Het bericht ‘Honderden windmolens naar de sloop’ |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Honderden windmolens naar de sloop»?1, waarin staat dat veel windmolens de komende jaren ontmanteld dreigen te worden omdat de subsidie-periode verloopt?
Ja.
Bent u bereid om het rapport van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb de notitie van de Rijksdienst van Ondernemend Nederland parallel aan deze beantwoording aan uw Kamer verzonden.
Is het waar dat in de doorrekeningen van het Energieakkoord niet is meegenomen dat ook veel bestaande windmolens verdwijnen door het verlopen van de subsidie-periode? Zo ja, met welke reden is dit niet in de doorrekeningen meegenomen? Zo nee, op welke gronden bestrijdt u deze conclusie uit het rapport van het RVO?
Bij de totstandkoming van het Energieakkoord is in de doorrekening uitgegaan van een opgesteld vermogen van 6.000 MW in 2020. Daarbij is niet gekeken om welke parken dit precies zou gaan, omdat de provincies hierover in 2013 nog moeten beslissen. Voor de doelstelling uit het Energieakkoord is zodoende alleen van belang dat er in 2020 6.000 MW aan opgesteld vermogen staat.
Is het waar dat 1330 MW aan windenergie risico loopt op ongewenste sanering? Hoeveel procent duurzame energie loopt hiermee risico? Welk effect heeft dit op het behalen van de doelstellingen om in 2020 14% en in 2023 16% duurzame energie te produceren?
In haar notitie geeft RVO aan dat ongeveer 1.330 MW aan opgesteld vermogen kwetsbaar is voor ongewenste sanering. RVO komt tot dit getal door te kijken hoeveel MW van het totaal aan opgesteld vermogen in de periode tot en met 2023 «uit de subsidie loopt», zonder dat de betreffende provincie heeft voorzien in vervangende projecten die meetellen voor de doelstelling van 6.000 MW wind op land in 2020. De door RVO genoemde 1.330 MW is slechts het theoretisch maximum en zegt niets over het aantal MW dat daadwerkelijk wordt afgebroken, zonder dat de betreffende provincie voorziet in vervanging van het vermogen.
Kunt u aangeven of de mogelijkheid dat deze windmolens gesaneerd worden, zijn meegenomen in de Nationale Energieverkenning 2016?2 Zo nee, bent u bereid om Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) om een update te vragen, waarbij dit wel wordt meegenomen in de inschattingen van de duurzame percentages?
In de NEV 2016 is rekening gehouden met het risico dat ontstaat door het aflopen van MEP-beschikkingen en het mogelijk niet tijdig vervangen van windmolens die om deze reden afgebroken zouden worden.
Heeft u zicht op de staat van de 1.330 MW aan windmolens die wellicht dreigen weggesaneerd te worden? Zo ja, in hoeverre is het rendabel om deze windmolens op te knappen? Zo niet, bent u bereid om onderzoek te doen naar de mogelijkheid deze windmolens te vervangen of op te knappen?
In het getal van 1.330 MW zitten windturbines van minimaal 10 jaar oud tot windturbines die meer dan 30 jaar oud zijn. Bij al deze turbines zal een eigenaar steeds een afweging maken van wat het meest rendabel is: de turbine in bedrijf houden, en zo nodig groot onderhoud plegen, of de windturbine verkopen of naar de sloop te brengen. Ik heb bij het maken van die afweging geen rol.
Voor het vervangen van windturbines is geen nader onderzoek nodig. Zoals een aantal provincies al laten zien is dit zeer goed mogelijk binnen de huidige kaders.
Hoeveel geld van de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie + (SDE+) is nodig om dit aandeel duurzame energie alsnog op te wekken, via opgeknapte of vervangen windmolens? Kunt u aangeven of hiermee rekening is gehouden in de begroting?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 is het vervangen van windmolens, al dan niet op dezelfde locatie, binnen de huidige kaders goed mogelijk. De SDE+ is dus geen beperkende factor voor de realisatie van vervangende wind op landprojecten.
Gaat u zich inzetten om de negatieve effecten van het stopzetten van de subsidie-periode te compenseren zodat de 14 procent duurzame energie gehaald kan worden? Zo ja, heeft u zicht op welke manier dit zo effectief mogelijk bewerkstelligd kan worden?
Er is geen sprake van het stopzetten van een subsidieperiode. Het is wel zo dat voor een aantal windmolens de subsidiabele periode zal aflopen. Ik zie geen aanleiding om voor deze molens een extra subsidie in het leven te roepen om te bewerkstelligen dat de exploitant deze molens in bedrijf houdt. Dit is niet nodig voor het binnen bereik houden van de doelstelling en daarnaast leidt het tot overstimulering en past het niet binnen het Europese milieu steunkader. De afspraak zoals ik deze met de provincies heb gemaakt is dat er in 2020 6.000 MW aan opgesteld vermogen wind op land zal zijn. De provincies zijn van mening dat, ongeacht de problematiek van het mogelijk saneren van oudere windmolens, deze doelstelling nog altijd gehaald kan worden. Ik zal hier nader met de provincies over spreken tijdens een bestuurlijk overleg dat ik op 1 december a.s. met hen heb.
Bent u bereid deze vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Het artikel “Kandidaten 50plus beloven hun zetel niet te roven” |
|
Norbert Klein (Klein) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bovengenoemde artikel?1
Ja.
Is het waar dat de schriftelijke verklaring die de partij van 50Plus aan haar kandidaten ter ondertekening heeft voorgelegd op geen enkele wijze afdwingbaar is, casu quo geen juridische inbedding heeft?
Blijkens de website van 50Plus hebben «alle kandidaten (...) schriftelijk en in eigen bewoordingen toegezegd bij een eventuele breuk met de nieuwe fractie hun zetel ter beschikking van de partij te zullen stellen en geen «zetelroof» te zullen plegen. Deze verklaringen hebben een morele betekenis.»2 Zoals ook in genoemd artikel is weergegeven, is de verklaring juridisch niet afdwingbaar3.
Hoe beoordeelt u de situatie waarin een kandidaat die uiteindelijk weigert om een dergelijke verklaring te ondertekenen, vervolgens waarschijnlijk door de betrokken politieke partij wordt geweigerd voor een plaats op de kandidatenlijst?
Het is aan de politieke groepering om te bepalen welke personen zij kandideert. Een politieke groepering kan haar kandidaten vragen dergelijke verklaringen af te leggen, maar dient zich daarbij te realiseren dat deze verklaringen juridisch niet afdwingbaar zijn.
Kunt u aangeven of, en zo ja in hoeverre een dergelijke schriftelijke verklaring, of het voorleggen van een dergelijke verklaring, in strijd is met de Grondwet? Kunt u de relatie met de Kieswet schetsen? In hoeverre druist een dergelijke verklaring in tegen de geest van de wet- en regelgeving zoals die is vastgelegd in de Kieswet?
Ingevolge artikel 67, derde lid, van de Grondwet stemmen de leden zonder last. Dat houdt in dat elk bindend mandaat van een lid van de Staten-Generaal nietig is4 en dat een Kamerlid dus niet kan worden gebonden aan de instructie van de politieke partij die hem of haar kandidaat heeft gesteld. Een Kamerlid heeft de vrijheid om naar eigen inzicht en geweten te stemmen en kan niet worden gedwongen zijn zetel op te geven.
De Kieswet bepaalt in lijn met de Grondwet dat de zetels toekomen aan de individuele kandidaten, en niet aan de kandidaatstellende politieke groeperingen. Het centraal stembureau benoemt iedere gekozene tot lid van het vertegenwoordigend orgaan (artikel V 1 van de Kieswet). Vervolgens besluit het vertegenwoordigend orgaan voor ieder benoemd lid of hij of zij tot het vertegenwoordigend orgaan wordt toegelaten (artikel V 4 van de Kieswet).
In hoeverre worden volgens u kandidaten die op een lijst voor een politieke partij staan zelfstandig en persoonlijk, dat wil zeggen op persoonlijke titel, gekozen? Kunt u een schets geven van de juridische en grondwettelijke positie (rechten en plichten) van een Kamerlid?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan om kandidaten middels een vorm van voorlichting te wijzen op en in te lichten over de grondwettelijke positie van (toekomstige) Kamerleden? In hoeverre ziet u hier een rol voor uzelf of voor de Kiesraad weggelegd, dit met het oog op de bovengenoemde schriftelijke verklaring die de partij van 50plus haar kandidaten laat ondertekenen? In hoeverre is het wenselijk dat het Rijk vanuit haar positie óók de kandidaten van informatie voorziet?
Ik heb niet de indruk dat er misverstanden bestaan over het feit dat een eenmaal gekozen volksvertegenwoordiger niet juridisch gebonden is aan de verklaring waarop vragensteller doelt. Voor aanvullende voorlichting of voor een gesprek daarover met de Kiesraad zie ik geen aanleiding.
Bent u bereid om hierover het gesprek aan te gaan met de Kiesraad? Zo ja, bent u bereid om de Kamer hierover spoedig te informeren?
Zie antwoord vraag 6.
De situatie van een dakloze Belg die al een half jaar in een ziekenhuis in Harderwijk 'woont' |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Dakloze Belg «woont» al half jaar in ziekenhuis Harderwijk»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de situatie van deze patiënt, die noodgedwongen in een ziekenhuis moet blijven omdat plaatsing elders niet mogelijk blijkt, waarbij het ziekenhuis de kosten voor de opname en het verblijf moet betalen?
Ik vind het op de eerste plaats van belang dat patiënten zorg krijgen als zij die nodig hebben, onafhankelijk van de vraag op welke wijze dit gefinancierd wordt. Iedereen in Nederland heeft dan ook toegang tot de voor hem of haar medisch noodzakelijke zorg. De arts neemt de gezondheid van en de zorg voor de patiënt als uitgangspunt. Het is voor deze individuele patiënt natuurlijk niet prettig om onnodig in een ziekenhuis te blijven. Evenmin is het voor ziekenhuizen opportuun om patiënten te hebben die geen medisch specialistische zorg nodig hebben.
Ten aanzien van de financiering van buitenlandse patiënten is er in Nederland een aantal regelingen, afhankelijk van de verzekerde of onverzekerde status van een patiënt. Op basis van de bij mij beschikbare informatie is er in deze casus sprake van een onverzekerde Europees ingezetene, waarvan ik van mening ben dat de kosten onderdeel zijn van het reguliere bedrijfsrisico van een ziekenhuis. Voor een uitgebreidere toelichting hierop verwijs ik u naar eerdere antwoorden op Kamervragen over onverzekerde patiënten (onder andere Kamerstuk 33 077, nr. 10).
Wat vindt u ervan dat het St. Jansdal ziekenhuis door verschillende organisaties van het kastje naar de muur wordt gestuurd bij het zoeken naar een structurele oplossing voor de situatie van deze patiënt?
De onverzekerde status van deze patiënt maakt de situatie complex. Als gevolg daarvan is er contact geweest met en tussen verschillende organisaties.
Vanuit VWS is er actie ondernomen door contact te leggen met de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid van België en het Zorginstituut. Op verzoek van VWS heeft het Zorginstituut als Nederlands internationaal verbindingsorgaan contact gehad met haar Belgische collega's om de verzekerde status van de patiënt bevestigd te krijgen en eventuele financieringsmogelijkheden vanuit België te bepalen. Hieruit is naar voren gekomen dat deze patiënt in België niet verzekerd bleek te zijn. Dit is ook teruggekoppeld aan het ziekenhuis.
Wat heeft uw ministerie ondernomen om te komen tot een oplossing voor de situatie van deze patiënt?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft uw ministerie contact gehad met de Belgische autoriteiten om gezamenlijk te komen tot een oplossing? Zo ja, wat heeft dit overleg opgeleverd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke regels zijn er in Europees verband afgesproken over de bekostiging en vergoeding van zorg aan patiënten uit andere Europese landen die niet verzekerd zijn?
In Europees verband zijn de sociale zekerheidsrechten van EU-onderdanen vastgelegd in verordening 883/04. De verordening bevat aanwijsregels op grond waarvan kan worden vastgesteld onder welke wetgeving met betrekking tot de ziektekostendekking EU-onderdanen vallen. Uitgangspunt is dat mensen wat betreft de ziektekostendekking niet tussen wal en schip vallen, maar deze casus laat zien dat dat niet in alle gevallen te voorkomen is. Voor werknemers is het uitgangspunt van de verordening dat men valt onder de wetgeving van het land waar men werkt. Voor niet-actieven, zoals de patiënt in deze casus, is het uitgangspunt de wetgeving van het woonland (België). Voor onverzekerde EU-onderdanen is er geen specifieke regelgeving. In deze gevallen vormen nationale regels en eventueel de bilaterale betrekkingen de basis.
Ik betreur het dat het voor deze patiënt zo gelopen is, maar benadruk ook dat de regelgeving gebaseerd is op de verzekerde status van de patiënt.
Wat vindt u ervan dat deze situatie zo lang kan voortduren, omdat deze patiënt blijkbaar «niet past in bestaande regelgeving»?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid samen met uw Belgische ambtgenoot te komen tot een spoedige structurele oplossing voor deze patiënt?
Gezien de Belgische status van de patiënt zal ik deze casus nogmaals onder de aandacht brengen van de betrokken Belgische autoriteiten. Daar ligt naar mijn mening de eerste verantwoordelijkheid voor het vinden van een oplossing.
Bent u tevens bereid te bekijken welke lessen uit deze casus kunnen worden getrokken, en hoe in het vervolg de patiënt wel centraal kan worden gesteld?
Ja. Naar mijn mening heeft patiënt zeker centraal heeft gestaan aangezien hij ondanks zijn onverzekerdheid de hele periode medische zorg heeft genoten.
Het bericht dat 200 mensen aangehouden zijn bij de intocht van Sinterklaas |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichten: Klopt het dat de groep op weg naar Maassluis is tegengehouden zonder dat zij het demonstratieverbod had overtreden? Zo nee, kunt u exact aangeven waarom deze groep is tegengehouden?
Ja, ik ben bekend met de berichten.
Nee, de informatie over het tegenhouden van demonstranten die op weg waren naar Maassluis is onjuist. Zie nadere toelichting bij beantwoording vraag 2, 9 en 17.
Waarom zijn de bussen niet naar Maassluis begeleid waar de groep voornemens was te demonstreren?
De burgemeester van Rotterdam heeft in het raadsdebat van 17 november 2016 aangegeven dat de politie heeft aangeboden om de demonstranten naar Maassluis te begeleiden. Van dit aanbod wilden de demonstranten geen gebruik maken. Zij wilden zich naar het centrum van Rotterdam begeven.
Waarom besloot de politie de groep in Rotterdam te houden, ondanks dat er door de burgemeester was aangegeven dat er niet voldoende politiecapaciteit in de stad aanwezig was en deze mensen voornemens waren naar Maassluis te gaan waar juist veel capaciteit aanwezig was?
Zie het antwoord op vraag 2
Hoe verhoudt een demonstratieverbod voor het gehele centrum van Rotterdam zich tot artikel 9 van de Grondwet?
De Wet openbare manifestaties (hierna: Wom) geeft de burgemeester de bevoegdheid om bij demonstraties voorschriften en beperkingen te stellen of een verbod te geven. Dit betreft een belangenafweging tussen het recht op vrijheid van betoging en de beperking daarvan ter bescherming van de volksgezondheid, in het belang van het verkeer of bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Het verbod dat op grond van artikel 5 van de Wom is gegeven, gold voor het gebied centrum (als omschreven in de verordening op de gebiedscommissies 2014) voor het tijdvak van 06.00 – 18.00 uur. Het verbod is door woordvoerders van de politie mondeling kenbaar gemaakt en tevens schriftelijk uitgereikt aan de demonstranten.
Deelt u de mening dat een demonstratieverbod voor het gehele centrum van Rotterdam burgerrechten met de voeten treed? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke gronden is het besluit tot een demonstratieverbod genomen en hoe is dit gecommuniceerd met de burger?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat het noodbevel beter had gecommuniceerd moeten worden met de burgers? Zo nee, waarom niet?
Het noodbevel is afgekondigd voor 12 november 2016 van 12.00 -17.00 uur. Het noodbevel is vervolgens mondeling bekendgemaakt aan de demonstranten, onder andere via het gebruik van megafoons.
Wat vindt u van de signalen waaruit zou blijken dat voor veel burgers het besluit tot een noodbevel onduidelijk was?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft de burgemeester van Rotterdam een demonstratieverbod in het gehele centrum van deze stad afgegeven om de openbare orde te bewaken of om racisme de mantel der liefde toe te dekken?
De burgemeester heeft – onder meer – de taak om de openbare orde in de gemeente te handhaven. Ik beschik niet over aanwijzingen dat dit hier niet het geval zou zijn geweest.
De burgemeester van Rotterdam heeft in het raadsdebat van 17 november 2016 aangegeven dit kwalijke insinuaties te vinden. Hij heeft zich genoodzaakt gevoeld om een verbod af te kondigen in het belang van de openbare orde en veiligheid. De bescherming van de demonstranten en het publiek van de optocht van Sinterklaas door het centrum van Rotterdam stonden hierbij voorop.
Is er sprake van een «gezag uitstralende, neutrale en veilige houding» als de Parate Eenheid Rotterdam zich met trots laat fotograferen als karikaturale opvoering van de zwarte mens? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de gedragscode van de hand van uw ministerie?5 Zo nee, waarom treed de Parate Eenheid Rotterdam uw gedragscode met de voeten?
Zoals de burgemeester van Rotterdam in het raadsdebat van 17 november heeft aangegeven was de tweet ongepast. De politie eenheid Rotterdam heeft deze tweet verwijderd. Ik zie geen aanleiding een nader onderzoek naar de objectiviteit van de genoemde eenheid te initiëren.
Wat vindt u van de tweets van de Parate Eenheid Rotterdam?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid een onderzoek te doen naar de objectiviteit van de Parate Eenheid Rotterdam? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft de politie geweld gebruikt tegen de demonstranten en zo ja, was dit naar uw mening proportioneel?
Bij aanhoudingen tijdens wanordelijkheden komt het voor dat de politie geweld moet gebruiken. Volgens de reguliere procedure bij het gebruik van geweld door de politie zal het geweldgebruik worden geregistreerd en worden getoetst. Demonstranten die van mening zijn dat buitenproportioneel geweld is gebruikt kunnen aangifte doen of een klacht indienen bij de politie. Daarnaast is het mogelijk ter zake een oordeel te vragen aan de rechter.
Het kader voor de beoordeling van geweldstoepassing is de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren. Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan het Openbaar Ministerie strafvervolging instellen.
De burgemeester van Rotterdam heeft in het raadsdebat van 17 november 2016 toegezegd aan de raad de gebeurtenissen omtrent de aanhoudingen te evalueren. Hierbij wordt ook de uitkomst van de toets van de politie over het geweldgebruik opgenomen.
Wat vindt u van de uitspraak van mensenrechtenorganisatie Amnesty International waarin wordt aangegeven dat het geweld van de politie disproportioneel was?
Zie antwoord vraag 13.
Wat vindt u van ooggetuigenverslag dat sommige mensen er praktisch aan de haren bijgesleept zijn om ze bij de groep vermeende demonstranten te kunnen scharen en ze zodoende te arresteren?
Zie antwoord vraag 13.
Wat vindt u van de uitlating van de Nederlandse Volks-Unie «Tijd om terug te knokken»?6 Wilt u hier met klem afstand nemen?
Voorop staat dat het nooit geoorloofd is om geweld aan te moedigen. Het staat de NVU vrij om binnen de grenzen van de wet haar mening te uiten. Of ik die deel of verwerpelijk vind is een moreel oordeel en niet aan de orde.
Waarom is het de Nederlandse Volks-Unie wél toegestaan in Maassluis te demonstreren?
In Maassluis was in de voorbereiding van de Landelijke intocht van Sinterklaas rekening gehouden met demonstraties. Hiertoe waren demonstratievakken ingericht voor zowel voor- als tegenstanders van de figuur van Zwarte Piet. Voor verdere beantwoording zie vraag 2.
Begrijpt u dat de burger zich ongehoord voelt zodra er demonstratieverboden voor complete binnensteden afgekondigd worden, burgers belet wordt af te reizen naar Maassluis wat niet onder het demonstratieverbod viel, ondanks dat de «pro-piet» rechts-extremisten daar wel mochten protesteren en politieagenten de noodzaak voelen om tijdens hun werk «de neger» te spelen en daarmee een negatief stereotiep over de zwarte mens uitdragen en omarmen wat tegen uw eigen gedragscode ingaat? Zo ja, waarom treedt u dan niet hard op? Zo nee, hoeveel meer onrecht moet er geschieden eer u dit begrijpt?
Verboden op grond van de Wet openbare manifestaties, noodbevelen en noodverordeningen worden uitgevaardigd door het lokaal gezag, al naar gelang hun inschatting van de lokale omstandigheden binnen de grenzen die de Wom en de Gemeentewet daaraan stellen. De lokale omstandigheden en de inschatting daarvan kunnen per gemeente verschillen. Ter zake heeft de Minister geen aanwijzingsbevoegdheid of en hoe de burgemeester gebruik dient te maken van de bevoegdheden die de Wom en de Gemeentewet hem toekennen om de openbare orde te handhaven. Voor de inschatting van de plaatselijke omstandigheden en de uitoefening van de bevoegdheden op grond van de Wom en de Gemeentewet is het lokaal gezag verantwoordelijk en moet daarvoor ook op lokaal niveau verantwoording afleggen.
Vindt u dat na de uitspraken van instanties als de VN, het College voor de Rechten van de Mens, de rechtbank in Amsterdam en de Kindersombudsman het fenomeen Zwarte Piet onderhevig is aan verandering? Zo nee, waarom niet?
Het Sinterklaasfeest is een eeuwenoude traditie die wordt vormgegeven door de samenleving en die is blijven bestaan door te veranderen. Het decentrale karakter van het Sinterklaasfeest met honderden lokale intochtcomités, scholen en vele vrijwilligers maakt dat er op veel verschillende plekken een maatschappelijk debat plaatsvindt.
Deelt u de mening dat er op scholen verplicht voorlichting moet worden gegeven over de discussie die zich nu afspeelt met de nadruk op de racistische elementen van Zwarte Piet? Zo nee, waarom niet?
Het is aan scholen zelf om te bepalen hoe zij hun onderwijs inrichten en welk lesmateriaal daarbij wordt gebruikt.
Bent u van mening dat het voortbestaan van Zwarte Piet zorgt voor een racistisch imago van Nederland in het buitenland?
De regering erkent dat in de vertolking van Zwarte Piet negatieve stereotyperingen een rol kunnen spelen. Deze kunnen onbedoeld vooroordelen en discriminatie in de hand werken en mensen kwetsen. Tegelijkertijd acht de regering het van belang te benadrukken dat dit mensen die het kinderfeest altijd met veel vreugde vieren niet tot racist maakt.
Het kabinet is van mening dat een verbod op Zwarte Piet van staatswege niet de uitweg is, maar dat de overheid een rol kan spelen om een respectvolle dialoog te faciliteren zodat er vanuit de maatschappij initiatieven ontstaan om Zwarte Piet een figuur te laten zijn die iedereen recht doet. Het Sinterklaasfeest moet een feest voor alle kinderen zijn en daarom is het kabinet er voorstander van dat het feest met de tijd meegaat.
In het buitenland bestaan, net als in Nederland, zorgen bij sommige mensen over de stereotypering van Zwarte Piet. Het blijkt lastig, bijvoorbeeld in de VS, om de traditie van Zwarte Piet in haar huidige vorm uit te leggen.
Wat vindt u ervan dat België vanaf 2017 een einde maakt aan het fenomeen Zwarte Piet?7
Zoals in het antwoord op vraag 21 is gemeld moet het Sinterklaasfeest een feest zijn voor alle kinderen en daarom is het kabinet er voorstander van dat het feest met de tijd meegaat.
De aard van die veranderingen en het tempo waarin die zich voltrekken zal per land of streek verschillend zijn. Zoals gemeld is het kabinet er geen voorstander van om in de maatschappelijke discussie over dit onderwerp sturend op te treden.
Zou Nederland volgens u geen voorbeeld moeten nemen aan onze Zuiderburen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 22.
Deelt u de constatering dat de NPO een voorbeeld kan nemen aan RTL door het fenomeen Zwarte Piet te laten verdwijnen van de buis? Zo nee, waarom niet?
Artikel 2.88 van de Mediawet bepaalt dat de omroepen de vorm en inhoud van hun media-aanbod bepalen en daar dus ook verantwoordelijk voor zijn. Deze programmatische autonomie is een hoeksteen voor de onafhankelijkheid van de omroepen, zowel publiek als commercieel. Het garandeert dat de omroepen onafhankelijk van de overheid en van derden hun media-aanbod produceren en aanbieden.
Wat vindt u ervan dat belastingsbetalers die zich gekwetst voelen door Zwarte Piet nu financieel hun bijdrage leveren aan een racistisch fenomeen dat wordt uitgezonden op de NPO?
Zie antwoord vraag 24.
Bent u van mening dat uitspraken zoals «kom in verzet» van PVV-leider Wilders bijdragen aan dit klimaat van verrechtsing, verruwing en verharding? Zo ja, bent u bereid om de PVV-leider aan te spreken op zijn opruiende taal? Zo nee, waarom wilt u dit niet (in)zien?
Uitlatingen van politici voor zover die zijn gedaan in een vergadering van de Staten- Generaal vallen onder de parlementaire onschendbaarheid.
Ongepaste uitspraken kunnen op verzoek van de Kamervoorzitter worden ingetrokken of gecorrigeerd. Buiten de parlementaire onschendbaarheid geldt ook voor politici de vrijheid van meningsuiting binnen de grenzen van de wet. Over de grenzen van de wet oordeelt de rechter. Het past het kabinet niet uitspraken van een Kamerlid van een kwalificatie te voorzien als in de vraag gegeven.
Bent u van mening dat racisme en discriminatie met wortel en tak bestreden dient te worden? Zo ja, waarom negeert u de uitspraken van de rechtbank Amsterdam en een VN committee over de discriminatoire aard van het fenomeen Zwarte Piet door niet op te treden tegen personen en instanties die dit faciliteren?
Iedere vorm van discriminatie is onaanvaardbaar en onacceptabel en dient met kracht te worden bestreden. Een en ander is nader uitgewerkt in het Nationaal Actieprogramma tegen Discriminatie, dat is aangeboden aan de Tweede Kamer op 22 januari 2016 (Kamerstuk 30 950, nr. 84).
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om voor eens en altijd ervoor te zorgen dat racistische elementen uit onze samenleving verdwijnen en confrontaties als deze niet meer voor zullen komen?
Zie antwoord vraag 27.
Bent u bereid deze vragen vóór de begrotingbehandeling Veiligheid en Justitie voor het jaar 2017 te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
De berichten ‘Druk aan de Poort’ en 'Zelfverrijking normale gang van zaken bij Rotterdams containerbedrijf' |
|
Salima Belhaj (D66), Stientje van Veldhoven (D66), Judith Swinkels (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u de uitzending «Druk aan de poort» van Zembla1, waaruit blijkt dat veertig procent van de zeecontainers die de Rotterdamse haven binnenkomen en met binnenvaartschepen verder worden vervoerd niet, standaard door een nucleaire detectiepoort gaan?
Ik ken de uitzending. Op de in de vraag en uitzending opgenomen bewering, wordt ingegaan bij het antwoord op vraag 7.
Klopt het dat van de twaalf miljoen containers die per jaar via de Rotterdamse haven Nederland binnenkomen slechts 1,3 procent wordt gecontroleerd? Deelt u de mening dat het openen van slechts 7.000 containers en het scannen van slechts 14.000 containers per jaar door een gebrek aan mankracht een zorgwekkend aantal is? Zo ja, hoe heeft deze situatie zich kunnen ontwikkelen? Zo nee, waarom niet?
Van de inkomende containers met goederen met een niet-communautaire status zijn 42.900 gecontroleerd met een scan en 7.225 door een fysieke controles. Voor de goede orde, dit gaat niet om de nucleaire controle; daarvoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 7. Ik deel niet de mening dat dit zorgwekkend is. De Douane hanteert een risicogerichte aanpak. Dit stelt de Douane in staat om verantwoorde keuzes te maken binnen de veelheid van fiscale en niet fiscale taken, het grote volume aan goederen en rekening houdend met de concurrentiepositie van de mainports Rotterdam en Schiphol.
Uitgangspunt van de risicogerichte handhaving is dat alle goederen die de buitengrenzen passeren onder douanetoezicht staan. Dit wil niet zeggen dat de Douane alle goederen controleert, maar dat de Douane over gedegen informatie over deze goederen beschikt. Op basis van deze informatie – die bestaat uit miljoenen aangiftegegevens – en overige risico-informatie voert de Douane met behulp van slimme computertechnologie een risicoanalyse uit en bepaalt welke goederen voor controle in aanmerking komen. De risico’s bepalen dus hoe mensen en middelen bij de Douane worden ingezet.
De Douane kent daarbij verschillende soorten interventies, zoals scancontroles, inzet van speurhonden, fysiek openen van containers en administratieve controles. Al deze interventies kunnen zowel gezamenlijk als apart worden ingezet en kunnen elkaar aanvullen of versterken. In haar risicoweging houdt de Douane rekening met waarborgen en veiligheidsmaatregelen die bedrijven zelf hebben genomen om risico’s te beperken. Het handhavingsniveau wordt jaarlijks bepaald mede aan de hand van risicoweging en evaluatie van voorafgaande jaren, waarbij de bevindingen op fiscale en niet-fiscale risico’s uiteraard wordt meegenomen.
Klopt het dat er ondanks de uitbreiding van de Maasvlakte niet is geïnvesteerd in meer mensen en meer middelen, waardoor het aantal controles en de bijbehorende capaciteit niet evenredig is toegenomen met de toename van het aantal binnenkomende containers? Zo ja, gaat u investeren in meer mensen en middelen? Zo nee, op welke gronden bestrijdt u deze conclusie?
Dit is onjuist. De Douane heeft vóór de komst van de Tweede Maasvlakte grondig onderzocht hoe het douanetoezicht daar zo effectief en efficiënt mogelijk kan worden ingericht met gebruikmaking van moderne technologie en door optimaal gebruik te maken van wettelijk toegestane vereenvoudigde douaneprocedures. Berekend is wat daarvoor nodig is aan personele capaciteit en aan middelen. Met het bedrijfsleven is overleg gevoerd om het douanetoezicht zoveel mogelijk in de logistiek van de Tweede Maasvlakte te laten plaatsvinden. Zo is bijvoorbeeld scanapparatuur geplaatst op de terminals. Hierdoor kunnen containers worden gescand zonder dat de logistiek wordt verstoord. De Douane heeft voor de uitvoering van haar toezicht op de Tweede Maasvlakte het benodigde budget gekregen, zodat ook de benodigde personele capaciteit beschikbaar is.
Klopt het dat het een risico is dat schepen van gerenommeerde rederijen met een certificaat juist aantrekkelijker blijken te zijn voor smokkelaars, in acht genomen dat bij een gebrek aan capaciteit deze schepen, ongeacht de mate van risico, niet worden gecontroleerd? Zo ja, wat gaat u eraan doen om deze schepen minder aantrekkelijk te maken voor smokkelaars? Zo nee, op welke gronden bestrijdt u deze conclusie?
Dit is onjuist. Waarschijnlijk wordt in de vraag gedoeld op het vervoer van goederen in containers door rederijen en op de status van AEO (Authorised Economic Operator). AEO is een status die de Douane op basis van Europese wetgeving aan een bedrijf kan toekennen en die in bepaalde gevallen ertoe kan leiden dat het bedrijf minder door de Douane wordt gecontroleerd. Dat is in die gevallen een afgewogen risico. Deze bedrijven hebben onder andere aangetoond zicht te hebben op hun goederenstromen en hebben zelf veiligheids- en beheersmaatregelen genomen. De Douane kan zo haar capaciteit meer richten op risicovollere bedrijven en goederenstromen. Dat neemt niet weg dat de Douane ook rekening houdt met het risico dat criminelen misbruik kunnen maken van de AEO-status van deze bedrijven. Het recht op verminderde controle voor AEO bedrijven is overigens vastgelegd in Europese wetgeving.
Voor bedrijven (rederijen) die enkel schepen bezitten en goederen in containers voor derden vervoeren, is echter bepaald dat de AEO-status geen recht geeft op verminderde controle.
Bent u van mening dat de ontstane situatie te wijten is aan een gebrek aan middelen en/of inzet? Zo ja, welke maatregelen wilt u in dit verband treffen? Zo nee, wat is naar uw mening de oorzaak van de ontstane situatie?
Zie het antwoord op de voorgaande vragen.
Deelt u de mening dat uw eerdere investering in techniek, zoals camera’s, niet voldoende effectief zijn als er niet voldoende mankracht is om het door techniek gedetecteerde verder uit te zoeken? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit op te lossen? Zo nee, op welke grond bestrijdt u deze conclusie?
De Douane zet in op slim en gericht toezicht met behulp van moderne technologie. Alleen zo kan de Douane effectief toezicht blijven uitoefenen bij stijgende goederenvolumes, veranderende handelsstromen (e-commerce) en toenemend aantal douanetaken. Douanetoezicht moet ook niet onnodig goederenstromen ophouden. De techniek ondersteunt daarbij de douanier. Het is dus inderdaad zo dat inzet van techniek geen nut heeft als er geen logisch vervolg is. Zo heeft het inzetten van scanners alleen zin als de Douane ook een fysieke controle uitvoert als de beelden daartoe aanleiding geven. Dat geldt ook voor cameratoezicht. Op Schiphol heeft de Douane al ervaring opgedaan hoe gebruik te maken van camerabeelden bij de uitoefening van haar taak.
Momenteel vindt overleg plaats tussen private en publieke partijen over het in gebruik nemen van camera’s in de haven van Rotterdam. De Douane neemt deel aan dit overleg. De Douane onderzoekt nog hoe de camerabeelden precies kunnen worden ingezet bij het douanetoezicht in de haven en wat dat voor gevolgen heeft voor de inzet van haar personeel.
Klopt het dat de veertig procent van de containers die wordt overgescheept op binnenvaartschepen niet standaard door een nucleaire detectiepoort gaat en ook verder in het binnenland niet gecontroleerd wordt? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat via deze weg nucleair materiaal ongezien het land in komt? Zo nee, op welke grond bestrijdt u deze conclusie?
De Douane heeft in de haven van Rotterdam detectiepoorten geplaatst voor de detectie van radioactief en nucleair materiaal. Afhankelijk van de situatie op de desbetreffende terminal worden containers die van een zeeschip worden overgeladen op een binnenvaartschip op radioactiviteit gecontroleerd met behulp van vaste of mobiele detectieapparatuur. Als het vanwege de logistiek niet standaard kan met behulp van vaste apparatuur, kan het geschieden op basis van risicoanalyse of steekproefsgewijs met behulp van mobiele apparatuur.
Daarnaast worden overeenkomstig het besluit «detectie radioactief besmet schroot» schrootladingen van binnenvaartschepen, die via de haven van Rotterdam zijn binnengekomen met als bestemming een Nederlandse schrootverwerker, gecontroleerd met detectieapparatuur bij de schrootverwerker.
Wat is uw reactie op de stelling dat met de ontstane situatie materiaal binnengesmokkeld wordt dat voor terroristische doeleinden kan worden gebruikt? Heeft u aanwijzingen dat dit inderdaad via de haven gebeurt? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens hiertegen te treffen? Zo nee, op welke gronden bestrijdt u deze conclusie?
Nederland is een goed toegankelijke toegangspoort tot de Europese Unie en de rest van de wereld. Een professioneel handels- en distributiecentrum van goederen en diensten en beschikt over een uitstekend ontwikkelde infrastructuur op logistiek, juridisch, financieel en digitaal gebied. De haven van Rotterdam is cruciaal voor onze economie en het financieel verkeer en levert een belangrijke bijdrage aan de legale handel, maar kan ook zeer aantrekkelijk zijn voor misbruik voor illegale doeleinden. Het is van belang om toezicht en controle op een zodanige manier in te richten dat het illegale activiteiten bestrijdt, maar het normale economische verkeer en de dienstverlening niet onnodig hindert. Voor de handhavings- en opsporingstaak van de overheid wordt daarom continu naar een balans gezocht tussen enerzijds veiligheid en anderzijds het faciliteren van het bonafide bedrijfsleven.
Er zijn thans geen aanwijzingen dat in Nederland aanslagen met nucleair materiaal worden voorbereid. De kans op een aanslag met nucleaire of radiologische middelen (nog los van of deze lukt en de effecten groot zijn) staat niet op gelijke voet met het algemene dreigingsniveau, maar is ook niet geheel uit te sluiten. Daarom wordt wereldwijd en breed gewerkt aan maatregelen om radiologische en nucleaire materialen uit handen van terroristen te houden. Scan-maatregelen in bijvoorbeeld havens is er daar één van, maar het is niet de enige. Het kabinet heeft daarom de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in het versterken van beveiliging van instellingen die werken met hoog risico stoffen en het verbeteren van samenwerking tussen nationale en internationale partners. Hierdoor wordt het voor kwaadwillenden moeilijk gemaakt om aan risicovolle materialen te komen. Zo wordt binnen de IAEA intensief samengewerkt en informatie uitgewisseld om de beveiliging van radioactieve stoffen en bronnen te versterken. Ook is er binnen de EU goede samenwerking rondom het onderwerp radiologische en nucleaire beveiliging. Binnen de EU wordt onder andere geïnvesteerd in gezamenlijke trainingen en het stimuleren van de ontwikkeling van preventieve maatregelen.
Kent u het bericht «Zelfverrijking normale gang van zaken bij Rotterdams containerbedrijf» van NU.nl?2 Zijn er bij u aanwijzingen bekend dat de problematiek wat betreft frauduleuze activiteiten bij Rotterdamse havenbedrijven zoals geschetst in dit bericht breder speelt dan alleen het betreffende bedrijf?
In het geciteerde artikel wordt ervan melding gemaakt dat bij een Rotterdams havenbedrijf op grote schaal zelfverrijking door voormalig werknemers zou hebben plaatsgevonden. Het Openbaar Ministerie heeft bekend gemaakt dat vier personen als verdachte van onder meer verduistering en oplichting zijn aangemerkt. Deze problematiek beperkt zich echter niet tot Rotterdamse havenbedrijven en is ook niet kenmerkend voor deze bedrijven. De bestrijding van corruptie is een prioriteit van het Openbaar Ministerie en de opsporingsdiensten. Over lopende onderzoeken kan ik echter geen mededeling doen.
Bent u van mening dat de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) voldoende zicht heeft op frauduleuze activiteiten bij bedrijven in de Rotterdamse haven? Zo ja, hoe kan het dat de fraude bij het Rotterdamse containerbedrijf dermate laat is opgemerkt dat er meer dan drie miljoen euro is verduisterd? Zo nee, wat gaat u doen om de controle aan te scherpen?
Fraudebestrijding in de Rotterdamse haven is een opgave voor alle toezichthouders en opsporingsdiensten in het gebied. Indien de FIOD signalen van fraude ontvangt, worden deze onderzocht en beoordeeld op aanknopingspunten voor strafrechtelijk onderzoek. Deze signalen kunnen afkomstig zijn uit regulier toezicht of uit controles door overheidsinstanties, maar kunnen bijvoorbeeld ook bekend worden door een aangifte afkomstig van particulieren of bedrijven. De FIOD acteert aldus voornamelijk op basis van signalen van anderen. Daarnaast hebben toezichthouders en opsporingsdiensten periodiek overleg om fraudesignalen uit te wisselen die de Rotterdamse haven betreffen. Er kunnen geen nadere mededelingen worden gedaan over lopende onderzoeken.
Bent u bereid deze vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
De documentaire ‘Grenzeloos misbruikt’ |
|
Nine Kooiman , Joël Voordewind (CU), Jeroen Recourt (PvdA), Kees van der Staaij (SGP), Foort van Oosten (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de documentaire «Grenzeloos Misbruikt» van de EO in samenwerking met Terres des Hommes en International Justice Mission (IJM)?
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport en de aanbevelingen die de organisaties achter de documentaire, naar aanleiding van de documentaire op 2 november 2016, hebben aangeboden aan de vaste commissies van Veiligheid en Justitie, Buitenlandse Handel en ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken uit de Tweede Kamer?1
Bij brief van 6 september 2016 heb ik aan uw Kamer het Plan van Aanpak Bestrijding Kindersekstoerisme doen toekomen2. Mede op basis van de bevindingen uit het rapport «Global Study on Sexual Exploitation of Children in Travel en Tourism» wordt in het plan een sterk accent gelegd op de Filipijnen, wat betreft de bestrijding van kindermisbruik in het buitenland waaraan Nederlanders op enigerlei wijze deelnemen. In mijn antwoord op vraag 8 ga ik hier verder op in.
De Nederlandse ambassade in Manila richtte in 2014 het informatieuitwisselingsplatform «Manila Dialogue» op waar nationale en internationale partners structureel met elkaar in contact staan over ontwikkelingen en gesignaleerde risico’s op het gebied van mensenhandel, waaronder de seksuele uitbuiting van kinderen. Begin 2016 zijn onder dit platform werkgroepen opgericht die specifiek aandacht geven aan de meest kwetsbare groepen, waaronder kinderen. Op 1 november jl. vond op initiatief van de Ministeries van Veiligheid en Justitie en Buitenlandse Zaken een expertbijeenkomst over seksuele uitbuiting van kinderen plaats, waarbij het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, betrokken mensenrechten ngo’s en ambassades in de Zuidoost-Azië regio aan deelnamen. Ook deze bijeenkomst had als doel om de samenwerking en informatiedeling in de strijd tegen seksuele uitbuiting van kinderen in Zuidoost-Azië te verbeteren.
Wat betreft de specifieke aanbevelingen om via het strafrecht webcamseks met kinderen aan te pakken verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 4, 6, 7 en 10.
Klopt de aanname van de betrokken organisaties dat er wereldwijd zo’n tien miljoen kinderen worden uitgebuit in de commerciële seks of pornografie? Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders als dader of gebruiker vermoedelijk betrokken zijn bij dit misbruik? Hoeveel zaken zijn jaarlijks aanhangig bij de rechter in dit kader?
Zowel het aantal kinderen als het aantal daders dat wereldwijd betrokken is bij seksueel kindermisbruik wordt niet bijgehouden. Wel is bekend dat op 1 december 2016 wereldwijd 29 Nederlanders zijn gedetineerd vanwege een veroordeling voor dan wel verdenking van een zedendelict waarbij minderjarigen het slachtoffer werden. In de Filipijnen zitten momenteel drie Nederlanders hiervoor vast.
Heeft de politie voldoende middelen op te treden tegen mensen die tegen betaling kijken naar het misbruik van kinderen voor een webcam in het buitenland? Kunt u aangeven welke middelen dit zijn, hoe zij worden toegepast en welke middelen en juridisch instrumentarium nodig zijn ter aanvulling op de bestaande bevoegdheden?
Alle middelen en het daarbij behorende juridische instrumentarium die de politie ter beschikking staan ten behoeve van de reguliere opsporing (ook in de digitale omgeving), worden ook ingezet voor de opsporing van het misbruik van kinderen. Naar inschatting van de politie zullen de aanvullende bevoegdheden die het wetsvoorstel Computercriminaliteit III na inwerkingtreding biedt (op afstand binnendringen en onderzoek doen in een geautomatiseerd systeem) verder helpen in de opsporing van het misbruik van kinderen voor een webcam in het buitenland waarbij Nederlandse plegers betrokken zijn.
De opsporing van Nederlandse personen die, tegen betaling, kijken naar het misbruik van kinderen voor een webcam, blijkt een zeer arbeidsintensieve aangelegenheid. Dit komt mede door geavanceerde technische middelen die daders inzetten om zichzelf af te schermen wat opsporingsonderzoek en bewijsgaring complexer en tijdrovender maakt. De technologische ontwikkelingen in het digitale domein gaan dusdanig snel dat dit met zich meebrengt dat er blijvende aandacht zal moeten zijn voor middelen en instrumentarium.
Als misbruik plaatsvindt in het buitenland is er sprake van externe afhankelijkheden, zoals de betrokkenheid en het kennisniveau van buitenlandse autoriteiten in de bronlanden. Bovendien is de capaciteit in de bronlanden veelal schaars en zijn bronlanden genoodzaakt om te prioriteren in het werkaanbod vanwege internationale verzoeken om rechtshulp van andere landen.
Wat is uw reactie op het pleidooi van deze organisaties voor een meer zichtbare aanwezigheid van de politie op internet, specifiek gericht op netwerken die zich schuldig maken aan kinderporno en het kijken naar misbruik van kinderen uit het buitenland voor de webcam? Welke mogelijkheden ziet u om dit vorm te geven?
Meer zichtbare aanwezigheid van de politie op internet is een van de mogelijkheden die aan de bestrijding van kinderporno en webcamseks inhoud kan geven. Verstoring van de netwerken die zich hieraan schuldig maken is vanzelfsprekend gewenst en wordt binnen de huidige aanpak meegenomen, ook in internationaal verband in samenwerking met buitenlandse opsporingsdiensten. Dit heeft het gewenste effect, maar soms leidt het ertoe dat daders slimmere manieren bedenken om opsporing te bemoeilijken. Opgemerkt dient te worden dat ook voor deze methode geldt dat er sprake is van prioritering binnen het totale werkaanbod van kinderporno en kindersekstoerisme.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de voor- en nadelen van het inzetten van digitale opsporingstechnieken, zoals bijvoorbeeld toegepast in het Sweetieproject van Terres des Hommes, bij de opsporing van kinderpornonetwerken?
Naar inschatting van de politie zal het digitale opsporingsinstrumentarium hiertoe voldoende mogelijkheden bieden met de aanvullende bevoegdheden, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel Computercriminaliteit III (Kamerstuk 34 372, nr.3 waar ik in mijn antwoorden op vraag 4 van deze set en vraag 3 van de Kamervragen van de leden Bergkamp en Verhoeven (beiden D66) nader op inga. Ik zie dan ook geen reden voor nader onderzoek naar digitale opsporingstechnieken.
Wat vindt u van het pleidooi van de organisaties voor meer bevoegdheden voor de politie om bij in beslagname van computers van verdachten van kinderporno door te kunnen rechercheren naar eventuele medeverdachten via deze computers, door deze in de lucht te houden? Tegen welke beperkingen om dat mogelijk te maken loopt u nu aan? Welke juridische beperkingen spelen hierbij een rol? Hoe laat zich dat vergelijken met de bevoegdheden van politie in het buitenland, zoals het voorbeeld uit Australië dat in het rapport wordt genoemd?
Graag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4, waar ik inga op de middelen en instrumentarium die de politie ter beschikking staan en mijn antwoord op vraag 2 van de Kamervragen van de leden Bergkamp en Verhoeven (beide D66), waar ik inga op mogelijkheden voor de politie om gebruik te maken van de zg. honeypots of (het overnemen) van het beheer van een internet-omgeving waar strafbare feiten worden gepleegd. Hierbij gelden de gebruikelijke beperkingen met betrekking tot de toepassing, zoals het in mijn antwoord bij vraag 3 van de Kamervragen van de leden Bergkamp en Verhoeven (beide D66) aangehaalde verbod op uitlokking.
In welke mate heeft Nederland contact met de Filipijnen over het probleem van webcamseks met Filipijnse minderjarigen door Nederlandse gebruikers? Bent u tevreden over de internationale samenwerking met de Filipijnen in de bestrijding van kinderporno en webcamseks met minderjarigen en zo ja, waarom?
In het Plan van Aanpak Bestrijding Kindersekstoerisme dat uw Kamer op 6 september 2016 is toegestuurd, is de samenwerking met de overheid in de regio Zuidoost-Azië een belangrijk onderdeel. In het bijzonder zal de komende jaren de samenwerking met de Filipijnen worden geïntensiveerd, onder andere door een pilot met een toolkit die ertoe strekt meer betekenisvolle meldingen voor de opsporing en vervolging van Nederlandse plegers van kindersekstoerisme te verkrijgen. De Filipijnen zijn sinds 2016 ook lid van de Virtual Global Taskforce (VGT) waar periodiek landen met elkaar wisselen over acties en ontwikkelingen op het gebied van (online en offline) seksueel kindermisbruik.
De Filipijnse autoriteiten onderschrijven namelijk dat kindersekstoerisme en webcamseks met minderjarigen een probleem is en zijn ook bereid met internationale partners daarop actie te ondernemen. Het aantal Filipijnse politiemedewerkers dat werkt aan de bestrijding van seksueel kindermisbruik (incl. webcamseks) is uitgebreid en kortgeleden is hiervoor speciaal het team Internet Crimes Against Children opgericht. Ook geeft de Filipijnse politie actief opvolging aan meldingen die Nederland deelt met de Filipijnen, wat heeft geleid tot verschillende (al dan niet gezamenlijke) opsporingsonderzoeken. Om die reden is de plaatsing van de flexibele politieliasion (FILO) in Manila met twee jaar verlengd.
Is de huidige bezetting van de Nederlandse Liaison officer inzake Sekstoerisme in Manilla toereikend, gezien de zware taak en omvang van deze vorm van criminaliteit? Kunt u beschrijven waar de werkzaamheden van de Liaison officer uit bestaan?
Zoals ik uw Kamer heb bericht in mijn brief van 6 september 2016 is de aanstelling van de flexibele liaison (FILO) in Manila, speciaal voor de bestrijding van het fenomeen kindersekstoerisme, met twee jaar verlengd. Daarmee acht ik de huidige bezetting toereikend. De FILO Kindersekstoerisme in Manila onderhoudt het contact met de plaatselijke autoriteiten bij zaken waar een Nederlander betrokken is bij misbruik van kinderen. De FILO is de schakel tussen de Teams Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme in Nederland en de lokale autoriteiten bij gezamenlijke opsporingstrajecten betreffende kindersekstoerisme.
Verder ontwikkelen de FILO ’s Kindersekstoerisme in Manila en Bangkok een regionale aanpak van het fenomeen kindersekstoerisme, samen met de vaste politieliaisons en waar mogelijk met de liaisons van strategische partnerlanden en NGO’s in de regio. De thematische Kindersekstoerisme-liaisons hebben hierbij ook aandacht voor aanverwante thema’s als mensenhandel en kinderpornografie.
Tenslotte dragen de FILO’s waar mogelijk bij aan concrete projecten van Interpol en Europol, zoals het Project Green Notices, maar ook aan preventie.
Gedurende de plaatsingstermijn van de FILO Kindersekstoerisme wordt een strategie ten aanzien van de inbedding van het thema Kindersekstoerisme binnen de staande organisatie geformuleerd ten einde tijdig de beëindiging van de plaatsingstermijn van de FILO op effectieve wijze op te vangen.
Bent u bereid bijvoorbeeld in het kader van het mensenrechtenfonds of uit andere fondsen aanvullende middelen en tevens expertise ter beschikking te stellen voor het trainen en uitbreiden van de zedenpolitie in de Filipijnen, zoals de betrokken organisaties bepleiten? Waarom wel, indien nee waarom niet?
Nederland financiert uit het SRGR Partnerschapsfonds met 3 miljoen euro per jaar het «Down to Zero» programma waarin Terre des Hommes wereldwijd activiteiten uitvoert die gericht zijn op het tegengaan van commerciële seksuele uitbuiting van kinderen, waaronder kindersekstoerisme. Deze inspanningen zijn mede gericht op politietraining en de vergroting van opsporingscapaciteit op de Filipijnen.
Omdat deze inspanningen de inzet vereisen van schaarse gespecialiseerde operationele capaciteit van de politie, die daardoor niet voor de opsporing in Nederland beschikbaar is, ben ik helaas gedwongen hiermee terughoudend om te gaan. Overigens levert Nederland, in vergelijking tot andere Europese landen, een relatief grote inspanning, aan de bestrijding van kindersekstoerisme op de Filipijnen door de inzet van de FILO.
Kosten salderingregeling zonne-energie |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «De miljarden voor duurzame energie en het draagvlak bij de burger»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe hoog de gederfde inkomsten aan energiebelasting en opslag duurzame energie ten gevolge van de salderingsregeling waren in 2015? Zo nee, kunt u een schatting geven van de kosten van deze regeling in 2015?
Ik kan een schatting geven van de gederfde inkomsten aan energiebelasting en opslag duurzame energie tengevolge van de salderingsregeling in 2015. De gederfde inkomsten aan energiebelasting worden geraamd op € 77 miljoen. Dit bedrag wijkt af van de eerdere schatting van € 58 miljoen die is opgenomen in de Miljoenennota (internetbijlage 13, tabel 13.2.4). Op basis van de data van Certiq over grootschalige zon-pv systemen, wordt duidelijk dat een groter deel van de totaal opgewekte stroom onder de salderingsregeling valt dan eerder was aangenomen. De gederfde inkomsten in de opslag duurzame energie worden geraamd op € 3 miljoen.
Kunt u aangeven hoe hoog de gederfde inkomsten aan energiebelasting en opslag duurzame energie zijn ten gevolge van de postcoderoosregeling waren in 2015? Zo nee, kunt u een schatting geven van de kosten van deze regeling in 2015?
De gederfde inkomsten van de postcoderoosregeling in 2015 zijn geschat op minder dan € 0,1 miljoen
Kunt u aangeven wat de kosteneffectiviteit van de salderingsregeling en de postcoderoosregeling was in 2015 in Euro / ton CO2?
In de evaluatie van de salderingsregeling die dit jaar wordt afgerond en naar Uw Kamer zal worden gestuurd zal worden ingegaan op de kosteneffectiviteit van de salderingsregeling. De postcoderoosregeling wordt in 2017 geëvalueerd. Ook in deze evaluatie zal worden ingegaan op de kosteneffectiviteit.
In het rapport van de IBO-werkgroep kostenefficiëntie CO2-reductiemaatregelen dat in het voorjaar is verschenen zijn de nationale kosten van verschillende maatregelen per vermeden ton CO2 in 2020 weergegeven. In de tabel hieronder zijn uit het rapport de kosten van de SDE+ en van de salderingsregeling opgenomen. Deze nationale kosten geven een indicatie van de kostenefficiëntie.
53
49
78
116
269
Bron: Rapport IBO kostenefficiëntie CO2-reductiemaatregelen, tabel 6.2, april 2016
Kunt u aangeven hoeveel de cumulatieve kosten van de salderingsregeling en de postcoderoosregeling sinds 2012 zijn?
De geraamde cumulatieve gederfde inkomsten aan energiebelasting ten gevolge van de salderingsregeling voor 2012-2015 bedragen € 179 miljoen, exclusief ODE. De postcoderoosregeling is pas in 2013 gestart en zowel in 2014 als 2015 uitgebreid. De cumulatieve gederfde inkomsten aan energiebelasting ten gevolge van de postcoderoosregeling zijn geschat op minder dan € 0,1 miljoen.
Kunt u aangeven hoe de kosteffectiviteit van de postcoderoosregeling en de salderingsregeling zich hebben ontwikkeld in de periode 2012 tot en met 2015?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven hoe de kosten van de postcoderoosregeling en de salderingsregeling zich verhouden tot de kosten van de Stimulering Duurzame Energieproductie + (SDE+)-regeling?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat er een verschil te maken valt tussen het salderen van energiebelasting en de opslag duurzame energie enerzijds en de eis dat energiebedrijven het leveringstarief volledig dienen te salderen anderzijds?
Momenteel wordt er zowel gesaldeerd voor de belastingen als voor het leveringstarief van de energieleverancier. Met een digitale elektriciteitsmeter die de afname van elektriciteit van het net en de invoeding van zelf opgewekte elektriciteit afzonderlijk van elkaar registreert (dit kan ook een zogenoemde «slimme» meter zijn), is het mogelijk om onderscheid te maken tussen het salderen van energiebelasting en de opslag duurzame energie enerzijds en het salderen van het leveringstarief van de energieleverancier anderzijds. In de vormgeving van het stimuleringsbeleid voor lokale, duurzame energie na 2020 zal ik dit onderscheid in mijn overwegingen meenemen.
Kunt u zorgen dat de evaluatie van de salderingsregeling en een eventuele aanpassing daarvan vóór de plenaire behandeling van de evaluatie van het Energieakkoord aan de Kamer aangeboden wordt?
Op dit moment vindt de evaluatie van de salderingsregeling plaats. Het onderzoek wordt dit jaar afgerond. De Minister van Economische Zaken en ik zullen uw Kamer in december informeren over de uitkomsten van de evaluatie en het vervolgproces. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie bekijkt het kabinet de regeling in de bredere context van de stimulering van zonne-energie en de gewenste groei van decentrale hernieuwbare energieproductie, om daarmee tot een integrale afweging te komen. Nadat dit in beeld is gebracht, zal het kabinet besluiten over de vormgeving van het stimuleringsbeleid voor lokale hernieuwbare energie na 2020. Het streven is om uw Kamer hierover in de eerste helft van 2017 te informeren.
Het recreatieproject dat ontwikkeld wordt aan de Veerse Dam |
|
Yasemin Çegerek (PvdA), Albert de Vries (PvdA), Joyce Vermue (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u de berichten in de Provinciale Zeeuwse Courant van 3 en 10 november 2016 over het recreatieproject dat ontwikkeld wordt aan de Veerse Dam tussen Walcheren en Noord-Beveland?1
Ja.
Realiseert u zich dat dit project voorziet in de aanleg van een eiland van ruim 3 hectare, dat voor een belangrijk deel zal worden bebouwd (geschatte bouwhoogte van 5 tot 15 meter) en dat dit bouwvolume zal worden gerealiseerd op meer dan 1,5 meter boven het waterpeil van het Veerse Meer?
Ja, in het genoemde project is uitgegaan van deze volumes en hoogtes.
Klopt het dat dit project gelegen in het Veerse Meer voorzien is in een Natura2000-gebied waar tevens de Vogelrichtlijn van kracht is? Is, indien het antwoord op deze vraag bevestigend is, voldaan aan de waarborgen die volgens de richtlijnen inachtgenomen moeten worden?
Het genoemde project is gesitueerd in een Natura 2000-gebied. In de Wet natuurbescherming is, ter implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, een beschermingsregime opgenomen voor Natura 2000-gebieden. Een vergunningstelsel maakt daar onderdeel van uit. Dit regime geldt ook voor dit project.
Kunt u schetsen hoe de ontwikkeling van nieuwe kustbebouwing op deze plaats zich verhoudt tot het onlangs gesloten Kustpact? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uitgangspunt van het te sluiten Kustpact is dat we de kust willen beschermen maar niet op slot willen zetten. In het Kustpact zullen afspraken worden gemaakt over het aanwijzen van zones aan de kust waar niet gebouwd kan worden voor recreatiedoelen, waar wel en onder welke voorwaarden. In het Kustpact zullen ook afspraken worden opgenomen over de wijze waarop met thans lopende plannen en initiatieven zal worden omgegaan. Concrete plannen zullen vervolgens dienen te passen binnen de kaders van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), onder andere ten aanzien van het «kustfundament». Een beoordelende rol van het Rijk is pas aan de orde bij de aanvragen voor vergunningen, waar het Rijk bevoegd gezag is. Vooruitlopend op de definitieve ondertekening van het Kustpact en aanvragen voor vergunningen, kan ik daar nog geen inzage in geven.
Deelt u de mening dat dit project geen pas geeft na alle maatschappelijke onrust over kustbebouwing? Zo nee waarom niet?
In samenwerking met betrokken partijen zal worden gekomen tot een Kustpact om enerzijds de kust te beschermen en anderzijds niet op slot te zetten. In het Kustpact wordt het belang onderschreven van een goede balans tussen ruimtelijke ontwikkelingen en het behoud en de bescherming van de kernkwaliteiten en de collectieve waarden van de kustzone.
Een oordeel over het project in de omgeving is aan de andere overheden en de maatschappelijke organisaties.
Hoe beoordeelt u het feit dat op 21 september 2016, dus lopende de discussie over het Kustpact, door het Rijksvastgoedbedrijf een hoofdlijnenovereenkomst is gesloten over de vestiging van een zakelijk recht van erfpacht op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Wissenkerke, sectie A, nummer 2661, ten behoeve van de door de initiatiefnemer voorgenomen ontwikkeling? Hoe past deze overeenkomst in het beleid van Rijkswaterstaat om geen zakelijke rechten meer uit te geven in gebieden die Rijkswaterstaat in beheer heeft? Kunt u uw antwoord toelichten? Bent u bereid deze overeenkomst in het kader van het Kustpact teniet te doen? Zo nee waarom niet?
Voor een project gelegen in het Veerse Meer zijn in 2010 reeds afspraken gemaakt over onder andere het verlenen van medewerking aan het vestigen van een zakelijk recht. Vanwege deze afspraken heeft Rijkswaterstaat in goed overleg met het Rijksvastgoedbedrijf het vestigen van een zakelijk recht in dit gebied gefaciliteerd. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de overeenstemming met de initiatiefnemer over de hoofdlijnen van een erfpachtovereenkomst schriftelijk aan deze bevestigd bij brief van 21 september 2016. Instemming van de lokale en regionale autoriteiten is hiervoor niet vereist. De afspraken zijn expliciet onder voorbehoud van de vereiste vergunningverlening door de bevoegde gezagen, waaronder een omgevingsvergunning van de gemeente. Op deze wijze zorgt het Rijk als beheerder er voor dat de andere overheden niet worden beïnvloed in hun afweging ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling zelf.
Over het project gelegen in het Veerse Meer is op 8 december 2016 in de raad van de gemeente Noord-Beveland gesproken. De raad heeft unaniem besloten geen anterieure overeenkomst aan te gaan met de initiatiefnemer van dit plan. Het is aan de gemeente om in overleg met de betrokken overheden en partijen zich op eventuele verdere ontwikkelingen te beraden. Het af te sluiten Kustpact zal afspraken bevatten op basis waarvan de andere overheden kunnen afwegen waar welke ontwikkelingen en op welke wijze passend zijn bij de aanwezige waarden en kernkwaliteiten van de kust.
Hoe verhoudt dit project zich tot de nieuwe Natuurbeschermingswet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op uw vraag 3.
Worden de stikstofnormen overschreden indien dit project doorgang zal vinden?
In het kader van de vergunningen- en bestemmingsplanprocedure wordt beoordeeld of het project uitvoerbaar is gelet op de geldende wet- en regelgeving, waaronder de stikstofnormen.
Deelt u, mede gezien het feit dat dit project door de gemeente Noord Beveland wordt gezien als een «pijplijn project», de mening dat het alsnog honoreren van alle in het verleden besproken plannen van het Kustpact een nietszeggende overeenkomst maakt? Zo nee waarom niet?
Nee, in het Kustpact zullen afspraken worden opgenomen over de wijze waarop met thans lopende plannen en initiatieven zal worden omgegaan. Voor uitleg van de procedure verwijs ik u naar antwoord 6.
Deelt u de mening dat (gezien het feit dat de bouw van recreatiewoningen, appartementen en penthouses zoals die nu worden voorgesteld nieuw zijn, die in het toetsingskader dat eerder is gebruikt voor de locatie Veerse Dam niet betrokken zijn en het toen uitsluitend ging om een hotel) het plan dat nu voorligt veel meer bebouwing omvat dan eerdere plannen? Deelt u tevens de mening dat, zo er al sprake zou zijn van een «pijplijneffect», dit dan in ieder geval niet geldt voor het huidige veel omvangrijkere plan? Zo nee waarom niet?
De raad heeft op 8 december 2016 besloten geen anterieure overeenkomst aan te gaan met de initiatiefnemer die het genoemde plan had opgesteld. De raad heeft daarbij de verschillende aspecten gewogen die genoemd zijn in uw vragen 10 tot en met 15, zoals bijvoorbeeld de relatie met de eerdere afspraken in de regio, het oordeel van het Kwaliteitsteam en de reacties van belanghebbenden. De gemeente heeft daarbij de procedures voor de benodigde besluitvorming, correct gevoerd.
Zijn de nieuwe plannen ook getoetst door het zogenaamde kwaliteitsteam, dat in het eerdere toetsingskader een doorslaggevende stem werd toebedeeld? Zo nee waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de oorspronkelijke aanleiding voor nieuwe plannen ter compensatie van de sanering van het terrein van «De Lekkerbek» en «Resto Vrouwe in de Polder» inmiddels is verdwenen nu de gemeente Veere dit project in de ijskast heeft gezet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van nog meer recreatiewoningen op gespannen voet staat met het huidige overaanbod van recreatiewoningen in de provincie Zeeland? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om de ontwikkeling van dit overaanbod aan recreatiewoningen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Is er sprake van verdringen van bestaande recreatiemogelijkheden, zoals windsurfen, en de surfschool bij het realiseren van het project en hoe weegt u de belangen van deze recreanten ten opzichte van de nieuwe plannen?
Zie antwoord vraag 10.
In hoeverre zijn naar uw mening de verschillende belanghebbende partijen gehoord bij de totstandkoming van dit project? Kunt u schetsen welke procedures er momenteel nog open staan voor belanghebbenden teneinde hun bezwaren rondom dit project nog kenbaar te maken en meegewogen te laten worden? Bent u zich bewust van het feit dat het project tot maatschappelijke onrust leidt en dat Staatsbosbeheer, de Zeeuwse Milieufederatie en vele bewoners in Zeeland dit project helemaal niet willen?
Zie antwoord vraag 10.
De import van groen gas |
|
Jan Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u zich de antwoorden herinneren van eerdere vragen over de import van groen gas?1
Ja.
Deelt u de mening dat groen gas een bijdrage kan leveren aan de transitie naar een duurzame energievoorziening en een vermindering van de vraag naar Gronings laagcalorisch gas (L-gas)?
Ja.
Is het waar dat u in september een brief heeft ontvangen van Essent, OrangeGas en PitPoint met het verzoek een pilot te starten voor de import van groen gas?
Ja.
Is het waar dat u deze brief nog niet beantwoord heeft? Kunt u deze brief alsnog beantwoorden vóór het Algemeen overleg Energieraad voorzien op 30 november aanstaande? Kunt u ook ingaan op het verzoek van Vertogas om een bespreking met uw ministerie?
In reactie op de brief heb ik een antwoord opgesteld dat per abuis niet is verzonden. De antwoordbrief, met gelijke strekking als deze en de vorige beantwoording van uw vragen over de internationale handel van groen gas, is alsnog verstuurd. Mijn ministerie heeft regulier overleg met Vertogas, waarin ook mijn standpunt ten aanzien van het starten van een pilot aan de orde is geweest. Aan het verzoek om een bespreking is derhalve voldaan.
Is het waar dat u al een jaar in gesprek bent met Vertogas (dochter van Gasunie) over de mogelijkheid om buitenlandse groengascertificaten alsnog toe te staan? Welk resultaat hebben deze gesprekken opgeleverd?2
Ik heb meerdere keren met Vertogas gesproken over internationale handel van groen gas en aan hen aangegeven dat ik de import van buitenlandse groengascertificaten op dit moment niet wil toestaan, maar inzet op de ontwikkeling van een Europees platform voor de uitwisseling van gvo’s. Zie ook mijn antwoord op eerdere vragen van het lid Jan Vos (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 304).
Waarom neemt Vertogas nu nog niet deel aan de European Renewable Gas Registry (ERGaR)? Kunt u bevorderen dat Vertogas proactief deel gaat nemen aan ERGaR?
Vertogas is sinds begin van dit jaar betrokken bij het ERGaR initiatief. Volgend op de signalen uit de sector en de randvoorwaarde dat een internationaal register nodig is voor het faciliteren van internationale handel van groen gas, heb ik Vertogas gevraagd een grotere rol op te pakken in dit initiatief.
Wanneer zal er naar uw verwachting sprake zijn van een betrouwbaar gemeenschappelijk Europees platform voor uitwisseling van groengascertificaten? Wanneer zal er een Europees certificeringssysteem zijn voor grijze stroom, waar de Kamer eerder bij motie van de leden Jan Vos en Van Tongeren3 om heeft gevraagd?
Een Europees platform voor de uitwisseling van garanties van oorsprong (gvo’s) voor gas moet onder andere kunnen uitsluiten dat niet-groen gas toch als groen gas wordt verhandeld en garanderen dat groen gas slechts eenmaal wordt verkocht aan de consument. Het is van belang dat per gvo bekend is aan welke duurzaamheidscriteria wordt voldaan en dat zichtbaar is of reeds bij de productie van het gas subsidie is verleend. Daarnaast moet het platform door de Europese Commissie worden erkend als handelsplatform voor groen gas gvo’s. Dit zie ik als minimale voorwaarden voor een betrouwbaar platform.
Het huidige Europese systeem van gvo’s is reeds geschikt om ook te voorzien in de certificering van grijze stroom. Op vrijwillige basis is dat mogelijk en toegestaan. Zoals ik in mijn brief over «full disclosure» (Kamerstuk 34 199, nr. 78) heb aangegeven, vind ik het nu niet verstandig om verplicht alle grijze stroom te certificeren.
Welke acties heeft u tot nu toe hiervoor ondernomen? Welk gevolg is er gegeven aan de «letter of intent» van 2013, waarin «issueing bodies' in andere landen hebben aangekondigd om meer samen te werken?
Zoals aangegeven in mijn eerdere beantwoording heb ik Vertogas gevraagd een grotere rol te nemen en actiever deel te nemen in de ontwikkeling van het ERGaR platform. Vertogas heeft in 2013 de «letter of intent» niet ondertekend. Ik zal onderzoeken of het alsnog ondertekenen van deze «letter of intent» door Vertogas gewenst en mogelijk is.
Is er een pilot denkbaar om te experimenteren met de import van groen gas en de bijbehorende certificaten?
Zoals ik mijn reactie op eerdere vragen van het lid Jan Vos heb aangegeven, acht ik een pilot op kleinere schaal niet wenselijk aangezien dit niet bijdraagt aan een structurele oplossing en wel risico’s heeft op onterechte of te hoge stimulering van de productie van groen gas. Met de ontwikkeling van een Europees platform wordt wel gewerkt aan een structurele oplossing.
Is het denkbaar dat er een lijst komt (bv. van Vertogas), met daarin een lijst met betrouwbare bronnen van groen gas, waarvan het groencertificaat in Nederland wordt erkend?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Kunt u aangeven hoe u het verdringingseffect, van 0,05 tot 0,15% van de 14%, heeft berekend? Kunt u aangeven hoe het verdringingseffect precies werkt en hoe de biobrandstoffen richtlijnen hierin precies een rol spelen4?
De Nederlandse doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 is vastgelegd in de EU-richtlijn Hernieuwbare Energie (2009/28/EG). Hierbij zijn rekenregels afgesproken om te bepalen hoe deze doelstelling gemeten moet worden. In deze rekenregels is vastgelegd dat groen gas meetelt voor de hernieuwbare energiedoelstelling in het land waar het fysiek in het aardgasnet wordt gevoed. Dit in tegenstelling tot biobrandstoffen ingezet in transport die voor de hernieuwbare energiedoelstelling meetellen in het land waar ze gebruikt worden.
In de Europese richtlijn hernieuwbare energie (2009/28/EG) en de Europese richtlijn brandstofkwaliteit (2009/30/EG) is afgesproken om een toenemend aandeel aan biobrandstoffen verplicht te stellen voor levering aan transport. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de regeling Hernieuwbare Energie Vervoer. Hierin is vastgelegd dat groen gas geleverd aan transport kan worden gebruikt door leveranciers van brandstoffen om aan deze oplopende verplichting te voldoen. Als dit in toenemende mate zou gebeuren met de inzet van groen gas uit het buitenland (dat niet meetelt voor de Nederlandse hernieuwbare energie doelstelling) is er ook minder bijmenging nodig van andere biobrandstoffen (die juist wel meetellen voor de Nederlandse hernieuwbare energie doelstelling).
De exacte grootte van het verdringingseffect is onzeker. Ik heb de ondergrens van 0,05%-punt ingeschat op basis van de volledige vergroening van de huidige inzet van aardgas in transport (1,3 PJ in 20155) door import van groen gas certificaten. Voor de inschatting van de bovengrens van 0,15%-punt heb ik de volledige vergroening door import van groen gascertificaten genomen bij een groei in de afzet van aardgas voor transport tot 3 PJ in 2020. Deze laatste inschatting van 3 PJ is conservatief vergeleken met de scenario’s die zijn opgenomen in de Duurzame Brandstofvisie van de SER. Bij een geschat energieverbruik van 2047 PJ in 2020 leidt dit tot circa 0,05–0,15%-punt.
Kunt u aangeven hoe de subsidiëring (al dan niet vanuit SDE+) van groen gas precies werkt? Wordt groen gas gesubsidieerd bij invoeding in het algemene gasnet, of bij verbranding, of allebei, alleen in Nederland of ook in het buitenland?
Om voor SDE+ subsidie in aanmerking te komen moet groen gas worden geproduceerd en ingevoed in het Nederlandse aardgasnet.
Is het waar dat duurzame energiedoelstellingen (14% in 2020) en klimaatdoelstellingen soms tegen elkaar in werken (sluiting kolencentrales die biomassa bijstoken, import groen gas die ingezet wordt als biobrandstof)? Hoe kan voorkomen worden dat doelstellingen tegen elkaar in werken? Welke doelstelling heeft uiteindelijk voorrang, duurzame energie (14% in 2020) of CO2-uitstoot (– 25% in 2020)? Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Energieraad voorzien op 30 november a.s.?
In de Energieagenda, die ik op korte termijn naar uw Kamer zal sturen, zal ik ingaan op de samenhang tussen de huidige en toekomstige energiedoelstellingen.
Europese subsidie voor nieuwe kolencentrales in Griekenland |
|
Jan Vos (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over Europese subsidie voor nieuwe kolencentrales in Griekenland? 1
Ja.
Waarom zou Griekenland 1,75 miljard euro moeten krijgen voor de bouw van twee nieuwe bruinkoolcentrales?
In het artikel wordt gewezen op de Griekse wens om te worden aangemerkt als één van de minst vermogende lidstaten. Hiertoe zou de groep lidstaten waarvoor deze uitzondering geldt, moeten worden uitgebreid. Griekenland zou dan een deel van zijn te veilen emissierechten, gratis toe mogen wijzen aan de energiesector voor modernisatie van deze sector.
Het Industriecomité van het Europees parlement heeft deze Griekse wens in zijn positie opgenomen. Ik heb geen aanwijzingen dat dit voorstel in het Europees parlement en de Raad op brede steun kan rekenen en verwacht niet dat dit voorstel wordt opgenomen in de ETS-richtlijn voor de periode 2021–2030.
Klopt het dat deze kolencentrales dan zouden kunnen produceren voor een periode van maar liefst 40 jaar?
Ja, nieuwe kolencentrales zijn daar naar verwachting technisch toe in staat. De economische levensduur zal tenminste 25 jaar zijn.
Waarom zou dit geld uit de ETS-emissierechten opgebracht moeten worden?
Bij de herziening van de ETS-richtlijn zet ik me ervoor in dat enkel subsidie kan worden gegeven aan CO2-arme projecten. Een aantal lidstaten deelt deze inzet, waarbij de landen die financiële steun ontvangen vanzelfsprekend wel het laatste woord willen hebben over welke projecten binnen hun land worden uitgevoerd. Ik richt me daarom op scherpe criteria voor het gebruik van de middelen. Daarnaast zet ik me ervoor in dat de groep lidstaten die van deze uitzondering gebruik mogen maken, niet wordt uitgebreid.
Hoe verhoudt dit zich tot de Overeenkomst van Parijs en de Europese klimaatdoelen en de leidende rol die de EU voor zichzelf ziet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat kunt u doen om deze gang van zaken een halt toe te roepen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijkheden ziet u om bij deze subsidies meer aan te sturen op verduurzaming en vergroening van de energievoorziening?
Naast het opnemen van de voorwaarde om binnen deze uitzonderingsbepaling enkel subsidie voor CO2-arme projecten te geven, draagt een competitief biedproces hieraan bij. In het Commissievoorstel voor herziening van de ETS richtlijn wordt voorgesteld dat door middel van een competitief biedproces bij grote projecten er voor gezorgd moet worden dat enkel projecten die leiden tot emissiereductie worden geselecteerd.
CEF-subsidiegelden |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Bent u bekend met het afwijzen door de Europese Commissie van CEF-subsidiegelden voor bijvoorbeeld de inbouw van gaswassers in schepen binnen TEN-T?
Ja.
Hoe denkt u over de herhaaldelijke afwijzingen van specifiek Nederlandse CEF-aanvragen voor milieumaatregelen zoals het uitrusten van gaswassers door de Europese Commissie?
Het is mij niet bekend dat er sprake zou zijn van een door Europa herhaaldelijk afwijzen van specifiek Nederlandse CEF aanvragen voor milieumaatregelen. De Europese Commissie beoordeelt aanvragen voor CEF co-financiering voor Milieumaatregelen waar Nederlandse partijen bij betrokken zijn worden voorzover mij bekend op basis van dezelfde criteria als aanvragen uit andere EU lidstaten.
Deelt u de mening dat Europese subsidiegelden belangrijk zijn voor de Nederlandse scheepvaart, met name omdat het Rijk hiervoor geen middelen ter beschikking stelt?
Ja, ik ben van mening dat Europese subsidiegelden een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan verduurzaming van de Europese en Nederlandse scheepvaart.
Acht u de afwijzing door de Europese Commissie van Nederlandse CEF-subsidieaanvragen ten opzichte van de toewijzingen van aanvragen uit andere Europese lidstaten in lijn met het uitgangspunt van een eerlijk level-playing-field? Zo ja, waarom? Zo nee, wat kunt u hierop ondernemen?
Ik heb geen aanwijzing dat CEF subsidies concurrentieverstorend werken. Subsidietoekenning vindt plaats op basis van dezelfde criteria die voor alle aanvragers gelden en subsidierondes staan voor alle partijen op dezelfde wijze open. De Europese Commissie beoordeelt de aanvragen, waaronder de voorstellen voor het installeren van gaswassers, onder andere op basis van rijpheid van het project, bijdrage van de subsidie aan het project, kwaliteit, bijdrage aan de ontwikkeling van het netwerk en EU toegevoegde waarde. De Commissie laat de aanvragen door teams van extern deskundigen beoordelen waarbij de projecten worden gescoord.
Bij de afgelopen subsidie oproepen werd het beschikbare budget overigens twee tot drie keer overvraagd. Dat betekent dus dat circa tweederde van de aanvragen niet kon worden gehonoreerd.
De aanhouding van demonstranten wegens belediging |
|
Nine Kooiman , Sadet Karabulut , Michiel van Nispen |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat tijdens een demonstratie voor de vrijlating van opgepakte Koerdische parlementariërs arrestaties zijn verricht wegens belediging?1 Hoe is de besluitvorming over deze arrestaties precies verlopen? Door wie zijn welke beslissingen op welk moment genomen?
Bij de demonstratie op 12 november is één arrestatie verricht ter zake van belediging. Een aantal mensen liep met een bord met de tekst «Erdogan Terrorista» met daarbij een afbeelding van president Erdogan met een Hitler snor. Het Openbaar Ministerie oordeelde deze uiting als strafbaar (belediging, artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht). In het kader van de proportionaliteit en subsidiariteit heeft op verzoek van het Openbaar Ministerie de politie de demonstranten gevraagd de borden in te leveren. Eén man weigerde dat en is vervolgens aangehouden. Daarnaast zijn zeven mensen aangehouden vanwege geweldsdelicten.
Wat hielden de beledigingen, op basis waarvan de arrestaties zijn verricht, precies in?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1.
Is het waar dat het lokale gezag specifieke leuzen op voorhand verboden heeft verklaard? Zo ja, door wie precies, welke leuzen betreft het, op basis waarvan is dat gebeurd en vindt u dat terecht?
Nee, voor zover mij bekend is daar geen sprake van.
Worden de opgepakte demonstranten ook daadwerkelijk vervolgd? Zo ja, op basis waarvan? Zo nee, ziet u ook het risico dat een arrestatie niet gebruikt mag worden als middel om demonstranten met leuzen die op, of over de grens zijn, tijdelijk de vrijheid om te demonstreren te ontnemen?
De beoordeling of vervolging wordt ingesteld tegen de wegens geweldpleging aangehouden demonstranten ligt bij het Openbaar Ministerie. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om te demonstreren, zolang het de openbare orde niet verstoort, een fundamenteel recht is in onze democratie? Op welke wijze is dat hier gewaarborgd?
Die mening deel ik. Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat de uitoefening van dat recht geen moment in het geding is geweest.
Vindt u dat provocerende leuzen tijdens een demonstratie onder de vrijheid van meningsuiting vallen? Zo nee, waarom niet?
De uitoefening van grondrechten, dus ook de vrijheid van meningsuiting, is niet absoluut, maar wordt begrensd door ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Dat is in dit geval artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘NVWA kapittelt afslag Urk vanwege condens’ |
|
Barbara Visser (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «NVWA kapittelt afslag Urk vanwege condens»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een lastgeving onder dwangsom heeft opgelegd aan de Visveiling Urk vanwege condensvorming aan de plafonds, een natuurverschijnsel?
De NVWA treedt op als bedrijven de voedselveiligheidsregels overtreden. In dat kader heeft de NVWA op 8 november 2016 drie koelcellen op de visafslag Urk (Visveiling Urk bv) gesloten en last onder dwangsom (LOD) opgelegd ter voorkoming van het opnieuw openen van deze bedrijfsruimten voordat aan de regelgeving wordt voldaan. De reden is dat het bedrijf de condensvorming niet onder controle had.
Afwezigheid van condens is een algemene inrichtingseis die geldt voor alle bedrijfsruimten waar vis en visproducten worden behandeld of bewaard. Deze algemene inrichtingseis is een basisvoorwaarde voor de hygiënische productie van levensmiddelen.
Condens in de koelruimtes kan op verschillende manieren een gevaar zijn voor de voedselveiligheid. Condens kan leiden tot corrosie- en schimmelvorming en in condens kunnen schadelijke bacteriën groeien. Dat in dit specifieke geval geen bacteriën in de condens zijn aangetoond, doet aan dit gevaar niets af.
Condensvorming in koelcellen is geen onvermijdelijk natuurverschijnsel. Door gericht ontwerpen, construeren en indelen van de bedrijfsruimten kan condensvorming worden voorkomen. De sluiting van de koelcellen en de oplegging van de last onder dwangsom (LOD) zijn uitvloeisel van een lang traject van handhaving en overleg tussen de NVWA en Visveiling Urk bv.
Is er bij een dergelijke condensvorming daadwerkelijk sprake van gevaar voor de volksgezondheid, nu ook de Visveiling Urk heeft aangetoond dat de druppels bacteriologisch schoon zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat de Visveiling Urk mogelijk drie van de vijf grote koelcellen niet meer mag gebruiken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de (financiële) gevolgen voor de Visveiling Urk wanneer drie van de vijf grote koelcellen niet meer gebruikt mogen worden?
Het is mij bekend dat interventies van de NVWA, zoals de sluiting van koelcellen van Visveiling Urk bv, (financiële) gevolgen hebben voor het betrokken bedrijf.
Kunt u aangeven hoe de Visveiling Urk de natuurwetten kan aanpassen, zodat de afslag aan de eisen van de NVWA kan voldoen?
Condensvorming kan worden voorkomen. Hiervoor is geen aanpassing van natuurwetten, maar aanpassing van de bedrijfsinrichting nodig. Tot op heden is Visveiling Urk bv echter niet bereid gebleken om de hiervoor noodzakelijke investeringen te doen.
Wat vindt u van het feit dat de Visveiling Urk al sinds 2013 een oplossing probeert te zoeken met koelcelbouwers en wetenschappers en dat ondanks dat er geen oplossing lijkt te bestaan voor dit natuurverschijnsel, de NVWA boetes blijft opleggen en nu met een lastgeving onder dwangsom komt?
Het is een onjuiste voorstelling van zaken dat er geen technologische oplossing voor dit probleem zou bestaan. Visveiling Urk bv heeft ruim de tijd gekregen om dit probleem structureel op te lossen. Visveiling Urk bv is op 26 oktober 2011, 11 juli 2012 en 17 december 2012 geïnspecteerd en heeft naar aanleiding van deze inspecties waarschuwingen en in 2013 een boete ontvangen voor de condensvorming in de koelcellen. Tijdens de inspectie van 17 december 2012 heeft Visveiling Urk bv zelf verklaard dat contact is gezocht met de bouwer en met de installateur van de koelcellen. Deze hebben beide aangegeven dat er diverse mogelijkheden zijn om condensvorming op een goede manier op te lossen. Ook in de bezwaarprocedure in 2013 tegen de boete heeft Visveiling Urk bv erkend dat er oplossingen mogelijk zijn om condensvorming tegen te gaan, maar dat de aanpassingen hoge kosten met zich zouden meebrengen. Het bezwaar is destijds ongegrond verklaard. Een door Visveiling Urk bv ingediend beroep bij de rechter is later ingetrokken.
Dat Visveiling Urk bv tot op heden desondanks geen stappen heeft gezet om de situatie te verbeteren, is een keuze die voor haar eigen rekening en risico dient te komen. Als een bedrijf geen stappen tot verbetering zet, is het inzetten van zwaardere rechtsmiddelen een logisch vervolg.
Wat vindt u van de reactie van de NVWA dat dit nu eenmaal de wet is, ook al is deze niet uitvoerbaar voor de Visveiling Urk en blijken de condensdruppels bacteriologisch schoon te zijn? Vindt u een dergelijke starre benadering door de NVWA passen bij het samen met Visveiling Urk zoeken naar een oplossing?
Zie voor het antwoord op deze vragen mijn antwoord op vragen 2, 3, 4 en 7.
Deelt u de mening dat deze uitspraken niet getuigen van een overheid die bereid is om mee te denken, zodat regels werken in plaats van tegenwerken?
Zie antwoord vraag 8.
Is bij u bekend bij welke visafslagen of andere bedrijven dit probleem nog meer speelt?
Afwezigheid van condens is een basisvoorwaarde voor alle bedrijfsruimten voor de be- en verwerking van dierlijke producten en wordt standaard meegenomen tijdens reguliere inspecties. Op dit moment zijn geen andere bedrijven in het «Hard waar het moet»- handhavingtraject opgenomen als gevolg van overmatige condensvorming.
Bent u bereid om contact op te nemen met de NVWA om tot een werkbare oplossing te komen voor de visafslag? Zo ja, op welke termijn bent u van plan dit te doen? Zo nee, waarom bent u daartoe niet bereid? Is het volgens u mogelijk om binnen de wettelijke kaders tot een werkbare oplossing te komen? Zo ja, wilt u dit in gang zetten? Zo nee, wat betekent dit voor de Visveiling Urk?
Nee, ik ben niet bereid mij te mengen in deze discussie tussen de NVWA en Visveiling Urk bv. De afwezigheid van condens is immers een algemene inrichtingseis waaraan alle bedrijven moeten voldoen om voedselveilig te kunnen produceren. Er is geen reden om voor Visafslag Urk bv een uitzondering op deze regel te maken. Het bedrijf zal zelf het condensprobleem moeten oplossen, hetgeen, zoals ik in de beantwoording van vraag 7 heb aangeven, praktisch mogelijk is. Zolang het bedrijf dit niet doet, kan het de betreffende bedrijfsruimten niet voor de productie van levensmiddelen inzetten.
De asbestzaak in Dodewaard |
|
Eric Smaling , Michiel van Nispen |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat honderden bezoekers aan de Versbeurs in 2011 willens en wetens zijn blootgesteld aan asbest?1
Asbest is een zeer gevaarlijke stof en kan verschillende vormen van kanker veroorzaken. Het willens en wetens blootstellen van bezoekers aan asbestvezels vind ik dan ook verwerpelijk, bovendien is het strafbaar. In deze zaak is het OM overgegaan tot vervolging en heeft de rechtbank de beheerders veroordeeld.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat er een evenement in een hal heeft plaatsgehad waarvan bekend was dat er een hoge concentratie asbestvezels aanwezig was? Waarom was deze hal niet afgesloten voor bezoekers en evenementen?
Uit navraag blijkt dat in 2009 in de gemeente Neder-Betuwe een steenfabriek leeg kwam te staan. De Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft het terrein gekocht in opdracht van de provincie Gelderland ten behoeve van gebiedsontwikkeling. In de leegstaande fabriek waren nog installaties zoals ovens aanwezig. Tijdens de leegstand hebben koperdieven en vandalen de voormalige fabriek bezocht en onder meer de ovens kapot gemaakt. Waarschijnlijk is als gevolg van het vandalisme asbest vrijgekomen in verschillende ruimtes. In september 2011 is er een asbestinventarisatie uitgevoerd in de fabriek. Uit deze inventarisatie bleek dat er in diverse ruimtes een te hoge concentratie asbestvezels in de lucht aanwezig was.
Het adviesbureau dat de asbestinventarisatie heeft uitgevoerd heeft aan de beheerders van het voormalige fabrieksterrein geadviseerd het terrein onmiddellijk af te sluiten. De beheerders van het terrein hebben dit advies genegeerd en zijn daarvoor op 20 oktober jl. door de rechter veroordeeld.
In november 2011 begreep de gemeente Neder-Betuwe dat er een te hoge concentratie asbestvezels aanwezig was en heeft de gemeente het terrein afgesloten voor het publiek.
Hoeveel mensen hebben sinds de sluiting deze voormalige steenfabriek bezocht tijdens andere gelegenheden en zijn hierbij blootgesteld aan de hoge concentratie asbestvezels?
In november 2011 heeft het bevoegd gezag, de gemeente Neder-Betuwe, de fabriek gesloten. In de periode van september 2011 tot november 2011 heeft er in ieder geval een Versbeurs plaatsgevonden. Het OM schat in dat honderden mensen de besmette ruimten hebben betreden.
Wat is uw reactie op de beweringen dat het Openbaar Ministerie niet van alle feiten en omstandigheden op de hoogte was, zoals van de onwetendheid van bezoekers en de risico’s van asbest?
Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het OM niet van de feiten en omstandigheden die voor dit strafrechtelijk onderzoek relevant zijn op de hoogte was. Van belang is hierbij te vermelden dat het in deze strafzaak vooral ging om gevaarzetting. Door het OM is bij het omschrijven van de gevaarzetting en de mogelijke gezondheidsrisico’s voor bezoekers niet beoogd om de vraag te beantwoorden hoe groot de kans is dat dit risico leidt tot daadwerkelijke gezondheidsproblemen. Het willens en wetens blootstellen van mensen aan gevaarlijke stoffen is op zichzelf een strafbaar feit. Naar aanleiding van een in 2011 uitgebracht asbestinventarisatierapport van het bewuste pand door de DLG zijn door de betrokken instanties afspraken gemaakt over de communicatie met de bezoekers. Het OM ging er om die reden vanuit dat de bezoekers op de hoogte waren van het risico van een asbestbesmetting. Later bleek dat dit niet zo was.
Het antwoord op de vraag hoe groot de kans is dat daadwerkelijke gezondheidsproblemen ontstaan, is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. Dat één van de geraadpleegde deskundigen in het onderhavige krantenartikel betoogt dat het in deze casus wel losloopt met het gezondheidsrisico voor de bezoekers moet voor rekening van deze deskundige worden gelaten. Een rapportage van deze deskundige is door de verdediging in het strafproces ingebracht, de rechtbank heeft daarvan gezegd dat de status van het rapport niet duidelijk is en dat de inhoud ervan ook niet afdoet aan het feit dat in deze casus een groot aantal personen is blootgesteld aan een aanmerkelijk risico op asbestbesmetting. Uit het vonnis blijkt dat de rechtbank het een feit van algemene bekendheid acht dat asbest gevaarlijk is voor de veiligheid en/of gezondheid van personen. De rechtbank heeft in het vonnis het OM gevolgd als het gaat om de geconstateerde ernst van de gedragingen van de verdachten en de mogelijke gezondheidsrisico’s voor bezoekers.
Hoe wordt nu gecommuniceerd met bezoekers? Is er sprake van een «follow-up»?
Het primaat voor risicocommunicatie ligt bij het bevoegd gezag en het gesprek hierover moet vooral op lokaal niveau worden gevoerd. Inmiddels heb ik van de gemeente en de provincie begrepen dat de bezoekers van het terrein niet actief zijn geïnformeerd over de mogelijke gezondheidsrisico’s die zij hebben gelopen. Ik vind het in het algemeen van groot belang dat over asbest en mogelijke gezondheidsrisico’s transparant en eenduidig wordt gecommuniceerd. Vandaar dat ik per brief de gemeente en de provincie heb opgeroepen dit alsnog gezamenlijk ter hand te nemen.
Hoe wordt voorkomen dat er evenementen kunnen worden georganiseerd in gebouwen die wegens asbestgevaar afgesloten hadden moeten zijn?
Het is de verantwoordelijkheid van eigenaren en beheerders van gebouwen om bij asbestgevaar het gebouw af te sluiten en te laten saneren. Het bevoegd gezag ziet hier op toe.
In deze zaak hebben de beheerders van het gebouw de wet overtreden en zijn hiervoor vervolgd en veroordeeld. Van de vervolging en veroordeling gaat een waarschuwing uit naar andere pandbeheerders.
Het bericht ‘Autoverzekering wordt duurder’ |
|
Erik Ronnes (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Autoverzekering wordt duurder»?1
Ja.
Deelt u de conclusies van het onderzoek van Pricewise, dat er bij autoverzekeringen nog veel verborgen kosten zijn – zoals poliskosten, royementskosten, wijzigingskosten en prolongatiekosten – die niet zijn verwerkt in het termijnbedrag dat de verzekerde betaalt?
In de Wet financieel toezicht (Wft) zijn regels ten aanzien van informatieverstrekking opgenomen. Een consument dient precontractueel op de hoogte te worden gesteld van de kosten en voorwaarden van het betreffende product – zowel het termijnbedrag als de eenmalige kosten. De informatie moet correct, duidelijk en niet misleidend zijn, dat betekent ook dat geen kosten verborgen mogen worden. De AFM houdt hier toezicht op.
Het Verbond van Verzekeraars heeft aangegeven dat bij het overgrote deel van de verzekeraars bij particuliere verzekeringen geen poliskosten, prolongatiekosten, wijzigingskosten etc. in rekening worden gebracht. Er is nog wel een aantal oudere polissen in omloop waar nog kosten voor bepaalde diensten worden berekend. De informatie over de kosten moet uiteraard ook correct, duidelijk en niet misleidend zijn. In het artikel zijn de meeste genoemde verzekeringen afgesloten via een gevolmachtigde agent. Gevolmachtigde agenten kunnen kosten in rekening brengen voor hun diensten, zoals premie-incasso, polisadministratie of polisopmaak. Gevolmachtigde agenten dienen ook precontractueel alle voor de consument relevante informatie te geven. De Nederlandse Vereniging van Gevolmachtigde Assurantiebedrijven (NVGA) geeft aan dat een deel van de gevolmachtigde agenten, zoals die genoemd zijn in het onderzoek van Pricewise, nog apart eenmalige kosten zoals poliskosten in rekening brengt. Dit komt ook voor bij andere schadeverzekeringen dan de autoverzekering, zoals bijvoorbeeld bij de inboedelverzekering of ongevallenverzekering. Zij moeten deze kosten altijd precontractueel melden. Daarmee zijn het dus wel (extra) eenmalige kosten voor de consument, maar mogen deze niet worden verborgen.
Erkent u dat deze extra kosten het moeilijker maken om verschillende autoverzekeringen met elkaar te vergelijken?
De regels omtrent informatieverstrekking bij bijvoorbeeld vliegtickets en concertkaarten zijn op hoofdlijnen vergelijkbaar met de regels bij verzekeringen. Bij vliegtickets, reizen en concertkaarten zijn de eisen omtrent vermelding van kosten specifieker gedefinieerd2. Bij schadeverzekeringen is sprake van een algemene norm: de informatie moet correct, duidelijk en niet misleidend zijn.3 De aanbieder (verzekeraar of gevolmachtigd agent) dient alle voor de consument relevante informatie precontractueel aan de consument over te brengen. Ten slotte moet de productinformatie afgestemd zijn op de doelgroep van het product.4 Deze regelgeving biedt consumenten mogelijkheden om te vergelijken. Aanvullende afspraken met verzekeraars acht ik niet nodig. De AFM houdt toezicht op informatieverplichtingen.
Kent u nog voorbeelden van andere verzekeringen waarbij kosten in rekening kunnen worden gebracht die niet op het eerste oog zichtbaar zijn bij het afsluiten van het product?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is het nog mogelijk dat verzekeraars deze verborgen kosten nog in rekening mogen brengen, terwijl er voor bijvoorbeeld vliegtickets, vakanties en concertkaartjes regels zijn over het in één oogopslag inzichtelijk maken de totale kosten voor de aankoop van een product?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om met de verzekeraars afspraken te maken die leiden tot het einde van verborgen kosten en dat alle kosten voor een (auto-)verzekering inzichtelijk zijn bij het afsluiten van het product? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het dispuut rondom Oyster Pond |
|
André Bosman (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Marlin zooms in on border dispute in St. Martin/St. Maarten Day message»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat de autoriteiten van het Franse deel van Sint Maarten inspecties hebben uitgevoerd op een bouwplaats die aan het Nederlandse deel van Sint Maarten toebehoort? Klopt het dat de Franse autoriteiten in kwestie daar geen jurisdictie hebben?
Er is een verschil van inzicht over het verloop van een deel van de landgrens tussen Sint Maarten en Saint Martin. Dat betreft in het bijzonder Oyster Pond Bay. In het Verdrag van Concordia uit 1648, dat het eiland opdeelt in een Frans en Nederlands gedeelte, wordt de grens niet specifiek afgebakend. Na de ondertekening in april 2016 van het zeegrensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek in het Caribisch gebied, is gestart met de voorbereiding van de onderhandelingen over de landgrens van Sint Maarten. Oyster Pond Bay is een binnenwater en maakt onderdeel uit van deze landgrensonderhandelingen.
Aan een steiger aan de noordzijde van Oyster Pond Bay is een restaurant (met jachthaven) gevestigd dat sinds de opening belasting afdraagt aan en functioneert onder vergunningen verleend door Sint Maarten. Tot enkele jaren geleden werd deze situatie niet betwist door Frankrijk. Om incidenten te voorkomen werd in een overleg tussen het Koninkrijk der Nederlanden, de Franse Republiek, Sint Maarten en Saint Martin in 2014 afgesproken om zolang de grens niet is vastgesteld de status quo te handhaven. Franse autoriteiten hebben op 26 oktober jl. een inspectie uitgevoerd bij werkzaamheden aan de hogergenoemde steiger. Enkele personen zijn daarbij meegenomen voor verhoor door de Franse gendarmerie. De Franse actie druist naar het inzicht van het Koninkrijk in tegen de afspraak om de status quo te handhaven.
Klopt het dat de grens tussen de Nederlandse en Franse zijde van St. Maarten rond Oyster Pond nog niet officieel is bepaald, of in elk geval niet zodanig bepaald dat beide partijen hiermee hebben ingestemd?2 Is hier sprake van een territoriaal dispuut?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de Kamer informeren over de gevolgen die het incident in kwestie heeft gehad? In hoeverre heeft het geschil invloed op de betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek?
Zowel de regering van Sint Maarten als het Koninkrijk hebben Frankrijk aangesproken op de uitgevoerde inspectie. De landgrensonderhandelingen zullen zo spoedig mogelijk worden aangevangen. De betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Frankrijk zijn uitstekend en worden niet beïnvloed door dit verschil van inzicht.
De uitzending van Rambam met als onderwerp dokteronline.nl |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u de uitzending van Rambam gezien, waarin dokteronline.nl centraal staat; een site die opereert vanuit Curaçao, waar men zonder doktersbezoek medicijnen kan bestellen?1
Ja, ik heb de uitzending gezien. Het gaat overigens om Dokteronline.com.
Staat u nog steeds achter uw uitspraak uit 2010 dat de verkoop van receptgeneesmiddelen, anders dan via internetsites die aan de hiervoor geldende eisen voldoen, «een groot risico voor de volksgezondheid» vormt?2
Ja.
Welke concrete maatregelen heeft u de afgelopen zes jaar getroffen om dit grote risico voor de volksgezondheid aan te pakken?
Om malafide aanbieders van geneesmiddelen beter aan te kunnen pakken is in 2011 de Geneesmiddelenwet gewijzigd3. Door middel van deze wijziging is het rechtstreeks te koop aanbieden van geneesmiddelen aan eindgebruikers (patiënten) door mensen die daar niet toe bevoegd zijn verboden. Handhaving wordt hiermee vergemakkelijkt omdat de handeling eenvoudig te bewijzen is.
Tevens is het mogelijk gemaakt om een overtreding van artikel 67 Geneesmiddelenwet (voorschrijven aan iemand die de voorschrijver nog nooit heeft ontmoet) bestuursrechtelijk en strafrechtelijk te sanctioneren.
Voorts is in Nederland met bona fide internetproviders een gedragscode «Notice and take down» afgesproken. Aan de internetprovider kan worden gemeld dat deze een website faciliteert met een illegale inhoud (bijvoorbeeld een website waarop geneesmiddelen te koop worden aangeboden door een aanbieder die dat niet mag). Na die melding kan de internetprovider ervoor zorgen dat de gewraakte inhoud van de website wordt verwijderd.
Daarnaast heb ik in overleg met veldpartijen sinds 2011 een Beleidsagenda vervalste geneesmiddelen opgesteld om tot een brede en samenhangende aanpak van het probleem te komen. Op 5 april 2016 heb ik u door middel van een brief4 de stand van zaken over deze beleidsagenda gestuurd.
In het kader van de richtlijn (2011/62/EU) om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen van geneesmiddelen terechtkomen gelden, sinds 1 juli 2015, extra wettelijke verplichtingen voor het online aanbieden van geneesmiddelen. In Nederland moeten aanbieders van geneesmiddelen via het internet zich aanmelden bij het CIBG-Farmatec, alvorens zij een EU-logo op hun website kunnen plaatsen. De consument kan controleren welke categorie geneesmiddelen de aanbieder mag verkopen.
Het EU-logo is onder de aandacht gebracht bij het brede publiek en ook in de meest recente publiekscampagne (Echt-of-nep.nl) is aandacht besteed aan dit logo. Deze publiekscampagne is gericht op mensen die overwegen om geneesmiddelen online aan te schaffen en krijgt een vervolg in 2017.
De afgelopen jaren zijn er meerdere publiekscampagnes gevoerd. Ter vergroting van de bewustwording bij professionals is door het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM)een module voor Farmaceutisch Therapeutisch Overleg (FTO) betreffende vervalste geneesmiddelen ontwikkeld.
In het verleden heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) specifiek gehandhaafd op betrokkenheid van artsen en apothekers die vanuit Nederland meewerkten aan Dokteronline.com. Zover bekend bij de IGZ, zijn er bij Dokteronline.com geen artsen of apothekers meer werkzaam die BIG-geregistreerd zijn en vanuit Nederland werken. De IGZ wordt beperkt in haar mogelijkheden om handhavend op te treden, omdat de exploitant van de website zelf is gevestigd op Curaçao. Naar aanleiding van de tv-uitzending van Rambam onderzoekt de IGZ opnieuw of de Nederlandse wetgeving wordt overtreden en of zij mogelijk handhavend kan optreden. De IGZ zal contact opnemen met de inspectie op Curaçao om deze casus aan de orde te stellen.
Tevens zal de IGZ de autoriteiten in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk actief informeren over de uitzending vanwege de betrokkenheid van apotheken en artsen die onder hun toezicht staan.
Erkent u dat, gelet op het feit dat alleen al de site dokteronline.nl circa 4.000 orders voor receptgeneesmiddelen per week uit Nederland verwerkt, uw aanpak is mislukt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik ben van mening dat mijn aanpak niet is mislukt. Zoals beschreven in mijn antwoord op vraag 3, zijn er de nodige acties ondernomen. Daarbij hebben consumenten ook een eigen verantwoordelijkheid en moeten zich bewust zijn van de gevaren die het kopen van geneesmiddelen op internet met zich mee kunnen brengen.
Ziet u nog steeds geen reden om onderzoek te laten doen naar het toenemend aantal drogistensites, en andere sites, die receptgeneesmiddelen aanbieden via internet en hiertegen op te laten treden? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen reden onderzoek te doen naar het toenemend aantal Nederlandse drogisten- en apothekerssites. Legale aanbieders mogen hun producten immers via internet verkopen.
De IGZ doet onderzoek naar websites die geneesmiddelen te koop aanbieden op basis van meldingen en treedt op waar dat nodig en mogelijk is. Tevens biedt de IGZ ondersteuning aan andere diensten (bijvoorbeeld Douane en Politie) bij de aanpak van illegaal aanbod van en handel in geneesmiddelen via het internet.
Klopt het dat de dubieuze werkwijze van dokteronline.nl strikt formeel gezien niet illegaal is? Zijn er apothekers of artsen, werkzaam in Nederland, die hun diensten verlenen aan dokteronline.nl? Is hier geen sprake van een strafbaar feit, conform artikel 67 van de Geneesmiddelenwet? Kunt u uw antwoord toelichten?
In Nederland gelden vanuit de Geneesmiddelenwet strenge eisen voor het te koop aanbieden, het voorschrijven en het terhandstellen van geneesmiddelen. Het is in Nederland verboden via internet geneesmiddelen voor te schrijven aan personen die de voorschrijver nog nooit persoonlijk heeft ontmoet, of die de voorschrijver niet kent of van wie de voorschrijver de medicatiehistorie niet beschikbaar heeft (artikel 67). Het is niet mogelijk de werking van deze nationale wetgeving uit te breiden tot andere landen. Op het moment dat de voorschrijvende arts of de terhandstellende apotheker niet gevestigd is op Nederlands grondgebied, kan de IGZ niet handhaven op de voorschriften uit de Geneesmiddelenwet die zich richten tot die voorschrijvende arts of ter hand stellende apotheker. De IGZ kan dan alleen de inspectiediensten van de landen benaderen waar deze arts of apotheker gevestigd is, maar dan geldt wel de wetgeving van dat land van vestiging. Dokteronline.com biedt onbevoegd geneesmiddelen te koop aan en dat is in Nederland verboden. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb aangegeven werken er momenteel (voor zover bekend) vanuit Nederland geen artsen of apothekers die BIG- geregistreerd zijn bij of in opdracht van Dokteronline.com.
Is de bewering uit de uitzending waar dat dokteronline.nl alleen levert aan landen in Europa waar dat is toegestaan?
Ik beschik niet over die informatie. Zie ook het antwoord op vraag 3, 5 en 6.
Kunt u een overzicht geven van Europese landen waar dokteronline.nl, of andere online leveranciers van receptgeneesmiddelen wel en niet mogen leveren?
Zie antwoord vraag 7.
Als het in andere landen wel mogelijk is om dergelijke praktijken tegen te gaan, waarom lukt dit in Nederland dan niet, ondanks de erkenning dat het een groot risico voor de volksgezondheid betreft?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gaat u doen om per direct de levering van receptgeneesmiddelen aan mensen die niet onder toezicht staan van een arts aan te pakken?
Zoals ik ook heb geantwoord op eerdere vragen ter zake van het lid Vermue (PvdA), ingezonden 10 november 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 770), zie antwoord op vraag 2 en 3 en bij de onderhavige vragen bij het antwoord op vraag 3,5 en 6, gelden in Nederland vanuit de Geneesmiddelenwet strenge eisen voor de terhandstelling van geneesmiddelen en het voorschrijven daarvan.
Ziekenhuizen in Limburg die operaties moeten uitstellen omdat ze door de jaarvergoeding heen zijn |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het VieCuri-ziekenhuis in Venlo/Venray de rest van het jaar minder operaties uitvoert, en dat de poli’s beperkt geopend zullen zijn?1
Ja
Klopt het dat naast het VieCuri-ziekenhuis ook het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM), het Laurentius Ziekenhuis in Roermond en het Sint Jans Gasthuis in Weert door de jaarbudgetten heen zijn?
Ik heb geen zicht op de financiële situatie van individuele ziekenhuizen. Onder alle omstandigheden vind ik het belangrijk dat de patiënt tijdig de zorg krijgt die hij nodig heeft. Het is de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis en de zorgverzekeraars om goede afspraken te maken over de patiëntenzorg en de bijbehorende financiering. Zorgverzekeraars hebben daarbij een zorgplicht richting hun verzekerden. Zonodig wordt de patiënt goed geïnformeerd doorgeleid naar een andere zorgverlener. De NZa ziet toe op naleving van deze zorgplicht.
Ten aanzien van de situatie rond het VieCuri ziekenhuis kan ik melden dat het ziekenhuis mij heeft laten weten dat de oorzaken van de aangepaste openingstijden van de polikliniek en de verminderde beschikbaarheid van het OK complex in Venlo geen enkel verband hebben met de afspraken die met zorgverzekeraars gemaakt zijn. Voor de reden van de genoemde maatregelen verwijs ik u naar de antwoorden op Kamervragen (vraag 3 en2 van het Kamerlid Bouwmeester (PvdA) over het bericht «Geld bijna op: VieCuri schort operaties op».
Met welke zorgverzekeraars hebben genoemde ziekenhuizen afspraken over budgetplafonds gemaakt? Met welke zorgverzekeraars heeft het Zuyderland ziekenhuis met locaties in Geleen, Heerlen en Kerkrade aparte afspraken gemaakt, waardoor die wel alle operaties nog kunnen bekostigen?
Ik heb geen inzicht in de individuele contractafspraken tussen ziekenhuizen en verzekeraars. In de Zuyderland-ziekenhuizen is een aantal operaties niet doorgegaan, het bereiken van het omzetplafond was ook hier niet de reden. Als voornaamste oorzaak werd genoemd dat patiënten onvoldoende kunnen doorstromen naar zorgaanbieders in de regio. Bijkomende oorzaak was dat op twee afdelingen van het ziekenhuis geen opnames mogelijk waren vanwege het Noro-virus. Overigens zijn na 1 dag de operaties hervat.
Hebben de betreffende zorgverzekeraars conform de regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten, punt 15 van de regeling, de verzekerden geïnformeerd dat er voor het jaar 2016 sprake is van een omzetplafond met het VieCuri-ziekenhuis, het AZM, het Laurentius ziekenhuis en het Sint Jans Gasthuis? Zo nee, op welke wijze heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dan toezicht gehouden? Zo nee, zijn de verzekeraars dan verplicht toch de extra verleende zorg aan de genoemde ziekenhuizen te vergoeden? Zo nee, welke rechten kunnen verzekerden aan het schenden van de informatieplicht ontlenen?
Zorgverzekeraars zijn op grond van de regelgeving van de NZa (TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten) verplicht om als zij een omzetplafond afspreken met een zorgaanbieder en deze afspraken mogelijk consequenties hebben voor de verzekerde, op de website te vermelden hoe de zorgverzekeraar omgaat met het omzetplafond, en wat de mogelijke gevolgen hiervan zijn voor de verzekerde. Ook dient de zorgverzekeraar per soort zorgaanbieder een overzicht te presenteren welke afspraken gemaakt zijn en welke mogelijke consequenties dit voor de verzekerde kan hebben.
De NZa houdt toezicht op de informatieverstrekking van de zorgverzekeraars. Het is aan de NZa om te beoordelen of hiermee aan de regeling is voldaan. Over individuele gevallen doet de NZa geen mededelingen. Maar in algemene zin heeft de NZa, net als eerdere jaren, voorafgaand aan het jaar 2016 gecontroleerd of verzekeraars hun informatieverstrekking richting hun (potentiële) verzekerden op orde hebben. Een controlepunt daarbij was onder meer de informatieverstrekking over omzetplafonds/volumeafspraken zoals neergelegd in artikel 15 van de nadere regel TH/NR-004. Ook lopende het polisjaar houdt de NZa de wijze van informatieverstrekking door zorgverzekeraars in de gaten. Dit doet zij aan de hand van signalen die zij ontvangt via haar meldpunt en door zelf onderzoek te doen. Als de NZa constateert dat een informatieverplichting wordt geschonden dan kan zij daar tegen optreden door het inzetten van haar handhavingsinstrumentarium. Verzekerden kunnen een melding bij de NZa indienen als er een informatieverplichting is geschonden door een zorgverzekeraar, ook kan een verzekerde een procedure bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering starten.
Op welke wijze hebben de betreffende verzekeraars hun verzekerden gedurende het jaar geïnformeerd over de mogelijkheid dat ze het risico zouden kunnen lopen in de tweede helft van het jaar voor niet-acute zorg niet meer in de genoemde ziekenhuizen terecht te kunnen? Welke verplichting hebben zorgverzekeraars om dit gedurende het jaar te doen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke gevolgen heeft het uitstellen van operaties en het beperkt openhouden van de poli’s voor de wachtlijsten van ziekenhuizen elders in de regio? Hoe wordt gegarandeerd dat de Treeknormen (maximaal aanvaardbare wachttijden) niet overschreden worden? Welke actie onderneemt de NZa, indien de Treeknormen niet meer gehaald worden?
Het effect van het uitstellen van operaties en het beperkt openhouden van de poli’s is niet op voorhand te voorzien. De verzekeraar heeft een zorgplicht en moet zorgen voor goede en tijdige zorg voor hun verzekerden. De zogenaamde Treeknormen zijn daarbij leidend. De NZa ziet er op toe dat zorgverzekeraars, voor de verzekerden die niet langer willen wachten dan deze normtijden, bemiddeling aanbieden bij het vinden van andere zorgaanbieders die wel binnen de gestelde normtijden zorg kunnen verlenen. Dit proces moet voor de patiënt probleemloos verlopen. Daarin hebben zowel het ziekenhuis als de zorgverzekeraar een verantwoordelijkheid.
Het bericht ‘Praktijkscholen vrezen toeloop van ander soort leerlingen’ |
|
Loes Ypma (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Praktijkscholen vrezen toeloop van ander soort leerlingen»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van de sector als de criteria voor de praktijkscholen worden afgeschaft? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wat is de reden om de criteria voor praktijkscholen af te schaffen?
Ik zie dat er vanuit het praktijkonderwijs veel zorgen zijn over het loslaten van de landelijke criteria, maar ik deel deze zorgen niet. Het uitgangspunt van passend onderwijs is dat de scholen met elkaar bepalen wat de meest passende plek is voor een leerling in die regio. Sommige leerlingen zijn gebaat bij het (voortgezet) speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs, anderen bij het reguliere onderwijs. Sinds de invoering van passend onderwijs wijzen de samenwerkingsverbanden leerlingen op een zorgvuldige en professionele wijze ondersteuning toe. Ik heb er vertrouwen in dat samenwerkingsverbanden dat ook voor het praktijkonderwijs (pro) kunnen doen. Als de criteria voor pro zijn losgelaten, kunnen samenwerkingsverbanden de criteria van pro aan laten sluiten op de criteria voor andere vormen van ondersteuning in de regio, en kan er in de regio bepaald worden op welke school een leerling het best op zijn plek is. Hierdoor zullen samenwerkingsverbanden nog beter in staat zijn maatwerk te leveren.
Bij de invoering van passend onderwijs was men overigens ook bang voor een grote toeloop van leerlingen uit het (voortgezet) speciaal onderwijs naar het reguliere onderwijs. Dit is niet gebeurd. Dat neemt niet weg dat ik de zorgen uit het praktijkonderwijs serieus neem. Ik houd rekening met deze zorgen in het verdere traject.
In de negende voortgangsrapportage passend onderwijs heb ik aangegeven dat ik de invulling van het loslaten van de criteria lwoo en pro in samenhang bekijk met het besluit over de verdeling van de middelen, en dat er meer tijd nodig is voor dit besluit.2 Ik spreek op dit moment dan ook met de sectororganisaties, de vo-scholen en samenwerkingsverbanden over een nieuwe bekostigingssystematiek en over het loslaten van de criteria. In het voorjaar van 2017 wordt een voorstel uitgewerkt en een wetsvoorstel opgesteld, dat door het volgende kabinet kan worden ingediend bij de Tweede Kamer.
Hoe verhoudt deze maatregel zich tot het amendement Ypma c.s. op de Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs2 en hoe wordt uitvoering gegeven aan dit amendement?
Het amendement Ypma c.s. heeft de mogelijkheid tot opting out voor het pro uit het wetsvoorstel Integratie lwoo en pro in passend onderwijs gehaald. 4 Opting out zou het voor samenwerkingsverbanden mogelijk maken om vooruit te lopen op de beslissing om de criteria voor pro op termijn los te laten. Door het amendement is het op dit moment dus niet mogelijk de criteria voor het pro los te laten. Wel kunnen samenwerkingsverbanden sinds 1 januari 2016 kiezen voor opting out voor de criteria en duur van de toewijzing van lwoo en voor de lwoo-licenties.
Deelt u de mening dat het praktijkonderwijs op dit moment ruimte biedt aan een specifieke groep kwetsbare leerlingen en dat deze leerlingen intensief begeleid moeten worden naar een betaalde baan? Zo ja, deelt u dan tevens de mening dat deze begeleiding onder druk komt te staan wanneer hier leerlingen bijkomen met ernstige gedragsproblematiek zonder dat de praktijkscholen hierop ingericht zijn en er voldoende ondersteuning is in de klas? Zo nee, waarom niet?
Het pro bedient juist een brede groep leerlingen, die via een maatwerkprogramma naar de arbeidsmarkt worden begeleid of naar een vervolgopleiding. Het onderwijsaanbod afstemmen op de mogelijkheden en behoeften van de leerling en deze uit te laten stromen op zijn/haar niveau is de kracht van het pro. Dat kan uitstroom zijn naar een baan. Maar we zien ook dat een aanzienlijk deel van de leerlingen na het pro succesvol weet door te stromen naar het mbo.5
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, is het uitgangspunt van passend onderwijs dat scholen samen beslissen wat de meest passende plek is voor een kind. Het samenwerkingsverband faciliteert bovendien de betreffende school voor het bieden van ondersteuning. Dat kan, ook voor leerlingen met ernstige gedragsproblematiek, het pro zijn.
Het samenwerkingsverband heeft de wettelijke plicht om een dekkend aanbod te hebben voor álle leerlingen: zowel voor de leerlingen met ernstige gedragsproblematiek als voor de leerlingen in het pro. Hiertoe stelt elke school een ondersteuningsprofiel op, waarin zij aangeeft welke ondersteuning de school kan leveren. Een pro-school kan aangeven dat zij deze leerlingen de juiste ondersteuning kunnen bieden, en in het samenwerkingsverband afspraken maken over extra bekostiging voor deze leerlingen. Zoals ik al aangaf in het antwoord op vraag 3, verwacht ik niet dat leerlingen met ernstige gedragsproblematiek in grote mate naar het praktijkonderwijs zullen worden doorverwezen.
Bent u voornemens om de instroom van leerlingen van cluster-4 scholen te beperken of te voorkomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat de leerlingen met gedragsproblematiek voldoende ondersteuning krijgen in de klas en hoe gaat u ervoor zorgen dat ook de reguliere leerlingen binnen de praktijkschool voldoende aandacht krijgen?
Nee. Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 3, wijzen de samenwerkingsverbanden leerlingen op een zorgvuldige en professionele wijze ondersteuning toe. Ik ga er vanuit dat samenwerkingsverbanden dat ook voor het praktijkonderwijs doen.
Op welke manier gaat u zich inzetten om die zorgen binnen de sector weg te nemen en daarmee samen met de praktijkscholen de begeleiding van deze kwetsbare groepen leerlingen te garanderen?
Ik ben, samen met de VO-raad, in gesprek met de scholen en samenwerkingsverbanden over de verdere inpassing van lwoo en pro in passend onderwijs. In het najaar hebben het Steunpunt passend onderwijs vo en ik hiertoe drie regionale bijeenkomsten georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten is er gesproken over een nieuwe bekostigingssystematiek en de mogelijke invulling en gevolgen van het loslaten van de criteria voor lwoo en pro. Deze bijeenkomsten hebben een aantal bespreekpunten opgeleverd waarover ik de komende periode verder in gesprek ga met onder andere de VO-raad en de sectorraad praktijkonderwijs. De zorgen van de pro-scholen over het loslaten van de criteria maken daar onderdeel van uit.
Gesubsidieerde anti-Zwarte Piet-activisten |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichten «deBuren stelt Pietenpact voor»1 en ««Hollands gedram» over Piet valt slecht in Vlaanderen»2?
Ja.
Wat vindt u ervan dat het Vlaams-Nederlands Huis deBuren, als verbindende organisatie voor twee verschillende landen, nu als eenzijdig politiek vehikel gebruikt wordt om oorlog te voeren tegen Zwarte Piet, waarbij tevens onze zuiderburen worden geschoffeerd?
Het Vlaams-Nederlands Huis deBuren is een centrum voor maatschappelijk en cultureel debat dat met het Pietenpact discussie wil stimuleren over een oplossingsrichting voor de figuur van Zwarte Piet. Samen met onderwijs- en omroeporganisaties doet het centrum een aanbeveling aan maatschappelijke en culturele organisaties om Piet te ontdoen van zijn negatieve stereotyperingen, die kwetsend kunnen zijn voor mensen. DeBuren heeft niet de intentie om mensen die het Sinterklaasfeest met inzet en vreugde vieren, als racistisch te bestempelen. Dat neemt niet weg dat groepen de figuur van Zwarte Piet als discriminerend kunnen ervaren. DeBuren heeft aangegeven dat het de Sinterklaastraditie met Piet wil behouden door hem mee te laten gaan met zijn tijd om het zo een feest voor iedereen te laten zijn. Ook in Nederland hebben de NTR en RTL alternatieve Piet-figuren geïntroduceerd. Critici van het Pietenpact zullen door deBuren in een open gesprek worden gehoord, om te vernemen waaraan zij aanstoot nemen.
Bent u bereid om per direct de subsidie te stoppen, deBuren aan te spreken op hun politieke stellingname met Nederlands én Vlaams belastinggeld en ze in de toekomst niet meer van subsidie te voorzien?
DeBuren is een zelfstandige organisatie. Het organiseren van debatten over maatschappelijke vraagstukken die in Vlaanderen en Nederland leven, is een expliciet onderdeel van de opdracht aan DeBuren. Als er commotie over een dergelijk debat ontstaat, is dat nog geen reden de subsidie in te trekken.
Aan uw verzoek geef ik geen gehoor;
de subsidie gaat dus gewoon door.
Wilt u deze vragen voor 5 december a.s. beantwoorden?
Uiteraard ben ik bereid, u voor die tijd antwoord te sturen op uw vragen over DeBuren.