Het bericht ‘Geen Q-koortsvergoeding voor een op de vijf slachtoffers' |
|
Tjeerd de Groot (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Geen Q-koortsvergoeding voor een op de vijf slachtoffers»?1
Ja.
Is het u bekend dat ongeveer zeshonderd mensen die als Q-koortsslachtoffer een tegemoetkoming bij de regering hebben aangevraagd, die niet krijgen toegewezen?
Het is ons bekend dat de aanvraag voor een tegemoetkoming Q-koorts bij ongeveer zeshonderd mensen is afgewezen.
Hoe verklaart u het hoge percentage afwijzingen van twintig procent?
De tegemoetkoming is bedoeld voor patiënten en de nabestaande(n) van overleden patiënten die van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2012 in Nederland zijn besmet met Q-koorts. Een patiënt met chronische Q-koorts, QVS of een QVS gelijkend ziektebeeld kon een tegemoetkoming aanvragen. Dit geldt ook voor de nabestaande(n) van een patiënt die voor 1 oktober 2018 is overleden met chronische Q-koorts. Aanvragen, die niet voldoen aan deze voorwaarden, zijn afgewezen voor een tegemoetkoming. In totaal is 80% van de aanvragen toegewezen, wat neerkomt op meer dan 2000 mensen.
Klopt het dat u signalen heeft ontvangen van slachtoffers dat nadat zij stelden dat de voorwaarden voor een tegemoetkoming oneerlijk waren, de voorwaarden iets zijn versoepeld? Zo ja, hoe zijn de voorwaarden aangepast?
De beleidsregel is aangepast na overleg met uw Kamer.2 Ik heb u met een afzonderlijke brief van 9 juli 2019 (Kamerstuk 25 295, nr.70) geïnformeerd over de aanpassing van de beleidsregel voor de Q-koortstegemoetkoming.
Er is besloten om de voorwaarden van de tegemoetkomingregeling te verruimen. De periode van besmetting is verruimd, evenals de aanvraagperiode. Daarnaast zijn de ervaringen, die met de beleidsregel zijn opgedaan, gebruikt om de onverplichte financiële tegemoetkomingregeling te verbeteren. Zo bleek in de bezwaarfase dat mensen soms hun eigen diagnose niet goed beschreven. Hierdoor konden de artsen bij de bevestiging van de diagnose alleen «nee» antwoorden. Er is toen besloten om het formulier voor de artsen aan te passen, waardoor de artsen uitgenodigd werden om een toelichting te geven, indien het antwoord met «nee» werd ingevuld.
Hoe komt het dat nog steeds een op de vijf slachtoffers na het aanpassen van de voorwaarden buiten de boot valt?
Diegenen, die geen tegemoetkoming hebben gekregen, voldeden niet aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming.
Is het voor een Q-koortspatiënt altijd mogelijk om te achterhalen wanneer een besmetting heeft plaatsgevonden?
Het is voor een Q-koorts patiënt niet altijd mogelijk om precies te achterhalen op welke datum een besmetting heeft plaatsgevonden. Gezien de incubatietijd is wel aannemelijk te maken dat besmetting in een bepaalde periode heeft plaatsgevonden. Er is daarom voor de tegemoetkoming besloten om «bewijs» van besmetting op een bepaalde datum niet als voorwaarde te stellen. Wel is als voorwaarde gesteld dat de besmetting tijdens de Q-koortsuitbraak (1 januari 2005 tot en met 31 december 2012) moet hebben plaatsgevonden.
De aanvrager kon bij de aanvraag voor een tegemoetkoming zelf aangeven dat hij/zij aan de voorwaarden (langdurige klachten, een besmetting opgelopen tijdens de uitbraakperiode en een diagnose voor inwerkingtreding van de beleidsregel) voldeed. Een bevestiging hiervan door de opgegeven arts was afdoende.
Klopt het dat dit een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming?
Een voorwaarde om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming is dat de besmetting met Q-koorts opgelopen moet zijn tijdens de uitbraak. Deze grenswaarden voor «tijdens de uitbraak» zijn na overleg met uw Kamer verder verruimd, van 2007 t/m 2011 naar 2005 t/m 2012, om ook de periode in de aanloop en de nasleep van de uitbraak mee te nemen
Klopt het dat er slachtoffers zijn die de Q-koorts diagnose te laat kregen om aanspraak te kunnen maken op de tegemoetkoming? Zo ja, bent u bereid deze personen alsnog een tegemoetkoming aan te bieden?
Om aanspraak te kunnen maken op de tegemoetkoming moet aannemelijk zijn dat de besmetting is opgelopen tijdens de uitbraakperiode en daarnaast moet de diagnose voor de patiënten met QVS of een op QVS gelijkend ziektebeeld gesteld zijn voor inwerkingtreding van de beleidsregel namelijk 1 oktober 2018. Voor patiënten met chronische Q-koorts geldt de voorwaarde dat de diagnose gesteld moet zijn voor 1 oktober 2018 niet. Indien enige twijfel is over deze voorwaarden bij de opgegeven behandelend arts of twijfel over blijkt bij behandeling van de aanvraag, dan wordt het medisch dossier voorgelegd aan een onafhankelijke medische commissie, die daar vervolgens een advies over uitbrengt. Dit advies wordt betrokken bij het nemen van een besluit op de aanvraag. Deze onafhankelijke medische commissie heeft ook een rol gespeeld in de bezwaar- en beroepsprocedures.
Bent u bereid nogmaals naar de afgewezen aanvragen te kijken, zodat zeker is dat aanvragen niet onterecht zijn afgewezen?
Voor de afgewezen aanvragen heeft er bezwaar en beroep opengestaan. Dit is een zeer zorgvuldige procedure. De door u gevraagde controle of aanvragen niet onterecht zijn afgewezen is dus al uitgevoerd.
Het bericht 'Faillissement van BOPEC kost overheid Bonaire € 300.000' |
|
Antje Diertens (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Faillissement van BOPEC kost overheid Bonaire € 300.000» van 21 maart 2021?1
Ja.
Is het u bekend of er overleg heeft plaatsgevonden tussen de curator en de vakbonden over de werknemers die in dienst blijven als «skeleton crew» om de potentiële veiligheidsrisico’s beheersbaar te houden? Is het naar uw mening wenselijk dat vakbonden betrokken worden bij de wijze waarop door de curator is besloten het personeel in zetten? Zo nee, waarom niet?
Ja, op voordracht van de Gezaghebber van Bonaire heeft er overleg tussen de curator, de general manager van Bopec en de vakbonden plaatsgevonden over de samenstelling van de zogenaamde «skeleton crew». De vakbonden hebben daarbij een lijst met 23 namen bij de curator aangeleverd. Over deze lijst is, nadat enkele aanpassingen waren doorgevoerd, op 15 maart 2021 overeenstemming bereikt met de vakbonden, de general manager van Bopec en de (toenmalige) bewindvoerder, ILT en RWS zijn hiermee in eerste instantie ook akkoord gegaan. Kort daarna bleken echter meerdere door de vakbonden aangedragen medewerkers op de lijst te staan die om verschillende redenen niet meer beschikbaar waren. Vanwege de feitelijke onuitvoerbaarheid van dit akkoord, heeft de curator vervolgens met de general manager van BOPEC en in afstemming met ILT en RWS een nieuwe gezamenlijke lijst vastgesteld waarop alleen medewerkers staan met de vereiste ervaring en kwalificaties waarvan vaststond dat zij ook daadwerkelijk beschikbaar en inzetbaar waren.
Wie is verantwoordelijk voor de selectie van het personeel dat in dienst blijft om de potentiële veiligheidsrisico’s beheersbaar te houden? Wie is verantwoordelijk voor de kwalificaties van het personeel dat verantwoordelijk is voor het beheersbaar houden van de potentiële risico’s?
Bij surseance van betaling dan wel faillissement is de bewindvoerder/curator primair verantwoordelijk voor de selectie en de kwalificaties van de medewerkers die deel uit maken van de skeleton crew. De bewindvoerder/curator heeft zijn beslissing genomen op voordracht van de general manager van BOPEC en na akkoord door de toezichthouders ILT en RWS. De rechter-commissaris in het faillissement van Bopec heeft ook de vereiste toestemming verleend aan de curator voor het voortzetten van de onderneming van Bopec in afgeslankte vorm, waarbij het de curator door de rechter-commissaris is toegestaan voornoemde werknemers van de nieuwe lijst in dienst te houden.
Is het juist dat er een getekend akkoord ligt tussen de vakbonden, de bewindvoerder en de BOPEC-directie als een van de voorwaarden voor het verlenen van een eventueel boedelkrediet? Zo ja, op welke wijze is dit akkoord nu betrokken bij de afwikkeling?
Zie antwoord vraag 2. Er lag op 15 maart 2021 een getekend akkoord tussen de bewindvoerder, de general manager van Bopec en de vakbonden. Dat akkoord is echter komen te vervallen nadat was gebleken dat dit onuitvoerbaar was doordat verschillende personeelsleden niet meer beschikbaar waren. Genoemd akkoord was overigens geen voorwaarde voor het verlenen van de bijdrage.
Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor de potentiële veiligheidsrisico’s in het geval van een private onderneming? En waarom?
De verantwoordelijkheid voor veiligheidsrisico’s ligt te allen tijde bij de vergunninghouder, in dit geval BOPEC. Na het uitspreken van het faillissement is deze verantwoordelijkheid overgegaan op de curator. ILT en RWS houden toezicht op de naleving van de vergunningvoorschriften.
Is het mogelijk dat het kabinetsbeleid (indirect) heeft bijgedragen aan het uiteindelijke faillissement van BOPEC? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen treft u om de gevolgen van het faillissement op te vangen?
Sinds medio 2019 liggen alle commerciële activiteiten van BOPEC stil als gevolg van onder andere internationale sancties tegen het moederbedrijf van BOPEC, Petróleos de Venezuela, S.A. (PdVSA). De ernstige financiële problemen bij Bopec spelen al langer en hebben ook al voor medio 2019 geleid tot ernstig achterstallig onderhoud. Daardoor moest BOPEC steeds meer opslagtanks buiten gebruik stellen en is in 2019 een verbod opgelegd voor het gebruik van beide steigers. De op 9 maart 2021 verleende surseance van betaling en het op 18 maart 2021 uitgesproken faillissement van BOPEC zijn uiteindelijk veroorzaakt door een ernstig tekort aan liquide middelen en het daardoor niet meer betalen van het personeel en een reeks aan andere (preferente) schuldeisers en was geen gevolg van kabinetsbeleid.
Is overwogen om vanuit de rijksoverheid een regeling te treffen voor de loondoorbetaling van het personeel dat ingezet wordt om de potentiële veiligheidsrisico’s te beheersen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom eist men dan nu van het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) een boedelkrediet?
Op 9 maart 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorlopige surseance van betaling verleend aan BOPEC. BOPEC is vervolgens op 18 maart 2021 failliet verklaard. De curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel van het bedrijf. Nadat in eerste instantie door de bewindvoerder, later de curator, was geconstateerd dat BOPEC niet over liquide middelen beschikte om de hoogstnoodzakelijk operationele kosten te betalen heeft de bewindvoerder op 11 maart 2021 een verzoek om een bijdrage bij het Openbaar Lichaam Bonaire ingediend. Het OLB heeft inmiddels een bijdrage van 250.000 dollar toegezegd. Deze bijdrage wordt in twee tranches uitgekeerd; de eerste tranche van USD 125.000 is reeds uitbetaald. De skeleton crew, het personeel dat wordt ingezet om de veiligheidsrisico’s te beheersen, wordt door de curator betaald uit de bijdrage. De bijdrage heeft binnen het faillissement een preferente status als boedelschuld en zal naar verwachting van de curator volledig worden terugbetaald aan het OLB.
Zijn er andere alternatieve regelingen overwogen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
BOPEC heeft op 8 maart 2021 zelf een verzoek tot surseance van betaling bij het gerecht ingediend en deze surseance van betaling is op 9 maart 2021 door het gerecht verleend.
Na constatering door de bewindvoerder dat Bopec geen voldoende beschikbare liquiditeit had om aan haar lopende verplichtingen te kunnen voldoen, is op verzoek van de bewindvoerder de voorlopige surseance van betaling ingetrokken en is BOPEC door het gerecht in staat van faillissement verklaard. Het faillissement is op 18 maart 2021 door het gerecht uitgesproken.
Bent u bereid om de haalbaarheid van een doorstart te onderzoeken, bijvoorbeeld in de vorm van een participatiebedrijf waarin zowel de rijksoverheid als het OLB deelnemen? Zo ja, op welke termijn gaat u dit onderzoek starten? Zo nee, waarom niet?
De curator heeft de mogelijkheden van een doorstart van BOPEC in onderzoek.
In hoeverre is het verzoek van de curator tot het verstrekken van een boedelkrediet door het Bestuurscollege strijdig (of in overeenstemming) met de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in het bijzonder met artikel 11?
De Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet FinBES) staat de inzet door het OLB van de post onvoorzien voor de operationele en boedelkosten van BOPEC, zoals genoemd in artikel 13, niet in de weg. Deze post is immers een voorziening voor het doen van noodzakelijke uitgaven die niet op de oorspronkelijke begroting waren geraamd. Het OLB heeft besloten om een bijdrage te verstrekken, gelet op de acute situatie en het belang van de openbare orde en veiligheid, waarbij beoogd is dat de middelen vanuit de boedel op een later moment terugvloeien. Daarbij geldt dat, ingeval in de toekomst nog andere uitgaven voor BOPEC nodig zullen zijn, de geëigende weg het specifiek opnemen van deze uitgaven in de begroting is. Dit dient plaats te vinden via een begrotingswijziging waarmee de eilandsraad heeft ingestemd.
Het bericht Raad van State Rijkswet COHO strijdig met Statuut |
|
Antje Diertens (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht Raad van State Rijkswet COHO strijdig met Statuut dd 23 maart jl?1
Ja.
Heeft bij het opstellen van de Rijkswet Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) juridische toetsing plaatsgevonden? Zo ja, door wie? Zo nee, waarom niet?
Ja, bij het opstellen van het voorstel van rijkswet COHO heeft juridische toetsing plaatsgevonden. Het departement dat het wetsvoorstel voorbereidt is primair verantwoordelijk voor een voorstel, en dus ook voor de juridische kwaliteit. Daarnaast worden voorstellen doorgaans ook interdepartementaal afgestemd. In dit geval is het voorstel voorbereid in een juridische werkgroep, bestaande uit juristen werkzaam binnen de departementen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Algemene Zaken. Ook is het zo dat in het kader van de rijksbrede wetgevingstoetsing door de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op voorstellen van wetten (ook rijkswetten) en algemene maatregelen van bestuur een toets wordt uitgevoerd op de kwaliteit ervan (zie ook onder vraag 3). In dit specifieke geval was er door de hoge tijdsdruk minder tijd beschikbaar dan gebruikelijk, waardoor deze toetsing slechts beperkt heeft kunnen plaatsvinden. De betreffende toetsing door de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt overigens nogmaals verricht in het kader van de aanpassingen die het voorstel van rijkswet COHO, naar aanleiding van het advies de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk, ondergaat.
Wie is verantwoordelijk voor juridische toetsing voorafgaand aan de adviesaanvraag aan de Raad van State?
De verantwoordelijkheid voor juridische toetsing van een wetsvoorstel voorafgaand aan de adviesaanvraag aan de Afdeling advisering van de Raad van State (van het Koninkrijk) ligt primair bij de juridische directie van het departement (of de departementen) van de bewindspersoon (of bewindspersonen) die politieke verantwoordelijkheid draagt (of dragen) voor het voorstel in kwestie. In casu is dat de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voorts toetst het Ministerie van Justitie en Veiligheid of een wetsvoorstel of ontwerpbesluit voldoet aan de algemene kwaliteitseisen zoals onder andere is neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving en het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK). Deze algemene wetgevingstoets wordt uitgevoerd voorafgaande aan de behandeling in een voorportaal, onderraad en ministerraad.
Bij (consensus)rijkswetgeving ligt daarnaast ook een verantwoordelijkheid voor juridische toetsing bij de juridische directies van de Caribische landen die door een voorstel bestreken worden; in het geval van het COHO-voorstel alle drie de Caribische landen. Met juristen van in het bijzonder Aruba en Curaçao zijn, nadat in de Rijksministerraad van 10 juli 2020 geen overeenstemming werd bereikt over (de voorloper van)2 het COHO-voorstel, gedurende de zomermaanden en het najaar van 2020 ook intensieve gesprekken gevoerd over dit voorstel. Ten slotte wijs ik op de rol die de Raden van Advies van Aruba, Curaçao en Sint Maarten spelen bij de juridische toetsing van rijkswetgeving. Deze toetsing vindt in de regel plaats voordat een voorstel ter advisering wordt voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk (hierna: Afdeling). Dergelijke toetsing is ook in dit geval uitgevoerd.
Is er voorafgaand aan de informele operationaliteit getoetst of de Rijkswet in lijn is met het Statuut? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Indien de Rijkswet als gevolg van het (nog niet openbare) advies van de Raad van State aanpassingen krijgt, welke gevolgen heeft dat voor de informele operationaliteit?
Bij de beantwoording van deze vraag ga ik ervan uit dat u onder «informele operationaliteit» het reeds opgestarte proces rond de uitvoering van de landspakketten verstaat. Eventuele aanpassingen aan het voorstel van rijkswet hebben geen gevolgen voor dit proces. Zulke gevolgen zijn er wel als de landen geen consensus bereiken ten aanzien van het nader rapport en het voorstel van rijkswet. In dat geval komt van rechtswege ook de consensus te vervallen aan de onderlinge regelingen die tussen Nederland en elk van de Caribische landen is gesloten inzake de landspakketten.
Welke gevolgen heeft dit (eventueel) voor de steunverlening?
Het kan zijn dat naar aanleiding van het advies van de Afdeling wijzigingen worden aangebracht aan de in het wetsvoorstel opgenomen structuren en procedures voor de verstrekking van financiële steun. In hoeverre dit gebeurt, is thans nog niet duidelijk en wordt samen met de Caribische landen besproken. Ik kan op de uitkomsten hiervan niet vooruitlopen.
Welke gevolgen heeft dit (eventueel) voor de hervormingsvoorwaarden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor een Rijkswet die strijdig is met het Statuut?
Een rijkswetsvoorstel dat door de rijkswetgever strijdig wordt bevonden met het Statuut kan niet (ongewijzigd) tot rijkswet worden verheven. Overigens constateert de Afdeling in haar advies over het COHO-voorstel niet dat dit strijdig is met het Statuut. Wel leven er bij de Afdeling twijfels over de verenigbaarheid van enkele onderdelen van het voorstel met Statutaire beginselen. Het is aan de rijkswetgever om te bepalen hoe deze twijfels kunnen worden weggenomen.
Waarom is niet zoals door de Kamer gevraagd vooraf advies aan de Raad van State gevraagd?
De Afdeling heeft in het (rijks)wetgevingsproces een vast moment waarop zij om advies wordt gevraagd. Het is niet gebruikelijk om voorafgaand aan een formeel wetstraject de Afdeling om voorlichting te vragen.
Het delen van genetisch testmateriaal van Nederlanders met de Verenigde Arabische Emiraten. |
|
Kees Verhoeven (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Lab in Abu Dhabi gaat Nederlandse coronatests analyseren»?1
Ja.
In welk stadium zijn de onderhandelingen op dit moment met de laboratoria in de Verenigde Arabische Emiraten?
De onderhandelingen over het versturen van materiaal naar de Verenigde Arabische Emiraten zijn inmiddels stopgezet.
Op welke wijze valt de verwerking van genetisch materiaal, in dit geval bijzondere persoonsgegevens, door een laboratorium in de Verenigde Arabische Emiraten, onder Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)?
Er is zeer intensief en constructief gekeken naar alle aspecten die u noemt en ook zijn verschillende oplossingen verkend om alle privacy- en beschermingsrisico’s af te dekken. Er was sprake van een beperkt restrisico, en aangezien op dat moment ook al andere, meer duurzame oplossingen waren gevonden om de testcapaciteit te vergroten, is besloten de onderhandelingen stop te zetten.
Wordt gekeken naar het anonimiseren of pseudonimiseren van het genetisch materiaal zodat dit niet herleidbaar is tot individuen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Staan de Verenigde Arabische Emiraten op de lijst met derde landen met een passend beschermingsniveau voor internationale overdracht van gegevens, en die dus goedgekeurd zijn door de Europese Commissie? Zo nee, welke maatregelen zult u dan moeten nemen alvorens een overdracht van deze bijzondere persoonsgegevens mogelijk zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u de zorgen wegnemen dat er een kans bestaat op misbruik van genetisch materiaal met andere doeleinden – zoals bijvoorbeeld in het strafrecht of met betrekking tot toelating tot het land?
Informeert u de Kamer nader als de contracten met de laboratoria in de Verenigde Arabische Emiraten eenmaal zijn afgerond?
Het bericht Raad van State Rijkswet COHO strijdig met Statuut |
|
Antje Diertens (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht Raad van State Rijkswet COHO strijdig met Statuut dd 23 maart jl?1
Ja.
Heeft bij het opstellen van de Rijkswet Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) juridische toetsing plaatsgevonden? Zo ja, door wie? Zo nee, waarom niet?
Ja, bij het opstellen van het voorstel van rijkswet COHO heeft juridische toetsing plaatsgevonden. Het departement dat het wetsvoorstel voorbereidt is primair verantwoordelijk voor een voorstel, en dus ook voor de juridische kwaliteit. Daarnaast worden voorstellen doorgaans ook interdepartementaal afgestemd. In dit geval is het voorstel voorbereid in een juridische werkgroep, bestaande uit juristen werkzaam binnen de departementen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Algemene Zaken. Ook is het zo dat in het kader van de rijksbrede wetgevingstoetsing door de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op voorstellen van wetten (ook rijkswetten) en algemene maatregelen van bestuur een toets wordt uitgevoerd op de kwaliteit ervan (zie ook onder vraag 3). In dit specifieke geval was er door de hoge tijdsdruk minder tijd beschikbaar dan gebruikelijk, waardoor deze toetsing slechts beperkt heeft kunnen plaatsvinden. De betreffende toetsing door de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt overigens nogmaals verricht in het kader van de aanpassingen die het voorstel van rijkswet COHO, naar aanleiding van het advies de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk, ondergaat.
Wie is verantwoordelijk voor juridische toetsing voorafgaand aan de adviesaanvraag aan de Raad van State?
De verantwoordelijkheid voor juridische toetsing van een wetsvoorstel voorafgaand aan de adviesaanvraag aan de Afdeling advisering van de Raad van State (van het Koninkrijk) ligt primair bij de juridische directie van het departement (of de departementen) van de bewindspersoon (of bewindspersonen) die politieke verantwoordelijkheid draagt (of dragen) voor het voorstel in kwestie. In casu is dat de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voorts toetst het Ministerie van Justitie en Veiligheid of een wetsvoorstel of ontwerpbesluit voldoet aan de algemene kwaliteitseisen zoals onder andere is neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving en het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK). Deze algemene wetgevingstoets wordt uitgevoerd voorafgaande aan de behandeling in een voorportaal, onderraad en ministerraad.
Bij (consensus)rijkswetgeving ligt daarnaast ook een verantwoordelijkheid voor juridische toetsing bij de juridische directies van de Caribische landen die door een voorstel bestreken worden; in het geval van het COHO-voorstel alle drie de Caribische landen. Met juristen van in het bijzonder Aruba en Curaçao zijn, nadat in de Rijksministerraad van 10 juli 2020 geen overeenstemming werd bereikt over (de voorloper van)2 het COHO-voorstel, gedurende de zomermaanden en het najaar van 2020 ook intensieve gesprekken gevoerd over dit voorstel. Ten slotte wijs ik op de rol die de Raden van Advies van Aruba, Curaçao en Sint Maarten spelen bij de juridische toetsing van rijkswetgeving. Deze toetsing vindt in de regel plaats voordat een voorstel ter advisering wordt voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk (hierna: Afdeling). Dergelijke toetsing is ook in dit geval uitgevoerd.
Is er voorafgaand aan de informele operationaliteit getoetst of de Rijkswet in lijn is met het Statuut? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Indien de Rijkswet als gevolg van het (nog niet openbare) advies van de Raad van State aanpassingen krijgt, welke gevolgen heeft dat voor de informele operationaliteit?
Bij de beantwoording van deze vraag ga ik ervan uit dat u onder «informele operationaliteit» het reeds opgestarte proces rond de uitvoering van de landspakketten verstaat. Eventuele aanpassingen aan het voorstel van rijkswet hebben geen gevolgen voor dit proces. Zulke gevolgen zijn er wel als de landen geen consensus bereiken ten aanzien van het nader rapport en het voorstel van rijkswet. In dat geval komt van rechtswege ook de consensus te vervallen aan de onderlinge regelingen die tussen Nederland en elk van de Caribische landen is gesloten inzake de landspakketten.
Welke gevolgen heeft dit (eventueel) voor de steunverlening?
Het kan zijn dat naar aanleiding van het advies van de Afdeling wijzigingen worden aangebracht aan de in het wetsvoorstel opgenomen structuren en procedures voor de verstrekking van financiële steun. In hoeverre dit gebeurt, is thans nog niet duidelijk en wordt samen met de Caribische landen besproken. Ik kan op de uitkomsten hiervan niet vooruitlopen.
Welke gevolgen heeft dit (eventueel) voor de hervormingsvoorwaarden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor een Rijkswet die strijdig is met het Statuut?
Een rijkswetsvoorstel dat door de rijkswetgever strijdig wordt bevonden met het Statuut kan niet (ongewijzigd) tot rijkswet worden verheven. Overigens constateert de Afdeling in haar advies over het COHO-voorstel niet dat dit strijdig is met het Statuut. Wel leven er bij de Afdeling twijfels over de verenigbaarheid van enkele onderdelen van het voorstel met Statutaire beginselen. Het is aan de rijkswetgever om te bepalen hoe deze twijfels kunnen worden weggenomen.
Waarom is niet zoals door de Kamer gevraagd vooraf advies aan de Raad van State gevraagd?
De Afdeling heeft in het (rijks)wetgevingsproces een vast moment waarop zij om advies wordt gevraagd. Het is niet gebruikelijk om voorafgaand aan een formeel wetstraject de Afdeling om voorlichting te vragen.
De ontwikkelingen van de gezondheidssituatie op Bonaire en Curaçao |
|
Antje Diertens (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kunt u aangeven hoeveel ziekenhuisopnames er op dit moment zijn door de Covid-19 besmetting op Bonaire?
Op dit moment (26 april) zijn er 6 patiënten van Bonaire opgenomen in een ziekenhuis vanwege Covid-19.
Hoeveel van deze ziekenhuisopnames verblijven op Bonaire en hoeveel verblijven elders? Hoeveel daarvan liggen op de afdeling intensieve zorg?
Op dit moment (26 april) is er één Covid patiënt opgenomen op de IC en 3 op de Covid verpleegafdeling van het ziekenhuis op Bonaire. Er ligt momenteel één patiënt van Bonaire in het ziekenhuis op Aruba één patiënt in Colombia.
Is het u bekend of er problemen zijn met het callcenter op Bonaire? Zo ja, ziet u mogelijkheden dit te verbeteren? Zo nee, bent u bereid hier navraag naar te doen?
Het is mij bekend dat er problemen waren met de bereikbaarheid van het callcenter op Bonaire en er is aan oplossingen gewerkt. Zo is een aparte telefoonlijn geopend voor vragen over en aanmeldingen voor vaccinaties. Mensen die zich willen laten vaccineren kunnen zich ook online registreren. De speciale telefoonlijn voor vaccinaties is sinds 29 maart bereikbaar. Dit heeft de druk op het callcenter verlicht.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de vaccinaties op Bonaire? Is er voldoende capaciteit beschikbaar omtrent de logistiek die verband houdt met het vaccineren?
Sinds 29 maart is begonnen met het vaccineren van de gehele volwassen bevolking. Inmiddels is 63% van de volwassen bevolking ten minste één keer gevaccineerd. De prikcapaciteit is opgeschaald naar 700–1000 prikken per dag. Hier is voldoende capaciteit voor.
Kunt u aangeven hoeveel ziekenhuisopnames er op dit moment zijn door de Covid-19 besmetting op Curaçao? Hoeveel daarvan liggen op de afdeling intensieve zorg?
Er liggen momenteel 29 patiënten uit Curaçao op de Covid IC en 42 patiënten op de Covid verpleegafdeling in het ziekenhuis.
Is het u bekend of er sprake is van maatregelen om de reguliere gezondheidszorg af te schalen op Curaçao? Zo ja, welke gevolgen heeft dit? Zo nee, bent u bereid hier navraag naar te doen?
Op dit moment zijn niet-urgente operaties uitgesteld. Het ziekenhuis is open voor acute operaties en acute zorg (SEH). Andere zorg (niet-operatieve opnames, diagnostiek en poliklinische zorg) is deels afgeschaald.
Is er een risico op overbelasting van de intensieve zorg, en zo ja, bent u bereid de ZMS Karel Doorman in te zetten om beschikbaarheid van zorg te waarborgen op de eilanden?
Het risico op overbelasting van de acute en intensieve zorg wordt zo veel mogelijk afgedekt door goede afspraken tussen de 4 ziekenhuizen (op Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint Maarten) over de spreiding van patiënten. De afgelopen weken is er extra personeel vanaf Sint Maarten naar de benedenwindse eilanden verplaatst. Ook wordt extra personeel via het Amerikaanse uitzendbureau AMI ingezet om de (IC) capaciteit op Aruba, Bonaire en Curaçao uit te breiden. De benodigde apparatuur is in een eerder stadium al aan de ziekenhuizen geleverd. Ook worden gesprekken gevoerd over de overplaatsing van patiënten naar andere landen in de regio, wanneer de lokale capaciteit ondanks gezamenlijke inspanningen onvoldoende blijken te zijn. Zo zijn de afgelopen maand 5 patiënten van Bonaire overgeplaatst naar Colombia. Het Ministerie van VWS heeft geen zeggenschap over de inzet van de ZMS Karel Doorman. Voor eventuele steunverlening kan een verzoek worden gedaan aan het Ministerie van Defensie. Defensie is toegerust op traumazorg van gewonden en heeft beperkte capaciteit aan boord van de schepen om grote capaciteitstekorten aan IC zorg op te kunnen vangen. Een steunverzoek is tot op heden niet gedaan.
Overweegt u voor reizigers vanaf Aruba, Curaçao en Bonaire naar Nederland tijdelijk een negatieve PCR-test verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?
Met ingang van zaterdag 20 maart wordt Bonaire aangemerkt als hoogrisicogebied voor Nederland. Aruba en Curaçao worden sinds zaterdag 27 maart als hoogrisicogebied beschouwd. Reizigers die vanaf Aruba, Bonaire of Curaçao naar Nederland reizen worden daarom dringend geadviseerd om 10 dagen in thuisquarantaine te gaan, en net als voor andere hoogrisicogebieden geldt een (dubbele) testverplichting.
Het bericht 'Faillissement van BOPEC kost overheid Bonaire € 300.000' |
|
Antje Diertens (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Faillissement van BOPEC kost overheid Bonaire € 300.000» van 21 maart 2021?1
Ja.
Is het u bekend of er overleg heeft plaatsgevonden tussen de curator en de vakbonden over de werknemers die in dienst blijven als «skeleton crew» om de potentiële veiligheidsrisico’s beheersbaar te houden? Is het naar uw mening wenselijk dat vakbonden betrokken worden bij de wijze waarop door de curator is besloten het personeel in zetten? Zo nee, waarom niet?
Ja, op voordracht van de Gezaghebber van Bonaire heeft er overleg tussen de curator, de general manager van Bopec en de vakbonden plaatsgevonden over de samenstelling van de zogenaamde «skeleton crew». De vakbonden hebben daarbij een lijst met 23 namen bij de curator aangeleverd. Over deze lijst is, nadat enkele aanpassingen waren doorgevoerd, op 15 maart 2021 overeenstemming bereikt met de vakbonden, de general manager van Bopec en de (toenmalige) bewindvoerder, ILT en RWS zijn hiermee in eerste instantie ook akkoord gegaan. Kort daarna bleken echter meerdere door de vakbonden aangedragen medewerkers op de lijst te staan die om verschillende redenen niet meer beschikbaar waren. Vanwege de feitelijke onuitvoerbaarheid van dit akkoord, heeft de curator vervolgens met de general manager van BOPEC en in afstemming met ILT en RWS een nieuwe gezamenlijke lijst vastgesteld waarop alleen medewerkers staan met de vereiste ervaring en kwalificaties waarvan vaststond dat zij ook daadwerkelijk beschikbaar en inzetbaar waren.
Wie is verantwoordelijk voor de selectie van het personeel dat in dienst blijft om de potentiële veiligheidsrisico’s beheersbaar te houden? Wie is verantwoordelijk voor de kwalificaties van het personeel dat verantwoordelijk is voor het beheersbaar houden van de potentiële risico’s?
Bij surseance van betaling dan wel faillissement is de bewindvoerder/curator primair verantwoordelijk voor de selectie en de kwalificaties van de medewerkers die deel uit maken van de skeleton crew. De bewindvoerder/curator heeft zijn beslissing genomen op voordracht van de general manager van BOPEC en na akkoord door de toezichthouders ILT en RWS. De rechter-commissaris in het faillissement van Bopec heeft ook de vereiste toestemming verleend aan de curator voor het voortzetten van de onderneming van Bopec in afgeslankte vorm, waarbij het de curator door de rechter-commissaris is toegestaan voornoemde werknemers van de nieuwe lijst in dienst te houden.
Is het juist dat er een getekend akkoord ligt tussen de vakbonden, de bewindvoerder en de BOPEC-directie als een van de voorwaarden voor het verlenen van een eventueel boedelkrediet? Zo ja, op welke wijze is dit akkoord nu betrokken bij de afwikkeling?
Zie antwoord vraag 2. Er lag op 15 maart 2021 een getekend akkoord tussen de bewindvoerder, de general manager van Bopec en de vakbonden. Dat akkoord is echter komen te vervallen nadat was gebleken dat dit onuitvoerbaar was doordat verschillende personeelsleden niet meer beschikbaar waren. Genoemd akkoord was overigens geen voorwaarde voor het verlenen van de bijdrage.
Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor de potentiële veiligheidsrisico’s in het geval van een private onderneming? En waarom?
De verantwoordelijkheid voor veiligheidsrisico’s ligt te allen tijde bij de vergunninghouder, in dit geval BOPEC. Na het uitspreken van het faillissement is deze verantwoordelijkheid overgegaan op de curator. ILT en RWS houden toezicht op de naleving van de vergunningvoorschriften.
Is het mogelijk dat het kabinetsbeleid (indirect) heeft bijgedragen aan het uiteindelijke faillissement van BOPEC? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen treft u om de gevolgen van het faillissement op te vangen?
Sinds medio 2019 liggen alle commerciële activiteiten van BOPEC stil als gevolg van onder andere internationale sancties tegen het moederbedrijf van BOPEC, Petróleos de Venezuela, S.A. (PdVSA). De ernstige financiële problemen bij Bopec spelen al langer en hebben ook al voor medio 2019 geleid tot ernstig achterstallig onderhoud. Daardoor moest BOPEC steeds meer opslagtanks buiten gebruik stellen en is in 2019 een verbod opgelegd voor het gebruik van beide steigers. De op 9 maart 2021 verleende surseance van betaling en het op 18 maart 2021 uitgesproken faillissement van BOPEC zijn uiteindelijk veroorzaakt door een ernstig tekort aan liquide middelen en het daardoor niet meer betalen van het personeel en een reeks aan andere (preferente) schuldeisers en was geen gevolg van kabinetsbeleid.
Is overwogen om vanuit de rijksoverheid een regeling te treffen voor de loondoorbetaling van het personeel dat ingezet wordt om de potentiële veiligheidsrisico’s te beheersen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom eist men dan nu van het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) een boedelkrediet?
Op 9 maart 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voorlopige surseance van betaling verleend aan BOPEC. BOPEC is vervolgens op 18 maart 2021 failliet verklaard. De curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel van het bedrijf. Nadat in eerste instantie door de bewindvoerder, later de curator, was geconstateerd dat BOPEC niet over liquide middelen beschikte om de hoogstnoodzakelijk operationele kosten te betalen heeft de bewindvoerder op 11 maart 2021 een verzoek om een bijdrage bij het Openbaar Lichaam Bonaire ingediend. Het OLB heeft inmiddels een bijdrage van 250.000 dollar toegezegd. Deze bijdrage wordt in twee tranches uitgekeerd; de eerste tranche van USD 125.000 is reeds uitbetaald. De skeleton crew, het personeel dat wordt ingezet om de veiligheidsrisico’s te beheersen, wordt door de curator betaald uit de bijdrage. De bijdrage heeft binnen het faillissement een preferente status als boedelschuld en zal naar verwachting van de curator volledig worden terugbetaald aan het OLB.
Zijn er andere alternatieve regelingen overwogen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
BOPEC heeft op 8 maart 2021 zelf een verzoek tot surseance van betaling bij het gerecht ingediend en deze surseance van betaling is op 9 maart 2021 door het gerecht verleend.
Na constatering door de bewindvoerder dat Bopec geen voldoende beschikbare liquiditeit had om aan haar lopende verplichtingen te kunnen voldoen, is op verzoek van de bewindvoerder de voorlopige surseance van betaling ingetrokken en is BOPEC door het gerecht in staat van faillissement verklaard. Het faillissement is op 18 maart 2021 door het gerecht uitgesproken.
Bent u bereid om de haalbaarheid van een doorstart te onderzoeken, bijvoorbeeld in de vorm van een participatiebedrijf waarin zowel de rijksoverheid als het OLB deelnemen? Zo ja, op welke termijn gaat u dit onderzoek starten? Zo nee, waarom niet?
De curator heeft de mogelijkheden van een doorstart van BOPEC in onderzoek.
In hoeverre is het verzoek van de curator tot het verstrekken van een boedelkrediet door het Bestuurscollege strijdig (of in overeenstemming) met de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in het bijzonder met artikel 11?
De Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet FinBES) staat de inzet door het OLB van de post onvoorzien voor de operationele en boedelkosten van BOPEC, zoals genoemd in artikel 13, niet in de weg. Deze post is immers een voorziening voor het doen van noodzakelijke uitgaven die niet op de oorspronkelijke begroting waren geraamd. Het OLB heeft besloten om een bijdrage te verstrekken, gelet op de acute situatie en het belang van de openbare orde en veiligheid, waarbij beoogd is dat de middelen vanuit de boedel op een later moment terugvloeien. Daarbij geldt dat, ingeval in de toekomst nog andere uitgaven voor BOPEC nodig zullen zijn, de geëigende weg het specifiek opnemen van deze uitgaven in de begroting is. Dit dient plaats te vinden via een begrotingswijziging waarmee de eilandsraad heeft ingestemd.
Het bericht ‘Geen Q-koortsvergoeding voor een op de vijf slachtoffers' |
|
Tjeerd de Groot (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Geen Q-koortsvergoeding voor een op de vijf slachtoffers»?1
Ja.
Is het u bekend dat ongeveer zeshonderd mensen die als Q-koortsslachtoffer een tegemoetkoming bij de regering hebben aangevraagd, die niet krijgen toegewezen?
Het is ons bekend dat de aanvraag voor een tegemoetkoming Q-koorts bij ongeveer zeshonderd mensen is afgewezen.
Hoe verklaart u het hoge percentage afwijzingen van twintig procent?
De tegemoetkoming is bedoeld voor patiënten en de nabestaande(n) van overleden patiënten die van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2012 in Nederland zijn besmet met Q-koorts. Een patiënt met chronische Q-koorts, QVS of een QVS gelijkend ziektebeeld kon een tegemoetkoming aanvragen. Dit geldt ook voor de nabestaande(n) van een patiënt die voor 1 oktober 2018 is overleden met chronische Q-koorts. Aanvragen, die niet voldoen aan deze voorwaarden, zijn afgewezen voor een tegemoetkoming. In totaal is 80% van de aanvragen toegewezen, wat neerkomt op meer dan 2000 mensen.
Klopt het dat u signalen heeft ontvangen van slachtoffers dat nadat zij stelden dat de voorwaarden voor een tegemoetkoming oneerlijk waren, de voorwaarden iets zijn versoepeld? Zo ja, hoe zijn de voorwaarden aangepast?
De beleidsregel is aangepast na overleg met uw Kamer.2 Ik heb u met een afzonderlijke brief van 9 juli 2019 (Kamerstuk 25 295, nr.70) geïnformeerd over de aanpassing van de beleidsregel voor de Q-koortstegemoetkoming.
Er is besloten om de voorwaarden van de tegemoetkomingregeling te verruimen. De periode van besmetting is verruimd, evenals de aanvraagperiode. Daarnaast zijn de ervaringen, die met de beleidsregel zijn opgedaan, gebruikt om de onverplichte financiële tegemoetkomingregeling te verbeteren. Zo bleek in de bezwaarfase dat mensen soms hun eigen diagnose niet goed beschreven. Hierdoor konden de artsen bij de bevestiging van de diagnose alleen «nee» antwoorden. Er is toen besloten om het formulier voor de artsen aan te passen, waardoor de artsen uitgenodigd werden om een toelichting te geven, indien het antwoord met «nee» werd ingevuld.
Hoe komt het dat nog steeds een op de vijf slachtoffers na het aanpassen van de voorwaarden buiten de boot valt?
Diegenen, die geen tegemoetkoming hebben gekregen, voldeden niet aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming.
Is het voor een Q-koortspatiënt altijd mogelijk om te achterhalen wanneer een besmetting heeft plaatsgevonden?
Het is voor een Q-koorts patiënt niet altijd mogelijk om precies te achterhalen op welke datum een besmetting heeft plaatsgevonden. Gezien de incubatietijd is wel aannemelijk te maken dat besmetting in een bepaalde periode heeft plaatsgevonden. Er is daarom voor de tegemoetkoming besloten om «bewijs» van besmetting op een bepaalde datum niet als voorwaarde te stellen. Wel is als voorwaarde gesteld dat de besmetting tijdens de Q-koortsuitbraak (1 januari 2005 tot en met 31 december 2012) moet hebben plaatsgevonden.
De aanvrager kon bij de aanvraag voor een tegemoetkoming zelf aangeven dat hij/zij aan de voorwaarden (langdurige klachten, een besmetting opgelopen tijdens de uitbraakperiode en een diagnose voor inwerkingtreding van de beleidsregel) voldeed. Een bevestiging hiervan door de opgegeven arts was afdoende.
Klopt het dat dit een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming?
Een voorwaarde om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming is dat de besmetting met Q-koorts opgelopen moet zijn tijdens de uitbraak. Deze grenswaarden voor «tijdens de uitbraak» zijn na overleg met uw Kamer verder verruimd, van 2007 t/m 2011 naar 2005 t/m 2012, om ook de periode in de aanloop en de nasleep van de uitbraak mee te nemen
Klopt het dat er slachtoffers zijn die de Q-koorts diagnose te laat kregen om aanspraak te kunnen maken op de tegemoetkoming? Zo ja, bent u bereid deze personen alsnog een tegemoetkoming aan te bieden?
Om aanspraak te kunnen maken op de tegemoetkoming moet aannemelijk zijn dat de besmetting is opgelopen tijdens de uitbraakperiode en daarnaast moet de diagnose voor de patiënten met QVS of een op QVS gelijkend ziektebeeld gesteld zijn voor inwerkingtreding van de beleidsregel namelijk 1 oktober 2018. Voor patiënten met chronische Q-koorts geldt de voorwaarde dat de diagnose gesteld moet zijn voor 1 oktober 2018 niet. Indien enige twijfel is over deze voorwaarden bij de opgegeven behandelend arts of twijfel over blijkt bij behandeling van de aanvraag, dan wordt het medisch dossier voorgelegd aan een onafhankelijke medische commissie, die daar vervolgens een advies over uitbrengt. Dit advies wordt betrokken bij het nemen van een besluit op de aanvraag. Deze onafhankelijke medische commissie heeft ook een rol gespeeld in de bezwaar- en beroepsprocedures.
Bent u bereid nogmaals naar de afgewezen aanvragen te kijken, zodat zeker is dat aanvragen niet onterecht zijn afgewezen?
Voor de afgewezen aanvragen heeft er bezwaar en beroep opengestaan. Dit is een zeer zorgvuldige procedure. De door u gevraagde controle of aanvragen niet onterecht zijn afgewezen is dus al uitgevoerd.
Het dubbele testbeleid voor vliegreizen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Antje Diertens (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u aangeven hoeveel reizigers sinds de invoering van de negatieve testverplichting voor reizigers uit hoogrisicogebieden op 29 december 2020 positief zijn getest alvorens zij naar Nederland wilden afreizen?
Het kabinet heeft geen data over aantallen reizigers die positief zijn getest met een PCR-test voordat zij naar Nederland wilden afreizen. Een reiziger kan namelijk na een positieve testuitslag afzien van het boeken van een ticket of de geboekte vlucht annuleren. Luchtvaart-, trein- en ferrymaatschappijen houden niet bij waarom iemand zijn ticket annuleert of omboekt. Het is daarom niet te zeggen hoeveel reizigers hebben besloten om na een positieve testuitslag hun voorgenomen reis naar Nederland niet te maken of uit te stellen.
Kunt u delen hoeveel reizigers sinds de invoering van de extra negatieve (snel)testverplichting voor reizigers uit hoogrisicogebieden op 23 januari 2021 positief testten bij de verplichte sneltest, terwijl zij bij de eerste test niet positief waren getest?
Het kabinet heeft geen data over aantallen reizigers die positief zijn getest met een sneltest voordat zij naar Nederland wilden afreizen. Zoals in het geval bij vraag 1 kan een positieve testuitslag leiden tot annuleringen of omboekingen van geboekte reizen.
Kunt u delen hoeveel bemanningsleden van luchtvaartmaatschappijen sinds de invoering van het testprotocol positief zijn getest voorafgaand aan de vlucht sinds het invoeren van het nieuwe protocol?
De testresultaten van bemanningsleden van luchtvaartmaatschappijen die van en naar Nederland vliegen worden niet door de overheid geregistreerd. Indien een bemanningslid in Nederland positief test, wordt een vervanger opgeroepen. Navraag bij KLM leert dat het aantal positieve testuitslagen onder bemanningsleden zeer laag is; ongeveer 0,1 procent van de testuitslagen is positief.
Kunt u aangeven hoeveel procent van de aangekomen vliegtuigpassagiers gebruik heeft gemaakt van de testmogelijkheid op dag vijf van de quarantaine, die vanaf 1 december 2020 mogelijk is? Indien u dit niet kunt aangeven, wordt dit wel geregistreerd en bent u het eens met de stelling dat dit percentage belangrijke informatie bevat om de testbereidheid van reizigers te kennen?
Het kabinet heeft geen exacte gegevens hoeveel reizigers zich op dag 5 na aankomst in Nederland laten testen. Geschat wordt dat in de week van 20 tot en met 31 januari jl. tussen 100 en 400 mensen per dag zich hebben laten testen nadat zij in een hoogrisicogebied waren geweest. Dit betreft niet alleen vliegtuigpassagiers maar reizigers in den brede. Daarom is het niet aan te geven hoeveel procent van de aangekomen vliegtuigpassagiers zich laten testen op dag 5 na aankomst in Nederland.
Op welke manier wordt bijgehouden of het alternatieve testprotocol voor bemanningsleden effectief is in het inperken van besmettingen van bemanning tijdens hun werkzaamheden en het verblijf in het buitenland? Kunt u deze data met de Kamer delen?
De protocollen worden door de verschillende luchtvaartmaatschappijen gemonitord en geëvalueerd. Dit is onderdeel van elk protocol. Daarnaast blijven zowel het Ministerie van IenW als VWS in gesprek met de luchtvaartsector over de naleving en de effectiviteit van de alternatieve testprotocollen. In de stand van zaken brief van 8 maart jl.1 is aangegeven over bemanning dat in plaats van de sneltest gekozen kan worden voor een NAAT/PCR-test die maximaal 72 uur oud is. Met deze negatieve testuitslag kan de bemanning meerdere dagen werken.
Kunt u aan de hand van uw antwoorden op vraag 1, 2 en 3 reflecteren op de effectiviteit van de verschillende maatregelen, zowel voor de maatregelen op zichzelf als in samenhang?
Het kabinet heeft de afgelopen periode extra maatregelen getroffen, zoals de verplichte antigeensneltest en het instellen van vliegverboden, om het risico op import en verspreiding van de nieuwe varianten op het coronavirus uit het buitenland verder te beperken. De GGD heeft aangegeven dat sprake is van een afname in het aantal positief geteste personen die in de 14 dagen voor aanvang van de ziekte in het buitenland zijn geweest. Het is niet een op een te concluderen dat dit komt door de extra maatregelen. Er wordt immers ook minder gereisd.
Kunt u delen of mensen zich sinds de invoering van de reismaatregelen minder goed aan de quarantaineverplichting hebben gehouden, zoals eerder werd gesteld toen D66 en de PvdA verzochten om het invoeren van een tweede test bij aankomst?
Uit het RIVM-gedragsonderzoek van september vorig jaar bleek dat ongeveer 27% van de respondenten die in het buitenland waren geweest, aangeeft niet naar buiten te zijn geweest in de quarantaineperiode.2 Het RIVM heeft recentelijk (februari 2021) de quarantainenaleving van reizigers opnieuw onderzocht. Van de deelnemers die teruggekomen zijn uit het buitenland, en voor wie het dringende advies tot quarantaine van toepassing is, geeft 21% aan thuis te zijn gebleven en 57% geen bezoek te hebben ontvangen.3 De volledige naleving van de quarantaineregel door reizigers is in dit onderzoek niet meegenomen. In het volgende RIVM-gedragsonderzoek zal dit wel terugkomen.
Klopt het dat in de pilot met de reiscorridor tussen Atlanta en Schiphol mensen zich juist beter aan de quarantaine hielden, omdat 97% zich aan de post-flight quarantaine hield ten opzichte van de 27% voor reguliere vluchten toen er nog geen testverplichting was?
Uit de evaluatie van de Atlantacorridor, onderdeel van de stand van zakenbrief COVID-19 van 2 februari 20214, blijkt dat 84% van de respondenten bij aankomst op Schiphol aangeeft dat ze zich aan de quarantaineregels voorafgaand aan de vlucht (preflight)hebben gehouden. Voor de quarantaineregels na aankomst in Nederland (post-flight) gaf 97% van de reizigers aan dit te zullen gaan doen.
Kent u het bericht «Grote onrust KLM-personeel: klanten lopen weg vanwege sneltestplicht»?1
Ja.
Kunt u reflecteren op de signalen dat op dit moment uitwijkgedrag vertoond wordt naar omliggende landen zoals Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk of dat KLM-tickets worden omgeboekt naar Air France door het invoeren van de dubbele (snel)testverplichting?
Ik ben bekend met de signalen over uitwijkgedrag. Uit navraag bij KLM blijkt dat er KLM-tickets zijn omgeboekt naar Air France vanaf 23 januari 2021. Ook ziet KLM dat op vluchten van en naar Noord-Amerika het aantal passagiers bij Air France stijgt, en dat de boekingen bij KLM nagenoeg stilstaan. Het is onduidelijk of dit directe gevolgen zijn van de sneltestverplichting, maar het zou een indicatie kunnen zijn dat de sneltestverplichting effect heeft op het gedrag van reizigers.
Overigens heeft het kabinet besloten om vanaf 16 maart a.s. de termijn van de sneltest uit te breiden naar 24 uur, en zijn transferpassagiers vanaf dat moment uitgezonderd van de sneltestverplichting. Daarnaast werkt het kabinet aan de introductie van een verplichte quarantaine voor alle reizigers uit hoogrisicolanden. Als de verplichte quarantaine wordt ingevoerd, zal de sneltest voor de meeste reizigers komen te vervallen.
Kunt u reflecteren op de voor- en nadelen die de afgelopen weken zichtbaar zijn geworden van een extra verplichte (snel)test voorafgaand aan de vlucht zoals nu is ingevoerd, en de extra verplichte (snel)test bij aankomst zoals voorgesteld door D66 en de PvdA in het wetgevingsoverleg over Wijziging van de Wet publieke gezondheid, waarin de juridische grondslag is opgenomen voor de verplichte negatieve testuitslag voor reizigers die gebruikmaken van lucht- of scheepvaart op 7 januari 2021? Bent u nog steeds overtuigd dat een sneltest voorafgaand aan de vlucht een betere keuze was en, zo ja, kunt u dit onderbouwen?
Het kabinet is van mening dat het een betere en effectievere keuze is om reizigers voorafgaand aan hun vliegreis te laten testen dan achteraf. De antigeentest is ingevoerd om – in aanvulling op de verplichte NAAT/PCR-test – de risico’s op de import van het COVID-virus vanuit hoogrisicogebieden verder in te perken. Met een verplichte antigeensneltest voor vertrek wordt ook de kans op besmetting aan boord van het vliegtuig verder gemitigeerd. Er zijn weinig handhavingsmogelijkheden indien een reiziger een verplichte test bij aankomst in Nederland weigert. Een Nederlands ingezetene of EU-/Schengenburger kan bijvoorbeeld niet de toegang tot Nederland worden ontzegd. Dat betekent dat deze reizigers dus zonder test Nederland in zouden kunnen reizen en mogelijk het virus in Nederland zouden kunnen verspreiden. Met de huidige verplichte antigeensneltest in het land van vertrek moet iedere reiziger uit een hoogrisicogebied een negatieve antigeensneltestuitslag laten zien (vanaf 16 maart a.s. van maximaal 24 uur oud voor boarden) om toegang tot het vliegtuig of passagiersschip te krijgen en in Nederland aan te komen.
Bent u het eens met de stelling dat dergelijke signalen reden zouden moeten zijn om in Europees verband te pleiten voor het gelijktrekken van deze maatregelen omdat deze niet bevorderend zijn voor de publieke gezondheid? Zo ja, heeft een dergelijk overleg plaatsgevonden en wat waren de argumenten voor andere landen om wel of niet een dubbele testverplichting in te stellen?
Wekelijks vinden er in Brussel meerdere overleggen plaats over reismaatregelen en harmonisatie. Nederland pleit hierin voortdurend om zo veel mogelijk tot gezamenlijke afspraken te komen. In de kabinetsappreciatie van de meest recente herziening van twee Europese Raadsaanbevelingen over internationaal reizen onderschrijft het kabinet de doelstelling om tot eenduidige reisrestricties te komen in de EU om de verspreiding van het virus zo goed mogelijk tegen te gaan.6 Het kabinet ondersteunt de aanbeveling van de Raad tot het opleggen van een dubbele testverplichting aan reizigers die uit gebieden komen die als «donkerrood» zijn geclassificeerd op de ECDC kaart. Maar het kabinet acht het ook van belang dat lidstaten vrij zijn maatregelen in te stellen voor reizigers uit gebieden met een oranje en rode kleurzone, indien de volksgezondheidssituatie dit verlangt. Voor Nederland is dit belangrijk omdat, in tegenstelling tot ons omringende landen, er nog geen verplichte quarantaine voor reizigers uit hoogrisicogebieden is ingevoerd.
Klopt het dat de KLM de afgelopen weken met lege toestellen moest terugvliegen uit Lagos, Nigeria, omdat er geen sneltest te verkrijgen valt in de buurt van luchthavens die de verplichte tweede test mogelijk zouden maken?
Ja. KLM geeft aan dat in de eerst dagen na invoering van de sneltestverplichting er terugvluchten uit Lagos, Nigeria waren zonder of met enkele passagiers. Door het gebrek aan sneltesten in Nigeria blijven de passagiersaantallen voor deze terugvluchten laag.
Klopt het dat dit de reden is dat vanaf 3 maart 2021 alleen nog een PCR-test of een andere NAAT-test afgenomen hoeft te worden, mits die uiterlijk 12 uur voor vertrek is afgenomen? Zo ja, lost deze oplossing het probleem zoals genoemd bij vraag 11 op? Zo niet, waarom is dan voor deze aanpak gekozen?
Het OMT heeft in haar 97e advies deel 1 over testverplichtingen voor de bemanning van vliegtuigen geadviseerd een PCR of LAMP-test (niet ouder dan 72 uur) af te nemen en een antigeensneltest op de dag van vertrek. Indien de PCR- of LAMP-test op de dag van vertrek en maximaal binnen 12 uur voor vertrek is afgenomen, vervalt de noodzaak van een antigeensneltest voor vertrek. Het RIVM heeft aangegeven dat dit ook geldt voor passagiers.7 Inmiddels zijn op veel buitenlandse luchthavens, of in de nabijheid daarvan, antigeensneltesten beschikbaar. Dit is zeker nog niet in alle landen het geval. Op sommige plekken in de wereld leidde de sneltestverplichting vanwege de korte termijn waarbinnen deze moest zijn afgenomen tot problemen. Het OMT heeft in haar 100e advies (12 februari jl.) aangegeven dat een negatieve antigeensneltest een geldigheid heeft van 24 uur. Gelet op dat advies en de problematiek in de uitvoering, heeft het kabinet de sneltesttermijn recentelijk van vier uur verlengd naar 24 uur.8
Is het, naar uw weten, op de drukste tien bestemmingen van Schiphol, mogelijk om met zekerheid binnen 12 uur de uitslag van een PCR-test te krijgen?
Op de tien drukste bestemmingen van Schiphol is het niet altijd mogelijk om binnen 12 uur de uitslag van een NAAT/PCR-test te krijgen. Recentelijk is deze termijn verlengd naar 24 uur. Daarnaast is het mogelijk te reizen met een negatieve testuitslag van een PCR/NAAT-test die maximaal 72 uur voor aankomst in Nederland is afgenomen in combinatie met een negatieve sneltest die maximaal 24 uur voor boarden is afgenomen.
Op welke manier draagt het Ministerie van Buitenlandse Zaken op dit moment bij aan een adequate testvoorziening op de verschillende luchthavens, zodat reizigers die willen voldoen aan de verplichting daar ook wel aan kunnen voldoen? Welke rol spelen luchtvaartmaatschappijen hier bijvoorbeeld bij? Mogen zij ook sneltesten aan reizigers verschaffen en, zo ja, gebeurt dat in de praktijk ook? Indien dit in de praktijk niet gebeurt, kunt u aangeven waarom niet?
Het faciliteren van de testvoorzieningen is een taak van de lokale autoriteiten. Buitenlandse Zaken speelt een rol in adequate informatievoorziening voor de burger, maar draagt geen verantwoordelijkheid voor adequate testvoorzieningen. Daarom is er op de website van Nederland Wereldwijd een pagina met testlocaties over de hele wereld te vinden. Een sneltest dient, net als andere NAAT-testen, te worden uitgevoerd door een officiële medische instantie. Luchtvaartmaatschappijen kunnen de sneltest dan ook niet verschaffen aan reizigers. Luchtvaartmaatschappijen hebben wel een verantwoordelijkheid om reizigers adequaat te informeren over testvoorzieningen. Indien nodig weten de luchtvaartmaatschappijen de ambassades te vinden, bijvoorbeeld om te assisteren in contacten met de lokale autoriteiten en instanties.
Heeft u de beschikbaarheid van sneltesten in de buurt van luchthavens op de verschillende luchthavens in Europa aangekaart in Europees verband? Zo ja, welke knelpunten werden hierbij gevonden en welke conclusies werden er aan de hand van dit overleg getrokken? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit zo snel mogelijk alsnog te doen?
Nederland is een van de weinige lidstaten die een sneltest verplicht stelt voor een vlieg- en bootreis naar Nederland. Specifiek de problematiek van beschikbaarheid van sneltesten op lucht- en zeehavens is daarom niet besproken in Europees verband. Op het moment dat Nederland de sneltestverplichting invoerde is er goed contact geweest met de buurlanden. Hierbij is gesproken over de beschikbaarheid van sneltesten in de buurt van lucht- en zeehavens. In Europees verband wordt uiteraard gesproken over het mitigeren van de negatieve effecten van de verschillende noodzakelijke reisrestricties die de lidstaten treffen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De berichten ‘Verzet tegen nieuwe vrachthaven Bonaire, aanleg zou ‘ecocide’ zijn’ en het bericht ‘conservebonaire.org opposes Hato port’ |
|
Antje Diertens (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Hoe beoordeelt u de uitspraak dat de geplande nieuwe vrachthaven op Bonaire grote schade kan aanrichten aan het koraalrif voor de kust?1 2
Vooralsnog is er geen sprake van een besluit tot het bouwen van een nieuwe vrachthaven(locatie). Er wordt momenteel een technische houtskoolschets van een nieuwe haven gemaakt om tot een idee van een raming van de kosten te kunnen komen. Tevens is reeds in 2017 door het Bestuurscollege van Bonaire een voorkeurslocatie aangewezen voor een eventueel nieuw te bouwen vrachthaven. Het besluit of er daadwerkelijk, en zo ja waar, een nieuwe vrachthaven(locatie) dient te komen is aan het Bestuurscollege van Bonaire. De aanvaardbaarheid van een dergelijk besluit hangt onder meer af van een nog uit te voeren Milieu Effect Rapportage (MER) in opdracht van het Bestuurscollege.
Waarom heeft u een samenwerkingsconvenant ondertekent dat de bouw van deze haven ondersteunt?3
Het Bestuurscollege van Bonaire heeft een aantal jaren geleden een havenbeleidsplan Bonaire opgesteld waarin is opgenomen dat binnen een termijn van 5 à 10 jaar een nieuwe haven noodzakelijk is om de economische groei op te kunnen vangen en de havenfunctie efficiënter uit te kunnen voeren. Daarbij moeten overslag, opslag en distributie op één locatie worden geconcentreerd. De huidige haven ligt in het centrum van Kralendijk en veroorzaakt veel verkeersoverlast en vertraging.
Gezien de mogelijke voordelen van een nieuwe vrachthavenlocatie en het ontbreken van uitbreidingsmogelijkheden op de huidige locatie is in het Samenwerkingsconvenant Zeehavens Bonaire afgesproken nader onderzoek te verrichten naar de haalbaarheid van een nieuwe vrachthaven(locatie). Mogelijke voordelen zijn onder andere: veiligere en vlottere scheepsafwikkeling en veilige doorstroom van het verkeer van vrachtauto’s en passagiers van cruiseschepen. De beoogde nieuwe haven(locatie) betreft een kleinschalige veelzijdige haven voor de aanvoer van voor het eiland benodigde goederen en levensmiddelen. Op basis van voornoemd convenant assisteert het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het Bestuurscollege om met zo volledig mogelijke informatie en middels de geëigende procedures tot een weloverwogen besluit te komen.
Zijn het uitvoeringsprogramma, het verzelfstandigingsonderzoek en de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) gereed? Zo ja, kunt u deze delen met de Kamer? Zo nee, wanneer worden deze verwacht?
Nee, deze zijn nog niet gereed. Momenteel wordt een technische houtskoolschets van een nieuwe haven gemaakt om tot een idee van een raming van de kosten te kunnen komen. Indien de nieuwe haven financieel haalbaar wordt geacht volgen vervolgonderzoeken, waaronder een MKBA. U zult hierover te zijner tijd worden geïnformeerd.
Is bij de verkenning van de nieuwe vrachthaven overeenstemming bereikt met de beheerder van het onderwaterpark Stinapa en is dit zorgvuldig uitgewerkt in de Milieu Effect Rapportage (MER), zoals afgesproken in het convenant? Zo ja, kunt u dit delen met de Kamer?
De verkenning bevindt zich momenteel nog in de fase van het opstellen van een technische houtskoolschets. Indien de nieuwe haven financieel haalbaar wordt geacht, zullen vervolgonderzoeken van start gaan. Uiteraard zal in dit kader, en meer specifiek de MER, met de beheerder van het onderwaterpark Stinapa (Stichting Nationale Parken) contact worden gelegd en hun advies worden ingewonnen, en met andere milieuorganisaties en belangengroepen.
Bent u ervan op de hoogte dat de huidige vrachtpier net voor enkele miljoenen is gerenoveerd? Zo ja, hoe verklaart u dat deze dan niet meer wordt gebruikt zou worden na de aanleg van de nieuwe haven?
Gezien het grote achterstallige onderhoud van de pieren in de huidige haven was renovatie op zeer korte termijn geboden. Daarnaast was verlenging van de Zuidpier gewenst met het oog op het sneller en veiliger de- en embarkeren van passagiers. De renovatie en verlenging van de bestaande pieren is inmiddels met succes afgerond. Indien er een nieuwe vrachthaven(locatie) zal komen, zullen de pieren in de toekomst alsnog worden gebruikt, maar dan voor de cruisevaart, een en ander zoals ook opgenomen in het havenbeleidsplan Bonaire van het Bestuurscollege.
Is het u bekend dat het drinkwater voor het hele eiland gemaakt/gezuiverd gaat worden van het water dat bij de haven onder de schepen ingenomen wordt, en dat dit straks de meest vervuilde plaats rond Bonaire is?
Het OLB heeft met WEB afgestemd dat een mogelijke nieuwe vrachthaven naast de drinkwaterplant kan worden gebouwd, waar WEB drinkwater uit zeewater maakt. WEB zal bij komst van een eventuele vrachthaven de waterintake stroomopwaarts verplaatsen. Bovendien zal WEB het waterinname punt op grotere diepte en grotere afstand van de kust aanleggen. Het water wordt door WEB gezuiverd en de kwaliteit wordt continu gecontroleerd.
Is het u bekend dat in de geplande vrachthaven bij Hato/WEB, vrachtschepen én olieschepen samen van de faciliteiten gebruikmaken en dat er bij een mogelijk olielek door de aanwezige noordelijke stroming de duiklocaties van de helft van Bonaire besmeurd zullen raken en de economie van Bonaire voor vele jaren verloren zal zijn?
De kwetsbaarheid van de natuur en de invloed hiervan op de economie van Bonaire is bekend en vormt een essentieel uitgangspunt bij alle (zeehaven)infrastructurele kwesties. Ook de risico’s van olieschepen zijn bekend en zullen hierbij worden meegenomen.
Hoe verhoudt de mogelijkheid om de bestaande infrastructuur en havenfaciliteiten uit te breiden of te verbeteren zich tot de aanleg van deze nieuwe haven? Hoe beziet u die mogelijkheid in verhouding tot de hoge kosten en grote impact op natuur?
Zie antwoord op vraag 2 waarom onderzoek wordt gedaan naar een nieuwe vrachthaven(locatie). Indien de nieuwe haven financieel haalbaar blijkt, zullen uiteraard ook de natuureffecten worden onderzocht middels de daarvoor formeel geëigende procedures en worden meegenomen bij een uiteindelijk besluit.
Klopt het dat de haven voor 60% medegefinancierd wordt door de Nederlandse overheid en de overige 40% door het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB)? Zo nee, door middel van welke fondsen wordt deze haven betaald?
In het Samenwerkingsconvenant Zeehavens Bonaire is opgenomen dat de kosten van de onderzoeken voor 60% voor rekening komen van het Ministerie van I&W en 40% voor het OLB. De kosten van een eventuele nieuw te bouwen haven vallen buiten de scope van het convenant. Er zijn hierover dan ook geen afspraken gemaakt.
Deelt u de mening dat dit geld beter aan andere doeleinden kan worden besteed, bijvoorbeeld de aanleg van adequate afvalwaterzuivering?
Zoals uiteengezet in antwoord op vraag 2, biedt een eventueel nieuwe haven voordelen en kan deze van mogelijk belang zijn voor de economie, ook gelet op de bevolkingsgroei op het eiland. Op het gebied van afvalwater is er de afgelopen jaren geïnvesteerd in een rioolwaterzuiveringsinstallatie en de vervanging van de irrigatieleiding. Daarmee kan gezuiverd effluent hergebruikt worden voor beregeningsdoeleinden. Aanvullend stelt het Openbaar Lichaam Bonaire een uitvoeringsagenda op waarin onder andere acties worden benoemd voor het verder uitbouwen van het afvalwaterbeheer. Rijkswaterstaat heeft daarbij geadviseerd.
Bent u ervan op de hoogte dat de wet voorschrijft dat de minimale afstand van een containerhaven tot een woongebied in verband met geluidsoverlast 300 meter dient te zijn en dat dat op deze locatie maar 5 meter is? Zo ja, hoe vallen die twee dingen met elkaar te rijmen en kan de overheid dit een geschikte locatie noemen? Zo nee, als zoiets in Nederland als absoluut ondenkbaar wordt gezien, zou u dan ook hier in dit stukje Nederland niet afstand nemen van deze locatie?
Indien wordt besloten een nieuwe vrachthaven te bouwen, dan zal dit uiteraard moeten gebeuren in overeenstemming met de wet- en regelgeving zoals die op Bonaire van toepassing is. Daartoe zal dan in de MER de geluid-, geur, en stofoverlast van de nieuwe haven in beeld worden gebracht en getoetst worden aan de wet- en regelgeving met betrekking tot geluid en andere hinderaspecten in relatie tot geluidgevoelige objecten. Bij de vergunningverlening zullen maatregelen worden opgenomen ter beperking van de overlast.
Voor bestaande en mogelijk toekomstige activiteiten in de kuststrook van Bonaire geldt dat de aanvaardbaarheid hiervan getoetst wordt aan het vigerend bestemmingsplan, de eisen in de MER procedure, de Wet Maritiem beheer BES, de Wet Vrom Bes en lokale verordeningen.
Bent u ervan op de hoogte dat het WEB-terrein in Hato momenteel een «Industrie 1&3»-bestemming heeft bij Ruimtelijke Ordening (lichte industrie), en dat de wet voorschrijft dat voor een dergelijke haven «Industrie 4»-classificatie nodig is? Zo ja, klopt het dat deze Industrie 4-classificering grondwettelijk niet te realiseren is conform het ruimtelijke ordeningsplan?
Voor de aanleg van een eventuele nieuwe haven is een wijziging van het bestemmingsplan (Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Bonaire 2010) noodzakelijk. Bij het vaststellen van genoemd bestemmingsplan is daar al in voorzien door het opnemen van een Wijzigingsbevoegdheid door het Bestuurscollege, waardoor het bestemmingsplan via geldende procedures kan worden gewijzigd.
Bent u van mening dat met het marktfalen van Bopec het verstandig is om eerst de situatie aldaar af te wachten en aansluitend ook de Bopec-locatie mee te nemen in de overwegingen van een nieuwe locatie, aangezien op die locatie het koraal al door schepen vernield is, al in een zwaar industriegebied ligt en dit werk zou opleveren voor de mensen van Rincon?
Deze locatie is eerder onderzocht bij het bepalen van voorkeurslocaties in 2017; de conclusie was toentertijd dat de locatie qua golfbescherming ongunstig is. Het gebruik van een bepaalde locatie wordt doorgaans bepaald door de eigenaar en in het geval van Bopec momenteel door een curator. Een nieuwe functie voor de locatie zal instemming behoeven van de rechthebbenden en bovendien in dat geval mogelijk grote investeringen vergen omdat het terrein gesaneerd moet worden. Ook bij de Bopec locatie zal een functiewijziging pas aan de orde kunnen zijn na gedegen onderzoek naar natuurwaarden en toetsing aan de vigerende maritieme en milieuwetgeving.
Is het u bekend dat er overheidsplannen zijn om het cruisetoerisme op Bonaire sterk te reduceren en dat daarmee de dringende noodzaak van een nieuwe haven komt te vervallen? Zo ja, waarom wordt hier dan niet op geanticipeerd? Zo nee, is het dan niet verstandiger geduld te betrachten en op basis van de nieuwe situatie én de situatie bij Bopec te zijner tijd, indien nog noodzakelijk, een actueel plan te maken?4
Het Bestuurscollege heeft een visie vastgesteld betreffende de cruisevaart naar Bonaire. Daarin is vastgesteld dat de cruisevaart van groot belang is voor de economie van het eiland, maar dat de groei beperkt moet worden en dat men zich wil richten op het hogere segment van de cruisemarkt.
Zoals uiteengezet in antwoord op vraag 2, biedt een eventueel nieuwe haven mogelijk meerdere voordelen, ook wat betreft de plannen voor het cruisetoerisme.
Kunt u garanderen dat de leden van de Stuurgroep Vrachthaven Bonaire géén persoonlijk belang/gewin hebben die hun keuzes zouden kunnen beïnvloeden? Zo nee, is het niet verstandig dat wél te kunnen garanderen?
De Stuurgroep Zeehavens Bonaire, onder voorzitterschap van de Gezaghebber, bestaat uit de betrokken bestuurders en ambtenaren van het OLB en ambtenaren van de Ministeries van I&W en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De stuurgroep is onder andere opgezet om onafhankelijke besluitvorming te waarborgen en om vanuit meerdere partijen advies, sturing en regie op proces en uitkomst te kunnen faciliteren. Bovendien zal aan eventuele financiële bijdragen van het Ministerie van I&W standaard als voorwaarde worden verbonden dat bij de financiering geen partijen betrokken worden die een direct of indirect belang bij het gebruik van de haven hebben en dat voor het finale financieringsvoorstel de instemming van de Minister vereist is. Ook zal de aanbesteding van het project volgens de geldende aanbestedingsregels moeten worden uitgevoerd.
Bent u van mening dat de enorme kosten van een nieuwe vrachthaven opwegen tegen het zeer beperkte prijsvoordeel voor de bevolking van Bonaire? Zo ja, bent u bekend met het rapport van Ecorys «Onderzoek naar Prijzen in Caribisch Nederland» en heeft u die informatie meegenomen in uw besluit?5
Een toekomstbestendige haven is van groot belang voor de leveringszekerheid van producten. De voordelen hiervan zijn veel breder dan alleen het gunstige effect op prijsvorming. Het gaat om de zelfredzaamheid van het eiland: kunnen garanderen dat essentiële producten te allen tijde aanwezig zijn of snel geleverd kunnen worden.
Bent u ervan op de hoogte dat er al maandelijks containerschepen direct vanuit Antwerpen op Bonaire varen en dat dit prima met de huidige infrastructuur gaat? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het argument dat de nieuwe containerhaven er moet komen zodat schepen direct (zonder tussenkomst van Curaçao) op Bonaire kunnen aanmeren?6
Het is mij bekend dat sinds een aantal jaren een rederij in haar maandelijkse dienst naar Bonaire ook een klein volume containers mee neemt. In 2019 ging het om 4% van de totale container aanvoer. Een dergelijk klein volume kan op de bestaande pieren behandeld worden. De pieren zijn niet geschikt voor grootschalige aanvoer van containers, daar is een containerkraan voor nodig die niet op de bestaande pier kan worden geplaatst.
Vindt u het verstandig dat het OLB over dit project geen openheid van zaken geeft naar de Bonairiaanse bevolking, ook niet middels het volledig beantwoorden van een WOB-verzoek? Zo nee, kunt u die openheid op korte termijn realiseren?
Het project bevindt zich nog in een verkennende fase. Indien uit onderzoek meer informatie naar voren komt, dan is het aan het OLB om hierover te communiceren.
Bent u van mening dat de bouw van deze nieuwe haven noodzaak is? Zo nee, welke middelen heeft u om de bouw van deze haven op deze locatie of op een andere locatie te voorkomen?
Een toekomstbestendige haven is essentieel voor Bonaire. Het is hierbij van belang dat in de voorbereidende fase de juiste procedures worden gevolgd en goed wordt onderzocht wat de financiële haalbaarheid is en met welke effecten rekening gehouden moet worden. Het is aan het Bestuurscollege van Bonaire om hierin een afweging te maken.
Deelt u de mening dat dit rif niet alleen belangrijk is voor het ecosysteem, maar ook voor de economie aangezien het veel toeristen trekt? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen om deze te beschermen?
Ik ben van mening dat de koraalriffen van Caribisch Nederland beschermd dienen te worden. In het Natuur en Milieu Beleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) zijn strategische doelen geformuleerd die de komende jaren gehaald moeten worden. Strategisch doel 1 luidt «De trend van koraalrifdegradatie keren om gezonde, veerkrachtige en weerbare koraalriffen te creëren die een waarborg vormen voor het welzijn in Caribisch Nederland». Om dit doel te halen moeten de drukfactoren op het koraal beheerst worden. Per strategisch doel zijn daarom mijlpalen vastgesteld die noodzakelijk worden geacht voor het behalen van de doelen. De belangrijkste mijlpalen betreffen inzet met betrekking tot thema’s zoals het voorkomen van erosie, afval en afvalwater. Voor wat betreft infrastructurele voorzieningen zoals pieren treft u in het plan de beoogde mijlpalen aan onder het hoofdstuk «Duurzame kustontwikkeling». Deze mijlpalen betreffen zaken als het herzien van ruimtelijke ontwikkelingsplannen waaronder het instellen van bufferzones. Daarnaast gelden mijlpalen voor duurzame alternatieven voor grondstoffen voor bouwprojecten en de inzet van MER procedures en strategische milieu beoordelingen.
De potentiele effecten op het mariene ecosysteem, in het bijzonder het koraalrif, moeten worden vastgesteld op basis van een natuuronderzoek alvorens uit een dergelijk onderzoek conclusies kunnen worden getrokken.
Bent u op de hoogte dat het rif onder andere beschermde zeeschildpadden herbergt?
Ik ben op de hoogte van het feit dat zeeschildpadden voorkomen in de wateren rondom Bonaire.
Zijn er cijfers bekend omtrent de economische en ecologische waarde van de koraalriffen in Bonaire en Caribisch Nederland in het algemeen? Zo ja, kunt u deze delen met de Kamer? Zo nee, kunt u dit onderzoeken?
Ja, er zijn cijfers bekend omtrent de economische en ecologische waarde van de koraalriffen in Bonaire en Caribisch Nederland in het algemeen. De ecologische waarde van de koraalriffen in Caribisch Nederland is groot. Koraalriffen zijn ecosystemen met een hoge biodiversiteit aan verschillende soorten en soortengroepen. De staat van instandhouding van de natuur in Caribisch Nederland stelt dat met name het koraalrif bij Bonaire en van de Saba Bank van groot regionaal belang zijn.
De economische waarde van de natuur in Caribisch Nederland en Bonaire is berekend in respectievelijk 2012 en 2008 als onderdeel van de zogenaamde «TEEB-NL» (TEEB: «The Economics of Ecosystems and Biodiversity») studies. Daarbij zijn de totale economische waarde en de werkelijke gebruikswaarde berekend voor Caribisch Nederland in het geheel en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba afzonderlijk. De totale economische waarde omvat ecosysteemdiensten die (nog) niet vertaald worden naar werkelijke financiële inkomsten voor de eilanden. De totale economische waarde van de natuur in Caribisch Nederland is $ 122 mln. per jaar, de werkelijke gebruikswaarde is $ 59 mln. per jaar. De totale economische waarde van de natuur op Bonaire is meer dan $ 105 mln. per jaar, de werkelijke gebruikswaarde is $ 37 mln. per jaar.
Deelt u de mening dat de bouw van de nieuwe haven niet past binnen het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030, dat als doel heeft om de natuur en het koraal te beschermen in Caribisch Nederland?
De potentiele effecten op het mariene ecosysteem, in het bijzonder het koraalrif, moeten worden vastgesteld op basis van een natuuronderzoek alvorens uit een dergelijk onderzoek conclusies kunnen worden getrokken. De uitkomsten van een dergelijk onderzoek dienen ook getoetst te worden aan de uitgangspunten van het Natuur en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030.
Wanneer kan de Kamer de uitvoeringsagenda’s verwachten behorend bij het Natuur-en milieubeleidsplan?
De eilandelijke uitvoeringsagenda’s zullen rond de zomer 2021 door de openbare lichamen vastgesteld worden waarna deze uw Kamer worden aangeboden.
Hoe gaat u zorgen dat dergelijke activiteiten, die een aanzienlijk gevaar vormen voor de natuur in Caribisch Nederland, structureel worden voorkomen en of getoetst?
De aanvaardbaarheid van nieuwe (zeehaven)infrastructuur dient het Bestuurscollege van Bonaire in een MER procedure te beoordelen. In een MER zullen meerder aspecten worden getoetst aan de wet- en regelgeving zoals die op Bonaire van toepassing is, waaronder de bescherming van de natuur. Niet alleen zullen alle belangen bij de keuze van een besluit worden meegenomen, uiteraard zullen de belangen ook daarna meespelen bij de inpassing van het gekozen besluit. Bij een positief besluit zal het OLB verder ook vergunningen moeten aanvragen. Het Ministerie van I&W is bevoegd gezag op grond van de WmbBES. Het Ministerie van LNV is verantwoordelijk voor de naleving van het Protocol betreffende de bijzondere beschermde gebieden en de in de natuur levende dieren en planten (ook wel bekend als het «SPAW Protocol») op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES. Rijkswaterstaat is vergunningverlener en het Ministerie van LNV adviseert daarbij. Aan een eventuele vergunning zullen onder andere voorwaarden met betrekking tot de natuur worden verbonden en zullen er diverse natuurorganisaties betrokken bij het beheer van natuur en wetenschappelijke instituten om advies worden gevraagd.
Tekortkomingen bij het Instituut Sportrechtspraak |
|
Antje Diertens (D66), Lisa Westerveld (GL) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten in onder meer Trouw en het Noordhollands Dagblad, waaruit blijkt dat sprake is van tekortkomingen bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR)?1 2
Ja.
Wat vindt u ervan dat het ISR heeft besloten de zaken van een aantal oud-turnsters stil te leggen, omdat gespreksverslagen incompleet of bevooroordeeld zijn? Wat betekent dit voor de voortgang van de zaken van deze turnsters? Betekent dit dat uw antwoorden van 11 januari jl. op onze schriftelijke vragen over de doorlooptijd achterhaald zijn?3
Het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR) is een onafhankelijke organisatie. Zij maken eigen afwegingen in het belang van de lopende zaken. Het ISR laat klachten over een aantal gespreksverslagen extern onderzoeken. Deze zaken zijn echter niet stilgelegd, de onderzoeken lopen onverminderd door. Met het ISR vind ik het belangrijk dat een zaak zorgvuldig wordt afgehandeld en daar is om verschillende redenen soms meer tijd voor nodig. Zie ook antwoord 3.
Deelt u de mening dat het niet acceptabel is dat oud-turnsters nog langer moeten wachten op inhoudelijke behandeling van hun zaak en dit ook emotionele schade kan veroorzaken? Zo ja, wat gaat u doen om forse vertraging te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp dat het voor de oud-turnsters moeilijk is dat zij langer moeten wachten op de inhoudelijke behandeling van hun zaak. Omdat het zo emotioneel belastend kan zijn en deze oud-turnsters al zoveel hebben meegemaakt, vind ik een zorgvuldige en objectieve afhandeling van zaken essentieel. De doorlooptijd van een tuchtrechtelijk onderzoek is gemiddeld 2–3 maanden. Onderzoeken in het turnen zijn nog gaande en over de exacte doorlooptijd van de gehele procedure (inclusief tuchtrechtelijke behandeling en eventuele beroepszaken) is nu nog niets te zeggen. De gemiddelde doorlooptijd is erg afhankelijk van de bevindingen uit het (voor)onderzoek, reglementaire (verweer)termijnen en de bevindingen van de tuchtcommissies. Daarnaast kunnen soms bepaalde omstandigheden ervoor zorgen dat een tuchtrechtelijke procedure langer duurt, bijvoorbeeld bij een beroep of een strafrechtelijk onderzoek.
Is de veiligheid van melders voldoende geborgd? Bent u het eens dat melders de garantie moeten hebben dat zij vertrouwelijk hun verhaal moeten kunnen doen en dat het zeer onwenselijk is dat tijdens het lopende proces vermeende dader(s) contact opnemen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de veiligheid wordt gewaarborgd?4
Ja, iedereen kan veilig een tuchtrechtelijke melding maken. Ik heb geen signalen ontvangen en ook geen reden om aan te nemen dat de veiligheid en vertrouwelijkheid van melders in het geding is. Het is wel zo dat, net zoals in de reguliere rechtspraak, in een (tucht)rechtelijk proces er altijd sprake is van «hoor en wederhoor». Een beschuldigde heeft het recht zich te kunnen verdedigen en weet daarom wie de beschuldiging uit.
Hoeveel extra capaciteit is nodig om het ISR zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende te versterken?
Vanwege de belangrijke functie die het ISR vervult ben ik met hen in gesprek over de benodigde aanvullende financiële steun om het ISR verder te versterken en te professionaliseren. Ik heb daarom aan het ISR gevraagd om een inschatting te maken over de extra benodigde capaciteit in 2021. Daarnaast ben ik voornemens om het voorgenomen subsidiebedrag voor 2022 ook voor het lopende jaar 2021 te financieren. Daarmee kan het ISR op korte termijn een professionaliseringslag in gang zetten. Zie ook antwoord 7.
Bent u bereid om de extra subsidie die het ISR in 2022 krijgt naar voren te halen, zodat op korte termijn een kwaliteitsslag gemaakt kan worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat kunt u aanvullend doen om de kwaliteit van de rechtspraak van het ISR te verbeteren? Welke stappen bent u op dit moment bereid te zetten?
Boven alles betreft het hier onafhankelijk tuchtrechtspraak en ga ik niet over de kwaliteit en de inhoud van een tuchtrechtelijke uitspraak. Desalniettemin ben ik met het ISR in gesprek over het aanstellen van een kwartiermaker om de professionaliseringsslag te leiden. Dan gaat het om zaken in gang zetten als: uitbreiding van onderzoekers en personele ondersteuning, een zelfstandig kantoor en -faciliteiten, meer trainingen en een nieuw casemanagementsysteem dat is ingericht op het huidige en toekomstige volume in casuïstiek. Daarnaast hecht ik belang aan het verbeteren van de communicatie over en tijdens het proces naar (potentiële) melders.
Begrijpt u, mede in het licht van de artikelen, dat sommige sporters liever niet naar het ISR stappen, omdat er zorgen zijn over de onafhankelijkheid van het ISR en de capaciteit die er is om gedegen onderzoek te doen? Zo ja, wat gaat u doen om te zorgen dat mensen het vertrouwen krijgen in een goede behandeling en afwikkeling van hun zaak?
Door de toegenomen meldingen ben ik mij ervan bewust dat het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR) onder grote druk staat. Desondanks heeft het ISR mij ervan verzekerd dat er nog steeds voldoende capaciteit is om alle meldingen op te pakken en gedegen onderzoek te doen. Daarnaast ben ik met het ISR in gesprek over het verhogen van de capaciteit om voorbereid te zijn op de toekomst. Ik betreur de negatieve berichten in de media. Deze berichten doen echter niets af van de onafhankelijke positie die het ISR heeft. Ik heb er vertrouwen in dat het ISR de zaken professioneel en zorgvuldig afhandelt.
Welke andere mogelijkheden zijn er voor sporters als ze met hun klacht niet bij het ISR terecht kunnen of willen?
Er zijn twee mogelijkheden voor het aangaan van tuchtrechtelijk proces, afhankelijk of de sportbond is aangesloten bij het ISR. Wanneer een sportbond niet is aangesloten bij het ISR dan kan een tuchtrechtelijk proces bij de sportbond zelf worden doorlopen. Indien de sportbond wel is aangesloten bij het ISR dan vindt dit via het ISR plaats.
Bij klachten over de procedure kan contact opgenomen worden met het ISR of de betreffende sportbond. Zo heeft het ISR onlangs klachten over een aantal gespreksverslagen extern laten onderzoeken. Een formele klachtenprocedure bij het ISR is in ontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met het extern of onafhankelijk beoordelen van een klacht. Daarnaast is het een mogelijkheid om een civielrechtelijke procedure te starten.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Westerveld c.s.?5 Kunt u concreet uiteenzetten hoe hier gevolg aan is gegeven? Heeft u al een beeld van de behoeftes van turners? Zijn er gesprekken gevoerd met de oud-turnsters?
Ik ben met de KNGU in gesprek over de motie Westerveld en de benodigde opvolging aan het grensoverschrijdende gedrag dat heeft plaatsgevonden in het turnen. De uitkomsten van het onderzoek, welke rond april worden verwacht, zullen hierin leidend zijn. Vervolgens zal ik samen met de sport kijken naar wat er extra nodig is als het gaat om de hulp en ondersteuning aan (oud-) turnsters.
Welk hulpaanbod is opgezet voor de turnsters die te maken hebben gehad met fysieke en psychische mishandeling en vernedering? Deelt u de mening dat hier specialistische kennis voor voorhanden moet zijn?
Zie antwoord vraag 10.
Wordt er gewerkt aan een schaderegeling voor de (oud-)turnsters? Zo ja, hoe komt deze eruit te zien?
Zie antwoord vraag 10.
Aanwijzing ex artikel 34, eerste lid, Wet publieke gezondheid |
|
Vera Bergkamp (D66), Antje Diertens (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Waarom heeft u op 25 januari 2021 het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) aangewezen als locatie waar Covid-19-patiënten gedwongen kunnen worden geïsoleerd? Klopt het dat het gaat om de locatie Beatrixoord in Haren? Waarom is deze aanwijzing niet eerder gedaan? Wat was voor u de reden die keuze nu te maken? Waarom is de keuze gevallen op het UMCG? Hoeveel patiënten kan het UMCG maximaal opnemen?
Op basis van artikel 31 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) kan door de voorzitter van de veiligheidsregio een beschikking tot verplichte isolatie worden opgelegd aan een persoon waarvan vermoed wordt of is vastgesteld besmet te zijn met een A-ziekte en die niet mee wil werken aan isolatie, in een daarvoor aangewezen (deel van een) ziekenhuis. In artikel 34 Wpg is bepaald dat isolatie plaatsvindt in een gesloten deel van een ziekenhuis dat is aangewezen door de Minister. Voor covid-19 was nog geen ziekenhuis aangewezen. In overleg met het UMCG en RIVM is gekozen voor de locatie Beatrixoord, omdat deze locatie ook al is aangewezen als locatie bij een verplichte isolatie bij tuberculose patiënten. Mijn besluit tot het aanwijzen van het UMCG had eerder plaats moeten vinden, maar is ten onrechte blijven liggen. Met dit besluit wordt alsnog de formele situatie geregeld dat er een ziekenhuis is aangewezen op het moment dat een voorzitter van de veiligheidsregio een verplichte isolatie beschikking oplegt. Met het UMCG is besproken dat het om maximaal vijf patiënten zal gaan.
Hoe vaak is er door de voorzitters van de veiligheidsregio’s tot nu toe gebruik gemaakt van artikel 31 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) om een Covid-19 patiënt te isoleren? Hoe vaak is door de officier van justitie een verzoek tot machtiging tot voortzetting van de isolatie gedaan? Hoe heeft de rechter daarover beschikt?
Dergelijke cijfers worden niet centraal geregistreerd. Uit navraag via het Veiligheidsberaad is gebleken dat er door twee regio’s in totaal zes keer een beroep is gedaan op art. 31 van de Wet publieke gezondheid. In vijf gevallen is de beschikking tot isolatie de dag volgend op de beschikking, weer opgeheven. Door het Openbaar Ministerie is er, voor zover bekend, éénmaal een verzoek tot machtiging tot voortzetting van de isolatie ingediend bij de rechtbank. Dit verzoek is afgewezen door de rechter, hetgeen ook door de Officier van Justitie werd verzocht.
In zijn algemeenheid wil ik opmerken dat het niet aan mij is als Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om in te gaan op individuele gevallen.
Verwacht u dat er in de (nabije) toekomst vaker van deze bevoegdheid gebruik gemaakt zal worden? Zo ja, waarom en wat is uw inschatting over de frequentie waarop van deze maatregel gebruik zal worden gemaakt?
Het is aan de voorzitter van de veiligheidsregio om te besluiten of hij gebruik zal maken van deze bevoegdheid. Ik kan derhalve geen uitspraken doen over de inzet van deze bevoegdheid door de voorzitters van de veiligheidsregio’s. In algemene zin kan ik opmerken dat er voldaan moet worden aan strikte voorwaarden, voordat kan worden overgegaan tot het opleggen van een beschikking tot isolatieverplichting in een ziekenhuis. In artikel 31 Wpg is bepaald dat er sprake moet zijn van ernstig gevaar voor de volksgezondheid door verspreiding van de infectieziekte. Ten tweede kan dit gevaar niet op een andere wijze effectief worden afgewend en tot slot moet de betrokkene niet tot vrijwillige opneming ter isolatie bereid zijn. Voordat een voorzitter een beschikking kan opleggen, zal de GGD positief over de isolatie moeten adviseren. Tevens moet overleg plaatsvinden met het RIVM en het UMCG. De beschikking zal vervolgens ook aan de Officier van Justitie moeten worden voorgelegd en door de rechter moeten worden bekrachtigd.
Hoe verhoudt gedwongen isolatie onder de Wet politiegegevens (Wpg) zich tot de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten?
Ik ga er vanuit dat de verwijzing naar de Wet politiegegevens een verschrijving is en de Wet publieke gezondheid wordt bedoeld. Artikel 31 Wpg geeft de voorzitter van de veiligheidsregio een bevoegdheid om iemand in isolatie op te laten nemen als iemand is geïnfecteerd met een A-infectieziekte. De burgemeester heeft een vergelijkbare bevoegdheid bij een B-ziekte. Het doel is om te voorkomen dat de infectie zich verspreidt.
De Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten is gericht op de toepassing van dwang in de zorg bij specifieke doelgroepen: mensen met een psychogeriatrische aandoening/een verstandelijke beperking en onvrijwillige zorg bij mensen met een psychische stoornis (met gedrag dat ernstig nadeel (gevaar) veroorzaakt voor henzelf of voor anderen). Doel van deze wetten is om hun rechten te beschermen en onnodige dwang te voorkomen.
Het doel van de wetten en daarmee ook de omstandigheden waaronder de bevoegdheid kan worden toegepast zijn verschillend.
Brengt de gedwongen isolatie extra werk met zich mee voor het medisch personeel in het UMCG? Zo ja, zijn zij hierop voorbereid? Is er genoeg capaciteit in het ziekenhuis om deze extra werklast te kunnen dragen? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze extra taak niet ten koste gaat van de reguliere zorg die het ziekenhuis levert?
Met het UMCG zijn afspraken gemaakt over het voorbereiden van het zorgpersoneel op behandeling van covid-patiënten in gedwongen isolatie. De benodigde extra capaciteit die nodig is voor de behandeling van deze patiënten brengt geen extra werk met zich mee maar is beperkt aangezien maximaal vijf patiënten gedwongen kunnen worden opgenomen.
Hoe gaat de gedwongen isolatie worden gehandhaafd? Zal deze taak bij de politie komen te liggen? Is er genoeg capaciteit voor het handhaven van gedwongen isolatie?
In algemene zin kan ik opmerken dat de gedwongen opname van deze personen plaatsvindt op de gesloten afdeling van het Beatrixoord. Ingevolge de huidige Wpg kan overtreding van de verplichte isolatie slechts strafrechtelijk worden gehandhaafd, waarover de Officier van Justitie beslist. Het opleggen van deze maatregel is overigens met veel waarborgen omgeven en wordt terughoudend toegepast binnen de bestaande handhavingscapaciteit.
Hoe vaak is door voorzitters van de veiligheidsregio’s gebruik gemaakt van de maatregel van quarantaine als bedoeld in artikel 35 van de Wpg? Hoe vaak is door de officier van justitie een verzoek tot machtiging tot voortzetting van de quarantaine gedaan? Hoe heeft de rechter daarover beschikt?
Uit navraag via het Veiligheidsberaad is gebleken dat door geen enkele regio gebruik is gemaakt van art. 35 van de Wet publieke gezondheid. Tevens zijn er voor zover bekend door het Openbaar Ministerie geen verzoeken tot machtiging tot voortzetting van de quarantaine gedaan.
In zijn algemeenheid wil ik opmerken dat het niet aan mij is als Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om in te gaan op individuele gevallen.
Herinnert u zich uw brief van 20 januari 2021, waarin u twee opties uiteenzette over een aangepaste quarantaineregeling?1
Ja.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot deze uitwerking? Op welke wijze voorziet u bij de uitwerking van optie 1 (algemene quarantaineplicht) in individuele rechtsbescherming? Op welke wijze geeft u bij de uitwerking van optie 2 (quarantaineplicht bij beschikking) invulling aan de rechtsbescherming? Hoe waarborgt u dat een eventueel bezwaar en/of beroep niet eerst wordt behandeld, nadat de quarantainetijd al is verstreken?
In de bedoelde brief aan de Tweede Kamer zijn twee opties genoemd, de algemene quarantaineplicht en de quarantaineplicht bij beschikking. Omdat de algemene quarantaineplicht een redelijk zwaar middel is nu veel personen zich houden aan de maatregelen, is besloten om eerst de individuele quarantaineplicht (optie2, als meest proportioneel, voor positief geteste personen uit te werken. U bent hierover geïnformeerd bij brief van 3 februari jl. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 23 februari jl. is nu eerst een quarantaineplicht voor reizigers uit hoog risicolanden aangekondigd. Er wordt momenteel een spoedwetvoorstel voorbereid om de quarantaineverplichting voor reizigers uit hoog risicogebieden mogelijk te maken. We verwachten de Tweede Kamer in de volgende brief meer in detail te kunnen informeren over dit traject en kunnen u dan ook informeren hoe invulling zal worden gegeven aan de rechtsbescherming.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Daar heb ik mij voor ingezet, maar dit is helaas niet gelukt.
Het terugtrekken van Nederlandse banken uit de BES-eilanden |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de ABN AMRO voornemens is om bestaande rekeningen van particulieren en bedrijven op de BES-eilanden stop te zetten?
Ja.
Kan u aangeven wat dit betekent voor de beschikbaarheid van bancaire diensten van Nederlandse banken voor de inwoners van de BES-eilanden?
Samen met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties monitor ik doorlopend het aanbod van bancaire diensten in Caribisch Nederland. Ik acht het bestaan van een stabiel minimumaanbod voorwaardelijk voor economische ontwikkeling van Caribisch Nederland en de zelfontplooiing van de inwoners van de eilanden. Het in de vraag genoemde bericht gaat over het voornemen van ABN AMRO om eurorekeningen gehouden in Nederland van particulieren en bedrijven op Bonaire, Sint Eustatius en Saba stop te zetten of niet te openen omdat zij niet (langer) woonachtig zijn in Europees Nederland. In Caribisch Nederland (ook wel: BES-eilanden en officieel: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is de dollar het officiële betaalmiddel. Het aan kunnen blijven houden van een euro-betaalrekening helpt om transacties in Europees Nederland eenvoudiger te laten verrichten. Het sluiten van deze betaalrekeningen bemoeilijkt de toegang tot bancaire dienstverlening met Europees Nederland. De inwoners zijn hierdoor afhankelijk van de dienstverlening van lokale banken die voor overboekingen in euro’s extra provisies per transactie rekenen, vergelijkbaar met de tarieven voor overboekingen buiten het SEPA gebied vanuit Europees Nederland.
In hoeverre vindt u het van belang dat de inwoners van de BES-eilanden toegang tot bancaire dienstverlening van een bank die betaalverkeer met Europees Nederland laagdrempelig maakt, bijvoorbeeld door een rekening in euro’s aan te bieden?
Zie antwoord onder vraag 8.
In hoeverre maken inwoners van de BES-eilanden aanspraak op het recht op een basisbetaalrekening, zoals voorzien in de Wet Financieel Toezicht en de Richtlijn 2014/92/EU van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties?
Inwoners van de BES-eilanden, die de Nederlandse nationaliteit hebben, zijn Burgers van de Europese Unie. In artikel 16, eerste lid, van de richtlijn betaalrekeningen is bepaald dat de lidstaten ervoor zorgen dat alle kredietinstellingen of een voldoende aantal kredietinstellingen aan de consumenten betaalrekeningen met basisfuncties aanbieden zodat de toegang daartoe voor alle consumenten op hun grondgebied gewaarborgd is1. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede de andere landen van het Caribische deel van het Koninkrijk, hebben echter de status van Landen en Gebieden Overzee (LGO). Het derde deel van het VWEU, waarin de beleidsgebieden van de Unie staan beschreven, is niet van toepassing op LGO. De richtlijn betaalrekeningen is gebaseerd op dit derde deel. Inwoners van Caribisch Nederland hebben daarom op grond van de richtlijn geen recht op een basisbetaalrekening.
In hoeverre vallen inwoners van de BES-eilanden onder de definitie van «legaal in de Unie verblijvende consumenten», dat wil zeggen: een natuurlijke persoon die op grond van handelingen van de Unie of nationale wetten het recht heeft in een lidstaat te verblijven?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe interpreteert u, in het licht van de bovenstaande definitie, het recht van de inwoners van de BES-eilanden zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven, voortvloeiend uit het Europees Burgerschap?
Zie antwoord vraag 4.
Welke conclusies trekt u uit het antwoord op de vragen 5 en 6 voor het recht op een basisbetaalrekening voor de inwoners van de BES-eilanden?
Zie antwoord vraag 4.
Kan u aangeven hoe het Ministerie van Financiën in samenwerking met De Nederlandsche Bank in gesprek is getreden met de betaalvereniging Nederland en de vier grote banken en wat de uitkomsten van deze gesprekken waren?
Ik vind het belangrijk dat inwoners van Caribisch Nederland toegang hebben tot een minimumniveau van bancaire dienstverlening, waaronder het doen van transacties met Europees-Nederland. Dat niveau is momenteel aanwezig in Caribisch Nederland.2 Hierbij geldt wel de kanttekening zoals hierboven beschreven bij het antwoord op vraag 2 dat bankieren met Europees Nederland extra kosten met zich mee brengt voor inwoners van Caribisch Nederland als zij zijn aangewezen op de lokale banken.
Vorig jaar ben ik met de betrokken partijen in gesprek getreden om de drempels weg te nemen die het aanbieden van bancaire diensten in Caribisch Nederland door Nederlandse banken in de weg staan. Een van de belemmeringen voor Europees Nederlandse banken om eurorekeningen in Caribisch Nederland aan te bieden kwam voort uit de regelgeving die een specifieke vergunning op grond van de Wet financiële markten BES vereist voor het aanbieden van betaalrekeningen in Caribisch Nederland. Ik bereid daarom een wijziging van het Besluit financiële markten BES voor waardoor Europees Nederlandse banken betaalrekeningen in Caribisch Nederland mogen aanbieden zonder extra vergunning.
Uit de gesprekken met de banken bleek dat banken naast de wettelijke belemmering enkele praktische belemmeringen ervaren om eurobetaalrekeningen aan te bieden. Dit waren onder meer het ontbreken van postcodes en een BSN in Caribisch Nederland en het identificeren van cliënten op afstand. Een eerste inschatting van DNB en de Belastingdienst CN bood voldoende perspectief voor het wegnemen van deze praktische belemmeringen. Ondanks dat kwamen de banken tot de conclusie dat dienstverlening in Caribisch Nederland te kostbaar is of niet binnen het beleid van de bank past. Hierdoor wordt bankieren met Europees Nederland voor inwoners van Caribisch Nederland gecompliceerd. Naar aanleiding hiervan en van het in vraag 1 genoemde signaal hervat ik het gesprek met de banken over de ongewenste gevolgen van deze situatie voor inwoners van Caribisch Nederland. Daarbij zal ik onder meer wijzen op het feit dat de genoemde wettelijke belemmering zal worden weggenomen.
Het bericht ‘BAM sloopt koraalrif en de Curaçaose overheid haalt de schouders op' |
|
Tjeerd de Groot (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de ernstige schade die bouwbedrijf BAM heeft aangericht in 2017 op Curaçao aan een florerend koraalrif?1 Zo ja, welke actie heeft u tot nu toe genomen om het koraal beter te beschermen en BAM verantwoordelijk te houden voor de aangerichte schade?
Ja, ik ben bekend met de ernstige schade aan het koraalrif die bouwbedrijf BAM heeft aangericht in 2017 voor de kust van Curaçao, evenals de Kamervragen van de leden Diertens en de Groot en de beantwoording van toenmalig Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Omdat het een landsaangelegenheid betreft, heb ik uw vragen voorgelegd aan het Curaçaose Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN).
De Minister van GMN betreurt het feit dat schade aan de koraalriffen is aangericht tijdens de realisatie van de tweede Megapier te Curaçao. Daar zijn lessen uit getrokken. De Minister van GMN meldt dat naar aanleiding van het incident nieuwe projectinitiatieven nadrukkelijker getoetst worden aan de eisen van het Specially Protected Areas and Wildlife protocol van het Cartagena Verdrag (een regionale overeenkomst voor de bescherming en het duurzaam gebruik van kust- en mariene biodiversiteit in het bredere Caribische gebied) en dat de controle beter uitgevoerd dient te worden.
De door de Curaçaose overheid gesubsidieerde stichting Caraïbisch Marien Biologisch Instituut (CARMABI) heeft een onderzoek naar de toedracht en schade aan de koraalriffen verricht. Op basis daarvan is de Curaçao Ports Authority (CPA), als opdrachtgever en vergunninghouder van de rif-beheervergunning, aangesproken. Het bouwbedrijf BAM is vervolgens aansprakelijk gesteld door de CPA en er wordt toegewerkt naar een compensatieregeling met het bouwbedrijf BAM.
Bent u bekend met de Kamervragen van de leden Diertens en de Groot van 2 mei 2017 aan toenmalig Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de beantwoording hiervan over deze ramp?2 Zo ja, kunt u aangeven wat tot op heden is gedaan ter voorkoming van beschadigingen van koraal ten gevolge van vergunde werkzaamheden?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de uitspraak dat rif vernietiging grotendeels heeft plaatsgevonden buiten het vergunningsgebied en dat koraal afbreken zonder vergunning strafbaar is op het eiland? Waarom is hier niet ingegrepen?
Het is betreurenswaardig dat schade aan het rif is aangericht buiten het vergunningsgebied. Op basis van het Verdrag van Cartagena inzake de bescherming en ontwikkeling van het mariene milieu in het Caribisch gebied (en aan de basis het Biodiversiteitsverdrag) is koraal beschermd en geeft artikel 14 aan dat partijen moeten samenwerken om passende regels en procedures aan te nemen op het gebied van aansprakelijkheid en voor vergoeding van schade. Die regels en procedures zijn echter landsaangelegenheden van Curaçao en dat geldt ook voor het handhaven van voorwaarden in vergunningen ter naleving van het hierboven genoemde internationaal natuurbeschermingsverdrag.
Het Ministerie van GMN heeft mij laten weten dat het geprojecteerde plangebied vooralsnog een onderwerp van discussie is tussen partijen. Er bestaat
nog onduidelijkheid over het feit of de schade buiten het projectgebied heeft plaatsgevonden. De Curaçaose overheid en de CPA hebben vooralsnog gekozen voor een totale compensatie van de aangerichte schade binnen het onderwaterpark te Oostpunt.
Ter preventie van schade aan de koraalriffen met betrekking tot de realisatie van de tweede Megapier heeft de Curaçaose overheid recentelijk met CARMABI en de CPA overeenkomsten ondertekend over het beheer en de financiering van het aangewezen onderwaterpark nabij het Oostpunt van Curaçao. Ook vinden onderhandelingen met bouwbedrijf BAM plaats over een geldelijke compensatie door het bouwbedrijf.
Hoe oordeelt u over het feit dat bouwbedrijf BAM tot op heden vrijuit gaat in deze kwestie terwijl de ecologische gevolgen van hun handelen zeer verstrekkend zijn, zowel voor de bevolking als voor de natuur?
Ik ben van oordeel dat als de regering van Curaçao vergunningen verleent om werkzaamheden uit te voeren, en er vervolgens buiten het vergunningsgebied schade wordt aangericht, dit in mijn ogen consequenties met zich meebrengt. Het is echter aan de regering van Curaçao om hier op te acteren.
Van het Ministerie van GMN heb ik vernomen dat de CPA, bouwbedrijf BAM naar aanleiding van het incident aansprakelijk heeft gesteld voor de aangerichte schade aan de koraalriffen in het projectgebied. Daarop heeft bouwbedrijf BAM een voorstel tot compensatie van de aangerichte schade aangeleverd. Dit is nog steeds onderwerp van discussie tussen de Curaçaose overheid, de CPA en het bouwbedrijf.
Ziet u mogelijkheden om met uw ambtsgenoot in Curaçao het gesprek aan te gaan om te bezien hoe dit soort schade in de toekomst voorkomen kan worden en te bespreken hoe bedrijven verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor eventuele schade?
Het is aan de regering van Curaçao om te handelen en te bezien hoe schade in de toekomst kan worden voorkomen en hoe bedrijven verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor schade. Vanuit de regering van Curaçao is er geen initiatief tot mij gekomen voor een gesprek. Ik ben bereid dat gesprek desgevraagd te voeren.
Deelt u de mening dat Nederlandse bouwbedrijven verantwoordelijk gehouden moeten kunnen worden in Nederland voor schade die in het buitenland wordt gecreëerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat u hier gevolg aan geven?
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen naleven. Dit betekent dat bedrijven gepaste zorgvuldigheid moeten toepassen en risico’s voor mens en milieu in hun internationale ketens in kaart moeten brengen, deze risico’s moeten voorkomen, aanpakken of stoppen en hierover moeten communiceren. Als een Nederlands bedrijf in het buitenland schade veroorzaakt of hieraan bijdraagt, dan heeft dit bedrijf de verantwoordelijkheid om deze schade te herstellen of bij te dragen aan het herstel.
Uit het deskundige schaderapport dat CARMABI heeft opgesteld, komt naar voren hoe ernstig de schade is. Het is aan de Curaçaose overheid om het bouwbedrijf verantwoordelijk te stellen voor de schade die zij hebben aangericht.
Het onderzoek naar besmetting aan boord van vliegtuigen |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het recent door het Centers for Disease Control and Prevention (CDC) gepubliceerde onderzoekGenomic Evidence of In-Flight Transmission of SARS-CoV-2 Despite Predeparture Testing, waarin werd vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat zeven mensen aan boord van een vliegtuig vanuit Dubai naar Nieuw-Zeeland zijn besmet met het SARS-CoV-2 virus?1
Ja.
Kunt u reflecteren op de bevinding dat deze besmettingen hebben plaatsgevonden ondanks dat maatregelen aan boord waren genomen zoals voorafgaand aan de vlucht testen, het dragen van mondkapjes, het houden van afstand waar dit mogelijk was en verdere hygiënemaatregelen?
Na bestudering van het onderzoek en navraag te hebben gedaan bij het Nederlands Lucht en Ruimtevaartcentrum kan het hiernavolgende worden vastgesteld.2 Allereerst werden ten tijde van de vlucht van Dubai naar Auckland op 28 en 29 september 2020 de door u genoemde maatregelen niet volledig in acht genomen.
Uit het onderzoeksrapport blijkt dat het dragen van een mondmasker door de betreffende luchtvaartmaatschappij niet verplicht was gesteld. Het onderzoeksrapport bevat tevens een tabel met specifieke passagiersgegevens. Hieruit blijkt dat twee passagiers geen mondmasker droegen vanaf het moment dat zij hadden plaatsgenomen op hun stoel. Deze twee passagiers hebben vermoedelijk vier andere passagiers (binnen twee rijen) besmet.
Een combinatie van factoren, te weten: (1) dat twee passagiers tijdens de vlucht geen mondkapje droegen, (2) het omgevingssysteem circa 30 minuten niet operatief was, waardoor het ventilatiesysteem tijdens de twee uur durende tussenstop in Kuala Lumpur niet naar behoren functioneerde, en (3) de passagiers gedurende de tussenstop het vliegtuig niet mochten verlaten, heeft eraan bijgedragen dat transmissie van het virus heeft plaatsgevonden.
Komt het op vluchten naar Nederland ook voor dat de Auxiliary Power Units (APU)»s, ofwel de hulpaandrijvingseenheid waardoor ventilatiesystemen kunnen functioneren, uit worden gezet terwijl er nog passagiers aan boord zijn, bijvoorbeeld bij het tanken op tussenstops zoals bij deze casus het geval was? Zo ja, kunt u reflecteren op de wenselijkheid hiervan, gezien de effecten die dat mogelijk heeft voor het besmettingsrisico van de passagiers aan boord?
Het OMT heeft eerder geadviseerd om filter- en ventilatiesystemen in vliegtuigen optimaal te gebruiken, omdat deze zorgen voor de luchtverversing aan boord om de recirculatie van virussen, zoals het coronavirus te reduceren3. Dit houdt in dat ze operationeel moeten zijn vanaf het instappen van de passagiers totdat alle passagiers weer van boord zijn en met regelmaat op werkzaamheid moeten worden gecontroleerd in verband met het coronavirus.
Na navraag te hebben gedaan bij verschillende Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en de Inspectie Leefomgeving en Transport naar het gebruik van de APU kan het hiernavolgende worden gesteld. De APU is een hulpaandrijvingseenheid die energie levert voor functies anders dan de voorstuwing van het vliegtuig, bijvoorbeeld voor de stroomvoorziening en airconditioning. Vanaf het moment dat de motoren draaien, leveren zij de energie voor deze voorzieningen en hoeft de APU niet meer in werking te worden gezet.
Zodra de motoren uitstaan en het vliegtuig aan de grond staat, wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van stroomvoorzieningen op de luchthaven maar kan ook de APU hiervoor zorg dragen.
Daarnaast geeft luchtvaartmaatschappij KLM bijvoorbeeld aan gebruik te maken van natuurlijke ventilatie waar mogelijk, waarbij lucht van buiten naar binnen wordt geblazen. Daarnaast worden tijdens het desinfecteren van vliegtuigen voor natuurlijke ventilatie de deuren opengelaten.
Klopt het dat passagiers niet altijd gedurende de hele vlucht een masker op hebben, bijvoorbeeld bij eetmomenten? Zo ja, bent u het ermee eens dat hierdoor de effectiviteit van deze maatregel niet altijd gegarandeerd kan worden?
Het dragen van een mondkapje is één van de maatregelen aan boord van het vliegtuig. In het vliegtuig draagt iedere passagier verplicht een mondkapje gedurende de gehele vlucht, maar ook tijdens het in- en uitstappen. Er zijn echter uitzonderingsmomenten waarop het niet mogelijk is om een mondkapje te dragen, bijvoorbeeld bij eetmomenten. De crew houdt toezicht op de mondkapjesverplichting en ziet erop toe dat de eetmomenten zo kort mogelijk duren. De gelaagdheid van maatregelen die zowel aan boord van het vliegtuig als voorafgaand aan het vliegen gelden, zorgen ervoor dat deze kortdurende eetmomenten een minimaal risico opleveren voor een mogelijke verspreiding van het SARS-CoV-2 virus.
Deelt u de mening dat deze casus aantoont dat het van groot belang is om zoveel mogelijk effectieve maatregelen naast elkaar te nemen, zodat als er een fout glipt in het handhaven of het naleven van een maatregel, dit niet te veel risico’s oplevert met betrekking tot besmettingen? Bent u het ermee eens dat dit vooral wenselijk is bij de zorgelijkere varianten van het SARS-CoV-2 virus zoals de varianten die zijn vastgesteld in het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika? Zo nee, waarom niet?
Er worden diverse maatregelen genomen om de risico’s op besmetting en verspreiding van het virus op de luchthaven en aan boord van vliegtuigen zoveel als mogelijk tegen te gaan. De luchtvaartmaatschappijen en luchthavens volgen hiertoe de protocollen in de EASA- en ICAO-richtlijnen, die zijn vertaald in de Nederlandse protocollen en in lijn met het RIVM advies. Onderdeel hiervan is de verplichting voor het dragen van een mondkapje in het vliegtuig en op de luchthaven, het houden van 1.5 meter afstand op de luchthaven, incidentele screenings (triage) op de luchthaven en het dringende quarantaineadvies gedurende tien dagen na aankomst in Nederland. Reizigers mogen zich wel na vijf dagen quarantaine laten testen. Indien de uitkomst van deze test negatief is, dan eindigt de quarantaine.
Daarnaast zijn reizigers verplicht een negatieve PCR-test te overleggen, die maximaal 72 uur voor aankomst in Nederland moet zijn afgenomen. Ook moeten alle reizigers uit hoog risicogebieden die per vliegtuig naar Nederland komen vlak voor vertrek een negatieve sneltest uitslag overleggen. Deze test is maximaal 4 uur oud bij het aan het boord gaan. Wanneer een reiziger geen negatieve testuitslagen aan de luchtvaartmaatschappij kan tonen, of wanneer een van de testuitslagen niet voldoet (bijvoorbeeld wanneer deze te oud is), mag diegene niet vliegen.
Bovendien heeft het kabinet aanvullende maatregelen genomen om de verspreiding van het SARS-CoV-2 virus en de (mogelijk) gevaarlijke varianten van het virus tegen te gaan. Het kabinet heeft zodoende vanaf 23 januari 2021 00:01 Nederlandse tijd een vliegverbod voor passagiersvluchten ingesteld voor landen buiten Schengen waarin (mogelijk) gevaarlijke varianten van het virus het meest voorkomen. Het gaat dan om het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika, Brazilië, Argentinië, Bolivia, Kaapverdië, Chili, Colombia, Ecuador, Frans-Guyana, Guyana, Panama, Paraguay, Peru, Suriname, Uruguay en Venezuela. Dit vliegverbod geldt tot de verplichte quarantaine voor reizigers is geregeld.
Indien u het hier wel mee eens bent, bent u bereid een extra maatregel in te voeren om het besmettingsrisico verder te verlagen voor landen waar de Zuid-Afrikaanse en Britse variant van het virus inmiddels prevalent zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen verdere maatregelen verwacht worden?
Zie antwoord 5. Ik verwijs u verder naar de brief van de Minister VWS van 20 januari inzake de maatregelen in het kader van de volksgezondheid.4
Kunt u de status delen van het onderzoek van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) naar het besmettingsrisico aan boord van vliegtuigen? Klopt het dat hier in eerste instantie op 15 december resultaten van waren verwacht, maar dat deze op het moment van het stellen van deze vragen nog niet zijn ontvangen door de Kamer? Wanneer kan de Kamer de resultaten van het onderzoek verwachten?
In het AO van 25 november 2020 heb ik de Kamer gemeld dat de onderzoekers meer tijd nodig hadden voor dit onderzoek. De metingen zijn verricht en het onderzoek zit in de simulatiefase. Naar verwachting leveren zij medio maart het rapport op, waarna ik de Kamer hierover zal informeren.
Is het onderzoek uit Nieuw-Zeeland meegenomen in het literatuuronderzoek van het NLR/RIVM-onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het literatuuronderzoek is gedeeld op 15 oktober, voor dit incident bekend werd. Het NLR heeft kennis genomen van het incident, de publicatie gelezen en intern besproken. De studie onderschrijft dat transmissie mogelijk is, maar geeft geen inzicht in de mechanismen van transmissie of de hoogte van het risico.
Zie ook antwoord 2.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk maar in elk geval voor het AO Luchtvaart op 4 februari beantwoorden?
Het AO Luchtvaart van 4 februari jl. is uitgesteld.
De vaccinatiestrategie in Nederland |
|
Rob Jetten (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Zo raakte Nederland achterop bij het vaccineren» in de Volkskrant van 29 december jl?1
Ja.
Wanneer is er voor het eerst gestart met de logistieke voorbereidingen op grootschalig vaccineren gegeven het feit dat in het voorjaar van 2020 de ontwikkeling van een vaccin al in volle gang was?
Al voor de zomer van 2020 is samen met het RIVM een start gemaakt met de voorbereidingen voor de uitvoering van de vaccinatiecampagne. Het kabinet heeft begin juni de Gezondheidsraad advies gevraagd ten behoeve van de op te stellen vaccinatiestrategie. Ook zijn eind mei de voorbereidingen voor de implementatie van de vaccinatiecampagne opgestart. Het RIVM heeft daartoe onder andere een verkenning opgesteld naar de opzet en de organisatie van de campagne. Onderdelen van deze campagne zijn de geschiktheid van de bestaande distributie infrastructuur (gebruikt voor de jaarlijkse griepvaccinatie en het Rijksvaccinatieprogramma) voor deze COVID-19. Het RIVM heeft gedurende de zomer over deze verkenning gesprekken gevoerd met de beoogde uitvoerende partijen.
Kunt u een opsomming geven van praktische en logistieke voorbereidingen die voor elke grootschalige vaccinatiecampagne gelden, welke los staan van de eigenschappen van het vaccin, zoals ICT-systemen, aansturing, communicatie, grootschalige distributie en opslag, personeel, etc?
Voor elke vaccinatiecampagne wordt een aantal zaken standaard voorbereid. Dit betreft onder andere logistieke vraagstukken zoals het regelen van voldoende opslag en distributie, het verkennen van de logistieke werkwijze, het ontwikkelen van een bestelmodule. Met de mogelijke uitvoeringspartijen wordt verkend wat er mogelijk en nodig is om de beoogde vaccinatiecampagne op te zetten. Vanuit samenwerking tussen de uitvoeringspartijen, RIVM en VWS worden afspraken gemaakt over de taken die uitvoeringspartijen tijdens een vaccinatiecampagne zullen uitvoeren. Onderdeel van deze afspraken is ook de inzet van medewerkers bij het daadwerkelijke toedienen. In de voorbereiding wordt ook gesproken over de wijze van (landelijke) registratie en de organisatie ervan. Een ander thema is deskundigheidsbevordering (denk hierbij aan het ontwikkelen van een richtlijn voor zorgprofessionals, scholingsmaterialen en een informatiepunt voor professionele vragen). Ten slotte is publiekscommunicatie onderdeel van de voorbereidingen. Dit is zowel grootschalig als individueel. Gedacht kan worden aan de uitnodigingsbrieven en het inrichten van een callcenter, tot de publiekscampagne, transparante informatievoorziening via websites en andere kanalen.
Op welke datum bent u op de hoogte gebracht dat het vaccin van BioNTech/Pfizer op –70 graden bewaard moest worden, gegeven het feit dat in de zomer van 2020 dit vaccin al is toegediend aan tienduizenden mensen tijdens de fase III studie en dat internationale media in dezelfde zomer berichtten over de logistieke uitdagingen van dit type vaccin?
In de zomer van 2020 was duidelijk dat er COVID-19 vaccins in ontwikkeling waren die opslag vereisten bij extreem lage temperatuur. Hier heeft het RIVM bij haar verkenningen en voorbereidingen rekening mee gehouden.
In augustus en september is de dialoog tussen BionTech/Pfizer en de Europese Unie opgestart. Hierbij is voor het eerst ook gesproken over de mogelijk te verwachten productspecificaties, waaronder bewaartemperatuur en verpakkingsgrootte. Op 2 oktober heeft een overleg tussen het RIVM en BioNTech/Pfizer plaatsgevonden en daar is gesproken over de productkenmerken en de verpakkingsomvang. Op 5 oktober is een formeel document gedeeld over de productspecificaties (diepgevroren en korte houdbaarheid) en de verpakkingsomvang (975 doses per verpakking), die op 23 oktober in een bijeenkomst van de EU-lidstaten met BionTech/Pfizer is besproken. Op 27 november hebben het RIVM en Pfizer de (on)mogelijkheden voor kleinere verpakkingen besproken. In de eerste week van december heeft het RIVM aangegeven dat het repacken niet mogelijk is.
Op welke datum bent u op de hoogte gebracht dat het vaccin van BioNTech/Pfizer geleverd werd in dozen van 195 flesjes, elk goed voor vijf doses, dus bijna duizend vaccins per doos?
Zie antwoord vraag 4.
Was u verrast dat het vaccin van BioNTech/Pfizer in deze grote aantallen werd geleverd, gegeven het feit dat Pfizer in zeer korte tijd miljoenen vaccins moet produceren om aan de wereldwijde vraag te voldoen?
Het RIVM was niet verrast dat het vaccin anders verpakt was dan vaccins die regulier worden ingezet, bijvoorbeeld tegen de griep. Zoals ook in het debat van 5 januari aangegeven, werd wel pas later duidelijk dat repacking op korte termijn voor de huisartsenpraktijken niet mogelijk was, omdat op basis van de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen geldt dat het vaccin in de geregistreerde verpakking vervoerd en afgeleverd moet worden. Daarom is in de eerste week van december de keuze gemaakt om te gaan vaccineren via centrale locaties. Na het advies van de Gezondheidsraad van 24 december over de inzet van het vaccin van BioNTech/Pfizer is nogmaals getracht het repacken via de huisartsen mogelijk te maken, maar dat is niet gelukt.
Kunt u bevestigen dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) begin oktober in gesprek is geweest met Pfizer over de wijze van levering van het vaccin? Zo ja, wanneer heeft dit gesprek plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM heeft in de voorbereiding contact met meerdere producenten, zo ook met BioNTeck/Pfizer, ook in het begin van 2 oktober 2020.
Heeft de berichtgeving van Pfizer over de wijze van levering invloed gehad op de logistieke voorbereidingen voor het vaccineren van de eerste doelgroepen in Nederland? Zo ja, waarom stelt u in uw brief op 20 november jl.2 dat het starten bij kwetsbare ouderen in verpleeghuizen, in lijn met het advies van de Gezondheidsraad, de voorkeur genoot?
De vaststelling van de vaccinatiestrategie heeft plaatsgevonden in een bredere context van meerdere kandidaat-vaccins die in een verder gevorderd stadium verkeren.
Specifiek ten aanzien van BioNTech/Pfizer is er in de lopende contacten door het RIVM gekeken naar onder meer de mogelijkheden het vaccin te laten «repacken» door de fabrikant. Ook heeft het RIVM gekeken naar repackscenario’s op basis van droogijsoplossingen. Pas begin december werd duidelijk dat het op een goede manier «repacken» op de korte termijn niet mogelijk is.
Daarom heeft dit in de eerste week van december, op advies van het RIVM, geleid tot de conclusie dat centrale prikstraten nodig zijn voor toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin. Toen zijn ook de GGD-en gevraagd te helpen bij het vaccineren op centrale locaties.
Omdat centrale locaties ook iets vraagt van de mobiliteit van mensen is in de verdeling binnen de eerst geprioriteerde hoofdgroep gekozen voor het uitnodigen van de eerste groep zorgmedewerkers voor kwetsbaren, zoals ik ook heb toegelicht in mijn Kamerbrief van 8 december jl.
Omdat het aanvullende advies van de Gezondheidsraad over BioNTech/Pfizer (d.d. 24 december jl.) de toediening aan specifiek ouderen aanbeveelt is in de verdere uitwerking van de toediening aanvullend onderzocht hoe distributie aan (grote) verpleeghuisinstellingen kan worden gerealiseerd. Ook het andere mRNA vaccin van Moderna is overigens beoogd voor kwetsbare bewoners van kleinschalige zorginstellingen.
Waarom heeft u niet eerder dan 8 december jl. aangegeven dat zorgmedewerkers de prioriteit krijgen gezien de logistieke uitdagingen van het BioNTech/Pfizer vaccin?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 lagen verschillende redenen ten grondslag aan de besluitvorming over de prioritering zoals gecommuniceerd op 8 december jl.
Op welke datum heeft u de GGD gevraagd om te helpen met het vaccineren van de eerste doelgroepen in Nederland?
Al voor de zomer zijn met de GGD gesprekken gevoerd om de rol van de GGD in de vaccinatiecampagne te bespreken. Lange tijd was er sprake van dat de GGD relatief laat een actieve rol zou spelen, namelijk bij de vaccinatie van het gezonde deel van de bevolking (de 18–60 jarigen). Tevens zou de GGD een vangnetfunctie vervullen wat betekent dat zij eerder bij zou kunnen springen bij het vaccineren van andere doelgroepen. Vanwege voortschrijdend inzicht ten aanzien van de inzet van het vaccin van BioNTech/Pfizer heb ik de GGD in de eerste week van december gevraagd of zij kunnen helpen bij het vaccineren van de eerste doelgroepen via centrale priklocaties. En daarmee een beroep gedaan op de vangnetfunctie zoals eerder besproken.
Kunt u een overzicht geven van de eerste doelgroepen in andere Europese landen bij de toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin?
In onderstaande tabel is een overzicht van de prioritering van vaccinaties van een aantal andere Europese landen weergegeven. Sommigen landen schuiven enigszins in de prioritaire doelgroep bij de uitrol van de vaccinatiecampagne in verband met de logistieke uitdagingen.
Land
Doelgroep
België
Ouderen in zorginstellingen
Duitsland
Eerst verpleeghuizen, later ook ziekenhuispersoneel
Frankrijk
Bewoners en personeel verpleeghuizen.
Denemarken
Bewoners en personeel verpleeghuizen & risicogroepen
Ierland
Bewoners en personeel ouderenzorg
Italië
Zorgmedewerkers
Luxemburg
Zorgmedewerkers
Oostenrijk
Bewoners ouderenzorg
Spanje
Bewoners en personeel ouderenzorg
Zweden
Bewoners en personeel ouderenzorg
VK
80+, personeel ziekenhuizen en ouderenzorg
Waarom kiezen andere Europese landen wel voor het als eerst vaccineren van kwetsbare ouderen met het BioNTech/Pfizer vaccin maar stelt u in uw brief van 24 december jl.3 dat «vanwege de logistieke eigenschappen van het BioNTech/Pfizer vaccin» allereerst de zorgmedewerkers het vaccin krijgen?
Zoals is aangegeven bij de beantwoording van vraag 11 verschilt de prioritering van doelgroepen per land. Landen maken in de vaccinatiestrategie verschillende keuzes. Voor een nadere toelichting op de afweging verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Kunt u nader toelichten wat de belangrijkste logistieke uitdaging is in het vaccineren van kwetsbaren in de thuissituatie en in verpleeghuizen met dit type vaccin? Betreft het de distributie, de toediening door (verplegend) personeel of de opslag ter plaatse gegeven de houdbaarheid van vier dagen?
Het betreft de combinatie van de verpakking van het vaccin (975 doses per verpakking), de beperkte houdbaarheid na ontdooien, de instabiliteit van het vaccin (in opslag en vervoer) en de kleinschaligheid van de locaties. Daarnaast geldt dat we spillage zo veel mogelijk willen beperken en dat op basis van de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen geldt dat het vaccin in de geregistreerde verpakking vervoerd en afgeleverd moet worden.
Heeft u overwogen om deze belangrijkste logistieke uitdagingen te overwinnen in plaats van de vaccinatiestrategie er op aan te passen? Zo ja, wanneer en waarom is hier niet voor gekozen? Zo nee, waarom is dit niet overwogen?
In het verlengde van mijn antwoord op vraag 8 geldt dat de vaccinatiestrategie bezien moet worden vanuit meerdere kansrijke kandidaat-vaccins. Uiteraard is dit afhankelijk van de daadwerkelijke toelating en levering, maar beoogd is een combinatie van meerdere vaccins voor meerdere doelgroepen om zo snel mogelijk tot een hoge vaccinatiegraad te komen.
Specifiek ten aanzien van BioNTech/Pfizer is volgend op het Gezondheidsraadadvies van 24 december jl. aanvullend onderzoek gedaan naar de inzetbaarheid voor met name ouderen. Dit gezien de specifiek gebleken positieve werkzaamheid van dit vaccin voor deze groep in verhouding tot andere mogelijke kandidaat-vaccins waar vanuit de vaccinatiestrategie in eerste instantie naar gekeken werd. Daarbij is nu onderzocht wat er aanvullend nodig is om BioNTech/Pfizer te distribueren onder (grotere) verpleeghuislocaties.
Zijn er voorbereidingen getroffen om alsnog kwetsbaren, zowel thuis als in het verpleeghuis, te vaccineren?
Het vaccineren van kwetsbaren behoort tot de kern van de strategie van het kabinet. Zij behoren tot de hoogst geprioriteerde groepen en in dat licht worden er tal van voorbereidingen getroffen om deze groep te vaccineren. In aanvulling op mijn antwoord op vraag 14 kan ik aangeven dat we daarnaast ook het andere mRNA vaccin (Moderna) beogen in te zetten voor kwetsbare bewoners van kleinschalige instellingen. Dit behoudens toelating zoals deze op 6 januari is afgegeven door het EMA en de goedkeuring door de Europese Commissie. Na het aanvullende advies van de Gezondheidsraad voor doelgroepen over mogelijke contra-indicaties en de RIVM-richtlijn kan de volgende stap gezet worden. De voorbereidingen met de uitvoerende partijen zijn in volle gang zoals ik ook in mijn brief van 4 januari jl. heb aangegeven.
Kunt u toelichten hoe we in de komende maanden sneller dan andere landen de juiste vaccinatiegraad bereiken omdat u aangeeft dat uiteindelijk dit het doel is en niet het daadwerkelijke startmoment van het vaccineren?
Ik vind het van groot belang dat we elke levering vaccins zo snel mogelijk kunnen inzetten. Door een optimale inzet van mensen, middelen en structuren loopt de uitvoering zo snel als mogelijk is. De meest bepalende factoren zijn de snelheid en de omvang van de leveringen. Andere factoren zijn de distributie van het vaccin, de toediener, de setting en de personen die gevaccineerd worden. Het doel is om zo min mogelijk vaccin «op de plank» te hebben, met uitzondering van vaccin gereserveerd voor de tweede dosis. Het doel is om zo kort mogelijk op de levering te zitten, en zo de doorlooptijd tot vaccinatie kort te houden.
Is er contact geweest met Nederlandse bedrijven om te helpen in de bestelling, registratie, logistiek en opslag, zoals FedEx en UPS dat doen in de Verenigde Staten? Zo ja, wat zijn hiervan de uitkomsten?
Ja, er wordt door het RIVM met Nederlandse bedrijven samengewerkt, met name op het gebied van logistiek en opslag en bijbehorende registratie.
Wat wordt er geleerd van de Belgische aanpak waarbij met behulp van georganiseerd transport van het BioNTech/Pfizer vaccin wel mogelijk is kwetsbaren in verpleeghuizen te vaccineren?
Zoals aangekondigd in mijn brief van 4 januari jl. worden de mogelijkheid en de voorwaarden om BioNTech/Pfizer in (grote) verpleeghuizen in te kunnen zetten bij de vaccinatie, onderzocht. Met buurlanden wordt steeds informatie en kennis uitgewisseld.
Is de eerste levering van het Moderna vaccin in januari 2020 voldoende om de kwetsbare ouderen te vaccineren, gegeven het feit dat deze in zeer kleine aantallen worden geleverd? Zo nee, waarom is dit wel de gekozen strategie?
Nee, de (indicatieve) levering van Moderna is in januari niet voldoende om alle kwetsbare ouderen te vaccineren. Uiteraard volgen er meer leveringen in de periode daarna. Als aangegeven is onderzocht hoe en onder welke voorwaarden BioNTech/Pfizer kan worden gedistribueerd onder (grote) verpleeghuisinstellingen.
Waarom benoemt u in uw brief van 17 december jl.4 en 21 december jl.5 dat het advies van de Gezondheidsraad als belangrijke tussenstap en uitgangspunt is voor de toepassing van het vaccin bij verschillende groepen, als reeds bekend was wat de logistieke eigenschappen zijn van het BioNTech/Pfizer en de keuze van zorgpersoneel eigenlijk al gemaakt was?
Het EMA spreekt zich uit over de toelating van een vaccin, het Nederlandse kabinet laat zich daarbij aanvullend adviseren door de Gezondheidsraad over de geschiktheid van een specifiek vaccin voor doelgroepen en of er daarbij sprake is van contra-indicaties. Dit aanvullende advies kan pas tot stand komen wanneer het onderzoek naar het vaccin is afgerond, het EMA een uitspraak heeft gedaan, de Europese Commissie goedkeuring heeft verleend en de data behorende bij het onderzoek beschikbaar is gekomen ter beoordeling voor de Gezondheidsraad. Het gaat bij dit advies om de werkzaamheid van een vaccin en in mindere mate om de logistieke eigenschappen. Het advies van de Gezondheidsraad van 24 december jl. heeft ook tot aanvullende keuzes geleid in het specifiek toedienen van BioNTech/Pfizer aan in het bijzonder 60-plussers.
Bent u van mening dat er te laat is gestart met de (praktische) voorbereidingen van de start van de vaccinatiecampagne?
Nee, dat ben ik niet. Al in april heeft Nederland samen met drie andere Europese landen initiatief genomen om de ontwikkeling van vaccins te stimuleren. Dit heeft er mede toe geleid dat er afspraken zijn gemaakt met producenten. Inmiddels zijn er twee vaccins toegelaten tot de Europese markt en de kans reëel is dat daar snel meer vaccins bij komen. Al voor de zomer heb ik het RIVM gevraagd de vaccinatiecampagne te coördineren en de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over de vaccinatiestrategie. Zoals ik eerder heb aangegeven in debatten met uw Kamer is het een hoog complexe puzzel met ook onbekendheden die maken dat we in de uitvoering wendbaar moeten blijven om zo de doelen uit de vaccinatiestrategie te bereiken.
Bent u van mening dat het later starten van vaccineren in Nederland ten koste gaat van het draagvlak voor het vaccineren? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat ben ik niet. Ik kies ervoor om te vaccineren zodra alles zorgvuldig is voorbereid, dat versterkt het vertrouwen. Om zoveel mogelijk mensen bereid te krijgen zich te laten vaccineren, is vertrouwen in de vaccinatiecampagne van groot belang. Het doel is immers het behalen van een vaccinatiegraad die hoog genoeg is, zodat we als maatschappij beschermd zijn. Een zorgvuldige start komt dit vertrouwen en de draagvlak voor het vaccineren ten goede.
Bent u van mening dat Nederland zorgvuldiger te werk gaat in aanloop naar de start van het vaccineren dan andere Europese landen? Zo ja, waar baseert u dat op?
Het is niet mijn positie om te oordelen over de zorgvuldigheid van de vaccinatiecampagnes van andere landen. Het is wel mijn taak om te zorgen dat de vaccinatiecampagne in Nederland zo snel mogelijk zoveel mogelijk mensen beschermt. Daarom doe ik er alles aan om zo snel mogelijk te vaccineren, maar zorgvuldigheid niet uit het ook te verliezen.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en uiterlijk voor het eerste debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus, welke verwacht wordt op 5 januari 2021, beantwoorden?
De vragen zijn allen afzonderlijk beantwoord. Het is mij niet gelukt de vragen voor 5 januari te beantwoorden.
Het bericht van NOS Sport op 21 december 2020, ‘Sportrechtbank kraakt door machtsmisbruikzaken: dit is groter dan het turnen’ |
|
Antje Diertens (D66), Lisa Westerveld (GL) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Sportrechtbank kraakt door machtsmisbruikzaken: dit is groter dan het turnen», dat gaat over de afhandeling van grensoverschrijdend gedrag door het Instituut Sportrechtspraak (ISR)?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat dit instituut constateert dat het onder druk staat vanwege de stortvloed aan meldingen over grensoverschrijdend gedrag in de sport?
Door de toegenomen meldingen ben ik mij ervan bewust dat het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR) onder grote druk staat. Daarom heb ik onlangs de financiële ondersteuning aan het ISR verhoogd en ondersteun ik de organisatie in het maken van een professionaliseringsslag.
Hoe beoordeelt u het feit dat ISR-rechters als vrijwilligers dit belangrijke werk vaak naast hun reguliere werk moeten doen?
Ik vind het juist waardevol dat ISR-rechters naast hun werk voor het ISR dagelijkse ervaring hebben in de Nederlandse rechtspraak, dan wel expertise op andere terreinen kunnen bieden. Deze kennis en ervaring komt de sportrechtspraak ten goede. Daarnaast gaat dit om zeer gedreven mensen die graag in hun vrije tijd hun expertise inzetten voor de sport. Het ISR beschikt over een poule van 50–60 tucht- en beroepsrechters die pro bono inzetbaar zijn.
Onderschrijft u de stelling dat als in februari 2020 al in het rapport van Berenschot te lezen is dat het ISR piept en kraakt er eerder had moeten worden ingrepen? Zo nee, waarom niet?
Op basis van het rapport van Berenschot ben ik met het ISR en NOC*NSF in overleg gegaan over de benodigde professionalisering van het ISR. Alsmede over het aantal toegenomen meldingen bij het ISR en het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN). Samen met de sport is afgesproken dat er, zowel vanuit de sport als vanuit het Ministerie van VWS, extra financiële ondersteuning komt. Met als doel om bij een stijging van het aantal meldingen adequate opvolging te kunnen blijven geven aan grensoverschrijdend gedrag. Hierover heb ik u in juni j.l. geïnformeerd2.
Deelt u de mening dat er van zorgvuldige en snelle afhandeling in de tuchtrechtspraak bij het ISR sprake moet zijn?
Ja ik deel uw mening dat een zorgvuldige afhandeling van essentieel belang is in de sporttuchtrechtspraak.
Deelt u de mening dat voor de «turnkwestie» extra ondersteuning aan het ISR moet worden geboden om het onderzoek niet te vertragen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Elk jaar ben ik met het ISR in gesprek over de benodigde financiering. Daarvoor maakt het ISR zelf een inschatting van het aantal zaken dat zij verwachten. Voor 2021 betekent dit dat de financiering is verhoogd ten opzichte van eerdere jaren, mede door de misstanden in het turnen. Ook voor 2022 en verder is er ruimte om de financiering, waar nodig, verder uit te breiden.
Wat is het tijdpad waarin de inmiddels binnengekomen klachten van onder meer oud-turnsters adequaat behandeld gaan worden?
De doorlooptijd van een tuchtrechtelijke procedure is gemiddeld 2–3 maanden. De zaken over het turnen zijn nog in behandeling en over de exacte doorlooptijd is nog niets te zeggen, maar de verwachting is dat deze binnen het gemiddelde vallen. De gemiddelde doorlooptijd is echter erg afhankelijk van de bevindingen uit het (voor)onderzoek. Soms zorgen bepaalde omstandigheden dat een tuchtrechtelijke procedure langer duurt, bijvoorbeeld bij strafrechtelijk onderzoek door de politie wat altijd voorrang krijgt.
Hoe is de concrete invulling van uw toezegging om een professionaliseringsslag te maken? Is er ook sprake van een duurzame structurele investering om onafhankelijke rechtspraak ook in de toekomst blijvend mogelijk te maken?
Ja, vanaf 2021 is er sprake van een structurele financiële ondersteuning aan het ISR. Op basis daarvan, alsmede de toekomstige investeringen, kan het ISR een professionaliseringsslag maken. De eerste stappen zijn gericht op de doorontwikkeling van procedures en protocollen, een versterking van de ICT infrastructuur en een uitbreiding van het ISR bureau.
Kunt u uiteenzetten waaraan het extra bedrag van € 1 miljoen vanaf 2022 besteed gaat worden? Is het voldoende om aan alle wensen (meer onderzoekers, een kantoor, een directeur, een communicatieafdeling, meer trainingen en software voor casemanagement) te voldoen? Wat gaat er in de aanloop naar 2022 gebeuren om te zorgen dat meldingen adequaat en tijdig worden behandeld?
Ja met deze structurele financiering kunnen alle aanbevelingen van Berenschot worden geïmplementeerd, zoals: meer onderzoekers, een kantoor, een directeur, een communicatieafdeling, meer trainingen en software voor casemanagement. Daarnaast kan het ISR hiermee 120 zaken per jaar behandelen. Ter vergelijking: voorheen waren dat 56 zaken in 2019 en 81 zaken in 2020. In 2021 wordt het bovengenoemde al in gang gezet.
Kunt u aangeven hoe de extra investeringen waarover in het jaarverslag van het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) wordt gesproken om het toegenomen aantal meldingen bij dit centrum te kunnen behandelen eruit gaan zien?
Met de extra investeringen wordt de capaciteit van het Centrum Veilige Sport Nederland verder verhoogd om zo het aantal toegenomen meldingen aan te kunnen. In 2020 is een extra investering gedaan waarmee een extra casemanager bij het CVSN is aangesteld om casuïstiek te behandelen. De investeringen voor 2021 geven de gelegenheid om nog een extra casemanager aan te stellen. Daarnaast kan daarmee het groeiende aantal persoonlijke begeleidingstrajecten worden uitgevoerd door vertrouwenspersonen. Ook wordt hiermee ingezet op de verdere preventie en aanpak van grensoverschrijdend gedrag in de sport via het CVSN. Samen met NOC*NSF houd ik de belasting van het CVSN wegens het toenemen van het aantal meldingen nauwgezet in de gaten. Indien nodig zal ik tijdig met NOC*NSF in gesprek gaan om zo nodig de capaciteit voor het CVSN aan te passen. Dit geldt ook voor het ISR.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Onzekerheid over vaccinatiedatum BES en CAS' |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Onzekerheid over vaccinatiedatum BES en CAS»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de voorbereidingen van de verschillende scenario’s zijn voor het vaccineren op de BES (Bonaire, Sint Eustatius en Saba)- en CAS (Curaçao, Aruba en Sint Maarten)-eilanden en daarbij ingaan op de logistiek, benodigde infrastructuur, het personeel, eventuele koelfaciliteiten en de communicatie?
Sinds oktober wordt door en met alle eilanden gewerkt aan de voorbereidingen voor het leveren en toedienen van verschillende vaccins aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zowel de landen als de openbare lichamen hebben uitvoeringsplannen opgesteld die rekening houden met de verschillende scenario’s en die bovengenoemde aspecten als logistiek, infrastructuur, personeel, etc. omvatten. Er is cold chain apparatuur aangeschaft voor -80 °C, -20 °C en 2 tot 8 °C, ter voorbereiding op de verschillende typen vaccins. Deze apparatuur wordt medio januari geleverd op de eilanden.
Als er nog geen plan is, op welke termijn kan de Kamer de vaccinatiestrategie voor de BES- en CAS-eilanden in dat geval tegemoet zien?
In de Kamerbrieven van de Minister van VWS van 4 januari jl. en 12 januari jl.2 is informatie gezonden over de vaccinatiestrategie voor de BES- en CAS-eilanden.
In deze brieven wordt vermeld dat beoogd wordt half februari te starten met het vaccineren van het zorgpersoneel op de eilanden en alle vaccinatiedoelgroepen op Saba en St. Eustatius, als het RIVM de uitvoeringsplannen en de opslaglocaties als voldoende heeft beoordeeld. Bij de inzet voor de Caribische delen van het Koninkrijk zal ook rekening gehouden moeten worden met het GR-advies om te starten met de mensen ouder dan 60 jaar. Mijn voornemen is dan ook om half februari te starten met het vaccineren van deze groep.
Hoeveel personeel verwacht u nodig te hebben voor het vaccineren op de BES- en CAS-eilanden?
De (ei)landen hebben uitvoeringsplannen opgesteld waarin personeelsplanning is meegenomen. Deze plannen worden momenteel beoordeeld door het RIVM. Mocht extra personeel nodig zijn, dan kan door de CAS-landen een bijstandsverzoek ingediend worden bij Europees Nederland. Mochten de BES-eilanden aanvullend personeel nodig hebben, kunnen zij uiteraard ook een verzoek aangeven.
Hoeveel personeel is beschikbaar voor het vaccineren op de BES- en CAS-eilanden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel vaccins verwacht u beschikbaar te kunnen stellen aan de BES- en CAS-eilanden?
In de bijlage van de Kamerbrief van 12 januari jl. staan de precieze aantallen vaccins benoemd die ik verwacht beschikbaar te kunnen stellen. Er zijn voor de BES en de CAS genoeg vaccins aangeschaft om iedereen te vaccineren. De daadwerkelijke uitvoering en precieze tijdlijn wordt bepaald door de goedkeuring en levering van de verschillende typen vaccins.
Op welke termijn verwacht u te kunnen starten met vaccineren?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op het advies van de Gezondheidsraad over de prioritering van het vaccineren?
Net als in Nederland zal conform het advies van de Gezondheidsraad begonnen worden met het vaccineren van 60-plussers en zorgpersoneel. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Op welke wijze zal worden verzekerd dat ook de niet-geregistreerde personen, die 15% van de bevolking uitmaakt, worden gevaccineerd?
De eilanden en landen geven aan zich zeer bewust te zijn van het belang om ook deze mensen te vaccineren en hebben dit vraagstuk van niet-geregistreerde personen (ongedocumenteerden) meegenomen in de uitvoeringsplannen. Deze plannen worden momenteel getoetst door het RIVM.
Incorrecte cijfers van ziekenhuisopnames en de besluitvorming hieromtrent |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het aanhoudende pleidooi van de voorzitter van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) (o.a. tijdens de technische briefing van 9 december jongstleden) om de cijfers over opnames van coronapatiënten direct van de ziekenhuizen zelf te verkrijgen, omdat de cijfers op het dashboard momenteel tot wel 70% verschillen van de daadwerkelijke cijfers (100 vs. 170)? Zo ja, hoe beoordeelt u dit pleidooi?
Ja, ik ben bekend met de uitspraak van de voorzitter van het LNAZ.
Het coronadashboard laat de cijfers over de IC- en ziekenhuisopnames zien die dagelijks door Stichting NICE worden verzameld. Daarnaast laat het coronadashboard de cijfers over de IC- en ziekenhuisbezetting zien die dagelijks door Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) worden verzameld. Sinds 17 oktober jl. rapporteert LCPS óók cijfers over het aantal opnames. Echter, Stichting NICE en LCPS rapporteren hierover op een andere manier:
Hierdoor zijn de cijfers van LCPS over het aantal ziekenhuisopnamen veel minder geschikt voor het coronadashboard. De voorzitter van het LNAZ merkte tevens op dat er een verschil zou bestaan van soms wel 70% tussen de cijfers van LCPS en die van Stichting NICE. Dat heeft te maken met de manier waarop de cijfers op het dashboard gepresenteerd werden. De «sidebar» van het dashboard toonde tot voor kort het totaal aantal gemelde opnames van één dag geleden. Echter, sommige opnames worden met een vertraging van bijvoorbeeld 1 of 2 dagen gerapporteerd. Daarom is het dashboard bijgewerkt op dit punt en toont de «sidebar» sinds 14 januari jl. het totaal aantal gemelde opnames van één dag geleden, ongeacht de opnamedatum. De grafiek op de pagina «ziekenhuisopnames» toont wel gewoon alle ziekenhuisopnames, die – op een aantal definitieverschillen na – in zeer sterke mate overeen komen met de netto instroomcijfers van LCPS. Er is dus geen sprake van onderrapportage. Wel is hier voor de duidelijkheid een grijze balk aan toegevoegd en is aangegeven van welke dagen de cijfers nog niet compleet zijn.
Waar zit momenteel de grootste belemmering om de cijfers van het Landelijke Coördinatiepunt Patiëntenspreiding (LCPS) direct te koppelen aan het dashboard?
De cijfers van LCPS die gaan over de bedbezetting zijn sinds 13 oktober jl. gekoppeld aan het coronadashboard. Sinds oktober 2020 berekent LCPS ook cijfers over het aantal nieuwe ziekenhuisopnames. Zoals ik in vraag 1 heb aangegeven, zijn de cijfers van LCPS in mindere mate bruikbaar voor het coronadashboard.
Kunt u de grafiek van het aantal ziekenhuisopnames van Stichting Nationale Intensive Care Evaluatie (NICE) en Osiris, zoals deze is weergegeven in de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen1, in de periode van 1 september tot 15 oktober jongstleden weergeven in tabelvorm?
Ja, zie onderstaande tabel:
5
14
6
17
5
11
7
16
5
18
5
23
9
29
6
22
8
34
17
18
10
42
6
21
17
25
8
52
24
40
15
48
14
54
12
79
33
59
20
51
26
81
32
70
32
91
25
103
36
92
29
79
37
81
38
111
46
100
48
112
47
105
22
121
30
137
24
103
59
165
80
156
63
147
50
156
66
207
49
147
53
156
58
239
111
245
74
203
74
214
Voor een nadere uitleg over het verschil tussen deze cijfers, verwijs ik u graag naar mijn antwoord op de vragen 2 en 7 van de Kamerleden Diertens en Van Weyenberg (beiden D66) over incorrecte cijfers van ziekenhuisopnames (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, Aanhangsel nr. 999).
Kunt u deze tabel tevens uitbreiden tot en met vandaag en daarbij de data van dagelijkse ziekenhuisopnames van het LCPS vanaf 14 oktober toevoegen?
Ja, zie onderstaande tabel (bijgewerkt op 21 januari 2021). De LCPS cijfers beginnen vanaf 17 oktober, omdat deze hiervoor niet door het LCPS zijn gepubliceerd.
1-9-2020
5
14
14
2-9-2020
6
17
16
3-9-2020
5
11
12
4-9-2020
7
16
19
5-9-2020
5
18
19
6-9-2020
5
23
22
7-9-2020
8
29
30
8-9-2020
6
22
24
9-9-2020
9
34
36
10-9-2020
16
18
20
11-9-2020
10
42
42
12-9-2020
6
21
25
13-9-2020
17
25
27
14-9-2020
8
52
59
15-9-2020
25
40
42
16-9-2020
15
48
47
17-9-2020
14
54
54
18-9-2020
12
79
77
19-9-2020
32
59
68
20-9-2020
20
51
56
21-9-2020
26
81
88
22-9-2020
30
70
76
23-9-2020
32
91
95
24-9-2020
24
103
108
25-9-2020
34
92
98
26-9-2020
29
79
85
27-9-2020
36
81
89
28-9-2020
38
111
114
29-9-2020
48
100
110
30-9-2020
45
112
119
1-10-2020
44
105
112
2-10-2020
22
120
123
3-10-2020
32
137
144
4-10-2020
24
103
117
5-10-2020
56
165
181
6-10-2020
82
156
173
7-10-2020
62
147
165
8-10-2020
49
156
162
9-10-2020
65
207
213
10-10-2020
51
147
158
11-10-2020
54
156
168
12-10-2020
58
239
256
13-10-2020
105
245
258
14-10-2020
76
203
216
15-10-2020
76
214
224
16-10-2020
85
224
249
17-10-2020
75
212
219
216
18-10-2020
69
182
199
206
19-10-2020
82
283
306
184
20-10-2020
90
244
256
252
21-10-2020
101
268
291
232
22-10-2020
109
273
290
238
23-10-2020
109
306
327
248
24-10-2020
93
202
214
284
25-10-2020
111
248
266
191
26-10-2020
75
334
350
291
27-10-2020
107
288
306
311
28-10-2020
87
279
302
313
29-10-2020
83
270
277
269
30-10-2020
105
287
298
250
31-10-2020
117
201
225
314
1-11-2020
109
219
237
237
2-11-2020
89
383
399
239
3-11-2020
99
237
239
364
4-11-2020
101
247
245
236
5-11-2020
99
240
246
261
6-11-2020
91
237
244
180
7-11-2020
122
153
161
248
8-11-2020
94
161
170
149
9-11-2020
54
289
297
177
10-11-2020
73
225
225
258
11-11-2020
74
233
235
230
12-11-2020
93
207
212
220
13-11-2020
86
244
239
170
14-11-2020
96
142
138
163
15-11-2020
98
146
154
150
16-11-2020
85
252
249
173
17-11-2020
78
199
198
256
18-11-2020
102
192
195
192
19-11-2020
95
185
188
224
20-11-2020
64
169
174
217
21-11-2020
83
139
144
185
22-11-2020
67
166
169
170
23-11-2020
51
215
212
151
24-11-2020
80
152
164
223
25-11-2020
75
159
164
150
26-11-2020
64
187
189
192
27-11-2020
76
177
170
188
28-11-2020
67
102
101
166
29-11-2020
74
118
123
112
30-11-2020
54
171
164
134
1-12-2020
59
150
159
187
2-12-2020
61
167
167
142
3-12-2020
73
184
187
153
4-12-2020
54
201
202
189
5-12-2020
62
145
155
189
6-12-2020
51
139
144
160
7-12-2020
75
216
219
150
8-12-2020
70
176
186
206
9-12-2020
76
177
179
194
10-12-2020
72
197
205
198
11-12-2020
58
255
254
199
12-12-2020
78
155
164
247
13-12-2020
81
178
188
166
14-12-2020
75
273
268
184
15-12-2020
64
217
221
262
16-12-2020
64
242
252
142
17-12-2020
94
254
277
221
18-12-2020
84
277
288
264
19-12-2020
102
180
196
290
20-12-2020
99
186
207
218
21-12-2020
76
330
321
205
22-12-2020
85
270
277
359
23-12-2020
94
283
296
297
24-12-2020
90
297
307
321
25-12-2020
84
221
238
317
26-12-2020
71
238
243
213
27-12-2020
78
259
265
243
28-12-2020
91
441
463
273
29-12-2020
111
242
255
430
30-12-2020
91
253
266
289
31-12-2020
135
254
261
294
1-1-2021
77
205
224
239
2-1-2021
58
224
237
248
3-1-2021
111
222
231
241
4-1-2021
72
317
319
226
5-1-2021
95
272
280
320
6-1-2021
102
233
240
262
7-1-2021
91
231
227
231
8-1-2021
85
232
224
249
9-1-2021
78
163
164
241
10-1-2021
79
176
180
187
11-1-2021
61
263
268
173
12-1-2021
99
202
200
267
13-1-2021
70
224
223
218
14-1-2021
76
194
186
226
De tabel bevat vier kolommen:
De dataset met het aantal ziekenhuisopnamen wordt door het RIVM als open data beschikbaar gesteld. Deze dataset is sinds 17 december jl. ook opgenomen op het coronadashboard. In de periode 17 december tot 25 januari werd bij het aantal ziekenhuisopnamen op het coronadashboard vermeld dat dit het dagelijks aantal ziekenhuisopnames exclusief IC-opnames betrof. Hoewel de opnames vanuit een verpleegafdeling naar een IC-afdeling hier inderdaad buiten vallen, klopt dit niet. Immers, in dit cijfer worden ook patiënten meegeteld die direct op de IC worden opgenomen. Daarom is op 26 januari de toelichting op de cijfers hierop aangevuld. Het gemiddelde verschil tussen het aantal ziekenhuisopnames van de Stichting NICE dataset en de verrijkte dataset die het RIVM publiceert is ongeveer 3% in de periode van 17 december tot 14 januari.
In onderstaande grafiek is te zien hoe de ziekenhuisopnames verlopen voor de afzonderlijke databronnen vanaf het begin van de registraties (27 februari 2020). Vanaf 22 september jl. registreert Stichting NICE cumulatief meer ziekenhuisopnames dan OSIRIS. LCPS berekent sinds 17 oktober jl. het aantal ziekenhuisopnames.
Hoeveel ziekenhuisopnames waren er op 28 september jongstleden (de dag dat strengere maatregelen werden genomen) gezien het feit dat Stichting NICE 80 ziekenhuisopnames per dag meldde, OSIRIS 40 opnames en de voorzitter van het LNAZ in de media sprak van 62 opnames?2
Ik verwijs u graag naar de tabel bij mijn antwoord op vraag 3. Hieruit is af te leiden dat er op 28 september jl. volgens OSIRIS sprake was van 38 ziekenhuisopnames en volgens Stichting NICE (via RIVM) sprake was van 114 ziekenhuisopnames (verpleegafdeling en IC-afdeling, exclusief verplaatsing van verpleegafdeling naar IC-afdeling), beide met terugwerkende kracht vastgesteld. De cijfers van LCPS waren op 28 september jl. nog niet beschikbaar.
Bent u het eens met de stelling dat, zeker bij tekort aan testcapaciteit, het aantal dagelijkse ziekenhuisopnames een belangrijke parameter is om te beslissen of extra maatregelen nodig zijn?
Het aantal dagelijkse ziekenhuisopnames is inderdaad een belangrijke indicator voor het verloop van de epidemie. Daarom bevat het coronadashboard al vanaf de eerste versie cijfers over het aantal ziekenhuisopnames, zoals ik heb omschreven in de Kamerbrief van 19 mei 2020 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 25 295, nr. 351). Juist omdat deze indicator zo belangrijk is, blijven we kritisch kijken naar welke data het meest valide is en op welke manier de data het beste gepresenteerd kan worden. Toen bleek dat de OSIRIS data niet langer meer accuraat waren en de databron van Stichting NICE sneller een compleet beeld gaf van het aantal ziekenhuisopnames, ben ik ook zo snel mogelijk overgestapt naar Stichting NICE als databron voor deze indicator. Dit heb ik ook beschreven in mijn beantwoording op de vragen van de Kamerleden Diertens en Van Weyenberg (beiden D66) over incorrecte cijfers van ziekenhuisopnames (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 25295, aanhangsel nr. 999). Overigens is er geen sprake van een tekort aan testcapaciteit.
Bent u het eens met de stelling dat de indicator van het aantal ziekenhuisopnames des te belangrijker werd aan het einde van de zomer, omdat veel besmettingen plaatsvonden onder jongeren?
Het aantal ziekenhuisopnames is één van de belangrijkste indicatoren, ongeacht de fase van de epidemie. In augustus/september vonden er inderdaad veel besmettingen plaats onder studenten. Dit stijgende aantal besmettingen was een belangrijke graadmeter dat de situatie zorgelijker werd. Echter, omdat in de jongere leeftijdscategorieën mensen in het algemeen minder vaak in het ziekenhuis worden opgenomen, was het ook toen belangrijk meerdere indicatoren nauwlettend te monitoren. Het aantal nieuwe besmettingen was hiervoor geschikt.
Waarom is op 4 juni jongstleden besloten om de signaalwaarde van het aantal ziekenhuisopnames op het coronadashboard te zetten op 40? Wat is de rationale achter dit aantal?
Ik vind het erg belangrijk dat de informatie over het coronavirus inzicht geeft in de ontwikkeling van de epidemie en dat deze transparant gedeeld wordt. Om aan te geven wanneer een bepaalde indicator «de verkeerde kant op gaat», hanteer ik op het coronadashboard voor de belangrijkste indicatoren een signaalwaarde. Deze signaalwaarden fungeren als een soort «alarmbel». Als de «alarmbel» afgaat, is dat reden om met extra zorg te kijken naar de epidemiologische situatie. Conform de inschalingssystematiek moet een signaalwaarde meerdere dagen overschreden worden alvorens er over wordt gegaan op besluitvorming over strengere maatregelen
De signaalwaarde van 40 ziekenhuisopnames per dag (opnamen op de verpleeg- en IC-afdeling samen) is door het RIVM geadviseerd en is afgeleid van de signaalwaarde 10 bij IC-opnames. Bij de eerste golf leidde namelijk circa een kwart van de ziekenhuisopnames tot een opname op de IC. Als voor een langere periode meer dan 40 ziekenhuisopnames per dag zouden zijn, zou dat betekenen dat er te veel mensen besmet zijn geraakt door het virus en de zorg onder druk komt te staan. Ook in het OMT advies van 23 november n.a.v. het 88ste OMT, noemt het OMT in de passage over de-escalatie van maatregelen de 40 ziekenhuisopnames per dag als grenswaarde voor de escalatie van risiconiveau 2 «zorgelijk», naar niveau 3 «ernstig».
Wanneer is besloten dat 40 ziekenhuisopnames bij de fase ernstig en 80 of meer bij de fase zeer ernstig (gedeeltelijke lockdown) op de routekaart past en waarom?
De inschalingsindicatoren zijn in oktober tussentijds herijkt, tegelijkertijd met de introductie van de routekaart. Het gebruik van 80 ziekenhuisopnames bij de fase «zeer ernstig» werd door het RIVM geadviseerd op basis van de verhouding tussen de ziekenhuisopnames en de IC. Op de routekaart die vanaf oktober op rijksoverheid.nl te vinden was, stond dat in risiconiveau 3 «ernstig» een grenswaarde van 10 IC opnames per dag werd gehanteerd, terwijl in risiconiveau 4 de situatie als «zeer ernstig» werd beschouwd als er ten minste 20 IC opnames per dag waren. In deze versie werd het aantal ziekenhuisopnames als contextindicator beschouwd. Deze aanpak is inmiddels herzien en op 2 februari jl. zijn een herijkte routekaart en inschalingssystematiek gepresenteerd. In de huidige versie van de routekaart wordt een grenswaarde van 10 IC opnames en 40 ziekenhuisopnames per dag gehanteerd bij de fase «zorgelijk» en een grenswaarde van 20 IC opnames en 80 ziekenhuisopnames per dag bij de fase «ernstig». Nieuw is ook dat het OMT vanaf nu regelmatig bekijkt of de grenswaarden nog goed werken en – indien nodig – adviseert het OMT over nieuwe grenswaarden. Dit om te voorkomen dat de grenswaarden in de toekomst niet meer passend zijn bij de situatie, bijvoorbeeld vanwege een ander testbeleid, een hogere vaccinatiegraad of andere virusvarianten.
Welke gevolgen had deze overschrijding die u in antwoord op eerdere schriftelijke vragen noemt («met terugwerkende kracht de ziekenhuisgegevens van Stichting NICE een overschrijding laten zien [van de signaalwaarde] op 17 september,») op de besluitvorming voor eventuele extra maatregelen in de dagen na 17 september jongstleden, gezien uit moest worden gegaan van vertraging van cijfers en het driedaags gemiddelde?
De signaalwaarden op het coronadashboard dienen als een «alarmbel». Ten aanzien van de vraag of en zo ja, welke maatregelen nodig zijn tegen verdere verspreiding van het virus, baseer ik mij altijd op het advies van het OMT.
In het 77e OMT-advies van 14 september jl. staat: «De aantallen op de IC laten een licht stijgende, maar schommelende, trend omhoog zien, maar de aantallen zijn vele malen kleiner dan in het voorjaar van 2020» (pagina 2). En vervolgens wordt geschreven: «Hoewel het aantal nieuwe meldingen toeneemt zien we nog geen sterke stijging in het aantal ziekenhuisopnames en overlijdens» (pagina 2). Op basis van dit OMT-advies én de op dat moment bekende cijfers van OSIRIS en Stichting NICE (waarvan de signaalwaarden op dat moment nog niet waren overschreden), heeft besluitvorming plaats gevonden omtrent eventuele extra maatregelen. In de Kamerbrief van 18 september jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 542) is toegelicht dat het kabinet opvolging geeft aan het OMT-advies en anticipeert op de huidige epidemiologische situatie in de vorm van een aantal concrete maatregelen (pagina 3).
Dit betroffen regionale maatregelen voor zes veiligheidsregio’s waar de situatie het meest zorgwekkend was, ondersteund met landelijke maatregelen. Doordat de epidemie zich, ook na deze maatregelen, leek te versnellen, is op 26 september jl. advies gevraagd aan het OMT. In het 78e OMT-advies (d.d. 28 september jl.) werd op basis van het epidemiologische beeld geadviseerd om per direct landelijke strikte maatregelen te nemen. Deze maatregelen zijn tijdens de persconferentie van 28 september jl. aangekondigd.
In de eerder gestelde vragen van de Kamerleden Diertens en Van Weyenberg (beiden D66) over incorrecte cijfers van ziekenhuisopnames (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, Aanhangsel nr. 999) heb ik antwoord gegeven op de vraag wat de datum van overschrijding van de signaalwaarde van 40 ziekenhuisopnamen per dag is geweest. In mijn beantwoording heb ik mij gebaseerd op zowel de cijfers van de GGD (Osiris) als die van Stichting NICE. Omdat echter Stichting NICE de cijfers exclusief IC-opnamen toont en omdat de signaalwaarde van 40 ziekenhuisopnamen per dag is gebaseerd op het aantal opnamen op de verpleegafdeling en op de IC, vul ik graag voor de volledigheid dit antwoord aan op basis van de nu beschikbare cijfers van het RIVM zoals die nu op het coronadashboard te vinden zijn. Met terugwerkende kracht laten de ziekenhuisgegevens van Stichting NICE via het RIVM een overschrijding zien op 14 september (uitgaande van een 3-daagsgemiddelde per dag). Echter, zoals gezegd, waren op dat moment deze cijfers überhaupt niet beschikbaar en waren alleen de registraties van NICE zelf beschikbaar. Op basis van de toen beschikbare cijfers van Stichting NICE (waarbij niet het totaal aantal unieke ziekenhuisopnamen afgeleid kon worden) blijft de eerder genoemde datum van 17 september van kracht, op basis van aanvullingen die altijd met terugwerkende kracht plaatsvinden. De gegevens van Stichting NICE zijn namelijk nooit direct compleet. Wel zagen we natuurlijk dat de ziekenhuisopnamen aan het oplopen waren en dat de verschillen tussen NICE en Osiris groter werden. Daarom zijn we, zoals eerder aangegeven, begin oktober ook overgestapt op NICE.
Kunt u bevestigen dat u in antwoord op de eerdere schriftelijke vragen meent dat de gegevens op het coronadashboard leidend waren voor de besluitvorming over eventuele extra maatregelen? Zo nee, hoe verhoudt zich dit met uw uitspraak tijdens de persconferentie op 19 mei jongstleden dat het «dashboard dient als basis voor besluitvorming»?
Nee, het dashboard visualiseert de gegevens van onder andere RIVM, GGD’en, Stichting NICE, LCPS, etc. Deze cijfers geven – in combinatie met duiding door het RIVM en de adviezen van het OMT – input voor besluitvorming. Het dashboard biedt wel één totaaloverzicht van alle cijfers en draagt zo bij aan de dagelijkse informatievoorziening voor bestuurders, beleidsmakers, het publiek, media, enz.
Betreft uw antwoord op de eerdere schriftelijke vragen dat «of er ingegrepen moet worden, en waar ingegrepen moet worden, nooit een automatisme is op basis van één of enkele getallen», ook getallen die niet op het dashboard getoond werden?
Voor een uitgebreide uitleg wil ik u graag verwijzen naar mijn antwoord op de vragen 2 t/m 5 van de Kamerleden Diertens en Van Weyenberg (beiden D66) over incorrecte cijfers van ziekenhuisopnames (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 999) en mijn antwoord op vraag 11.
Welke van de drie bronnen, OSIRIS, NICE en LCPS, heeft u gebruikt op 18 september jongstleden voor de besluitvorming over eventueel extra maatregelen ter indamming van het virus?
Waarschijnlijk refereert u aan de volgende uitspraak van de Minister-President op 18 september 2020. «En ja, het aantal ziekenhuisopnames en het aantal opnames op de intensive care dat valt nog wel mee. Loopt overigens ook op, heeft nog niet het niveau natuurlijk van dit voorjaar, maar je ziet wel dat ook als het om ziekenhuisopnames gaat dat het ook in de Randstad echt wel begint te knellen. En dat is zorgelijk.» Destijds werden OSIRIS en Stichting NICE als databronnen gebruikt voor het aantal ziekenhuisopnames en voor de druk op de zorg werd naar het LCPS gekeken. Voor de maatregelen van 18 september is het OMT-advies van 14 september n.a.v. het 77ste OMT input voor het duiden van de ernst van de epidemiologische situatie geweest.
Op basis van welke databron was de uitspraak: «en ja, het aantal ziekenhuisopnames en het aantal opnames op de intensive care dat valt nog wel mee,» van de Minister-President tijdens de persconferentie op 18 september jongstleden?
De besluitvorming van de extra maatregelen op 28 september jl. is een bestuurlijke afweging geweest en volgde op het 78e OMT-advies (d.d. 28 september jl.). Dit advies werd op 26 september jl. aangevraagd, nadat het aantal ziekenhuisopnames op basis van OSIRIS en Stichting NICE bleven stijgen.
Voor een uitgebreide uitleg verwijs ik u graag naar bovenstaand antwoord op vraag 10 én het antwoord op vraag 2 van de Kamerleden Diertens en Van Weyenberg (beiden D66) over incorrecte cijfers van ziekenhuisopnames (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 999).
Welke van de drie bronnen, OSIRIS, NICE en LCPS, heeft u gebruikt op 28 september jongstleden voor de besluitvorming van de extra maatregelen ter indamming van het virus?
De besluitvorming van de gedeeltelijke lockdown op 13 oktober jl. is een bestuurlijke afweging geweest en volgde op het 80e OMT-advies (d.d. 13 oktober jl.). Dit advies werd op 10 oktober jl. aangevraagd, nadat er nog steeds een stijgende trend zichtbaar was in het aantal besmettingen. Het OMT baseerde zich met betrekking tot het aantal nieuwe ziekenhuisopnames op de brondata van stichting NICE. LCPS hield op dat moment nog geen instroom bij, maar wel de bezetting.
Sinds 13 oktober jl. toont het coronadashboard de ziekenhuiscijfers van Stichting NICE en niet meer van OSIRIS. Voor een uitgebreide uitleg verwijs ik u graag naar de antwoorden op vragen 2 en 3 van de Kamerleden Diertens en Van Weyenberg (beiden D66) over incorrecte cijfers van ziekenhuisopnames (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 999).
Welke van de drie bronnen, OSIRIS, NICE en LCPS, heeft u gebruikt op 13 oktober jongstleden voor de besluitvorming van de gedeeltelijke lockdown?
Voor een uitgebreide uitleg over de verschillen tussen de verschillende bronnen, wil ik u verwijzen naar mijn antwoorden op de vragen van de Kamerleden Diertens en Van Weyenberg (beiden D66) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 999) en naar mijn antwoord onder vraag 10. Vanwege de narapportages zien we met terugwerkende kracht bij Stichting NICE op 14 september jl. (o.b.v. RIVM-definities) dan wel op 17 september jl. (o.b.v. NICE-definities) inderdaad een overschrijding van de signaalwaarde. Echter, op deze dagen zelf was hier nog geen sprake van vanwege narapportages. Ook fungeren de signaalwaardes op het dashboard als «alarmbel». Ook is er in verband met fluctuaties van de cijfers voor gekozen om niet op dagcijfers te koersen. Conform de inschalingssystematiek moet een signaalwaarde meerdere dagen overschreden zijn alvorens er over wordt gegaan op strengere maatregelen. De maatregelen van 18 september jl. zijn grotendeels genomen op basis van het OMT-advies van 14 september n.a.v. het 77ste OMT. Dat hebben we zoveel mogelijk gericht en met een minimale impact op de samenleving geprobeerd te doen.
Heeft het verschil in cijfers van het aantal ziekenhuisopnames per dag tussen de verschillende bronnen de besluitvorming van eventuele extra maatregelen beïnvloedt? Zo nee, waarom is er dan niet gereageerd op de overschrijding van de signaalwaarde op 17 september jongstleden? Zo ja, kan er dan geconcludeerd worden dat de uiteindelijke besluitvorming op 28 september te laat was?
Graag verwijs ik u naar mijn antwoord op uw vraag 15. De maatregelen worden telkens genomen op basis van adviezen van experts zoals het OMT en hebben als uitgangspunt het virus zo hard mogelijk te raken en de samenleving zo min mogelijk. Daarbij staan de uitgangspunten in de bestrijding van het coronavirus – het zo goed mogelijk beschermen van mensen met een kwetsbare gezondheid en zorgen dat de zorg niet overbelast raakt- altijd centraal.
Had een beter zicht op de cijfers van het aantal ziekenhuisopnames per dag in de periode tussen 1 september en 15 oktober kunnen bijdragen aan het eerder ingrijpen met maatregelen? Zo ja, heeft dit gevolgen gehad voor de hoogte van de piek van de bezetting van ziekenhuispatiënten met corona?
De cijfers van Stichting NICE, verrijkt door het RIVM, worden gebruikt om het verloop van de epidemie te monitoren; de cijfers van LCPS worden gebruikt om de druk op de zorg te monitoren. Deze worden in samenhang gezien met de andere indicatoren én de adviezen van experts zoals het OMT en RIVM.
Welke van de drie bronnen, OSIRIS, NICE en LCPS, gebruikt u nu voor de besluitvorming van extra maatregelen?
De vragen zijn ieder afzonderlijk beantwoord. Het is mij echter niet gelukt om dit vóór een volgend debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus te beantwoorden.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en vóór een volgend debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus beantwoorden?
Het bericht 'Ombudsman wil meer aandacht voor obstakels Caribische studenten' |
|
Antje Diertens (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het onderzoek «Kopzorgen van Caribische studenten»1 van de Nationale ombudsman en het bericht «Ombudsman wil meer aandacht voor obstakels Caribische studenten»2?
Ja, die zijn ons bekend. Ik heb over het rapport ook met de Nationale ombudsman gesproken. Op uitnodiging van de Nationale ombudsman heb ik samen met hem online een ontmoeting gehad met een tiental Caribische studenten die ons meenamen in hun eigen ervaringen als startend student in Nederland. Het was nuttig om in aanvulling op de diverse onderzoeksuitkomsten ook die persoonlijke ervaringen te horen en hun eigen ideeën over wat er beter zou kunnen in de voorbereiding en begeleiding van de Caribische studenten die besluiten in Nederland te gaan studeren.
Welke signalen van obstakels voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk waren voor het verschijnen van het onderzoek al bekend en welke stappen heeft u daarop ondernomen?
In 2018 werd vanuit het Nederlandse hoger onderwijs gemeld dat studenten met een vooropleiding uit het Caribisch deel van het Koninkrijk (hierna Caribische studenten) minder goede studieresultaten behalen in het Nederlandse hoger onderwijs. Onderzoek van mijn ministerie bevestigde dit beeld. Ik vind dit zorgelijk en onwenselijk, daarom werken we aan verbetermaatregelen. In de Monitor Beleidsmaatregelen Hoger Onderwijs 2018–2019 van sept 2019 is een separaat hoofdstuk opgenomen over de studieprestaties (instroom, switch, uitval en bachelorrendement) in Nederland van Caribische studenten. Naar aanleiding van de uitkomsten heb ik dit onderwerp aangekaart bij mijn collega-ministers van Onderwijs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In het Ministerieel Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur hebben we in november 2019 afgesproken een gezamenlijk onderzoek uit te voeren naar de minder goede studieresultaten van Caribische studenten in het (Nederlandse) middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs, de oorzaken daarvan en mogelijke oplossingen daarvoor, opdat in gezamenlijkheid maatregelen kunnen worden getroffen om er voor te zorgen dat de Caribische studenten het in het (Nederlandse) vervolgonderwijs beter kunnen gaan doen. Dit onderzoek is afgerond en het concept rapport stond op de agenda van het Ministerieel Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur dd. 7 januari 2021. In dat overleg hebben we hernieuwd afgesproken dat we ons gezamenlijk inzetten om ervoor te zorgen dat het studiesucces van Caribische studenten verbeterd wordt.
In 2020 heb ik over achterblijvend studiesucces van de Caribische studenten al intensief overleg gevoerd met het hoger onderwijs in Nederland. Dat heeft onder andere geleid tot een voorstel vanuit de Nederlandse Hogescholen een «regiegroep» te vormen met leden van betrokken organisaties aan beide zijden van de oceaan. In het Vierlandenoverleg hebben wij met de vier onderwijsministers besloten dit aanbod van de Nederlandse Hogescholen te aanvaarden en deze «regiegroep» te verzoeken een plan van aanpak op te stellen met een integrale aanpak voor de gewenste betere aansluiting: dat betekent uitwerken van verbetervoorstellen en opties, bijvoorbeeld van een overgangsjaar, met aandacht voor de praktische, juridische en financiële aspecten daarvan, rekening houdend met de individuele situaties van ieder land. De «regiegroep» wordt verzocht daarbij gebruik te maken van de aandachtspunten en suggesties die in de verschillende onderzoeken van het afgelopen jaar naar voren zijn gekomen, zoals taalachterstanden, studiekeuze, financiële situatie, zelfstandigheid, betere voorlichting aan leerlingen en ouders, het voorstel van de Universiteit van Utrecht voor een Koninkrijksmobiliteitsprogramma, loopbaan-oriëntatie en beroepskeuzeprogramma’s (LOB), (digitaal) afstandsonderwijs, praktische aangelegenheden als het verwerven van een BSN nummer, »matching» van toekomstige studenten aan professionals en studenten van gelijke studie en andere activiteiten om het studiesucces van Caribische studenten te verbeteren.
(zie ook antwoord bij vraag 16).
Wat is uw reactie op de opmerking van de Ombudsman dat de ondersteuning aan studenten uit het Caribische deel van het Koninkrijk achter blijft bij de ondersteuning aan andere internationale studenten?
De meeste Caribische studenten hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij worden door de Nederlandse instellingen dan ook niet aangemerkt als internationale studenten. Zij komen daardoor niet automatisch in aanmerking voor de ondersteuning die aan internationale studenten wordt aangeboden. Ieder land in het Koninkrijk biedt echter aan de eigen studenten die van een van de eilanden naar Nederland gaan voor vervolgonderwijs een begeleidingstraject aan, meestal in samenhang met studiefinancieringsfaciliteiten. Deze begeleidingspakketten zijn niet gelijk voor de vier landen, niet in alle gevallen voor alle studenten toegankelijk en gebaseerd op vrijwillige deelname door de student. Bovendien kiezen in de praktijk veel studenten er voor zonder begeleiding de overstap van de Cariben naar Europees Nederland te maken. Nu uit diverse onderzoeken is gebleken dat de studieresultaten van de Caribische studenten in Nederland gemiddeld achter blijven bij de vergelijkingsgroepen is mijn conclusie dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
Geldt het recht op een studiekeuzecheck ook voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk en zo ja op welk aanbod aan studiekeuzeactiviteiten horen zij te kunnen rekenen?
Ja, deze studenten moeten op het zelfde aanbod kunnen rekenen als elke andere student. Zij hoeven hiervoor niet naar de instelling af te reizen. Voor het geval het overbruggen van de afstand tussen woon- of verblijfplaats en de plaats waar de studiekeuzeactiviteiten plaatsvinden voor een aspirant-student tot overwegende bezwaren leidt, treft de instelling zodanige voorzieningen dat deze aspirant-student kan deelnemen aan de studiekeuzeactiviteiten zonder dat diens fysieke aanwezigheid is vereist.
Op welke wijze bereiden opleidingen studenten van buiten Europees Nederland voor op het (studenten)leven in Europees Nederland en zijn deze informatiebronnen of activiteiten ook toegankelijk voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Op de websites van de opleidingen en de instellingen die deze opleidingen verzorgen wordt een overzicht gegeven van nagenoeg alle voorlichtingsactiviteiten die de instelling aanbiedt en worden in voorkomend geval ook de studenten- en belangengroepen genoemd die specifiek voor Caribische studenten actief zijn. Veel activiteiten worden online aangeboden zodat studenten niet in Nederland fysiek aanwezig hoeven te zijn. Deze activiteiten en informatiebronnen zijn ook toegankelijk voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daarnaast is op de Nuffic website Studyinholland veel (Engelstalige) informatie bijeengebracht over het (studenten)leven in Nederland. Over het algemeen organiseren instellingen daarnaast kort voor de start van het studiejaar activiteiten voor alle nieuwe studenten om kennis te maken met de instelling, de stad en het studentenleven.
Kunt u aangeven hoe opleidingen met een beperkte opleidingscapaciteit in de praktijk invulling geven aan de plicht om rekening te houden met de belangen van aspirant-studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.3
Voor deze aspirant-studenten is het, vanwege de afstand, praktisch gezien meestal niet mogelijk om mee te doen aan fysieke voorbereidings- en selectieactiviteiten voor de decentrale selectie. De instellingen zijn verplicht in hun selectieprocedures voor numerus fixusopleidingen rekening te houden met aspirant-studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hoewel ik daar geen uitputtend overzicht van heb, is mij bekend dat instellingen vaak de mogelijkheid bieden de oriëntatie- en selectiegesprekken online te voeren.
Kunt u aangeven in hoeverre voldoende studenten van Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba in Nederland geneeskunde kunnen studeren, opdat de eilanden niet afhankelijk worden van bijvoorbeeld Europese Nederlanders voor het voorzien in huisartsenzorg?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven is er in 2019 in het kader van de Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs onderzoek gedaan naar studieresultaten van Caribische studenten in het hoger onderwijs. Uit een aanvullende analyse (december 2019) blijkt onder andere dat er vanaf 2017 (dat is het eerste jaar met 100% decentrale selectie voor fixusopleidingen) jaarlijks minder dan 10 Caribische studenten een geneeskundestudie zijn gestart; in verband met privacyregels kan dit niet nader gespecifieerd worden. Hoeveel Caribische studenten uiteindelijk slagen voor de geneeskundestudie is niet bekend, noch hoeveel er terugkeren naar de eilanden om als arts te werken. Voortvloeiend uit de zorgen rondom de covid-19-pandemie zijn door de Staatssecretaris van VWS met Aruba, Curaçao en Sint Maarten afspraken gemaakt om gezamenlijk naar de organisatie van de zorg(capaciteit) te kijken. Mede in verband met de toenemende vergrijzing van de artsenpopulatie op de eilanden verdient opleidingscapaciteit daarin ook gezamenlijke aandacht.
Kunt u specifiek aangeven in hoeverre er sinds het afschaffen van de «ministersplaatsen» voor Antilliaanse geneeskundestudenten meer of minder plekken voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn gekomen bij de geneeskundeopleidingen in Europees Nederland?
Volgens de aanvullende analyse (zie vraag 7) die in 2019 is uitgevoerd is er sinds het afschaffen van de ministersplaatsen een terugloop te zien in het aantal Caribische studenten dat een geneeskundestudie begint. Om hoeveel minder studenten het gaat is niet specifiek te zeggen, omdat het aantal onder de 10 studenten in de analyse niet gerapporteerd wordt vanwege privacyregels.
Overweegt u maatregelen om te voorkomen dat mettertijd het Caribisch deel van het Koninkrijk te weinig lokale artsen en medici heeft om in (een groot deel) van de zorgbehoefte te voorzien? Zo nee, waarom niet?
De Staatssecretaris van VWS en ik zullen dit onderwerp nader beschouwen. Daartoe zullen we verkennen wat de problematiek precies is en hoe we dit kunnen aanpakken. Ook het herinvoeren van Ministersplaatsen is daarbij een mogelijkheid die we zullen bestuderen. Uiteraard doen we dit in nauwe samenspraak met de overheden van de Caribische Koninkrijksdelen.
Kunt u toelichten waarom studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die in Nederland studeren uitgezonderd zijn van een Nederlandse zorgverkering en zorgtoeslag, en derhalve een internationale zorgverkering dienen af te sluiten?
Ingevolge het Besluit Uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (BUB) moeten inwoners uit Curaçao, Aruba en Sint Maarten die uitsluitend in Nederland komen studeren en dus geen (bij)baan hebben, een internationale zorgverzekering afsluiten, tenzij zij een zorgverzekering hebben op Curaçao, Aruba of Sint Maarten waarmee zij ook in Europees Nederland verzekerd zijn. Op grond van de BUB kunnen ze ook geen gebruik maken van zorgtoeslag. Inwoners uit Curaçao, Aruba en Sint Maarten die in Nederland komen studeren én ook in Nederland betaald stage lopen of werken zijn ingevolge de BUB wél verzekeringsplichtig en moeten een Nederlandse zorgverzekering afsluiten. Zij kunnen dan zorgtoeslag aanvragen.
Inwoners afkomstig uit Bonaire, Saba en Sint Eustatius die uitsluitend naar Nederland komen om te studeren kunnen ingevolge het Besluit Zorgverzekering BES een keuze maken of zij verzekerd willen blijven bij de zorgverzekering BES of dat zij een Nederlandse zorgverzekering willen. Indien zij kiezen voor dit laatste, kunnen zij ook zorgtoeslag aanvragen. Inwoners afkomstig uit Bonaire, Saba en Sint Eustatius die in Nederland naast hun studie ook een bijbaan hebben of betaald stage lopen, zijn verzekeringsplichtig en moeten een Nederlandse zorgverzekering afsluiten en kunnen dan zorgtoeslag aanvragen.
De Ministeries van VWS en SZW verkennen de mogelijkheid om het Besluit zorgverzekering BES en de BUB aan te passen, waardoor alle inwoners van de Caribische delen van het Koninkrijk tijdens hun studie in Nederland gebruik kunnen maken van een Nederlandse zorgverzekering en daarmee ook in aanmerking kunnen komen voor zorgtoeslag. Over de uitkomsten van deze verkenning en de gevolgen zult u nader worden geïnformeerd.
Welke hulp is er beschikbaar voor studenten uit het Caribische deel van het Koninkrijk bij het vinden van een passende woning wanneer zij naar Europees Nederland komen om te studeren?
Binnen het onder vraag 3 genoemde begeleidingsaanbod is in veel gevallen voorzien in het helpen vinden van een passende studentenkamer. Echter niet alle studenten komen hiervoor in aanmerking. Zoals ook in het antwoord op vraag 3 vermeld, kiezen in de praktijk veel van de studenten er vrijwillig voor zonder begeleiding de overstap van de Cariben naar Europees Nederland te maken. Naar schatting betreft dit circa 50% van het totaal aantal studenten dat naar Europees Nederland verhuist. Zij kiezen er dus voor zelf woonruimte te zoeken en kunnen gebruik maken van de reguliere mogelijkheden die er voor studenten in Nederland zijn om woonruimte te vinden.
Zijn de obstakels die studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk ervaren bij het terugbetalen van de studielening bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) bekend en zijn er mogelijkheden om passendere terugbetalingsregelingen op te stellen zodat studieleningen integraal afgelost kunnen worden en die recht doen aan de lonen op de eilanden?
Ja. Debiteuren van DUO kunnen ook vanaf de eilanden hun studieschuld terugbetalen naar draagkracht. Door de lagere lonen komen de debiteuren al gauw in aanmerking voor vermindering van de per maand terug te betalen termijn of hoeven zij zelfs niet af te lossen indien het inkomen onder de daartoe vastgestelde grens ligt. Waar de draagkrachtinformatie voor debiteuren in Europees Nederland automatisch bij de Belastingdienst wordt verkregen en zij daardoor standaard naar draagkracht terugbetalen, moeten Caribische debiteuren daartoe een aanvraag indienen en daarbij zelf de informatie over hun inkomen aanleveren aangezien er met de belastingdiensten op de eilanden geen structurele automatische gegevensuitwisseling plaatsvindt.
Met de Belastingdiensten van Caribisch Nederland en Curaçao heeft DUO afspraken om voor de jaren volgend op het eerste draagkrachtverzoek proactief het inkomen op te (kunnen) vragen. Alle debiteuren waarvoor deze mogelijkheid ontbreekt, dit betreft dus voornamelijk de debiteuren uit Aruba en Sint Maarten, krijgen na hun eerste draagkrachtverzoek jaarlijks een herinnering van DUO om opnieuw draagkracht aan te vragen en inkomensgegevens te verstrekken.
Ondanks intensieve communicatie over de mogelijkheid om naar draagkracht terug te betalen, wordt er op de eilanden relatief weinig gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Als gedurende de vastgestelde aflosperiode naar draagkracht is terugbetaald en er na die tijd nog een resterende schuld is, wordt deze kwijtgescholden.
Ik heb bij de onderwijscollega’s van de Landen in het Koninkrijk opnieuw onder de aandacht gebracht dat het zou helpen als de belastingdienst automatisch gegevens verstrekt.
Wat is de stand van zaken in gesprekken met de besturen van de BES-eilanden over het gaan verstrekken van burgerservicenummers (BSN) aan Nederlanders woonachtig in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Sinds enige tijd vindt overleg plaats tussen het Ministerie van BZK, de Bestuurscolleges en de afdelingen Burgerzaken van Bonaire, Sint Eustatius en Saba over de door de Nationale ombudsman gesignaleerde problemen met het verkrijgen van het BSN voor ingezetenen van Caribisch Nederland. Dat overleg heeft onder andere geleid tot een nieuwe versie van het informatieblad voor studenten Caribisch gebied, dat op 23 september 2020 is gepubliceerd, waarin ook aandacht wordt geschonken aan deze problematiek. Zie ook het antwoord op vraag 14.
Kunt u aangeven wanneer u verwacht dat ook deze inwoners van Nederland standaard een BSN krijgen?
In zijn brief van 21 december 2020 geeft de Staatssecretaris van BZK aan dat op dit moment in overleg met de Bestuurscolleges en Rijksdiensten de bevindingen uit eerdere onderzoeken naar de invoering van het BSN nader worden uitgewerkt. Om het BSN in te voeren ter vervanging van het huidige ID-Nummer, dat in Caribisch Nederland in gebruik is, moeten diverse wetten worden aangepast, waarvan de Wet algemene bepalingen burgerservice-nummer, de Wet BRP, de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES en de Wet identiteitskaarten BES de belangrijkste zijn. Nadat een dergelijk wetsvoorstel aanhangig wordt gemaakt, is de inwerkingtreding afhankelijk van het te doorlopen wetstraject.
Bent u bereid om conform de aanbeveling van de Nationale ombudsman te onderzoeken op welke wijze studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk voor aankomst in Nederland van een BSN kunnen worden voorzien? Zo nee, waarom niet?
Ja, de regering is bereid dat te onderzoeken, zoals de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eerder aangaf in antwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie in de Nota naar aanleiding van het verslag over wijziging van Wet BRP en Wet basisadministraties persoonsgegevens BES (Kamerstuk 35 648, nr. 6).
Wat is uw reactie op de aanbevelingen van de Ombudsman en op welke wijze zullen zij de aanbevelingen overnemen?
Ik heb mijn collega-ministers van onderwijs in het Koninkrijk gewezen op het rapport van de Ombudsman. Op het gebied van studie-aansluitingsproblemen van Caribische studenten zijn in 2020 nog twee andere onderzoeken uitgevoerd. Eind 2019 heb ik samen met de onderwijsministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar alle aansluitingsproblemen van alle Caribische studenten. Ook dat onderzoek is in 2020 uitgevoerd. Tenslotte heeft de Vereniging Levende Talen, sectie Papiaments in 2020 een onderzoek uitgevoerd naar de aansluitingsproblemen van de studenten specifiek afkomstig van de ABC-eilanden (Aruba, Bonaire en Curaçao). Onlangs is door de vier ministers van onderwijs in het Koninkrijk in het Ministerieel Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur over de diverse aansluitingsknelpunten overleg gevoerd. Binnenkort ontvangt u van mij een brief met onder andere een reactie op de hierboven genoemde rapporten en de daarin gesignaleerde knelpunten voor Caribische studenten.
De Staatssecretaris van BZK zet in eerste instantie in op de invoering van het BSN in Caribisch Nederland en onderzoekt of en op welke wijze ook de studenten uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten voordat ze in Nederland hun studie aanvangen van een BSN kunnen worden voorzien (zie ook de antwoorden op vragen 13, 14 en 15).
De Ministeries van VWS en SZW verkennen de mogelijkheid om het Besluit zorgverzekering BES en de BUB aan te passen, waardoor alle inwoners van de Caribische delen van het Koninkrijk tijdens hun studie in Nederland gebruik kunnen maken van een Nederlandse zorgverzekering en daarmee ook in aanmerking kunnen komen voor zorgtoeslag. (zie ook antwoord op vraag 10).
Het bericht dat het reisadvies naar Curaçao naar oranje is bijgesteld |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat het reisadvies voor Curaçao sinds 8 december 2020 is aangepast naar oranje?
Ja, dat klopt. Aanvullend is op 16 december jl. een wereldwijd oranje reisadvies van kracht geworden, mede gezien de lockdown in Nederland. Sinds 8 januari jl. is Curaçao vanwege een daling in het aantal besmettingen in het land geen hoogrisicogebied meer. Dit betekent dat men bij terugkeer niet in thuisquarantaine hoeft te gaan en ook de verplichting tot het tonen van een negatieve PCR test bij reizen vanuit Curaçao vervalt. De sinds 23 januari verplichte sneltest is ook niet vereist voor reizigers uit Curaçao. Het wereldwijde oranje reisadvies blijft echter gelden, ook voor Curaçao.
Kunt u toelichten waarom ervoor gekozen is om het reisadvies nu pas te wijzigen, terwijl ruim drie weken geleden al een recordaantal besmettingen werd geconstateerd op Curaçao?
Het aantal besmettingen op Curaçao is in de weken voor het aangepaste reisadvies toegenomen, maar het risico op besmetting was op Curaçao altijd lager dan in Nederland. Daarnaast is gekeken naar onder meer de druk op de zorg(capaciteit), welke in orde was. Op 16 november hebben de autoriteiten op Curaçao extra maatregelen ingevoerd om het oplopende aantal besmettingen tegen te gaan. Net als in Nederland hadden deze maatregelen tijd nodig om effect te hebben. De opvolging van de maatregelen bleek onvoldoende, waardoor het aantal besmettingen bleef stijgen en de autoriteiten op 1 december opnieuw besloten tot het aanscherpen van de maatregelen. Omdat de stijgende trend bleef doorzetten en het risico op besmetting hoger werd dan in Nederland, is besloten het reisadvies voor Curaçao per 8 december bij te stellen naar oranje.
Heeft u er zicht op hoeveel Nederlanders sinds de persconferentie van 4 november jl., toen door premier Rutte werd aangegeven dat alleen binnen het Koninkrijk der Nederlanden geen negatief reisadvies geldt, een reis naar Curaçao hebben geboekt voor de periode tussen 4 november 2020 en half januari 2021?
Tussen 4 november 2020 en 15 januari 2021 zijn 27.060 personen vanaf Schiphol naar Curaçao gereisd en 25.644 personen vanuit Curaçao naar Schiphol. Het is hierbij van belang te vermelden dat hierbij ook sprake kan zijn van een driehoeks-vlucht, waarbij een deel van de passagiers bijvoorbeeld niet op Curaçao, maar pas op Sint Maarten is uitgestapt. Bovengenoemde cijfers zijn daarom niet volledig en geven tevens geen inzage in het aantal boekingen of de nationaliteit van reizigers.
Wat is uw advies aan Nederlanders die tijdens of rond de kerstvakantie een reis naar Curaçao hebben geboekt?
In navolging van het oranje reisadvies geldt nog immer een dringend advies om alleen strikt noodzakelijke reizen naar Curaçao te maken. Zoals Minister-President Rutte tijdens de persconferenties van 14 december en daaropvolgend heeft verkondigd geldt tevens het dringende advies: niet naar het buitenland te reizen en alleen een reis te boeken wanneer dit strikt noodzakelijk is. Voor reizen binnen en buiten Nederland geldt: beperk het aantal reisbewegingen en contactmomenten met andere mensen.
Bent u voornemens om aanvullende communicatiemiddelen in te zetten om duidelijk te maken hoe het actuele reisadvies geldt? Zo ja, op welke wijze? Bent u ook bereid dit te benoemen bij een aankomende persconferentie? Bijvoorbeeld door dit te benoemen?
Actuele reisadviezen zijn terug te vinden op de website van Buitenlandse Zaken en in de Wijs op Reis App. In het Corona-debat van 15 december jl. heeft Minister-President Rutte aangekondigd dat per 16 december jl. alle landen een oranje reisadvies ontvangen, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk.
Klopt het dat op dit moment, voorafgaand aan het afreizen naar Curaçao, de reiziger binnen 72 uur voor vertrek negatief moet zijn getest op het coronavirus en bewijs hiervan dient te overleggen alvorens te kunnen boarden?
Ja, dat klopt. De autoriteiten van Curaçao vragen alle inkomende reizigers om een negatieve PCR-testuitslag van ten hoogste 72 uur oud te tonen bij inreizen.
Bent u het ermee eens dat gezien het hoge aantal besmettingen op Curaçao, het wenselijk zou zijn om reizigers die terugkomen uit Curaçao ook om een negatief testresultaat te vragen alvorens zij Nederland binnen reizen? Zo nee, waarom niet?
Op het moment dat een land wordt aangemerkt als hoogrisico wordt een negatieve PCR-testuitslag alsook een negatieve sneltestuitslag verplicht gesteld om naar Nederland te kunnen reizen. De PCR-testverplichting heeft ook voor Curaçao gegolden. Sinds 8 januari jl. wordt Curaçao niet meer beschouwd als hoogrisicogebieden daarom is het vanaf die datum niet meer verplicht negatievef testresultaten te kunnen tonen voor vertrek naar Nederland
Kunt u aangeven wat de status van uitvoering is van de motie Van Weyenberg/Veldman die vraagt het overleggen van een negatieve coronatest voorwaardelijk te maken aan het binnenreizen van Nederland vanuit een land waar een negatief reisadvies voor geldt?1 Wanneer kan de verplichting om een negatief testresultaat te laten zien bij het binnen reizen van Nederland verwacht worden?
Vanaf 29 december jl. is het tonen van een negatieve PCR-testuitslag voorafgaand aan de reis verplicht voor vliegpassagiers uit alle gebieden waar een hoog COVID-risico geldt. Ook heeft het kabinet de verplichting om te beschikken over een negatieve testuitslag van een sneltest (maximaal 4 uur voor vertrek) ingevoerd. Deze is ingegaan op 23 jl. voor reizigers per vliegtuig en schip. Dit geldt ook voor Nederlanders die uit deze gebieden naar Nederland (terug)reizen.
Klopt het dat op dit moment voor vluchten van KLM en Delta Airlines tussen Atlanta en Amsterdam een pilot is opgezet waar (snel)testen zijn ingezet om het reizen tussen de twee steden weer veilig mogelijk te maken? Kunt u aangeven waarom is gekozen voor deze bestemming?2
Dat klopt. De Minister van I&W heeft op 4 december jl. uw Kamer over dit initiatief geïnformeerd. Reizigers worden voor vertrek getest met een PCR-test, op de luchthaven met een antigeentest en na aankomst opnieuw met een PCR-test. De proef is met medewerking van de ministeries van VWS en I&W opgezet door de luchtvaartmaatschappijen. De luchtvaartmaatschappijen hebben dit traject voorgesteld vanwege het belang van Atlanta voor verbindingen in de Verenigde Staten. Binnenkort zal de Minister van VWS uw Kamer informeren over de resultaten van de evaluatie van de pilot en zijn reactie daarop.
Deelt u de mening van de vragenstellers dat het vooraf en bij terugkomst testen van reizigers uit Curaçao op dit moment net zo belangrijk is als het testen van reizigers uit Atlanta? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van het bevorderen van veilig reizen door middel van testen. Daarom is per 29 december jl. een negatieve-PCR testuitslag verplicht voor alle reizigers uit hoogrisicogebieden. Het kabinet heeft op basis van het 96e OMT advies3 besloten om per 23 januari jl. voor reizigers uit alle hoogrisicogebieden aanvullend op de 72 uur oude PCR-testuitslag ook een negatieve sneltestuitslag te verplichten van ten hoogste 4 uur voor vertrek. Omdat Curaçao op dit moment niet wordt beschouwd als hoogrisicogebied is zowel de PCR-test als antigeentest niet vereist om naar Nederland te kunnen reizen.
Zo ja, bent u in afwachting van een algehele verplichting om een negatief testresultaat bij het binnen reizen van Nederland te overleggen, bereid om met de luchtvaartmaatschappijen die op Curaçao vliegen afspraken te maken over het testen van reizigers die terugkomen uit Curaçao? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn hiervoor ook sneltesten in te zetten?
Tussen 29 december en 8 januari was een negatieve PCR-testuitslag verplicht voor alle reizigers uit Curaçao. Sinds 8 januari jl. wordt Curaçao niet langer beschouwd als hoogrisicogebied vanwege de sterk gedaalde besmettingsgraad. De negatieve PCR- en sneltestuitslag is daarom niet langer nodig.
Bent u bereid in aanloop naar een negatieve testverplichting ervoor te zorgen dat reizigers vanaf Curaçao op Schiphol bij aankomst getest kunnen worden in een (snel)teststraat? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Kunt u, vanwege de start van de kerstvakantie volgende week, deze vragen binnen een week beantwoorden?
Het bericht 'Zeventien illegalen ontsnappen uit detentie op Curaçao' |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat 17 migranten en vluchtelingen op 18 november uit de barakken van de SDKK op Curaçao zijn ontsnapt, nadat zij vanaf oktober zonder enig contact met de buitenwereld werden vastgehouden?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
In hoeverre is Nederland betrokken geweest, bijvoorbeeld door inzet van Defensie, bij de zoektocht naar deze personen?
Noch de autoriteiten van Nederland, noch het Ministerie van Defensie zijn betrokken geweest bij de betreffende zoektocht naar deze personen.
Hoeveel Venezolaanse vluchtelingen zitten momenteel nog vast in gevangenschap?
De Curaçaose autoriteiten hebben mij laten weten dat er op 12 december 2020 26 Venezolaanse vreemdelingen verbleven in de vreemdelingenbewaring van het SDKK.
Hoeveel van deze personen hebben toegang tot juridische bijstand?
Bent u bekend met het bericht dat er op 1 december een vliegtuig klaar stond om Venezolaanse migranten en vluchtelingen terug te brengen naar Venezuela, na afspraken met het Venezolaanse consulaat?
In hoeverre hebben deze mensen (onder druk) een vrijwillige vertrekverklaring ondertekend in het Nederlands?
In hoeverre zijn zij hier gewezen op hun recht op juridische bijstand of het recht om bescherming te vragen onder artikel 3? Zo nee, hoe is dit proces dan verlopen? Zo ja, om hoeveel personen ging het hier?
Kunt u bevestigen dat er bij de controle op de avondklok, ingesteld vanwege Corona, in november verschillende kwetsbare Venezolaanse migranten en vluchtelingen zijn opgepakt die geboeid zijn afgevoerd en bij aankomst bij de SDKK een Nederlandse vertrekverklaring hebben ondertekend? Zo nee, hoe is dit proces dan verlopen?
De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat het Korps Politie Curaçao (KPC) toeziet op de naleving van de avondklok. Bij het handhaven van de avondklok zijn personen aangehouden die in overtreding waren. Deze personen zijn overgebracht naar het KPC. Tijdens het registratieproces heeft het KPC volgens de autoriteiten van Curaçao geconstateerd dat een aantal van deze personen onrechtmatig in Curaçao verbleef, hetgeen in strijd is met de Landsverordening Toelating en Uitzetting van Curaçao. Na voorgeleiding hebben deze personen een verwijderingsbeschikking ontvangen. Daarna is volgens de autoriteiten van Curaçao in afwachting van terugkeer aan deze personen een meldplicht opgelegd of zijn zij overgebracht naar de vreemdelingenbewaring.
Reizen tijdens de coronacrisis |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Recordaantal besmettingen op Curaçao»?1
Ja, daar ben ik van op de hoogte.
Klopt het dat het reisadvies voor Curaçao ondanks het recordaantal besmettingen op geel staat, wat betekent dat geen thuisquarantaine nodig is bij terugkomst in Nederland?
In de stand van zakenbrief COVID-19 van 8 december 2020 bent u door de Minister van VWS geïnformeerd over het bijgestelde reisadvies voor Curaçao per 8 december jl. van een geel reisadvies naar een oranje reisadvies, in verband met het toenemend aantal besmettingen daar. Vanaf die datum gold de quarantaineplicht dus ook voor reizigers afkomstig uit Curacao. Dit reisadvies is tot stand gekomen met behulp van een afwegingskader dat het RIVM hanteert voor de Caribische delen van het Koninkrijk, wat recht doet aan het insulaire karakter van de eilanden en de situatie aldaar. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de cijfers, maar ook naar de waarneembare trends t.a.v. onder meer de zorg- en testcapaciteit. Op 16 december jl. is een wereldwijd oranje reisadvies van kracht geworden, mede gezien de lockdown in Nederland. Sinds 8 januari jl. is Curaçao vanwege een daling in het aantal besmettingen in het land geen hoogrisicogebied meer. Dit betekent dat men bij terugkeer niet in thuisquarantaine hoeft te gaan. Ook de verplichting tot het tonen van een negatieve PCR test en negatieve sneltest bij vertrek vanuit Curaçao vervalt. Het wereldwijde oranje reisadvies en het zeer dringende advies om niet te reizen blijft echter gelden, ook voor Curaçao.
Klopt het bovendien dat, omdat Curaçao een van de weinige gebieden is waarvoor een geel reisadvies geldt, reizen naar dit gebied uitgebreid worden gepromoot? Kunt u toelichten waarom momenteel voor Aruba een oranje, en voor Curaçao een geel reisadvies geldt, ondanks het feit dat op Aruba de laatste week het aantal dagelijkse besmettingen ongeveer een factor 3 kleiner is dan in Nederland en op Curaçao?
Op 15 december 2020 is het reisadvies wereldwijd aangepast naar oranje. In de week van 14 december 2020 heeft er intensief overleg plaatsgevonden met de gehele Nederlandse luchtvaartsector. Hierin is duidelijk aangegeven dat niet- noodzakelijke reizen in de epidemiologische situatie waarin wij ons nu bevinden niet kunnen. De reisorganisaties bieden geen pakketreizen aan naar gebieden met een oranje reisadvies.
De verantwoordelijkheid ligt hierin niet alleen bij de reiziger, maar zeker ook bij de reis- en luchtvaartsector. De luchtvaartsector heeft een belangrijke rol in het noodzakelijk verkeer zoals transport van goederen en voor mensen met een dringende reden. Ik heb de luchtvaartsector aangesproken op hun verantwoordelijkheid in dezen2. De volgende afspraken zijn daarbij gemaakt:
Klopt het dat premier Rutte bij de persconferentie van 3 november jl. opriep om tot half januari niet naar het buitenland te reizen, tenzij noodzakelijk? En klopt het dat de premier heeft aangegeven dat dit advies weer níet geldt voor het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Tijdens de persconferentie van 3 november jl. heeft het kabinet benadrukt te willen voorkomen dat mensen die terugkomen uit het buitenland, het virus mee terug naar huis nemen. Daarom heeft de premier de zeer dringende oproep gedaan om geen buitenlandse reizen te maken tot half januari 2021 niet naar het buitenland te reizen, tenzij het echt noodzakelijk is. Vakanties vallen niet onder noodzakelijke reizen. Op 11 januari jl. heeft premier Rutte tijdens de persconferentie opnieuw het zeer dringende advies gegeven om te thuis blijven en niet op reis te gaan tot en met maart 2021.
Verder is tijdens de persconferentie van 3 november jl. aangegeven dat het Caribisch deel van het Koninkrijk niet wordt behandeld als buitenland. Als voor het Caribisch deel een oranje reisadvies geldt dan geldt ook daar de regel dat alleen noodzakelijke reizen doorgang kunnen vinden. Op 15 december jl., heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat uw Kamer bericht dat de laatste gebieden waar nog een geel reisadvies voor gold, in de avond van 16 december jl. naar oranje zouden worden bijgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit oranje reisadvies voor het Caraïbisch deel van het Koninkrijk is op dit moment van kracht.
Kunt u aangeven waarom de sindsdien geldende reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor bijvoorbeeld Griekenland en de Canarische Eilanden niet overeenkomen met het advies van de premier zoals uitgesproken bij de persconferentie van 3 november?
Zie antwoord twee en vier. Alle kleurcodes in de reisadviezen van de verschillende landen staan momenteel op oranje of rood, wat betekent dat het zeer dringende advies luidt om alleen noodzakelijke reizen te maken (oranje) of helemaal niet te reizen (rood). Bij de strenge lockdown die nu in Nederland van kracht is, past het advies om niet te reizen. Geadviseerd wordt om alleen naar het buitenland te reizen voor bijvoorbeeld ernstige familieomstandigheden.
Deelt u de mening van de vragenstellers dat het feit dat enerzijds een advies is uitgegeven om niet naar het buitenland te reizen, terwijl dit weer niet geldt voor de andere landen in ons Koninkrijk, terwijl anderzijds een geel reisadvies geldt voor bijvoorbeeld de Canarische eilanden en een oranje reisadvies voor twee van de drie andere landen in ons Koninkrijk, verwarrend is voor zowel reizigers als luchtvaartmaatschappijen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om deze verwarring weg te nemen?
Op het moment van beantwoording van de vragen geldt een wereldwijd oranje reisadvies. Bij de strenge lockdown die nu in Nederland van kracht is, past immers het advies om niet te reizen ongeacht de gezondheidssituatie in andere landen. Voordat dit wereldwijde oranje reisadvies werd afgekondigd, werd elk land separaat beoordeeld naar de gezondheidssituatie ter plaatse.
Bent u bereid om, zolang de wereld in een situatie van een pandemie zit, ervoor te zorgen dat dringende reisadviezen van het Ministerie van Algemene Zaken overeenkomen met de reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Zo nee, waarom niet?
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn bedoeld om Nederlanders te informeren over de situatie ter plekke in het buitenland. Daar komt bij dat een reisadvies van Buitenlandse Zaken meer is dan alleen een weerspiegeling van de coronasituatie. Er wordt ook naar talloze andere zaken verwezen, zoals het risico op terrorisme of de aanwezigheid van natuurgeweld. De maatregelen van het kabinet om de verspreiding van het coronavirus te voorkomen, zoals het dringend advies om niet naar het buitenland te reizen, hebben te maken met de binnenlandse situatie. Daarom geldt er wereldwijd een oranje reisadvies.
Bent u op de hoogte van de inventarisatie van De Telegraaf «Voor ’n prikkie naar de zon: deze maatschappijen stunten (stiekem) met hun prijzen»?2
Ja, daar ben ik van op de hoogte.
Bent u het met de vragenstellers eens dat de inventarisatie van De Telegraaf laat zien dat de acties van verschillende Nederlandse luchtvaartmaatschappijen ingaan tegen de eerdergenoemde oproep van premier Rutte?
Ik ben het met de vragenstellers eens dat de acties van verschillende Nederlandse luchtvaartmaatschappijen ingaan tegen de oproep van het kabinet om in Nederland te blijven.
Indien u deze mening deelt, kunt u delen of u, naast de oproepen om ««verantwoordelijkheid te nemen»» en alleen op de ««noodzakelijke reizen te focussen»», op enige andere manier contact hebt gehad met luchtvaartmaatschappijen om dergelijke acties te voorkomen?3 Indien dit niet het geval is, kunt u delen waarom niet?
Zoals eerder in de brieven van 14 oktober en 16 december jl. aangegeven, heeft het kabinet mede naar aanleiding van de eerdere motie van het lid Van Esch6 afgelopen zomer verschillende reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen7 opgeroepen, om reizen naar risicogebieden niet aan te prijzen en om hun aanbod te wijzigen als het reisadvies voor een gebied oranje wordt8.
Afgelopen maanden heeft het kabinet bovendien intensief overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de reisbranche en internationale vervoerders, zoals Airlines for Europe9 om bij de ticketverkoop geen promotie te maken voor vliegtickets naar gebieden waarvoor een oranje reisadvies geldt en reizigers uitgebreid te informeren over zowel de reisadviezen als de risico’s van het reizen naar gebieden waar een oranje reisadvies geldt.
Deze gesprekken hebben ertoe geleid dat de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen tot eind maart 2021 geen pakketreizen aanbieden naar gebieden met een oranje reisadvies en verwijzen de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen op hun website en/of in het boekingsproces naar de reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Reisorganisaties bieden geen pakketreizen aan naar landen met een oranje reisadvies. Verder verwijs ik u naar antwoord drie.
Kunt u delen of de maatregelen die zijn genomen om het reizen naar oranje gebieden zoveel mogelijk te ontmoedigen zoals aangekondigd in de brief van 14 oktober4, worden uitgebreid naar buitenlandse reizen in het algemeen?
Het kabinet heeft deze stap genomen, door het dringende advies te geven in Nederland te blijven en niet op reis te gaan tot en met maart 2021. Er geldt wereldwijd al een oranje reisadvies. Per 29 december 2020 moeten reizigers afkomstig uit hoogrisicogebieden een negatieve PCR-testuitslag aan de vervoerder tonen. Deze moet maximaal 72 uur voor aankomst in Nederland zijn afgenomen. In aanvulling daarop geldt sinds 23 januari 2021 voor alle reizigers per vliegtuig of schip dat ook een sneltest moet worden afgenomen kort voor vertrek. Dit mag een antigeensneltest zijn, of een of LAMP-PCRtest. Verder heeft het kabinet vanaf 23 januari 2021 een vliegverbod ingesteld voor landen buiten Schengen waarin (mogelijk) gevaarlijke varianten van het virus het meest voorkomen. Het gaat dan om het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika, Brazilië, Argentinië, Bolivia, Kaapverdië, Chili, Colombia, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Frans-Guyana, Guyana, Panama, Paraguay, Peru, Suriname, Uruguay en Venezuela. Dit vliegverbod geldt tot de verplichte quarantaine voor reizigers is geregeld. Zie antwoord drie.
Bent u het eens met de vragenstellers dat de maatregel van het adverteren met de reisadviezen van de rijksoverheid op boekingssites, mogelijk zelfs aanmoedigend werkt als een geel reisadvies wordt gegeven? Kunt u delen hoe effectief u de maatregel daarmee acht in het verlengde van het advies om juist alleen noodzakelijke reizen te ondernemen tot half januari?
Allereerst moeten de reisadviezen van de rijksoverheid op boekingssites zeker niet als advertenties worden beschouwd. De reisadviezen zijn geenszins bedoeld om de consument aan te moedigen om een reis te boeken naar een gebied waar een geel reisadvies geldt. De reisadviezen zijn bedoeld om Nederlanders te informeren over de veiligheidsrisico’s in het land dat men wil bezoeken. Verder verwijs ik u naar antwoord drie.
Klopt het dat het kabinet de quarantaine van tien dagen voor mensen die in contact zijn geweest met een coronapatiënt gaat omzetten in een quarantaine van vijf dagen gevolgd door een test? Bent u bereid dezelfde regels toe te passen op reizigers die terugkeren uit gebieden waarvoor vanwege de situatie rond het coronavirus een rood of oranje reisadvies geldt?
Inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden kunnen zich per 20 januari op dag vijf na aankomst laten testen bij de GGD-en.
De Minister van VWS heeft in zijn brief van 8 december aangegeven dat het Landelijk Coördinatie Testketen (LCT) positief heeft geadviseerd om reizigers vanaf medio januari 2021 vijf dagen na aankomst in Nederland te laten testen zodat hun quarantaine bij een negatieve test kan worden beëindigd11. De testcapaciteit is toereikend en GGD-GHOR Nederland hebben aangegeven dat – zoals het er nu naar uitziet – dit wat betreft de uitvoering haalbaar is. Echter, wanneer de doorlooptijden te hoog oplopen van die groepen in de samenleving die volgens het OMT belangrijker zijn om te testen vanwege het tegengaan van het virus (mensen met klachten, zorgmedewerkers etc.) dan moeten de nieuwe groepen die toegevoegd zijn aan het testbeleid tijdelijk worden afgeschaald. Dit geldt voor reizigers en voor mensen die nu getest kunnen worden als nauw contact uit het BCO en de CoronaMelder.
Kunt u, gezien uit de brief van 17 november jongstleden blijkt dat onderzocht wordt of er capaciteit is om alle inkomende reizigers te testen5, aangeven waarom een onderzoek noodzakelijk is, als reeds de ambitie is uitgesproken om alle inkomende reizigers te testen?
Zie antwoord 13.
Bent u bereid om het Landelijke Coördinatie Testketen (LCT) de opdracht te geven om voldoende capaciteit te organiseren voor het testen van alle inkomende reizigers te land, ter zee en in de lucht? Zo nee, hoe verhoudt dit tot de aangenomen motie-Van Weyenberg/Veldman over de testcapaciteit op luchthavens en andere inreislocaties?6
Zie antwoord 13.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Vanwege de vele ontwikkelingen rond de coronacrisis heeft het langer geduurd dan verwacht om de vragen te beantwoorden. U bent hier per brief op 9 december jl. over geïnformeerd.
De relatie tussen besmetting met de parasiet Toxoplasma gondii en het risico op ongevallen en geestelijke aandoeningen. |
|
Antje Diertens (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het wetenschappelijke artikel The potential risk of toxoplasmosis for traffic accidents: A systematic review and meta-analysis? Wat is uw oordeel over de hoofdconclusie uit dit artikel dat besmetting met de microscopische parasiet Toxoplasma gondii de kans om betrokken te raken bij een verkeersongeval significant vergroot?1
Ja, hiermee ben ik bekend.
Verschillende onderzoeksgroepen hebben een verband laten zien tussen Toxoplasma-infectie en een verhoogde kans op verkeersongevallen. In alle gevallen gaat dit om studies waarbij vergeleken wordt hoe vaak mensen die antilichamen in het bloed hebben tegen de parasiet Toxoplasma gondii betrokken zijn bij een auto-ongeluk, vergeleken met controlepersonen. Voor een goede vergelijking is het erg belangrijk om de juiste controlepersonen te selecteren, dat is niet in alle studies het geval geweest.
In het genoemde onderzoek worden de gegevens van negen studies gecombineerd: vijf die wel een verschil vonden en vier die geen verschil vonden. Dit leverde een statistisch significant verband op, maar dit verband zegt nog niets over causaliteit. Er kan dus niet worden geconcludeerd dat toxoplasmose de kans vergroot om betrokken te raken bij een verkeersongeval.
Bent u bekend met het wetenschappelijke artikel Negative Effects of Latent Toxoplasmosis on Mental Health? Wat is uw oordeel over de hoofdconclusie uit dit artikel dat besmetting met Toxoplasma gondii de kans vergroot op autisme, schizofrenie, ADHD, obsessieve compulsieve stoornis, antisociale persoonlijkheidsstoornis, leerstoornis en angststoornis?2
Ja, hiermee ben ik bekend.
Voor dit artikel geldt hetzelfde als voor de studies rondom verkeersongevallen (zie vraag1): de constatering van een verband is een interessante conclusie, maar de bewijslast is onvoldoende en de oorzaak-gevolg-relatie is nog onduidelijk.
In deze specifieke studie was de selectie van deelnemers volledig online met oproep via social media en hebben de deelnemers zelf aangeven of zij Toxoplasma-negatief of -positief waren. Zij werden niet willekeurig geselecteerd of specifiek voor dit onderzoek getest. De vrijwilligheid om deel te nemen aan het onderzoek in plaats van het uitvoeren van aparte diagnostiek kan leiden tot een vertekening van de resultaten.
In een recent uitgevoerde Nederlandse studie waarbij gebruik werd gemaakt van een bestaand cohort3 werd het verband onderzocht tussen enerzijds seropositiviteit voor T. gondii en anderzijds depressiviteit, angststoornissen en agressief gedrag. In deze studie kan een relatie met deze stoornissen niet worden aangetoond. Deze studie (de Bles, Giltay et al.) is in oktober 2020 voor publicatie ingediend.
Bent u ermee bekend dat mogelijk een derde van de wereldbevolking besmet is met Toxoplasma gondii?
Ja, hiermee ben ik bekend.
Met «besmetting» wordt in dit geval bedoeld dat op een willekeurig meetmoment ongeveer een derde van de wereldbevolking antilichamen tegen T. gondii heeft, wat betekent dat deze personen een infectie met Toxoplasma hebben gehad. Het zegt niets over de mate van symptomen die hiermee waren geassocieerd.
Wat is er bekend over het aandeel van de Nederlandse bevolking dat besmet is met Toxoplasma gondii, de ontwikkeling daarvan door de tijd, de oorzaken van deze ontwikkeling en de besmettingsroutes?
In Nederland is de inschatting van het aandeel van de bevolking dat besmet is (geweest) met Toxoplasma gondii (de seroprevalentie), gebaseerd op een representatieve dwarsdoorsnede van de bevolking in de Pienterstudies4.
De seroprevalentie was 40,5% in 1995/1996 (Kortbeek, De Melker et al. 2004), met een daling naar 26,0% in 2005/2006 (Hofhuis, van Pelt et al. 2011). De nieuwste (nog ongepubliceerde) Pienter-studie (2016–2017), waarbij opnieuw de seroprevalentie is onderzocht, wordt momenteel geanalyseerd.
Op basis van de levenscyclus van de parasiet is bekend dat mensen geïnfecteerd kunnen raken door consumptie van rauw of onvoldoende verhit vlees of door opname van oöcysten die door de kat worden uitgescheiden in het milieu (bijvoorbeeld via contact met grond of via de consumptie van ongewassen groente).
Het RIVM doet veel systematisch onderzoek naar de mogelijke bronnen van Toxoplasma-infecties om zo gerichtere preventiemaatregelen te kunnen adviseren. Uit de Pienterstudie van 2006 blijkt dat er geen verschil in seropositiviteit is tussen vrouwen en mannen, maar dat bij een hogere leeftijd vaker antistoffen worden aangetroffen, dat er regionale verschillen zijn (meer seropositieven in Noordwest-Nederland) en dat tuinieren, een lage socio-economische status, het hebben van een kat en de consumptie van rauw vlees risicofactoren zijn.
In een andere studie heeft het RIVM met behulp van kwantitatieve risicoanalyses (QMRA) berekend wat de meest risicovolle vlees(producten) kunnen zijn. Hieruit is gebleken dat de consumptie van een rauw rundvleesproduct het meest bijdraagt aan het aantal Toxoplasma-infecties. Daarbij speelt mee dat rundvlees nogal eens rauw gegeten wordt, in de vorm van bijvoorbeeld tartaar en filet americain.
Op welke manier wordt de Nederlandse bevolking geïnformeerd over de gezondheidsrisico’s van toxoplasmose?
Mensen kunnen via twee verschillende routes geïnfecteerd raken door Toxoplasma; via het eten van onvoldoende verhit vlees en via besmetting met oöcysten, afkomstig van katten, via de kattenbak of uit het milieu (door tuinieren of door het eten van rauwe groenten en fruit). Consumenten worden voor beide risico’s gewaarschuwd door het Voedingscentrum. Daarnaast vindt gerichte voorlichting plaats aan zwangere vrouwen en mensen met een verminderde weerstand.
Het Voedingscentrum informeert consumenten over de gezondheidsrisico’s van toxoplasmose in relatie tot voeding. Enerzijds gebeurt dit via de website5, anderzijds via materialen en tools die speciaal bestemd zijn voor de doelgroep. Het advies voor de gehele bevolking is toegespitst op algemene hygiëne (regelmatig handen wassen), vlees goed verhitten of in te vriezen voor minimaal twee dagen bij -12 °C. Voor mensen die extra kwetsbaar zijn (zoals zwangeren of mensen met een verminderde weerstand) zijn er specifieke adviezen om geen rauw vlees te eten, extra te letten op hygiëne en aandacht te hebben voor het dagelijks verschonen van de kattenbak, voor het handen wassen na het tuinieren en voor kinderen die spelen in de zandbak.
Om de belangrijke doelgroep zwangere vrouwen te bereiken is een speciale app ZwangerHap6 ontwikkeld waarin ieder willekeurig voedingsmiddel opgezocht kan worden en advies gegeven wordt of dit veilig is om te eten. Hierin wordt bijvoorbeeld het eten van producten met rauw vlees afgeraden. Deze app is sinds februari 2019 ruim 225.000 keer gedownload en bereikt daarmee een belangrijk deel van deze specifieke doelgroep.
Daarnaast is er ook informatie te vinden op de website van het RIVM en uiteraard geldt voor de risicogroepen, zoals zwangere en mensen met een verminderde weerstand, dat ze geïnformeerd worden via de verloskundige en /of behandelde arts.
Kent u het wetenschappelijke artikel An experimental genetically attenuated live vaccine to prevent transmission of Toxoplasma gondii by cats?3
Ja, dat artikel ken ik.
Het is een belangrijke vooruitgang dat het met de nieuwste technieken is gelukt een potentieel vaccin te ontwikkelen dat in experimentele omstandigheden effectief de uitscheiding van oöcysten door katten kan voorkomen. Er zijn nog veel stappen te zetten voordat een vaccin op de markt kan worden gebracht.
Klopt het dat in Nederland toxoplasmose op de tweede plaats staat wat betreft ziektelast door in voedsel overgedragen pathogenen met een geschat gezondheidsverlies van 1.900 Disability Adjusted Life Years en geschatte ziektekosten van € 45 miljoen per jaar? Zo ja, op welke manier wordt er gecontroleerd wat de aanwezigheid is van Toxoplasma gondii op consumptieproducten zoals vlees?4
Het RIVM komt in zijn publicatie «Disease burden of food-related pathogens in the Netherlands, 2018»inderdaad tot een schatting van een kostenpost van 1.900 Disability Adjusted Life Years en € 45 miljoen voor toxoplasmose (2018). Hiervan is 58% toe te schrijven aan voedsel en 36% aan contact met oöcysten in het milieu.
Toxoplasma-infectie geeft meestal geen zichtbare afwijkingen bij slachtdieren waardoor het niet goed mogelijk is om geïnfecteerde karkassen bij de keuring te herkennen en af te keuren. In Europees verband wordt wel onderzoek gedaan naar nauwkeurige en makkelijk toepasbare methoden voor de vleeskeuring.
Er wordt op Toxoplasma getest in het kader van onderzoeksprojecten, diagnostiek bij klinische verdenking van mens en dier of voor export van levende dieren. De gegevens daaruit worden jaarlijks verzameld in de Staat van Zoönosen9.
Bent u van mening dat er genoeg preventieve aandacht uitgaat naar toxoplasmose en staat dit in verhouding tot de schade aan de gezondheid en kosten voor de Nederlandse bevolking?
Ik ben van mening dat de huidige aanpak, in het licht van de beschikbare mogelijkheden voor controle en preventie, nu de best haalbare aanpak is om besmetting met en verspreiding van toxoplasma te voorkomen.
In beginsel loopt de hele bevolking risico op een infectie met Toxoplasma. Met name zwangere vrouwen en mensen met een verminderde weerstand lopen risico op een infectie met ernstigere gevolgen: bij zwangeren door het overdragen op het ongeboren kind; bij mensen met verminderde weerstand doordat de infectie ernstiger kan verlopen (bijvoorbeeld door hersenontsteking). Deze risicogroepen worden specifiek voorgelicht door hun medische begeleiders over het nemen van effectieve voorzorgsmaatregelen. Het gaat daarbij niet alleen om het vermijden van rauwe (rund)vleesproducten, maar ook om bijvoorbeeld hygiënemaatregelen bij het tuinieren.
Voor de algemene bevolking geldt het advies vlees goed te verhitten. Voor (vlees)producten die doorgaans rauw gegeten worden zoals filet americain, geldt in het algemeen dat invriezen van het vlees waarmee de producten worden gemaakt een goede methode is om toxoplasma te doden.
De NVWA houdt bij producenten toezicht op de plicht om een voedselveiligheidsplan te hebben en controleert specifiek of Toxoplasma daarin is opgenomen als relevant gevaar. De NVWA gaat ook na of afdoende maatregelen zijn genomen om dit gevaar te beheersen (bijvoorbeeld door het invriezen van grondstoffen of door het anderszins behandelen van het product zelf zodat Toxoplasma wordt afgedood). Zo nodig kan de NVWA handhavend optreden.
Ziet u reden voor een kosten-baten analyse omtrent interventies? En ziet u noodzaak voor een pakket aan maatregelen, aangezien een operationeel vaccin voor katten nu nog niet voorhanden is en een zeer hoge vaccinatiegraad nodig zou zijn om uitsluitend door middel van vaccinatie van katten toxoplasmose te beheersen? Kunt hierbij specifiek ingaan op de doelmatigheid van deze maatregelen?5
Het RIVM heeft in 2018 een kosten-batenanalyse uitgevoerd. De eerder genoemde maatregelen blijken de enige maatregelen te zijn die haalbaar zijn en in de praktijk op korte termijn kunnen leiden tot een significante verbetering van controle en preventie. Gedragsadviezen aan de algemene bevolking en aan specifieke risicogroepen, en ook het toezicht in slachthuizen en vleesverwerkende industrie zijn op zichzelf (kosten-)effectief.
In Nederland en ook in andere Europese landen wordt momenteel onderzoek gedaan naar hoe groot de bijdrage van iedere bron van toxoplasma is. Inzicht daarin is nodig om het effect van toekomstige interventies te kunnen inschatten. Daarbij is het belangrijk om op te merken dat het vlees dat in Nederland wordt gegeten lang niet altijd afkomstig is van dieren die in Nederland zijn gehouden of geslacht. Om die reden moeten maatregelen in de veehouderij of verbeteringen in de keurings- of controlemethodieken bij voorkeur op Europees of liever zelfs mondiaal niveau worden genomen.
Verder heeft de Raad voor Dierenaangelegenheden in 2016 een onafhankelijk advies11 uitgebracht waarin een aantal maatregelen wordt aangereikt om de infectiedruk van o.a. Toxoplasma door zwerfkatten te verminderen. Het rapport draagt bij aan bewustwording over de risico’s en is een bron van informatie voor met name dierenartsen, maar ook voor lokale overheden.
Tenslotte wil ik u informeren dat in de Hygiënecode voor het Slagers- en Poeliersbedrijf van de Koninklijke Nederlandse Slagers (KNS) is opgenomen dat rundvlees voor filet americain minimaal 48 uur bij een temperatuur van maximaal -12 °C ingevroren moet worden. Dit is voldoende om Toxoplasma te doden. Deze hygiënecode is op 8 oktober jl. in het Regulier Overleg Warenwet besproken12 en zal binnenkort in werking treden.
Daarnaast is er in 2020 een PPS-project van start gegaan om te onderzoeken of (vlees)producten zoals filet americain ook veilig zijn door toepassing (eventueel aanpassing) van verschillende concentraties van additieven, m.n. zout, lactaat (melkzuur) en acetaat (azijnzuur). Dit project13 is een samenwerkingsverband tussen RIVM, Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), Wageningen Food & Biobased Research (WFBR), de Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie, KNS en een aantal producenten van rauwe vleesproducten.