De uitzending van De Monitor van 27 november 2016 betreffende zorgverlener Monte Christo |
|
Sjoerd Potters (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u de uitzending van De Monitor van 27 november 2016?
Ja.
Deelt u de mening dat Monte Christo als zorgverlener nooit jongeren mag aanzetten tot fraude om tot een hogere indicatie te komen, om op die wijze meer budget te ontvangen?
Ik vind dat een zorgaanbieder cliënten nooit mag aanzetten tot fraude. De zorg die Wlz-cliënten nodig hebben is zwaar en complex, omdat sprake is van permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Daarom is er een onafhankelijke en objectieve beoordeling van de zorgbehoefte door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), met persoonlijk contact. Op basis van verkregen informatie van de cliënt en beroepsbeoefenaren (zoals de huisarts) voert het CIZ de indicatiestelling uit. Dit gebeurt op basis van uniforme en objectieve criteria. Hiertoe gebruikt het CIZ een afwegingskader dat is gebaseerd op de wettelijke toegangscriteria.
Bij cliënten met een behoefte aan maatschappelijk ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is het de wettelijke taak van de gemeente om zorgvuldig onderzoek te doen naar de persoonlijke omstandigheden en de ondersteuningsvraag. De gemeente beoordeelt daarbij ook of de cliënt zelf, op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of met behulp van een algemene voorziening in de ondersteuning kan voorzien. Een cliënt heeft daarbij de mogelijkheid om zelf een ondersteuningsplan op te stellen. Uiteindelijk is het echter aan de gemeente om te bepalen of een cliënt aanspraak heeft op een maatwerkvoorziening. Deze voorziening kan de cliënt, mits hij voldoet aan de in de wet gestelde voorwaarden, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen.
Zijn er bij u, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), dan wel het zorgkantoor meer klachten over Monte Christo binnengekomen?
De zorgkantoren en de IGZ hebben op dit moment geen extra klachten of meldingen ontvangen. De zorgkantoren voeren momenteel onderzoek uit. Vanuit de IGZ loopt een toezichttraject bij Monte Christo, omdat de instelling tijdens een eerder inspectiebezoek niet voldeed aan de gestelde kwaliteitscriteria.
Hoe voorkomt u dat kwetsbare jongeren door het handelen van zorgverleners als Monte Christo de zorg wordt onthouden die ze nodig hebben?
Voorop staat dat een cliënt de zorg moet ontvangen die hij nodig heeft, ongeacht of het gaat om zorg in natura of via een pgb. Het pgb is een instrument waarmee mensen hun eigen zorg kunnen inkopen. Dit geeft mensen meer vrijheid om de zorg naar eigen inzicht in hun leven in te passen, maar brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee. Om kwalitatief goede zorg in te kunnen kopen en de gedeclareerde zorg te kunnen verantwoorden, is dan ook van groot belang dat de budgethouder de regie kan voeren over de zorg.
In de Wet langdurige zorg (Wlz) toetst het zorgkantoor de eigen regie van een budgethouder tijdens het verplichte bewustekeuzegesprek. Daar wordt ook het budgetplan besproken en voorlichting over het pgb-beheer gegeven. Hiernaast is de gewaarborgde hulp geïntroduceerd, die voor sommige zorgprofielen zelfs verplicht is gesteld. Ook gemeenten toetsen vooraf tijdens het keukentafelgesprek of een cliënt regie kan voeren over het pgb en of de kwaliteit van de ondersteuning naar het oordeel van het college voldoende is geborgd.
Vervolgens kunnen zorgkantoren en gemeenten controleren of het pgb rechtmatig wordt besteed, bijvoorbeeld via huisbezoeken. Bij vermoedens van onrechtmatigheden of fraude kunnen zorgkantoren en gemeenten desgewenst extra controles uitvoeren of een fraudeonderzoek starten. Als er fraude wordt geconstateerd, kunnen zij maatregelen treffen (bijvoorbeeld het beëindigen van het pgb, waarbij het pgb wordt omgezet in natura zorg).
Herkent u het beeld dat zorgverzekeraar Menzis naar aanleiding van deze casus schetst dat het nu te makkelijk zou zijn om PGB-zorgverlener te worden, en er niet hard genoeg opgetreden kan worden tegen instellingen die onvoldoende functioneren?1
Er kan opgetreden worden tegen pgb-zorgverleners. Een pgb-zorgaanbieder dient net als andere zorgaanbieders te voldoen aan de eisen in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De IGZ bezoekt nieuwe zorginstellingen, ook instellingen van pgb-gefinancierde zorg, binnen vier weken tot zes maanden na de aanvang van de zorgverlening om te toetsen of de kwaliteit van de zorg op orde is. Als een zorgaanbieder van pgb-gefinancierde zorg niet voldoet aan de eisen in de Wkkgz, kan de IGZ haar handhavinginstrumentarium inzetten, inclusief het bevel tot sluiting.
Voor de mogelijkheden van zorgkantoren en gemeenten om rechtmatigheidscontroles en (fraude)onderzoeken uit te voeren verwijs ik naar het antwoord op 4.
Voor snelle en effectieve afhandeling van signalen van fraude is bij de NZa op 1 november 2016 het Informatie Knooppunt Zorgfaude (IKZ) van start gegaan. Het IKZ is een nieuw samenwerkingsverband van de toezichthouders en opsporingsdiensten in de zorg. Hierdoor hopen we zorgfraude eerder op te sporen, zodat de partijen hier gezamenlijk effectief, en ieder vanuit zijn eigen rol, tegen kunnen optreden. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid de IGZ te vragen een diepgravend onderzoek te doen naar zowel de zorgkwaliteit van Monte Christo, als naar misbruik dan wel fraude van PGB-middelen? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer rapporteren over de uitkomsten van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet? Welke extra signalen heeft u nodig om dit onderzoek wel te laten verrichten door de IGZ?
Er loopt vanuit de IGZ een toezichttraject bij Monte Christo, omdat de instelling tijdens een eerder inspectiebezoek niet voldeed aan de gestelde kwaliteitscriteria. Aangezien dit onderzoek nog loopt kan ik daarover op dit moment geen verdere mededelingen doen.
De IGZ doet zelf geen onderzoek naar fraude. Wanneer de IGZ tijdens haar toezicht vermoedens van fraude tegenkomt, legt zij deze signalen in eerste instantie voor in het IKZ (zie mijn antwoord op vraag 5). Daarnaast kan de IGZ, afhankelijk van de ernst van de signalen, besluiten om direct aangifte te doen bij de politie of direct contact op te nemen met het Openbaar ministerie (OM).
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 3 zijn zorgkantoren inmiddels een onderzoek gestart naar de vermoedens van fraude door Monte Christo. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek kunnen de zorgkantoren besluiten om maatregelen te treffen tegen deze zorgaanbieder. Zorgverzekeraars en zorgkantoren maken de resultaten van (fraude)onderzoeken nooit openbaar, zowel vanwege de privacy van de betrokkenen als om te voorkomen dat gevoelige informatie over de werkwijze van fraudeurs naar buiten komt.
Het bericht 'Nieuwe opwinding over GIEL-salaris' |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Nieuwe opwinding over GIEL-salaris»?1
Ja.
Vindt u een van belastinggeld betaald salaris van 560.000€ per jaar voor een radiomaker redelijk? Zo ja, waarom?
Een salaris van € 560.000 vind ik niet redelijk voor een medewerker van de publieke omroep. Los van de vraag of dit alles binnen de geldende wettelijke kaders past, vind ik een salaris boven de openbaarmakingsnorm van de WNT (in 2015: € 178.000) hoogst onwenselijk. Dat past niet bij een publieke organisatie die met publieke middelen wordt gefinancierd. Het kabinet voert een helder topinkomensbeleid. De essentie daarvan is het tegengaan van bovenmatige bezoldigingen en het realiseren van een evenwichtig, verantwoord en maatschappelijk aanvaardbaar bezoldigingsniveau in de (semi)publieke sector. Om ook niet-topfunctionarissen, zoals presentatoren, onder de normering van de Wet Normering Topinkomens (WNT) te brengen, is de WNT-3 in voorbereiding (nu geldt alleen de openbaarmakingsplicht).
Deelt u de mening dat functionarissen als radiomakers en tv-presentatoren in dienst van de publieke omroep (of beter: alle medewerkers in de publieke en semi-publieke sector, dus niet alleen bestuurders) onder de Wet Normering Topinkomens zouden moeten vallen? Zo nee, waarom niet?
De WNT is reeds van toepassing op niet-topfunctionarissen, voor zover het de verplichting betreft om de bezoldiging (of ontslagvergoeding) in het jaarverslag openbaar te maken als die boven het algemene WNT-maximum uitkomt. Het kabinet wil daarnaast dat de wettelijke bezoldigingsnorm ook op niet-topfunctionarissen in de (semi)publieke sector van toepassing wordt, dus ook op presentatoren, programmakers, radiodj’s en dergelijke bij de publieke omroep. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft eerder dit jaar een wetsontwerp met deze strekking, de zogenaamde «WNT-3», ter consultatie op internet gepubliceerd.
Indien u de vorige vraag met ja heeft beantwoord, wanneer kan de Kamer dan wetgeving daarover tegemoetzien?
Nu de resultaten van de internetconsultatie zijn verwerkt, wordt de WNT-3 naar verwachting binnenkort voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd.
De ontwikkeling van een nieuwe zorgverzekering voor ouderen |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar VGZ, samen met het Nationaal Ouderenfonds en de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO), een nieuwe zorgverzekering speciaal voor ouderen heeft ontwikkeld? Is dit een nieuwe zorgverzekeraar of een collectieve polis?1
Met dit initiatief wordt – op basis van input van het Nationaal Ouderenfonds en de ANBO – op de specifieke wensen van ouderen ingespeeld. Zo brengt deze collectiviteit bestaande vergoedingen, zoals een leefstijlcheck, vervangende mantelzorg en een valcursus, beter onder de aandacht van ouderen.
Het betreft hier geen nieuwe zorgverzekeraar (i.e. risicodrager) of een nieuwe polis. De benoemde diensten en services worden ingezet op de bestaande verzekeringen. Alle verzekerden die via het collectief van de ANBO of het Nationaal Ouderenfonds bij VGZ verzekerd zijn kunnen hiervan profiteren.
Wordt deze ouderenzorgverzekering ondergebracht bij zorgverzekeraar VGZ of is zij een nieuwe risicodrager?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel subsidie ontvangt het Nationaal Ouderenfonds per jaar aan subsidies van overheden?
De afgelopen jaren is een aantal projectsubsidies aan deze ouderenorganisaties verstrekt. Deze projectsubsidies houden echter geen verband met zorgverzekeringen. Met de herziening van het beleidskader subsidiëring patiëntenorganisaties in 2011 is de grond voor een instellingssubsidie beperkt tot patiëntenorganisaties die zich richten op een specifieke aandoening of beperking. De instellingssubsidie aan ouderenorganisaties is daarop afgebouwd. Inmiddels ontvangen zij ook feitelijk geen instellingssubsidie meer vanuit het beleidskader. Ik heb geen zicht op de subsidies die deze ouderenorganisaties van andere overheden ontvangen.
Hoeveel subsidie ontvangt de ouderenbond ANBO per jaar aan subsidies van overheden?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u het gepast dat organisaties die subsidie van de overheid ontvangen, zich inlaten met zorgverzekeraars om een collectieve polis te promoten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Denkt u dat steeds verdere differentiatie van zorgverzekeringen de solidariteit kan ondergraven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Verzekerden hebben uiteenlopende zorgbehoeften en voorkeuren. Doordat zorgverzekeraars inspelen op de specifieke wensen van groepen verzekerden ontstaat differentiatie op de zorgverzekeringsmarkt. Verzekerden hebben hierdoor de mogelijkheid de verzekering te kiezen die (bijvoorbeeld qua dienstverlening) daadwerkelijk aansluit op hun voorkeuren. Wel acht ik het van belang dat zorgverzekeraars kritisch blijven kijken naar de toegevoegde waarde die nieuwe polissen te bieden hebben voor de verzekerden. Want een groter polisaanbod bemoeilijkt ook het keuzeproces. Daarnaast is het van belang dat alle verzekerden de mogelijkheid hebben iedere gewenste polis af te sluiten. Ter bescherming van de solidariteit zijn zorgverzekeraars immers gebonden aan een acceptatieplicht en verbod op premiedifferentiatie.
Recent onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wijst uit dat op concernniveau vaak sprake is van een herallocatie van middelen: zorgverzekeraars zetten een deel van hun winstgevende polissen in om premiestijgingen van verliesgevende polissen te beperken. Deze overdrachten dragen bij aan de solidariteit op de zorgverzekeringsmarkt (Kamerstuk 29 689, nr. 769).
Ontvangen het Nationaal Ouderenfonds en de ANBO een bijdrage van VGZ voor het aanbieden van een collectieve zorgpolis? Krijgen zij een vergoeding (provisie) voor elke nieuwe verzekerde die zich aansluit bij deze collectieve polis van de VGZ? Zo ja, hoe hoog is deze?
Het Nationaal Ouderenfonds en de ANBO hebben mij laten weten geen vergoeding of provisie te ontvangen van VGZ. Dit heeft VGZ bevestigd.
Klopt het dat de ANBO gezamenlijk met VGZ avonden organiseert over «langdurige zorg» waarbij het ook ging over mogelijke bezuinigingen op de Zorgverzekeringswet?
De ANBO, het Nationaal Ouderenfonds en VGZ hebben bijeenkomsten georganiseerd om zorgverzekeraars in contact te brengen met ouderen. Ze hebben mij laten weten dat het doel hiervan is om ouderen de kans te geven hun verwachtingen ten aanzien van zorgverzekeraars duidelijk te maken, zodat zorgverzekeraars dit mee kunnen nemen bij de ontwikkeling van hun diensten. VGZ is niet de enige zorgverzekeraar die dergelijke bijeenkomsten voor verzekerden organiseert.
Klopt het dat er adviseurs van Suczes betrokken zijn bij de samenwerking tussen ANBO, Nationaal Ouderenfonds en VGZ? Wat zijn de adviseurskosten die gemaakt worden rond deze collectieve polis inclusief de samenwerking?2
Ik heb begrepen dat ANBO samenwerkt met Sucsez, het Nationaal Ouderenfonds heeft deze samenwerking niet. De ANBO heeft mij laten weten dat er geen adviseurskosten worden gemaakt in het kader van de samenwerking. Sucsez heeft mij laten weten geen overstapprovisie te ontvangen. Sucsez ontvangt van de zorgverzekeraars jaarlijks provisie per verzekerden voor hun diensten, zoals advies over polissen en pakketkeuze. ANBO ontvangt van Sucsez een bijdrage voor het geven van zorginhoudelijk advies bijvoorbeeld voorlichting in het land aan leden, het organiseren van zorgspreekuren en het doen van onderzoek/raadplegingen.
Wat is de overstapprovisie die de ANBO ontvangt van zorgverzekeraars voor overstappende leden via hun «ANBO SUCSEZ Zorgadvieslijn»? Welke provisie ontvangt Suczes?3
Zie antwoord vraag 9.
Wat vindt u ervan dat Suczes ook zorgorganisatie Vierstroom, onderdeel van Fundis, adviseert waar de directeur van de ANBO tevens voorzitter van de Raad van Commissarissen is?4
Ik heb hier geen oordeel over. Het gaat hier om een overeenkomst tussen private partijen. Ik heb hier geen rol in.
Hoeveel andere belangenorganisaties bieden een collectiviteit aan voor hun leden? Heeft u of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) daar een overzicht van?
Er is onlangs door Zorgweb in opdracht van VWS en door de NZa onderzoek gedaan naar collectiviteiten (zie Kamerstuk 29 689, nr. 770). Uit dit onderzoek bleek dat er in totaal meer dan 64.000 collectiviteiten waren in 2016, waarvan ongeveer 1.000 van vak-, sport-, of ouderenbonden.
Ontvangen deze organisaties voor het aanbieden en promoten van de collectieve polis een vergoeding of provisie van zorgverzekeraars? Is er een landelijk overzicht van de vergoedingen? Kunt u de Kamer dit overzicht doen toekomen?
De ANBO en het Nationaal Ouderenfonds hebben mij laten weten geen provisie/vergoeding van VGZ te ontvangen. In hoeverre aanbieders van collectiviteiten geld betalen of ontvangen van tussenpersonen of zorgverzekeraars is niet bekend. Uit het onderzoek genoemd bij vraag 12 blijkt dat tussenpersonen (niet de aanbieders van collectiviteiten) gemiddeld een provisie ontvangen van 20 euro per verzekerde per jaar.
Onderschrijft u het standpunt van de NZa dat volkomen transparant moet zijn wat tussenpersonen verdienen aan het verkopen van collectiviteitspolissen? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de afspraken die het Nationaal Ouderenfonds en de ANBO hebben gemaakt met VGZ? Zijn deze volkomen transparant?5
Ik vind dat het voor (aspirant)verzekerden en collectiviteiten van belang is dat tussenpersonen transparant zijn over hun verdienmodel, zodat zij de kwaliteit van het advies op de juiste waarde kunnen schatten. Zoals bij vraag 13 aangegeven ontvangen de ANBO en het Nationaal Ouderenfonds geen provisie/vergoeding van VGZ. Ik ben het met u eens dat de afspraken tussen partijen over de vergoeding transparant moeten zijn. De bij de Gedragscode aangesloten vergelijkingssites hebben hier al goede stappen in gezet. Zij zullen voortaan helder, eenduidig en makkelijk vindbaar vermelden wat de hoogte is van de gemiddelde provisie die ze per premiebetalende verzekerde van zorgverzekeraars ontvangen (zie ook Kamerstuk 29 689, nr. 773). Ook tonen zij het beste advies voor de verzekerde, ook als de vergelijkingssite geen overeenkomst heeft met de desbetreffende verzekeraar. Het zou goed zijn als assurantietussenpersonen dit goede voorbeeld met hun gedragscode volgen.
Wordt de vergoeding voor het promoten van een collectiviteit toegerekend aan de acquisitiekosten die zorgverzekeraars maken, zoals die wordt weergegeven in de NZa marktscan zorgverzekeraars? Zo nee, waar kunnen deze vergoedingen in de boekhouding van zorgverzekeraars worden teruggevonden?
De NZa baseert zich voor de marktscan op de transparantieoverzichten van de jaarcijfers zoals zorgverzekeraars die moeten presenteren op de website. Hierin vallen provisies voor het intermediair onder acquisitiekosten.
Schoonmakers die werken bij het ministerie van Buitenlandse Zaken |
|
Sadet Karabulut , John Kerstens (PvdA), Linda Voortman (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de actie van schoonmakers bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor duidelijkheid, zekerheid en een echte baan?1
Ja
Wilt u ingaan op de onderstaande vragen van de schoonmakers die zij naar voren hebben gebracht?
Ik wil benadrukken dat er veel waardering is voor het schoonmaakvak. De schoonmakers werkzaam op de departementen van I&M en Buitenlandse Zaken zorgen dat gewerkt kan worden op schone en prettige werkplekken. Zo leveren ze iedere dag een belangrijke bijdrage aan het werk van de rijksoverheid.
Bij brief van 23 juni 2014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de nadere uitwerking van de inbesteding van schoonmaakwerkzaamheden (Kamerstuk 31 490, nr. 149). Ik heb aangegeven dat de bestaande integrale contracten voor Rijksgebouwen, waarbij een marktpartij verantwoordelijk is voor zowel de ontwikkeling en inrichting als het beheer van gebouwen (zogenoemde DBFMO-constructies) gebruik zullen blijven maken van schoonmaakbedrijven in de markt. In 2017 verhuizen de departementen van I&M en Buitenlandse Zaken naar Rijnstraat 8. Hier is sprake van een integraal DBFMO-contract dat in juni 2014 werd afgesloten. Dit was het slotstuk van een gestart (aanbestedings)proces uit 2012. In februari 2015 is de overeenkomst met de bonden over de arbeidsvoorwaarden en de instroom van schoonmakers afgesloten. Bij geheel nieuwe aanbestedingen van DBFMO-constructies is nauwlettend bekeken welke rol de Rijkschoonmaakorganisatie (RSO) kan spelen, met als uitgangspunt dat de RSO de dienstverlening verzorgt met schoonmaakmedewerkers in ambtelijke dienst. De bonden zijn hierover destijds geïnformeerd.
Na de verhuizing stopt het werk van de zittende schoonmaakmedewerkers op het departement van Buitenlandse Zaken. Op de dienstverlener (ISS) van Rijnstraat 8 rust geen juridische verplichting tot overname van het personeel. De overheid heeft bij de gunning van het contract geen specifieke eisen gesteld aan de schoonmaakdienstverlening. Hierbij teken ik wel aan dat de besparing op vierkante meters leidt tot een vermindering van het aantal benodigde schoonmaakmedewerkers.
De verantwoordelijkheid voor de onderhandelingen over de overgang van schoonmaakmedewerkers en hun takenpakket ligt bij de betrokken marktpartijen. Passend bij mijn beleid het sociaal opdrachtgeverschap te versterken en in de geest van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag is wel contractueel vastgelegd dat het huidige schoonmaakbedrijf een sociaal plan opstelt. Dit plan voorziet onder meer in overleg tussen het huidige schoonmaakbedrijf en de nieuwe dienstverlener over een mogelijke overgang van medewerkers naar de Rijnstraat. Vooralsnog zou de nieuwe dienstverlener 9 van de 21 schoonmaakmedewerkers, die werkzaam zijn bij het departement van Buitenlandse Zaken, hebben overgenomen. Ik zal toezicht laten houden op de uitvoering van dit plan.
Deelt u de mening dat de schoonmakers in kwestie op korte termijn een vast dienstverband bij de Rijksschoonmaakdienst aangeboden moeten krijgen? Zo ja, wanneer bent u bereid om dit te regelen? Zo niet, waarom niet?
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bekijkt thans welke mogelijkheden er zijn om schoonmaakmedewerkers op het departement van Buitenlandse Zaken met voorrang te plaatsen op vrijvallende plekken voor werkzaamheden op andere Rijkspanden in Den Haag en omstreken. In een eerder stadium zijn al twee schoonmakers van het huidige schoonmaakbedrijf op soortgelijk wijze ingestroomd bij de RSO. Hiermee tracht de Minister van SZW bij te dragen aan een deel van de oplossing. De RSO heeft echter geen betrokkenheid bij de – schoonmaakwerkzaamheden voor Rijnstraat die in het integraal DBFMO-contract geregeld zijn.
Kinderarbeid en uitbuiting op gecertificeerde palmolieplantages in Indonesië |
|
Jan Vos (PvdA), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het rapport van Amnesty International waaruit blijkt dat onder andere Nestlé en Unilever palmolie inkopen bij gecertificeerde Indonesische palmolieplantages waar kinderarbeid en uitbuiting plaatsvinden?1 Bent u van mening dat palmolie met gebruikmaking van kinderarbeid niet duurzaam is en het deelnemen aan de Round Table on Sustainable Palmoil (RSPO) of inkopen op RSPO-gecertificeerde plantages niet voldoende is om palmolie duurzaam te noemen?
Ja, het kabinet is bekend met het rapport. Het kabinet is van mening dat producten die met kinderarbeid tot stand zijn gekomen niet duurzaam zijn.
In de mondiale markt verwelkomt Nederland de RSPO als vrijwillige en transparante standaard voor duurzaamheid. Maatschappelijke organisaties stellen deze standaard mede vast en monitoren de naleving ervan. De RSPO kent een klachtenmechanisme waar schending van de afspraken gemeld kan worden. Een onafhankelijk panel beoogt klachten op een transparante en eerlijke manier op te lossen. Dit kan leiden – en heeft ook al geleid – tot schorsing van een bedrijf uit de RSPO. Het kabinet constateert dat er ruimte is voor verbetering van de standaard, maar beschouwt de RSPO nog steeds als één van de hoogste standaarden voor duurzame palmolie.
Het kopen van gecertificeerde producten is echter geen vervanging van de verplichting voor multinationals om hun due diligence te doen. Als er aanwijzingen zijn dat bedrijven de OESO-richtlijnen niet naleven, kan een klacht worden ingediend bij het Nationaal Contactpunt (NCP).
Bent u verrast door de bevindingen bij palmolieproducent Wilmar, een bedrijf dat al meermaals de fout inging onder meer bij het illegaal afbranden van veengronden in Indonesië?
De bevindingen in het rapport op het gebied van de mensen- en arbeidsrechten in de palmolie industrie zijn zorgwekkend. Hoewel er vooruitgang is geboekt bij het aanpakken van de milieuproblematiek rondom palmolieteelt, dient er meer aandacht te worden besteed aan de rechten van de mens en arbeid te algemeen. De verschillende betrokken partijen in de industrie, controlerende instanties en overheden dienen een leidende rol te spelen om dit proces te versnellen.
Het kabinet is daarom ook tevreden met de reacties van onder meer Wilmar, Nestlé en Unilever op het rapport van Amnesty International, die volle medewerking hebben toegezegd om bij te dragen aan het realiseren van structurele oplossingen voor de geconstateerde problemen.
Welke verantwoordelijkheid kent u de RSPO toe in relatie tot de geconstateerde mensenrechtenschendingen? Wat betekent dit voor de geloofwaardigheid en uw mening ten aanzien van dit initiatief? Waar zitten volgens u de «blinde vlekken», op grond waarvan dergelijke schendingen niet op de radar stonden?
De RSPO is een mondiaal multi-stakeholderinitiatief waarin bedrijfsleven en NGOs samenwerken aan hogere standaarden in de transitie naar duurzame palmolie en het certificeren van palmolieplantages om structurele verbeteringen te realiseren in de gehele industrie. Dankzij de RSPO zijn er de afgelopen tien jaar veel verbeteringen doorgevoerd op palmolieplantages, maar er is nog werk te verzetten, zowel op milieu als sociaal vlak. Dit wordt door alle betrokkenen erkend.
Niet alle onderzochte plantages in het Amnesty International rapport zijn RSPO-gecertificeerd. Voor zover ze dit wel zijn, ziet het kabinet twee punten voor verbetering. Allereerst heeft de RSPO een rol in de verbetering van haar eigen standaard; arbeidsomstandigheden zouden hier sterker in moeten worden opgenomen. Het kabinet ziet op dit vlak gelukkig positieve bewegingen. Zo stonden mensenrechten en arbeidsomstandigheden vorige maand op de agenda van de afgelopen RSPO Rondetafelconferentie in Bangkok. Daarnaast toont het rapport aan dat er ruimte is voor verbetering van de RSPO-accreditatie van plantages en monitoring. Het kabinet steunt daarom de versterking van de ruimte die certificeringsorganisaties vanaf 2017 krijgen om de bekwaamheid van auditors te verbeteren en hun toezicht te versterken.
Tegelijkertijd is er meer nodig dan alleen (RSPO-) certificeringen om alle milieu en sociale kwesties in de palmolie industrie aan te pakken. De omvang van de uitdagingen vraagt inzet van alle betrokken partijen. Zo spelen bijvoorbeeld ook de overheden van producerende landen een grote rol in het vaststellen en handhaven van wetgeving over arbeidsomstandigheden en landrechten. De International Labour Organization (ILO) heeft het opstellen van een «National plan of action on the promotion of decent work on palm oil palm plantations» door de Indonesische overheid, werknemers- en werkgeversorganisaties gefaciliteerd. Dit zal de komende jaren geïmplementeerd worden.
Wat betekenen de uitkomsten van dit rapport voor de ambitie om Europa in 2020 100% duurzame palmolie te laten gebruiken?2
Eventuele schendingen van de afspraken moeten worden aangepakt, maar ondermijnen niet de ambities en concrete acties op dit terrein. De ambitie om te komen tot een 100% duurzame palmolie keten in 2020 is met de verklaring van 7 december 2015 breder in Europa overgenomen. De verklaring is inmiddels ondertekend door verschillende sectororganisaties die actief zijn in elf Europese landen en wordt ondersteund door vijf Europese regeringen (Denemarken, Duitsland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Nederland). Vorige week heeft ook Frankrijk laten weten in de komende maand tot ondertekening van de Amsterdam Verklaringen over te willen gaan.
Bent u bereid met Unilever in gesprek te gaan over de stelling in het rapport dat het bedrijf de misstanden niet ontkende noch desgevraagd is ingegaan op hun beleid ten aanzien van kinderarbeid? Zo ja, welke stappen moet Unilever volgens u nemen om de betrokken kinderen van een toekomst te voorzien en schendingen in de toekomst te voorkomen?
Het kabinet kent Unilever als een bedrijf dat vooroploopt in de verduurzaming van palmolie en dat oog heeft voor de diverse problematiek in de sector. Het is dan ook niet voor niets dat Unilever in mei 2016 haar «Sustainable Palm Oil Sourcing Policy»heeft aangepast met specifieke nadruk op rechten van werknemers en bescherming van de werknemers. Het kabinet heeft regelmatig contact met Unilever in het kader van verschillende duurzaamheidsinitiatieven waarop dit bedrijf een leidende rol speelt. Het kabinet zal het gesprek aangaan over kinderarbeid en verkennen wat de mogelijkheden van Unilever zijn om dit in multi-stakeholderverbanden – zoals de RSPO, het Consumer Goods Forum, de Tropical Forest Alliance en de Leadership Group for Responsible Recruitment,waar Unilever aan deelneemt – aan de orde te stellen.
Wat is uw reactie op de oproep van Amnesty International om Unilever en de andere genoemde bedrijven transparant te laten zijn over in welke van hun producten palmolie zit die afkomstig is van de plantages waar misstanden zijn aangetroffen?
Unilever en andere bedrijven hebben contact met palmolieleverancier Wilmar over de door Amnesty International beschreven misstanden; er loopt al enkele maanden onderzoek naar de misstanden en de eerste stappen zijn gezet om deze te adresseren.
Door de complexiteit van de palmolieketen is het nu nog niet mogelijk om alle palmolie voldoende te traceren. De koplopers op gebied van transparantie, waaronder Wilmar, kunnen op dit moment de palmolie herleiden tot de oliemolen waar de palmolievruchten worden geperst. Soms is tracering tot de palmolieplantage mogelijk. De European Sustainable Palm oil Organisation (ESPO) heeft als streven om in 2020 alle Europese palmolie te kunnen herleiden naar de plantage. De eerste tussenstap hierin is het herleiden van alle palmolie tot de oliemolen.
Hoe kijkt u aan tegen het door bedrijven foutief informeren en inlichten van consumenten over de duurzaamheid van hun producten? Bent u van mening dat hier tegen opgetreden zou moeten worden? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard is het kabinet voorstander van het eerlijk informeren van consumenten. Het kabinet constateert dat het merendeel van de bedrijven dit basisprincipe volledig onderschrijft. Tegelijkertijd dient te worden opgemerkt dat die bedrijven zelf ten gevolge van ingewikkelde toeleveringsketens niet altijd alle informatie kunnen verschaffen voor wat betreft elke stap in de keten. Grip krijgen op de gehele keten is in onze ogen dan ook de volgende fase en uitdaging op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Welke stappen gaat u ondernemen in uw contacten met de Indonesische overheid en de overheden van omringende palmolie producerende landen, inzake deze zoveelste zorgwekkende schendingen in de palmoliesector?
De verduurzaming van palmolie is een vast onderwerp in de dialoog tussen de Nederlandse en Indonesische regering. Tijdens de handelsmissie naar Indonesië eind november heeft het kabinet hier ook aandacht aan geschonken, zowel in bilaterale gesprekken met de betrokken ministers, als tijdens de rondetafelbijeenkomst over duurzame palmolie. Aan deze rondetafel namen, naast de Nederlandse Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Indonesische Minister van Handel, ook Nederlandse banken en palmoliegebruikers, Chinese palmoliebedrijven (producenten en gebruikers), NGOs en VN-organisaties deel. Tijdens de rondetafel is, volgend op het recent getekende bankenconvenant, gesproken over de financiering van kleine palmolieboeren ten behoeve van de verduurzaming van hun productie. Ook werd gesproken over de rol van diverse partijen om de achterblijvende vraag naar duurzame palmolie te stimuleren. De Chinese Julong Group kwam tijdens deze bijeenkomst met een voorstel om, samen met de Nederlandse bancaire sector en de Indonesische overheid, een modelplantage voor duurzame palmolieproductie te realiseren op 20.000 hectare van hun eigen concessie als voorbeeld voor andere bedrijven. Het kabinet financiert daarnaast via het Initiatief Duurzame Handel en Solidaridad projecten in Indonesië gericht op de verduurzaming van palmolie. Dit doen ze bijvoorbeeld door boeren te trainen in duurzame productie en met lokale overheden samen te werken aan het verduurzamen van hele landschappen.
De protestactie van ouders met autistische kinderen die geen dubbele kinderbijslag kunnen krijgen |
|
Carola Schouten (CU) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de protestactie van ouders met autistische kinderen via de facebookgroep «Klachten dubbele kinderbijslag»?
Ja.
Alvorens in te gaan op de overige vragen licht ik de integratie van de Tegemoetkoming voor Ouders van Gehandicapte kinderen (TOG) in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) hieronder toe.
Per 1 januari 2015 is met de Wet hervorming kindregelingen de TOG opgenomen in de AKW. In plaats van de TOG komen ouders met een thuiswonend ernstig gehandicapt kind in aanmerking voor dubbele kinderbijslag voor (een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen1 mate van) intensieve zorg. Dit is verder uitgewerkt in een ministeriële regeling2. Voorheen had een ouder recht op TOG indien er een Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) indicatie was voor 10 uur of meer AWBZ-zorg per week. In verband met de beëindiging van de AWBZ is er per 1 januari 2015 een nieuw beoordelingskader geïntroduceerd. Daarbij geldt dat voorheen TOG-gerechtigden met een indicatie voor 10 uur of meer AWBZ-zorg per week het recht houden op dubbele kinderbijslag tot het verloop van de geldigheidsdatum van de afgegeven indicatie. Indien de AWBZ-indicatie in 2015 verliep gold een overgangsrecht van een half jaar.
Om te bepalen of er sprake is van intensieve zorg wint de Sociale Verzekeringsbank (SVB) advies in bij het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), zowel bij oude gevallen als bij nieuwe gevallen. Als het kind geen indicatie heeft in de zin van 24 uur per dag zorg in de nabijheid van het kind of permanent toezicht op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), waarvoor zondermeer dubbele kinderbijslag voor het thuiswonende kind kan worden toegekend, beoordeelt het CIZ de zorgbehoefte van het kind op twee voorwaarden.
Ten eerste dient het kind ernstig beperkt te zijn in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard. Deze voorwaarde vergt een objectief medische diagnose.
Ten tweede dient de verzorging en oppassing van de ouders in ernstige mate te worden verzwaard ten opzichte van gezonde kinderen. De beoordeling vindt plaats op de items lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, mobiliteit, medische verzorging, gedrag, communicatie, alleen thuis zijn, begeleiding buitenshuis en bezighouden, en handreikingen. Op ieder item kan één punt door het CIZ worden toegekend. Er wordt een punt toegekend indien er sprake is van een zware zorgbehoefte op het gebied van dat item. Zo wordt een punt toegekend op het item «eten en drinken» wanneer het kind bijvoorbeeld sondevoeding krijgt. De aanvrager dient hiervoor een medisch vragenformulier in te vullen, zodat de zorgbehoefte zorgvuldig onderzocht kan worden. Ouders hebben de ruimte om in dit formulier de situatie toe te lichten.
De leeftijd van het kind speelt ook een rol bij de beoordeling op de items en bij het benodigde minimaal aantal punten voor een positief advies. Omdat jonge kinderen in het algemeen meer verzorging nodig hebben dan oudere kinderen, is het minimum aantal punten dat vereist is, wil er sprake zijn van intensieve zorg, afhankelijk van de leeftijd.
Bent u ermee bekend dat ouders van autistische kinderen, die wel in aanmerking kwamen voor de Tegemoetkoming voor Ouders van Gehandicapte kinderen (TOG), soms geen recht blijken te hebben op dubbele kinderbijslag?
Via de twee brieven die ik door tussenkomst van Kamerleden heb ontvangen ben ik er mee bekend dat ouders van autistische kinderen, die voorheen wel in aanmerking kwamen voor de Tegemoetkoming voor Ouders van Gehandicapte kinderen (TOG), soms geen recht hebben op dubbele kinderbijslag. Ik zal op deze brieven reageren.
Kunt u aangeven hoeveel ouders wel aanspraak hadden op de TOG, maar niet op dubbele kinderbijslag? Kunt u aangeven welke oorzaken dit verschil heeft?
In het vierde kwartaal van 2014 waren er 23.5353 huishoudens waarvoor recht op TOG bestond. Over het tweede kwartaal van 2016 werd voor 23.678 thuiswonende kinderen dubbele kinderbijslag wegens intensieve zorg uitbetaald. Tussenliggende perioden laten ongeveer vergelijkbare aantallen zien. Het totale aantal kinderen waarvoor dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg wordt uitbetaald is dus nagenoeg gelijk gebleven. Ik kan niet één op één aangeven of ouders die voorheen aanspraak hadden op de TOG ook na het overgangsrecht recht hebben op dubbele kinderbijslag wegens intensieve zorg. Het bereiken van de leeftijd van 18 jaar, een veranderde zorgbehoefte, het uit huis gaan wonen van het kind maar ook het nieuwe beoordelingskader kunnen redenen zijn waardoor geen aanspraak gemaakt kan worden op (dubbele) kinderbijslag.
Kunt u bevestigen dat met het omzetten van de Tegemoetkoming voor Ouders van Gehandicapte kinderen naar dubbele kinderbijslag geen bezuiniging was beoogd? Klopt het dat ontvangers van de TOG in beginsel ook aanspraak zouden moeten kunnen maken op de dubbele kinderbijslag? Hoe kan het dat dat bij ouders van autistische kinderen misgaat?
Het klopt dat ontvangers van de TOG in beginsel aanspraak maakten op dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg, zie verder ook de toelichting bij vraag 1.
Bij zowel de TOG als de Regeling dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg is het uitgangspunt dat het gaat om kinderen met een ziekte van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard die intensieve zorg behoeven. De verzorging en oppassing door de ouders is daardoor in ernstige mate zwaarder dan bij andere kinderen. Bij de totstandkoming van de Regeling is aangegeven dat de omvang van de TOG-groep gelijk blijft. Er was geen bezuiniging beoogd. Hierbij is ook aangegeven dat het niet uit te sluiten is dat er kinderen zijn die niet aan het nieuwe criterium zullen voldoen terwijl zij wel een AWBZ-indicatie hadden van minstens 10 uur zorg per week en daardoor recht op TOG hadden. Daar staat tegenover dat er ouders zijn van wie de kinderen geen AWBZ-indicatie hadden (bijvoorbeeld omdat de ouders zoveel mantelzorg leverden dat de netto-zorgbehoefte vanuit de AWBZ beoordeeld onder het niveau van 10 uur per week lag) die recht gaf op TOG, nu wel in aanmerking komen voor dubbele kinderbijslag. In het vierde kwartaal van 2014 waren er 23.5354 huishoudens waarvoor recht op TOG bestond. Over het tweede kwartaal van 2016 werd voor 23.6785 thuiswonende kinderen dubbele kinderbijslag wegens intensieve zorg uitbetaald. Het totale aantal kinderen waarvoor dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg wordt uitbetaald is dus nagenoeg gelijk gebleven.
Om te bepalen of er sprake is van intensieve zorg wint de SVB advies in bij het CIZ. Op basis van een analyse van het CIZ over de eerste drie kwartalen van 2016 blijkt dat adviesaanvragen voor kinderen met autisme (70–75% kinderen met autisme krijgt een positieve indicatie) vergeleken met de totale omvang van de groep kinderen waarvoor dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg door het CIZ een advies wordt afgegeven (69% van de nieuwe aanvragen en her-indicaties krijgt een positief advies), niet vaker worden afgewezen voor dubbele kinderbijslag. Wel kan het zijn dat voor een kind waarvoor voorheen recht op TOG bestond geen recht op dubbele kinderbijslag bestaat, omdat de zorgbehoefte bijvoorbeeld door de jaren heen is veranderd. Daarom geeft het CIZ indicaties af met een bepaalde duur, die zijn afgestemd op de verwachte periode waarin de zorgbehoefte hetzelfde blijft. Na afloop van de geldigheidsdatum is een her-indicatie nodig, omdat de zorgbehoefte mogelijk kan veranderen.
Zijn er meer groepen waarvan u weet of vermoedt dat de omslag van TOG naar dubbele kinderbijslag mis is gegaan of gedeeltelijk problematisch verloopt? Zo ja, welke?
Zoals eerder aangegeven (vraag 4) is een mogelijke verschuiving van doelgroep niet uitgesloten. Het totale aantal kinderen waarvoor dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg wordt uitbetaald is echter nagenoeg gelijk gebleven.
Wat heeft u gedaan om ouders te informeren over de wijzigingen bij invoering van de dubbele kinderbijslag en de mogelijkheden om die aan te vragen?
De SVB heeft alle klanten geïnformeerd door middel van het toezenden van een eindbeschikking van de TOG. Indien van toepassing werd dit gecombineerd met een startbeschikking van de dubbele kinderbijslag. Daarnaast zijn specifiek ouders van kinderen jonger dan 6 jaar tijdig geïnformeerd over de integratie van de TOG in de AKW omdat het bedrag dat zij tot dan toe ontvingen zou veranderen.
Wat vindt u ervan dat ouders klagen over de onduidelijkheid van de criteria die het Centrium indicatiestelling zorg (CIZ) hanteert? Erkent u dat het CIZ criteria hanteert waardoor kinderen met zwaar autisme lang niet altijd een positief CIZ-advies krijgen?
Ik kan mij voorstellen dat het invullen van het medisch vragenformulier lastig kan zijn. Indien er hulp nodig is bij het invullen van dit formulier kan de ouder telefonisch contact opnemen met het CIZ.
Het beoordelingskader is opvraagbaar bij het CIZ. Zo kunnen ouders meer inzicht krijgen in de criteria voor de beoordeling of sprake is van intensieve zorg.
Zoals aangegeven (zie vraag 4) ziet het er niet naar uit dat kinderen met autisme in grotere mate afgewezen worden voor dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg in vergelijking met andere kinderen met een aandoening.
Wat vindt u ervan dat ouders aangeven tussen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en CIZ heen en weer geslingerd te worden als ze zich beklagen over de gang van zaken? Kunt u duidelijk maken bij welke instantie ouders terecht kunnen met klachten?
De SVB voert de Algemene Kinderbijslagwet uit en bepaalt of ouders in aanmerking komen voor dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg. Om te bepalen of er sprake is van intensieve zorg wint de SVB advies in bij het CIZ. Het CIZ stuurt een medisch vragenformulier naar de aanvragers, beoordeelt dit na ontvangst en geeft vervolgens aan de SVB door of er sprake is van een positief of negatief advies. Bij een positief advies stelt de SVB het recht op dubbele kinderbijslag vast, bij een negatief advies wijst de SVB de aanvraag af. Indien een ouder het niet eens is met deze beslissing kan de ouder in bezwaar gaan bij de SVB. In alle gevallen waarbij sprake is van bezwaar tegen een niet positief advies wordt door de SVB een nieuwe adviesaanvraag bij het CIZ ingediend. Indien uit het onderzoek niet duidelijk blijkt dat er een positief advies kan worden gegeven, wordt een hoorzitting georganiseerd door de SVB. Het CIZ is bij de hoorzitting aanwezig om een toelichting te geven op de medische afweging die heeft geleid tot het advies.
Wanneer een ouder een klacht meldt bij de SVB en dit over de (medische) advisering gaat, dan neemt de SVB contact op met het CIZ. Afhankelijk van de aard van de klacht wordt er door het CIZ contact opgenomen met de klant.
Wat gaat u doen om de problemen van ouders met autistische kinderen bij het aanvragen van dubbele kinderbijslag op te lossen?
Het beoordelingskader dat het CIZ hanteert is eind 2015 door middel van een interne expertmeeting door het CIZ geëvalueerd. Daarbij is ook gekeken naar de verschillende doelgroepen. Ik acht het beoordelingskader dan ook houdbaar.
De beoordeling door het CIZ heeft betrekking op de actuele situatie. Omdat de zorgbehoefte gedurende de tijd kan veranderen, kan het zijn dat er in de loop van de tijd wel recht kan ontstaan op dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg.
Ik vind het echter ongewenst dat ouders zich «heen en weer geslingerd» voelen. Ik overleg daarom met CIZ en SVB om te bezien of de voorlichting aan ouders over de procedure voldoende adequaat is.
De Wet Normering topinkomens voor de zorgsector |
|
John Kerstens (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u de brief «WNT-verplichting vaststellen»1 en de berichten «Vragenlijst Wet normering topinkomens: wacht met invullen»2 en «Toetsing topinkomens valt slecht bij LHV»?3
Ja.
Acht u de WNT van toepassing op vrije beroepsoefenaren in de zorgsector? Zo ja, waarom? Welke beroepsoefenaren betreft dit? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 4.
Kunnen huisartsen, tandartsen en apothekers afhankelijk van de wijze waarop zij onder een specifieke rechtspersoon zijn georganiseerd toch onder de werking van de WNT vallen, en op grond daarvan een gemaximeerd inkomen hebben? Zo ja, waarom? Wat is het maximum inkomen dat deze beroepsbeoefenaren mogen verdienen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op vraag 4 en 7.
Heeft het CIBG (oorspronkelijk «Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg») onder de bovengenoemde beroepsbeoefenaren al instellingen volgens de letter van de WNT aangewezen? Zo ja, hoeveel instellingen betreft dit? Hebben deze beroepsbeoefenaren, annex instellingen, de mogelijkheid van bezwaar en beroep? Zo nee, waarom zijn er nog geen instellingen aangewezen?
Het CIBG wijst geen instellingen aan. Uit de WNT volgt van rechtswege of de WNT van toepassing is op een organisatie. Het zijn van een vrije beroepsoefenaar is daarbij op zichzelf geen criterium. Hierop is geen bezwaar of beroep mogelijk. Het CIBG registreert voor haar toezichtstaak op de WNT niet welke soort zorg organisaties leveren.
Zijn de beroepsbeoefenaren die het genoemde formulier gekregen hebben gehouden die binnen een gestelde termijn in te vullen? Zo ja, wat is die termijn en welke gevolgen kan het niet of tijdig invullen hebben? Zo nee, waarom niet?
Er heeft overleg plaatsgevonden tussen de betrokken beroepsorganisaties, VWS en CIBG om de brief en het formulier te bespreken. Ook uit dit gesprek maak ik op dat er nog veel vragen zijn over de toepassing van de WNT op de aangeschreven zorgverleners. Ik streef ernaar deze vragen samen met de betrokken koepels te beantwoorden. Ik heb om die reden het CIBG gevraagd de uitvraag van 11 november stop te zetten en dit jaar geen vervolg te geven aan de verzamelde informatie.
Wat is het gemiddeld inkomen van een huisarts, en hoe verhoudt zich dat tot het maximum inkomen van topfunctionarissen in de (semi-)publieke sector, zoals vastgelegd in de WNT?
Ik heb geen gegevens over het gemiddeld inkomen van huisartsen. Wel heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek de beschikking over winstgegevens van huisartsenpraktijken. De winst van de praktijk moet echter niet verward worden met het inkomen van een huisarts. Daarom verhoudt het zich ook moeilijk tot de WNT-norm.
Deelt u de mening dat het niet afhankelijk van de organisatievorm zou moeten zijn of een huisarts onder de WNT valt, maar dat de WNT voor alle artsen die de publieke zaak dienen, en worden betaald uit premiegeld, zou moeten gaan gelden? Zo ja, op welke termijn gaat u dit in de wet verankeren? Zo nee, waarom niet?
WNT-normering is van toepassing op topfunctionarissen van rechtspersonen en instellingen die door rechtspersonen in stand worden gehouden in de publieke en semipublieke sector. De bezoldiging van niet-topfunctionarissen is onder de WNT niet genormeerd. In het regeerakkoord is afgesproken dat de WNT-norm ook voor niet-topfunctionarissen die binnen deze instellingen werken, zal gelden. Met het zogenoemde Zorgakkoord zijn afspraken gemaakt dat medisch specialisten niet onder de normering van de WNT worden gebracht. De Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties heeft hiertoe een wetsvoorstel in voorbereiding.
Het oppakken van een politicus die gebruik maakt van zijn vrijheid van meningsuiting |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Waarom is op de dag van het referendum in Rotterdam SP-voorzitter Theo Coskun opgepakt tijdens het flyeren?1
Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat de aanhouding is verricht op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, het niet opvolgen van een ambtelijk bevel. Daaraan voorafgaand hebben buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) van de RET aan de heer Coşkun een zogeheten «mini» (mini proces-verbaal) uitgereikt op grond van de Wet Personenvervoer, omdat de plaats waar hij stond RET-gebied was, waar niet mag worden geflyerd (artikel 72 van de Wet Personenvervoer juncto artikel 52 lid 1 onder g van het Besluit Personenvervoer). Vervolgens hebben de boa’s hem gevorderd weg te gaan op grond van artikel 73 van de Wet Personenvervoer. Hij heeft ook daarvoor een zogeheten mini ontvangen. Toen hij alsnog weigerde te vertrekken, is hij aangehouden op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht en naar het politiebureau gebracht.
De boa’s van de RET zijn op basis van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar RET N.V., afdeling Veiligheid 2015 bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het zogeheten domein IV, Openbaar vervoer van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Hiertoe behoren ook de hierboven genoemde artikelen.
Is het waar dat een politicus altijd gebruik mag maken van zijn of haar vrijheid van meningsuiting en geen vergunning nodig heeft om die mening tot uitdrukking te brengen?
De vrijheid van meningsuiting is verankerd in artikel 7 van de Grondwet, internationale verdragen en EU-regelgeving. Onbeperkt is deze vrijheid echter niet. Er kunnen beperkingen aan worden gesteld op grond van genoemde regelgeving. Een vergunningvereiste voor het openbaar maken van een mening kan echter niet worden gesteld.
Hebben beveiligers van de RET het recht om in de publieke ruimte politici op te pakken? Welke maatregelen gaat u nemen om dit in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
De uitzending van Nieuwsuur met het thema: ‘Misbruik in de sport’ |
|
Rudmer Heerema (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van Nieuwsuur met het thema: «Misbruik in de sport»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een veilig sportklimaat in Nederland van groot belang is, zowel voor kinderen als voor volwassenen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u een totaaloverzicht van de cijfers van de verschillende instanties waar misbruik in de sport gemeld kan worden en hoeveel aangiftes er daadwerkelijk zijn gedaan? Kunt u dit van de afgelopen vijf jaar aanleveren, zodat duidelijk wordt of er een trend waarneembaar is?
Misbruik in de sport kan bij veel verschillende instanties worden gemeld. Naast aangiftes bij de politie kan misbruik worden gemeld bij het Vertrouwenspunt Sport van NOC*NSF en bij vertrouwenspersonen van verschillende sportbonden en sportverenigingen. Misbruik in de sport kan ook gemeld worden bij het meldpunt Veilig Thuis, het meldpunt discriminatie of bij hulplijn van Slachtofferhulp Nederland. Een overzicht van de meldingen die bij deze verschillende instanties binnenkomen heb ik niet. Wel heb ik een overzicht van het aantal meldingen met betrekking tot seksuele intimidatie (SI) bij het vertrouwenspunt Sport dat is opgericht in mei 2014.
In 2014 zijn er 186 meldingen/(re)acties geregistreerd ongeveer twee derde van deze meldingen is SI gerelateerd. In 2015 zijn er 269 meldingen/(re)acties geregistreerd ongeveer 80 procent van de meldingen is SI gerelateerd.
Kunt u uw visie geven op de schattingen van de schaal waarop misbruik plaats lijkt te vinden en de relatie tot het aantal daadwerkelijke meldingen?
Elk geval van misbruik in de sport is er één te veel, ongeacht of er melding van wordt gedaan of niet. Ik wil slachtoffers of getuigen aanmoedigen om misbruik of ongewenst gedrag echt te melden. Dit kan bijvoorbeeld via het Vertrouwenspunt Sport van NOC*NSF, bij vertrouwenspersonen van verschillende sportbonden en sportverenigingen en bij de politie. Ook kan indien gewenst anoniem worden gemeld bij stichting M.
Kunt u een uitsplitsing maken per tak van sport en de signalen van misbruik die in die tak van sport bekend zijn?
NOC*NSF verzamelt sinds enkele jaren van verschillende takken van sport de signalen van misbruik. De meldingen die NOC*NSF binnen krijgt beslaan jaarlijks zo’n dertig takken van sport. Wat daarbij opvalt is dat er meer meldingen binnenkomen van de sporten waar meer aandacht aan het onderwerp wordt besteed, waardoor het onderwerp beter bespreekbaar is.
Welke aandacht besteden de verschillende opleidingen die opleiden voor een baan in de sport [coach, masseur, ploegleider, bestuurder] aan het thema integriteit?
De zes academies voor lichamelijke opvoeding (ALO) werken samen in het lectoraat sportpedagogiek, waarin specifieke aandacht wordt besteed aan een Veilig sportklimaat. Sinds vorig studiejaar bestaat er zelfs een minor Veilig sportklimaat. Ook binnen het MBO is een keuzemodule Veilig Sportklimaat beschikbaar.
Voor de trainersopleidingen binnen de georganiseerde sport is een specifieke module ontwikkeld waarbij aandacht wordt besteed aan het herkennen en voorkomen van seksuele intimidatie. Via NOC*NSF hebben sinds 2012 ook al aan zo’n 450 trainers, coaches en instructeurs deelgenomen aan deze module via bijscholing.
Op deze wijze wordt er binnen de sportcoachopleidingen aandacht besteed aan het thema integriteit. De sport ontwikkelt dit in het kader van het actieplan «Naar een Veiliger Sportklimaat» nog verder door.
Kunt u naar aanleiding van de motie Rudmer Heerema over de besteding van de 10 miljoen euro extra voor topsport, in de verkenning van het landschap van sportcoachopleidingen (bullit 3) het thema integriteit integraal laten meenemen?2
Zie antwoord vraag 6.
Welke verschillende strafmaten kunnen juridisch gezien opgelegd worden aan de verschillende vormen van misbruik in de sport [zeden, geestelijk geweld, lichamelijk geweld]?
Wanneer je spreekt over strafmaten is het goed om onderscheid te maken naar het kader waarin deze strafmaten worden uitgesproken, bijvoorbeeld het tuchtrecht van een sportvereniging of sportbond of het strafrecht. Tuchtprocedures leiden voornamelijk tot schorsingen. Bovendien kan iemand na een tuchtrechtelijke sanctie in het registratiesysteem van NOC*NSF worden opgenomen, om te voorkomen dat deze persoon bij andere verenigingen aan de slag gaat.
Via het strafrecht kunnen boetes, taakstraffen en gevangenisstraffen worden opgelegd.
Welke mogelijkheden hebben de sportbonden zelf om misbruikers uit de sport aan te pakken en te weren? Hebben sportbonden hierover onderling contact?
De bij NOC*NSF aangesloten bonden voeren al sinds 1997 beleid om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen en aan te pakken. De afgelopen jaren is dit beleid onder impuls van het programma Veilig Sportklimaat verbeterd en geïntensiveerd. Maatregelen die bonden kunnen treffen zijn onder anderen het opzetten van preventiebeleid bij verenigingen, het aanstellen van een vertrouwenspersonen, het inzetten van tuchtrecht en het aanvragen van gratis VOG’s voor vrijwilligers.
Bonden kunnen zich ook wenden tot het Instituut Sportrechtspraak (ISR). Bij het ISR is met subsidie van VWS een poule van aanklagers beschikbaar voor aangesloten sportbonden bij zaken op het terrein van sport en integriteit. Daarnaast is een onderzoekscommissie integriteitzaken bij het ISR ondergebracht. Deze commissie kan door alle sportbonden worden ingezet bij ernstige misdragingen op het terrein van seksuele intimidatie of matchfixing.
Wat kan er precies verbeterd worden in de samenwerking tussen politie en sport, zoals hoogleraar Marjan Olfers beweert? Bent u bereid dit op te nemen met de Minister van Veiligheid en Justitie?
NOC*NSF, Politie en Openbaar Ministerie hebben in het verleden vaak op ad hoc basis samengewerkt, waardoor uitvoering per casus verschillend was. Op dit moment worden tussen deze partijen gesprekken gevoerd om een betere en snellere samenwerking te realiseren. Hoogleraar Marjan Olfers adviseert bij dit traject.
Het afschaffen van de Tegemoetkoming Ouders Gehandicapte kinderen (TOG) en problemen met het recht op dubbele kinderbijslag bij ouders met kinderen met autisme |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Klopt het dat de Tegemoetkoming Ouders Gehandicapte kinderen (TOG) is afgeschaft vanaf 1 januari 2015 en dat ouders met een thuiswonend kind met een intensieve zorgvraag, sindsdien recht hebben op dubbele kinderbijslag?
Ja.
Klopt het dat de ouders die voor 2015 recht hadden op de TOG, hun kinderen opnieuw moeten laten indiceren door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en dat pas als het CIZ een indicatie heeft afgegeven voor intensieve zorg, de ouders recht hebben op dubbele kinderbijslag? Zo ja, waarom is hier voor gekozen?
Het klopt dat een deel van de ouders die voor 2015 recht hadden op de TOG, hun kinderen opnieuw moeten laten indiceren door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Dit was nodig omdat de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) werd beëindigd. Omdat slechts een deel van de AWBZ-populatie onder de Wet langdurige zorg (Wlz) is komen te vallen is er een nieuw beoordelingskader geïntroduceerd dat recht geeft op dubbele kinderbijslag voor thuiswonende kinderen met een intensieve zorgbehoefte. Ik licht dit hieronder verder toe.
Per 1 januari 2015 is met de Wet hervorming kindregelingen de TOG opgenomen in de Algemene Kinderbijslagwet. In plaats van de TOG komen ouders met een thuiswonend ernstig gehandicapt kind in aanmerking voor dubbele kinderbijslag voor (een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van) intensieve zorg. Dit is verder uitgewerkt in een ministeriële regeling. Voorheen had een ouder recht op TOG indien er een AWBZ-indicatie was voor 10 uur of meer AWBZ-zorg per week. In verband met de beëindiging van de AWBZ is er per 1 januari 2015 een nieuw beoordelingskader geïntroduceerd. Daarbij geldt dat voorheen TOG-gerechtigden met een indicatie voor 10 uur of meer AWBZ-zorg per week het recht houden op dubbele kinderbijslag tot het verloop van de geldigheidsdatum van de afgegeven indicatie. Indien de AWBZ-indicatie in 2015 verliep gold een overgangsrecht van een half jaar.
Om te bepalen of sprake is van intensieve zorg wint de SVB advies in bij het CIZ, zowel bij oude gevallen als bij nieuwe gevallen. Als het kind geen indicatie heeft in de zin van 24 uur per dag zorg in de nabijheid van het kind of permanent toezicht op grond van de Wlz, waarvoor zondermeer dubbele kinderbijslag voor het thuiswonende kind kan worden toegekend, beoordeelt het CIZ de zorgbehoefte van het kind op twee voorwaarden. Ten eerste dient het kind ernstig beperkt te zijn in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard. Deze voorwaarde vergt een objectief medische diagnose. Ten tweede dient de verzorging en oppassing van de ouders in ernstige mate te worden verzwaard ten opzichte van gezonde kinderen. De beoordeling vindt plaats op de items lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, mobiliteit, medische verzorging, gedrag, communicatie, alleen thuis zijn, begeleiding buitenshuis en bezighouden, en handreikingen. Op ieder item kan één punt door het CIZ worden toegekend. Er wordt een punt toegekend indien er sprake is van een zware zorgbehoefte op het gebied van dat item. Zo wordt een punt toegekend op het item «eten en drinken» wanneer het kind bijvoorbeeld sondevoeding krijgt.
De aanvrager dient een medisch vragenformulier in te vullen, zodat de zorgbehoefte zorgvuldig onderzocht kan worden. Ouders hebben de ruimte om in dit formulier de situatie toe te lichten.
De leeftijd van het kind speelt ook een rol bij de beoordeling op de items en bij het benodigde minimaal aantal punten voor een positief advies. Omdat jonge kinderen in het algemeen meer verzorging nodig hebben dan oudere kinderen, is het minimum aantal punten dat vereist is, wil er sprake zijn van intensieve zorg, afhankelijk van de leeftijd.
Klopt het dat u in een brief op de hoogte bent gesteld van het feit dat ouders van kinderen met autisme die voor 2015 recht hadden op de TOG, nu regelmatig worden afgewezen voor het recht op dubbele kindertoeslag? Kunt u op deze brief reageren?
Via de twee brieven die ik door tussenkomst van Kamerleden heb ontvangen ben ik ermee bekend dat ouders van autistische kinderen, die voorheen wel in aanmerking kwamen voor de TOG, soms geen recht hebben op dubbele kinderbijslag. Ik zal op deze brieven reageren.
Hoe wordt bepaald of kinderen aan de criteria van het CIZ voldoen? Kunt u toelichten of deze criteria wel goed toepasbaar voor alle doelgroepen, waaronder kinderen met psychiatrische aandoeningen zoals autisme?
Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2.
Op basis van een analyse van het CIZ over de eerste drie kwartalen van 2016 blijkt dat adviesaanvragen voor kinderen met autisme (70–75% kinderen met autisme krijgt een positieve indicatie) vergeleken met de totale omvang van de groep kinderen waarvoor dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg door het CIZ een advies wordt afgegeven (69% van de nieuwe aanvragen en her-indicaties krijgt een positief advies), niet vaker worden afgewezen voor dubbele kinderbijslag. Wel kan het zijn dat voor een kind waarvoor voorheen recht op TOG bestond geen recht op dubbele kinderbijslag bestaat, omdat de zorgbehoefte bijvoorbeeld door de jaren heen is veranderd.
Ik acht de criteria goed toepasbaar voor alle doelgroepen.
Hoe worden de scores toegekend aan criteria en houdt deze manier van scoren voldoende rekening met psychiatrische aandoeningen? Waarom wel of niet?
Een medische diagnose voor een aandoening leidt niet één op één tot intensieve zorg. Om te beoordelen of er sprake is van een intensieve zorgbehoefte wordt de zorgbehoefte op twee terreinen beoordeeld, namelijk: verzorging en oppassing, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2.
Het beoordelingskader is eind 2015 door middel van een interne expertmeeting door het CIZ geëvalueerd. Daarbij is ook gekeken naar de verschillende doelgroepen. Ik acht de criteria dan ook houdbaar.
Indien niet bekend is of de criteria en scores voldoende rekening houden met psychiatrische aandoeningen, bent u dan bereid de signalen van ouders dat deze criteria en vooral de scores niet geschikt zijn voor het beoordelen van psychiatrische aandoeningen, verder te onderzoeken?
Op basis van voorgaande beantwoording zie ik op dit moment geen aanleiding om het huidige beoordelingskader te herzien. Of de scores voldoende rekening houden met de verschillende soorten aandoeningen wordt periodiek door het CIZ geëvalueerd.
Hoe worden ouders geïnformeerd over het indicatiebesluit van het CIZ en hoe worden het besluit, de scores en de criteria onderbouwd richting de ouders? Bent u van mening dat de informatie richting de ouders over de besluitvorming voldoende is? Waarom wel/niet?
Het CIZ brengt een positief of een negatief advies uit aan de SVB. Ouders worden bij een negatief advies door het CIZ telefonisch geïnformeerd. Hiertoe worden een aantal pogingen gedaan. Tijdens dit telefoongesprek hebben ouders de mogelijkheid vragen te stellen over het advies van het CIZ, waarbij het CIZ een toelichting geeft op het advies. De SVB stuurt vervolgens op basis van het advies van het CIZ een beschikking aan de ouder(s).
Ik ben van mening dat ouders door middel van de telefonische toelichting door het CIZ voldoende worden geïnformeerd.
Hoe kunnen ouders bezwaar maken tegen de indicatiestelling van het CIZ? In hoeveel gevallen is er bezwaar gemaakt? Wat is/wordt hier mee gedaan?
Ouders kunnen bezwaar maken tegen de beschikking van de SVB. Deze beschikking is gebaseerd op het advies van het CIZ. Indien een ouder het niet eens is met de beschikking kan de ouder in bezwaar gaan bij de SVB. In alle gevallen waarbij sprake is van bezwaar tegen een negatieve beschikking wordt door de SVB een nieuwe adviesaanvraag bij het CIZ ingediend. In het tweede kwartaal van 2016 zijn er in totaal 146 bezwaren ingediend bij de SVB. In 75 gevallen heeft het CIZ alsnog een positief advies uitgebracht. Het CIZ geeft aan dat een van de verklaringen hiervoor kan zijn dat ouders in de bezwaarfase alsnog (nieuwe) informatie aanleveren. Indien uit onderzoek niet duidelijk blijkt dat er een positief advies gegeven kan worden, wordt een hoorzitting georganiseerd door de SVB. Het CIZ is bij de hoorzitting aanwezig om een toelichting te geven op de medische afweging die heeft geleid tot het advies.
Wanneer een ouder een klacht meldt bij de SVB en dit over de (medische) advisering gaat, dan neemt de SVB contact op met het CIZ. Afhankelijk van de aard van de klacht wordt er door het CIZ contact opgenomen met de klant.
Levert het afschaffen van de TOG geld op omdat er minder wordt uitgegeven aan dubbele kinderbijslag dan werd uitgegeven aan de TOG? Zo ja, kunt u dit verklaren? Vindt u dit wenselijk?
In 2014 waren er 23.535 kinderen1 waarvoor recht op TOG bestond. Over het tweede kwartaal van 2016 werd voor 23.678 thuiswonende kinderen dubbele kinderbijslag wegens intensieve zorg uitbetaald. Tussenliggende perioden laten ongeveer vergelijkbare aantallen zien. Het totale aantal kinderen waarvoor dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg wordt uitbetaald is dus nagenoeg gelijk gebleven.
Bent u van mening dat ouders met kinderen met psychiatrische aandoeningen, waaronder autisme, nadelige financiële gevolgen ondervinden van het afschaffen van de TOG? Zo ja, hoe wilt u dit oplossen? Zo nee, waarom deelt u deze mening van deze ouders niet?
Ik deel deze mening niet. Ouders van kinderen met psychiatrische aandoeningen komen evenals ouders van kinderen met andere aandoeningen, wanneer sprake is van intensieve zorg, in aanmerking voor dubbele kinderbijslag. Het is onvermijdelijk dat ouders die eerst voldeden aan de criteria voor de TOG na een beoordeling op basis van het nieuwe beoordelingskader worden afgewezen voor dubbele kinderbijslag, financiële gevolgen ondervinden. Dit geldt ook voor andere ouders die niet in aanmerking komen voor dubbele kinderbijslag wegens intensieve zorg op grond van het nieuwe beoordelingskader.
Het topinkomen van een ambtenaar |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Nieuwe opwinding over GIEL-salaris»?1
Ja.
Is het waar dat de genoemde radiomaker bij de publieke omroep en dus grotendeels uit publieke middelen gefinancierd, 5,6 ton per jaar verdient? Zo nee, wat is het inkomen dan wel? Zo nee, kunt u dan wel bevestigen dat het inkomen boven het maximum van de Wet Normering Topinkomens, per 2017 is dat 181.000 euro, ligt?
Het salaris van een aantal presentatoren bij de landelijke publieke omroep ligt boven de openbaarmakingsnorm van de Wet Normering Topinkomens (WNT). Dat is ook de reden dat dit in het jaarverslag van de betreffende instellingen is opgenomen. Of het in het artikel genoemde salaris klopt is niet af te leiden uit informatie die op grond van de WNT openbaar moet worden gemaakt. De WNT legt aan WNT-instellingen de verplichting op de bezoldiging (of ontslagvergoeding) van niet-topfunctionarissen openbaar te maken in het jaarverslag, indien het bedrag boven de algemene WNT-norm ligt. Hierbij moet alleen de functienaam worden gebruikt en dus niet de persoonsnaam. De instellingsaccountant controleert de bedragen in de WNT-opgave van het jaarverslag.
Uit het persbericht van de NPO van 16 december jongstleden blijkt voorts dat een presentator, naast diens werkzaamheden voor één van de omroeporganisaties, ook tegen betaling andere werkzaamheden voor de NPO verrichtte. De NPO kondigde hierbij aan haar inhuur- en beloningsbeleid aan te passen. Uit de informatie van de NPO die mij is verstrekt, blijkt dat het gaat om externe inhuur.
Los van de vraag of dit alles binnen de geldende wettelijke kaders past, vind ik een salaris boven de openbaarmakingsnorm van de WNT (in 2015: € 178.000) hoogst onwenselijk. Dat past niet bij een publieke organisatie die met publieke middelen wordt gefinancierd. Ik heb de publieke omroep gesommeerd mij op korte termijn te laten weten welke concrete vervolgstappen zij voornemens is te zetten op het terrein van een meer verantwoord inhuur- en beloningsbeleid.
Hoeveel uur per week is deze radiomaker in dienst bij de publieke omroep?
De in de WNT-opgave van het jaarverslag van BNN-VARA opgenomen niet-topfunctionarissen hebben een dienstverband met een omvang van 1,0 fte.
Zoals in het persbericht van de NPO (d.d. 16 december 2016) is aangegeven, blijkt dat één presentator, naast werkzaamheden als presentator voor een van de omroeporganisaties, extern is ingehuurd door de NPO. Uit de aan mij verstrekte informatie kan ik niet opmaken welke specifieke taken zouden moeten worden verricht of hoeveel uren met de inhuur zijn gemoeid.
In algemene zin vind ik het stapelen van salarissen en functies betaald uit publieke middelen, voor in totaal meer dan 1 fte, hoogst ongewenst. De NPO heeft aangekondigd zelf maatregelen te nemen om onwenselijke stapeling van salarissen en functies in de toekomst te voorkomen.
Deelt u de mening dat een inkomen van 5,6 ton, betaald uit belastinggeld, te hoog is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Een salaris van € 560.000 vind ik niet redelijk voor een medewerker van de publieke omroep. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, vind ik een salaris boven de openbaarmakingsnorm van de WNT hoogst onwenselijk. Het kabinet voert een helder topinkomensbeleid. De essentie daarvan is het tegengaan van bovenmatige bezoldigingen en het realiseren van een evenwichtig, verantwoord en maatschappelijk aanvaardbaar bezoldigingsniveau in de (semi)publieke sector. Om ook niet-topfunctionarissen, zoals presentatoren, onder de normering van de WNT te brengen (nu geldt alleen openbaarmaking), is de WNT-3 in voorbereiding.
Hoeveel werknemers in dienst bij de publieke omroep verdienen meer dan 181.000 euro per jaar en hoe hoog zijn hun inkomens?
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stuurt – conform het bepaalde in de WNT – jaarlijks de WNT-jaarrapportage naar uw Kamer. Daarin is onder andere een overzicht opgenomen van niet-topfunctionarissen met een bezoldiging boven het WNT-maximum. In 2015 zijn er in de sector «Media» 22 niet-topfunctionarissen met een bezoldiging boven de openbaarmakingsnorm van de WNT opgegeven. Voor de specifieke gegevens verwijs ik u naar de WNT-jaarrapportage over het jaar 2015 die deze week aan uw Kamer is aangeboden.
Deelt u de mening dat ook werknemers van publieke omroepen onder de werking van de Wet Normering Topinkomens zouden moeten komen te vallen en derhalve een maximaal inkomen van 181.000 euro zouden moeten gaan verdienen? Zo ja, op welke termijn gaat u de wet aanpassen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
De WNT is reeds van toepassing op niet-topfunctionarissen, voor zover het de verplichting betreft om de bezoldiging (of ontslagvergoeding) in het jaarverslag openbaar te maken, als die boven het algemene WNT-maximum uitkomt. Het kabinet wil daarnaast dat de wettelijke bezoldigingsnorm ook op niet-topfunctionarissen in de (semi)publieke sector van toepassing wordt, dus ook op presentatoren, programmakers, radiodj’s en dergelijke bij de publieke omroep. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft eerder dit jaar een wetsontwerp met deze strekking, de zogenaamde «WNT-3», ter consultatie op internet gepubliceerd. Nu de resultaten van de internetconsultatie zijn verwerkt wordt de WNT-3 naar verwachting binnenkort voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd.
De onzichtbare samenwerking van het ministerie van VWS met The Commonwealth Fund, Celsus en IQ healthcare |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Naar aanleiding van uw antwoord op eerdere vragen: kunt u aangeven hoe de samenwerking met The Commonwealth Fund tot stand is gekomen? Wie nam het initiatief om wie te benaderen en speelde daar een derde partij nog een rol in? Kunt u een reconstructie geven?1
In 2006 heeft mijn ambtsvoorganger een lezing verzorgd tijdens het 9de internationaal symposium van The Commonwealth Fund. De uitnodiging hiertoe kwam van The Commonwealth Fund. De contacten tussen Nederland en het Commonwealth Fund (CWF) zijn mede tot stand gekomen dankzij de directeur van het toenmalige Center for Quality of Care Research, van het Radboud UMC, prof.dr. R. Grol. Dit instituut is de voorganger van het huidige IQ Healthcare. Het Commonwealth Fund heeft in 2006 te kennen gegeven geïnteresseerd te zijn in samenwerking met Nederland op twee programma’s, te weten het internationaal landenvergelijkend onderzoek (International Health policy survey) en het Harkness Fellowship programma. In 2007 is hierover contact geweest tussen het ministerie en The Commonwealth Fund, waarna is besloten om voor drie jaar deel te nemen aan het vergelijkende onderzoek, via het toenmalige Center for Quality of Care Research. Ook is besloten dat het ministerie het Harkness Fellowship wilde ondersteunen voor drie jaar. Naar aanleiding van deze overeenstemming is een «Statement of Understanding» opgesteld waarin partijen zich committeren aan het ondersteunen van twee fellowships. Op basis van deze overeenkomst is de samenwerking gecontinueerd tot op heden.
Welke argumenten zijn er gewisseld om de samenwerking niet bekend te maken, en niet zichtbaar te vermelden in de VWS-begrotingen?
De bijdragen aan de International Health policy survey en de Harkness fellowship betreffen op het geheel van de begroting dermate geringe posten dat is afgezien van separate vermelding. Er zijn voorzover mij bekend geen andere argumenten gewisseld.
Kunt u per jaar aangeven, sinds de samenwerking vanaf 2006, welke kosten uw ministerie heeft gemaakt in het kader van deze samenwerking? Kunt u daarbij de kosten vermelden voor survey-onderzoek, kosten voor studiebeurzen, kosten voor het bezoeken van congressen, kosten voor het ontvangen van delegaties van The Commonwealth Fund die Nederland bezochten, en mogelijke andere kosten die samenhangen met de samenwerking, met vermelding van de reden van de kosten?
In onderstaande tabel staan de uitgaven (in euro’s) die VWS heeft gedaan sinds de start van de samenwerkingsprogramma’s met het Commonwealth Fund.
Jaar
International Health Policy survey
Harkness fellowship
2007
47.600
nvt
2008
40.000
nvt
2009
40.000
80.000
2010
40.000
105.000
2011
40.000
85.000
2012
112.2932
89.073
2013
146.240
2014
nvt3
2015
38.000
154.777
2016
44.000
135.462
In deze jaren is sprake geweest van een meerjarige projectsubsidie
In 2014 is er geen fellow gesponsord
Gegevens over overige kosten die gemoeid zijn met de samenwerking met het Commonwealth Fund worden niet apart bijgehouden en kunnen dus niet worden verstrekt.
Kunt u tevens voor dezelfde jaren aangeven hoeveel geld uw ministerie uitgaf aan het doen van extern onderzoek, en de onderzoeksbureaus die dit onderzoek deden?
De administratieve systemen van VWS zijn – conform rijksbrede voorschriften – niet zodanig ingericht dat deze vraag kan worden beantwoord. Onderzoek vormt geen aparte uitgavencategorie binnen de administratie.
Op verzoek van uw Kamer wordt vanaf najaar 2015 een overzicht van alle beleidsrelevante VWS-onderzoeken gepubliceerd op het VWS-deel van de website van de rijksoverheid (www.Rijksoverheid.nl). Conform de toezegging aan uw Kamer wordt vanaf dat moment met terugwerkende kracht het overzicht gepubliceerd van alle beleidsrelevante onderzoeksrapporten van 17 concernorganisaties en kennisinstellingen die vanaf april 2015 zijn verschenen. Omdat VWS deel uitmaakt van de pilot Open Overheid van het Ministerie van BZK worden in het overzicht ook alle sinds die datum verschenen rapporten van het door VWS uitgezette opdrachtonderzoek onder ARVODI-voorwaarden opgenomen. Het totaaloverzicht wordt maandelijks achteraf geactualiseerd.
Klopt het dat bezoeken aan congressen van The Commonwealth Fund niet voldoen aan de VWS-gedragsregels, waarin bepaald is dat bezoeken van congressen van externe partijen, inclusief reis- en verblijfkosten, worden betaald door uw ministerie teneinde de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen?2
Nee, dat klopt niet. Het besluit «Bestuurskostenbeleid VWS» van november 2015 bepaalt de omgang met zogenaamde functionele kosten, die specifiek verbonden zijn aan de uitvoering van de taken van leidinggevenden. In dit besluit wordt vermeld dat kosten voor deelname aan congressen door VWS worden betaald. Er geldt echter een uitzondering voor congressen van internationale samenwerkingsverbanden en overheden, waarin reeds voorzien is in de kosten. De bijdrage en deelname van het ministerie aan The Commonwealth Fund heeft betrekking op twee internationale samenwerkingsprogramma’s, het «Harkness Fellowship» en het «International Health Policy Survey». Deze twee samenwerkingsprogramma’s hebben als onderzoeksthema internationale samenwerking en vergelijkingen/benchmarks met publieke organisaties uit 11 landen5. The Commonwealth Fund organiseert en coördineert deze internationale samenwerking en de publieke partners dragen bij aan de kosten, zo ook het ministerie. De activiteiten en bijbehorende congressen hebben nadrukkelijk geen commercieel karakter, maar zijn gericht op het terugkoppelen van de resultaten van de programma’s aan academici en overheden. Gelet op deze feiten en omstandigheden voldoet het bezoek van deze congressen aan deze gedragsregels.
Heeft u zich tijdens de debatten over «Integriteit en Verwevenheid» en het functioneren van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geen moment gerealiseerd dat u met de onvermelde relatie met The Commonwealth Fund risico liep?3
De samenwerking rondom de twee programma’s en het bezoek aan de congressen van The Commonwealth Fund voldoet aan de interne gedragsregels en het declaratiebeleid van het ministerie. Er is daarom geen reden om dit apart te vermelden in de bovengenoemde debatten.
Hoe verklaart u dat u tijdens deze debatten de stelling innam dat uw ministerie voldoende integriteitsmanagement heeft, en u niet de mogelijkheid heeft aangegrepen te vertellen over de samenwerking met The Commonwealth Fund?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is de bijdrage van uw ministerie aan Celsus, een academie voor betaalbare zorg, tot stand gekomen? Wie nam het initiatief tot deze samenwerking? Kunt u een reconstructie geven?
Er is sprake van een meerjarige opdracht die in 2012 door VWS is aanbesteed. Met deze opdracht werd beoogd wetenschappelijk onderzoek naar en kennis van de aanpak van betaalbaarheid (met name in de combinatie met kwaliteit van zorg) te bevorderen en de interactie tussen beleid en kennis te versterken. Ik acht dit ook in het belang van goede beleidsvoering over Kabinetsperioden heen. De opdracht is gegund aan Radboud UMC, en op 22 november 2012 is een samenwerkingsovereenkomst tot stand gekomen waarin afspraken zijn gemaakt over onder andere zaken als de programmering, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kennisdisseminatie, financiële verslaglegging en rapportage, en co-financiering door Radboud UMC. Ook is overeengekomen dat het kennisprogramma op termijn zou leiden tot oprichting van een leerstoel. RadboudUMC kiest overigens zijn eigen speerpunten binnen haar eigen leerstoelenplan, waaronder dus ook deze positie. Deze kon na een zorgvuldige onafhankelijke procedure en toetsing van aantoonbare wetenschappelijke kwaliteiten worden vervuld door een van mijn medewerkers. Na de gebruikelijke uitvoerige academische toetsingsprocedure is prof.dr.P.P.T. Jeurissen met ingang van 15 februari 2016 benoemd tot bijzonder hoogleraar betaalbaarheid van de zorg. Daarvoor gelden onverkort alle regelingen die dienen ter borging van de academisch onafhankelijkheid en kwaliteit van onderzoek.
Ik verwijs u naar de jaarverslagen van Celsus voor een overzicht van alle activiteiten. Ik zal de Kamer informeren als de resultaten van dit meerjarig kennisprogramma eind 2017 beschikbaar komen.
Waarom is besloten de Kamer niet te informeren over het aangaan van de samenwerking met IQ healthcare, onderdeel van de Radboud universiteit? Waarom is er ten behoeve van transparantie besloten de bijdragen van uw ministerie onzichtbaar te houden in de VWS-begrotingen?
VWS zet op min of meer continue basis allerlei onderzoek uit. Afhankelijk van de specifieke vragen en de relatie tot de parlementaire agenda wordt de Kamer specifiek geïnformeerd. Onderzoeksresultaten die tussentijds beschikbaar komen zijn openbaar en/of worden in wetenschappelijke tijdschriften dan wel anderszins gepubliceerd. Voor wat betreft Celsus worden alle onderzoekrapporten en artikelen online gepubliceerd. In de periodieke nieuwsbrief en het jaarbericht van Celsus wordt verslag gedaan van de activiteiten, publicaties en programma’s van Celsus. In het jaarbericht staan ook alle medewerkers en samenwerkingspartners genoemd. Deze stukken worden online gepubliceerd. Daarnaast publiceert Celsus audiovisuele informatie via het eigen youtube kanaal.
Voor het kennisprogramma is maximaal 2,7 miljoen beschikbaar in de jaren 2012–2017. Deze uitgaven voor Celsus staan na een opstartfase sinds 2015 ook specifiek zichtbaar in de begroting gemeld. Het programma is opgezet voor een periode van 5 jaren en zal aan het einde van deze periode, dat is in 2017, worden geëvalueerd. Bij afronding van het programma zal de Kamer met een evaluatierapport over de resultaten worden geïnformeerd.
Kunt een aangeven welke opdrachten Celsus en IQ healthcare in de afgelopen jaren van het Ministerie van VWS hebben gekregen? Welke bedragen waren daarmee gemoeid?
Behalve het onderzoek wat in de loop van het jaar wordt uitgevoerd in het kader van de jaarlijks vastgestelde begroting van het Celsus programma, heeft VWS in het kader van de overeenkomst «trekkingsrechten» om ad hoc kortdurend wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten. Dit brengt meerkosten mee ten opzichte van de jaarlijks vastgestelde begroting. Zo wordt geborgd dat kennis op korte termijn voor publieke doeleinden beschikbaar is. Voor meerkosten voor onderzoek dat onder deze trekkingsrechten valt was in 2016 een bedrag gemoeid van zevenentwintigduizend euro. Overigens blijven de uitgaven voor Celsus daarmee binnen de uitgavenkaders van de meerjarenovereenkomst.
Er is in de afgelopen jaren, anders dan het eerder genoemde onderzoek ten behoeve van het Commonwealth Fund en Celsus, geen sprake geweest van andere directe financiële relaties of opdrachten van het Ministerie van VWS in de richting van IQ healthcare. Wel is mij bekend dat IQ Healthcare deelneemt aan andere programma’s waarbij sprake is van financiering vanuit VWS, zoals van ZonMW.
Kunt u een overzicht geven van andere kosten die uw ministerie heeft gemaakt in de samenwerking met Celsus en IQ healthcare, die niet direct samenhangen met de onderzoeksgroep – inclusief leerstoel – of onderzoeken, maar bijvoorbeeld met het bezoeken van congressen, reizen naar het buitenland, werkbezoeken en alle mogelijke andere activiteiten?
Buiten de opdrachten die aan Celsus zijn verleend worden geen kosten gemaakt voor de samenwerking in het kader van Celsus behalve die samenhangen met de gebruikelijke inzet voor accountbeheer en kennisdisseminatie. Kennisdisseminatie maakt deel uit van de verleende opdracht en impliceert ondermeer dat ambtenaren tijd besteden en soms ook reiskosten maken (treinkaartjes e.d.) om kennis te nemen van de opbrengsten van tussentijds onderzoek, zoals men overigens ook met andere partijen spreekt om de eigen kennis en kunde op peil te houden.
Waarom bent u niet ingegaan op de vragen die gesteld zijn over de vragen die betrekking hebben op uw ambtenaar die tevens het bijzonder hoogleraarschap «Betaalbare zorg» vervult? Kunt u een reconstructie geven van de totstandkoming van deze dubbelfunctie?4
Ik ben eerder ingegaan op de wijze waarop kandidaten worden geselecteerd voor een Harkness fellowship, inclusief de rol van de leden van de selectiecommissie en de vertegenwoordiger van VWS daarin. Ten aanzien van het bijzonder hoogleraarschap kan ik u melden dat het vaker voorkomt binnen de rijksoverheid dat ambtenaren een dergelijke functie hebben. Voorts verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 8 hierboven.
Waarom geeft u geen antwoord op de vragen die gesteld zijn over de loyaliteit die onderzoekers en ambtenaren voelen jegens de verstrekker van dure studiebeurzen? Kunt u deze vragen alsnog beantwoorden?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op de eerder door u gestelde vragen van 24 november 2016.
Hoeveel mensen zijn inmiddels betrokken bij de verschillende reizen, congressen, studiebeurzen en onderzoeksopdrachten die lopen via de samenwerking met The Commonwealth Fund en Celsus/IQ healthcare? Welke posities bekleden zij nu?
Voor zover ambtenaren van VWS meewerken aan reizen, congressen en onderzoeksopdrachten die betrekken hebben op de samenwerking met The Commonwealth Fund behoort dit tot de uitoefening van hun functie. Hetzelfde geldt voor de samenwerking met RadboudUMC/IQ healthcare inzake het Celsus programma. Het is niet mogelijk om hiervan een volledig overzicht te geven. Voor wat betreft de Nederlandse Harkness fellows verwijs ik nogmaals naar de website van het Commonwealth Fund.
Bent u bereid, gezien het feit dat u de eerdere vragen binnen drie dagen beantwoordde, deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Gelet op de tijd die benodigd is voor het opzoeken van informatie over de voorgeschiedenis is dit niet mogelijk gebleken.
De inmenging in kerkelijke vieringen door de gemeente Eindhoven |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de gemeente Eindhoven een langjarige bruikleenovereenkomst voor de Catharinakerk zodanig uitlegt dat onderhoud van het orgel alleen plaatsvindt als de kerkelijke gemeente kerkelijke vieringen op een andere manier vorm gaat geven?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
Vindt u het verantwoord wanneer een college zich bij het in bruikleen geven van een gebouw de gebruiker onder druk zet en zich gaat bemoeien met de invulling van de kerkelijke vieringen?
De gemeente Eindhoven is in 1974 eigenaar geworden van de Catharinakerk door de kerk te kopen van de parochie. De parochie mag de kerk om niet blijven gebruiken zo is toen afgesproken, waartoe een bruikleenovereenkomst is opgesteld. In die bruikleenovereenkomst zijn tevens afspraken opgenomen over het gebruik van de kerk door de gemeente. Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van vijftig jaren, met de mogelijkheid tot verlenging ervan.
Ik heb begrip voor de wens van de gemeente, als eigenaar van de kerk, dat de kerk ingezet wordt voor maatschappelijke doeleinden. In een tijd waarin het steeds moeilijker is om religieus erfgoed in gebruik te houden kan het vinden van een neven- of herbestemming van belang zijn voor het behoud ervan. Over onder meer het gebruik van de kerk voor die doeleinden zijn echter afspraken gemaakt in de bruikleenovereenkomst. Onder meer is afgesproken dat het gebruik van de kerk door de gemeente voor bijvoorbeeld concerten en herdenkingen is toegestaan, mits het niet in strijd is met het karakter van de Rooms-Katholieke eredienst.
Dat de in 1974 gemaakte afspraken door het college thans als een beperking van de gebruiksmogelijkheden worden ervaren doet niet af aan het gegeven dat deze wel leidend zijn. Indien aanpassing van de afspraken gewenst wordt, dan kunnen partijen hiertoe overgaan bij wederzijds goedvinden. Zolang de afspraken niet na wederzijds goedvinden wijzigen, dienen partijen uitvoering te geven aan de rechten en plichten die uit de bruikleenovereenkomst voortvloeien. Het uitoefenen van druk daarbij is door geen van de partijen passend.
Wat is uw opvatting over de visie van de gemeente Eindhoven dat geld, dat beschikbaar is voor een noodzakelijke restauratie van een pand of bijvoorbeeld historisch orgel, niet gebruikt wordt vanwege de visie van de gebruiker op de invulling van kerkelijke vieringen? Hoe verhoudt deze opstelling van de gemeente zich tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het cultuurgoed op basis van de Erfgoedwet, mede in het licht van de gesloten bruikleenovereenkomst?
De kerk is een rijksmonument. Iedere eigenaar van een rijksmonument is in het kader van de Erfgoedwet verplicht het voor de instandhouding noodzakelijke onderhoud te plegen (artikel 10.18 in samenhang met artikel 11, eerste lid, Monumentenwet 1988). Die plicht staat geheel los van de wijze waarop de afspraken uit de bruikleenovereenkomst door partijen ervaren worden, en mag dan ook niet daaraan worden verbonden.
Deelt u de mening dat een gemeentebestuur zich – mede in het licht van de verschillende taken van kerk en staat – verre moet houden van inmenging in kerkelijke aangelegenheden?
Overheidsbemoeienis met religieuze aangelegenheden mag zich niet uitstrekken tot het geloof zelf, de wijze waarop het geloof wordt beleden of tot interne kerkelijke aangelegenheden.
Deelt u de mening dat een gemeentebestuur van een kerkelijke gemeenschap niet mag eisen om bijvoorbeeld het kerkgebouw te laten gebruiken door moslims, die het gebouw als gebedsruimte willen gebruiken, of door andere (geloofs)groepen?
In antwoord op de vragen 5 en 6 verwijs ik allereerst naar het antwoord op vraag 4. In een situatie (zoals de onderhavige) dat de gemeente eigenaar is van een kerkgebouw, maar deze aan een kerkbestuur ter beschikking heeft gesteld, kunnen er (in een bruikleenovereenkomst) bijvoorbeeld afspraken worden gemaakt over het gebruik van het gebouw door derden voor de momenten dat het gebouw niet door de bruikleennemer (voor religieuze vieringen) wordt gebruikt.
Wanneer bij dergelijke afspraken een grote mate van zeggenschap over (de aard van) het gebruik wordt gelaten aan de bruikleennemer en dergelijke afspraken na verloop van tijd door de bruikleengever als knellend wordt ervaren, kan – al dan niet met behulp van een mediator – overleg daarover plaatsvinden en bezien worden of het mogelijk is tot aanpassing van de bruikleenovereenkomst te komen. Indien aanpassing niet mogelijk blijkt, zijn partijen gebonden aan de bruikleenovereenkomst totdat die overeenkomst ophoudt te bestaan. Zoals ook in het antwoord op vraag 3 is aangegeven laat een verschil van mening over de wenselijkheid van het voortbestaan van gemaakte afspraken onverlet dat de eigenaar van een monument verantwoordelijk is voor het noodzakelijke onderhoud van het gebouw in kwestie.
Tot slot zij opgemerkt dat blijkens de bruikleenovereenkomst – anders dan het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven in antwoord op schriftelijke vragen van een lid van de gemeenteraad heeft geantwoord op 29 november 2016, waar de in vraag 6 aangehaalde zinsnede in voorkomt – voor het houden van interkerkelijke of oecumenische activiteiten of bijeenkomsten als zodanig geen toestemming van de Bisschop van Den Bosch vereist is. De toestemming ziet op de deelname van Rooms-Katholieke zijde aan die bijeenkomsten of activiteiten.
Maakt het hierbij nog verschil dat in de bruikleenovereenkomst uitdrukkelijk is bepaald: «...waarbij dit niet in strijd mag zijn met het karakter van de Rooms-Katholieke eredienst. Voor interkerkelijke of oecumenische bijeenkomsten of activiteiten is hierbij toestemming van de bisschop van Den Bosch vereist.»?2
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de gemeente Eindhoven erop te wijzen dat de overheid zich moet onthouden van een dergelijke inmenging?
Zoals in antwoord op de voorgaande vragen is gebleken hebben de gemeente en de parochie afspraken gemaakt over het gebruik van de kerk. Ik meng mij niet in die afspraken. Ik vertrouw erop dat partijen hun verantwoordelijkheid nemen in het behoud van het rijksmonument.
Geheime contracten en onzorgvuldige begeleiding van deelnemers bij RTL-programma’s rond hulp-tv |
|
Jasper van Dijk , Mohammed Mohandis (PvdA), Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving rondom hulpprogramma’s bij RTL, waarbij kwetsbare deelnemers misleid worden, aan vergaande, geheime contracten gebonden zijn en waarbij het programma voorop lijkt te staan en niet het welzijn van deelnemers?1 Zo ja, hoe beoordeelt u deze programma’s en de rol van RTL als verantwoordelijke omroep in dezen?
Ja. Tijdens het debat in de Tweede Kamer over de mediabegroting op 28 november jongstleden heb ik mijn zorg uitgesproken. Zie verder het antwoord op de vragen hierna.
Deelt u de mening dat de programmamakers onwenselijk en onzorgvuldig handelen wanneer deelnemers vergaande en geheime contracten moeten ondertekenen, deze niet zelf ter beschikking krijgen en wanneer gefilmde therapie- of behandelsessies onder hoge druk en tempo tot stand komen? Zo nee, waarom niet?
Producenten van programma’s en omroepen hebben een verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met mensen die deelnemen aan hun programma’s. Uiteraard hebben ook deelnemers een eigen verantwoordelijkheid om af te wegen of zij wel of niet aan een dergelijk programma meewerken. Deelnemers kunnen soms echter gemakkelijk in een afhankelijke positie terechtkomen of gebracht worden. Daar hoort geen misbruik van gemaakt te worden. De Mediawet 2008 bevat daar geen regels voor en ik zie ook geen aanleiding om daar wettelijke regels voor te stellen. Dit is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de producenten, omroepen en deelnemers zelf. Hoewel RTL onder Luxemburgs toezicht valt is contact opgenomen met RTL. RTL wil een verantwoordelijk mediabedrijf zijn dat oog heeft voor de belangen waarvoor zowel vanuit de politiek als de samenleving bescherming wordt gevraagd. RTL zegt ook geschrokken te zijn van de berichten. En hoewel contracten met deelnemers veelal door de producenten worden gesloten, voelt RTL zich wel degelijk verantwoordelijk. RTL zegt niet op een dergelijke manier met mensen te willen omgaan en heeft toegezegd uit te zullen zoeken of deelnemers aan zijn hulpprogramma’s goed worden behandeld. Verder heeft RTL laten weten bereid te zijn en inmiddels doende te zijn om de eigen mediagedragscode hierop te bezien. RTL heeft uw Kamer over de resultaten van beide acties op 16 december jongstleden per brief geïnformeerd. Deze treft u als bijlage aan3.
Als het gaat om de medische kant van de zaak en de verantwoordelijkheden van zorgverleners, verwijs ik naar de antwoorden van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de Kamervragen van de leden Van Gerven, Leijten en Jasper van Dijk (SP) over het commerciële tv-programma «een nieuw begin»? (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 791) en het Kamerlid De Lange (VVD) over medische gevolgen van hulptelevisieprogramma’s (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 756).
Bent u van mening dat u op dit moment voldoende wettelijke middelen heeft om excessen en onzorgvuldig handelen, bij het voorbereiden, het maken en de nazorg bij dergelijke programma’s met vaak kwetsbare deelnemers, aan te pakken? Zo ja, welke wettelijke mogelijkheden ziet u om mediabedrijven als RTL maar ook de aan deze programma’s gelieerde zorginstellingen, aan te spreken op een maatschappelijk en juridisch verantwoorde rol, voorzien van correcte begeleiding en nazorg richting de deelnemers aan deze programma’s? Zo nee, op welke wijze denkt u wel meer mogelijkheden te hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze wordt op dit moment het toezicht op deze programma’s vormgegeven en hoe wordt er beoordeeld of het daarmee verantwoord en zorgvuldig tot stand komt?
Zie antwoord vraag 2.
Laat u de Kamer weten welke stappen RTL gaat nemen, zoals toegezegd bij het debat over de Mediabegroting op 28 november jl.?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat RTL de eigen Mediacode aanpassen, naar aanleiding van de berichtgeving? Zo ja, op welke manier?2
Zie antwoord vraag 2.
Commerciële winkels zoals brillen en gehoorapparaten verkopers die inzage hebben in gegevens van verzekerden |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat, als een hulpmiddel zoals bril of gehoorapparaat nodig is, de medische vraag van een patiënt centraal dient te staan, en niet de maximalisering van de omzet van een zorgverlener?1
Ja.
Bent u ook van mening dat leveranciers van medische hulpmiddelen, zoals opticiëns en hoorwinkels een publiek doel nastreven (goede zorg, passende hulpmiddelen en bewaking van de betaalbaarheid van de zorg)? Hoe ziet u de nastreving hiervan in verhouding met hun gelijktijdige private doel (het maximaliseren van eigen omzet en winst)?
In een privaatrechtelijk vormgegeven Zorgverzekeringswet met sterke publieke waarborgen, kan de verzekering en de bijbehorende zorgverlening door private partijen worden uitgevoerd. Ik voeg daar aan toe dat vrijwel alle ziekenhuizen, zorginstellingen en zorgaanbieders in Nederland private organisaties zijn.
Bent u op de hoogte van het feit dat vanuit een opticiën of audiciën die gelijktijdig een publieke als commerciële rol vervulen, informatie kan worden gezocht over de verzekeringspolis van mensen, met behulp van het landelijk communicatiepunt VECOZO (het internetportaal voor veilige communicatie in de zorg tussen zorgverzekeraars, zorgverleners en zorgkantoren)?
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat zorgverzekeraars aan opticiens en audiciens beperkte informatie geven over verzekerden. Via het VECOZO-portaal hebben zij toegang tot de dienst Controle op Verzekeringsrecht (COV) en uitsluitend inzicht bij welke zorgverzekeraar een basisverzekering met eventueel aanvullende pakketten zijn afgesloten. Bij het aangaan van een verzekering heeft de verzekerde daarvoor toestemming gegeven.
Toegang tot COV is alleen mogelijk als er een behandel- en/of declaratierelatie aanwezig is tussen zorgaanbieder en verzekerde en wordt gebruikt voor het informeren van de verzekerde over de hoogte van de vergoeding van zijn zorgverzekeraar. Het COV wordt ook gebruikt om de declaratie bij de juiste zorgverzekeraar te kunnen indienen als er sprake is van directe afwikkeling van de nota met de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar betaalt de vergoeding dan rechtstreeks aan de zorgverlener. Het gebruik van het portaal verlaagt de administratieve lasten en daardoor ook de kosten voor zowel verzekerde, zorgaanbieder als zorgverzekeraar.
De privacy is geborgd omdat er geen toegang is tot het historische zorggebruik of medische gegevens van de verzekerde. COV is nadrukkelijk niet bedoeld voor identificatie-, exploitatie- en/of commerciële doeleinden en een zorgaanbieder krijgt uitsluitend toegang tot COV indien deze een VECOZO-overeenkomst aangaat waarin afspraken over geheimhouding en vertrouwelijkheid zijn opgenomen.
Kunnen opticiëns en audiciëns via dataminin-verkoop en verzekeringsgegevens van klanten gebruiken voor commerciële doeleinden? Hoe kan dit worden voorkomen, en wie ziet daarop toe?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het ermee eens dat informatie over de verzekeringspolis van mensen slechts vanuit het publieke doel mag worden opgezocht, om bijvoorbeeld te kunnen controleren welke vergoeding personen kunnen krijgen van de zorgverzekeraar op basis van de verzekeringspolis?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kan worden geborgd dat controle van deze gegevens door een winkel slechts vanuit deze zorgtaak gebeurt? Hoe kan erop worden vertrouwd op juiste omgang met persoonsgegevens door dit soort partijen? Wie controleert dit, en welke sanctie staat op overtreding?
Zie antwoord vraag 3.
Bestaat er bijvoorbeeld een bepaalde richtlijn voor mensen die beroepsmatig bij de informatie over verzekeringspolissen kunnen? Bestaan er regels, zodat zij hier op een vertrouwelijke wijze mee om moeten gaan?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u ervan op de hoogte dat de zorgverzekeraar, de opticiën of hoorwinkel ook gegevens via deze database mogen uitwisselen om declaraties efficiënt te kunnen afhandelen? Met welke andere partijen worden deze data uitgewisseld, en onder welke voorwaarden mag dit?
Zie antwoord vraag 3.
Valt deze uitwisseling volgens u nog binnen het beoogde (publieke) doel, of zijn hier ook andere (commerciële) belangen mee gemoeid, waardoor het bijvoorbeeld voor reclame kan worden ingezet? Mag dit?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u ook de mogelijkheid tot datamining, en daarmee de vergaring van voor commerciële partijen waardevolle data, door de toegang die hulpmiddelenleveranciers hebben tot zowel verzekeringsgegevens als tegelijkertijd tot klantgegevens?
Zie antwoord vraag 3.
Wordt hier door bepaalde partijen binnen dit speelveld aan verdiend? Zo ja, hoeveel precies? Kan winst door datamining via gegevens van verzekerden worden voorkomen, of kan dit ten goede komen aan de premiebetaler?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u ook signalen ontvangen van zorgverzekeraars over ongewenste uitwisseling, oneigenlijke inzage van data of datamining met commercieel oogmerk? Zo nee, wilt u met hen hierover er in gesprek gaan? Vindt u deze signalen zorgelijk? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik heb hierover geen signalen ontvangen. Wanneer er concrete aanwijzingen zijn zal ik dit uiteraard met zorgverzekeraars bespreken.
Wat vindt u van de praktijken van bepaalde bedrijven die deze omgang met persoonlijke data gebruiken als verdienmodel?
In Nederland is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing op de verwerking van (medische) persoonsgegevens. Voor het gebruik van de medische gegevens is uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene nodig. Zonder die toestemming mogen gegevens niet voor een ander doel gebruikt worden. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is in Nederland belast met toezicht op de naleving van de privacywetgeving.
Vindt u het gewenst dat zorgaanbieders door bepaalde software (zoals Pien Support) snel kunnen inzien wat de eigen bijdrage zal zijn van de cliënt, of dat zorgaanbieders verschillende aspecten van de behandeling kunnen berekenen, en zelfs kunnen checken of de verzekering van de patiënt bijvoorbeeld nog ruimte biedt om een meer uitgebreide behandeling te doen, om zo het verzekerd budget «vol te maken»? Service is mooi, maar betaalt de premiebetaler hier uiteindelijk ook voor?
Ik vind het de taak van zorgverzekeraars om zo nodig afspraken te maken met zorgaanbieders over het gebruik van dergelijke softwareprogramma’s.
Zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders hebben een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de kwaliteit en doelmatigheid van ons zorgstelsel. Bij het bepalen van gepaste zorg dienen zorgaanbieders zich te laten leiden door de zorgbehoefte van de patiënt. Het aanzetten tot onnodig gebruik van (onnodig dure) zorg is ongewenst. Dit leidt tot hogere zorguitgaven en tot een stijging van de premie voor de basisverzekering of een aanvullende verzekering. Zorgverzekeraars kunnen in hun contracten aandacht besteden aan de wijze waarop zij omgaan met zorgaanbieders die aansporen tot het gebruik van onnodige of onnodig dure zorg. Het is de taak van de zorgverzekeraar, zorgverlener en patiënt om onnodig zorggebruik tegen te gaan.
Acht u dit een vorm van aansporing tot maximaal consumeren van zorg en gebruik van hulpmiddelen? Draagt dit volgens u bij aan de betaalbaarheid van zorg?
Zie antwoord vraag 14.
Acht u het noodzakelijk op te treden tegen het gebruik van berekeningen van dergelijke software, die op maat uitrekent wat de resterende bestedingsruimte is binnen het pakket van een verzekerde?
Zie antwoord vraag 14.
Bij welke verschillende vormen van zorg worden deze softwareprogramma’s gebruikt? Wordt dit, net als bij opticiëns of hoorwinkels, ook in de mondzorg en fysiotherapie gebruikt?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u een inschatting geven van de mate van gebruik van deze softwareprogramma’s in de verschillende vormen van zorg? Zo nee, kunt u hier een onderzoek naar laten uitvoeren? Kunt u hierbij betrekken of door deze software daadwerkelijk meer zorg gebruikt wordt dan nodig en passend is?
Zie antwoord vraag 14.
Acht u deze signalen dusdanig zorgelijk dat er aanleiding bestaat dit te laten onderzoeken?
Zie antwoord vraag 14.
Hoge parkeerkosten bij ziekenhuizen |
|
Duco Hoogland (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Naar aanleiding van het antwoord op eerdere vragen1: waarom onderneemt u echter geen actie naast een algemene en vrijblijvende oproep?
Zoals ik in mijn eerdere antwoorden (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 587) aangaf heb ik geen rol of bevoegdheid ten aanzien van parkeertarieven.
Kunt u toelichten waarom het «normaal» gevonden lijkt te worden dat zieke mensen en hun naasten heel veel geld aan parkeren bij ziekenhuizen kwijt zijn, terwijl niemand voor zijn lol naar het ziekenhuis gaat?
Ik weet niet of men het wel of niet «normaal» vindt dat er parkeerkosten moeten worden betaald bij ziekenhuizen. Ik vermoed dat de meningen daarover verschillen. Desalniettemin begrijp ik de frustratie van patiënten indien parkeertarieven relatief hoog zijn. Het is echter wel zo dat het beschikbaar stellen van parkeervoorzieningen door gemeentes en ziekenhuizen geld kost en op de een of andere manier ook terugverdiend zal moeten worden.
Waarom is er wel oog voor compensatie van zorgkosten om zorgmijding te voorkomen, maar geen oog voor bijkomende kosten zoals parkeerkosten, wat immers ook een heel grote financiële impact kan hebben? Waarom gelden er wel algemene maximale eigen bijdragen voor zorgkosten, maar niet voor deze bijkomende kosten?
Er is wel degelijk oog voor de hoogte van parkeerkosten. Als voorbeeld noem ik ziekenhuizen en gemeenten die kortingen hanteren. De verantwoordelijkheid voor het beleid over parkeertarieven ligt immers bij hen. Ik heb geen rol en bevoegdheid ten aanzien van parkeertarieven, vandaar dat ik geen maximum kan bepalen voor parkeerkosten.
Kunt u uitleggen waarom het tot de vrijheid van ziekenhuizen en gemeenten behoort om te bepalen hoe hoog de parkeerkosten zijn, aangezien deze kosten altijd overal onevenredig belastend kunnen zijn, net zoals andere ziektekosten?
Deze verantwoordelijkheid en bevoegdheid ligt bij ziekenhuizen en gemeenten omdat deze partijen de eigenaren van de betreffende parkeergelegenheden zijn.
Onder verwijzing naar het initiatief van een ziekenhuis (het Medisch Spectrum Twente) om bij een pilot de kosten te verlagen: is er sprake van een indicatie dat dit initiatief op meerdere locaties wordt opgepakt? Hoe kan worden gestimuleerd dat dergelijke kosten overal worden verlaagd?
Ik houd geen overzicht bij van initiatieven ten aanzien van parkeertarieven. Het is mij wel bekend dat er meerdere ziekenhuizen en gemeenten zijn die op andere wijze de parkeerkosten beperken, bijvoorbeeld door kortingen te hanteren. Voor het eventueel onder de aandacht brengen van dergelijke initiatieven kan ik mij voorstellen dat de VNG en NVZ/NFU hierover in gesprek gaan. Ik benadruk dat ik hierin geen rol en bevoegdheid heb.
Bent u bereid om met de VNG en NVZ om tafel te gaan om een gezamenlijke aanpak te bespreken waardoor zieke mensen en hun naasten gevrijwaard kunnen blijven van torenhoge parkeerkosten bij ziekenhuizen? Zo nee, waarom niet?
Als patiënten en bezoekers met dergelijke werkwijzen onnodig hoge parkeerkosten kunnen voorkomen dan lijkt mij dat verstandig. Ik sluit niet uit dat er nog andere slimme manieren zijn om hoge parkeerkosten te voorkomen. Ik ga niet in overleg met de VNG, NVZ of zorgverzekeraars over de hoogte van parkeertarieven, aangezien ik hierin geen rol of bevoegdheid heb. Het is aan partijen om de handschoen op te pakken. Ik zal hen wel wijzen op deze en uw voorgaande Kamervragen.
Kent u de reactie op parkeerkosten bij ziekenhuizen https://www.parkeer24.nl/nieuws/171116/parkeren-bij-ziekenhuizen-lang-niet-gratis? Wat vind u van een dergelijk werkwijze waarbij slim wordt voorkomen dat patiënten teveel parkeergeld betalen ook als de afspraak in het ziekenhuis uitloopt? Deelt u de mening dat er ongetwijfeld nog vele andere slimme manieren zijn om eenvoudig hoge kosten voor zieke mensen en hun naasten te voorkomen? Bent u ook bereid deze met de VNG en NVZ te bespreken? Een zorgverzekeraar is verantwoordelijk voor de toegang tot een ziekenhuis, en daarmee ook voor het voorkomen van torenhoge parkeerkosten; bent u bereid hen te vragen hier in het belang van zieken mensen bij het contracteren van zorg op te letten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
U verwijst in uw antwoorden naar de mogelijkheid van ziekenhuizen om mensen korting op parkeergeld te geven, wat vindt de u van de vrijblijvendheid van deze mogelijkheid? Deelt u de mening dat op deze manier mensen afhankelijk zijn van de goede wil van gemeente en ziekenhuizen voor mogelijke kortingen op dergelijke kosten?
Ziekenhuizen zijn in overleg met de gemeente aan zet om beleid te maken op de hoogte van parkeertarieven.
Wanneer mensen het niet eens zijn met de hoogte van parkeerkosten, verwijst u deze zieke mensen door naar gemeente of ziekenhuis; hoe ziet u dit precies voor u? Zijn volgens u alle bezoekers van ziekenhuizen hiertoe in staat en waar kunnen zij zich dan precies melden? Hoe snel is dan een oplossing voorhanden?
Zoals aangegeven in mijn eerdere antwoorden moet een patiënt of bezoeker zich, wanneer deze het niet eens is met het parkeerbeleid, wenden tot de betreffende gemeente en het ziekenhuis. Waar iemand zich moet melden bij vragen of klachten zal per ziekenhuis verschillen. Informatie over parkeren is te vinden op de websites van ziekenhuizen en gemeenten. Of en hoe snel een oplossing voorhanden is zal afhankelijk zijn van de vraag van de betreffende patiënt of bezoeker en de mate waarin de gemeente en het ziekenhuis hiermee om zullen gaan. Ik kan hier geen algemene uitspraken over doen.
Is het feitelijk mogelijk dat parkeergarages, wanneer deze zijn gebouwd op de grond van ziekenhuizen, worden verkocht aan een privaat bedrijf, zodat deze vervolgens geld kan verdienen aan het parkeren door zieke mensen en hun naasten? Is het daarnaast ook mogelijk dat een ziekenhuis op deze manier privaat geld verwerft dat zij vrij kunnen besteden? Wat vindt u hiervan? Bent u van mening dat deze mogelijke gang van zaken in stand zou moeten worden gehouden, of ziet u aanleiding tot verandering hiervan? Zo ja, op welke manier?
Ja, dit is mogelijk. Het parkeerbeleid is een aangelegenheid van ziekenhuizen en gemeentes; ik vind dat het te ver gaat om landelijke maatregelen te nemen.
U geeft in uw antwoorden aan dat u belang hecht aan transparantie en dat ziekenhuizen in hun jaarverslag openheid kúnnen geven over parkeerbeleid en kosten; klopt het dat het daarmee geen verplichting is? Deelt u de mening dat dit wel een verplichting zou moeten worden voor ziekenhuizen, omdat hier het gaat om belang van zieke mensen?
Ik ben er voorstander van dat ziekenhuizen transparant zijn over hun inkomsten en uitgaven. Er bestaat echter geen algemene verplichting voor ziekenhuizen om specifiek over parkeertarieven verantwoording af te leggen in hun jaarverslag. Ik deel niet de mening dat dit een verplichting moet worden.
Kent u de reactie https://www.parkeer24.nl/nieuws/171116/parkeren-bij-ziekenhuizen-lang-niet-gratis? Wat vind u van een dergelijk werkwijze waarbij slim wordt voorkomen dat patiënten teveel parkeergeld betalen ook als de afspraak in het ziekenhuis uitloopt? Deelt u de mening dat er ongetwijfeld nog vele andere slimme manieren zijn om eenvoudig hoge kosten voor zieke mensen en hun naasten te voorkomen? Bent u ook bereid deze met de VNG en NVZ te bespreken?
Zie het antwoord op vraag 7.
De arrestatie van een Nederlandse journalist in Panama |
|
Raymond Knops (CDA), Han ten Broeke (VVD), Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Michiel Servaes (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de arrestatie van de Nederlandse journalist Okke Ornstein in Panama?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de heer Ornstein is opgepakt vanwege het blootleggen van corruptieschandalen, zoals beweerd door Transparency International en andere niet-gouvernementele organisaties?2
Journalist Okke Ornstein werd in Panama gearresteerd onder beschuldiging van smaad en laster. In totaal had de heer Ornstein in Panama te maken met vijf strafaanklachten wegens smaad en laster. Voor twee daarvan werd de heer Ornstein, ook in hoger beroep, veroordeeld. Het proces voor de andere drie aanklachten had nog geen aanvang genomen. Smaad en laster zijn in Panama strafbaar en worden door Panamese rechters vrij snel bewezen geacht en bestraft. Veel artikelen van de heer Ornstein gaan over fraude en corruptie. Omdat het journalistieke werk van de heer Ornstein aanleiding was voor zijn arrestatie en detentie raakte zijn zaak aan de persvrijheid.
Heeft uw ministerie reeds contact gehad met de Panamese autoriteiten? Zo ja, hoe? Heeft dat contact nog iets opgeleverd?
Nederland maakt zich overal in de wereld sterk voor persvrijheid. Sinds de arrestatie van de heer Ornstein heeft Nederland op hoog niveau actief en veelvuldig in diplomatieke contacten met de Panamese autoriteiten onmiddellijk aandacht gevraagd voor de zaak van de heer Ornstein en gewezen op het belang van persvrijheid in Panama. Op mijn verzoek sprak de Nederlandse ambassadeur met verschillende ministers van de Panamese regering en met president Varela. De Nederlandse ambassade in Panama zette zich met succes in voor de overbrenging van de heer Ornstein naar een gevangenis met betere omstandigheden.
Zelf vroeg ik op 29 november 2016 in een telefonisch gesprek met mijn Panamese ambtgenoot aandacht voor de zaak van de heer Ornstein en verzocht ik hem om de persvrijheid in Panama te waarborgen.
Naast de bilaterale inzet werd ook in internationaal en EU-verband proactief ingezet op het verhogen van de internationale druk op Panama om de persvrijheid te garanderen. Zo werden op 2 december de zaak van de heer Ornstein en de persvrijheid in Panama aan de orde gesteld in een bijeenkomst van de EU-ambassadeurs met president Varela. Verschillende journalistenorganisaties stelden de zaak van de heer Ornstein aan de orde bij de Panamese autoriteiten.
Op 20 december hebben de Panamese autoriteiten bekend gemaakt dat president Varela aan de heer Ornstein gratie zal verlenen. Naar verwachting komt de heer Ornstein binnen enkele dagen vrij.
Is de heer Ornstein reeds bezocht door Nederlandse diplomaten ter plaatse?
Ja, medewerkers van de Nederlandse ambassade in Panama hebben de heer Ornstein sinds zijn arrestatie op 15 november jl. meerdere malen in detentie bezocht. Ook heeft de ambassade gefaciliteerd bij het bezoek van familieleden aan de heer Ornstein. Met de partner en de familie van de heer Ornstein werd intensief contact onderhouden.
Kunt u de Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen rondom deze zaak?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 komt de heer Ornstein naar verwachting op korte termijn vrij.
Reclasseringsmedewerkers die de regels overtreden |
|
Nine Kooiman |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat reclasseringsmedewerkers de regels overtreden door er een contante handel op na te houden in door taakgestraften gemaakte meubels?1
Een goede en betrouwbare executie van sancties is essentieel om te komen tot recidivevermindering. Dat geldt ook voor een taakstraf. Indien er beschuldigingen worden gedaan die de geloofwaardigheid en effectiviteit van een strafrechtelijke beslissing ondermijnen, wil ik dan ook dat zulke aantijgingen serieus worden onderzocht. Reclassering Nederland (RN) heeft meteen extern onderzoek laten doen naar de financiële administratie van de werkplaats De Koperwerf en heeft mij laten weten dat hieruit blijkt dat er, naast verkopen via pin en factuur, ook contante betalingen in de boekhouding zijn opgenomen. Hoewel op zichzelf geen strafbare handeling, is contant afrekenen tegen de afspraken van RN in. Op basis van voornoemd onderzoek en een ander extern onderzoek naar de vermeende onderhandse handel door personeel concludeert RN dat de onderzoekers geen bewijs hebben kunnen vinden voor onderhandse handel door de medewerkers.
Welke regels gelden er voor de handel in door taakgestraften gemaakte meubels, met name waar het gaat om de rol van de reclassering? Waren deze regels voldoende bekend bij de medewerkers?
Sinds 2012 moeten verkopen van de door taakgestraften gemaakte meubels via pin en factuur verlopen. RN heeft mij medegedeeld dat is gebleken dat dit op De Koperwerf nog niet altijd het geval is. Vermoedelijk omdat de (grotendeels nieuwe) werkmeesters onvoldoende doordrongen waren van deze afspraak. Inmiddels heeft RN de medewerkers van deze en andere werkplaatsen, waar ook producten worden verkocht, nogmaals geïnstrueerd dat betalingen uitsluitend via pin en factuur mogen verlopen en dat een bon moet worden verstrekt.
Is het juist dat sinds 2013 aankopen bij de reclassering enkel nog via de pin mogen plaatsvinden? Zo ja, hoe verklaart u het gegeven dat er toch aankopen zijn gedaan zonder pin en zonder bonnetje?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre wordt toezicht gehouden op deze handel en in hoeverre wordt bij overtreding van de regels gehandhaafd? Kan hier uitgebreid op in worden gegaan?
Reclasseringswerkers moeten te allen tijde integer en volgens de geldende gedragscodes handelen. Hier ziet de reclassering op toe door middel van bijvoorbeeld het inrichten van werkprocessen. Zo geeft RN aan dat de kas altijd wordt opgemaakt door meerdere medewerkers. Ook kan het personeel niet-integer gedrag van collega’s signaleren en doorgeven. Een medewerker kan zich tot zijn leidinggevenden wenden, maar RN heeft ook een klokkenluidersregeling en een vertrouwenspersoon waar het personeel vermeende misstanden anoniem kan melden. Signalen van niet-integer gedrag worden altijd onderzocht. Bij een ernstig vermoeden van misstanden binnen de organisatie doet RN aangifte. Met deze codes en interventies is het toezicht op niet-integer gedrag vormgegeven. Ook is op deze manier geborgd dat er passende maatregelen worden genomen.
Hebt u kennis kunnen nemen van de opname waaruit blijkt dat reclasseringspersoneel sjoemelt met de regels? Wat is uw reactie daarop? Welke consequenties verbindt u hieraan?
Er zijn, aldus het Algemeen Dagblad, video/audio-beelden waarop zichtbaar zou zijn dat het reclasseringspersoneel de regels niet naleeft. RN heeft mij laten weten dat deze beelden, ondanks herhaald verzoek hiertoe, niet aan RN zijn verstrekt, en ook ik heb geen kennis kunnen nemen van deze opnames. Op een kort fragment van een opname dat wel openbaar is gemaakt, valt te zien dat contant wordt betaald. Een contante betaling is niet conform de regels, maar toont op zichzelf niet aan dat er sprake is van onderhandse handel. RN heeft daarom direct door onderzoeksbureaus laten onderzoeken of daarvan sprake is. Uitgaande van de onderzoeksuitkomsten concludeert RN dat de onderzoekers geen bewijzen hebben kunnen vinden voor onderhandse handel door personeel.
Zal er nieuw onderzoek worden gedaan naar aanleiding van deze nieuwe informatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, worden daar ook de eerdere meldingen van de klokkenluiders bij betrokken en hoe daarmee is omgegaan (ook wat betreft de meldingen uit 2010 tot en met 2014)?
RN heeft aan twee externe onderzoeksbureaus opdracht gegeven om de aantijgingen te onderzoeken. Eén onderzoek richtte zich op de financiële administratie van De Koperwerf. Naast dit onderzoek is onderzoek gedaan naar het handelen van de werkmeesters. Ook dat onderzoek is recent afgerond door het ingehuurde bureau. Deze onderzoeken geven, volgens RN, geen aanleiding om te veronderstellen dat sprake is van onderhandse handel.
Beide onderzoeken hebben betrekking op de recente aantijgingen. De eerdere meldingen van de ex-medewerkers zijn indertijd (2011/2012) intern én extern onderzocht. De onderzoekers vonden geen bewijzen voor de vermeende misstanden. In het jaar 2012 heeft de kantonrechter geoordeeld dat RN de meldingen serieus heeft genomen en daar actie op heeft ondernomen. Het onderzoek naar de eerdere meldingen is daarmee afgerond.
Wat vindt u van de wijze waarop in voorgaande jaren is omgegaan met de drie klokkenluiders?
Mijn ambtsvoorganger heeft destijds aan de Raad van Toezicht van RN gevraagd om te beoordelen of er voldoende reden was de door de klokkenluiders verzochte onderzoeken uit te voeren. De Raad van Toezicht zag geen aanleiding voor aanvullend onderzoek, omdat de gemelde misstanden onafhankelijk en voldoende waren onderzocht. Mijn ambtsvoorganger had geen reden om hieraan te twijfelen en heeft de conclusie van de Raad van Toezicht overgenomen.
Klopt het dat de Expertgroep Klokkenluiders tussen 2012 en 2014 herhaaldelijk bij Reclassering Nederland heeft aangedrongen op een second-opinion, maar dat dit verzoek is afgewezen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de redenen om deze af te wijzen en wat is uw reactie daarop?
Zie antwoord vraag 7.
Indien blijkt dat betreffende klokkenluiders al die tijd gelijk hebben gehad, bent u dan bereid om hen te rehabiliteren door bijvoorbeeld een schadevergoeding? Zo nee, waarom niet?
Rehabilitatie van de desbetreffende ex-medewerkers is op dit moment niet aan de orde. Zowel de verrichte onderzoeken in 2011 en 2012 als de onderzoeken die in 2016 zijn afgerond, leverden geen bewijs op voor (eerdere/recente) aantijgingen.
In hoeverre ziet u in deze zaak een rol weggelegd voor het Huis voor Klokkenluiders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een medewerker die zich benadeeld voelt door zijn of haar werkgever kan contact opnemen met het Huis voor Klokkenluiders om zich te laten informeren of de gesignaleerde misstanden te laten onderzoeken. Dit geldt ook voor reclasseringsmedewerkers. Daarnaast heeft RN, zoals eerder opgemerkt, een klokkenluidersregeling waar het personeel anoniem melding kan doen van vermeende misstanden. Een onderzoek naar deze signalen volgt dan altijd.
Een bericht dat Nederlandse profvoetbalspelers niet mee hebben gedaan naar een onderzoek naar matchfixing en arbeidsomstandigheden |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Duizenden voetballers tijdens loopbaan benaderd door matchfixers»1, het rapport «2016 FIFPRO global employment report. Working Conditions in Professional Football»2 en het bericht «Spelersvakbond: status profvoetballers erger dan verwacht»3?
Ja.
Bent ook u bezorgd over de uitkomst van het in het bericht genoemde onderzoek dat naar schatting zeven procent van de profvoetballers in de wereld wel eens is benaderd om de uitslag van een wedstrijd te manipuleren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Aan het onderzoek van de FIFPro hebben zowel Nederlandse profvoetballers als bijvoorbeeld de Engelse en de Spaanse profvoetballers afgezien van deelname. De Vereniging van Contractspelers (VVCS), heeft het onderzoeksvoorstel, inclusief de vragenlijst, bestudeerd en op basis daarvan geconcludeerd dat het onderzoek onvoldoende relevant was voor de Nederlandse situatie. Het betrof vooral vragen over arbeidsomstandigheden die in ons land goed geregeld zijn zoals tijdige salarisbetalingen, grootte van de betalingsachterstanden en schriftelijke contracten. Aangezien de vragen niet konden worden aangepast, heeft de VVCS besloten om niet mee te doen aan het onderzoek.
De VVCS heeft aangegeven de problematiek rondom de arbeidsvoorwaarden waaronder betalingen en contracten niet te herkennen. Wel is de VVCS zich bewust van de risico’s op matchfixing. Dat volgens het FIFPro onderzoek naar schatting zeven procent van de profvoetballers wel eens is benaderd geeft aan dat matchfixing een mondiaal probleem is.
Matchfixing komt ook in Nederland voor zoals is gebleken uit eerder onderzoek van Spapens en Olfers. Daarom werken wij in Nederland aan een gezamenlijke aanpak van dit probleem. In Nederland is de samenwerking rondom het thema matchfixing via een drietal platforms ingericht: het Strategisch beraad matchfixing, het Nationaal platform matchfixing en het Signalenoverleg. De VVCS is vertegenwoordigd in het Nationaal platform matchfixing. De oprichting van dit platform was een aanbeveling uit het rapport matchfixing.
Waarom hebben Nederlandse profvoetballers niet aan het eerste grootschalige wereldwijde onderzoek naar onder andere matchfixing meegedaan?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de overweging van de Vereniging van Contractspelers (VVCS) «dat de problematiek niet zo speelt in Nederland» onvoldoende blijk geeft van de ernst van de problematiek?4 Zo ja, waarom»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat de VVCS meende niet aan het onderzoek mee te moeten werken miskent dat er ook in het Nederlandse betaald voetbal signalen, waaronder onderzoek van professor Olfers, bekend zijn over matchfixing? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat door buiten het onderzoek te blijven de VVCS daarmee een kans gemist heeft om de mening van haar leden in een relevant wereldwijd onderzoek te laten doorklinken? Zo ja, wat is uw mening daarover? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid met de VVCS in overleg te treden om de spelersbond ervan te overtuigen dat transparantie over matchfixing, zelfs al zou daar naar verwachting van de bond geen sprake van zijn in Nederland, alleen maar kan bijdragen aan een eerlijker sport? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen en wilt u de Kamer van de uitkomst van dit overleg op de hoogte brengen? Zo nee, waarom niet?
Er is frequent overleg met de VVCS, aangezien deze organisatie ook vertegenwoordigd is in het Nationaal platform matchfixing.
Het bericht “Ook vrijgevestigde Zorgaanbieders aan WNT gehouden” |
|
Arno Rutte (VVD), Anoushka Schut-Welkzijn (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ook vrijgevestigde Zorgaanbieders aan WNT gehouden»?1
Ja.
Kunnen solistische zorgverleners onder de Wet Normering Topinkomens (WNT) vallen? Deelt u de mening dat de WNT niet van toepassing is op vrije beroepsbeoefenaren?
Is het CIBG (een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van VWS; de letters CIBG stonden oorspronkelijk voor Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg, maar die betekenis is niet meer ladingdekkend) opgedragen een toelating tot de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) als criterium te gebruiken, om te bepalen wie van de vrije beroepsbeoefenaren onder de WNT valt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom hebben ze het dan gedaan?
Deelt u de mening dat de WTZi ooit is bedoeld om te bepalen welke instelling wel of niet zorg mocht verlenen en dat het gebruik van deze toelating om te bepalen welke vrije beroepsbeoefenaar onder de WNT valt, buiten de reikwijdte van de WTZi valt? Zo nee, wat is uw reactie op het commentaar van de advocaten in het SKIPR artikel? Zo ja, wilt u met het CIBG in gesprek gaan over het ten onrechte gebruiken van de WTZi als selectiecriterium?
Wat zijn de consequenties voor de zorgaanbieders die niet op het verzoek van het CIBG zijn ingegaan om de online-vragen te beantwoorden?
Ik heb het CIBG gevraagd de uitvraag van 11 november stop te zetten en dit jaar geen vervolg te geven aan de verzamelde informatie.
Wat zijn de gevolgen voor de 1.250 zorgaanbieders die naar aanleiding van het invullen van de vragenlijst onder de WNT blijken te vallen?
Zie antwoord vraag 5.