vindt u van het oordeel een farmaceutisch adviseur van zorgverzekeraar Menzis die stelt «dat er voldoende ruimte is voor prijsverlagingen, omdat de Nederlandse prijzen hoger liggen dan die in Frankrijk, België, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen»?
Het is correct als Menzis refereert aan het feit dat de gemiddelde prijzen voor spécialités in Nederland voor de wijziging van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) – ruim – boven het Europees gemiddelde lagen. Dit was (mede) aanleiding om de referentielanden te herzien, en Duitsland als referentieland te vervangen door Noorwegen, waarmee de gemiddelde prijzen voor spécialités rond of op het Europees gemiddelde komen te liggen. Geredeneerd vanuit het doel van de Wgp – Nederlandse geneesmiddelen dichter bij het Europees gemiddelde brengen – is er nog ruimte voor prijsdalingen bij spécialités.
Voor generieke geneesmiddelen geldt dat gemiddelde prijzen voor de wetswijziging (en na de wetswijziging) onder het Europees gemiddelde lagen. Voor het merendeel van generieke middelen geldt dat de prijsmaximering door de Wet geneesmiddelenprijzen een beperkte rol speelt, omdat werkelijke inkoopprijzen lager liggen door onder meer contractering. Het is echter niet uitgesloten dat met de wetswijziging voor specifieke generieke producten meer prijsdruk ontstaat door de nieuwe maximumprijzen, voor andere producten ontstaat juist weer ruimte om prijzen te verhogen.
De uitbraak van het Coronavirus heeft vooralsnog nog niet geleid tot een tekort aan geneesmiddelen. Het is belangrijk dat mensen die medicijnen gebruiken de gebruikelijke hoeveelheden medicijnen meekrijgen, maar ze mogen niet extra bijbestellen. Dit is zo afgesproken met partijen. Ook zijn er afspraken gemaakt over de verkoop van paracetamol bij de drogist en supermarkt, zodat het voor iedereen beschikbaar blijft. Deze voorzorgsmaatregelen zijn genomen zodat andere mensen niet met lege handen komen te staan.
Onderschrijft u ook zijn mening dat met hun brandbrief de farmaceutische industrie juist de tekorten en het hamstergedrag van mensen aanwakkeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het immoreel is dat de farmaceutische bedrijven de coronacrisis aangrijpen door met tekorten te dreigen om de prijzen zo op een te hoog peil te houden?
Ik lees in de brandbrief dat firma’s en leveranciers hun bezorgdheid uiten over dat er door de prijsdalingen als gevolg van de aanpassing van de Wgp onvoldoende ruimte zou zijn voor marktpartijen om maatregelen te nemen om eventuele tekorten te voorkomen.
Er zijn op dit moment geen signalen van corona gerelateerde tekorten. Ik ben wel beducht op mogelijke tekorten op wat langere termijn (maanden) – ook naar aanleiding van de bezorgdheid van deze partijen – en bekijk daarom nu alle mogelijkheden om partijen in de markt ruimte te bieden die nodig is om tekorten te voorkomen. Ik kijk daarbij naar alle mogelijke opties, ook naar welke ruimte de wet geneesmiddelenprijzen kan bieden. Zie ook het antwoord op vraag 1, ik verwacht volgende week hier meer inzicht in te kunnen geven en zal u daarover berichten.
In hoeverre kunnen maatregelen die u eerder heeft aangekondigd ter voorkoming van tekorten, zoals de ijzeren voorraad, de problematiek opvangen?
Het aanleggen van een ijzeren voorraad van vijf maanden heeft tijd nodig, de inschatting was 1,5 tot 2 jaar. Ik verwacht dat de opbouw van de ijzeren voorraad langer gaat duren door de uitbraak van het Coronavirus, omdat de productie in China en India is gestagneerd.
Welke medicijnen komen in de gevarenzone als de coronacrisis aanhoudt?
Veldpartijen geven aan dat er nog geen concrete signalen zijn over mogelijke geneesmiddelentekorten op dit moment. Bestellingen worden namelijk al maanden van tevoren gedaan. Het is echter niet uit te sluiten dat er leveringsproblemen zouden kunnen ontstaan als het handelsverkeer met China en India langere tijd wordt belemmerd. Het is niet bekend voor welke geneesmiddelen op termijn een tekort zou kunnen ontstaan.
In hoeverre is het prijsniveau in Nederland hier de oorzaak van?
Bij de meeste meldingen van leveringsonderbrekingen bij het Meldpunt Geneesmiddelentekorten wordt in het algemeen als reden aangegeven dat dit het gevolg is van een vertraging in de productie of het distributieproces van een geneesmiddel.3 Lage prijzen kunnen mogelijk wel een rol spelen bij tekorten op het moment dat een firma na een productieprobleem de productie weer opstart en bij de herverdeling van de beperkte nieuwe voorraad voorrang geeft aan de landen met hogere prijzen.
In hoeverre zal een uitgestelde herziening van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem de problematiek oplossen?
Zie ook het antwoord op vraag 1. De herziening van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem die ik in februari heb aangekondigd, is voorzien in de tweede helft van 2021. Er is daarom nu geen aanleiding om over een uitstel van deze herziening te spreken, maar ik hou de situatie nauwlettend in de gaten.
Bent u bereid om op Europees en internationaal niveau afspraken te maken met andere landen alsook met farmaceuten om medicijntekorten als gevolg van de coronacrisis te voorkomen, en zo nodig hierbij noodmaatregelen te gebruiken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Europees Medicijnagentschap (EMA) heeft samen met de Europese Commissie een Coronavirus stuurgroep opgezet. Deze stuurgroep heeft een coördinerende rol in Europa bij het aanpakken van eventuele medicijntekorten door het nieuwe Coronavirus. Medicijnautoriteiten hebben verschillende maatregelen getroffen en wisselen informatie uit, de EMA onderhoudt contacten met de farmaceutische koepels. Zo nodig kunnen aanvullende noodmaatregelen genomen worden. Het is belangrijk dat lidstaten gezamenlijk optrekken om te voorkomen dat ze elkaar gaan beconcurreren.
Wilt u deze vragen voor het komende plenair debat over over de actuele ontwikkelingen rondom het coronavirus beantwoorden?
Ja.
De naleving van coronamaatregelen door privéklinieken |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (VVD) |
|
In hoeverre zijn de zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) in Nederland in staat eigen regie te houden over het leveren van reguliere, niet-acute zorg?
Ik verwacht van alle zorginstellingen dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen voor de actieve bestrijding van COVID-19. Je ziet dat alle zorginstellingen, zowel publieke ziekenhuizen als zelfstandige behandelcentra dat ook zelf doen.
Gisteren heeft de koepelorganisatie van de zelfstandige klinieken aangekondigd dat niet urgente ingrepen als het vervangen van een heup of cosmetische behandelingen worden uitgesteld. In geval van acute noodzaak gaan de ingrepen nog wel door. Ook stellen de zelfstandige klinieken daar waar nodig personeel, persoonlijke beschermingsmiddelen en apparatuur beschikbaar voor de behandeling van coronapatiënten in het ziekenhuis.
In ROAZ verband, waar de zelfstandige klinieken ook zijn aangesloten, bespreken partijen waar extra capaciteit of materiaal het hardst nodig is.
Zijn de zorgverleners die zowel in een publieke zorginstelling als in een private zorginstelling werken, voldoende beschermd als zij tevens elders worden blootgesteld aan besmettingsrisico's? Zijn zij in staat gehoor te geven aan het beroep dat op hen wordt gedaan vanuit de publieke zorg ondanks hun werkzaamheden in de private zorg?
Private zorginstellingen hebben zich ook te houden aan de richtlijnen van het RIVM en de IGJ. Medewerkers zijn daar dus niet minder beschermd dan in ziekenhuizen. Koepelorganisatie ZKN geeft (ten overvloede) aan dat zelfstandige klinieken strikt de richtlijnen van het RIVM en andere overheidsinstanties voor de uitvoering van zorg volgen.
Wordt er een beroep gedaan op ZBC’s om bij te dragen aan de beschikbare zorg en het aantal bedden zoals ook gebeurt in Italië?
Er wordt een beroep gedaan op zelfstandige klinieken om daar waar nodig bij te dragen aan de beschikbare zorg. Je ziet dat de klinieken dit ook doen. Zij stellen niet urgente behandelingen uit en stellen daar waar nodig personeel, beschermingsmiddelen en apparatuur beschikbaar voor de behandeling van COVID-19. In ROAZ verband, waar de zelfstandige klinieken ook zijn aangesloten, bespreken partijen waar extra capaciteit of materiaal het hardst nodig is.
De behandeling van COVID-19 patiënten vindt in de ziekenhuizen plaats. Die zijn er het best op toegerust. Er zijn momenteel voldoende IC-bedden en ziekenhuizen nemen maatregelen om het aantal IC-bedden uit te breiden. Zo levert het afschalen van planbare zorg ruimte op. Dit maakt dat er vooralsnog geen beroep hoeft te worden gedaan op het aantal beschikbare bedden van zelfstandige klinieken. Mocht dit veranderen, dan zal dit tijdig in ROAZ verband worden overlegd.
Houden de ZBC’s zich aan de richtlijnen van het RIVM? Hoe wordt hierop toezicht gehouden?
Ik ga ervan uit dat iedereen zich houdt aan de richtlijnen van het RIVM, ook de ZBC’s. De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg, zoals de IGJ dat altijd doet.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden, nog voor dinsdag 17 maart?
Ik heb gepoogd de vragen zo spoedig mogelijk, en nog voor het debat van 18 maart te beantwoorden.
Maatregelen tegen het Coronavirus in mbo-instellingen |
|
Wim-Jan Renkema (GL), Niels van den Berge (GL) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kunt u toelichten waarom u er niet voor gekozen heeft mbo-instellingen te adviseren alle niet strikt noodzakelijke activiteiten op afstand aan te bieden of af te gelasten?
De ontwikkelingen met betrekking tot het nieuwe coronavirus volgen elkaar in hoog tempo op. Het kabinet heeft daarom op 15 maart jl. in een ministeriële commissie crisisbeheersing (MCCB) besloten tot aanvullende maatregelen. Deze aanvullende maatregelen worden toegelicht in de Kamerbrief van 15 maart jl. Tot en met maandag 6 april wordt er geen les gegeven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
Bent u ervan op de hoogte dat de Minister-President in het debat gisteravond (12 maart) aangaf dat het sluiten van scholen grote maatschappelijke gevolgen zou hebben, omdat de ouders van kinderen dan ook thuis zouden blijven? Vindt u ook dat mbo-studenten oud genoeg zijn om alleen thuis te blijven? Zo ja, waarom is er dan toch niet voor gekozen mbo-instellingen te adviseren het zekere voor het onzekere te nemen?
Zie antwoord vraag 1.
Is in de besluitvorming over maatregelen in het mbo meegewogen dat veel mbo-studenten als stagiair (BOL) of medewerker (BBL) in zorginstellingen werken?
Zie antwoord vraag 1.
Is advies van deskundigen ingewonnen over de vraag of het met het oog op het indammen van de verspreiding van het virus, verstandig is dat mbo-studenten die in de zorg werken, daarnaast ook nog lessen volgen in gebouwen waar duizenden studenten tegelijkertijd kunnen verblijven? Zo ja, wat was het advies? Zo nee, wilt u dit alsnog op zo kort mogelijke termijn doen?
Zie antwoord vraag 1.
Krijgt u ook bezorgde vragen en reacties binnen van studenten en docenten in het mbo? Begrijpt u dat zij zich afvragen waarom activiteiten in het hoger en wetenschappelijk onderwijs wel op een laag pitje zijn gezet, maar in het mbo niet? Begrijpt u hun zorgen en wat is uw antwoord op deze vraag?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat mbo-studenten studievertraging op zouden kunnen lopen doordat ze niet meer naar hun leer-werkbedrijven toe kunnen gaan of omdat culturele activiteiten die meetellen voor de examinering, zoals bezoeken aan culturele instellingen, worden afgelast? Hoe wordt hiermee omgegaan? Kunt u garanderen dat studenten geen financiële gevolgen zullen ondervinden van eventuele studievertraging als gevolg van het coronavirus?
Culturele activiteiten en een groot aantal leerbedrijven zullen de aankomende weken gesloten zijn vanwege de maatregelen die het kabinet op 15 maart jl. heeft afgekondigd. Mbo-scholen zijn gevraagd het onderwijs zoveel mogelijk via afstandsonderwijs aan te bieden en daarbij prioriteit te geven aan studenten die dit studiejaar hun diploma verwachten te behalen. Dit om eventuele vertraging zoveel als mogelijk te beperken. Momenteel inventariseert het kabinet de verdere gevolgen van COVID-19, waaronder de gevolgen voor individuele studenten.
Zou u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk dinsdag 17 maart 2020 om 12 uur kunnen beantwoorden?
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat de Amerikaanse president Donald Trump een Duits bedrijf dat aan een coronavaccin werkt wil opkopen om zo het vaccin voor uitsluitend Amerikanen ter beschikking te stellen?1
In de media geeft het Duitse farmaceutische bedrijf CureVac aan dat het geen aanbod van de Amerikaanse president Donald Trump heeft ontvangen om de exclusieve rechten op een mogelijk coronavirusvaccin veilig te stellen. Dit heeft Franz-Werner Haas, plaatsvervangend CEO van CureVac, aangegeven. Hij heeft op 17 maart volgens Politico gezegd: «er was en is geen aanbod» van Trump «of van overheidsinstanties» om het bedrijf over te nemen of «productieslots te reserveren» voor exclusieve vaccinproductie voor de Amerikaanse markt.2
Ook op de website van CureVac staat aangegeven dat het bedrijf zich richt op de ontwikkeling van een coronavirusvaccin met als doel mensen en patiënten wereldwijd te bereiken, te helpen en te beschermen.3
Deelt u de mening dat het immoreel is om met geld en overnames een oplossing voor de coronacrisis voor alleen de eigen bevolking proberen veilig te stellen?
Ik vind het van belang dat therapieën die ontwikkeld zijn, bij die patiënten terecht komen die daar op dat moment het meest baat bij hebben. De medische afweging moet hier leidend in zijn en zou idealiter boven de landsgrenzen moeten uitstijgen. Ik zal dit altijd uitdragen.
Hoe gaat u de beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van een effectief middel in de strijd tegen corona voor iedereen garanderen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bedrijven en onderzoeksinstellingen die zich bezighouden met de ontwikkeling van een vaccin of middel tegen corona, hiermee een taak van publiek belang uitvoeren en een rol hebben in het garanderen van de beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van het te ontwikkelen medicijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u garanderen dat de resultaten in de zoektocht naar een dergelijk middel die mede met Nederlands belastinggeld worden ontwikkeld, niet in private handen verdwijnen en dat de Nederlandse bevolking ervan zal profiteren?
Het is ook in deze crisis niet mijn voornemen om publiekelijk een vaccin te ontwikkelen en bij een eventueel succes de distributie vanuit een publieke organisatie naar de wereldbevolking te verzorgen. Private partijen zijn hier goed voor ingericht en zoals u al zelf aangeeft in uw eerste vraag, zijn private partijen ook op stoom in hun zoektocht naar een vaccin. Zoals ik ook in mijn brief over maatschappelijk verantwoord licentiëren heb aangegeven vind ik toegang tot het middel wat mede met publiekelijk geld tot stand is gekomen van groot belang. Daar waar dit al passend is, kunnen dit soort voorwaarden opgenomen worden als overheidsfinanciering bij de ontwikkeling een rol speelt.
Ik begrijp de vragen die u stelt en ben het met u eens dat toegang tot een vaccin voor de wereldbevolking belangrijk is. En dat geldt ook voor een therapie voor de behandeling van Covid-19. En dat zal iedereen ook met u eens zijn. Maar ik wil nu eerst wel de focus leggen dat het vaccin ontwikkeld wordt, waar ook ter wereld. En dat onderzoekers, privaat of publiek, hier goede omstandigheden voor hebben. Vanuit onder meer fondsen vanuit de EU en ook met coördinatie vanuit de WHO wordt hier hard aan gewerkt.
Bent u bereid om een private verkoop van een eventueel resultaat om een coronavaccin te maken dat mede met behulp van Nederlands belastinggeld tot stand is gekomen en waaraan nu bijvoorbeeld wordt gewerkt door het Erasmus Medisch Centrum en de Universiteit Utrecht, te verbieden?2
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een noodmaatregel in te stellen waarmee het patentrecht tijdelijk opzij geschoven wordt en het dus verboden wordt een eventueel middel of vaccin te monopoliseren? Wilt u dit op zowel nationaal als Europees niveau doen?
Het bestaande instrumentarium van de Rijksoctrooiwet biedt voldoende mogelijkheden en is noodzakelijk om de kennis omtrent te ontwikkelen medicijnen of vaccins tegen Covid-19 te delen. De Rijksoctrooiwet kent daarnaast de mogelijkheid van een dwanglicentie, dit is een nationale bevoegdheid. Op dit moment is er nog geen aanleiding om naar dit instrument te grijpen. Maar (ook) in tijden van een pandemie is het een optie, waarbij wel zorgvuldigheid en terughoudendheid voorop staat. Ik hoop dat de maatschappelijke betrokkenheid, bij zowel bedrijven als bij landen, ervoor zorgt dat nieuwe therapieën terecht komen bij die patiënten of bevolkingsgroepen die er baat bij hebben.
Bent u bereid om op nationaal, Europees en zo nodig mondiaal niveau afspraken te maken over woekerprijzen, zodat het onmogelijk wordt voor fabrikanten om van de coronacrisis een verdienmodel te maken?
Ik ben er voorstander van om samen met andere landen te onderhandelen over geneesmiddelenprijzen. Dit zal ook hier mijn inzet zijn. Ik zal het altijd afkeuren als er excessieve prijzen voor geneesmiddelen worden gerekend.
De nazorg aan slachtoffers van misbruik in de sport |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Bruno Bruins (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Slachtoffers «misbruikcoach» waterpolo: «Het ging in De Doofpot»»?1
Ja.
Hoe duidt u deze berichtgeving?
Ik betreur dat misbruik in de sport nog steeds voorkomt. Desondanks vind ik
het een goede ontwikkeling dat er meer aandacht is voor slachtoffers en dat er steeds meer wordt gemeld. Alleen dan kan grensoverschrijdend gedrag worden aangepakt en slachtoffers worden geholpen.
Bent u bekend met het aantal toegenomen meldingen van misbruik in de sport? Zo ja, bent u bereid zowel het aantal meldingen als de procentuele stijging van deze meldingen met de Kamer te delen?
Ja, in de tabel hieronder worden het aantal contacten bij het Centrum Veilige Sport (voorheen Vertrouwenspunt Sport) opgesomd. Deze contacten betreffen grensoverschrijdend gedrag in de breedste zin, waaronder meldingen van seksuele intimidatie en misbruik, maar ook discriminatie, bedreiging, pesten
en geweld.
Jaar
Aantal contacten
Procentuele stijging
2019
467
7,6%
2018
434
13,1%
2017
377
40,7%
2016
268
-0,3%
2015
269
44,6%
2014
186
28,3%
2013
145
57,6%
2012
92
37,3%
2011
67
Welke verklaring kunt u de Kamer geven voor deze stijging?
De toename van het aantal meldingen is een logisch gevolg van de toegenomen maatschappelijke aandacht voor seksueel misbruik. Alsmede de inspanningen die zijn gedaan naar aanleiding van het rapport van commissie De Vries, zoals de ingevoerde meldplicht in de sport. De verwachting is dat dit de komende jaren zal blijven stijgen, mede door een binnenkort te starten communicatiecampagne door de sportsector om de meldingsbereidheid te verhogen. Ik ben in nauw contact met het Centrum Veilige Sport over adequate opvolging van de meldingen.
Zijn er meer gevallen van misbruik in de sport bekend waarbij slachtoffers zich in onvoldoende mate gehoord en gesteund voelen? Indien uw antwoord bevestigend luidt, over welke aantallen spreken we dan?
Het Centrum Veilige Sport (CVS) geeft aan dat er meer gevallen zijn waarbij slachtoffers zich in onvoldoende mate gehoord en gesteund voelen. Het CVS geeft aan dat aantallen niet bekend zijn, mede doordat deze slachtoffers zich niet altijd melden om alsnog gehoord te worden. Bij het CVS worden mensen die zich alsnog melden te woord gestaan met als doel om alsnog de gewenste nazorg te organiseren. Zo is in een aantal van deze gevallen een traject met Perspectief Herstelbemiddeling gestart.
Herinnert u zich de eerdere hoorzitting en het daaropvolgende debat over misbruik in de sport van respectievelijk 12 maart en 16 mei 2018?
Ja.
Heeft u zicht op de informatie-uitwisseling tussen het Centrum Seksueel Geweld en het Centrum voor Veilige Sport, zoals verzocht in de motie-Diertens?2
Ja, mede naar aanleiding van deze motie zijn er afspraken gemaakt tussen het Centrum Seksueel Geweld en het Centrum Veilige Sport over de doorgeleiding van meldingen3. Momenteel verwijst het CVS slachtoffers actief door naar het Centrum Seksueel Geweld.
Waartoe wordt deze uitwisseling van kennis benut?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat er onvoldoende aandacht is voor nazorg van de slachtoffers van misbruik in sport?
Nee, er is voldoende nazorg voor slachtoffers beschikbaar. Sinds de komst van het Centrum Veilige Sport worden slachtoffers actief begeleid en doorverwezen naar bijvoorbeeld Perspectief Herstelbemiddeling, Schadefonds geweldsmisdrijven, Slachtofferhulp Nederland, Veilig Thuis alsmede de eigen huisarts. Met al deze organisaties heeft het CVS hierover afspraken gemaakt.
Welke maatregelen zijn wel ondernomen ter ondersteuning van slachtoffers van misbruik?
De sportsector heeft sinds 2018 stappen ondernomen om slachtoffers adequaat te helpen en ondersteuning te bieden. Allereerst is het proces van melden zo laagdrempelig mogelijk gemaakt en zijn er verschillende manieren van melden, bijvoorbeeld rechtsreeks bij het CVS, of via de vertrouwenscontactpersoon van de sportvereniging of -bond. En is er een chatfunctie beschikbaar om slachtoffers in de avond en nacht te woord te staan. Daarnaast werkt het CVS met een poule van vertrouwenspersonen om slachtoffers bij te staan en casemanagers voor opvolging en monitoring van de melding. Tenslotte werkt de sportsector samen met deskundige organisaties op dit gebied, zoals genoemd in antwoord 9.
Daarnaast ondersteun ik de activiteiten van de Stichting de Stilte Verbroken om bewustwording over misbruik in de (top)sport te vergroten en voor het opzetten van een platform voor lotgenotencontact. Bovendien heb ik bij het Instituut voor Sportrechtspraak een fonds opgezet waaruit de proceskosten betaald kunnen worden zodat de kosten geen belemmering vormen voor slachtoffers om een tuchtzaak te starten.
Acht u deze maatregelen voldoende toereikend?
Ja. Ik heb geen recente signalen ontvangen dat meldingen van slachtoffers ontoereikend zijn opgepakt.
Bent u bereid deze maatregelen te intensiveren dan wel tot nieuwe maatregelen over te gaan?
Ik ben met NOC*NSF voor het Centrum Veilige Sport en het Instituut voor Sportrechtspraak in overleg over de benodigde investeringen om de groei in het aantal meldingen, ook in de toekomst, aan te kunnen.
Op welke wijze zou professionele hulp, hetgeen door NOC*NSF wordt aanbevolen, toegankelijker kunnen worden gemaakt voor slachtoffers van misbruik in de sport?
Vanuit het CVS wordt actief doorverwezen naar alle beschikbare professionele hulp. De beschikbaarheid van deze hulp zal ook onderdeel vormen van de communicatiecampagne die CVS dit jaar start en daarmee bijdragen aan het toegankelijker maken van de hulp. Daarnaast zijn er veel slachtoffers die geen hulp zoeken omdat ze de ernst van een situatie niet herkennen of erkennen. Daar gaat de campagne ook aandacht aan besteden.
Ziet u een taak weggelegd voor NOC*NSF in de nazorg voor slachtoffers van misbruik in sport? Zo ja, bent u bereid om samen met NOC*NSF, sportverenigingen, gemeenten en het Centrum Seksueel Geweld tot een plan van aanpak te komen teneinde slachtoffers van misbruik in sport op een actieve, duurzame en structurele wijze ondersteuning te bieden?
Nee. Slachtoffers hebben recht op professionele hulp. Daarom stimuleer ik juist dat de sportsector gebruik maakt van de beschikbare expertise waar landelijke slachtofferhulporganisaties in gespecialiseerd zijn en niet zelf het wiel opnieuw gaat uitvinden.
Het coronavirus en onderwijs |
|
Maarten Hijink , Peter Kwint |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Bruno Bruins (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Of we corona hiermee indammen? Ik kan er geen zinnig woord over zeggen»?1
De ontwikkelingen met betrekking tot het nieuwe coronavirus volgen elkaar in hoog tempo op. Het kabinet heeft daarom op 31 maart jl. in een ministeriële commissie crisisbeheersing (MCCB) besloten tot een verlenging van de aanvullende maatregelen tot en met 28 april. Deze aanvullende maatregelen zijn toegelicht in de Kamerbrief van 15 maart jl. (35 300-VI, nr. 114) Tot en met maandag 28 april wordt er geen les gegeven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, en de reguliere kinderopvang wordt gestaakt. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
Wat is uw reactie op het in het artikel geopperde idee om onderwijs, en vooral basisscholen, te gebruiken als opvang en daar desnoods een ouder voor de groep te zetten? Is het volgens u verstandig om ook in uitbraakhaarden mensen elke dag samen te laten komen om hun kinderen te brengen en te halen op een centrale plek?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat het onderwijs een ander doel dient dan kinderopvang?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de opmerking «dat scholen nog geen voorzorgsmaatregelen hoeven te nemen volgens het RIVM. Maar op de achtergrond doen scholen juist van alles»?2
Zie antwoord vraag 1.
Is het correct dat het ouders alleen is toegestaan om hun kind thuis te houden als er sprake is van verkoudheid, hoesten en koorts én hij of zij woonachtig is in Noord-Brabant? Wat vindt u ervan als ouders uit andere provincies kinderen thuis houden van school vanwege het coronavirus? Klopt het dat zij dan in strijd met de Leerplichtwet handelen? Hoe handelt de Inspectie van het Onderwijs als ouders, in Noord-Brabant of andere provincies, hun kinderen thuishouden vanwege het coronavirus?3
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn precies de gevolgen voor leerlingen/studenten die worden geconfronteerd met afgezegde of uitgestelde examens nu en vooral indien maatregelen langere tijd van kracht blijven?
Voor eindexamenleerlingen in het voorgezet onderwijs zijn aanvullende maatregelen uitwerkt. Deze maatregelen worden toegelicht in de Kamerbrief van 24 maart jl. (Kamerstuk 31 289, 416). Het centraal examen komt dit schooljaar te vervallen. Leerlingen kunnen op basis van de resultaten van hun schoolexamens het diploma behalen. Scholen krijgen langer de tijd om het schoolexamen goed en veilig te organiseren en af te sluiten. Bovendien worden scholen opgeroepen om de schoolexamens zo veel mogelijk op afstand te doen. Tevens wordt onderzocht hoe de doorstroom naar vervolgonderwijs zo goed mogelijk kan verlopen.
Voor studenten in het mbo zijn tevens aanvullende maatregelen uitgewerkt voor toetsen en examens alsook beroepspraktijkvorming en stages. Deze zijn toegelicht in de Kamerbrief van 17 maart jl. (Kamerstuk 31 524, nr. 462) Voor studenten in het mbo die dit studiejaar kunnen diplomeren, wordt examinering zoveel mogelijk doorgezet (met dien verstande dat de mbo-scholen tot en met 6 april de mogelijkheid hebben voor een time out). Daarnaast gaan stages (beroepspraktijkvorming) in de BOL door, tenzij anders volgt uit overheidsrichtlijnen (bv. horeca) of als het betreffende leerbedrijf de activiteiten zelf staakt en/of de student niet meer kan begeleiden. De student heeft het recht om tijdelijk geen BOL-stage te volgen, indien dit naar zijn of haar opvatting tot een te risicovolle situatie leidt. De school blijft studenten (op afstand) begeleiden, die hun stage continueren.
Voor studenten in het hoger onderwijs zijn tevens aanvullende maatregelen uitgewerkt. Deze zijn toegelicht in de Kamerbrief van 19 maart jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 836) Instellingen laten zoveel mogelijk het onderwijs en tentaminering doorgang vinden (in alternatieve vormen). Wanneer studenten door de coronacrisis vertraging oplopen en daardoor de bsa-norm niet halen, worden instellingen verzocht het uitbrengen van een afwijzend bindend studieadvies uit te stellen naar het tweede studiejaar, gebruikmakend van de bestaande wettelijke mogelijkheid. Wat betreft de financiële effecten van de coronacrisis voor studenten, kunnen studenten gebruik maken van de leenmogelijkheden, waaronder collegegeldkrediet.
Wat zijn precies de gevolgen voor leerlingen/studenten die worden geconfronteerd met afgezegde of aangepaste stages nu en vooral indien maatregelen langere tijd van kracht blijven?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de studenten die door uitgestelde/afgezegde examens of veranderingen bij hun stages geconfronteerd worden met uitloop van de studie? Bijvoorbeeld als het gaat om het collegegeld?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is precies het gevolg voor scholen die door (tijdelijke) sluiting wellicht niet meer aan de urennorm voor dit jaar voldoen?
De bekostiging aan scholen gaat door. Er wordt coulant omgegaan met een mogelijk verlies van onderwijstijd. Voorop staat dat scholen zich inspannen, zodat leerlingen zo min mogelijk achterstanden oplopen. Als scholen door de sluiting niet in staat zijn om voldoende onderwijstijd aan te bieden of het minimale aantal dagen onderwijs te verzorgen (189 dagen per schooljaar), is er in dit uitzonderlijke geval sprake van overmacht. In het mbo zijn er al mogelijkheden om van de wettelijke urennorm af te wijken en is bekostiging niet verbonden aan het naleven van de urennorm.
De berichtgeving rondom het coronavirus COVID-19 via de sociale mediakanalen van de Rijksoverheid |
|
Michel Rog (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving rondom het coronavirus (COVID-19) via de sociale mediakanalen van de Rijksoverheid?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat op zowel de website van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als de Inspectie van het Onderwijs geen enkele informatie te vinden is over COVID-19, specifiek gericht op zaken die voor het onderwijs relevant zijn?
Informatie van de overheid is te vinden op de website van rijksoverheid.nl. Daar is ook alle informatie van de rijksoverheid te vinden over het Coronavirus COVID-19. Er is bewust voor gekozen om op één centrale plek alle actuele informatie continu bij te werken en er voor te zorgen dat er eenduidig informatie wordt verstrekt. Ministeries plaatsen dus niet zelf informatie over het Coronavirus COVID-19 op de pagina van hun eigen ministerie maar alle informatie wordt gebundeld op rijksoverheid.nl. Op de centrale pagina over het Coronavirus COVID-19 zijn specifieke vragen en antwoorden te vinden over reizen, voor ondernemers en ook over onderwijs. Op de website van het Ministerie van OCW, onderdeel van rijksoverheid.nl, is recent ook een link naar de veelgestelde vragen antwoorden over het Coronavirus COVID-19 en onderwijs op rijksoverheid.nl geplaatst. Ook de Inspectie van het Onderwijs heeft een link op haar website die verwijst naar de pagina «Veelgestelde vragen over het Coronavirus en het onderwijs» op rijksoverheid.nl.
Wat is de reden dat er op de hierboven genoemde websites bijvoorbeeld geen informatie is te vinden over hoe scholen om moeten gaan met personeel en/of kinderen met (milde) klachten en over wat de regels zijn voor het sluiten van scholen of het thuislaten van kinderen vanwege (angst voor) besmetting met het coronavirus, of hoe om te gaan met schoolreizen in binnen- en buitenland?
Tot en met maandag 6 april wordt er geen les gegeven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
Op de pagina «Veelgestelde vragen over coronavirus en het onderwijs» op rijksoverheid.nl, waar het Ministerie van OCW en de Inspectie van het Onderwijs naar verwijzen, worden vragen beantwoord. Naast vele andere vragen en antwoorden is daar ook het antwoord te vinden op de vraag waar school, universiteit of kinderopvangorganisaties terecht kunnen voor actuele informatie.
Bent u bereid om op de kortst mogelijke termijn wel deze informatie specifiek toegespitst op het onderwijs op de websites te plaatsen?
Zoals in de vorige antwoorden staat aangegeven is dat al gebeurd.
Kunt u aangeven of er rechtstreekse informatie hierover naar de scholen in Nederland is gestuurd of dat er een centraal punt is waar scholen zich kunnen melden met allerhande vragen over het coronavirus? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid scholen rechtstreeks te informeren en/of een centraal punt in te stellen waar scholen met vragen naartoe kunnen?
Vanuit het Ministerie van OCW is de afgelopen weken intensief contact geweest met de vertegenwoordigers van het onderwijsveld om hen zo goed mogelijk van informatie te voorzien. Zo zijn met de vertegenwoordigers van onderwijs-instellingen de adviezen van het RIVM gedeeld en is er op de website van de rijksoverheid specifieke informatie beschikbaar voor het onderwijs. Op dinsdag 10 maart hebben wij een brief gestuurd aan het onderwijs via alle sectorraden, vakbonden en diverse belangenorganisaties. Op donderdag 12 maart heeft het kabinet nieuwe adviezen en maatregelen aangekondigd om het virus zoveel mogelijk in te dammen en verdere verspreiding zoveel mogelijk te beperken. Naar aanleiding van deze adviezen en maatregelen is met al deze partijen overleg gevoerd over de uitwerking en uitvoering van de maatregelen in het onderwijs en over de impact die dit heeft voor scholen, onderwijspersoneel, leerlingen en ouders. Met de vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen is afgesproken dagelijks contact te hebben over actuele ontwikkelingen. Hiervoor is een centraal informatiepunt ingericht op www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19
Met de vertegenwoordigers van de onderwijsinstellingen is op vrijdag 13 maart en op zondag 15 maart overleg gevoerd. Op zondag 15 maart heeft het kabinet besloten de scholen te sluiten.
Wordt er op dit moment nagedacht op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over hoe te handelen bij scenario’s waarbij scholen dicht moeten vanwege gebrek aan personeel of grootschalige besmetting met het coronavirus bij kinderen/ouders of scenario’s waarbij scholen in delen van Nederland of heel Nederland dicht moeten voor een bepaalde tijd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze worden scholen geholpen bij het vormgeven van afstandsonderwijs op een dergelijk grote schaal?
Zondag 15 maart is besloten om tot en met maandag 6 april geen les meer te geven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, en middelbaar beroepsonderwijs. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
We waren voorbereid op het nemen van aanvullende maatregelen. Ook zijn we doorlopend in goed overleg met het onderwijsveld over de uitvoering van de maatregelen die nu gelden en de ondersteuning die daarbij nodig is.
Kunt u aangeven hoeveel scholen zich de afgelopen weken genoodzaakt zagen om schoolreizen of uitwisselingen naar het buitenland af te blazen uit angst voor het coronavirus? Kunt u daarbij tevens aangegeven om hoeveel scholen het gaat die deze beslissing hebben moeten nemen voordat er sprake was van een negatief reisadvies voor het betreffende land of deel van het land?
Nee, die cijfers heb ik niet.
Bent u bereid om met reisorganisaties en vervoersmaatschappijen in gesprek te gaan over goede oplossingen voor scholen voor het omboeken en annuleren van reizen? Zo nee, waarom niet?
Scholen staan zelf in contact met reisorganisaties en vervoersmaatschappijen over het omboeken en annuleren van reizen. Het gaat om specifieke situaties per school, ook als het gaat om verzekeringskwesties. Reisorganisaties en vervoersmaatschappijen zijn goed in staat om deze situaties te overzien.
Een plantaardige voedingsaanbod in ziekenhuizen |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Bruno Bruins (VVD) |
|
Kent u het bericht «New York's landmark bill guarantees healthful plant-based meals to hospital patients»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het in het kader van gezonde en duurzame voeding van belang is dat plantaardige maaltijden en tussendoortjes beschikbaar zijn in openbare instellingen, en zeker in ziekenhuizen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat in ziekenhuizen en bij voorkeur in alle openbare instellingen gezonde en duurzame voeding beschikbaar moet zijn. Onder gezonde en duurzame voeding versta ik voeding -maaltijden en tussendoortjes- die past in de Schijf van Vijf. Plantaardige producten en maaltijden horen daarbij om tot een voldoende gevarieerd voedingspatroon te komen. Daarnaast geldt in ziekenhuizen dat de voeding ook moet voldoen aan eventuele specifieke behoefte bij ziekte of herstel.
Bij een volledig plantaardig (veganistisch) eetpatroon is het in aanvulling op de Schijf van Vijf overigens altijd nodig bepaalde supplementen en/of verrijkte producten te gebruiken om in voldoende mate in alle voedingsstoffen te voorzien.
Zijn plantaardige maaltijden en tussendoortjes beschikbaar in alle Nederlandse ziekenhuizen? Zo nee, waar niet?
Op basis van een beknopte rondvraag (gezien de actualiteit van het Corona virus) is mijn indruk dat (volledig) plantaardige opties over het algemeen in bescheiden hoeveelheid aanwezig zijn, mede omdat de vraag ernaar (nog) niet groot is.
Ziekenhuizen zijn gewend om met een diversiteit aan diëten om te gaan. Op basis hiervan verwacht ik dat plantaardig eten in alle ziekenhuizen mogelijk is.
Vanuit het Nationaal Preventieakkoord werkt de Alliantie Voeding in de Zorg samen met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en onder andere het Voedingscentrum aan gezonder (en duurzamer) voedingsaanbod in ziekenhuizen met het project «Goede zorg proef je». Het doel is gezond voedingsaanbod in alle ziekenhuizen in 2030. Dit doel geldt voor zowel het aanbod voor patiënten (op de kamer), als voor medewerkers en bezoekers. De Schijf van Vijf is hierbij een belangrijke leidraad en daarmee ook variatie in plantaardig en dierlijk eiwit. Ik verwacht dat hierdoor het aanbod aan plantaardige keuzes zal toenemen. Daarnaast zal een toenemende vraag naar plantaardige maaltijden het aanbod hiervan ook kunnen stimuleren.
Indien dit nog niet in alle ziekenhuizen het geval is, bent u bereid zich ervoor in te zetten dat er overal plantaardige maaltijden en tussendoortjes beschikbaar komen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe ziet u het doel uit het Nationaal Preventieakkoord dat in 2025 50% van alle ziekenhuizen een gezond voedingsaanbod hebben? Klopt het dat u daarmee accepteert dat – zelfs als dit doel gehaald wordt – over vijf jaar nog de helft van de ziekenhuizen een ongezond voedingsaanbod heeft?
Ik had het liefst gezien dat het voedingsaanbod in alle ziekenhuizen al gezond was. Dat is helaas niet de realiteit. Ziekenhuizen hebben vaak langjarige contracten met cateraars, en verschillende contracten voor catering voor bezoekers, werknemers en patiënten. De partijen in het Preventieakkoord hebben 2030 afgesproken als haalbare termijn voor gezond voedingsaanbod in alle ziekenhuizen. Dat is de afspraak waar de betrokken partijen nu met elkaar aan werken. Ik hoop dat de goede voorbeelden die er zijn zich, mede door de inzet van de Alliantie Voeding in de Zorg, als een olievlek over het land verspreiden en dat het beoogde resultaat eerder wordt bereikt.
Deelt u de mening dat dit doel ambitieuzer ingezet dient te worden, omdat ziekenhuizen toch wel de eerste plekken zijn waar van patiënten, personeel en bezoekers verwacht mag worden dat zij gezond eten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wordt in de overschakeling op een gezond voedingsaanbod in het kader van het Preventieakkoord ook ingezet op een (gedeeltelijke of volledige) omschakeling naar plantaardige eiwitten? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Schijf van Vijf is zoals hierboven aangegeven het uitgangspunt bij de inzet op gezond voedingsaanbod in het kader van het Nationaal Preventieakkoord. Voor de meeste mensen houdt meer volgens de Schijf gaan eten in dat ze meer plantaardig(e eiwitten) gaan eten dan ze tot op heden doen. Voldoende en aantrekkelijk aanbod helpen hierbij.
Voor kwetsbare groepen zoals ouderen of zieken zit er een kanttekening aan volledig omschakelen naar plantaardige eiwitten. Voor kwetsbaren is het extra belangrijk voldoende eiwit van goede kwaliteit binnen te krijgen, onder andere met het oog op het tegengaan van ondervoeding. De kwaliteit van plantaardig eiwit is minder dan die van dierlijk eiwit. Daarom is de huidige aanbeveling van de Gezondheidsraad om (relatief) meer eiwit te eten als alleen eiwit uit plantaardige producten wordt gegeten. Of het ook voor kwetsbare groepen op verantwoorde wijze mogelijk is dierlijk eiwit (volledig) door plantaardig eiwit te vervangen wordt nog onderzocht. In Maastricht wordt bijvoorbeeld het effect van consumptie van plantaardig eiwit op spieren, herstel en prestaties onderzocht en in Wageningen de voedingskundige kwaliteit van plantaardige eiwitten.
Het coronavirus (COVID-19) |
|
Wim-Jan Renkema (GL), Paul Smeulders (GL), Lisa Westerveld (GL), Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat de chef van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) overheden dringend adviseert om een «whole government approach»? Kunt u in hoofdlijnen kort uiteenzetten waaruit blijkt dat ook u adequate beleidsmaatregelen neemt om het coronavirus in te dammen?1
Het is ons bekend dat de directeur-generaal van de WHO aandringt op een «whole government approach». Het kabinet heeft een brede aanpak ingezet zodra duidelijk werd dat de maatregelen om het coronavirus te bestrijden invloed hebben op vrijwel alle beleidsterreinen. Dit is ook de reden dat ik u op donderdag 12 maart jl., mede namens het kabinet, een brief heb gestuurd met maatregelen die het kabinet neemt en die raken aan diverse sectoren. Daarnaast heb ik u op zondag 15 maart jl. een brief gestuurd met aanvullende maatregelen. Volgens het kabinet zijn dit adequate bestrijdingsmaatregelen om het virus in te dammen.
Kunt u kwantificeren wat de gewenste capaciteit aan beademingsapparatuur en mondkapjes is? Wat is het verschil tussen de gewenste capaciteit en de gerealiseerde capaciteit? Wat bent u voornemens te doen om de voorraad aan mondkapjes en beademingsapparatuur te verbeteren?
De gewenste capaciteit van zowel beademingsapparatuur als beschermingsmiddelen is afhankelijk van de ontwikkelingen. Ten aanzien van beademingsapparatuur is nu nog voldoende capaciteit beschikbaar. Ik neem wel maatregelen om de bestaande capaciteit uit te breiden. Er worden tachtig extra beademingsapparaten in orde gemaakt voor gebruik. Daarnaast ben ik bezig met andere aanbiedingen om voldoende voorraad achter de hand te hebben. Ten aanzien van beschermingsmiddelen, zoals mondmaskers, is de vraag op dit moment hoger dan het aanbod. Vele aanbiedingen van leveranciers worden op dit moment uitgelopen om te zorgen dat Nederland voldoende beschermingsmiddelen ontvangt. Ik heb inmiddels maatregelen genomen om de beschikbare voorraden via een centrale inkoop en distributieprocedure goed te verdelen over Nederland. De directeuren publieke gezondheid (DPG) zullen hierin een belangrijke verantwoordelijkheid hebben, in samenspraak met het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ). De inkoop van bovenstaande producten zal worden uitgevoerd door een centraal team van inkopers van ziekenhuizen. Ik ondersteun dit inkoopteam, bijvoorbeeld als het gaat om internationale contacten met ambassades in Nederland en het buitenland en voorfinanciering van enkele grote voorraden, om de structuur snel te kunnen laten draaien. Ik zal daar het budget voor inzetten dat hiervoor noodzakelijk is.
Is het mogelijk om op korte termijn het aantal Intensive Care bedden uit te bereiden?
Ten eerste wil ik graag verduidelijken dat niet elke patiënt die besmet is met COVID-19 hoeft te worden opgenomen in het ziekenhuis of op de intensive care. Op basis van medisch inhoudelijk criteria wordt door zorgverleners besloten welke zorg nodig is voor de patiënt. Je ziet nu dat er veel patiënten in thuisisolatie kunnen verblijven. In totaal zijn ongeveer 160 patiënten opgenomen (geweest) in een ziekenhuis, minder dan de helft daarvan worden op de IC verzorgd.
In totaal hebben we in Nederland ca. 1150 IC-bedden beschikbaar. Normaal gesproken is ca. 70–75% van deze bedden bezet. Dit verschilt echter per ziekenhuis; sommige ziekenhuizen hebben een hogere bezetting dan anderen. Ziekenhuizen nemen maatregelen om het aantal IC-bedden uit te breiden. Het afschalen van planbare zorg levert ruimte op, omdat een deel van de huidige bezetting op de IC’s patiënten zijn die een operatie hebben ondergaan. Dit levert 20% extra IC-capaciteit op voor zorg aan patiënten met COVID-19.
Ook zijn er in de ziekenhuizen meer IC-bedden beschikbaar, die normaal gesproken niet bezet zijn. Deze boxen kunnen in gebruik worden genomen als er extra personeel van elders uit het ziekenhuis wordt ingezet. Het personeel dat geen electieve zorg uit hoeft te voeren, kan hier bijvoorbeeld voor worden ingezet. Ook kan er op de OK beademd worden, wat extra (nood)capaciteit oplevert. Tot slot kan Defensie zorgen voor 70 extra beademingsapparaten. Met deze maatregelen kunnen in totaal 1500 IC-plekken gecreëerd worden. In aanvulling hierop zijn ook de ziekenhuizen maatregelen aan het verkennen om uit te breiden, zoals de aanschaf van extra beademingsapparatuur, om de capaciteit nog verder op te schalen tot uiteindelijk ongeveer 2000 IC-bedden.
Bent u ervan op de hoogte dat de WHO en het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding (ECDC) aangeven dat zij geen signalen hebben dat het coronavirus seizoensgebonden is? Wat betekent dat voor de aanpak van het virus?2 3
Het is nog niet bekend of het virus seizoensgebonden is. Het coronavirus is nieuw en er is veel dat we nog niet weten. We zien onder andere uitbraken in Iran en Zuid-Korea en de WHO stelt dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het virus zich anders gedraagt bij verschillende temperaturen. De experts van de WHO geven aan dat seizoensgebondenheid samenhangt met een aantal factoren: bijvoorbeeld de eigenschappen van het virus en het vermogen van het virus om te overleven in het milieu, maar ook met gedrag van mensen. Van het influenzavirus en andere virussen die luchtwegziekten veroorzaken, is bekend dat zij zich in de winter goed kunnen verspreiden, omdat mensen dan meer bij elkaar komen in kleine ruimten.
Dit betekent voor de aanpak van het virus dat we er niet op moeten rekenen dat het in de lente vanzelf wel minder wordt, aldus het RIVM. Onze maatregelen zijn daarom gericht op indamming van het virus en het beperken van verdere verspreiding.
Kunt u schematisch weergegeven hoe besluiten over noodzakelijke maatregelen worden genomen (met daarbij nadrukkelijk aandacht voor de verantwoordelijkheden die de verschillende overheden (rijk, provincies, gemeenten, bijzondere openbare lichamen) en andere betrokken organen zoals veiligheidsregio’s, GGD’en en andere betrokkenen hebben)?
Ik heb tijdens het debat van donderdag 5 maart toegezegd u hierover per brief te informeren. Ik wil u voor dit antwoord dan ook graag verwijzen naar deze brief die ik u deze week zal doen toekomen.
Kunt u een afwegingskader delen met scholen en kinderopvangcentra op basis van welke afwegingen zij in de «bedrijfsvoering» besluiten moeten nemen?
Het antwoord op deze vraag is vandaag achterhaald door de maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd. Vanaf maandag 16 maart tot en met 6 april zijn alle scholen gesloten. Voor nadere precisering verwijs ik u naar de kamerbrief van 15 maart. Gedurende die drie weken zullen wij met de scholen kijken hoe een dergelijke afwegingskader vorm kan krijgen.
Het belang van het kind, het belang van de volksgezondheid én het voorkomen van maatschappelijke onrust spelen bij het maken van een afweging een belangrijke rol. Bij het debat over de bestrijding van het Coronavirus is een motie van het lid Heerma aangenomen waarin het kabinet wordt verzocht een afwegingskader te ontwikkelen met richtlijnen voor het onderwijspersoneel. In onze brief aan uw Kamer van 13 maart (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 151) hebben wij gemeld deze motie uit te gaan voeren. Er zal dus een afwegingskader worden uitgewerkt.
Kunt u uiteenzetten hoe de (crisis)communicatie over het coronavirus op de BES-eilanden is geregeld? Op welke wijze worden de andere landen binnen het Koninkrijk ondersteund bij de aanpak van het virus?
Het zogenaamde IHR-netwerk, gecoördineerd door het RIVM, is de structuur waarlangs aanbevelingen en maatregelen gecommuniceerd worden. Deze structuur is opgezet om de implementatie van de International Health Regulations (IHR regels) binnen de context van de eilanden mogelijk te maken. De afgelopen weken heeft het RIVM als coördinatiepunt van het IHR-netwerk dagelijks contact gehad met alle eilanden. Zowel de diensten publieke gezondheid van de vier Koninkrijkslanden, als ook de drie eilanden van Caribisch Nederland, nemen deel aan dit netwerk.
De diensten Publieke Gezondheid op de eilanden zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering.
Wat betreft ziekenhuiscapaciteit: er is nu wekelijks overleg met de ziekenhuizen op Curaçao, Aruba, Bonaire en St. Maarten om te bespreken hoe elkaar te helpen als er capaciteitsproblemen zijn bij een grotere schaal van besmettingen.
Ook worden Caribisch Nederland en de landen van het Koninkrijk ondersteund bij het ontstaan van tekorten in persoonlijke beschermingsmiddelen.
Bent u ermee bekend dat de Duitse overheid voornemens is om miljarden te investeren om de economische effecten van het coronavirus te beperken, zoals het invoeren van deeltijd-WW? Wanneer acht u het noodzakelijk om ook in Nederland deeltijd-WW in te voeren? Welke andere maatregelen worden in Nederland overwogen en binnen welk tijdspad?
Voor het antwoord op deze vraag wil ik u verwijzen naar de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat over economische maatregelen met betrekking tot het coronavirus, die hij op 12 maart jl., mede namens de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft verstuurd (Kamerstuk 35 420, nr. 1).
Bent u ervan op de hoogte dat verschillende mensen met een beperking, waaronder de Minister van Gehandicaptenzaken, de toegankelijkheid van de communicatie onvoldoende vinden? Waarom wordt bij persconferenties of extra uitzendingen rondom het coronavirus geen gebruikgemaakt van een tolk gebarentaal en ondertiteling in eenvoudig Nederlands? Deelt u de mening dat de publieke omroep de taak heeft iedereen te bereiken met deze noodzakelijke informatie? Wat bent u voornemens te doen om de toegankelijkheid van de informatievoorziening te verbeteren?
Ik vind het van groot belang dat informatie voor iedereen begrijpelijk, toegankelijk en eenduidig is. We richten ons in dit kader ook op mensen met een beperking. Bij het achtuurjournaal wordt de komende periode een gebarentolk ingezet en ook bij belangrijke persconferenties zullen we dit doen. Daarnaast zijn er filmpjes in gebarentaal met als uitgangspunt de meest gestelde vragen over het coronavirus en de vier handelingsperspectieven. Deze worden gedeeld op de website rijksoverheid.nl/coronavirus. Ook zijn de belangrijkste handelingsperspectieven vertaald naar Engels, Papiamento en Papiamentu, Pools, Arabisch, Turks en Spaans. Deze vertalingen worden onder andere aan zorgorganisaties beschikbaar gesteld. Voor laaggeletterden is, via het landelijk expertisecentrum Pharos dat gespecialiseerd is in communicatie met laaggeletterden, een aangepaste boodschap opgesteld. Slechtzienden maken doorgaans gebruik van voorleessoftware op hun eigen digitale middelen. Ondertiteling is een dienstverlening die de NPO verzorgt op een speciaal kanaal. Zo goed als het gehele Nederlandstalige aanbod van de publieke omroepen wordt door TT888 van ondertiteling voorzien.
Bent u ermee bekend dat indammen van het coronavirus alleen mogelijk is als burgers alert zijn en de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) adequaat opvolgen? Bent u bereid op zeer korte termijn de publiekscommunicatie te intensiveren op radio, televisie en online? Wilt u toezeggen om in Nederland ook televisiespotjes uit te zenden om de voorlichting te intensiveren, net als in Vlaanderen wordt gedaan?
Ja. Daarom heeft het kabinet aan iedereen de oproep gedaan om de adviezen van het RIVM, GGD’en en veiligheidsregio’s op te volgen, en zelf na te denken over het verkleinen van risico’s en daarnaar te handelen. Daarnaast heb ik tijdens het plenair debat van 12 maart jl., ook aangekondigd de publiekscommunicatie te gaan intensiveren, onder andere door in te gaan zetten op televisiespotjes. Daarnaast doe ik regelmatig onderzoek naar het sentiment van het algemeen publiek met betrekking tot de informatiebehoefte en het vertrouwen in de genomen maatregelen.
Bent u bereid de gestelde vragen afzonderlijk te beantwoorden voor maandag 16 maart 2020?
Ja.
Het datalek van het Donorregister |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Bruno Bruins (VVD) |
|
Klopt het dat u op 9 maart 2020 op de hoogte bent gesteld over het datalek dat zich heeft voorgedaan bij het Donorregister, of was u hierover al eerder geïnformeerd?1
Mijn ministerie is vrijdag 6 maart mondeling door de algemeen directeur van het CIBG geïnformeerd over een waarschijnlijk datalek. Tijdens dit gesprek zijn afspraken gemaakt over het aanmelden van het datalek bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en is het CIBG gevraagd een brief op te stellen waarin zij uitleg geven over dit datalek. Ik heb deze brief van het CIBG op maandag 9 maart ontvangen waarna ik de Kamer op 10 maart heb geïnformeerd.
Op welk moment zijn precies de persoonsgegevens overgezet naar de twee harde schijven?
Het inscannen van de papieren registratieformulieren was onderdeel van het digitaliseringsproject van het Donorregister. Voor dit project heeft het CIBG de Belastingdienst gevraagd om 6,9 miljoen donorkeuzeformulieren, zoals geregistreerd of gewijzigd in de periode van februari 1998 tot juni 2010, in te scannen. De Belastingdienst is hiermee op 1 december 2012 gestart en was op 25 oktober 2013 klaar. In deze periode heeft de Belastingdienst de externe harde schijven aangemaakt. In augustus 2015 zijn de externe harde schijven door de Belastingdienst overhandigd aan het CIBG.
Op welk moment was het CIBG voor het eerst op de hoogte van de vermissing van de twee externe harde schijven? Was deze ontdekking al begin 2020 gedaan, op het moment dat begonnen werd met de vernietiging van het papieren archief?
Conform het Vervangingsbesluit Donor archief 1998–2010 CIBG zijn alle papieren gegevens vervangen door digitale kopieën. Hierdoor was het bewaren van een digitaal of papieren archief niet meer nodig. In februari 2020 is gestart met het vernietigen van het papieren archief door Doc-Direkt en het vernietigen van het digitale archief door het CIBG zelf. De vernietiging van het papieren archief was op 26 februari 2020 afgerond. Met betrekking tot het digitale archief heeft het CIBG op 20 februari 2020 ontdekt dat de externe harde schijven niet in de kluis lagen. Het CIBG heeft toen een interne zoekactie opgestart. Op 4 maart 2020 heeft het CIBG geconcludeerd dat de externe harde schijven vermist waren. Deze vermissing is op diezelfde dag door de privacy officer van het CIBG als datalek aangemerkt.
Klopt het dat, na aanmerking van de vermissing als een datalek door de privacy officer van het CIBG, dit direct gemeld is aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en dit dus op 6 maart 2020 plaatsvond?
De vermissing van de externe harde schijven is door het CIBG op 4 maart 2020 als een datalek aangemerkt. Een datalek moet, binnen de wettelijke termijn van 72 uur na aanmerking, worden gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De privacy officer van het CIBG heeft het datalek op 6 maart 2020, binnen deze wettelijke termijn, gemeld bij de AP.
Wat was de reactie van de AP op het datalek? Heeft de AP aanbevelingen gedaan over mogelijke vervolgstappen en worden deze opgevolgd? Zo ja, wat waren deze aanbevelingen precies en hoe wordt hier gevolg aan gegeven? Zo nee, waarom niet?
De AP doet geen uitspraken over het verloop en de inhoud van onderzoek dat door hen wordt uitgevoerd. Conform mijn toezegging informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek van de AP en de Audit Dienst Rijk (ADR).
Van hoeveel unieke personen stonden hun persoonsgegevens op de twee vermiste harde schijven? Worden deze mensen persoonlijk van het datalek op de hoogte gesteld?
Het CIBG heeft vastgesteld dat het om 6.058.250 unieke personen gaat, inclusief personen die thans overleden zijn. Op de externe harde schijven waren 6,9 miljoen gescande registratie- en wijzigingsformulieren opgeslagen; sommige personen hebben meerdere formulieren ingediend, waardoor het aantal formulieren en het aantal unieke personen niet overeenkomt.
Het CIBG heeft besloten om via de website van het donorregister de burgers te informeren over het datalek en de mogelijke gevolgen. Het CIBG heeft daarnaast een apart telefoonnummer ingesteld waar burgers met vragen terecht kunnen.
Kunt u toelichten wat precies bedoeld wordt met de passage «hoogstwaarschijnlijk niet zijn beveiligd»? Waarom is het niet bekend of deze externe harde schijven beveiligd zijn?
Het CIBG heeft aangegeven dat na verder intern onderzoek duidelijk is geworden dat de externe harde schijven inderdaad niet waren beveiligd. Nog onbekend is waarom de externe harde schijven niet zijn beveiligd. Deze vraag zal ook in het onderzoek van de ADR worden meegenomen. Zoals toegezegd wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van dit onderzoek.
Kunt u aangeven wanneer precies de twee verhuizingen van het Donorregister, waarover gesproken wordt in de brief, plaatsvonden? Is de kluis waarin de externe harde schijven zich bevonden tijdens beide verhuizingen meeverhuisd?
Het CIBG geeft aan dat op 18 en 19 februari 2016 de verhuizing van de CIBG-vestiging in Kerkrade plaatsvond naar de nieuwe vestiging in Heerlen. Bij deze verhuizing zijn de externe harde schijven meeverhuisd maar is de betreffende kluis in Kerkrade niet meeverhuisd. Het CIBG heeft in Heerlen beschikking gekregen over een andere kluis. De andere verhuizing vond plaats op 17 en 18 mei 2018 binnen hetzelfde gebouw in Heerlen. Tijdens deze interne verhuizing is de kluis waarvan het CIBG gebruikmaakt in Heerlen niet verplaatst.
Hoeveel beveiligingsprotocollen en werkinstructies zijn er precies? Kunt u per protocol en instructie aangeven wanneer deze voor het laatst geëvalueerd zijn en welk proces is ingericht om deze instructies en protocol bijgewerkt te houden?
Het CIBG volgt ten aanzien van (informatie)beveiliging de Rijksbrede richtlijnen die gebaseerd zijn op de Baseline Informatiebeveiliging Overheid 2019 (BIO). De BIO bevat zeer uitgebreide personele, technische, organisatorische en fysieke maatregelen, procedures en ondersteunende producten. De vraag hoeveel protocollen en werkinstructies het CIBG heeft ten aanzien van dit onderwerp, wanneer deze geëvalueerd zijn en welke ondersteunende processen zijn ingericht, wordt meegenomen in het onderzoek van de ADR waarover ik de Kamer zal informeren.
Klopt het, gezien het feit dat geschreven wordt dat «aanwezige beveiligingsprotocollen en (werk)instructies onvoldoende zijn nageleefd», dat het datalek niet plaats had kunnen vinden indien de beveiligingsprotocollen en (werk)instructies wel waren nageleefd? Zo ja, waarom wordt dan ook gesproken over een herziening en aanscherping van deze instructies en protocollen?
In het onderzoek dat de ADR gaat uitvoeren zal worden ingegaan op de naleving van de beveiligingsprotocollen en werkinstructies binnen het CIBG rondom dit onderwerp. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomst van dit onderzoek.
Kunt u aangeven wanneer de eventuele aanscherping en herziening van de beveiligingsprotocollen en (werk)instructies gereed is?
De ADR en de AP gaan onafhankelijk onderzoek doen naar het datalek, het CIBG zal deze onderzoeksresultaten meenemen in de evaluatie en waar nodig aanscherping van bestaande beveiligingsprocedures en werkinstructies.
Het CIBG zal vooruitlopend op de uitkomsten van deze onafhankelijke onderzoeken, de komende periode reeds onderzoeken welke interne veranderingen met voorrang doorgevoerd kunnen worden.
Wie ziet toe op de naleving van de beveiligingsprotocollen en (werk)instructies?
Naleving van de beveiligingsprotocollen bij het CIBG is in de reguliere managementlijn belegd en valt onder de verantwoordelijkheid van de waarnemend Chief Information Officer (CIO) van het CIBG. Bij het CIBG zijn de Chief Security Information Officer (CISO) en Privacy Officer van het CIBG belangrijke kaderstellers. In het onderzoek van de ADR zal de vraag worden meegenomen wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft in de naleving van de beveiligingsprotocollen.
Was de kluis waarin de externe harde schijven zich bevonden afgesloten of had iedereen toegang tot deze kluis?
Zowel de kluis op de locatie Kerkrade, als de kluis op de locatie Heerlen, waren afgesloten. In Kerkrade werd de sleutel beheerd door de afdeling Functioneel Beheer van het CIBG. In Heerlen werd de sleutel beheerd door twee aangewezen medewerkers van het CIBG. CIBG-medewerkers konden met toestemming van de personen met een sleutel toegang krijgen tot de kluis. De (naleving van de) procedure m.b.t. de toegang tot de kluizen wordt meegenomen in het onderzoek van de ADR.
Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met de passage «de zoektocht naar de externe schijven wordt voortgezet»? Wie voert deze zoektocht uit en is er aangifte gedaan bij de politie?
Het CIBG heeft geen aangifte gedaan bij de politie, er zijn geen aanwijzingen of vermoedens dat de externe harde schijven zijn ontvreemd. Enkele medewerkers van het CIBG zijn tot en met 12 maart ingezet voor de aanvullende zoektocht, deze is inmiddels afgerond. De schijven zijn echter nog steeds vermist.
Bent u bereid de Kamer te informeren op het moment dat u meer weet over hoe deze datalek precies heeft kunnen gebeuren?
Ja, zoals ik in mijn brief van 10 maart jl. heb aangegeven, ben ik voornemens om de Kamer van de uitkomsten van de onderzoeken van de AP en de ADR op de hoogte te stellen.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met het feit dat u «geen signaal ontvangen van onbevoegde kennisname van de gegevens op de externe harde schijven»? Op welke wijze zou u hiervan signalen ontvangen?
Het CIBG heeft nauw contact met het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG). Tot op heden zijn bij dit meldpunt geen meldingen gedaan van identiteitsfraude waarbij een verband kan worden gelegd met dit datalek.
Het CIBG en de Nederlandse Transplantatie Stichting monitoren daarnaast of er ongebruikelijke of ongewone berichten worden ontvangen waarin wordt verwezen naar gegevens die ook op de externe harde schijven stonden. Ook monitort het CIBG via het klantencontactcentrum of er signalen binnenkomen die verband kunnen houden met het datalek. Tot slot wordt berichtgeving door de media nauwlettend gevolgd. Tot op heden heeft de monitoring nog geen vermoeden van onbevoegde kennisname van de gegevens opgeleverd.
Wat is de precieze onderzoeksvraag die aan de Auditdienst Rijk (ADR) is meegegeven voor hun onderzoek? Is al bekend wanneer dit ADR-onderzoek gereed is?
De ADR is verzocht een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de wijze waarop binnen het CIBG wordt omgegaan met externe gegevensdragers. Zowel de opzet van het beleid als het bestaan van beheersmaatregelen ten aanzien van het huidige en toekomstige donorregister.
De ADR is bereid dit onderzoek uit te voeren en zal naar verwachting uiterlijk eind mei 2020 een rapportage opleveren.
Welke stappen wilt u en/of het CIBG zetten om het geschade vertrouwen in het Donorregister en de zorgvuldige omgang van persoonlijke gegevens van mensen te herstellen, aanvullend aan de stappen die reeds in de brief staan?
Het is vanuit het oogpunt van het publieke vertrouwen heel belangrijk dat er openheid van zaken is, niet alleen over wat er is gebeurd en de (mogelijke) consequenties die dit kan hebben, maar ook over wat er wordt gedaan om eenzelfde fout in de toekomst te voorkomen. Ik zal de Kamer daarom informeren over de uitkomsten van de onderzoeken door de ADR en AP en het CIBG vragen om eventueel te nemen vervolgstappen aan mij te rapporteren en deze openbaar te maken.
Het CIBG zal zoals gezegd, vooruitlopend op de uitkomsten van de onafhankelijke onderzoeken door de ADR en AP, de komende periode zelf onderzoeken welke interne veranderingen met voorrang doorgevoerd kunnen worden.
Overigens is bij de bouw van het nieuwe Donorregister begin 2019 security by design en privacy by design in de infrastructuur ingeregeld. Persoonsgegevens kunnen in het nieuwe donorregister alleen opgevraagd worden via een gecontroleerd proces. Een voorbeeld hiervan is dat persoonsgegevens in het nieuwe donorregister versleuteld worden opgeslagen. Hierdoor kan zelfs een systeembeheerder niet bij deze persoonsgegevens.
Kunt u deze vragen voor de inbrengdatum van het door de commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport afgesproken schriftelijke overleg apart beantwoorden?
Nee, in verband met de COVID-19 uitbraak is het mij niet gelukt deze vragen voorafgaand aan het schriftelijke overleg aan de Kamer te zenden.
Het bericht ‘Foute huisarts die nooit meer spreekuur mag houden, toch weer aan het werk’ |
|
Hayke Veldman (VVD) |
|
Bruno Bruins (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Foute huisarts die nooit meer spreekuur mag houden, toch weer aan het werk»?1
Ja.
Kunt u toelichten of, en zo ja, hoe de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) toezicht houdt op zorgverleners die voor het leven geschorst zijn? Zo niet, hoe wordt voorkomen dat voor het leven geschorste zorgverleners alsnog in de zorg aan de slag gaan?
De IGJ houdt toezicht op de gezondheidszorg in Nederland. Wanneer een BIG-geregistreerde zorgverlener wordt doorgehaald in het BIG-register is het niet toegestaan dat hij of zij een wettelijk beschermde beroepstitel voert en zelfstandig voorbehouden handelingen verricht.
Doet hij of zij dit toch, dan is dit strafbaar. Als de IGJ een melding krijgt over een dergelijke situatie doet zij onderzoek naar de feiten en omstandigheden. Indien nodig treft zij maatregelen. Ook in deze casus wordt onderzoek gedaan.
Voor instellingen die van plan zijn om een zorgverlener aan te nemen geldt een vergewisplicht om te controleren of de nieuwe medewerker geschikt is om zorg te verlenen. Zij dienen hiervoor onderzoek te doen naar het arbeidsverleden van de sollicitant. Daarnaast zijn sommige zorginstellingen verplicht om een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) op te vragen.
Indien een BIG-geregistreerde zorgverlener wordt doorgehaald in het BIG-register dan raakt hij of zij de titel kwijt en mag het beroep niet langer onder die beschermde beroepstitel uitoefenen. Dat betekent echter niet dat de betrokken zorgverlener helemaal niet meer werkzaam mag zijn in de zorg. Dit geldt alleen wanneer een bevoegde instantie een algeheel verbod op werkzaamheden in de gezondheidszorg heeft opgelegd.
De ervaring is dat mensen zich hier over het algemeen goed aan houden en een onderzoek met terugwerkende kracht is dan ook niet zinvol. De IGJ zal altijd onderzoek doen als zij een melding ontvangt dat een geschorste zorgverlener voorbehouden handelingen uitvoert of ten onrechte een beroepstitel voert.
Kunt u toelichten of zorginstellingen met betrekking tot sollicitaties een database kunnen raadplegen met geschorste zorgverleners?
Iedereen kan het openbare online BIG-register raadplegen waarin is vermeld of een arts een bevoegdheidsbeperkende maatregel opgelegd heeft gekregen. Een zorginstelling kan in het kader van de vergewisplicht ook navraag doen bij eerdere werkgevers, het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn raadplegen en navraag doen bij de IGJ of de sollicitant een aantekening Wkkgz heeft.
Kunt u aangeven of de IGJ, aangezien zij stelt in geen tien jaar een melding te hebben gehad van een zorgverlener uit de eerstelijnszorg die ondanks een schrapping toch aan het werk gaat, met terugwerkende kracht gaat onderzoeken of dergelijke gevallen zich in het verleden wel hebben voorgedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of de IGJ wel meldingen heeft gehad van zorgverleners uit de tweede- of derdelijnszorg die ondanks schrapping toch aan het werk zijn gegaan?
De IGJ heeft geen meldingen gehad over zorgverleners werkzaam in ziekenhuizen of particuliere klinieken die zich niet hebben gehouden aan de opgelegde bevoegdheidsbeperkingen.
Fysiotherapeuten die in actie komen tegen bemoeienis van de zorgverzekeraar |
|
Henk van Gerven |
|
Bruno Bruins (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Radar over fysiotherapeuten die in actie komen tegen de bemoeienis van zorgverzekeraars?1
Het is goed dat fysiotherapeuten aangeven wat naar hun mening zou kunnen verbeteren in de zorg en in hun relatie met de zorgverzekeraars.
Wat vindt u ervan dat fysiotherapeuten zich genoodzaakt zien ongecontracteerd te gaan werken en een derde van hen (34%), op dit moment geen contract met een of meer zorgverzekeraars heeft en 8% helemaal geen contracten met zorgverzekeraars meer heeft?
Het zou altijd een voorkeursoptie moeten zijn voor zorgaanbieders, en dus ook fysiotherapeuten, om contracten af te sluiten met zorgverzekeraars. Een contract is het beste instrument voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars om over belangrijke onderwerpen als prijs, kwaliteit, service en zinnig zorg afspraken te maken. Maar als een zorgaanbieder zich genoodzaakt voelt om toch zonder contract te werken, is dat zijn eigen vrije keuze. De genoemde percentages niet-gecontracteerde zorglevering vind ik evenwel zorgelijk. En beschouw deze als een signaal dat het contracteerklimaat tussen fysiotherapeuten en zorgverzekeraars verder moet verbeteren. Beide partijen moeten daarin investeren.
Wat vindt u ervan dat patiënten zorg gaan mijden omdat de kosten te hoog worden? Hoe hoog is het percentage zorgmijding bij fysiotherapeuten? Is daar onderzoek naar gedaan dat bij u bekend is?
Ik ben niet bekend met een onderzoek dat heeft gekeken naar de mijding van specifiek fysiotherapie. Wel laten cijfers van de Staat van Volksgezondheid en Zorg zien dat het percentage mensen dat aangeeft vanwege de kosten af te hebben gezien van zorg de afgelopen jaren is gehalveerd (van 16 procent in 2016 naar 8 procent in 2018).
Het is ongewenst als mensen vanwege financiële redenen afzien van noodzakelijke zorg. Daarom zijn er zowel op landelijk als gemeentelijk niveau verschillende maatregelen genomen om de financiële toegankelijkheid tot zorg te borgen. Zo hebben mensen met een laag inkomen recht op zorgtoeslag.
Ook zijn specifieke zorgvormen, waaronder huisartsenzorg, zorg voor verzekerden die jonger zijn dan 18 jaar en ketenzorg bij bijvoorbeeld diabetes, uitgezonderd van het eigen risico. Verder komen specifieke zorgvormen in aanmerking voor een fiscale aftrek (de aftrek specifieke zorgkosten) en bieden zorgverzekeraars de mogelijkheid om het eigen risico gespreid te betalen.
Daarnaast bieden gemeenten meerkostenregelingen en/of bijzondere bijstand aan mensen met hoge zorgkosten aan en/of hebben zij gemeentepolissen. Verzekerden kunnen bij de gemeentepolis kiezen voor een aanvullende verzekering, die vaak dekking biedt voor fysiotherapie. Omdat de gemeentepolis niet altijd de beste oplossing is voor mensen met een laag inkomen, zijn er ook gemeenten die keuzehulpen aanbieden. Een voorbeeld hiervan is de VoorzieningenWijzer. Dit initiatief helpt verzekerden bij het vinden van de juiste polis en bij het benutten van voorzieningen, zoals de zorgtoeslag en de bijstand. Een dergelijke keuzehulp kan verzekerden die fysiotherapie nodig hebben en daarbij een duidelijke voorkeur hebben voor een specifieke zorgaanbieder, helpen bij het bepalen welke (aanvullende) polis het meest geschikt is.
De beschikbaarheid van compensatiemaatregelen is een eerste stap, maar verzekerden moeten hier ook van op de hoogte zijn. Dit heeft mijn voortdurende aandacht. Zo zijn er diverse informatiecampagnes geweest om verzekerden te informeren over de uitzonderingen van het eigen risico. Ook gemeenten spelen een belangrijke rol. Er is mogelijk een groep verzekerden die zich niet vanzelf bij de gemeente meldt, omdat zij niet goed op de hoogte is van de compensatie-maatregelen die gemeenten kunnen bieden. Het gaat hierbij vooral om huis-houdens met (een bredere) financiële problematiek. Gemeenten hebben tal van initiatieven ontwikkeld om deze groep te bereiken. Zo komen gemeenten bijvoorbeeld via de budgetsupermarkt, de apotheker, het zwembad en de bibliotheek in aanraking met potentiële cliënten (zie ook Kamerstuk 29 689, nr. 846).
Tijdens het Algemeen Overleg van 12 september jl. over Eigen Bijdragen in de zorg heb ik toegezegd een onderzoek uit te zetten naar de (effectiviteit van) maatregelen die gemeenten en zorgverzekeraars nemen om ongewenste zorgmijding vanwege financiële redenen onder kwetsbare groepen tegen te gaan. Dit onderzoek zal ook aandacht besteden aan de vraag hoe kwetsbare groepen zo goed mogelijk bereikt kunnen worden.
Deelt u de mening dat het beter is om fysiotherapie vanuit het basispakket te vergoeden in plaats van dat mensen een beroep doen op duurdere en vergoede tweedelijnszorg?
Fysiotherapie kan mogelijk een rol spelen bij substitutie van zorg uit de tweede lijn, naar de eerste lijn. In het kader van het overgangstraject systeemadvies fysio- en oefentherapie, waarin het Zorginstituut Nederland (ZiNL) de knelpunten tussen de aanspraken en de kosten analyseert, wordt hier ook naar gekeken en is eerder al besloten om de eerste 20 behandelingen bij bepaalde aandoeningen op de chronische lijst te vergoeden (onder andere bij claudicatio intermittens, COPD).
Omdat het van belang is dat de zorg in het basispakket effectief en doelmatig is, wil ik niet vooruitlopen op de uitkomsten van het overgangstraject systeemadvies. Ik verwacht binnenkort de tweede voortgangsrapportage aan uw Kamer te kunnen toesturen.
Erkent u dat de huidige vergoedingen tot tweedeling leiden, waardoor mensen met een lager inkomen sneller geneigd zijn de zorg te mijden? Bent u bereid hier maatregelen tegen te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel en welke zorgverzekeraars passen de behandelindex nog toe?
Op dit moment gebruiken de zorgverzekeraars CZ, VGZ, Zilveren Kruis en Zorg en Zekerheid de behandelindex als element om te differentiëren in hun contracten. De overige zorgverzekeraars kunnen de behandelindex gebruiken bij gesprekken over doelmatigheid van geleverde zorg.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars via de behandelindex op de stoel van de zorgverlener gaan zitten, dit tot minder vergoedingen leidt en deze daarom dient te worden afgeschaft?
Nee, deze mening deel ik niet. Zorgverzekeraars hebben een belangrijke taak in het betaalbaar en toegankelijk houden van de zorg. Zij kunnen zelf bepalen of en welke instrumenten zij inzetten om te sturen op doelmatige inzet van zorg. Op dit moment is de behandelindex het enige instrument binnen de paramedische zorg dat beschikbaar is voor de zorgverzekeraars om te beoordelen of de geleverde zorg wel doelmatig is. De afgelopen jaren hebben zorgverzekeraars al veel gedaan om de werking van de behandelindex te verbeteren. Zo wordt binnen de fysiotherapie nu door alle zorgverzekeraars dezelfde index gebruikt. In de bestuurlijke afspraken paramedische zorg 2019–2022 is afgesproken dat partijen verkennen of de behandelindex door kan worden ontwikkeld tot een resultaats-index. Dit is een beoordelingsinstrument waarin niet (alleen) het aantal behandelingen, maar ook uitkomsten van de behandelingen worden meegewogen.
Bent u bereid om de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoek te laten doen naar wat reële tarieven zijn in de fysiotherapie om zo de regie te behouden, in plaats van dit over te laten aan een extern bureau? Kunt u uw standpunt motiveren?
Nee, ik ga de NZa geen kostenonderzoek laten uitvoeren voor de paramedische zorg. Hiervoor zijn meerdere redenen. Allereerst is recent al een kostenonderzoek voor de paramedische zorg opgeleverd, waarvoor de paramedische beroeps-groepen en Zorgverzekeraars Nederland opdrachtgever waren. Zij hebben daarvoor zelf een onderzoeksbureau gekozen dat zij het meest geschikt achtten. Dit was een van de afspraken in de Bestuurlijke Afspraken Paramedische Zorg 2019–2022. Het Ministerie van VWS heeft financieel bijgedragen aan het onder-zoek, maar was geen opdrachtgever.
Ik heb uw Kamer bij brief van 19 maart 2020 (titel: «Kamerbrief over kostenonderzoek paramedische zorg» met kenmerk: 1661694–203096-CZ) geïnformeerd over dit onderzoek en geef daarin ook aan dat partijen dit onderzoek zullen gebruiken voor verdere afspraken. Er is dus geen enkele reden om opnieuw een kostenonderzoek te laten uitvoeren. Daarnaast voert de NZa alleen kosten-onderzoeken uit om tarieven vast te stellen voor sectoren waarin de tarieven gereguleerd zijn. In de paramedische zorg gelden vrije tarieven. Het zou dus niet gepast zijn om de NZa voor deze sector een kostenonderzoek te laten uitvoeren.
Kunt u aangeven vanaf wanneer fysiotherapie niet meer volledig in het basispakket zat en hoe de ontwikkeling is geweest naar het schrappen van de eerste twintig behandelingen uit het pakket? Wat was daarvoor de motivatie?
Bij de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet (Zvw) per 1 januari 2006 is besloten dat het verzekerde pakket van de Ziekenfondswet zoals dat eind 2005 gold, bepalend was voor de aard, inhoud en omvang van het Zvw-pakket. Het Zvw-pakket 2006 was dan ook gelijk aan het ziekenfondspakket van ultimo 2005. In het pakket van het Ziekenfonds waren op dat moment de eerste 9 behandelingen al voor eigen rekening van de verzekerden. In 2011 is dit aangepast naar 12 behandelingen. Dit was een van de maatregelen naar aanleiding van de overschrijdingen van het Budgettair Kader Zorg (BKZ). En in 2012 is het aantal behandelingen voor eigen rekening verder verhoogd naar 20 behandelingen. Dit naar aanleiding van de bezuinigingsopdracht in het regeer- en gedoogakkoord.
Wat zijn bij benadering de extra kosten voor fysiotherapie als de eerst twintig behandelingen weer in het basispakket zouden worden opgenomen, ervan uitgaande dat de directe toegankelijkheid zou worden vervangen door een verplichte verwijskaart van huisarts of specialist?
Het is lastig om een bedrag te noemen dat betrouwbaar is omdat zorg-verzekeraars geen zicht hebben op behandelingen die verzekerden zelf betalen. Zorgverzekeraars Nederland heeft een poging gedaan om de kosten te bepalen en komt tot ongeveer € 100 miljoen per jaar. Maar dit is nadrukkelijk een grove schatting die gebaseerd is op een groot aantal aannames.
Menstruatie-armoede in Nederland |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (VVD), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gratis menstruatieproducten voor Schotse vrouwen, «taboe bespreekbaar maken»»?1
Ja, ik ben bekend met het betreffende bericht.
Bent u zich bewust van het feit dat er een taboe bestaat rondom menstruatie en deelt u de mening dat deze niet zou moeten bestaan? Welke maatregelen wilt u gaan nemen om dit taboe te slechten?
Onderzoek van het platform De Bovengrondse2 en Plan Internationaal3 laat zien dat menstruatie anno nu soms nog een taboe is en dat er behoefte bestaat aan meer kennis. Het is van belang dat taboes rond menstruatie worden doorbroken en de kennis over goed gebruik van menstruatiemiddelen wordt vergroot.
Scholen in het basis en voortgezet onderwijs zijn op grond van het kerndoelonderdeel seksualiteit en seksuele diversiteit verplicht om in hun lesaanbod aandacht te besteden aan seksuele vorming en gezondheid, relaties en seksuele diversiteit. Scholen zijn vrij om zelf te kiezen welke methoden of lespakketten ze hiervoor gebruiken. Binnen het thema seksuele gezondheid besteden diverse lesmethoden aandacht aan menstruatie(welzijn). De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport heeft hierover op 14 november jl. een brief gestuurd naar uw Kamer naar aanleiding van een petitie van de Endometriose Stichting en GirlsTalk.Period!.
Wat is uw reactie op het feit dat 8,9% van de vrouwen tussen de 12 en 25 jaar niet in een eerste levensbehoefte kunnen voorzien met gevolgen voor zowel hun hygiëne als hun gezondheid? Vindt u dit passend voor een welvarend land zoals Nederland?
Het kabinet zet voor de aanpak van armoede in Nederland een integrale aanpak in die zich zoveel mogelijk richt op de verscheidenheid aan oorzaken van armoede. Het kabinet neemt daartoe, op basis van het regeerakkoord, al diverse maatregelen om de structurele oorzaken van armoede aan te pakken. Daarbovenop heeft het kabinet ook extra middelen voor het voorkomen van schulden en het bestrijden van armoede beschikbaar gesteld.
Bij de aanpak van armoede hebben gemeenten een belangrijke rol. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het lokale armoedebeleid. Zij kennen de lokale situatie en kunnen maatwerk bieden. Zo is uit een recent gesprek met vertegenwoordigers van de Bovengrondse en Plan Internationaal gebleken dat een drietal gemeenten gaat bekijken in hoeverre de aanschaf van de menstruatieproducten kan lopen via de welbekende stadspassen voor minima.
In beantwoording van eerdere schriftelijke vragen gaf u aan voorstander te zijn van de integrale aanpak van menstruatie-armoede door Schotland, is dat nog steeds zo?2
In de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen heb ik aangegeven dat het mij bekend is dat in Schotland de keuze is gemaakt om sanitaire producten te verstrekken aan vrouwen met een laag inkomen en om deze beschikbaar te stellen in opvanghuizen en op scholen.
Deelt u de mening dat het gratis verschaffen van menstruatieproducten aan alle vrouwen een effectieve aanpak van menstruatie-armoede is? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven is dit kabinet voorstander van een integrale aanpak van armoede met daarin een centrale rol voor de gemeenten zodat maatwerk mogelijk is om tegemoet te komen aan de verscheidenheid aan oorzaken en gevolgen van armoede.
Bent u bereid om, in navolging van het Schotse voorbeeld, menstruatie-armoede uit te bannen door menstruatieproducten gratis aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Het bericht ‘KNLTB in beroep tegen uitspraak AP’ en ‘Boete voor tennisbond vanwege verkoop van persoonsgegevens’ |
|
Tobias van Gent (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Bruno Bruins (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «KNLTB in beroep tegen uitspraak AP» en «Boete voor tennisbond vanwege verkoop van persoonsgegevens»?1 en2
Ja.
Deelt u de mening dat de uitgangspunten van het Verenigingsrecht en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) strijdig zijn als het gaat om de interpretatie van het «gerechtvaardigd belang»? Zo nee, waarop baseert u die vaststelling?
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is een Europese verordening die voor de gehele EU bindend is, dus ook voor de (sport)verenigingen in Nederland. Als er sprake is van strijdigheid tussen het nationale recht en de Verordening gaat de Verordening voor op het nationale recht. De verwerkingsgrondslag «Gerechtvaardigd belang» volgt uit artikel 6 AVG. Ik kan niet treden in de interpretatie van deze grondslag uit de AVG. Wel wijs ik op de nadere duiding in de guideline van de European Data board, uitleg van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en jurisprudentie alsmede op een recente normuitleg van de AP over het gerechtvaardigd belang die te vinden is op haar website. 3
Bent u zich ervan bewust dat er binnen de sportsector onduidelijkheid bestaat over de interpretatie van het «gerechtvaardigd belang»? Hebben vertegenwoordigers van de sportsector deze problematiek bij u aangekaart? Welke stappen zijn genomen om de sport hierin te ondersteunen? Hebben vertegenwoordigers van de sportsector deze problematiek bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) aangekaart? Welke stappen heeft de AP genomen om de sport hierin te ondersteunen?
Ja, daar ben ik mij van bewust.
Vertegenwoordigers uit de sportsector hebben dit bij mij en bij de AP aangekaart.
De AP heeft met vertegenwoordigers van de sportsector goede en constructieve gesprekken gevoerd ten aanzien van de KNLTB-zaak en óók met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens in de sportsector in bredere zin. Afgesproken is dat de sportsector aan de slag gaat met het opstellen van nieuwe richtsnoeren voor het verwerken van persoonsgegevens in de sportsector, in lijn met de AVG zodat de sportsector weet wat mogelijk is en wat niet. De AP steunt dit en zal de sportsector bij het opstellen van de richtsnoeren van toelichting voorzien ten aanzien van de relevante aspecten van de AVG. In dat licht zal ook een volgend overleg plaatsvinden tussen de AP en de vertegenwoordigers van de sportsector.
Bent u zich ervan bewust dat de door de AP gehanteerde interpretatie van de AVG sporten in Nederland duurder maakt? Hoe interpreteren andere Europese toezichthouders de AVG op dit gebied? Wijkt de interpretatie van de AP af van de zienswijze van andere Europese Toezichthouders? Klopt het dat de Europese Commissie zich duidelijk heeft uitgesproken voor harmonisatie van AVG-regels in de verschillende lidstaten, onder meer omdat anders een ongelijk speelveld voor organisaties ontstaat?
Ik ben me er van bewust dat de uitspraak mogelijk consequenties kan hebben voor de inkomsten van verschillende sportbonden waaronder die van de KNLTB. Hoe groot de impact is, verschilt van bond tot bond evenals of de wegvallende inkomsten doorberekend worden in een hogere contributie.
Ik heb geen volledig beeld van hoe toezichthouders in andere lidstaten de AVG op dit gebied interpreteren. In dit verband wijs ik er op dat de interpretatie van de AVG regels voorbehouden is aan de nationale toezichthouder. Dit houdt in dat er in de praktijk verschillende interpretaties van de AVG regels kunnen zijn.
Hoewel de Europese Commissie inderdaad heeft aangegeven dat de harmonisatie van de AVG regels wenselijk is, kunnen verschillende feiten en omstandigheden een rol spelen in de uiteindelijke interpretatie van de regels. Zo beschikken we in Nederland over een unieke sportverenigingsinfrastructuur die de vergelijking met andere landen lastig maakt.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om, gezien de unieke maatschappelijke rol van (sport)verenigingen en de noodzaak om de sport betaalbaar en toegankelijk te houden, onder aanvoering van NOC*NSF gezocht moet worden naar uitzonderingsmogelijkheden, dan wel een specifieke richtlijn, zoals die ook voor andere sectoren gelden? Bent u bereid daarin het initiatief te nemen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan de orde om een specifieke uitzondering voor sport te maken. De AVG is een Europese verordening die rechtstreeks van toepassing is in Nederland en daarmee ook van toepassing is op (sport)verenigingen. Daar waar de AVG ruimte laat voor nationale keuzes bij de uitvoering van de AVG, zijn deze ingevuld in de Uitvoeringswet AVG (UAVG). Binnen de AVG zijn er diverse mogelijkheden
om persoonsgegevens voor verschillende doeleinden op een rechtmatige manier te verwerken. De sportsector gaat aan de slag met het opstellen van nieuwe richtsnoeren. Deze zullen halverwege 2020 gereed zijn.
Kunt u aangeven hoeveel klachten er bij de AP, dan wel andere organisaties, over de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB) zijn ontvangen inzake mogelijke privacyschending? Acht u de opgelegde boete proportioneel gezien de omvang van de klachten en de verwarring binnen de sportsector over de interpretatie van de AVG?
De KNLTB geeft aan dat het om vijf klachten gaat. Omdat er nog een bezwaarprocedure tegen het besluit loopt en de KNLTB nog meer rechtsmiddelen kan inzetten, kan de AP geen nadere toelichting of aantallen geven.
Het aantal en de inhoud van de klachten en de media-aandacht hebben een rol gespeeld bij de overweging van de AP om een onderzoek te starten.
Het is aan de AP om een proportionele sanctie op te leggen, zij maakt hierin onafhankelijk haar eigen afweging. Daar kan ik niet in treden.
Deelt u de mening dat de AP, zoals vastgesteld in de Kamer (bij aangenomen motie) «zich zo hulpvaardig mogelijk moet opstellen en zich dus primair behoort te richten op voorlichting en hulp bij de interpretatie en uitvoering van de regelgeving»?3
Op basis van artikel 52, eerste lid, van de AVG treedt de AP als toezichthouder volledig onafhankelijk op bij de uitvoering van haar taken en de uitoefening van haar bevoegdheden. In gevolge het tweede lid van dat artikel blijven de leden van de AP bij de uitvoering van die taken en uitoefening van die bevoegdheden vrij van al dan niet rechtstreekse externe invloed en vragen noch aanvaarden zij instructies van wie dan ook. Tegen die achtergrond onthoud ik mij van een oordeel over de wijze waarop de AP zich zou (hebben) dienen op te stellen.
Kunt u verklaren waarom de AP de mogelijkheid van de Alternatieve Interventie destijds (2018) niet heeft toegepast (conform beleidsregels klachtenprioritering AP), maar gekozen heeft voor een traject met een, voor een non-profit organisatie, zeer hoge boete van € 525.000,–? Kunt u verklaren waarom in het geval van de KNLTB geen enkele begeleiding en voorlichting heeft plaatsgevonden, maar er direct is overgegaan tot beboeting? Kunt u verklaren waarom de AP elk verzoek tot contact en hulp vanuit de KNLTB heeft geweigerd?
De AP heeft als privacy toezichthouder een wettelijke onafhankelijkheid.
Dit geldt ook voor de wijze van interveniëren. De AP legt in haar boetebesluit zelf uit waarom zij geen Alternatieve Interventie heeft toegepast.
Deelt u de mening dat hier ook sprake is van een publicitaire misser? Bent u op de hoogte van de procedurele fouten die zijn gemaakt door de AP tijdens het proces? Wat is de aard van deze fouten? Wat doet u om te voorkomen dat deze fouten in de toekomst opnieuw worden gemaakt?
De AP heeft als privacy toezichthouder een wettelijke onafhankelijkheid. Tegen die achtergrond ga ik er vanuit dat zij een gedegen afweging heeft gemaakt in de procesgang.
De KNLTB heeft op 21 december 2018 bij de AP een klacht ingediend over uitlatingen van de voorzitter van de AP in televisieprogramma Nieuwsuur.
De AP heeft deze klacht gegrond verklaard. De AP heeft hierin onder andere erkend dat zij in haar uitlatingen tijdens dit programma op een aantal punten genuanceerder en zorgvuldiger had kunnen en moeten zijn.
Bent u van mening dat de KNLTB in dit proces onnodig en onbehoorlijk in diens imago is aangetast en recht heeft op enigerlei vorm van rehabilitatie? Zo ja, welke actie onderneemt u hiertoe? Zo nee, waarom niet? Is de regeling van NOC*NSF voor ondersteuning van topsporters bij complexe juridische zaken hiervoor te gebruiken? Is deze faciliteit uit te breiden zodat ook sportbonden gebruik kunnen maken van ondersteuning?
Zoals uit mijn antwoord op de vragen 7, 8 en 9 blijkt, treed ik niet in de beoordeling van het besluit van de AP. In het verlengde daarvan past het ook niet dat ik actie zou ondernemen. De KNLTB kan bij de AP om een schadevergoeding vragen of een procedure starten bij de rechter.
Aansluiting bij de ondersteuning voor topsporters ligt niet voor de hand. Deze faciliteit is ingericht voor natuurlijke personen en niet voor rechtspersonen en dient een ander doel.
Deelt u de zorg van NOC*NSF over de gevolgen van de interpretatie en handelwijze van de AP zoals toegepast ten aanzien van de KNLTB voor de sport in zijn totaliteit?
Met NOC*NSF ben ik van mening dat de sport toegankelijk moet zijn voor iedereen waarbij de contributies op aanvaardbare hoogte liggen en tegelijkertijd het voorzieningenpeil van de bonden en de steun aan haar verenigingen op voldoende niveau is. Ik vind het echter ook belangrijk dat de privacy van alle Nederlanders, inclusief de leden van sportbonden wordt gewaarborgd.
Heeft er tussen u en uw ministeries omtrent deze casus, dan wel de brede sportbelangen, afstemming plaatsgevonden en bent u bereid gezamenlijk naar een oplossing te zoeken?
Tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Justitie en Veiligheid is er overleg geweest omtrent deze casus en de samenhangende sportbelangen. Op dit moment kunnen er geen uitspraken worden gedaan over eventuele oplossingen en ligt het in de rede de aangespannen procedure door de KNLTB te volgen.
Is het door middel van sectorale wetgeving mogelijk om in dergelijke gevallen van gegevensuitwisseling een uitzondering aan te brengen op de AVG? Bent u bereid dit te verkennen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe lang zal het traject duren tot de invoering?
Zie het antwoord op vraag 5.
Het bericht dat ‘Frankrijk beslag laat leggen op de voorraden en productie van mondkapjes’ |
|
Maarten Hijink |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Frankrijk beslag laat leggen op de voorraden en productie van mondkapjes?1
Ik heb kennis genomen van het bericht. Ook Duitsland heeft inmiddels een vergelijkbare maatregel genomen. Ik ben van mening dat een dergelijke maatregel geen oplossing is voor de schaarste waar heel Europa nu mee te kampen heeft. Fabrikanten van beschermingsmateriaal zijn erop ingericht om heel Europa, ook in een tijd van schaarste, te kunnen voorzien van de benodigde materialen. Een dergelijke maatregel van een individuele lidstaat doorkruist deze werkwijze. Ik zal dit aan de orde stellen in de eerstvolgende EPSCO die op korte termijn plaatsvindt.
Heeft u de (wettelijke) bevoegdheid om een dergelijke maatregel ook voor Nederland te nemen?
Die wettelijke bevoegdheid heb ik niet. Wel hebben de directeuren publieke gezondheid van de GGD-GHOR een belangrijke wettelijke taak in de operationele leiding van de geneeskundige hulpverlening. Vanuit die rol kunnen zij een belangrijke regiefunctie spelen waar het gaat om de logistieke verdeling van de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen, in het kader van de infectieziektebestrijding. Ik ben daarom in nauw overleg met zowel fabrikanten/leveranciers als met de koepels van zorgaanbieders om te komen tot een gezamenlijke aanpak voor de aanschaf, verdeling en distributie van persoonlijke beschermingsmiddelen die noodzakelijk zijn voor een infectieziektebestrijding, en de noodzakelijke testkits voor het testen op COVID-19. Deze aanpak richt zich specifiek op de zorgverleners die verantwoordelijk zijn voor de acute zorg in het kader van infectieziektebestrijding, dus de huisartsen, GGD-GHOR, de ziekenhuizen en de ambulances. Incidenteel kunnen daar ook andere zorgaanbieders aan worden toegevoegd, als deze te maken krijgen met een uitbraak van COVID-19, zoals verpleegtehuizen.
Overweegt u een vergelijkbare maatregel voor Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer zal deze maatregel ingevoerd worden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat van morgen 5 maart 2020 over de ontwikkelingen rondom de verspreiding van het coronavirus?
Ja.
Toeristen in Nederland die vanwege het Coronavirus niet terug kunnen keren |
|
Maarten Hijink , Sadet Karabulut |
|
Bruno Bruins (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het onderhands meegestuurd bericht waarin zorgen worden uitgesproken over toeristen in Nederland die niet kunnen terugkeren naar huis vanwege het coronavirus, maar waarvan het visum dreigt te verlopen?1
De in het bericht uitgesproken zorg is bekend en begrijpelijk. Visumhouders hebben de mogelijkheid een verlengingsverzoek in te dienen. Normaal gesproken moet een verlengingsverzoek ingediend worden bij de IND. De loketten van de IND zijn echter tot en met 6 april alleen op afspraak geopend voor spoedzaken. Dit komt door de maatregelen van de overheid tegen het coronavirus. Klanten die met een visum kort verblijf in Nederland verblijven en het land niet kunnen verlaten, kunnen nu telefonisch bij de IND een verlenging van het visum aanvragen. Registratie van de verlenging van het visum vindt plaats in het VIS (Visum Informatie Systeem). Iedere verlenging wordt coulant maar op zijn merites beoordeeld. Sinds 23 maart jl. hebben enkele honderden vreemdelingen een dergelijk verzoek ingediend.
Hoeveel toeristen zijn er in Nederland met een (bijna aflopend) visum, die niet terug kunnen keren vanwege het coronavirus? Is hier inzicht in?
Hier zijn geen exacte aantallen van aan te geven. Ter indicatie kan ik u melden dat van 1 januari 2020 tot en met 29 februari in China ongeveer 2000 (1972) toeristische visa zijn afgegeven. De exacte inreis- en vertrekdata zijn niet bekend. Daar komt bij dat Chinese reizigers vaak in groepsverband naar Nederland reizen en vervolgens verder reizen naar andere toeristische bestemmingen in het Schengengebied. Daarnaast registreert de IND niet het aantal mensen dat niet kan terugkeren vanwege het Coronavirus en om die reden een verzoek om verlenging van een visum indienen.
Wat gebeurt er cq. wat moet men ondernemen indien toeristen met een (bijna aflopend) visum in Nederland zijn, maar niet terug kunnen keren vanwege het coronavirus?
Deze reizigers kunnen contact opnemen met de IND om verlenging van hun visum aan te vragen.
De communicatie rondom de melding van de eerste coronabesmetting in Nederland |
|
Maarten Hijink |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat u al voorafgaand aan de NOS-uitzending «Het Coronavirus: feiten en fabels» op de hoogte was van de vaststelling van het virus bij een patiënt in Brabant?1
In de namiddag van 27 februari – voorafgaand aan de NOS-uitzending over het nieuwe coronavirus – kreeg ik bericht van het RIVM dat een eerste uitgevoerde test een positief resultaat had gegeven. De test moest echter nog een tweede keer worden uitgevoerd en worden bevestigd door het RIVM. Ook moest daarna uiteraard de patiënt zelf en zijn familie nog worden geïnformeerd. Pas daarna kan publiekscommunicatie plaatsvinden. Tijdens de uitzending kreeg ik te horen dat iedereen geïnformeerd was en heb ik ervoor gekozen dit bericht bekend te maken. Alternatief was dit na de uitzending te doen. Dat leek -en lijkt mij nog steeds – ongewenst.
Waarom is ervoor gekozen om de mededeling live in de uitzending bekend te maken?
Zie antwoord vraag 1.
Is het niet vreemd dat in het grootste deel van de uitzending gesproken is over het hypothetische geval van een eerste besmetting, terwijl een deel van de sprekers – inclusief uzelf – op dat moment al op de hoogte was van een eerste besmetting?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom heeft u er niet voor gekozen om direct bekend te maken dat er een besmetting in Nederland was aangetroffen, maar dat details later moesten volgen omdat, uiteraard, eerst betrokken instanties en personen op de hoogte moeten zijn?
Standaard werkwijze van het RIVM is dat eerst de patiënt, diens naasten en de zorginstelling waar de patiënt verblijft worden geïnformeerd. Pas daarna kan informatie breder worden gedeeld. Dit vind ik de enige correcte werkwijze.
Denkt u niet dat de uitzending van de NOS in een heel ander licht was komen te staan als vooraf bekend was geweest dat een besmetting in Nederland al reeds was vastgesteld? Was een bekendmaking aan het begin van de uitzending of voorafgaand aan de uitzending niet verstandiger geweest?
Zie vraag 4
Klopt het dat het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis op donderdagavond verrast werd door het feit dat u live in de uitzending bekendmaakte dat het virus Nederland had bereikt? Hoe verklaart u dat? Is de bekendmaking met het ziekenhuis afgestemd? Kunt u dat toelichten?
Het RIVM, de GGD Hart van Brabant en mijn ministerie hebben voorafgaand aan en tijdens de NOS-uitzending veelvuldig met het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis overlegd. De bekendmaking is door mijn ministerie met hen afgestemd. Ik herken uw signaal dan ook niet.
Wilt u bovenstaande vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat dat de Kamer deze week over het coronavirus houdt?
Ik zal uw vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden.